Veelgestelde vragen 1. Welke inrichtingen1 vallen onder de AmvB2 NOx-emissiehandel?
Voor inrichtingen met verbrandingsinstallaties geldt dat het totale thermische vermogen3 van de verbrandingsinstallaties meer dan 20 MWth moet zijn. Voor inrichtingen met procesinstallaties geldt dat de totale productie van de procesinstallaties boven een specifieke productiegrens moet zitten. Deze grenzen zijn per proces door de Stuurgroep NOx-emissiehandel vastgesteld en zullen ook in de AMvB NOx-emissiehandel opgenomen worden. Inrichtingen die aan de genoemde criteria voldoen, vallen onder de AMvB NOx-emissiehandel. Dit betekent dat al deze inrichtingen moeten voldoen aan de prestatienorm, de monitorings- en verificatieverplichtingen en de andere eisen die de Wet Milieubeheer en de daarop gebaseerde AMvB NOx-emissiehandel stelt.
2. Worden inrichtingen die voldoen aan de criteria verplicht om aan NOxemissiehandel mee te doen?
Nee, inrichtingen worden niet verplicht om deel te nemen aan emissiehandel. Inrichtingen die onder de AMvB NOx-emissiehandel vallen, moeten wel aan de verplichtingen van die AMvB voldoen. Ze kunnen daarbij echter zelf de keuze maken hoe ze dat doen. Óf ze voldoen aan de prestatienorm door het nemen van maatregelen in de eigen inrichting, óf ze doen dit door deel te nemen aan de handel in emissierechten. In het laatste geval laten ze het treffen van NOxreducerende maatregelen over aan andere inrichtingen. Als een inrichting die onder de AMvB NOx-emissiehandel valt door het treffen van NOxreducerende maatregelen beter presteert dan de prestatienorm, hoeft deze dus niet te handelen. Zo’n inrichting is niet verplicht om zijn overschot aan emissierechten van de hand doen. Hij kan elk jaar een bepaald percentage van zijn emissieruimte4 van dat jaar sparen: in 2004 10%, in 2005 7% en vanaf 2006 5%5. Als een inrichting een hogere emissie heeft dan op basis van de prestatienorm is toegestaan, is deze wel verplicht om emissierechten bij te kopen. Zo’n inrichting kan ook nog gebruik maken van de beperkte mogelijkheid om rechten te lenen uit het emissiebudget voor het volgende jaar. Deze mogelijkheid is beperkt: in 2004 mag er maximaal 10% geleend worden van de emissieruimte die een inrichting in dat jaar heeft. In 2005 en vanaf 2006 liggen deze percentages op respectievelijk 7% en 5% van de emissieruimte in het betreffende jaar.
3. Wat worden de prestatienormen waaraan inrichtingen moeten voldoen? Voor de verbrandingsinstallaties geldt in 2004, als de wetgeving formeel van kracht wordt, een prestatienorm van 65 gram NOx per Gigajoule verbruikte energie (g/GJ). In 2005 is de norm vastgesteld op 61 g/GJ, in 2006 op 59 g/GJ en in 2007 op 57. Van 2007 – 2010 daalt de Bedrijfslocatie zoals deze gedefinieerd is in de Wet Milieubeheer. Algemene Maatregel van Bestuur 3 Het thermische vermogen (MWth) is de warmte-inhoud (MJ) van de maximale hoeveelheid brandstof, gebaseerd op de onderwaarde van de brandstof, die in een installatie per seconde (s) kan worden ingezet. 4 De emissieruimte van een inrichting is het aantal kg NO dat deze mag uitstoten. Deze wordt berekend door de x prestatienorm van dat jaar te vermenigvuldigen met het brandstofverbruik. Een inrichting met verbrandingsemissies die in 2004 10.000.000 GJ brandstof verbruikt, heeft op basis van de prestatienorm van 65 g/GJ een emissieruimte van 650.000.000 g NOx, dus 650 ton NOx. Als deze inrichting naast verbrandingsinstallaties ook één of meer procesinstallaties heeft, wordt de emissieruimte van de procesemissies bij die van de verbrandingsemissies opgeteld. Stel dat de prestatienorm voor een proces in de inrichting 100 kg/ton productie bedraagt en in dat jaar de totale productie van dat proces 500.000 ton was. De emissieruimte voor de procesemissies is dan 50 ton, zodat de totale emissieruimte voor de inrichting in dat jaar 650 + 50 = 700 ton is. 5 Voorbeeld: de inrichting hierboven heeft voor 2004 een emissieruimte van 700 ton. Dit betekent dat deze inrichting maximaal 10% x 700 ton = 70 ton mag lenen van zijn budget van 2005 of mag sparen voor het gebruik in 2005. 1 2
prestatienorm met 2,25 g/GJ per jaar, zodat deze in 2010 neerkomt op 50 g/GJ. Voor procesinstallaties gelden vergelijkbare prestatienormen, maar dan in gram NOx per ton productie van dat proces. Deze normen zijn voor elk proces apart vastgesteld, maar lopen parallel aan de prestatienormen voor verbrandingsinstallaties. Een overzicht van de normen voor procesinstallaties is aan het einde van dit stuk te zien. Omdat de prestatienorm relatief6 is, is het niet zeker dat de absolute norm van 55 kiloton totale NOx-uitstoot in 2010 bereikt wordt. Immers, het brandstofverbruik in 2010 kan hoger zijn dan nu voorzien wordt. Daarom zijn de prestatienormen die door de Stuurgroep NOx-emissiehandel zijn vastgesteld voor de jaren 2007 – 2010, voorlopig. Als bij de evaluatie in 2006 van de gerealiseerde uitstoot in 2005 blijkt dat met de prestatienorm van 50 g/GJ in 2010 de absolute norm van 55 kiloton niet gehaald wordt, zullen de prestatienormen voor de periode 2007 – 2010 worden aangescherpt. Daarbij geldt wel dat die aanscherping niet verder zal gaan dan een prestatienorm van 40 g/GJ in 2010. Lager komt de prestatienorm in 2010 dus niet te liggen, ook al zou met die norm de 55 kiloton worden overschreden. De evaluatie in 2006 geldt zowel over de verbrandings- als de procesemissies. Als blijkt dat de norm van 55 kiloton in 2010 niet gehaald wordt, worden ook de prestatienormen voor de procesemissies in g/ton product naar beneden bijgesteld. De bijstelling gebeurt in dat geval parallel aan de normen van de verbrandingsemissies.
4. Wat moet ik doen om op tijd klaar te zijn voor NOx-emissiehandel?
Van alle inrichtingen die onder de AMvB vallen, wordt verwacht dat ze in 2003 een monitoringsprotocol (zie vraag 5) inleveren. Uit de studies die verricht zijn door de Werkgroep Monitoring blijkt dat een flink deel van de inrichtingen nog veel werk moeten verrichten om een volwaardig monitoringsprotocol te maken dat op goedkeuring door de Emissie-autoriteit (zie vraag 6) kan rekenen. De basisgegevens die voor de invulling van het monitoringsprotocol nodig zijn, liggen bij veel inrichtingen namelijk niet meteen voor het grijpen. Ze zijn verspreid over verschillende documenten. Het opstellen van een monitoringsprotocol vereist dat inrichtingen die informatie verzamelen, groeperen, structureren, en waar nodig aanvullen. Om in 2003 nog een protocol in te dienen dat aan de eisen voldoet, is het nodig dat de inrichtingen ruim van tevoren beginnen en voldoende tijd vrijmaken. Meer hierover is te vinden in het eindrapport van de werkgroep Monitoring NOx-emissiehandel. Dit is te verkrijgen via de link na vraag 11.
5. Wat staat er in een monitoringsprotocol? Inrichtingen moeten op basis van de nieuwe wet- en regelgeving rond NOx-emissiehandel beschikken over een monitoringsprotocol dat door de Emissie-autoriteit (zie vraag 6) goedgekeurd is. Een monitoringsprotocol geeft in een notendop weer welke installaties in de inrichting NOx uitstoten, in welke grootteklasse deze installaties vallen, welke meetverplichting daarvoor zal gelden, hoe de NOx-uitstoot voor de betrokken installatie gemeten gaan worden, met welke frequentie wordt gemeten en hoe de meetgegevens verzameld, verwerkt en intern gerapporteerd worden. Concreet gaat het dus om de technische gegevens van de installaties, de manier van monitoren, de verantwoordelijke persoon per installatie en voor de hele inrichting, etc. Meer hierover is te vinden in het eindrapport van de Werkgroep Monitoring, dat op de website staat. De werkconferentie van 23 april is geheel aan monitoring gewijd. Een protocol is nodig omdat het in het systeem van NOx-emissiehandel essentieel is om te weten wat de werkelijke NOx-uitstoot is. De inrichtingen moeten namelijk precies weten of ze NOxrechten kunnen verkopen of rechten zullen moeten bijkopen. Daarbij is het essentieel dat inrichtingen de NOx-uitstoot op dezelfde manier meten.
6
Gerelateerd aan het brandstofverbruik bij verbrandingsemissies en aan de productie bij procesemissies.
6. Wat is de Emissie-autoriteit en wat doet deze organisatie?
De Emissie-autoriteit (EA) is een nieuwe organisatie die als zogenaamd Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO) in opdracht van de minister van VROM verantwoordelijk is voor het toezicht op de wet- en regelgeving rond NOx-emissiehandel, de handhaving ervan en het opleggen van sancties als de wet overtreden wordt. De EA wordt ‘bij wet’ opgericht: in de wettelijke bepalingen wordt precies omschreven wat de opdracht aan de EA is en hoe deze organisatie moet functioneren. De Emissie-autoriteit kan het toezicht en de handhaving waarmaken aan de hand van twee documenten die elke inrichting bij de Emissie-autoriteit moet indienen, namelijk het monitoringsprotocol en het emissiejaarrapport. Het monitoringsprotocol is in vraag 5 de revue gepasseerd. Aan de hand hiervan moeten inrichtingen hun NOx-uitstoot monitoren. Het emissiejaarrapport is een rapport waarin de gerealiseerde uitstoot van de inrichting over het voorgaande jaar is opgenomen. Dit moet uiterlijk voor 1 april van het volgende kalenderjaar bij de EA worden ingediend. Deze beoordeelt het emissiejaarrapport op volledigheid en juistheid. Verder houdt de Emissie-autoriteit per inrichting het saldo van de gekochte, verkochte, geleende en gespaarde emissierechten bij. De EA kan bij overtreding van de bepalingen van de wet, bijvoorbeeld in het geval van een hogere uitstoot dan waarvoor de inrichting rechten heeft, aan de inrichting bepaalde sancties en in een uiterste geval een bestuurlijke boete opleggen. Beroep tegen beslissingen van de Emissie-autoriteit is te allen tijde mogelijk op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht. Kortom, de Emissie-autoriteit heeft vier hoofdtaken: het goedkeuren van de monitoringsprotocollen, het jaarlijks goedkeuren van de emissiejaarrapporten, het per inrichting bijhouden van het saldo aan emissierechten en het eventuele opleggen van sancties.
7. Wat is externe verificatie en waarom moet er geverifieerd worden? In het emissiejaarrapport (zie vraag 6) legt een inrichting verantwoording af voor de NOx-uitstoot van het afgelopen kalenderjaar en over de manier waarop die uitstoot volgens het monitoringsprotocol is gemonitord. Deze verantwoording door de inrichting moet worden gecontroleerd op juistheid en volledigheid. Daarom moet het emissiejaarrapport met de emissies van het afgelopen jaar door een extern en onafhankelijk bureau worden geverifieerd, voordat het uiterlijk op 1 april bij de Emissie-autoriteit wordt ingediend. Externe verificatie wil dus zeggen dat een extern, daartoe gecertificeerd bureau de gegevens die in het emissiejaarrapport staan, naloopt en de uitgevoerde monitoring vergelijkt met de eisen en procedures die in het monitoringsprotocol staan vermeld. Het bureau zet zijn handtekening onder het verslag als bewijs dat het, voor zover dat binnen de eisen mogelijk is, heeft gecontroleerd of de uitstootgegevens in het emissiejaarrapport kloppen. Externe verificatie is nodig omdat inrichtingen met het systeem van emissiehandel zelf verantwoordelijk worden voor de rapportage van de uitstootgegevens. Externe verificatie is een logisch onderdeel in het systeem van het afleggen van verantwoording voor wat men heeft gedaan. Binnen de nieuwe verantwoordelijkheidsverhouding tussen inrichtingen en de overheid zou het niet passen dat de uitstootgegevens op dezelfde manier als voorheen door de overheid zouden worden gevalideerd. De inrichting wordt verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van de monitoring en de verslaglegging daarvan. Het hoort bij deze verantwoordelijkheid om betrouwbare gegevens aan de Emissie-autoriteit over te leggen. De verificatie door een onafhankelijke, externe deskundige is de waarborg dat de verstrekte uitstootgegevens volledig zijn en qua betrouwbaarheid en nauwkeurigheid overeenstemmen met de eisen in het monitoringsprotocol.
8. Wanneer krijg je als inrichting een bestuurlijke boete?
Er kunnen verschillende redenen zijn voor het opleggen van bestuurlijke boetes aan inrichtingen. Voorbeelden zijn een te laat ingediend monitoringsprotocol of emissiejaarrapport en het
ontbreken van gegevens in een monitoringsprotocol of emissiejaarrapport. Inrichtingen zullen van de Emissie-autoriteit - binnen marges - de gelegenheid krijgen om tekortkomingen in het monitoringsprotocol of het emissiejaarrapport aan te vullen voordat er boetes worden uitgedeeld. De boetes zullen in hoogte verschillen, maar zullen in ieder geval hoog genoeg zijn om overtreding zeer onaantrekkelijk te maken. Het systeem van emissiehandel vereist een strenge en effectieve handhaving.
9. Waarom wordt het systeem van NOx-emissiehandel ingevoerd?
Het is gebleken dat de Nederlandse doelstelling van 55 kton in 2010 onhaalbaar is met de conventionele instrumenten. Nederland is internationaal bepaalde verplichtingen tot emissiereductie aangegaan, zoals het Gotenburg Protocol, de Europese Richtlijn over nationale emissieplafonds. Deze verplichtingen zijn vertaald in taakstellingen voor de verschillende bedrijfssectoren en vervolgens binnen de sector industrie in een taakstelling voor de bedrijven die deze uitstoot veroorzaken. Het is hard nodig dat de NOx-uitstoot in Nederland en Europa fors wordt gereduceerd. De schadelijke gevolgen van de NOx-uitstoot, de uitstoot van ammoniak naar de lucht en de belasting van stikstof naar het oppervlaktewater, hebben grote gevolgen voor de biodiversiteit. Onderzoek heeft aangetoond dat zowel in Europa als wereldwijd (India, China) twee tot vier keer zoveel NOx en reactief N7 wordt uitgestoten als de ecosystemen aankunnen. NOx-emissiehandel biedt het voordeel dat de nodige emissiereducties en dus de beoogde milieukwaliteit kunnen worden gerealiseerd tegen de laagst mogelijke kosten. Immers, de reducties worden gerealiseerd bij installaties waarbij de reductiekosten relatief laag zijn. Inrichtingen waarvan de reductiekosten relatief hoog zijn, krijgen een financiële prikkel om, als ze de reductie niet zelf kosteneffectief kunnen realiseren, deze te kopen van inrichtingen die wel relatief goedkoop hun emissies kunnen reduceren.Voor deze laatste inrichtingen is het immers goedkoper om zelf hun emissies te reduceren dan aan de norm te voldoen door emissierechten te kopen. Door hun reducties hebben ze emissierechten over, die ze kunnen verkopen aan inrichtingen die hoge kosten moeten maken om hun emissies te reduceren. Op die manier verdienen de inrichtingen die in emissiereducties hebben geïnvesteerd een deel van hun investeringen terug. Tegelijkertijd worden inrichtingen die niet of niet op dat moment willen of kunnen investeren in concrete maatregelen in staat gesteld om via de aankoop van emissierechten relatief goedkoop hun aandeel in de benodigde emissiereducties te realiseren.
10. Wordt NOx-emissiehandel door de monitorings- en verificatiekosten niet duur?
De verscherpte eisen voor monitoring en de plicht tot externe verificatie van het emissiejaarrapport brengen inderdaad kosten met zich mee die er tot op heden nog niet waren. Aan de andere kant zouden ook los van emissiehandel de eisen voor monitoring via het BEES8 en de LCPD9 al worden aangescherpt. De strengere eisen aan monitoring zijn dus niet alleen aan NOx-emissiehandel toe te schrijven. Bovendien zijn de extra kosten voor monitoring en voor verificatie nodig om het systeem van NOx-emissiehandel goed te laten functioneren. Inrichtingen moeten in het systeem van emissiehandel zoveel mogelijk gelijk behandeld worden. Ze moeten dus op dezelfde manier verantwoording afleggen van hun uitstoot. Dat houdt in dat men op dezelfde manier de uitstoot monitort en dat op dezelfde manier wordt vastgesteld dat de uitstootgegevens kloppen. Dat zijn de randvoorwaarden van het systeem. Deze eisen stellen ook bepaalde voorwaarden aan het
7 Hiermee wordt bedoeld stikstof in reactieve vorm, dat een groot aantal verschillende verbindingen met andere stoffen aan kan gaan, zoals met zuurstof NO,, NO2, NO3 en waterstof zoals NH3 en NH4. Elk van die verbindingen heeft zijn eigen schadelijke effecten. 8 Besluit Emissie-eisen Stookinstallaties 9 Large Combusting Pland Directive
functioneren van de overheid, maar overigens ook aan het functioneren van de bedrijven en aan de manier waarop overheid en bedrijven met elkaar omgaan. Als het systeem goed functioneert, levert het voor de overheid de gewenste emissiereductie op, terwijl bedrijven deze reducties op de goedkoopste manier kunnen realiseren. Onderzoek heeft uitgewezen dat het financiële voordeel voor bedrijven van NOx-emissiehandel de kosten van monitoring en verificatie ruimschoots goedmaakt.
11. Welke monitorings- en emissie-eisen gelden voor inrichtingen die niet meedoen aan NOx-emissiehandel omdat ze niet aan de criteria voldoen?
Voor de bedrijven en inrichtingen die niet onder de wet- en regelgeving over NOx-emissiehandel vallen, blijven de eisen gelden die in het BEES, het BLA of de milieuvergunning zijn vastgelegd. Het ziet er naar uit dat ook deze eisen voor kleinere installaties zullen worden aangescherpt. Een overzicht van alle studies die zijn uitgevoerd voor NOx-emissiehandel en alle relevante rapporten is te vinden via de link http://www.noxemissiehandel.nl/pub/bscw.cgi/0/1432. Voor vragen en opmerkingen kunt u mailen naar
[email protected].
Bijlage: prestatienormen voor procesemissies10 Proces
IJzer en Staal (PSR/ton ruw staal) Elektrostaal (PSR/ton staal) Aluminium (PSR/ton aluminium) Zink (PSR/ ton zink) Anodeproductie (PSR/ton anode) Cement (PSR/ton klinker) Salpeterzuur11 (PSR/ton salpeterzuur 100%) Caprolactam (PSR/ton caprolactam) Magnesiumoxide (PSR/ton MgO2) Carbon Black (PSR/ton carbon black) Siliciumcarbide (PSR/ton siliciumcarbide) Actieve koolproductie (PSR/ton actief kool) Fosfaatproductie - Fosfor (PSR/ton fosfor) - Fosforzuur (PSR/ton zuur) - Natriumtripolyphosphaat (PSR/ton NTPP) Emailleer/glasfritten - Continu-ovens (PSR/ton fritten) - Trommelovens (PSR/ton fritten) Glasproductie12 - Vlakglas (PSR/ton vlakglas) - Verpakkingsglas (PSR/t verpakkingsglas) - Speciaal glas13 (PSR/ton speciaal glas)
10
11 12
13
14
Basisgegevens ’95 PSR 2010 PSR 2004 0,62x Emissies Emissief 0,75x factor95 actor factor95 (E95)/ ton 5485 0,90 0,56 0,68 47 0,17 0,11 0,13 611 2,83 1,75 2,12 22 0,10 0,06 0,08 283 0,68 0,42 0,51 1630 2,20 1,36 1,65 2992 1,30 0,81 0,98 165 0,82 0,51 0,62 854 6,70 4,15 5,03 1245 9,50 5,89 7,13 110 1,78 1,10 1,10 205 6,37 3,95 4,78 251 39 118
3,20 0,58 0,75
1,98 0,36 0,47
2,40 0,44 0,56
84 50
2,15 9,73
1,33 6,03
1,61 7,30
1210 2793 818
6,20 3,00 4,70
3,84 1,86 2,91
14
De bovenstaande gegevens wijken op onderdelen af van eerdere opgaven, omdat sinds de besluitvorming door de Stuurgroep op 9 oktober 2001 nieuwe gegevens van de bedrijven werden aangeleverd, samen met de onderbouwing ervan. De emissiegegevens zijn gecontroleerd door de provincies. De productiegegevens zijn ontleend aan de jaarverslagen of apart verstrekt door de betrokken bedrijven en gecontroleerd door de accountant van het betrokken bedrijf. Salperterzuurproductie: de productiegegevens van 1995 zijn marginaal bijgesteld op grond van een nieuwe productie-opgave van één bedrijf. Glasovens zijn een lange tijd, dat wil zeggen een periode van 6-8 jaar en vaak zelfs een periode van 10 jaar en langer, continu in bedrijf. Daarom kunnen maatregelen en voorzieningen bij de glasovens alleen worden getroffen bij een grote revisie. Omdat deze vaak leidt tot een compleet nieuwe oven, vindt de toetreding tot het systeem van NOx-emissiehandel plaats per oven, ná elke grote revisie van de oven en na het van kracht worden van de AMvB NOx-emissiehandel. Dat houdt in dat vanaf dat moment voor die nieuwe of gemodificeerde oven meteen de PSR 2010 van kracht wordt. Ovens waarbij vóór het van kracht worden van de AMvB een grote revisie met significante de-NOx-maatregelen heeft plaatsgevonden, treden direct toe tot het systeem. Ovens die na 2010 een grote revisie zullen ondergaan, zullen ook pas na 2010 toetreden tot het systeem van de NOxemissiehandel. Dan gelden de PSR-waarden van 2015, die waarschijnlijk in 2006 vastgesteld zullen worden. Tussen het IPO en VROM moeten nog nadere afspraken worden gemaakt over de manier waarop per oven de overgang van het huidige regime voor de ‘oude’ glasovens naar het nieuwe regime voor de omgebouwde ovens in de praktijk geregeld gaat worden. Speciaal glas: per kg nitraattoevoeging per ton glas wordt de waarde met 0,5 kg NOx/ton speciaal glas verhoogd. Voor nieuwe ovens of ovens die gemodificeerd zijn, geldt de PSR 2010 vanaf het moment van revisie/ingebruikname.