A
Veelgebruikte DOSopdrachten en de opdrachtprompt
A.1
Inleiding
De belangrijkste gebruikersinterface in het DOS-tijdperk was de opdrachtregelomgeving. Andere benamingen hiervoor zijn ook wel opdrachtprompt, command prompt of command line. De opdrachtprompt speelt nog steeds een belangrijke rol in het leven van de computertechnicus, zelfs in het Windows-tijdperk. Zeker als we later ook met andere besturingssystemen zoals Linux aan de slag willen, is het belangrijk om de meest gebruikte opdrachten te kennen. Veel opdrachten die in DOS worden gebruikt, zijn kort en gebaseerd op Engelse woorden. Zo kunnen ze toch nog redelijk snel worden geleerd en goed worden onthouden. Natuurlijk is het werken met een tekstgeoriënteerd besturingssysteem minder eenvoudig dan het aanwijzen, likken en slepen binnen een grafisch besturingssysteem. De meeste ‘gewone’ gebruikers zullen dan ook blij zijn dat ze geen cryptische opdrachten meer uit hun hoofd hoeven te leren. Voor de ervaren ICT-medewerker zijn veel opdrachten echter sneller via een DOSopdracht uit te voeren (bijvoorbeeld het starten van een service, het uitvoeren van een netwerkhandeling), dan via het klikken en selecteren van opties in tientallen verschillende dialoogvensters. Terzijde Wanneer Windows faalt (niet meer wil opstarten), is het gebruik van de opdrachtregelomgeving vaak een van de beste manieren om toegang te krijgen tot de pc. We kunnen dan trachten de installatie te herstellen of belangrijke gegevens veilig te stellen. In Windows 9x kan gebruik worden gemaakt van
opmaak software deel 5.indd 581
26-05-2009 09:54:50
582
I n sta l l a ti e softw ar e 3
de opstartdiskette om toegang te krijgen tot een DOS-prompt. Windows 2000 en Windows XP kennen de optie Veilige modus met opdrachtprompt om problemen te verhelpen. Ook kan binnen deze besturingssystemen gebruik worden gemaakt van de herstelconsole. Zo kunnen we ook in deze besturingssystemen teruggrijpen op een DOS-prompt om te proberen de problemen te verhelpen. Voor het werken met de opdrachtprompt is één bestand erg belangrijk: COMMAND.COM. Dit is het programma dat de opdrachtregelomgeving feitelijk toont. COMMAND.COM wordt ook wel de shell van DOS genoemd. In het vorige hoofdstuk hebben we al gezien dat dit het laatste programma is dat tijdens het booten wordt geladen. Na het laden van COMMAND.COM staat de computer te wachten op invoer van de gebruiker. Natuurlijk: na COMMAND. COM wordt ook een eventueel aanwezig AUTOEXEC.BAT uitgevoerd, na uitvoering van dit bestand wordt het commando echter weer overgedragen aan COMMAND.COM. In de volgende paragraaf kijken we als eerste naar deze opdrachtverwerker. A.2
De werking van COMMAND.COM
COMMAND.COM is de opdrachtverwerker van DOS. Dit bestand kijkt of de getypte opdrachten geldige DOS-opdrachten zijn en probeert de opdrachten uit te voeren. Als géén geldige opdracht wordt ingevoerd of we maken per ongeluk een typefout, toont COMMAND.COM een foutboodschap op het scherm. Enkele van die foutboodschappen komen in paragraaf A.7 nog aan de orde. COMMAND.COM bevat de interne opdrachten van DOS. Dit zijn opdrachten waarvoor geen extra programma’s of bestanden nodig zijn om ze te kunnen uitvoeren. Tabel A.1 geeft een overzicht van alle interne commando’s die DOS kent. Tabel A.1 De interne opdrachten van DOS
opmaak software deel 5.indd 582
COMMAND
MD (of MKDIR)
CD (of CHDIR)
PATH
CHCP
PROMPT
CLS
RD (of RMDIR)
COPY
REN (of RENAME)
26-05-2009 09:54:50
A Veel g eb ru i k te DO S - o pdr a c ht e n e n de o pdr a c ht pr o m pt
COPY CON
SET
CTTY
TIME
DATE
TYPE
DEL (of ERASE)
UNLOCK
DIR
VER
EXIT
VOL
583
LOCK
De belangrijkste interne opdrachten komen verderop nog aan de orde. Voor ons werk zijn niet alle opdrachten even belangrijk. Een opdracht als CTTY (Change Terminal Type) zullen we zelden of nooit hoeven te gebruiken. Deze stamt echt nog uit de allereerste begindagen van de computer. A.2.1 Externe DOS-opdrachten Externe opdrachten zijn opdrachten die in feite door losse programma’s worden uitgevoerd. COMMAND.COM roept het programma met de betreffende naam aan. Zij zijn als aparte bestanden op schijf aanwezig en hebben de extensie .COM of .EXE. Er zijn meer dan 150 verschillende externe DOS-opdrachten, we noemen ze hier niet allemaal. De bekendste en meest gebruikte externe opdrachten zijn bijvoorbeeld DELTREE, XCOPY, MOVE, UNDELETE en DISKCOPY. In feite zijn dit de eerste ‘tools’ voor het besturingssysteem. Ze zijn immers niet noodzakelijk om het besturingssysteem goed te kunnen laten werken, maar zijn wel buitengewoon praktisch om handig met DOS te kunnen werken. Terzijde De meeste externe opdrachten zijn handige uitbreidingen van interne opdrachten. Met de (interne) opdrachten DEL en RD kunnen we bijvoorbeeld bestanden en directory’s verwijderen. Dit is echter een hele klus als het om veel bestanden gaat. De (externe) opdracht DELTREE maakt het ons in dat geval een stukje makkelijker en verwijdert met één opdracht een directory en alle subdirectory’s en bestanden daarin. Ditzelfde principe geldt ook voor andere externe opdrachten. Een overzicht van alle externe opdrachten die DOS kent, is erg eenvoudig op te vragen. Met de opdracht DIR voor de directory C \DOS krijgen we een compleet overzicht van alle externe op-
opmaak software deel 5.indd 583
26-05-2009 09:54:50
584
I n sta l l a ti e softw ar e 3
drachten (zie ook boven in figuur A.1). De opdrachtnaam, gevolgd door de switch /? geeft in de meeste gevallen extra uitleg over een opdracht. De ruimte in dit boek schiet tekort om alle externe opdrachten te behandelen (ze zijn ook niet allemaal even belangrijk). Op internet en in de MS-DOS-naslagwerken is eventueel meer informatie te vinden. Figuur A.1 Met DIR is een overzicht van alle externe DOS-opdrachten opgevraagd (boven); met de switch /? wordt extra uitleg over DELTREE getoond
A.3
Bestandsnamen en bestandsbeheer
Een belangrijke taak van het besturingssysteem is de organisatie van alles wat bewaard wordt. Daarom kent elk besturingssysteem een aantal onderhoudsopdrachten. Hiermee kunnen bijvoorbeeld bestanden gekopieerd, verplaatst en verwijderd worden. In deze paragraaf kijken we naar de wijze waarop bestandsnamen in DOS worden opgebouwd en op welke wijze we bestanden op schijf kunnen beheren. Onder het beheren van bestanden verstaan we de basistaken voor het maken, kopiëren, verplaatsen en verwijderen van directory’s en bestanden. A.3.1 Bestandsnamen In DOS worden eenvoudige bestandsnamen gebruikt. Deze bestaan uit maximaal acht tekens, eventueel gevolgd door een punt en een toevoeging van maximaal drie tekens (de extensie). In het algemeen zijn tekens die elders in DOS gebruikt worden, verboden in bestandsnamen. Daartoe behoren bijvoorbeeld de slash (/) en backslash (\), maar ook de rechte haken ([ en ]), dubbelepunt, puntkomma, komma, plusteken en isgelijkteken.
opmaak software deel 5.indd 584
26-05-2009 09:54:50
A Veel g eb ru i k te DO S - o pdr a c ht e n e n de o pdr a c ht pr o m pt
Tabel A.2 Verboden tekens in bestandsnamen
/
\
[
]
;
:
,
+
=
585
[spatie]
Voor de combinatie van lettertekens in de extensie zijn er meer beperkingen. Sommige tekencombinaties zijn gereserveerd door DOS. Andere tekencombinaties worden in toepassingen gebruikt om een bepaald soort bestand te herkennen. Veel programma’s laten eigenlijk alleen toe dat de eerste acht letters vrij te gebruiken zijn. Het besturingssysteem DOS kent vier gereserveerde extensies. J De extensie SYS wordt gebruikt door het besturingssysteem zelf. Veel bestanden met deze extensie worden gebruikt bij het starten van het besturingssysteem. J De extensies COM en EXE horen bij gecompileerde programma’s die in MS-DOS uitgevoerd kunnen worden. J De extensie BAT wordt gebruikt voor tekstbestanden die regel voor regel DOS-opdrachten of programma’s uitvoeren (batchbestanden).
Figuur A.2 De opbouw van een bestandsnaam in DOS
A.3.2 Schijfstations en de prompt In DOS wordt iedere schijf in het computersysteem aangeduid met een letter. De letters A en B zijn gereserveerd voor diskettestations, de overige voor alle andere schijven. Denk hierbij niet alleen aan vaste schijf en cd-rom, maar ook aan via het netwerk te bereiken schijven. Er zijn met DOS dus maximaal 26 schijven in een computersysteem mogelijk.
opmaak software deel 5.indd 585
26-05-2009 09:54:50
586
I n sta l l a ti e softw ar e 3
Om de schijfstations te kunnen benaderen worden in DOS de schijfletters bovendien gevolgd door een dubbelepunt. Het eerste diskettestation wordt aangeduid met A:, de eerste vaste schijf met C:. Bij bewerkingen binnen het besturingssysteem zal de opdracht veelal gevolgd worden door de schijfletter om aan te geven waar de opdracht uitgevoerd wordt. Sommige opdrachten kunnen vereenvoudigd worden. De schijfletter wordt weggelaten als het voor MS-DOS volkomen duidelijk is naar welke schijf de opdracht wijst. MS-DOS gaat er bij het weglaten van uit dat de plek vanwaar de opdracht opgegeven wordt, ook de plek is waar de opdracht uitgevoerd moet worden. Een instelling die een programma standaard kiest, heet een DEFAULT. De huidige plaats op een schijf is van wezenlijk belang voor de vorm van de verkorte MS-DOS-opdracht. Op een andere plaats op een schijf zal de uitvoering van een bepaalde opdracht kunnen verschillen. In MS-DOS wordt de huidige plaats door de prompt aangegeven. Dit is de tekenreeks voorafgaand aan het knipperende streepje, de cursor. Is de prompt bijvoorbeeld C:\>, dan betekent dit dat we ons op het hoofdniveau van de eerste vaste schijf bevinden (terzijde: dit wordt ook wel de root genoemd, een begrip dat we nog vaker zullen tegenkomen). Is de prompt A:\>, dan bevinden we ons op het diskettestation. Terzijde De weergave van de prompt kunnen we zelf instellen. Bij een standaardinstallatie van DOS wordt de prompt zo ingesteld dat hij de schijf en directory laat zien. Is schijf en directory bijvoorbeeld niet in de prompt zichtbaar, dan kunnen we dat met de opdracht PROMPT $p$g alsnog instellen. (Let op: p en g moeten in kleine letters.) PROMPT is immers een interne opdracht van DOS. Kijk eventueel nog even terug naar tabel A.1. Nu is de prompt weer terug in zijn standaardinstelling. C:\> betekent: de huidige plaats is de rootdirectory op de C:-schijf. C:\DOS\OLDDOS > staat voor: de huidige plaats is de directory OLDDOS. Dit is een directory van DOS. DOS is een directory van de rootdirectory van schijf C:. Zo is aan de prompt dus snel af te lezen waar we ons bevinden op een schijfstation. Maak hiervan gebruik! Typ eventueel de opdracht PROMPT /? om meer instellingsmogelijkheden voor de prompt te bekijken.
opmaak software deel 5.indd 586
26-05-2009 09:54:50
A Veel g eb ru i k te DO S - o pdr a c ht e n e n de o pdr a c ht pr o m pt
587
A.3.3 Directory’s De meest gebruikte opdracht achter de prompt is de opdracht DIR. Hiermee wordt een inhoudsopgave van de huidige directory gegeven. Door achter de opdracht een schijfletter aan te geven, kan ook gezien worden wat zich op een andere schijf bevindt. Figuur A.3 geeft een voorbeeld van de opdracht DIR. Figuur A.3 De inhoudsopgave van een diskettestation
J J J J
J
opmaak software deel 5.indd 587
Omdat vaste schijven groot zijn, is het van belang daar een organisatieplan op toe te passen. Als dit niet gebeurt, zal de uitvoer van de DIR-opdracht onleesbaar lang zijn. We raken het overzicht dan snel kwijt. Daarom worden bij elkaar behorende programma’s of gegevens in aparte mappen bewaard. In MS-DOS heten deze mappen directory’s. Het werken met directory’s heeft de volgende kenmerken: Elke schijf bestaat uit een hoofdmap, de rootdirectory. In de root kan de gebruiker een vrijwel onbeperkt aantal directory’s maken. Het precieze aantal hangt af van het gekozen bestandssysteem; dit hebben we in het vorige hoofdstuk gezien. In elke directory kunnen weer nieuwe (sub)directory’s worden gemaakt, die op hun beurt ook weer subdirectory’s kunnen bevatten, enzovoort. De samenhang tussen alle directory’s op een schijfstation heet een boomstructuur. Een ‘echte’ boom heeft immers ook één wortel (aha: root!) die naast de stam (de hoofddirectory) meerdere takken kan bevatten. Elke tak kan ook weer zijtakken hebben, enzovoort. De prompt geeft aan welke directory de huidige directory is op een bepaald moment.
26-05-2009 09:54:50
588
I n sta l l a ti e softw ar e 3
Directory’s maken Directory’s bestaan natuurlijk niet vanzelf, deze moeten we zelf maken. Natuurlijk kan het wel zo zijn dat een programma tijdens zijn installatie al ‘vanzelf’ een directory heeft gemaakt en de programmabestanden daar in heeft geplaatst. Om zelf directory’s te maken is de opdracht MKDIR beschikbaar. Deze mag ook worden afgekort tot MD. Voor de naamgeving van een directory bestaan dezelfde regels als voor de namen van bestanden. Ook directory’s mogen dus maximaal acht tekens bevatten en een extensie van drie tekens. Door achter de prompt bijvoorbeeld de opdracht MD TEKSTEN te typen, wordt de directory TEKSTEN gemaakt binnen de huidige directory. Figuur A.4 laat dit zien. Figuur A.4 Met de opdracht MD maken we een directory
MS-DOS zal niets melden na het maken van een nieuwe directory, maar gewoon weer met de prompt terugkomen. De nieuwe directory is wel aangemaakt. Met DIR is het resultaat te controleren. Let erop dat de huidige plaats bepalend is voor het resultaat. Als zoals in figuur A.4 C \> de huidige plaats in de rootdirectory is (kijk hiervoor goed naar de prompt), zal de nieuwe directory in de rootdirectory gemaakt worden. Door het commando CHDIR of de afkorting CD te gebruiken, gevolgd door de naam van de directory, kunnen we heen en weer springen tussen verschillende directory’s. Met het commando CD \ springen we altijd terug naar de root-directory. Figuur A.5 geeft hiervan een voorbeeld. Kijk weer goed naar de prompt om zo af te kunnen lezen wat de huidige directory is. Figuur A.5 Met de opdracht CD kunnen we schakelen naar de gewenste directory
opmaak software deel 5.indd 588
26-05-2009 09:54:50
A Veel g eb ru i k te DO S - o pdr a c ht e n e n de o pdr a c ht pr o m pt
589
Stel dat we ons met CD TEKSTEN hebben verplaatst naar de directory TEKSTEN. Binnen deze directory kunnen we weer een nieuwe directory maken, bijvoorbeeld met de naam MIJNTXT. Om vanuit een bepaalde positie één directory omhoog te springen in de boomstructuur, kunnen we twee puntjes gebruiken. Met CD.. springen we dus telkens één niveau omhoog, eventueel net zo lang totdat we ons weer in de rootdirectory bevinden. Hiervan wordt een voorbeeld gegeven in figuur A.6. Figuur A.6 De opdrachten MD, CD en DIR worden vaak in combinatie gebruikt
In werkelijkheid is het natuurlijk veel makkelijker om één keer de opdracht CD \ te geven als we naar de rootdirectory willen springen in plaats van verschillende keren CD.. achter elkaar. Directory’s verwijderen Voor het verwijderen van een directory is er ook een opdracht, namelijk RMDIR of de afkorting RD. Er zijn wel enkele voorwaarden aan het gebruik van RD verbonden. Het commando kan alleen vanuit een andere directory gegeven worden én de te verwijderen directory moet helemaal leeg zijn. Is dit niet het geval, dan toont COMMAND.COM een foutmelding (zie figuur A.7). Figuur A.7 We kunnen de directory TEKSTEN niet verwijderen omdat deze niet leeg is; binnen de directory bevindt zich immers nog de subdirectory MIJNTXT
opmaak software deel 5.indd 589
Als een directory subdirectory’s bevat, staan deze vermeld met als achtervoegsel
. De ‘gewone’ bestanden in een directory worden met hun bestandsnaam getoond (boven in figuur A.8). Als
26-05-2009 09:54:51
I n sta l l a ti e softw ar e 3
590
de DIR-opdracht gegeven wordt in een subdirectory, zullen als eerste twee meldingen de huidige directory met een punt en de bovenliggende directory met twee punten aangegeven worden (onder in figuur A.8, in de directory C \TEKSTEN). Figuur A.8 Uitvoer van de opdracht DIR; let goed op de wijze waarop bestanden, subdirectory’s en hoger gelegen directory’s binnen een directory worden weergegeven
J J J J J
Achter de opdracht DIR kunnen we een groot aantal toevoegingen gebruiken. Deze worden ook wel parameters of switches genoemd. De opdracht DIR /? geeft zoals gebruikelijk weer een compleet overzicht. De meest gebruikte parameters voor DIR zijn: DIR /W voor een verkorte weergave in vijf kolommen. DIR /P voor een pauze als het scherm vol is (handig om even rustig de inhoud van een directory te bestuderen). DIR /ON voor een alfabetische weergave op naam. DIR /OD voor een weergave op volgorde van datum. DIR /S laat ook de inhoud van de subdirectory’s zien. De parameters zijn ook te combineren. Een voorbeeld daarvan is DIR /P /ON /S. Probeer deze eventueel zelf maar eens uit voor de rootdirectory C:\. A.3.4 Het gebruik van jokers (wildcards) Het is mogelijk om meer dan één bestand tegelijk te benaderen. Dat kan door op de plaats van de bestandsnaam gebruik te maken van jokers. Dit zijn tekens die de plaats van een of meer letters in-
opmaak software deel 5.indd 590
26-05-2009 09:54:51
A Veel g eb ru i k te DO S - o pdr a c ht e n e n de o pdr a c ht pr o m pt
591
nemen. DOS kent twee jokertekens: het vraagteken (?) en het sterretje (*). J Het vraagteken kan de plaats van één of geen teken innemen. J Het sterretje kan de plaats innemen van een willekeurig aantal tekens. De opdracht DIR *.EXE laat bijvoorbeeld alle bestanden zien waarvan de extensie .EXE is. De opdracht DIR S*.* laat alle bestanden in een directory zien die met een S beginnen. Probeer dit zelf maar eens uit. A.3.5
Andere veelgebruikte opdrachten voor bestandsbeheer
Bestanden wissen DEL en ERASE staan voor dezelfde opdracht: wissen. Met deze opdracht kan een bestand gewist worden, bijvoorbeeld DEL C:AUTOEXEC.BAT. Ook bij deze opdracht kunnen jokers gebruikt worden. Let dan wel goed op, want ongemerkt en vooral onbedoeld kan er te veel gewist worden! Met de opdracht DEL *.* worden alle bestanden in de huidige directory gewist. Eventueel kan ook nu worden aangegeven dat bestanden in andere directory’s of op andere schijven worden gewist. Zo zal de opdracht DEL A:*.* alle bestanden in de rootdirectory van diskettestation A: wissen (eventuele bestanden in subdirectory’s op A: blijven overigens ongemoeid, DEL verwijdert immers geen directory’s; gebruik hiervoor RD). Figuur A.9 Het verwijderen van een bestand met DEL en de controle hiervan met DIR
opmaak software deel 5.indd 591
26-05-2009 09:54:51
592
I n sta l l a ti e softw ar e 3
Bestanden hernoemen REN is de opdracht om een bestand een andere naam te geven. Eerst wordt de oude naam genoemd, daarna de nieuwe. Een voorbeeld daarvan is: REN ERNIE.TXT BERT.TXT. bestanden kopiëren Voor het kopiëren van bestanden zijn er verschillende opdrachten, namelijk COPY, XCOPY en DISKCOPY. Deze laatste twee zijn externe opdrachten. COPY zorgt ervoor dat een bestand naar een andere plaats wordt gekopieerd. Achter de kopieeropdracht komt altijd eerst de plaats waar vandaan gekopieerd moet worden, dan de naam van het te kopiëren bestand en ten slotte waar het bestand naar toe moet worden gekopieerd. COPY C:\AUTOEXEC.BAT A:\ wil zeggen: kopieer uit de rootdirectory van schijf C het bestand AUTOEXEC.BAT naar de rootdirectory van schijf A. Uiteraard kunnen ook jokers gebruikt worden. Zo luidt de opdracht om de gehele inhoud van de directory \TEKSTEN\EIGEN op schijf C naar schijf A te kopiëren: COPY C:\TEKSTEN\EIGEN\*.* A:. XCOPY heeft uitgebreidere mogelijkheden. Met deze opdracht kunnen ook hele directory’s en hun subdirectory’s in één keer gekopieerd worden. Dit wordt geregeld door de toevoeging van parameters. De meest bekende zijn: J /S voor het kopiëren inclusief de subdirectory’s en J /E voor het kopiëren van lege subdirectory’s. Als de inhoud van de directory TEKSTEN van de C:-schijf inclusief de subdirectory’s daarvan naar de A:-schijf gekopieerd moet worden, is de opdracht XCOPY C:\TEKSTEN A: /S/E. Bij het kopiëren van een hele diskette naar een andere diskette wordt een regelrechte kopie gemaakt van de originele diskette. De doeldiskette moet gelijksoortig zijn aan het origineel. De opdracht
opmaak software deel 5.indd 592
26-05-2009 09:54:51
A Veel g eb ru i k te DO S - o pdr a c ht e n e n de o pdr a c ht pr o m pt
593
luidt DISKCOPY gevolgd door de schijfletter van de brondiskette en daarachter de schijfletter van de doeldiskette, dus bijvoorbeeld DISKCOPY A: B:. Veel computers zijn uitgerust met maar één diskettestation. De opdracht zal daar moeten luiden DISKCOPY A: A:. Als vanaf dat diskettestation gestart wordt, kan eventueel alleen DISKCOPY getypt worden. Immers, het diskettestation is dan de default voor zowel bron- als doeldiskette. Figuur A.10 Het kopiëren van een diskette met gebruikmaking van één diskettestation
Bestanden verplaatsen De opdracht MOVE wordt gebruikt om een of meer bestanden van de ene plek naar de andere te verplaatsen. Eigenlijk is MOVE een automatische opeenvolging van de opdrachten COPY en DEL. De opdracht kent eenzelfde zinsbouw als COPY, het is dus eenvoudig om te raden wat de volgende opdracht uitvoert: MOVE C:\AUTOEXEC.BAT A:\TEKSTEN Boomstructuur verwijderen Een zeer krachtige opdracht is DELTREE. Hiermee is het mogelijk om in één keer een directory met inhoud en al te verwijderen. Ook opgenomen subdirectory’s en bestanden in die subdirectory’s worden verwijderd. Deze opdracht kan dus voor riskante situaties zorgen. Zo zal de opdracht DELTREE \ ervoor zorgen dat de totale schijf wordt gewist! Gelukkig vraagt DOS bij zo’n rigoureuze ingreep nog wel om een bevestiging. Bestanden terughalen Wordt er per ongeluk een wisopdracht uitgevoerd, dan bestaat nog de optie om met UNDELETE de oorspronkelijke situatie te herstellen. De wisopdracht van DOS is in werkelijkheid namelijk heel primitief: alleen de eerste letter van de bestandsnaam wordt gewist en in de FAT worden de schijfsectoren voor het bestand vrijgegeven.
opmaak software deel 5.indd 593
26-05-2009 09:54:51
594
I n sta l l a ti e softw ar e 3
Als we direct de opdracht UNDELETE gebruiken, is er dus nog niet zo veel aan de hand. Als we echter na een tijdje de opdracht UNDELETE willen gebruiken, kan het gebeuren dat de ruimte van het bestand al door een ander bestand is ingenomen. DOS kan in dat geval niets meer doen, het bestand moet als verloren worden beschouwd. Met sommige gespecialiseerde utilities zijn in dat geval eventueel nog reddingsacties uit te voeren om niet-overschreven fragmenten van het bestand te herstellen, maar het complete bestand zullen we nooit meer terugkrijgen. Naast UNDELETE bestaat ook de opdracht UNFORMAT om het per ongeluk formatteren van een diskette ongedaan te maken. Dit gaat echter lang niet altijd goed. In het algemeen geldt dat (wis) opdrachten in DOS definitief zijn. Goed nadenken vooraf is dus erg belangrijk! Terzijde Doordat wisopdrachten en formatteeropdrachten slechts een klein deel van de gegevens weghalen, is het dus ook voor anderen mogelijk om de gewiste bestanden terug te halen! Geef daarom nooit een diskette met vertrouwelijke informatie aan anderen, ook niet als de diskette gewist of opnieuw geformatteerd is. Er bestaan programma’s die een diskette wel definitief leegmaken, zoals de bij de Norton Utilities geleverde WIPEFILE en WIPEDISK. Deze overschrijven bijvoorbeeld de bestaande gegevens met allemaal nullen zodat vertrouwelijke data voorgoed verdwenen is.
A.4
Schijven formatteren
Een belangrijke externe opdracht van DOS is de opdracht FORMAT. Het formatteren zorgt ervoor dat een harde schijf of diskette klaargemaakt wordt voor gebruik. De schijf wordt ook gecontroleerd op eventuele beschadigingen. Nieuwe vaste schijven en diskettes zullen altijd geformatteerd moeten worden. Voor een groter gebruiksgemak worden door veel leveranciers reeds geformatteerde diskettes verkocht. Gebruikte diskettes kunnen opnieuw geformatteerd worden om zeker te weten dat er geen restanten van vroegere bestanden achterblijven. Het formatteren is echter
opmaak software deel 5.indd 594
26-05-2009 09:54:51
A Veel g eb ru i k te DO S - o pdr a c ht e n e n de o pdr a c ht pr o m pt
595
geen garantie dat de oude gegevens verdwijnen. Formatteren zorgt er namelijk alleen voor dat de structuur vrijgemaakt wordt voor nieuw gebruik. Het formatteren wordt gestart door achter de prompt de opdracht FORMAT te typen en het schijfstation op te geven dat geformatteerd moet worden. De opdracht luidt dus bijvoorbeeld FORMAT A of FORMAT C . MS-DOS vermeldt dan op het beeldscherm wat er verder gedaan moet worden (zie ook figuur A.11). Bij het formatteren van een vaste schijf wordt altijd om een extra bevestiging gevraagd, omdat dit natuurlijk een zeer destructieve manier is om gegevens van de schijf te verwijderen. Bij onbedoeld formatteren van C is het immers onmogelijk om naderhand de computer nog op te starten. Figuur A.11 Het formatteren van een diskette is een regelmatig terugkerende klus; deze diskette bevat een aantal slechte sectoren, zij worden door FORMAT. COM herkend en als onbruikbaar gemarkeerd
Ook FORMAT kent een groot aantal parameters die we kunnen gebruiken om het formatteerproces verder te sturen. De belangrijkste zijn: J FORMAT A: /S zorgt ervoor dat vanaf de geformatteerde diskette opgestart kan worden. Het wordt een systeemdiskette. J FORMAT A: /Q staat voor Quickformat, de diskette wordt niet gecontroleerd. Alleen de inhoudsopgave wordt gewist. J FORMAT A:/U wist alle gegevens op de diskette. Er kunnen dan geen gegevens meer teruggehaald worden. De U staat voor Unconditional.
opmaak software deel 5.indd 595
26-05-2009 09:54:51
596
I n sta l l a ti e softw ar e 3
J FORMAT A: /V geeft de mogelijkheid om na het formatteren een volumenaam voor de diskette op te geven. J FORMAT A: /? laat alle instelmogelijkheden van het programma FORMAT zien. A.5
Controleprogramma’s
A.5.1 Scandisk DOS kent ook een aantal programma’s die we kunnen gebruiken om tijdens het werken met het besturingssysteem de status van het systeem te controleren of om schijfstations te onderhouden. Een belangrijke tool is bijvoorbeeld SCANDISK.EXE. Met dit programma wordt de betrouwbaarheid van een schijf gecontroleerd en eventuele fouten op die schijf worden hersteld. Na het typen van de opdracht wordt vanzelf getoond wat er gecontroleerd wordt (zie figuur A.12). Na het controleren van de onderdelen die in figuur A.12 worden getoond, biedt SCANDISK de mogelijkheid een oppervlaktecontrole voor de schijf uit te voeren. Eventuele aangetroffen fouten kunnen hersteld worden. Het verdient aanbeveling SCANDISK regelmatig te gebruiken (bijvoorbeeld een keer per maand) om problemen voor te zijn. Figuur A.12 Met SCANDISK kunnen we een schijf op fouten controleren
A.5.2 Defragmentatie Een heel ander probleem is dat van fragmentatie van een schijf. DOS houdt in de FAT bij welke clusters van een schijf bezet zijn. Vaak zijn deze clusters kleiner dan de gegevens die weggeschreven worden. Het bestand moet dan over meerdere clusters worden
opmaak software deel 5.indd 596
26-05-2009 09:54:51
A Veel g eb ru i k te DO S - o pdr a c ht e n e n de o pdr a c ht pr o m pt
597
verdeeld. Als er al andere gegevens op de schijf staan, zal vaak een aantal niet aaneengesloten clusters gebruikt moeten worden. Bij het lezen van de vaste schijf springt de leeskop van de ene naar de andere cluster om het hele bestand te kunnen lezen. Bij sterke fragmentatie van de bestanden moet de vaste schijf het bestand dan kriskras vanaf allerlei plekjes op de schijf bij elkaar zoeken. Dit kost tijd. Fragmentatie vertraagt dus het systeem. Het hulpprogramma DEFRAG.EXE zorgt ervoor dat gegevens weer in aaneengesloten blokken op de schijf komen te staan. Ook het eens per maand draaien van DEFRAG.EXE (zie figuur A.13) draagt dus bij aan een gezond computersysteem. Figuur A.13 DEFRAG. EXE zorgt voor defragmentatie van de schijf onder DOS; dit verbetert de prestaties van het systeem
A.5.3 Diagnostische gegevens Op een vreemde computer is het vaak moeilijk snel te bepalen uit welke componenten deze is opgebouwd en wat erop is geïnstalleerd. Het bij MS-DOS meegeleverde programma MSD.EXE (Microsoft Service Diagnostics) geeft veel bruikbare informatie. Figuur A.13 toont de interface van MSD. Er is onder meer informatie op te vragen over het computersysteem, het geheugen, de videokaart en de status van IRQ’s en geladen stuurprogramma’s. Het is handig om op een DOS-computer van het bestaan van dit programma af te weten. Belangrijke variabelen (waaronder ook de waarden van IRQ’s en COM-poorten) zijn dan snel te achterhalen. Het kan ook voorkomen dat de informatie die gegeven wordt door MSD niet genoeg is. Daarom zijn als aanvulling op MS-DOS vele informatie- en controleprogramma’s te koop. Heel bekend zijn de
opmaak software deel 5.indd 597
26-05-2009 09:54:51
598
I n sta l l a ti e softw ar e 3
Figuur A.14 MSD.EXE geeft informatie over de basisconfiguratie van de computer
Norton Utilities en Checkt. Hoewel deze in de reguliere handel meestal niet meer (voor DOS) te koop zijn, is er meestal op beurzen of op internet nog wel aan te komen. A.6
Redirection en piping
In MS-DOS-opdrachten en ook in batchscripts kan gewerkt worden met doorstuurtekens (redirection) en sluistekens (piping). Het meest gebruikelijke is dat de uitvoer van een opdracht naar een ander uitvoerorgaan gestuurd wordt. Zo wordt met de opdracht DIR > PRN de uitvoer van deze opdracht niet naar het beeldscherm maar naar de printer gestuurd. Eventueel kan deze uitvoer ook naar een bestand gestuurd worden met DIR > DIRTEXT.TXT. Zo is het bijvoorbeeld heel eenvoudig geworden om DIRTEXT.TXT te openen in Word en daar de inhoud van de directory verder te bekijken of te gebruiken in een rapport. Om de inhoud van meerdere schijven in een tekstbestand te verzamelen kan voor het toevoegen aan het eind van het bestand DIR >> DIRTEXT.TXT gebruikt worden. Met het symbool >> wordt het bestaande bestand dus uitgebreid met de nieuwe gegevens. Eventueel kunnen ook gegevens vanaf een ander randapparaat opgehaald worden met het teken <. Een voorbeeld hiervan is MORE < DIRTEXT.TXT. Het programma MORE zorgt voor een uitvoer per pagina.
opmaak software deel 5.indd 598
26-05-2009 09:54:52
A Veel g eb ru i k te DO S - o pdr a c ht e n e n de o pdr a c ht pr o m pt
599
Piping Het sluissymbool | (op het toetsenbord meestal aanwezig als hoofdlettertoets van de backslash boven de Enter-toets) wordt gebruikt om uitvoer door een ander programma heen te halen. Een voorbeeld hiervan is TYPE DIRTEXT.TXT | MORE. De TYPEopdracht wordt eerst door het programma MORE heen gehaald om de pagina-uitvoer te verzorgen. Er zijn hier dus twee verschillende mogelijkheden om hetzelfde te bereiken. A.7
Troubleshooting
In het vorige hoofdstuk zagen we al dat een van de taken van het besturingssysteem is om de gebruiker te informeren bij het optreden van fouten. En, bij het werken met DOS kunnen veel foutmeldingen voorkomen. Hierna bespreken we een aantal van de meest voorkomende problemen. Daar waar de Engelstalige benaming sterk afwijkt, vermelden we die ook. Insert BOOT floppy: Deze foutmelding komt na lange tijd wachten in beeld als de harddisk niet bereikbaar blijkt. Hij wordt door het BIOS geproduceerd en is daarom in het Engels, tenzij het BIOS ingesteld is om een andere taal te gebruiken. Er kunnen verschillende dingen aan de hand zijn: de vaste schijf is niet geformatteerd, de harddiskcontroller is defect of (en dat is meestal het geval) de datakabel tussen harddiskcontroller en vaste schijf is losgeraakt. Ongeldige systeemdiskette: Dit is wel een heel simpel probleem, hoewel menig gebruiker bij deze melding in paniek de helpdesk belt. Er bevindt zich een diskette zonder besturingssysteem in diskettestation A: bij het starten. Een ernstiger fout treedt op als er een andere versie van het besturingssysteem op de diskette staat als op de vaste schijf. Dan kunnen er allerlei incompatibiliteitsproblemen optreden. Bij het gebruiken van DOS-programma’s komt dan de foutmelding Onjuiste DOS-versie. Beide problemen zijn eenvoudiger te voorkomen door de startvolgorde in het BIOS te wijzigen in eerst de vaste schijf en vervolgens het diskettestation. Ongeldige of ontbrekende Opdrachtverwerker (Bad or missing COMMAND .COM). Als gestart wordt vanaf diskette en deze diskette wordt in een toepassing vervangen door een andere, zal bij
opmaak software deel 5.indd 599
26-05-2009 09:54:52
600
I n sta l l a ti e softw ar e 3
het afsluiten van het programma deze foutmelding verschijnen. Ook als op een computer verschillende versies van DOS, dus verschillende versies van COMMAND .COM, door elkaar gebruikt worden, is dit een regelmatig voorkomende foutmelding. De remedie is meestal eenvoudig, zorg dat vanaf de vaste schijf (of het netwerk) gestart kan worden en gebruik binnen de organisatie maar één versie van DOS. Fout in CONFIG.SYS regel xx: Als een opdrachtregel in CONFIG. SYS niet uitgevoerd kan worden, verschijnt deze foutmelding. Soms is de aanduiding van het PATH onjuist, soms is een aangeroepen programma niet aanwezig. Figuur A.15 Er treedt een foutmelding op die het gevolg is van een eenvoudige typefout; controleer altijd goed de invoer achter de DOSprompt
Opdracht of bestandsnaam onjuist (Bad command or filename) – op andere momenten in DOS, bijvoorbeeld bij het uitvoeren van AUTOEXEC.BAT of bij het typen van een opdracht achter de prompt, verschijnt deze foutmelding. De meest voorkomende oorzaken zijn: J De opdracht die wordt gegeven, verwijst naar een niet bestaand bestand of niet bestaande toepassing (of het bestand staat niet in een van de directory’s die in het PATH is aangegeven). J Er is eenvoudig een typefout gemaakt (zoals in figuur A.15). J We staan in de verkeerde directory op het moment dat we de betreffende opdracht geven, kijk weer goed naar de prompt om te zien waar we ons bevinden in het systeem. Bij andere foutmeldingen is internet hopelijk snel onder handbereik om een oplossing te zoeken. Het is altijd een goed idee om de tekst van de foutmelding gewoon letterlijk in een zoekdienst op internet over te nemen om te zien of er wellicht documenten op het web aanwezig zijn die ons verder kunnen helpen (zie figuur A.16). Internet is voor de computertechnicus een onuitputtelijke bron van achtergrondinformatie! Maak er goed gebruik van.
opmaak software deel 5.indd 600
26-05-2009 09:54:52
A Veel g eb ru i k te DO S - o pdr a c ht e n e n de o pdr a c ht pr o m pt
601
Figuur A.16 Bij foutmeldingen die we niet een-twee-drie begrijpen, is het altijd een goed idee om op internet wat rond te neuzen naar mogelijke verklaringen
A.8
Samenvatting
J DOS wordt primair gebruikt via de opdrachtregel. Andere namen hiervoor zijn command line of command prompt. J Bestandsnamen onder MS.DOS zijn van het 8.3-type, dat wil zeggen 8 letters, een punt en 3 letters extensie. Door MS-DOS gereserveerde extensies zijn SYS, BAT, COM en EXE. J Default zijn de standaardinstellingen die een programma gebruikt om bestanden en gegevens te zoeken en schrijven. J De opdrachtverwerker van DOS is COMMAND.COM. Binnen COMMAND.COM zijn een groot aantal interne opdrachten beschikbaar. Tabel A.1 geeft hiervan een overzicht. J Voor de externe DOS-opdrachten laadt COMMAND.COM de hulpprogramma’s die (bij een standaardinstallatie) aanwezig zijn in C:\DOS. J Directory’s zijn zelfgemaakte hoofdstukken binnen de inhoudsopgave van de schijf, bedoeld om bij elkaar horende bestanden te plaatsen. Voor het beheer van directory’s gebruiken we de opdrachten MD, CD en RD. J De inhoud van een schijf geven we weer met de opdracht DIR, eventueel voorzien van de parameters /W, /P, /ON, /OD of /S. J In veel gevallen kunnen jokers gebruikt worden. Als vervanging van één teken wordt ? gebruikt, voor een reeks tekens *. J Andere opdrachten bij bestandsbeheer zijn REN (andere naam), COPY (voor het kopiëren van één of meer bestanden), XCOPY
opmaak software deel 5.indd 601
26-05-2009 09:54:52
I n sta l l a ti e softw ar e 3
602
J J J J J J
(idem met uitgebreide mogelijkheden), MOVE (voor verplaatsen van bestanden) en DISKCOPY (voor het kopiëren van hele diskettes). Met UNDELETE kunnen we (hopelijk) per ongeluk verwijderde bestanden nog redden. Het is dan wel belangrijk dat we UNDELETE zo snel mogelijk na de foutieve wisactie gebruiken. UNFORMAT kan worden gebruikt voor het terugzetten van de vorige formattering en inhoudsopgave. DELTREE is een krachtige opdracht om directory’s en bestanden ineens te wissen. SCANDISK, DEFRAG en MSD zijn belangrijke onderhoudsprogramma’s. FORMAT wordt gebruikt om schijfstations te formatteren. De inhoud van een schijf wordt dan gewist. DOS kent vele foutmeldingen. Als we de werking of de oorzaak ervan niet direct begrijpen, is het een goed idee om eens op internet rond te neuzen. Opgaven
1. De harde schijf is erg vol en de toegangstijd is extreem lang. Welk programma kunnen we gebruiken om de snelheid te vergroten? A. DEFRAG B. SCANDISK C. CHKDSK D. SMARTDRV
2. Welke van de volgende opdrachten zorgt voor het verwijderen van lost clusters? A. DEFRAG B. FORMAT C. SCANDISK D. ATTRIB
3. Het kopiëren van een hele diskette inclusief subdirectory’s naar de harde schijf gebeurt bij voorkeur met: A. DELTREE B. MOVE C. DISKCOPY D. XCOPY
opmaak software deel 5.indd 602
26-05-2009 09:54:52
A Veel g eb ru i k te DO S - o pdr a c ht e n e n de o pdr a c ht pr o m pt
603
4. Vanuit de rootdirectory willen we de directory TXT wissen met de opdracht RD \TXT. Er komt een foutmelding. Wat kan er aan de hand zijn? A. De directory bevat nog subdirectory’s. B. In plaats van RD moet MD gebruikt worden. C. De DOS-opdracht RD staat niet op de schijf. D. De systeembeheerder heeft geen wispermissies gegeven.
5. Wat gebeurt er als de opdracht DEL *JOKER.EXE getypt wordt? A. Alle bestanden die op JOKER.EXE eindigen, worden gewist. B. Alle bestanden die bestaan uit één letter, gevolgd door JOKER. EXE worden gewist. C. Alle bestanden met de extensie EXE worden gewist. D. Niets, het is geen geldige DOS-opdracht.
6. Michiel probeert een bestand te hernoemen met de opdracht REN ABC.TXT ABCDE .TXT. DOS geeft nu de foutmelding Te veel parameters - .TXT. Wat is er aan de hand? A. Hij had de opdracht COPY moeten gebruiken. B. Hij heeft niet-toegestane tekens in de nieuwe bestandsnaam gebruikt. C. Het bestand ABC.TXT werd niet op de schijf gevonden. D. .TXT-bestanden kunnen niet op deze manier vernoemd worden.
7. Welke DOS-opdracht kunnen we gebruiken om te controleren hoeveel schijfruimte nog vrij is op een station? A. CD C:\ B. DIR C. SHOW /S D. FORMAT /S
8. Welke van de volgende beweringen is juist? I. De interne opdrachten van COMMAND.COM vereisen dat alle hulpprogramma’s van DOS aanwezig zijn in C:\DOS. II. De externe opdrachten van DOS zijn in feite hulpprogramma’s die los worden aangeroepen door COMMAND.COM. A. Alleen bewering I is juist. B. Alleen bewering II Is juist. C. Bewering I en II zijn allebei juist. D. Bewering I en II zijn allebei onjuist.
opmaak software deel 5.indd 603
26-05-2009 09:54:52
604
I n sta l l a ti e softw ar e 3
9. Welk jokerteken kunnen we gebruiken om één teken in een zoekstring aan te duiden? A. Het vraagteken (?) B. De spatie ( ). C. Het sterretje (*) D. De backslash (\)
10. Amber moet een DOS-opstartdiskette maken. Welke opdracht moet ze hiervoor gebruiken? A. FORMAT A: /U B. FORMAT C: /U C. FORMAT A: /Q /V D: FORMAT A: /S
11. In welk onderdeel van MS-DOS worden de interne opdrachten bewaard?
12. Noem minimaal vijf interne opdrachten die we regelmatig gebruiken bij het werken met DOS. Noem ook minimaal vijf externe opdrachten.
13. Beschrijf hoe een bestandsnaam in DOS is opgebouwd. Geef ook aan wat de verschillen zijn met bestandsnamen in Windows en UNIX.
14. Welke twee extensies zijn in MS-DOS gereserveerd voor gecompileerde programma’s?
15. Noem vijf tekens die niet toegestaan zijn in bestandsnamen.
16. We willen onze teksten voortaan bewaren in de directory \ TEKSTEN \SCHOOL\SOFTWARE. Op de schijf is uitsluitend de rootdirectory aanwezig. Schrijf op welke opdrachten er in MSDOS uitgevoerd moeten worden voordat er teksten bewaard kunnen worden.
17. Wat zal de volgende opdracht doen: ECHO J|del *.*
18. Hoe kunnen we de directorygegevens van tien diskettes inclusief subdirectory’s per directory gesorteerd op naam in een tekstbestand opslaan met de titel INHOUD.TXT?
opmaak software deel 5.indd 604
26-05-2009 09:54:52
A Veel g eb ru i k te DO S - o pdr a c ht e n e n de o pdr a c ht pr o m pt
605
19. We hebben weinig tijd en moeten vlug tien diskettes formatteren. Hoe gaat dit het snelst? Geef ook aan wat het nadeel is van deze methode.
20. We willen een technisch overzicht van een DOS-computer achterhalen We hebben onder meer de instellingen voor IRQ’s en geladen stuurprogramma’s nodig. Beschrijf welk programma we hiervoor het beste kunnen gebruiken. Geef ook minstens vijf andere eigenschappen die we met dit programma kunnen achterhalen. Praktijkopdrachten Opdracht 1: Directory- en bestandsbeheer Alle opdrachten in deze oefening worden vanaf de opdrachtregel uitgevoerd. Zoek zelf uit welke opdrachten (zoals MD, DIR, CD, RD, EDIT, enzovoort) nodig zijn. 1. Start MS-DOS (of een DOS-box onder Windows) en maak een directory C:\[NAAM]. In plaats van [NAAM] gebruik je natuurlijk je eigen naam. Verzin een goede, duidelijke afkorting van je naam als deze langer is dan acht tekens. 2. Open/ga naar deze directory. 3. Maak een klein tekstbestand met daarin één regel: Dit is een test. Sla het bestand op als TEST.TXT. 4. Controleer of het bestand goed in jouw directory is opgeslagen en noteer uit hoeveel bytes het bestand bestaat. Noteer tevens hoeveel bytes er nog beschikbaar zijn op het schijfstation. 5. Maak binnen je eigen directory een subdirectory TESTEN. 6. Kopieer het testbestandje naar de subdirectory TESTEN. 7. Verwijder de subdirectory weer. Kan dit direct? Zo nee, wat moet je dan eerst doen? 8. Ga naar de root van de vaste schijf en verwijder (indien mogelijk) met één opdracht alle zojuist gemaakte directory’s en bestanden. Als dat niet mogelijk is, verwijder dan handmatig – maar wel via de opdrachtprompt – alle door jou gemaakte directory’s. Opdracht 2: Redirection 1. Start MS-DOS (of een DOS-box onder Windows) en vraag de inhoudsopgave van de root van C:\ op. Noteer hoeveel bestanden en directory’s (mappen) er zijn en hoeveel bytes nog beschikbaar zijn. 2. Doe nu hetzelfde, maar stuur de uitvoer naar het bestand
opmaak software deel 5.indd 605
26-05-2009 09:54:52
606
I n sta l l a ti e softw ar e 3
INHOUD.TXT. Tip: de opdracht hiervoor is DIR C: >INHOUD. TXT. 3. Open het bestand INHOUD.TXT in EDIT en bekijk de inhoud ervan. Het bestand kan er bijvoorbeeld zo uitzien als in figuur A.17. – Voeg zelf de huidige datum en voeg je naam aan het bestand toe en sla het bestand opnieuw op. Figuur A.17 De inhoud van vaste schijf C \ opgeslagen in het bestand INHOUD.TXT
4. Voeg zelf de inhoud van de directory C:\Windows (indien aanwezig, gebruik anders een andere directory) toe aan het bestand INHOUD.TXT. Welk teken wordt hiervoor gebruikt? Let op: je mag INHOUD.TXT dus niet overschrijven! 5. Vraag opnieuw de inhoudsopgave op van C:\, maar stuur de uitvoer nu rechtstreeks naar de printer in plaats van naar het scherm of naar een bestand. 6. Welke opdracht kun je gebruiken om alleen de directory’s te laten zien via de opdracht DIR? – Voer deze opdracht uit zodat alleen de directory’s van de complete vaste schijf worden opgeslagen in het bestand DIRECTOR.TXT. 7. Indien mogelijk: schakel naar Windows, open Word en bekijk of je de inhoud van de tekstbestanden die in deze opdracht zijn gemaakt, kunt openen en bewerken. Op deze manier kun je dus snel de inhoud van directory’s opnemen in een verslag of rapport!
opmaak software deel 5.indd 606
26-05-2009 09:54:53