Aanpassingsrapporten NEN 4400-1
Aanpassingen / aanvullingen op: NEN 4400-1: 2006 NEN 4400-1/A1: 2008
Stichting Normering Arbeid Januari 2011
Aanpassingsrapporten
2008-022
5.2.3.2 lid 5 sub j Procedure toepassing CAO-loon
2008-023
6.2.1 Interne beheersingsmaatregelen
2009-025
6.2.1 Interne beheersingsmaatregelen
2009-029
6.2.1 Interne beheersingsmaatregelen
2009-033
4.2.4.4 Verstrekken van inlichtingen en documenten
2009-034
6.4 (6.2) Verkorte inspectie
2009-035
Bijlage E Liquiditeitspositie
2010-036
4.2.2.1 Toepassing all-in loon
2010-037
ZZP
Centraal College van Deskundigen Aanpassingsrapport NEN 4400-1
datum: 20 augustus 2008 nummer: 2008-022
Onderwerp: Norm 5.2.3.2 lid 5 sub j Procedure toepassing CAO-loon
In 5.2.3.2 lid 5 sub j is opgenomen "vaststellen van de aanwezigheid van een procedure voor toepassing van CAO-loon via een interview" In de praktijk kan het bovenstaande tot verwarring leiden. Wordt gekeken of de onderneming CAO's kan toepassen of dient er controle plaats te vinden op de naleving van de van toepassing zijnde CAO's? Bij de totstandkoming van de norm is ingestoken op het kunnen toepassen van de CAO's en niet op de daadwerkelijke naleving van de CAO's. Aanpassing: Het nieuwe sub j. gaat als volgt luiden: j) vaststellen van de aanwezigheid van een procedure voor toepassing van CAO-loon via een interview. Tijdens het interview dienen de volgende vragen aan de orde te komen: -
op welke wijze is georganiseerd dat relevante CAO-lonen kunnen worden toegepast?
-
hebt u daarvoor een vastgelegde werkwijze, routine of procedure? Zo ja, kunt mij die laten zien?
-
op welke onderwerpen richt de werkwijze, routine of procedure zich? (worden alle van
-
wordt deze werkwijze, routine of procedure onderhouden en hoe wordt dat bewaakt?
-
wie draagt de verantwoordelijkheid voor het kunnen toepassen van relevante CAO-
belang zijnde onderwerpen genoemd.)
lonen? Opmerking: Bij ontbreken van een vastgelegde werkwijze zal via meerdere interviews moeten blijken dat het personeel over kennis beschikt om relevante CAO’s te kunnen toepassen.
Vastgesteld d.d.: 20 augustus 2008 Stichting Normering Arbeid
pagina 1 / 1 versie 08.01 / 20 augustus 2008
Centraal College van Deskundigen Aanpassingsrapport NEN 4400-1
datum: 30 september 2008 nummer: 2008-023
Onderwerp: Norm 6.2.1 Interne beheersingsmaatregelen
In de tekst van het artikel staan enkele onjuistheden c.q. onvolledigheden. Met dit aanpassingsrapport worden deze zaken gecorrigeerd. Aanpassing: In artikel 6.2.1 worden de volgende aanpassingen doorgevoerd: 2)
De geïnspecteerde onderneming moet aantonen dat voldoende beheersingsmaatregelen zijn genomen in het kader van de Wet op de identificatieplicht (Wid), de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) en Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR). Onder beheersingsmaatregelen wordt verstaan een combinatie van maatregelen op het gebied van kennis (c), hulpmiddelen (d) en naslagwerk (e).
(…….) c)
Kennis Het personeel dat arbeidskrachten selecteert voor het verrichten van arbeid in Nederland moet over voldoende kennis beschikken om identiteitsdocumenten op echtheid te kunnen beoordelen. Per vestiging, van waaruit mensen worden geselecteerd voor het verrichten van arbeid in Nederland, moet ten minste één persoon een relevante opleiding hebben gevolgd, waarvan het onderwerp documentherkenning onderdeel heeft uitgemaakt.
d)
Hulpmiddelen De onderneming behoort per vestiging van waaruit mensen worden geselecteerd voor het verrichten van arbeid in Nederland te beschikken over een hulpmiddel ter beoordeling van de echtheid van de identificatiedocumenten. Als hulpmiddelen worden onder andere aangemerkt inschakeling van het Expertisecentrum Identiteitsen Documentfraude (ECID) van de Koninklijke marechaussee op Schiphol, gebruik van softwareoplossingen, raadpleging van het Verificatie Informatie Systeem (VIS), naast het gebruik van de UV-lamp of de retro-checklamp.
Vastgesteld d.d.: 30 september 2008 Stichting Normering Arbeid
pagina 1 / 1 versie 08.01 / 30 september 2008
Centraal College van Deskundigen Aanpassingsrapport NEN 4400-1
datum: 4 februari 2009 nummer: 2009-025
Onderwerp: Norm 6.2.1 Interne beheersingsmaatregelen
In relatie de norm 6.2.1. (interne beheersingsmaatregelen) van de NEN 4400-1 kan er speelruimte ontstaan in de interpretatie van de maatregelen als het gaat om kennis. In relatie tot het beoordelen van identificatiedocumenten is onduidelijk wat onder een relevante opleiding moet worden ontstaan. Op dit moment zijn er organisaties die menen aan de kwaliteitsvereisten te voldoen aan de hand van een basisopleiding waarin slechts geldige identificatiedocumenten van de Wet op de identificatieplicht e.d. worden behandeld. In de praktijk is er bij certificatie-instellingen behoefte om de interpretatieruimte af te kaderen en hierin uniformiteit te waarborgen.
Aanpassing Om de relevante opleiding op elementen nader te specificeren wordt de volgende tekst toegevoegd na de huidige tekst onder 6.2.1. onder c): c) Kennis Het personeel dat arbeidskrachten selecteert voor het verrichten van arbeid in Nederland moet over voldoende kennis beschikken om identificatiedocumenten op echtheid te kunnen beoordelen. Per vestiging, van waaruit mensen worden geselecteerd voor het verrichten van arbeid in Nederland, moet ten minste één persoon een relevante opleiding hebben gevolgd, waarvan het onderwerp documentherkenning onderdeel heeft uitgemaakt. Een relevante opleiding bevat minimaal het herkennen van de oorsprong, echtheid en geldigheid van aan arbeid in Nederland gerelateerde identificatie- en andersoortige documenten (bijv. een tewerkstellingsvergunning), het beoordelen van (echtheids)kenmerken van identificatiedocumenten geldig binnen de Europese Economische Ruimte en Zwitserland, de functie en het gebruik van hulpmiddelen en naslagwerk en het herkennen van gezichtskenmerken (profiling) ter voorkoming van frauduleus gebruik van identificatiedocumenten.
Vastgesteld d.d.: 4 februari 2009 Stichting Normering Arbeid
pagina 1 / 1 versie 09.01 / 4 februari 2009
Centraal College van Deskundigen Aanpassingsrapport NEN 4400-1
datum: 19 mei 2009 nummer: 2009-029
Onderwerp: Norm 6.2.1 Interne beheersingsmaatregelen
Situatieschets: In artikel 6.2.1. staat het volgende omschreven: “Indien de onderneming intern maatregelen heeft genomen om risico’s aangaande zijn organisatie te verlagen, dan wordt deze daarvoor beloond. Uitgangspunt daarbij is dat in principe elke onderneming in aanmerking kan komen voor een auditfrequentie van eens per 12 maanden. Bepalend is dat wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden. Aan deze voorwaarden behoort cumulatief te worden voldaan, wat onderlinge uitwisselbaarheid uitsluit.” Vervolgens stelt de norm de vijf voorwaarden. In de huidige situatie kan een onderneming voor een verlaging van de auditfrequentie in aanmerking komen die deel uit maakt van een fiscale eenheid voor de aangifte omzetbelasting. Onderstaande ontleend aan een memo d.d. 17/11/2008 Artikel 43 Invorderingswet regelt de mogelijkheid van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Ieder die deel uitmaakt van de fiscale eenheid is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde omzetbelasting van het geheel. De belastingdienst acht zich vrij bij eventuele aansprakelijkstellingen zelf te bepalen wie men aanspreekt. Daar de inspectie bij een fiscale eenheid zich niet uitstrekt over alle delen van de eenheid valt er geen conclusie te trekken dan dat er geen goed zicht bestaat op de vraag of voldaan wordt aan voorwaarde drie en wel: “De solvabiliteit (f) van de gecertificeerde onderneming wordt als goed (j) gekwalificeerd. De vraag is of dit inderdaad het geval is. Om voor een auditfrequentie in aanmerking te komen wordt voorwaarde drie bepaald aan de hand van de jaarrekening die voldoet aan voorwaarde één. De vraag is wat er wijzigt aan de solvabiliteit als de gecertificeerde onderneming hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor de betaling van de omzetbelasting als geheel.
Vastgesteld d.d.: 25 mei 2009 Stichting Normering Arbeid
pagina 1 / 3 versie 09.01 / 19 mei 2009
Stel het volgende: Onderneming heeft een totaal vermogen van: Eigen vermogen
100k
100k
Pensioenvoorz DGA
50k
25k
Achtergestelde schulden
40k
40k
---------
--------
Garantievermogen
165k
Langlopende schulden
150k
Kortlopende schulden
110k ---------
Totaal vermogen
450k
Solvabiliteit is dus 37% en is als goed te kwalificeren. Stel achterstand in betaling omzetbelasting fiscale eenheid ad. 300k. De belastingdienst spreekt bovenstaande onderneming aan om deze schuld te voldoen. Onderneming voldoet deze schuld en boekt daartegenover de vorderingen op de andere ondernemingen binnen deze fiscale eenheid. Boeking is dus: Vordering of RC ...... Vordering of RC...... A/bank Afhankelijk van de balansposities kunnen deze boekingen het totaalvermogen verhogen en dus de solvabiliteit verlagen, maar deze boekingen hoeven geen invloed te hebben op het totaalvermogen en het kan dus zijn dat de solvabiliteit ongewijzigd blijft. Uiteraard kunnen deze aansprakelijkheidsstellingen wel tot grote risico’s leiden als de gecertificeerde onderneming daarmee zelf niet meer aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen en wanneer deze onderneming uiteindelijk niet meer in staat is om de verschuldigde belastingen en en premies te betalen kan dit dus een risico zijn in het kader van de WKA. Artikel 7 lid 4 Wet op de omzetbelasting 1968 geeft een omschrijving van een fiscale eenheid. Deze luidt: “Natuurlijke personen en lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, Vastgesteld d.d.: 25 mei 2009 Stichting Normering Arbeid
pagina 2 / 3 versie 09.01 / 19 mei 2009
die op grond van het bepaalde in dit artikel ondernemer zijn en die in Nederland wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben en die in financieel, organisatorisch en economisch opzicht zodanig zijn verweven, dat zij een eenheid vormen, worden, al dan niet op verzoek van één of meer van deze natuurlijke personen of lichamen, bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur als één ondernemer aangemerkt en wel met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de inspecteur die beschikking heeft afgegeven.” Dit artikel vormt de basis voor de definitie van fiscale eenheid. Aanpassing: Derhalve is het wenselijk dat de norm 6.2.1 aangepast wordt met de navolgende toevoegingen: 4) Een niet-onderbroken reeks (in de 12 maanden voorafgaand aan de inspectie) van zonder voorbehoud afgegeven verklaringen omtrent het betalingsgedrag van de Belastingdienst omtrent omzetbelasting en loonheffingen en afgegeven aan een onderneming die geen deel uitmaakt van een fiscale eenheid. k) Fiscale eenheid: Natuurlijke personen en lichamen volgens fiscale wetgeving die ondernemer zijn en die in Nederland wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben en die in financieel, organisatorisch en economisch opzicht zodanig zijn verweven, dat zij een eenheid vormen voor de omzetbelasting.
Vastgesteld d.d.: 25 mei 2009 Stichting Normering Arbeid
pagina 3 / 3 versie 09.01 / 19 mei 2009
Centraal College van Deskundigen Aanpassingsrapport NEN 4400-1
datum: 26 juni 2009 nummer: 2009-033
Onderwerp: Norm 4.2.4.4 (4.2.4.3 NEN 4400-1: 2006) Verstrekken van inlichtingen en documenten
Situatieschets Het komt regelmatig voor dat ondernemingen overstappen naar een andere inspectieinstelling. In het kader van vrije marktwerking is hier niets mis mee. In het geval dat het overstappen wordt geïnitieerd door een negatieve (initiële dan wel reguliere) inspectie is het van belang dat de opvolgende inspectie-instelling kennisneemt van het laatste inspectierapport. De thans geldende afspraak met de inspectie-instelling is dat ze in een dergelijke situatie het laatste inspectierapport moeten opvragen bij de onderneming. Als ze het rapport niet krijgen mag geen inspectie worden uitgevoerd. Om deze afspraak beter te kunnen borgen wordt voorgesteld norm 4.2.4.4. aan te vullen met een extra lid (lid 4). Aanpassing 4.2.4.4 De onderneming werkt voldoende mee aan het verstrekken van inlichtingen en documenten aan de inspectie-instelling. De onderneming moet hiervoor waarborgen, dat: 1)
zij minimaal ieder kwartaal (een) door de Belastingdienst afgegeven verklaring(en) omtrent het betalingsgedrag inzake loonheffingen en omzetbelasting kan overleggen.
OPMERKING
De onderneming kan er voor kiezen de Belastingdienst te machtigen de
verklaringen langs geautomatiseerde weg aan de Stichting Normering Arbeid te leveren. 2)
de meest recente jaarrekening wordt opgeleverd aan de inspectie-instelling;
3)
de oplevering van controlerapporten van de Belastingdienst plaatsvindt als de inspectieinstelling daarom verzoekt.
4)
het meest recente inspectierapport (een reguliere dan wel initiële inspectie betreffende) wordt opgeleverd aan de inspectie-instelling ingeval van wisseling of opvolging van inspectieinstelling. De onderneming kan de nieuwe inspectie-instelling machtigen het inspectierapport op te vragen.
Vastgesteld d.d.: 1 juli 2009 Stichting Normering Arbeid
pagina 1 / 1 versie 09.01 / 26 juni 2009
Centraal College van Deskundigen Aanpassingsrapport NEN 4400-1
datum: 25 november 2009 nummer: 2009-034
Onderwerp: Norm 6.4 (6.2 NEN 4400-1: 2006) Verkorte inspectie
Situatieschets Ondernemingen die in het verleden altijd voldoende hebben aangetoond te voldoen aan de vereisten in de NEN 4400-1 norm en die door de huidige financiële situatie een betalingsregeling met de belastingdienst hebben getroffen, komen nu toch voor een verhoogde inspectiefrequentie te staan. Dit levert veel commentaar op van ondernemingen die het op zich altijd goed voor elkaar hebben gehad en nu alleen te maken hebben met een betalingsregeling. Ze worden voor hun gevoel nu extra gestraft doordat ze de kosten van de verkorte inspecties moeten betalen en hier intern ook nog tijd voor vrij moeten maken. Dit terwijl feitelijk alleen hoeft te worden vastgesteld of de betalingsregeling goed wordt nagekomen.
Aanpassing Derhalve dient de norm aangepast te worden en dient artikel 6.4 te worden aangevuld met onderstaande: Indien de verkorte inspectie drie maanden na een reguliere verkorte inspectie dan wel volledige inspectie valt i.v.m. verhoging van de inspectiefrequentie uit hoofde van artikel 6.3.3 sub 2), kan worden volstaan met een verkorte inspectie die de volgende aspecten omvat: 4.2.3.1 en/of 4.2.3.3 sub 4. 4.2.2.3 sub 2 & 3 en 4.2.3.3. sub 3
Vastgesteld d.d.: 2 december 2009 Stichting Normering Arbeid
pagina 1 / 1 versie 09.01 / 25 november 2009
Centraal College van Deskundigen Aanpassingsrapport NEN 4400-1
datum: 25 november 2009 nummer: 2009-035
Onderwerp: Bijlage E protocol afwijking beoordelingssystematiek Liquiditeitspositie
Situatieschets Een onderneming heeft liquiditeitsproblemen en stelt een crediteurenakkoord voor. Dit crediteurenakkoord is bekend bij de inspectie-instelling, in dit geval omdat de inspectieinstelling een crediteur is van de onderneming. Ook dit is natuurlijk een zeer risicoverhogende factor. Wanneer deze onderneming niet meer aan haar betalingsverplichting kan voldoen, kunnen achterstanden in betalingen loonheffingen en omzetbelasting ontstaan die uiteindelijk verhaald kunnen worden op de inlener. Gezien de norm het WKA risico moet beperken is dit van groot belang. Echter vindt er tijdens een inspectie geen toets op de liquiditeitspositie van de onderneming plaats. Waarom dan wel in bovenstaande situatie een verhoging van de frequentie. Uiteindelijk wanneer ze geen loonheffingen en omzetbelasting afdragen, krijgen ze geen verklaring goed betalingsgedrag en kan het zijn dat de onderneming een verhoging van de inspectiefrequentie krijgt opgelegd. Stel je komt bij een onderneming die de verklaring goed betalingsgedrag kan overleggen die in februari van het desbetreffende jaar is afgegeven. De inspectie is bijvoorbeeld 28 februari. De volgende inspectie moet eind augustus weer worden uitgevoerd. Stel onderneming betaalt over de maanden april, mei en juni de loonheffingen en omzetbelasting niet. In het bestand vanuit de SNA inzake verklaringen, worden we later geïnformeerd dan de inspectiedatum. De belastingschulden kunnen nu zo opgelopen zijn dat deze niet meer betaald kunnen worden en dat de onderneming failliet wordt verklaard. Indien deze schulden niet meer kunnen worden voldaan, gaat de WKA lopen. Daarbij komt het ook nog regelmatig voor dat er uit een boekenonderzoek door de Belastingdienst een naheffingsaanslag opgelegd wordt. Zeker gezien de norm nog niet zo lang bestaat, kunnen we nu nog met zaken uit het verleden geconfronteerd worden die zich hebben voortgedaan in een periode die geen onderdeel van een inspectie is geweest dan Vastgesteld d.d.: 2 december 2009 Stichting Normering Arbeid
pagina 1 / 2 versie 09.01 / 25 november 2009
wel zaken die geen onderdeel van de inspectie vormen. Op zich behoeft een ontvangen naheffingsaanslag niet tot een non-conformiteit te leiden, maar kan wel een verhoogd risico inhouden wanneer de onderneming niet in staat is deze te voldoen. De inspectie-instelling zou bevoegd moeten zijn om de inspectiefrequentie te verhogen wanneer er sprake is van liquiditeitsproblemen of mogelijk verwachte liquiditeitsproblemen. Wanneer is er sprake van liquiditeitsproblemen? Er zijn geen objectieve criteria om de liquiditeit te bepalen, zonder dat dit een enorme lastenverzwaring voor de onderneming met zich mee brengt. Derhalve de verhoging van de inspectiefrequentie op dit punt laten varen, maar aansluiting gezocht bij protocol E, aangezien deze minder objectief is.
Aanpassing Derhalve dient de norm aangepast te worden en dient bijlage E Protocol afwijking beoordelingssystematiek aangevuld te worden met onderstaande: -
De inspectie-instelling ziet uit eigen bevindingen dan wel uit signalen van buitenaf (bijvoorbeeld een crediteurenakkoord, het benutten van maximale kredietfaciliteiten, achterstanden in het betalen van de pensioenpremies, ontvangen naheffingsaanslagen of verwachte naheffingsaanslagen etc.) een verhoogd risico ontstaan op het niet nakomen van de verplichtingen van de onderneming jegens de belastingdienst.
-
De inspectie-instelling dient de onderneming te laten aantonen dat zij in staat is aan haar verplichtingen te voldoen.
-------------------------------------Zie in dit kader ook Aanpassingsrapport NEN 4400-1 2009-034 Indien de verkorte inspectie drie maanden na een reguliere verkorte inspectie dan wel volledige inspectie valt i.v.m. verhoging van de inspectiefrequentie uit hoofde van artikel 6.3.3 sub 2), kan worden volstaan met een verkorte inspectie die de volgende aspecten omvat: 4.2.3.1 en/of 4.2.3.3 sub 4. 4.2.2.3 sub 2 & 3 en 4.2.3.3. sub 3
Vastgesteld d.d.: 2 december 2009 Stichting Normering Arbeid
pagina 2 / 2 versie 09.01 / 25 november 2009
Centraal College van Deskundigen Aanpassingsrapport NEN 4400-1
datum: 26 mei 2010 nummer: 2010-036
Onderwerp: Aanpassing en interpretatie norm 4.2.2.1 (toepassing ‘all-in’loon)
In artikel 4.2.2.1 van de NEN 4400-1 is vastgelegd dat een onderneming waarborgt dat er geen ‘all-in’loon wordt toegepast in het uitvoeren van een adequate loonadministratie. Binnen de norm wordt een relatie gelegd met het uitbetalen van wettelijke vakantiedagen anders dan in de periode waarin de vakantie wordt genoten, waarop een wettelijk verbod tot uitbetaling ligt. Niettemin worden er in de praktijk omstandigheden aangetroffen die een aanpassing van de definitie en nadere toelichting rechtvaardigen.
Relevante redactie NEN 4400-1: 3.1 ‘all-in’loon loon met inbegrip van loon voor de wettelijk vastgelegde vakantiedagen 4.2.2.1 Het voeren van een adequate loonadministratie De onderneming voert een juiste, volledige en tijdige loonadministratie. De onderneming moet hiervoor waarborgen dat: 1) …… 2) er geen ‘all-in’loon wordt toegepast;
Situatieschets 1) Een uitzendkracht is via een payrollonderneming als oproepkracht werkzaam in de horeca. Op basis van oproep en beschikbaarheid is de uitzendkracht gemiddeld 20 uren per maand daadwerkelijk werkzaam. Per maand worden de gewerkte uren en toeslagen conform de CAO Horeca uitbetaald. Bij de maandelijkse uitbetaling worden tevens het in die maand opgebouwde vakantiegeld en de wettelijke vakantiedagen uitbetaald. In de (oproep)overeenkomst is omschreven dat er alleen sprake is van een arbeidsovereenkomst voor de uren die de onderneming/opdrachtgever met de uitzendkracht daadwerkelijk zijn overeengekomen in een bepaald tijdvak (maand). Vastgesteld d.d.: 10 juni 2010 Stichting Normering Arbeid
pagina 1 / 4 versie 10.02 / 26 mei 2010
Verder is in de overeenkomst opgenomen dat de uitzendkracht het recht heeft zijn opgebouwde vakantie in vrije tijd te genieten. Volgens de huidige definitie en norm valt deze situatie onder ‘all-in’loon. 2) Een 18 jarige uitzendkracht werkt bij een opdrachtgever in de levensmiddelensector 12 uren per week op basis van een (parttime)overeenkomst bepaalde duur voor 1 jaar en geniet een brutoloon van € 4,50, exclusief toeslagen en verrekeningen. In de overeenkomst staat het toepassen van ‘all-in’loon vermeld. De uitzendkracht is student en heeft alleen nog een studiebeurs (Wet studiefinanciering) als bron van inkomsten. Op basis van deze overeenkomst heeft de uitzendkracht recht op 48 uren (6 dagen) aan wettelijke vakantiedagen (12/40 x 20 dagen x 8 uren). De uitzendkracht heeft recht op een loon voor de wettelijke vakantiedagen van € 216,-- bruto voor dat jaar. Per maand worden de gewerkte uren en toeslagen conform de CAO Levensmiddelen uitbetaald. Bij de maandelijkse uitbetaling worden tevens het in die maand opgebouwde vakantiegeld en de wettelijke vakantiedagen uitbetaald. Volgens de huidige definitie en norm valt deze situatie eveneens onder ‘all-in’loon.
Toelichting: In Nederland is het wettelijk recht op (betaalde) vakantiedagen vastgelegd in de artikelen 7:639 en 7:640 van het Burgerlijke Wetboek (BW). Dit is een dwingendrechtelijke bepaling, waarvan, op grond van het bepaalde in artikel 7:645 BW, niet ten nadele van de werknemer kan worden afgeweken. Vanuit bovenstaande wetgeving ligt er ook in Europees verband als het gaat om het wettelijk minimum aan vakantiedagen - een afkoopverbod. Hiervan kan alleen afgeweken worden in het geval van beëindiging van het dienstverband. Het BW geeft op die wijze invulling aan een bijzonder belangrijk beginsel van communautair sociaal recht binnen de Europese Gemeenschap. Ter waarborging van de veiligheid en gezondheid van werknemers heeft de Europese Unie in richtlijn 93/104/EG van de Raad van 23 november 1993 (Publicatieblad Nr. L 307 van 13/12/1993 blz. 0018 – 0024) in artikel 7 bepalingen ten aanzien van de jaarlijkse vakantie opgenomen. Deze luiden: 1.
De Lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat aan alle werknemers jaarlijks een vakantie met behoud van loon van ten minste vier weken wordt toegekend, overeenkomstig de in de nationale wetten en/of gebruiken geldende voorwaarden voor het recht op en de toekenning van een dergelijke vakantie.
2.
De minimumperiode van de jaarlijkse vakantie met behoud van loon kan niet door een financiële vergoeding worden vervangen, behalve in geval van beëindiging van het dienstverband.
Binnen de richtlijn wordt de mogelijkheid geboden om gunstigere bepalingen voor de werknemer toe te passen middels collectieve arbeidsovereenkomsten of bedrijfsregelingen met sociale partners (artikel 15). Vastgesteld d.d.: 10 juni 2010 Stichting Normering Arbeid
pagina 2 / 4 versie 10.02 / 26 mei 2010
Het standpunt in artikel 7 is in het kader van het beantwoorden van prejudiciële vragen door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap (EG) in een arrest in 2006 bekrachtigd (JAR 2006 /84, publicatieblad C143/7 d.d. 17 juni 2006). In dit arrest wordt wel een opening geboden om onder omstandigheden het hiervoor geldende loon, buiten de periode van het genieten van vakantiedagen om, naar evenredigheid gecombineerd met de periodieke loonbetaling uit te betalen (‘rolled up holiday pay’). Dit is toegestaan mits de uitbetaling transparant en begrijpelijk voor de betreffende werknemer is. In een procedure bij het Gerechtshof Amsterdam (LJN BL4256 d.d. 27 oktober 2009) is geanticipeerd op een verwachte nuancering door het Hof van Justitie (EG), indien een Nederlandse rechtbank prejudiciële vragen aan het Hof zou stellen in relatie tot onderbroken of parttime dienstverbanden. Het verbod wordt genuanceerd door de omvang van een dienstverband en hoogte van het hieruit voortvloeiende recht op loon. Aanpassing Omstandigheden kunnen medebepalend zijn of er sprake is van strijdigheid met het recht in het toepassen van het genieten van vakantiedagen en het betalingsmoment van het loon voor deze dagen. Derhalve wordt voorgesteld om de definitie van ‘all-in’loon aan te passen. ‘all-in’loon loon waarin het loon voor de wettelijk vastgelegde vakantiedagen is geïntegreerd. (reeds geschiedt!). Tevens wordt voorgesteld om ‘all-inloon’ slechts onder voorwaarden toe te staan. Derhalve de volgende tekst als voorstel. ‘All-in’loon wordt toegestaan onder de volgende voorwaarden: 1) De (arbeids)overeenkomst vermeldt een zodanig aantal uren (bijvoorbeeld parttime of oproep-basis) dat het effect in tijdsbesteding van de opname van vakantiedagen (zeer) gering is, waarbij het aantal uren ook blijkt uit de feitelijke tewerkstelling; 2) Het effect van de tijdsbesteding van de opname van vakantiedagen blijft (zeer) gering wanneer feitelijk wisselende arbeidsuren worden vastgesteld, maar het gemiddelde aantal uren, in een periode van 6 maanden, het in de overeenkomst vermelde aantal uren benaderd; 3) In de (arbeids)overeenkomst wordt de tussen werkgever en werknemer overeengekomen wijze van opname van vakantiedagen in tijd en het moment van het uitbetalen van het loon voor vakantiedagen vastgelegd en geëerbiedigd;
Vastgesteld d.d.: 10 juni 2010 Stichting Normering Arbeid
pagina 3 / 4 versie 10.02 / 26 mei 2010
4) De werknemer heeft het recht om gedurende de looptijd van de (arbeids)overeenkomst, indien hij heeft gekozen voor ‘all-in’loon, op zijn keuze terug te komen, hetgeen schriftelijk wordt vastgelegd. De keuze tot aanpassing kan betrekking op het betalingsmoment van het loon voor vakantie-dagen, de opname van de vakantiedagen (onbetaald verlof) of beiden; 5) Een verrekening van wettelijke vakantiedagen wordt transparant op de loonstrook vermeld.
Vastgesteld d.d.: 10 juni 2010 Stichting Normering Arbeid
pagina 4 / 4 versie 10.02 / 26 mei 2010
Centraal College van Deskundigen Aanpassingsrapport NEN 4400-1: 2010
datum: 10 juni 2010 nummer: 2010-037
Onderwerp: ZZP
In te voegen dan wel aan te passen definities 3.32 Verklaring arbeidsrelatie (VAR) door de Belastingdienst voor een kalenderjaar afgegeven verklaring aan een natuurlijk persoon over het al dan niet bestaan van een dienstbetrekking of fictieve dienstbetrekking tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemer, ter bepaling van het al dan niet moeten inhouden en afdragen van loonheffingen. OPMERKING. Aan een in het buitenland gevestigde natuurlijke persoon wordt een VAR of FKI-verklaring verstrekt. Een FKI-verklaring (verklaring Fiscale Kwalificatie Inkomen) is een verklaring van de competente belastinginspecteur waarin de vraag wordt beantwoord hoe de uitvoering van de in die verklaring genoemde werkzaamheden voor de in de verklaring genoemde periode worden aangemerkt 3.35 Zelfstandige zonder personeel (ZZP-er) natuurlijk persoon die krachtens overeenkomst van opdracht of aanneming van werk: voor eigen rekening, risico en onder eigen verantwoordelijkheid en niet onder leiding en toezicht van een derde werkzaamheden verricht, of werkzaamheden verricht via de onderneming, waarvan hij tenminste de helft van de aandelen of anderszins een zodanig aantal bezit dat hij niet tegen zijn wil door de aandeelhoudersvergadering kan worden ontslagen 3.24 Onderneming (def. ongewijzigd) uitlener en (onder)aannemer 3.26 Opdrachtnemen aangaan van een overeenkomst waarbij de ene partij zich jegens de andere partij verbindt om, anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst of fictieve arbeidsovereenkomst, werkzaamheden te verrichten die uit iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een
Vastgesteld d.d.: 10 juni 2010 Stichting Normering Arbeid
pagina 1 / 5 versie 10.02 / 10 juni 2010
werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken 3.3 Bemiddelen bijeenbrengen van twee of meer partijen die met elkaar een overeenkomst van opdrachtnemen of uitbesteden (aannemen) van werk aangaan en waarbij degene die bemiddelt zelf geen partij is in de overeenkomst en bij de uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden 3.29 Uitbesteden van werk werk van stoffelijke aard tegen een te betalen prijs geheel of gedeeltelijk laten uitvoeren door een (onder)aannemer of ZZP-er, waarbij de definitie ook wel wordt aangeduid als aanneming van werk Opmerking 1 uitbesteden van werk wordt ook wel aangeduid als aannemen van werk
Artikel 4.2.5.2. Opmerking 2 komt te vervallen. Zie verder tabel in bijlage voor aanpassing nummers
Nieuw in te voegen 4.2.5.3 Uitbesteden van werk of opdrachtverstrekken aan een ZZP-er Uitbesteden van werk of opdrachtverstrekken door een onderneming waarbij de werkzaamheden door een ZZP-er worden verricht is toegestaan indien: 1.
de onderneming beschikt over een kopie van een VAR-wuo (winst uit onderneming), VAR-dga (directeur groot aandeelhouder) met een correcte geldigheidsduur of ander document waaruit blijkt dat de ZZP-er is aan te merken als zelfstandige of zelfstandig ondernemer op grond van de toepasselijke fiscale wetgeving;
2.
de onderneming de identiteit van de ZZP-er – ook op het aspect van de persoonsverwisseling – aan de hand van een geldig aan hem afgegeven authentiek identificatiedocument heeft vastgesteld en kopieën van alle relevante pagina’s van dit document aanwezig zijn;
3.
de onderneming, in het geval van een ZZP-er niet hebbende de Nederlandse nationaliteit, aan de hand van het vereiste document het gerechtigd zijn tot arbeid als zelfstandige in Nederland heeft vastgesteld en kopieën van alle relevante pagina’s van dit document aanwezig zijn;
Vastgesteld d.d.: 10 juni 2010 Stichting Normering Arbeid
pagina 2 / 5 versie 10.02 / 10 juni 2010
4.
tussen de onderneming en de ZZP-er schriftelijk een overeenkomst voor uitbesteden van werk of opdrachtnemen tot het uitvoeren van de werkzaamheden is gesloten en deze overeenkomen met de werkzaamheden die in de VAR zijn aangeduid;
5.
door de ZZP-er rechtstreeks aan de onderneming wordt gefactureerd of door de onderneming een omgekeerde facturatie (self billing) wordt toegepast waarin de ZZPer is genoemd;
6.
de onderneming van de ZZP-er, tot zeven jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de laatste facturatie plaatsvond, een papieren en/of elektronisch dossier beschikbaar houdt dat minimaal omvat: a.
een kopie van de VAR
b.
een kopie van het identificatiedocument
c.
voor zover vereist een kopie van het document waaruit de gerechtigdheid tot arbeid als zelfstandige in Nederland blijkt
d.
een kopie van de overeenkomst van uitbesteden van werk en/of opdrachtnemen.
OPMERKING: De onderneming wordt bij een onjuiste beoordeling en/of afwezigheid van documenten en bij het aantreffen van afwijkingen tussen de werkzaamheden genoemd in de overeenkomst en in de VAR, als inhoudingsplichtige aangemerkt. Dit betreft de aspecten vermeld onder 1 tot en met 4.
4.2.5.4 Bemiddelen van een ZZP-er door een onderneming Bemiddelen door een onderneming tussen een ZZP-er en degene voor wie de ZZP-er gaat werken is toegestaan indien: 1.
tussen de onderneming en de ZZP-er schriftelijk een overeenkomst tot bemiddelen is gesloten en de onderneming een kopie hiervan tot zeven jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de ZZP-er werkzaam is geweest, bewaart;
2.
facturatie door de onderneming plaatsvindt, deze herkenbaar namens de ZZP-er geschiedt.
OPMERKING: De onderneming wordt bij afwezigheid van de overeenkomst, vermeld onder 1 in deze eis, als inhoudingsplichtige aangemerkt. Nummering aanpassen: oud
nieuw
4.2.5.3
4.2.5.5
4.2.5.4
4.2.5.6
4.2.5.5
4.2.5.7
Vastgesteld d.d.: 10 juni 2010 Stichting Normering Arbeid
pagina 3 / 5 versie 10.02 / 10 juni 2010
Aan te passen: 7.1 Verkorte inspectie 4.2.5.4 vervangen door 4.2.5.6 8.2.1
In afdoende mate voldoen aan de eisen van deze norm
Van een major non-conformiteit is sprake indien niet wordt voldaan aan een van de volgende eisen. Invoegen: 4.2.5.3 sub 1, 2, 3 en 4
de afwijking moet structureel en/of substantieel zijn
4.2.5.4 sub 1
de afwijking moet structureel en/of substantieel zijn
Aanpassen bestaande verwijzing: 4.2.5.4 sub 1 en 4 vervangen door 4.2.5.6 sub 1 en 4 4.2.5.5 vervangen door 4.2.5.7
Vastgesteld d.d.: 10 juni 2010 Stichting Normering Arbeid
pagina 4 / 5 versie 10.02 / 10 juni 2010
Bijlage 3 Termen en definities Aanpassen bestaande nummering 3.3
3.4
3.4
3.5
3.5
3.6
3.6
3.7
3.7
3.8
3.8
3.9
3.9
3.10
3.10
3.11
3.11
3.12
3.12
3.13
3.13
3.14
3.14
3.15
3.15
3.16
3.16
3.17
3.17
3.18
3.18
3.19
3.19
3.20
3.20
3.21
3.21
3.22
3.22
3.23
3.23
3.24
3.24
3.25
3.25
3.27
3.26
3.28
3.27
3.29
3.28
3.30
3.29
3.31
3.30
3.33
3.31
3.34
3.32
3.35
Vastgesteld d.d.: 10 juni 2010 Stichting Normering Arbeid
pagina 5 / 5 versie 10.02 / 10 juni 2010