oktober 2014 --- jaargang 40
vbschrift nr. 05 16 13
Duitsland wijst de weg naar gezonde scholen
Leiden grotere besturen tot betere scholen? 04
Beroepsstandaarden bieden ruimte
2
Onderwijspolitiek na Dijsselbloem
D
e bevindingen van de commissie Dijsselbloem (2008) hebben het vertrouwen tussen onderwijsveld en overheid aanvankelijk hersteld, maar de rolverdeling is niet wezenlijk veranderd. Het toetsingskader, dat moest bijdragen aan een zorgvuldig beleidsproces is nauwelijks gebruikt. Dit concludeert de Onderwijsraad in zijn advies ‘Onderwijspolitiek na de commissie Dijsselbloem’. Dit wordt volgens de raad alleen anders als de politiek oor heeft voor bevlogen
schoolleiders en leraren. De VBS geeft hen stem in een beweging rond diversiteit en transitie in het onderwijs. ‘Politici lijken in reactie op het rapport Dijsselbloem het gesprek over onderwijsvernieuwing uit de weg te gaan. Dat is onbedoeld en onwenselijk. De overheid moet krachtig opereren als het stelsel of de duurzame kwaliteit van onderwijs in het geding is. Dit is haar kerntaak’, aldus de voorzitter van de Onderwijsraad Geert ten Dam.
Lectoraat Vernieuwingsonderwijs
Acceptatieplicht voor alle scholen?
E
lke school moet elke leerling accepteren, vinden PvdA en VVD. Zij benadrukken dat kinderen op alle scholen welkom moeten zijn. Leerlingen zouden dan ook niet mogen worden geweigerd op grond van de religieuze achtergrond van hun ouders. De VBS meent dat met een algemene acceptatieplicht wordt ingegaan tegen de grondwettelijke vrijheid van het bijzonder onderwijs. Bovendien is de VBS van mening dat een bij wet geregelde acceptatieplicht iets regelt dat in de praktijk niet speelt en dat het PvdA/VVDvoorstel dus slechts voor de bühne is.
De commissie Dijsselbloem deed onderzoek naar onderwijsvernieuwingen sinds de jaren ’90. Zij leverde stevige kritiek op het onderwijsbeleid en deed veel aanbevelingen voor verbetering. Op verzoek van de Tweede Kamer ging de Onderwijsraad na in hoeverre hier lering uit is getrokken. De invloed van het rapport is beperkt, concludeert de raad. Bovendien is een nieuw perspectief op onderwijsbeleid nodig.
V
anaf 1 januari 2015 gaat de VBS samenwerken met de Nederlandse Dalton Vereniging, de Nederlandse Jenaplan Vereniging en de Freinet Beweging in het Lectoraat Vernieuwingsonderwijs. Het huidige Daltonlectoraat wordt dan verbreed tot vernieuwingsonderwijs. De participatie in het Lectoraat Vernieuwingsonderwijs geeft de VBS, en daarmee haar leden, toegang tot
praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. De huidige Daltonlector dr. Patrick Sins gaat de verbreding van het lectoraat vormgeven. Het lectoraat heeft een looptijd van zes jaar. De VBS stelt geen geldelijke bijdrage ter beschikking, maar investeert in de samenwerking door haar netwerk actief open te stellen en door het uitvoeren van praktijkonderzoek.
04
13
colofon VBSchrift is de officiële uitgave van de Vereniging Verenigde Bijzondere Scholen voor onderwijs op algemene grondslag. VBSchrift verschijnt zes maal per jaar. De redactie behoudt zich het recht voor ingezonden artikelen, advertenties of andere kopij niet te plaatsen of in te korten. De VBS aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor de inhoud van artikelen die door anderen dan VBS-medewerkers zijn geschreven, noch voor producten of diensten die via de advertenties in dit blad worden aangeboden. Redactie VBSchrift: Petra van Brecht, Koen Groeneveld, Akke Tick (eindredacteur), Peter Warnders (hoofdredacteur) Redactieadres: VBS, Bezuidenhoutseweg 251-253, 2594 AM Den Haag, tel.: 070–331 52 52, fax: 070–381 42 81, e-mail:
[email protected], VBS-site: www.vbs.nl, ISSN: 0922–3053 Ontwerp en advies: VormVijf, Den Haag Druk: Ando bv, Den Haag Fotografie: Jorn van Eck; Rolf van Koppen Fotografie (cover); VBS-foto-archief, tenzij anders vermeld is
inhoud Beroepsstandaarden bieden ruimte voor maatwerk --- 04 Beroepsstandaard vo is binnenkort officieel --- 06 Professionaliseringsthema’s voor herregistratie --- 08 Juridische vragen en personeelsvraagstukken --- 09 Gezonde scholen leveren betere onderwijsresultaten --- 13 Leiden grotere besturen tot betere scholen? --- 16 Verenigingsnieuws --- 18 Echte aandacht laat p roblemen smelten --- 19
vbschrift --- oktober 2014 --- nr. 05
3
Onderwijscao’s luiden nieuw tijdperk in De nieuwe cao’s voor het primair en voortgezet onderwijs zijn van kracht. Voor beide cao’s geldt dat alle betrokkenen een modernere collectieve regeling van de arbeidsvoorwaarden in de sector nastreefden. Te begrijpen, in het Nationaal Onderwijsakkoord ligt immers sterk de nadruk op de professionalisering van leraren en schoolleiders en op een doorontwikkeling van de school als lerende organisatie.
D
e vergroting van de ruimte voor maatwerk voor de individuele werkgever in het onderwijs bij het inrichten van de schoolorganisatie en de vormgeving van het personeelsbeleid op schoolniveau is een belangrijk omslagpunt. Het integraal personeelsbeleid ontwikkelt zich ook in het onderwijs tot strategisch HRMbeleid. Rond de borging van zeggenschap en medezeggenschap van personeel over hun professionele ruimte binnen de schoolorganisatie zijn afspraken gemaakt. In het voortgezet onderwijs werken partijen in onderling overleg uitgangspunten en kaders uit voor een professioneel statuut en over de gevolgen van de nieuwe wet op de onderwijstijd voor de jaarlijkse onderwijsplanning. De personeelsgeleding van de MR heeft een doorslaggevende stem.
In het primair onderwijs krijgen werknemers meer individuele rechten op scholing en competentieontwikkeling. In deze sector ontstaat er ook ruimte om op bestuursniveau voor een eigen overlegmodel te kiezen voor de verdeling van de verschillende taken binnen de schoolorganisatie. De personeelsgeleding van de MR heeft daarbij instemmingsrecht. De werkgevers hebben ingestemd met onderzoek naar de door direct betrokkenen ervaren werkdruk en terugdringing van mogelijke werk gerelateerde stressfactoren. In andere branches zijn rond de cao vergelijkbare ontwikkelingen gaande als in het onderwijs. Centraal staat ook daar het creëren van meer ruimte voor maatwerk binnen de organisatie en versterking van de zeggenschap van de werknemers bij het arbeids-
Simon Steen algemeen directeur
voorwaardenbeleid. Zo heeft Panteia in opdracht van FME een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar hoe de vernieuwing van de cao voor de Metalektro eruit zou moeten zien. De conclusie is dat de cao moet blijven, maar er ruimte voor maatwerk moet komen binnen de bedrijven. Het sleutelwoord daarbij is co-creatie. Hier wordt een vorm van samen werking bedoeld waarbij alle partijen invloed hebben op het proces en op het resultaat daarvan. Dit vereist gemeenschappelijke uitgangspunten en onderling vertrouwen. De caopartijen voor het funderend onderwijs zijn met de recent afgesloten cao’s dus op de goede weg, maar moeten de komende tijd wel verder vorm en inhoud geven aan co-creatie.
Artikel 23 in de Tweede Kamer
D
e Tweede Kamer heeft deze week gedebatteerd over aan artikel 23 van de Grondwet gerelateerde thema’s: richtingvrije scholenplanning, acceptatieplicht, leerlingenvervoer, thuisonderwijs en kleurverschieten van scholen. De VBS volgt de discussie voor haar leden nauwlettend en levert waar nodig tijdig haar inbreng. Voorlopig resultaat van dit debat was dat er drie onderzoeken komen: de relatie tussen artikel 23 en de zorgplicht van scholen, de gevolgen van richtingvrije scholenplanning en de bekostiging van leerlingenvervoer.
De relatie artikel 23-zorgplicht werd ingegeven door de wens van PvdA en VVD een acceptatieplicht voor scholen in te voeren, omdat beide partijen van mening zijn dat het bijzonder onderwijs op oneigenlijke gronden zorgleerlingen weigert. De VBS is van mening dat een bij wet geregelde acceptatieplicht iets regelt dat in de praktijk niet speelt. De VBS is voorstander van richtingvrije planning en is het eens met staatssecretaris Dekker wanneer die stelt dat het huidige scholenbestand niet aansluit bij ontwikkelingen in de samenleving. Stichting van scholen op grond van een pedagogische visie zou, als het
vbschrift --- oktober 2014 --- nr. 05
aan de VBS ligt, inderdaad eenvoudiger moeten kunnen worden. Het aan banden leggen van thuisonderwijs, wat de staatssecretaris wil, is volgende de VBS geen goede ontwikkeling. Het druist in tegen de keuzevrijheid van ouders voor onderwijs voor hun kind. Op korte termijn komt Dekker met een opzet voor kaders waarbinnen thuisonderwijs zich zou mogen begeven. Voor de zomer van 2015 moet er een wetsvoorstel komen voor het kleurverschieten van scholen. De VBS is niet tegen dit principe, maar vindt wel dat het gepaard moet gaan met de nodige waarborgen.
4
Beroepsstandaarden bieden ruimte voor maatwerk tekst: Akke Tick --- fotografie: Marieke Wijntjes
De beroepsstandaard van schoolleiders is niet meer weg te denken. ‘Het staat voor professionalisering en kwaliteit van schoolleiders en leidinggevenden in het onderwijs’, aldus Jona Isaac, senior-adviseur bij de VBS. Toch is het zaak te blijven waken voor overregulering.
I
n het vo is een nieuwe beroepsstandaard voor schoolleiders bijna ontwikkeld. Het po heeft twee jaar geleden een nieuwe versie van de beroepsstandaard voor schoolleiders gekregen. Van gedachten wisselen over een beroepsstandaard betekent de vraag stellen wat het eigenlijk is en of het nodig is. Hans van Willegen, projectleider invoering beroepsstandaard en schoolleiders register VO bij de VO-academie, Marja Creemers, directeur Schoolleiders PO, Violette van Empel senior-adviseur HRM bij de VBS en Isaac zijn het erover eens dat een beroepsstandaard beschrijft wat schoolleiders doen en wat van hen verwacht wordt. ‘Met het formuleren van een standaard neemt de beroepsgroep zelf het initiatief om de gewenste kwaliteiten van schoolleiders vast te leggen’, aldus Creemers. ‘Ieder zichzelf respecterende beroepsgroep stelt eisen aan het vak’, vult Van Willegen aan. ‘Er zijn veel ontwikkelingen die op de schoolleider afkomen en hij heeft met veel actoren te maken. Continue professionalisering is nodig. Bekwaamheden ontwikkelen zich in een context.’ Betrokkenen vinden ook dat schoolleiders een belangrijke rol vervullen in het onderwijs. ‘Slechte scholen met goede schoolleiders bestaan gewoon niet. Een goede schoolleider zorgt wel voor een wending’, aldus Van Empel. Dit blijkt ook uit onderzoek van onder andere Marzano en de onderwijs inspectie. Met de wet op het basisonderwijs in 1985 is er in het po aandacht gekomen voor de functie van directeur. Hij kreeg kreeg meer verantwoordelijkheden. Isaac: ‘Decentralisatie vanuit de overheid werd de tendens. Simpel gezegd: Zoetermeer droeg op, maar er was nog weinig bestuurlijke en beleidservaring op de scholen.’ Van Empel vult aan: ‘Ook de lumpsumfinanciering vraagt om een meerjarenvisie en beleidsvoerend vermogen van de schoolleider. Hiervoor is kennis en vaardigheid nodig om keuzes te durven en kunnen maken.’ Scholing voor deze directeuren was er ook niet. Creemers: ‘Ton Duif, oprichter en voormalig
voorzitter van de AVS nam ruim tien jaar geleden het initiatief een beroepsregister voor schoolleiders op te richten. De Nederlandse Schoolleiders Academie (NSA) werd begin 2013 omgebouwd naar het Schoolleidersregister PO.’
Wie is de schoolleider? De eerste stap in het opstellen van een beroepsstandaard in het voortgezet onderwijs is voor Van Willegen nadenken over wie de schoolleider eigenlijk is. ‘Er zijn verschillende definities mogelijk. Kijk je op schaal of kijk je op inhoud is een relevante vraag. We hebben in het vo een veld raadpleging gedaan met een valide steekproef. Daaruit kwam dat een schoolleider iemand is die in het directiestatuut benoemd is. Dat kan gaan van teamleider tot rector.’ Van Empel vindt het begrip schoolleider nog niet zo eenduidig te omschrijven. Van Empel: ‘Over wie hebben we het eigenlijk? Onderwijskundig leider, integraal leider of directeur-bestuurder. Het is enerzijds een leidinggevende die deel uitmaakt van het primaire onderwijsproces, maar anderzijds iemand die leiding geeft aan onderwijspersoneel. Bij een pitters zie je vaak de combinatie.’ In het po is in de cao vastgelegd wie tot de schoolleiders worden gerekend die zich moeten inschrijven en uiteindelijk registreren in het register. Alle leidinggevenden in een A- of D-schaal. Verdeling van taken en rollen liggen overigens niet vast. Het is aan het bestuur de functie- en taakverdeling te maken die past bij de context. In het vo zie je steeds vaker een opsplitsing van die rollen. Van Empel ziet dit als positief: ‘Iedere schoolleider kan zijn staf en managementteam organiseren. Als bepaalde taken niet bij hem passen kan hij ze delegeren naar andere functionarissen en/of managementleden. In de praktijk zie je helaas ook directeuren die veel tijd kwijt zijn met werkzaamheden die niet thuishoren bij de functie, denk bijvoorbeeld aan conciërgewerk. De directeuren komen daardoor niet voldoende toe aan de eigenlijke werkzaamheden. Dat is soms
vbschrift --- oktober 2014 --- nr. 05
5
gemakkelijker en een logisch gevolg van de route waarop hij in deze positie is gekomen en in de waan van de dag al dan niet noodzakelijker. De VBS ervaart dat er in het ontwikkelen van strategisch beleid nog wel een flinke slag te maken valt.’ Isaac vindt het belangrijk dat schoolleiders van buiten, rekening houden met het specifieke karakter van het onderwijs. ‘Een school is niet zomaar een bedrijf. Bazen van buiten kunnen goed werken en brengen de buitenwereld binnen. Ze mogen echter niet uit het oog verliezen dat voor de klas staan een specifiek beroep is waar je er altijd honderd procent voor de kinderen moet zijn.’
Geen afvinklijst Professionalisering is maatwerk, daar is iedereen het over eens. Van Willegen: ‘Bekwaamheden ontwikkelen zich fijnmazig en dienen ruimte te laten voor een eigen visie op leiderschap. Je moet uit kijken dat het geen afvinklijst wordt. Er moet een evenwicht zijn tussen ruimte en sturing.’ In het onderwijsveld leeft vaak de gedachte dat er geen tijd en geld voor bijscholing is. Creemers begrijpt de bezorgdheid maar geeft aan dat professionalisering ook juist zorgt voor een verlaging van de werkdruk en tijdsbesparing. Informeel leren, in de eigen onderwijspraktijk, is ook een vorm van professionalisering. Het is dan ook niet iets dat erbij komt, want je leert wat je nodig hebt in de praktijk.’ Van Empel deelt ook de opvatting dat professionalisering werkdruk kan verlagen en uiteindelijk tijd kan besparen.’ Wie beter wordt in zijn werk, zal sneller werken en taken en werkzaamheden makkelijker oppakken. Professionali-
sering kan ook in de vorm van intervisie, deelname aan netwerken, feedback vragen. Dit kost wel tijd en investering maar zal zich uiteindelijk ook weer terugverdienen.’ De beroepsstandaarden zijn ook de basis voor de ontwikkeling van een schoolleidersregister in het po en vo. Veel beroepsgroepen zoals advocaten en artsen, kennen een register. Het schoolleidersregister po is medio 2013 opengesteld voor inschrijving. Ruim 6000 schoolleiders zijn inmiddels ingeschreven. Meer dan 1000 daarvan hebben aangetoond te voldoen aan de basiskwalificaties en zijn Registerdirecteur Onderwijs (RDO) of Registeradjunctdirecteur Onderwijs (RADO). Voor 2018 moeten alle schoolleiders aangetoond hebben te voldoen aan de basiskwalificaties. Recent is in de cao po afgesproken dat niet voldoen aan de (her-)registratieeisen rechtspositionele gevolgen kan hebben. Het schoolleidersregister vo wordt momenteel vormgegeven als kwaliteitsregister. In het vo is nog enige weerstand te signaleren. Professionaliseren is nodig, maar moet dat verplicht en in een register? Betrokkenen erkennen de noodzaak tot ruimte en geven aan dat het gaat om maatwerk. Van Willegen: ‘Het is zeker niet de bedoeling met de registratie alles dicht te timmeren. Uiteindelijk gaat het om leiderschap.’ Tot slot benadrukt Creemers: ‘De competenties in het register zijn een manier om goed naar leiderschap te kijken. Het register is een middel om de professionele ontwikkeling te stimuleren en helpt het gesprek over het de professionaliseringsagenda van schoolleiders te voeren.’
vbschrift --- oktober 2014 --- nr. 05
6
Beroepsstandaard vo is binnenkort officieel tekst: Akke Tick --- fotografie: Marieke Wijntjes
Is de beroepsstandaard po al aan haar tweede versie toe, de beroepsstandaard vo is nog in wording. Op dit moment worden de resultaten van informatiesessies geanalyseerd. Projectleider beroepsstandaard en schoolleidersregister bij de VO-academie, Hans van Willegen, is optimistisch gestemd. ‘Ook het vo heeft binnenkort een officiële standaard.’
‘A
an het beroep van schoolleider zijn geen landelijke eisen verbonden. Wel is het een wettelijke eis dat minimaal de helft van de leden van een school leiding over een lesbevoegdheid dient te beschikken, aldus WVO artikel 34’, zegt van Willegen. ‘De VO-raad heeft met OCW afspraken gemaakt over professionalisering. De ontwikkeling van een beroepsstandaard is in dat verband wenselijk.’ De overheid laat het aan het vo zelf over om een standaard te ontwikkelen. De weg daarnaar is lang. ‘Het vo-veld is een complex veld. Het is belangrijk dat de beroepsgroep zelf drager is van onderwijskwaliteit. Dat betekent zelf keuzes over de inhoud maken, vorm en betekenis geven aan ambities, educatie en regulering en de verbinding leggen met relevante beleids- en organisatiekaders. De diversiteit maakt dat zo’n proces tijd vraagt.’
Register De startnotitie ‘Professionaliseringsstrategieën, Betekenisvolle inbedding
van het schoolleidersregister vo’ van Mirko Noordegraaf was de start van het proces. In dit rapport staat helder verwoord dat voor een schoolleider in een complexe onderwijsomgeving professionele ontwikkeling onontbeerlijk is. Een van de professionaliseringsactiviteiten is een register. Een register dient drie doelen: • de waarborging van de kwaliteit en status van het beroep richting de samenleving, politiek, schoolbestuurders en leerkrachten; • het concretiseren van de kennis en bekwaamheden die van een schoolleider verwacht mogen worden; • het bevorderen van scholing c.q. professionele ontwikkeling van leidinggevenden. In mei 2014 heeft over het register een brede digitale veldraadpleging plaatsgevonden. Van Willegen: ‘Met 626 reacties kunnen we rustig stellen dat er sprake is van een valide steekproef waaruit conclusies zijn te trekken voor de gehele beroepsgroep. Uit de resultaten blijkt dat 95 procent van de bestuurders, 85 procent van de schoolleiders en 65 procent van de teamleiders weten dat de VO-academie werkt aan de ontwikkeling van het schoolleidersregister.’ Deze functiegroepen onderschrijven de doelstellingen van het register. Ook zien ze de eigen professionele ontwikkeling als belangrijkste doelstelling.
Basiscompetenties Er zijn voor de beroepsstandaard, de grondslag van het register, vijf basiscompetenties voor schoolleiders vastgesteld. Dit zijn: • het creëren van een gezamenlijke visie en richting;
vbschrift --- oktober 2014 --- nr. 05
• realiseren van een coherente organisatie ten behoeve van het primaire proces; • bevorderen van samenwerking, leren en onderzoeken; • strategisch omgaan met de omgeving; • analyseren en probleemoplossen (hogere orde denken). Van Willegen: ‘Deze basiscompetenties zijn in algemene bewoordingen beschreven en kunnen schoolleiders in de context van de eigen functie en werkomgeving specificeren. Ze worden nader uitgewerkt in bekwaamheden of met andere woorden in eisen voor professioneel handelen van beroepskrachten binnen een bepaalde beroepsgroep, in termen van benodigde kennis, kunde en zichtbaar gedrag. In vergelijking met competenties zijn bekwaamheden concreter geformuleerd.’ De concept-bekwaamheden zijn in september verspreid en nu kunnen schoolleiders en bestuurders erop reageren. We hopen ze aan de VO-raad voor te leggen in november.’ Wanneer de beroepsstandaard is vastgesteld wordt in overleg met de schoolleidersopleidingen een (basis)opleiding voor schoolleider vo ontwikkeld. Daarnaast volgt een vertaling naar een assessment of EVC-procedure (evaringscertificaat) voor zittende schoolleiders. Willegen: ‘Ik heb goede hoop dat begin volgend jaar ook hiermee volop aan de slag kan worden gegaan.’ Meer informatie www.vo-academie.nl
8
Professionaliseringsthema’s voor herregistratie tekst: Akke Tick --- fotografie: Marieke Wijntjes
De beroepsstandaard voor schoolleiders in het po en de competenties daarin zijn belangrijk uitgangspunt voor het Schoolleidersregister PO. Opleidingen, assessments en EVC-procedures die schoolleiders kunnen gebruiken om hun basiskwalificaties aan te tonen moeten aansluiten bij deze standaard, maar ook de criteria voor herregistratie hebben een duidelijk verband met de competenties uit de beroepsstandaard.
E
ven het geheugen opfrissen. ‘Professionele schoolleiders, beroepsstandaard voor schoolleiders in het primair onderwijs’ is twee jaar geleden geactualiseerd. Marja Creemers, directeur Stichting Schoolleiders PO, legt uit: ‘Fundament van de beroepsstandaard is de noodzaak van effectief leiderschap. Dit containerbegrip is vertaald naar vijf basiscompetenties. Visiegestuurd werken, relatie met de omgeving, vormgeven aan organisatiekenmerken vanuit een onderwijskundige gerichtheid, leiderschapsstrategieën die gericht zijn op het bevorderen van samenwerking, leren van leraren en onderzoek voor school- en onderwijsontwikkeling, en hogere orde denken.’ Met het instrument beroepsprofiel kunnen schoolleiders een helder beeld krijgen van specifieke competenties in concrete werksituaties. Creemers: ‘Dit helpt niet alleen bij het reflecteren op het functioneren maar kan ook worden gebruikt om een functiebeschrijving of functieprofiel op te stellen.’ In de loop der tijd is het takenpakket van de schoolleider niet alleen diverser en uit dagender, maar ook zwaarder en veranderlijker geworden. Dat vraagt om het continu blijven werken aan je ontwikkeling en de benodigde competenties.’
Herregistratie Het model voor herregistratie dat inmiddels is vastgesteld is gebaseerd op de uitkomsten van twee verkennende onderzoeken die het School-
leidersregister PO in 2013 en 2014 heeft uitgevoerd. Op basis van de wensen van schoolleiders, bestuurders, opleiders, HRM-ers en wetenschappers is gekozen voor een herregistratiemodel dat uitgaat van zeven professionaliseringsthema’s. Dit zijn thema’s waarvan schoolleiders (en stakeholders) zelf zeggen dat die de inhoud van hun vak de komende jaren in belangrijke mate zullen bepalen.’ De thema’s 2014 zijn: • persoonlijk leiderschap; • kennis- en kwaliteitsontwikkeling; • in relatie staan tot de omgeving; • omgaan met verschillen; • regie en strategie; • leidinggeven aan verandering; • toekomstgericht onderwijs Creemers: ‘Per vier jaar kiest de schoolleider drie thema’s waarop hij zichzelf verder wilt ontwikkelen. Minimaal eenmaal per jaar geeft hij in het register aan wat de voortgang is. In de toekomst zal het aantal thema’s mogelijk uitgebreid worden. Ook wordt jaarlijks bekeken of thema’s aangepast moeten worden.
Pilot informeel leren Professionalisering aan de hand van de thema’s kan door middel van een formele of informele route. Creemers legt uit: ‘Het is bijvoorbeeld mogelijk om een opleiding te volgen die een thema behandelt. Maar juist in de praktijk en in de samenwerking met collega’s doet de schoolleider ook veel nieuwe leerervaringen op. Er is dan ook veel ruimte voor informeel leren. Professionele beoordelaars of collegaschoolleiders toetsen dan aan de hand van een aantal criteria of de kennis en competenties op een (deel)thema behaald zijn.’ ‘De validering van de informele route is nog in ontwikkeling. Er start in november een pilot rond de thema’s persoonlijk leiderschap, in relatie staan tot de omgeving en leiding geven aan verandering. Schoolleiders die als een van de eersten via de informele route willen werken aan deze thema’s zijn welkom mee te doen aan onze pilot en krijgen daarmee de gelegenheid mee te denken over en te werken aan de uiteindelijke route van valideren van informeel leren.’ Tot slot benadrukt Creemers dat professionele ontwikkeling ook geldt voor het Schoolleiders register PO zelf. ‘Wij zullen voortdurend in gesprek blijven met schoolleiders en hun belanghebbenden zodat we ervoor kunnen zorgen dat de kwaliteitscriteria voor schoolleiders blijven aansluiten op de praktijk.’ Meer informatie www.schoolleidersregisterpo.nl
9
juridisch financieel personeel
Montessorischool kan leraar of stagiair die geen hand wil geven weigeren tekst: Bas Vorstermans
Op montessorischolen neemt het elkaar geven van een hand vaak een belangrijke plaats in. In het primair montessorionderwijs is het gebruikelijk dat de leerlingen hun leraar aan begin en eind van de schooldag een hand geven. In het middelbaar onderwijs wordt dit gebruik soms voortgezet. Wanneer een leraar, stagiair of leerling claimt op religieuze gronden geen hand te willen geven, komt dat op gespannen voet te staan met de grondslag van de school. Hoe moet daarmee worden omgegaan?
D
it was de inzet van een zaak waar onlangs door het College voor de Rechten van de Mens over geoordeeld is. Een school voor voortgezet montessorionderwijs had een vrouwelijke student aan de lerarenopleiding op de lijst gezet voor een docentstage. Nadien bleek bij een kennismaking dat de aspirant-stagiaire vanwege haar Islamitische geloofsovertuiging aan mannen geen hand wilde geven. De school gaf daarop aan dat dat een probleem vormde, omdat het geven van de hand onderdeel is van de montessoriaanse visie op onderwijs. Daarop heeft de school de student van de stagelijst gehaald. De student was het daar niet mee eens.
gelijke behandelingswetgeving of sprake is van verboden onderscheid. Ook wanneer iemand anders behandeld wordt omdat hij of zij op basis van geloofsovertuiging anderen geen hand geeft, kan die persoon dus om een oordeel vragen van het College voor de Rechten van de Mens. Dit oordeel is niet bindend, maar is natuurlijk wel zwaarwegend. Het oordeel verplicht degene die verboden onderscheid heeft gemaakt, dus niet om iets te doen of te laten. Het is wel mogelijk dat aan de hand van het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens een ge- of verbod wordt gevraagd van de rechter. In het hierboven beschreven geval kaartte de student de zaak dus aan bij het college.
Wanneer iemand zich gediscrimineerd (ongelijk behandeld op grond van bijvoorbeeld ras, geslacht, seksuele geaardheid, lichamelijke beperking of religie) voelt, kan hij daarover een klacht indienen bij het College voor de Rechten van de Mens. Dit college beoordeelt aan de hand van de
In het verleden heeft het College voor de Rechten van de Mens eerder geoordeeld over situaties waarin het ging om het weigeren de hand te geven op basis van geloofsovertuiging. In sommige gevallen ging het daarbij ook om een onderwijs
Historie
vbschrift --- oktober 2014 --- nr. 05
instelling in haar verhouding tot leerlingen of leraren. De school stelde zich dan veelal op het standpunt dat het geven van de hand de in Nederland gebruikelijke begroetingswijze is en dat de school die ook zelf wil toepassen. Soms zei de school dat het handen geven ‘een regel’ binnen de school is, soms beriep de school zich erop dat men de leerlingen moet voorbereiden op de Nederlandse maatschappij. Het College voor de rechten van de Mens oordeelde daarover steeds op de volgende wijze: De regel dat personeel of leerlingen elkaar de hand moeten geven, is een regel die indirect onderscheid maakt op grond van religie, omdat deze regel mensen die op grond van hun religie mensen van het andere geslacht geen hand willen geven (dat geldt bijvoorbeeld ook voor orthodoxe Joden) zwaarder treft. De regel dient wel een redelijk doel (beleefd groeten als regel binnen de school en als voorbeeld voor hoe het binnen de maatschappij ‘hoort’). Dan moet worden nagegaan of de regel noodzakelijk is om dat doel te bereiken. Daar
10
strandde steeds het verweer van de scholen, omdat het college oordeelde dat ook ander begroetingswijzen, zoals een hoofdknik (eventueel met toelichting) als beleefde groet kunnen worden aangemerkt. Daarom is de regel dat slechts de hand geschud mag worden, niet noodzakelijk en wordt er verboden onderscheid op grond van religie gemaakt als die regel wordt toegepast.1 Deze lijn van beoordeling door het College voor de Rechten van de Mens heeft zo nu en dan geleid tot discussie. In de media, maar soms ook in de rechtswetenschap, werd de vraag gesteld of dat niet wat ver ging. Een van de redenen is, dat de weigering om mensen van het andere geslacht de hand te geven, zelf ook weer inbreuk maakt op de gelijke behandeling, namelijk de gelijke behandeling tussen man en vrouw. Wanneer de rechter na het oordeel van het college nog aan de zaak te pas kwam, was deze het met dat oordeel ook niet altijd eens. In 2009 heeft de Centrale Raad van Beroep, de hoogste ambtenarenrechter, in een zaak over het openbaar onderwijs geoordeeld over het ontslag van een leraar die van het ene op het andere moment weigerde mensen van het andere geslacht de hand te geven. Ook in die zaak had het College voor de Rechten van de Mens daarvoor geoordeeld dat sprake was van verboden onderscheid. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter: ‘Het gaat bij de vraag of de op de school geldende uniforme begroetingsregel zich verdraagt met het verbod van onderscheid naar godsdienst om een afweging van belangen van de stichting en de school enerzijds en die van betrokkene, die zou moeten worden beschermd tegen ongelijke behandeling vanwege haar godsdienst anderzijds. Van belang achtte de Centrale Raad daarbij dat de geloofsuiting waarvoor bescherming wordt verlangd zich in de openbaarheid manifesteert en dat daarbij anderen zijn betrokken, waaronder ook leerlingen, ouders en andere derden. De begroetingsregel zit dus direct op de wijze van functievervulling. Het belang van de openbare school, gelegen in het voorkomen van segregatie en het bevorderen van de duidelijkheid in een multiculturele
1 Bijvoorbeeld oordeelnummers 2006-220, 2006-221 en 2011-7 (destijds heette het College voor de Rechten van de Mens nog Commissie Gelijke Behandeling)
schoolgemeenschap weegt in de gegeven omstandigheden zo veel zwaarder dan het door betrokkene nagestreefde belang bij verscheidenheid, dat de Raad van oordeel is dat de voorgeschreven begroetingswijze, te weten het schudden van handen, passend en noodzakelijk is te achten.’2
Beoordeling in deze zaak In de zaak van de aspirant-stagiaire tegen de school voor voortgezet montessorionderwijs beriep de school zich erop dat het geven van de hand te maken heeft met de identiteit van de school. Daarover zijn uitzonderingsbepalingen in de Algemene Wet Gelijke Behandeling opgenomen: ‘de vrijheid van een instelling van bijzonder onderwijs om eisen te stellen over de vervulling van een functie, die, gelet op het doel van de instelling, nodig zijn voor de verwezenlijking van haar grondslag’ (artikel 5 lid 2 onder c AWGB). Eenzelfde uitzondering geldt ook bij de toelating en de deelname aan het onderwijs (artikel 7 lid 2 AWGB). Doorgaans wordt ervan uit gegaan dat het dan moet gaan om eisen verband houdend met een godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag. In deze zaak werd voor het eerst een beroep gedaan op deze uitzondering op basis van een pedagogische of opvoedkundige grondslag van het (algemeen) bijzondere onderwijs. Voor een geslaagd beroep op de uitzonderingsbepaling moet aan een aantal voorwaarden voldaan worden. In de eerste plaats moet de gestelde eis nodig zijn met het oog op de grondslag. Ook moet er sprake zijn van een consistent beleid om die grondslag na te leven. De stagiaire voerde bij het college aan dat zij mensen begroet door haar hand op haar hart te leggen. Maar het college oordeelt dat de school voldoende aantoont dat aan het geven van een hand binnen de montessoripedagogiek bijzondere betekenis toekomt. Aan het begin en het einde van elke les op de school geeft de docent de leerling een hand en maakt daarbij oogcontact. Het gaat niet slechts om een begroeting. Het college oordeelt dat de school heeft aangetoond dat de eis om aan leerlingen een hand te geven nodig is om uitvoering te geven aan de montessorigrondslag van de school. Wat betreft het vaste beleid voert de
2 Centrale Raad van Beroep, 7 mei 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI2440
vbschrift --- oktober 2014 --- nr. 05
school aan dat zijn docenten affiniteit met het montessorionderwijs moeten hebben. Bij de selectie van nieuwe docenten wordt dit getoetst. De school biedt nieuwe docenten in het eerste jaar een montessori-introductiecursus van zes bijeenkomsten aan. Daarna vindt gedurende de verdere loopbaan verdieping in de montessoripedagogiek plaats. Als in het eerste jaar van het dienstverband blijkt dat een docent niet in staat is om op een goede wijze uitvoering te geven aan de montessoripedagogiek, zal de school het contract met deze docent niet verlengen. Ook voert de school met aspirantstagiairs een intakegesprek waarin de montessorimethodiek nadrukkelijk besproken wordt. Door een samenloop van omstandigheden heeft dit gesprek niet met deze stagiair plaatsgevonden. Daarom concludeert het college dat het indirecte onderscheid op grond van godsdienst niet verboden is. Het College voor de Rechten van de Mens is van oordeel dat de school met succes een beroep heeft gedaan op de wettelijke uitzondering. De montessorischool mocht de stagiair dus weigeren omdat zij niet aan alle leerlingen een hand wilde geven3.
De les Het geven van de hand wordt door het College van de Rechten van de Mens erkend als een gebruik met een belangrijke betekenis binnen het montessori onderwijs. Binnen het bijzonder onderwijs kunnen montessorischolen die een consistent beleid voeren om hun montessoripedagogiek binnen de school na te leven, de toegang weigeren aan docenten of stagiairs die op basis van geloofsovertuiging weigeren leerlingen (van het andere geslacht) een hand te geven.
3 College voor de Rechten van de Mens, oordeelnummer 2014-93
11
Aanzegplicht breidt uit tekst: Sheila Meijer
De aanzegplicht breidt fors uit. Deze plicht gaat gelden voor alle tijdelijke contracten van zes maanden of langer. Dat betekent dat scholen hun procedures hierop moeten aanpassen. VBSchrift zet de feiten op een rij.
D
e cao po en vo bevatten een aanzegplicht. Dit houdt in dat bij sommige tijdelijke contracten, die minimaal 12 maanden hebben geduurd, minstens twee maanden voor het einde daarvan moet worden aangegeven wat de intentie van de werk gever is. Er zijn drie mogelijkheden: • een contract voor onbepaalde tijd wordt aangeboden; • er wordt geen nieuw dienstverband aangeboden; • het contract wordt verlengd met nogmaals een contract voor bepaalde tijd. Deze verplichting is opgenomen in artikel 3.6 lid 3 van de cao po en artikel 9.a.2 lid 2 van de cao vo. Het betreft de contracten voor bepaalde tijd bij wijze van proef met een uitzicht op een vast contract. Als gevolg van de Wet werk en zekerheid zal op grond van het nieuwe artikel 7:668 BW deze aanzegplicht uitgebreid worden. Deze aanzegplicht gaat gelden voor alle tijdelijke contracten van zes maanden of langer. Dus niet alleen voor de tijdelijke contracten bij wijze van proef, maar bij voorbeeld ook voor de tijdelijke contracten wegens vervanging die worden aangegaan voor zes maanden of langer dan zes maanden.
‘De bewijslast ten aanzien van de aanzegplicht ligt bij de werkgever.’
De betreffende aanzegplicht gaat uit van één maand. Dit in tegenstelling tot de genoemde aanzegplicht op grond van de cao’s, waarbij wordt uitgegaan van twee maanden. Dit betekent dat u verplicht wordt om een werknemer minimaal een maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst schriftelijk te informeren of de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet, en zo ja voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd en onder welke voorwaarden dat gebeurt. Van belang is ook dat de aanzegplicht gaat gelden voor alle tijdelijke contracten. Als er sprake is van opvolgende contracten zal de plicht voor elke overeenkomst afzonderlijk gelden, dus niet alleen voor de eerste dan wel de laatste overeenkomst, maar ook voor de tussenliggende overeenkomsten.
Wijze van aanzegging De aanzegging dient schriftelijk plaats te vinden. Er moet aangegeven worden wat er met de overeenkomst gaat gebeuren (voortzetten voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd of eindigen). Ook dienen de voorwaarden genoemd te worden waaronder de overeenkomst wordt voortgezet. Het advies luidt om de aanzegging per brief te doen en deze brief per aangetekende post met ontvangstbevestiging te versturen. De reden voor dit advies is gelegen in het feit dat de bewijslast ten aanzien van de aanzegplicht bij de werkgever ligt. Laatstgenoemde moet aan tonen dat de aanzegging (tijdig) heeft plaatsgevonden. De wet geeft niet duidelijk aan of de aanzegging ook per e-mail mogelijk is. Als een werkgever niet aanzegt dan eindigt de arbeidsovereenkomst van rechtswege (tenzij er van rechtswege een contract voor onbepaalde tijd ontstaat). Het niet aanzeggen heeft dus
vbschrift --- oktober 2014 --- nr. 05
geen gevolgen voor het eindigen van het contract. De werkgever is wel een vergoeding van één maandloon verschuldigd aan de werknemer. Onder één maandloon wordt verstaan het salaris inclusief vakantietoeslag en eventueel een 13e maand. Als niet tijdig wordt aangezegd is een vergoeding naar rato verschuldigd. Als de aanzegging bijvoorbeeld drie weken te laat plaatsvindt, dan is de werkgever een vergoeding ter hoogte van drie weken loon verschuldigd. Ook wanneer de werkgever de arbeidsovereenkomst verlengt, maar hij de werknemer hiervan niet (tijdig) op de hoogte heeft gesteld, blijft een vergoeding verschuldigd. Maar als een werknemer binnen uiterlijk drie maanden nadat de aanzegplicht is ontstaan geen beroep op het niet (tijdig) aanzeggen doet is de vergoeding niet verschuldigd. De vergoedingsplicht blijft ook achterwege als wel tijdig wordt medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst wordt verlengd, maar niet wordt toegelicht op welke voorwaarden. In dat geval wordt de arbeidsovereenkomst voortgezet voor dezelfde tijd (maar maximaal een jaar) onder de bestaande voorwaarden. De vergoeding is tenslotte niet verschuldigd, indien de werkgever in staat van faillissement is verklaard dan wel surseance van betaling is verleend. Volgens de regeling is het mogelijk om direct bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst aan te zeggen. De aanzegplicht geldt niet voor de werknemer. De werknemer behoeft dus niet tijdig te melden of hij akkoord gaat met een aanbod van de werkgever om de arbeidsovereenkomst voort te zetten.
12
Als de werknemer wel doorwerkt na de einddatum van de arbeidsovereenkomst wordt de arbeidsovereenkomst overigens wel geacht te zijn voortgezet onder dezelfde voorwaarden als door de werkgever aangegeven.
Aanzegplicht bij vervangers
een kalenderdatum is gesteld. Wanneer de einddatum van de overeenkomst afhankelijk is van de duur van ziekte of zwangerschaps- en bevallingsverlof van een andere medewerker hoeft dus niet een maand van te voren geïnformeerd te worden over voortzetting dan wel beëindiging.
Voor contracten met vervangers wegens ziekte, zwangerschaps- en bevallings verlof geldt de aanzegplicht niet. Deze is alleen van toepassing op contracten van zes maanden en langer of contracten, waarbij bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat deze eindigt op een tijdstip dat niet op
De aanzegplicht geldt voor arbeids overeenkomsten die eindigen op of na 1 februari 2015 (de laatste werkdag is dus op of na 1 februari 2015). Dat heeft tot gevolg dat sommige werknemers dus al in de maand december 2014 moeten
Overgangsrecht
worden aangezegd. Voor arbeidsover eenkomsten die vóór 1 februari 2015 van rechtswege aflopen, geldt geen aanzegplicht. Voor het onderwijs geldt onder huidige cao’s nog wel de aanzegplicht van twee maanden bij contracten bij wijze van proef met uitzicht op vast die minstens 12 maanden hebben geduurd. Die dienen zodoende al in november 2014 te worden aangezegd.
Schrijf een brief tegen de ketenbepaling tekst: Van de redactie
De Wet werk en zekerheid heeft een grote impact op het onderwijs. Vooral de gewijzigde maatregelen in de ketenbepaling kunnen voor grote problemen in het onderwijs zorgen. De VBS roept mede op tot actie voor bijstelling van de wetgeving.
O
p 1 juli 2015 gaan de nieuwe maatregelen uit de Wet werk en zekerheid van start. Een van de gevolgen is dat als een medewerker binnen 6 maanden (nu 3 maanden) volgens meerdere tijdelijke contracten werkt er na een periode van 2 jaar (nu 3 jaar) of bij een vierde contract een vast dienstverband volgt. Helaas is de wet niet aangepast. Er komt wel nog een reparatiewet, maar de verwachting is, dat de regeling voor het onderwijs niet versoepeld wordt.
Actie ouders aan zet Jan Sytsema, lid College van Bestuur van PCBO Tytsjerksteradiel en Bestuurslid van CBO Fryslân, heeft het initiatief genomen tot een brievenactie. ‘We willen zoveel mogelijk brieven laten bezorgen bij de Kamercommissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) én de Kamer commissie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De ervaring heeft
geleerd, dat Kamerleden vaak ontvan kelijk zijn voor reacties van ouders. Daarom willen we ouders om hulp vragen. Ook ouders begrijpen dat veelvuldig uitval van lessen de kwaliteit van onderwijs voor hun kind niet ten goede komt. In de week van 27-31 oktober a.s. (de eerste week na het herfstreces) start een landelijke actie om ouders om medewerking te vragen. U kunt hieraan meedoen door ouders te vragen een brief of mail te sturen naar de beide Kamercommissies. Voorbeeldbrieven voor uw verzoek aan ouders en brieven voor de commissies vindt u op de website van de VBS: www.vbs.nl/voorbeeldbrief. Als bovenstaande acties onvoldoende effect hebben, dan is het voorstel, dat scholen een week lang gaan werken conform de nieuwe regelgeving vanaf 1 juli 2015. Sytsema: ‘We willen dit doen in de week van 17 – 21 november. Dit is
vbschrift --- oktober 2014 --- nr. 05
de week voordat de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de agenda staat.’ Actuele informatie vindt u op de website van de VBS. De VBS ondersteunt van harte deze actie. Wij staan voor kwaliteit van onderwijs. Voor een schoolbestuur is de ketenbepaling financieel niet draaglijk. Zeker voor een klein schoolbestuur zal het extra lastig worden om voor vervanging te zorgen. Wil een bestuur onder de nieuwe wetgeving een gezond financieel beleid voeren dan moeten zij voorkomen dat invallers recht krijgen op een vast dienstverband. Dit betekent dat vervangers niet meer aanwezig zullen zijn en kinderen wellicht naar huis moeten worden gestuurd. Dit komt de onderwijskwaliteit niet ten goede.
13
Duitsland levert bewijs
Gezonde scholen leveren betere onderwijsresultaten tekst: Violette van Empel --- fotografie: Onderwijsagenda SBGL
‘Een goede Gezonde School helpt hogere onderwijsresultaten te behalen, vermindert schooluitval en bevordert aantoonbaar sociale vaardigheden.’ Prof. dr. Peter Paulus van Universiteit Lüneburg laat overtuigende causale relaties zien tijdens de studiereis van de Onderwijsagenda Sport, Bewegen en een Gezonde Leefstijl (SBGL).
E
en goede Gezonde School is meer dan een school die alleen aandacht besteedt aan gezondheidspromotie. Gezondheid is niet iets extra’s, maar een alomvattend onderdeel van het onderwijs. Het betreft een integrale aanpak rondom het kind én met aandacht voor welzijn en gezondheid van de medewerkers. Dit vraagt om structurele inzet van scholen en partners in de omgeving. Centraal in de Duitse aanpak staat ‘hoe kan gezondheid bijdragen aan betere schoolprestaties’.
Duitsland gaat uit van het ‘whole school’ model: de hele school moet aangepakt worden en betrokken zijn. Het resultaat is betere scholen door aandacht voor gezondheid. Zo wordt de Gezonde School een levenswijze. Niet iets nieuws, maar een onderdeel van het geheel. Dit vraagt om een cultuurverandering en dat duurt jaren. Om daar te komen is in Nederland nog een lange weg te gaan. Landelijke programma’s op het snijvlak van onderwijs en sport en gezonde leefstijl stimuleren en ondersteunen scholen in Nederland.
Positieve effecten Rinda den Besten, voorzitter PO-Raad:
‘Gezonde Scholen worden betere scholen! Een leerling profiteert daar niet alleen tijdens zijn schoolcarrière van, maar de rest van zijn leven.’
Er is steeds meer bewijs dat inzetten op Gezonde Scholen werkt. De Duitse praktijk laat ook zien dat een Gezonde School goed is voor leerlingen. Uit longitudinaal onderzoek naar de relatie tussen gezondheid en schoolprestaties blijkt dat er een causaal verband is:
vbschrift --- oktober 2014 --- nr. 05
Margitt Janssen-Kuyper, senior adviseur P&O ROC van Twente, Hengelo:
‘Gezondheid is de basis van goed onderwijs, niet alleen voor studenten maar ook voor het personeel. Je hebt ambassadeurs nodig. De organisatie moet ervan doordrenkt zijn.’ • een betere gezondheid leidt tot betere scholen: gezondheid is ondersteunend aan educatie; • overgewicht, obesitas, verminderde activiteit en geestelijke gezondheid hebben invloed op prestatie, spijbelgedrag en het afmaken van de school. Het lastige blijft dat iedere school een ander programma nodig heeft.
14
Violette van Empel, senior-adviseur VBS:
‘De Gezonde School moet niet iets nieuws zijn, maar een onderdeel van ieders levensstijl. Schoolleiders, groepsleerkrachten, vakleerkrach ten en combinatiefunctionarissen kunnen daar een rol in vervullen. Dit kan tot uiting komen in de pedagogiek, didactiek, vakinhoud en samenwerking in en om de school. Niet als iets nieuws, maar als onder deel van het huidige programma.’
Een goed programma voor de ene school hoeft niet goed te zijn voor een andere. Maatwerk per school is noodzakelijk.
ook de groepsleerkrachten en vak leerkrachten een functie. Dit vraagt aandacht voor het thema op school leidersopleidingen, pabo’s en ALO’s.
Ook volgens het RIVM zijn er veel voordelen van een Gezonde School en heeft zo’n school wel degelijk een positief effect op schoolprestaties. Het RIVM promoot in Nederland al langere tijd de Gezonde School-aanpak. Gezonde School-beleid draagt bij aan het welbevinden van kinderen, versterkt hun weerbaarheid, zorgt voor betere schoolprestaties en een betere gezondheid, helpt voortijdig schoolverlaten terugdringen en zorgt voor succesvollere loopbanen.
Dirk Medrow, voormalig sportdocent in Duitsland en nu werkzaam voor het Duitse ministerie van Onderwijs geeft ook aan dat gezondheid moet worden gerealiseerd door de hele organisatie en niet door één persoon. Hij benadrukt het belang van integratie in de reguliere lessen. Zijn advies luidt: ‘onderbreek de lessen op de kritische momenten. Niet als vrije tijd maar vul het in met beweegtussendoortjes, zingen of een spelletje. Vervolgens kunnen leerlingen weer met meer aandacht de lessen volgen. Dagelijkse routine zorgt voor de verbetering van de gezondheid maar dit vraagt wel wat van alle medewerkers binnen de school.’
Essentiële rol schoolleiders Het belang van de gezonde mede werker in het onderwijs kwam uitdrukkelijk naar voren tijdens de studiereis. Kevin Dadaczynsky van de Universiteit van Lüneburg toonde met onderzoeksresultaten aan dat directies een belangrijke rol spelen bij het stimuleren van gezonde leefstijl op scholen. Naast de schoolleiders hebben
vbschrift --- oktober 2014 --- nr. 05
School en sport In Duitsland verschilt de samen werking tussen onderwijs en sport per deelstaat. Elke deelstaat (zestien in totaal) maakt autonoom keuzes. Er bestaat een regeling vergelijkbaar
15
met de Nederlandse combinatie functies waarbij een sportprogramma in het naschoolse aanbod wordt gerealiseerd. Vanuit het programma ‘Sport Macht Schule’ heeft samen werking tussen sport en onderwijs geleid tot dagelijks een uur sport en bewegen op en rondom school. Het sportaanbod wordt georganiseerd op basis van de vraag en behoefte van leerlingen. Het aanbod speelt in op leeftijdsgroepen, leerlingen diversiteit en verbinding met gezondheidsthema’s. Doorgeleiden naar de sportvereniging is een belangrijk onderdeel van het programma. Sport speelt overigens geen hoofdrol in de Duitse Gezonde School. In Nederland is dit wel een belangrijk onderdeel (themacertificaat Sport en bewegen).
Onderwijsagenda SBGL In Nederland is er toenemende aandacht voor sport, bewegen en een gezonde leefstijl. De PO-Raad, VO-raad en MBO Raad hebben gezamenlijk de ‘Onderwijsagenda Sport, Bewegen en een Gezonde Leefstijl’ opgezet. Het doel is helder. In 2016 halen meer leerlingen/studenten de
beweegnorm en hebben 850 scholen een vignet Gezonde School gekregen (450 basisscholen, 200 vo-scholen en 200 mbo-scholen). Scholen kunnen het vignet ontvangen wanneer ze hebben laten zien dat ze structureel aan gezondheid werken. Meer weten? Kijk op www.gezondeschool.nl.
Arlène Crok, docent lichamelijke opvoeding en coördinator bewegingsonderwijs Zaan Primair, Westzaan:
‘We moeten de hele organisatie meenemen, van bestuur tot kind.’
Bron: verslag studiereis Berlijn, Jacqueline Vink.
Delegatie bezoekt Duitse scholen Een delegatie van vijftig personen waaronder schooldirecteuren uit het po, vo en mbo, vakleerkrachten bewegingsonderwijs, onderwijsbestuurders, het team van de Onderwijsagenda SBGL en mensen van het ministerie van OCW en NOC*NSF bezocht eind maart 2014 scholen in Berlijn en Bünde om te leren van de Duitse aanpak van de Gezonde School. Violette van Empel, expert combinatiefuncties onderwijs/buurtsportcoaches uit het team van de Onderwijsagenda SBGL nam vanuit de VBS deel aan de studiereis. De delegatie bezocht: • Integraal kindcentrum: Erika Mann Grundschule, Berlin met als motto: ‘Inclusion instead of integration’. Van 6.00 tot 18.00 uur biedt de school opvang en onderwijs voor leerlingen. • Schele Schule in de buurt van het Olympisch stadion met een uitgebreid sport- en beweegaanbod tijdens en na school. • Erich Gutenberg Berufskolleg met een inspirerende Gezonde School-omgeving en methode van Self Organised Learning.
vbschrift --- oktober 2014 --- nr. 05
16
Leiden grotere besturen tot betere scholen? tekst: Peter Warnders --- fotografie: NGVO
‘Streven naar een reusachtige schaal is streven naar zelfvernietiging’, aldus de econoom Ernst Friedrich Schumacher. Deze wijsheid houdt Vlaanderen niet tegen de discussie te voeren over het al dan niet streven naar bestuurlijke schaalvergroting in het onderwijs. Nederland heeft de discussie over nut en noodzaak van schaalvergroting al gevoerd.
W
at kan Vlaanderen leren van het Nederlandse debat. Dit was het doel van de NGVO-studiedag op 13 juni 2014 in het Paleis der Academiën in Brussel.
Vlaamse kanttekeningen
Prof. Geert Devos van het Bellon-centrum van de Vakgroep Onderwijskunde, Universiteit Gent en tevens bestuurslid NGVO nam als eerste spreker de aanwezigen mee langs een verduidelijking van de specifieke Vlaamse situatie en begrippen. Zo kent Vlaanderen de scholengemeenschap. Dit is een vrijwillige samenwerking van een groep school besturen, ieder met hun eigen scholen. Samen met de gewone schoolbesturen telt Vlaanderen zo zeer veel besturen, waar het lastig voor is voldoende goede bestuurders te vinden. Haast als vanzelf dwingt dit tot schaalvergroting. Schaalvergroting biedt natuurlijk ook mogelijk heden en stelt leerlingen in staat betere keuzes te maken. Toch is het goed na te denken of schaalvergroting wel voordelig is, zo hield Devos zijn gehoor voor. Het zal leiden tot meer bureaucratisering, want een uitgebreidere dienstverlening leidt immers ook tot keeping people busy. De vraag is daarom gerechtvaardigd of een bestuur zich wel met alles moet bezighouden, of zich niet juist moet concentreren op het onderwijs? ‘Er wordt te vaak te veel bijgehaald, waarvan men zich kan afvragen: waarom?’, zo verzuchtte Devos. ‘Veel van wat er bij wordt gehaald wordt aangeboden door deskundigen die ook nog niet eens deskundig zijn op het gebied van onderwijs.’ ‘De vraag naar hoe bestuurlijke schaalvergroting moet worden ingevuld, wordt vaak kwantitatief beantwoord. Het antwoord is te vaak rationeel-
technisch en te weinig organisch-cultureel. Terwijl het organische in deze discussie de nadruk zou moeten krijgen, hoe moeilijk dat ook is’, pleitte Devos. Het moeilijke zit in het feit dat ‘organischcultureel’ context-gebonden is (en moeilijk lineair toepasbaar is), bottom-up is (en niet top-down), van nabij-persoonlijk is (en niet vanop een afstand) en de focus op processen legt (en niet op structuren en systemen). Devos sloot zijn bijdrage af met de constatering dat veel besturen en scholengemeenschappen geleidelijk aan krediet hebben opgebouwd. ‘Dit moet niet zomaar overboord worden gegooid door een opgelegde bestuurlijke schaalvergroting.’
Ondertussen in Nederland De Nederlandse kant van het verhaal werd belicht door prof. dr. Fons van Wieringen, voorzitter Commissie Fusietoets Onderwijs, oud-voorzitter van de Onderwijsraad en oud-bestuurslid van de NGVO. ‘In Nederland is schaal een politiek probleem geworden vanwege schandalen die aan het licht kwamen’, zo begon Van Wieringen. ‘In het onderwijs betrof het vaak de nieuwe conglomeraten die problemen veroorzaakten. Overigens staat de grootte van de schaal wel los van de kwaliteit van het onderwijs’, benadrukte hij. Met groei is een omslagpunt gemoeid: ‘Iets groter kan zeker g oedkoper zijn, maar daarna wordt het ook weer duurder.’ Het Nederlandse onderwijssysteem wordt gekenmerkt door keuzevrijheid en legitimatie, bijvoorbeeld door medezeggenschap. Schaalvergroting kan, met het oog op de bescherming van de kenmerken van het systeem, hier juist tegenin gaan. Sinds een aantal jaar dienen besturen die willen fuseren een fusie-effect rapportage op te stellen, waarin ze vooraf motiveren:
vbschrift --- oktober 2014 --- nr. 05
17
• wat de doelen en effecten zijn; • wat een fusie betekent voor de spreiding van voorzieningen; • wat het effect is op de keuzevrijheid; • wat de kosten en baten zijn; • wat dit betekent voor personeel, leerlingen en ouders. De Commissie Fusietoets Onderwijs toetst hier vervolgens op en geeft een advies aan de minister. ‘In feite’, aldus Van Wieringen, ‘hanteert de Commissie Fusietoets normen voor fusie die de politiek niet durft te stellen. Hoewel de normen overigens ook voldoende ontsnappingsmogelijkheden bieden.’ Veel van de maatregelen die uit de koker van het ministerie komen, dragen impliciet fusiebevorderende maatregelen in zich. Hiermee gaat het departement in tegen de heersende trend. De situatie van ‘krimp’ biedt veel schoolbesturen toch weer een ontsnappingsmogelijkheid om tot schaalvergroting over te gaan. Schaalvergroting is hierdoor moeilijk in de hand te houden. Een fusietoets biedt dan uitkomst. ‘Maar dan moet wel eerst een grens vastgesteld worden’, zo besloot Van Wieringen zijn bijdrage.
De Vlaamse praktijk De praktijk werd belicht door Chris Smits, secretarisgeneraal Vlaams Verbond Katholiek Secundair Onderwijs (VVKSO). Er zijn achthonderd katholieke schoolbesturen in Vlaanderen die zesduizend bestuurders tellen. Het probleem is voldoende expertise te kunnen blijven aantrekken, bestuurskracht te vergroten en de middelen efficiënt in te zetten. Het beeld is divers. Er zijn zeer kleine lokale schoolbesturen en schoolbesturen die geheel Vlaanderen bestrijken. Er zijn betaalde bestuurders en vrijwillige bestuurders. De uitdaging is voldoende bestuurders te behouden, die ook affiniteit
NGVO Het Nederlandstalig Genootschap voor Vergelijkende Studie van Onderwijs en Opvoeding (NGVO) is in 1973 opgericht door grondleggers van comparatief onderwijs en onderzoek in Nederland en Vlaanderen. NGVO groeide in de jaren na de oprichting uit tot een bloeiende gemeenschap van ongeveer 150 leden uit onderwijs, onderzoek, onderwijsbeleid en bedrijfsleven. NGVO maakt deel uit van de World Council of Comparative Education Societies (WCCES) waar inmiddels 35 zusterorganisaties bij zijn aangesloten. NGVO heeft in de afgelopen decennia tal van onderwijscongressen en seminars (mede) georganiseerd. De VBS verzorgt het ambtelijk secretariaat van het NGVO. Simon Steen is op persoonlijke titel bestuurder. Een uitgebreid verslag van de studiedag is te vinden op de website van het NGVO www.vbsinternational.eu.
met onderwijs hebben. Met dit doel voor ogen heeft het VVKSO de nota ‘Krijtlijnen’ geschreven. De uitgangspunten hierbij zijn geen schoolver groting, geen van boven opgelegde modellen, autonomie van de school handhaven en gelijkwaardigheid van de partners. Welke schaal hoort hierbij? ‘Dat is een lastige. Uiteindelijk moet de schaalgrootte evenwichtig zijn en de bestuurders moeten affiniteit met de school hebben. Hiertoe moeten medewerkers kunnen worden vrijgesteld om te besturen. Het hoeven geen managers te zijn of mensen van buiten, als ze maar in staat zijn het onderwijs te besturen, zodat de directeur van de school zich kan bezig houden met de onderwijsinhoud. Een schoolbestuur kan op deze manier gevormd worden uit een combinatie van vrijwilligers en vrijgestelden.’
Afsluiting De dagvoorzitter, Jeroen Backs van het Vlaamse ministerie van Onderwijs en NGVO-bestuurslid, sloot de studiedag af met de constatering dat schaalvergroting in Vlaanderen doorgaat en onderdeel zal zijn van een nieuw regeerakkoord. ‘Hierin zal de input van deze dag zeker tot uiting komen. Het one size fits all model zal er niet komen en bestuurlijke schaalvergroting zal nooit een doel op zich worden. Het is de doelmatigheid die voorop staat. Scholing van bestuurders is en blijft belangrijk, maar dit gaat natuurlijk wel handiger als er minder van zijn.’
vbschrift --- oktober 2014 --- nr. 05
18
Verenigingsnieuws
Tot 40 procent besparen op kantoorartikelen via Lyreco Noteer in uw agenda! 26 november, 17.30-21.00 uur, ALV van de VBS, Kontakt der Kontinenten, Soesterberg Reis mee langs richtinggevende workshops door VBS-bestuur en leden. Extra geld voor uw school, praktische tips voor ondernemerschap en een palet aan ideeën voor samenwerken, netwerken en communicatie.
Pedagogisch vakmanschap en levenskunst Onderwijs is meer dan alleen kennis overdragen. We willen onze leerlingen voorbereiden op hun plek in de maatschappij van nu. Hen uitdagen en inspireren, zodat zij straks zelf hun leven vorm kunnen geven. De VBS organiseert de cursus ‘Pedagogisch vakmanschap en levenskunst’, waarin u met deze onderwerpen aan de slag gaat. De cursusdag bestaat uit twee delen. Een theoretisch deel onder leiding van levenskunstenaar Joep Dohmen. En een praktisch deel waarin de theorie vertaald wordt naar het niveau van de klas in een actieve workshop. U verlaat de studiedag met nieuwe ideeën over de plek van waarden, deugden en identiteit in de school. En met concrete plannen om hier in de praktijk van uw school mee aan de slag te gaan. Heeft u interesse? Meld u aan op www.vbs.nl . De eerstvolgende cursus vindt plaats op 29 januari. U kunt nog meedoen!
Als VBS-lid kunt u kantoorartikelen bestellen bij Lyreco. We hebben met dit bedrijf prijsafspraken gemaakt, waardoor u tot wel 40 procent kunt besparen op de gebruikelijke kosten. Bovendien levert Lyreco snel: wat u vandaag voor 17.00 uur bestelt, heeft u morgen in huis. Veel scholen doen al mee. Bent u ook geïnteresseerd, ga dan naar www.schoolinkoop.nl en schrijf u in. U ontvangt dan het deelnameformulier, de samenstelling van het kernassortiment en de prijslijst. U kunt ook bij Lyreco terecht voor ecologische kantoorartikelen, kerstpakketten en relatiegeschenken.
Wij komen naar u toe! De VBS bezoekt haar leden. Wat speelt er bij u op school en waarmee kunnen wij u nog beter van dienst zijn? Dat zijn de onderwerpen van gesprek. Sinds oktober 2013 zijn 89 leden bezocht en is de VBS veel suggesties rijker. Heel wat ideeën zijn al vertaald naar (verbeterde) producten en diensten. Zo is de Helpdesk langer open, betrekt de VBS leden steeds vaker direct bij lopende (beleids)kwesties, en zijn de bijeenkomsten nog beter toegespitst op actuele vragen van scholen. En de VBS gaat door met de ledenbezoeken. Wilt u ons een kijkje in uw school geven? Heeft u suggesties hoe wij u nog beter kunnen ondersteunen? Stuur een mail naar
[email protected] en wij komen langs.
Ledenvoordeel op printfaciliteiten
Goedkoper licht voor VBS-scholen
Lesmateriaal printen, brieven kopiëren, scans maken. Scholen hebben uiteenlopende printfaciliteiten nodig. Gelukkig zijn er apparaten die steeds meer kunnen, maar ook meer kosten met meerjarige, complexe contracten. Printen voor Scholen biedt een uitkomst. Voor vijf euro per maand per machine krijgen scholen hulp bij bijvoorbeeld het optimaal inrichten van de printomgeving, oplossen van storingen of controleren van facturen en lopende contracten. Met alle mogelijke printkwesties kunnen scholen terecht bij de servicedesk. www.printenvoorscholen.nl
Wilt u besparen op de energierekening van uw schoolgebouwen? Doe dan mee aan ‘Goedkoper licht’, het exclusieve aanbod van VBS om de verlichting van uw schoolgebouwen te verbeteren. Goed voor mens en milieu, én voor de portemonnee. U bent voor de komende zeven jaar verzekerd van goede en energiezuinige verlichting. En u bespaart gegarandeerd op uw onderhouds kosten. Is er sprake van tl-verlichting in de klaslokalen, dan wordt deze bovendien zonder investering van de scholen zelf in één keer vervangen. Meld u aan via www.goedkoperlicht.nl/aanmelden
vbschrift --- oktober 2014 --- nr. 05
19
Echte aandacht laat problemen smelten tekst: Akke Tick
Maak als volwassene pas op de plaats, leer het de volgende generatie en doorsta zo de stormen van alledag. Twee boekjes die in al hun eenvoud een wereld van verschil kunnen maken.
M
indfulness lijkt het wondermiddel anno 2014 te zijn. Depressies, burnout, stress … alles lijkt ermee op te lossen als we sommige beoefenaars mogen geloven. Natuurlijk is mindfulness geen tovermiddel. Toch kan het zinvol zijn het in het (school)leven te integreren om de eigen balans te vinden en de stormen van het leven te doorstaan. Eline Snel, oprichter en directeur van de Internationale Academie voor Mindful Teaching, schreef twee boeken over het omgaan met kinderen
Eline Snel • Ruimte geven en dichtbij zijn, mind fulness voor ouders met pubers • Uitgeverij Ten Have • ISBN 9789025904456 Eline Snel • Stilzitten als een kikker • Uitgeverij Ten Have • ISBN 9789025902186
en pubers in de storm. ‘Stil zitten als een kikker’ richt zich vooral op betrokkenen in het po. Piekeren en snel afgeleid zijn gaat Snel met helder uitgelegde oefeningen te lijf. In ‘Ruimte geven en dichtbij’ zijn richt de auteur zich op kwetsbare en soms lastige pubers. Ze willen zelfstandigheid maar missen daar soms nog vaardigheden voor. Dit kost hen,
ouders en leerkrachten veel energie. Met herkenbare, soms lachwekkende en ontroerende getuigenissen van volwassenen weet Snel de kern van het omgaan met pubers te raken. Ze biedt praktische tips en de bijbehorende cd leert ook wat gemakkelijk lijkt, maar in de praktijk moeilijk blijkt: niet direct reageren. Reflecteer, reageer niet en geef echte aandacht is een korte samenvatting van het boekje.
Begaafdheidsprofielscholen reflecteren De publicatie ‘Slim onderwijs doe je zo – effectief onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen’ is een reflectie op tien jaar werken aan hoogbegaafdheid in het voortgezet onderwijs. Begaafdheidsprofielscholen kenmerken zich door kwalitatief hoogwaardig onderwijs en begeleiding aan hoogbegaafde leerlingen. Meer informatie over de publicatie, de begaafheidsprofielscholen en nieuws over hoogbegaafdheid is te vinden op de website www.begaafdheidsprofielscholen.nl. De maandelijkse column van voorzitter Dick van Hennik is zeker een aanrader voor iedereen die
met de nodige humor en reflecterend vermogen naar zichzelf en hoogbegaafdheid wil kijken. De vereniging staat open voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs die zich inzetten voor op hoogbegaafden toegesneden onderwijsprogramma’s. Interesse in aansluiting bij de vereniging Begaafdheidsprofielscholen? Stuur een e-mail naar ambtelijk secretaris van de vereniging Mirte van Hartingsveldt:
[email protected].
vbschrift --- oktober 2014 --- nr. 05
Schoolambities realiseren met strategisch HRM-beleid In de cao’s en de bestuurs- en sectorakkoorden is veel aandacht voor kwaliteitsverbetering van schoolorganisatie, leraren en schoolleiders. Strategisch HRM-beleid is een essentieel ingrediënt om in te spelen op de veranderende omgeving. VBS adviseert
Praktische en passende oplossingen
Wij begeleiden dagelijks scholen bij de vertaalslag van strategisch beleidsplan naar de noodzakelijke aandachtsgebieden en inzet van HRM-beleid. Wij adviseren op alle HRM-gebieden, aansluitend bij uw schoolorganisatie en binnen de kaders van de wet- en regelgeving. Denk aan organisatieinrichting en -verandering, invoering FUWA, loopbaanbeleid, professionele gesprekkencyclus, scholing en professionalisering en levensfase bewust personeelsbeleid. Niet als losstaande beleidsinstrumenten maar strategisch ingezet om uw ambities, visie en missie te bereiken. Ook verzorgen wij inhoudelijke workshops en vaardigheidstrainingen voor onder andere het voeren van personeelsgesprekken.
Onze HRM-adviseurs zijn er voor directeuren, bestuurders en P&O’ers van scholen in het po, so en vo. Aandacht voor de samenhang tussen beleidsterreinen en de mensen die erbij betrokken zijn, is kenmerkend voor hun werk. Zij zijn alert op de verbinding met uw visie en ambitie, zodat een duidelijke meerwaarde ontstaat. Wij denken mee met scholen over praktische en uitvoerbare oplossingen die passen bij de idealen en ambities van de school.
Meer weten? Kijk op onze website voor meer informatie of neem contact op met een van onze HRM-adviseurs. Zij zijn FUWA-gecertificeerd en staan ook open voor een vrijblijvend, oriënterend gesprek. Violette van Empel e
[email protected] m 06 339 90 255
Mirte van Hartingsveldt e
[email protected] m 06 133 29 532