VBO-ANALYSE
Efficiëntie van de overheid: aanzienlijke winst mogelijk!
Carole Dembour
[email protected] Februari 2014
14,7% II
Omvang van de werkingskosten in percent van het Belgische bbp in 2011 (tegenover gemiddeld 13,1% van het bbp in onze drie buurlanden)
79% II
Aandeel van de deelstaten en de lokale overheden in de Belgische werkingskosten
85% II
Aandeel van onderwijs, algemene diensten, openbare orde en veiligheid, en economische zaken in de totale werkingskosten
2,9% II
Omvang van de werkingskosten m.b.t. de algemene overheidsdiensten in percent van het Belgische bbp in 2011 (tegenover gemiddeld 2,2% in onze drie buurlanden)
1,9% II
Omvang van de werkingskosten m.b.t. economische zaken in percent van het Belgische bbp in 2011 (tegenover gemiddeld 1,8% in onze drie buurlanden)
5,8% II
Omvang van de werkingskosten m.b.t. onderwijs in percent van het Belgische bbp in 2011 (tegenover gemiddeld 4,2% in onze drie buurlanden)
4 miljard euro II
Besparingspotentieel op het niveau van de werkingskosten voor de nv België in de periode 2014-2018
1,7% II
Omvang van de werkingskosten m.b.t. openbare orde en veiligheid in percent van het Belgische bbp in 2011 (tegenover gemiddeld 1,6% in onze drie buurlanden)
II Ten opzichte van
vergelijkbare landen geeft
België aanzienlijk meer uit op het vlak van werkingskosten
II Die grotere uitgaven geven niet altijd aanleiding tot betere economische resultaten II Het is van cruciaal belang om de efficiëntie van de overheid te verbeteren met instandhouding (of zelfs verbetering) van de output
II Dankzij een Globaal Efficiëntiepact voor de nv België kunnen middelen worden vrijgemaakt om de begroting opnieuw op de rails te zetten, de lasten op arbeid te verlichten en meer te investeren
1. Inleiding In België worden zowel gezinnen als ondernemingen geconfronteerd met een bijzonder hoge belastingdruk (dat met meer dan 45% van het bbp in 2013 tot de hoogste van Europa behoort)1. Sommigen zeggen dat deze gepeperde rekening terecht is, gezien de tegenprestaties die hier tegenover staan, maar klopt dit wel? Kan het echt niet beter?
2. Waarom hebben we een efficiëntere overheid nodig?
Om na te gaan hoe goed de overheid presteert, moeten de aangewende middelen (input) en de behaalde resultaten (output) met elkaar worden vergeleken. Van efficiëntie is sprake wanneer met een minimale input een maximale output wordt gerealiseerd.
Er zijn tal van redenen om te pleiten voor een efficiëntere overheid. Ten eerste is het noodzakelijk om weer tot een gezonde budgettaire toestand te komen, in het bijzonder een overheidsschuldgraad die het mogelijk maakt om de toekomstige uitdagingen aan te gaan, met name op het vlak van de kosten die voortvloeien uit de vergrijzing van de bevolking. In die context van begrotingssanering, en rekening houdend met de belastingdruk in België die tot de hoogste in Europa
In deze nota zullen we ons concentreren op de werkingskosten van de overheid, die bestaan uit de bezoldigingen van het personeel en het intermediair verbruik. De sociale uitgaven, overheidsinvesteringen, rentelasten, enz. zullen hier niet worden behandeld, daar dit een aparte
VERBAND TUSSEN CONCURRENTIEVERMOGEN EN EFFICIËNTIE VAN DE OVERHEID (bron: WEF 2013-2014) Global Competitiveness Index: 1 (laag) -7 (hoog)
Meer efficiëntie voor meer competitiviteit
studie vergt. Het doel is om na te gaan in hoeverre de overheidsmiddelen optimaal worden aangewend en of efficiënter kan worden gewerkt, bijvoorbeeld door de input te verkleinen voor dezelfde – of zelfs een grotere – output. De efficiëntie van de Belgische overheid zal worden gemeten in vergelijking met die van andere landen met vergelijkbare kenmerken, en in het bijzonder met onze drie buurlanden.
6
5,5
5
4,5
4
3,5 1,5
2
2,5
3
3,5
4
4,5
5
5,5
Efficiëntie van de overheid: 1 (slechte score) - 7 (goede score)
1 In 2013 bedraagt het verschil t.o.v. de hele eurozone 4,6 procentpunten van het bbp (bron: EC).
EFFICIËNTIE VAN DE OVERHEID: AANZIENLIJKE WINST MOGELIJK!
I
4
vermogen te verbeteren. Efficiëntie en concurrentievermogen zijn namelijk nauw met elkaar verbonden: door de overheidsmiddelen optimaal aan te wenden, kunnen immers middelen worden vrijgemaakt die opnieuw in de economie kunnen worden geïnvesteerd (bv. belastingverlagingen, grotere overheidsinvesteringen, enz.) en kan zo het concurrentievermogen worden opgevoerd.
behoort, moeten de verschillende overheden zich in de eerste plaats over hun eigen werking buigen in plaats van eens te meer de gezinnen en de ondernemingen aan te spreken. Ten tweede kunnen de middelen die dankzij efficiëntiewinsten worden ‘bespaard’, ook gedeeltelijk opnieuw in de economie worden geïnjecteerd, bijvoorbeeld via lagere belastingen of via meer overheidsinvesteringen zoals in wegen- en spoorinfrastructuur, telecom- en energieinfrastructuur, enz. Die investeringen vertegenwoordigen namelijk maar een heel klein deel van de Belgische overheidsuitgaven (3,3% tegenover gemiddeld 4,7% in onze drie buurlanden)2.
3. Werkingskosten van de overheid: feiten & cijfers In België gaat een heel groot deel van de middelen naar werkingskosten (bezoldigingen van personeel en intermediair verbruik), die goed zijn voor 14,7% van het bbp3. Alleen in Nederland (15,1% van het bbp) en Finland (15% van het bbp) ligt dit
Kortom, een efficiëntere overheid is van cruciaal belang om ons concurrentie-
WERKINGSKOSTEN IN 2011 (% bbp; bron: Eurostat) 16
15,1 15
14,7 14,4
14
13,8 13,8 13,6 13,5
12,9
12
12,4 12,3 12
11,6 11,3
10,6 10,3
10 8 6 4 2 0 NL
FI
BE
DK
SE
PT
FR
GR
UK
SP
EA15
AT
IT
CH
DE
IE
2 OESO, ‘Panorama des administrations publiques 2013’. 3 De werkingskosten m.b.t. sociale bescherming en gezondheidszorg zijn opgenomen in de categorie
‘sociale uitgaven’. Die kosten zullen hier niet worden bestudeerd, aangezien ze een aparte studie vergen. In sommige landen, waaronder België, zijn ziekenhuizen en rusthuizen niet in de institutionele sector van de overheid ondergebracht terwijl dit in andere landen wel het geval is. Dit verschil in classificatie van de gezondheidszorginstellingen tussen landen, wegens bijzonderheden in de financieringswijze, heeft gevolgen voor de internationale vergelijking en leidt tot interpretatiemoeilijkheden. Zie: Federaal Planbureau (2010), ‘Structuur en evolutie van de publieke werkgelegenheid in België’, WP 19-10.
EFFICIËNTIE VAN DE OVERHEID: AANZIENLIJKE WINST MOGELIJK!
I
5
aandeel nog hoger. In Duitsland daarentegen bedragen de werkingskosten slechts 10,6% van het bbp. Volgens de Europese statistische methodologie kunnen de overheidsuitgaven worden gerangschikt op basis van tien functies4. We houden hier evenwel geen rekening met de functies ‘sociale bescherming’ en ‘gezondheidszorg’, aangezien we deze volledig bij de sociale uitgaven hebben ondergebracht (en dus geen
werkingskosten uitmaken). In onderstaande grafiek worden de werkingskosten uitgesplitst over de resterende acht functies. We stellen vast dat vier van die functies, nl. algemene overheidsdiensten, openbare orde en veiligheid, economische zaken en onderwijs, samen al 85% van de totale werkingskosten vertegenwoordigen. Om die reden zullen we ons in onze verdere analyse voornamelijk concentreren op die vier hoofdfuncties.
WERKINGSKOSTEN PER FUNCTIE IN 2011 (% ; bron: Eurostat)
4% 6%
1% 4%
Algemene overheidsdiensten 20%
Openbare orde en veiligheid Economische zaken Onderwijs 12%
Defensie Milieubescherming Huisvesting en collectieve voorzieningen
40% 13%
Cultuur
Wanneer de verdeling per bevoegdheidsniveau wordt onderzocht, stellen we vast dat, alles samen genomen, de werkingskosten m.b.t. deze vier functies voor ruim de helft aan de Gewesten en de Gemeenschappen kunnen worden toegeschreven. Het aandeel van het federale niveau in deze uitgaven bedraagt daarentegen ‘slechts’ 17%. Dit komt hoofdzakelijk doordat onder-
wijs een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschappen en de lokale overheden (gemeenten en provincies) is. De uitgaven voor economische zaken komen ook grotendeels voor rekening van de gewesten (65%). Bij de algemene overheidsdiensten zijn de werkingskosten meer gelijkmatig over de drie bevoegdheidsniveaus verdeeld.
4 Opmerking: de uitsplitsing van de Eurostat-gegevens op basis van de functies (COFOG) was bij het
opstellen van deze publicatie slechts beschikbaar tot 2011.
EFFICIËNTIE VAN DE OVERHEID: AANZIENLIJKE WINST MOGELIJK!
I
6
WERKINGSKOSTEN PER BEVOEGDHEIDSNIVEAU IN 2011 (bron: Eurostat)
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Algemene Openbare orde overheidsdiensten en veiligheid Lokale overheden
Economische zaken
Gewesten&Gemeenschappen
4. Efficiëntiewinst is mogelijk: onze buurlanden doen beter!
België besteedt 2,9% van het bbp aan de werkingskosten van de algemene diensten
Onderwijs
Om na te gaan of onze verschillende overheden efficiënter kunnen werken, vergelijken we ten aanzien van onze drie buurlanden de monetaire input (uitgaven m.b.t. werkingskosten) met de output, gemeten aan de hand van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren.
4.1. Algemene overheidsdiensten Onder ‘algemene overheidsdiensten’ vallen grosso modo de uitgaven die verband houden met de werking van de uitvoerende en wetgevende organen (ministeriële kabinetten, parlementen…) en de uitgaven van de financiële en belastingadministraties en voor buitenlandse zaken. In 2011 werd in België 2,9% van het bbp besteed aan de werkingskosten van deze algemene diensten. In verhouding is dat een stuk meer dan het gemiddelde van
Totaal van de 4 functies Federaal
de drie buurlanden (2,2% van het bbp) en zelfs meer dan in elk van onze buurlanden afzonderlijk. De afgelopen tien jaar is het verschil tussen België en dit gemiddelde echter enigszins afgenomen (- 0,3% van het bbp). Leiden die grotere uitgaven in België in vergelijking met die in de buurlanden tot prestaties van hogere kwaliteit? Helaas niet. Aangezien die uitgaven verband houden met de algemene werking van de uitvoerende en wetgevende niveaus, zijn de geselecteerde indicatoren een maat voor de interactie tussen, enerzijds, de politieke wereld en de administratie die de genomen beslissingen uitvoert, en anderzijds, de gezinnen en de ondernemingen. Wij hebben ons gebaseerd op twee bronnen. Ten eerste beoordeelt de Wereldbank (WB) het bestuur van bijna 200 landen, met name op basis van de kwaliteit van de regelgeving. Ten tweede wordt de transparantie van het uitgevoerde beleid gemeten aan de hand van een index5 van het World Economic Forum (WEF).
5 GCI: Global Competitiveness Index.
EFFICIËNTIE VAN DE OVERHEID: AANZIENLIJKE WINST MOGELIJK!
I
7
KWALITEIT VAN DE REGELGEVING (bron: Wereldbank 2012) 2 1,8 1,6 1,4 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0 SE
FI
DK
NL
CH
UK
IE
DE
AT
BE
FR
SP
PT
IT
GR
HOE GEMAKKELIJK KUNT U IN UW LAND INFORMATIE VERKRIJGEN OVER VERANDERINGEN IN BELEID OF REGELGEVING DIE GEVOLGEN HEBBEN VOOR UW ECONOMISCHE ACTIVITEITEN? (bron: WEF 2013-2014) 7
GCI: 1 (moeilijk) -7 (makkelijk)
6 5 4 3 2 1 0 FI
CH
SE
UK
NL
AT
DE
IE
DK
BE
FR
PT
SP
GR
IT
Die twee indicatoren geven duidelijk aan dat de relatie tussen de overheid enerzijds en de gezinnen en ondernemingen anderzijds lang niet optimaal is. België haalt in beide rangschikkingen een lagere score dan Nederland en Duitsland en doet het slechts iets beter dan Frankrijk.
veiligheid (bv. politie, brandweer, justitie, gevangenis...) betreft iets hoger dan het gemiddelde van de drie buurlanden (1,7% van het bbp tegenover 1,6% van het bbp). In de periode 2002-2011 zijn die uitgaven in België en in de drie buurlanden in relatief vergelijkbare mate toegenomen (+ 0,1% van het bbp).
4.2. Openbare orde en veiligheid
Zijn de geleverde prestaties bij relatief vergelijkbare uitgaven dan ook vergelijkbaar? Jammer genoeg krijgt België op Europees niveau eerder een slecht rapport.
In 2011 lagen de uitgaven m.b.t. werkingskosten in België wat openbare orde en
EFFICIËNTIE VAN DE OVERHEID: AANZIENLIJKE WINST MOGELIJK!
I
8
KWALITEIT VAN DE RECHTSSTAAT (bron: Wereldbank 2012) 2 1,8 1,6 1,4 1,2 1 0,8 0,6
België besteedt meer aan uitgaven voor orde en veiligheid, maar scoort (aanzienlijk) lager dan zijn buurlanden
0,4 0,2 0 FI
SE
DK
AT
NL
CH
IE
UK
DE
FR
BE
SP
PT
GR
IT
VERTROUWEN IN HET RECHTSSYSTEEM? (% ja; bron: OESO 2013) 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 DK
CH
FI
SE
NL
AT
IE
UK
De indicator ‘Kwaliteit van de rechtsstaat’ van de Wereldbank geeft het vertrouwen in de maatschappelijke regels weer, en in het bijzonder de kwaliteit van de uitvoering van contracten, het eigendomsrecht, de politie en de rechtbanken, alsook de waarschijnlijkheid van criminaliteit en geweld. België scoort (aanzienlijk) lager dan onze buurlanden. Dit wijst er dus op dat ons land bij werkingsuitgaven die vergelijkbaar zijn met, of zelfs iets hoger dan die in Duitsland en Frankrijk, toch minder goed presteert. Die vaststelling wordt bevestigd door de OESO-gegevens waaruit blijkt dat slechts
DE OECD FR
BE
GR
IT
SP
PT
46% van de Belgen vertrouwen heeft in ons rechtssysteem (tegenover gemiddeld 56% in de landen van de OESO). Volgens andere OESO-gegevens maakt het rechtsapparaat in ons land ook duidelijk te weinig gebruik van informatie- en communicatietechnologieën (elektronische formulieren, websites, online follow-up van dossiers, onlineregistratie, elektronische klachtenbehandeling,…). Ons land is namelijk 32e van de 34 landen die de OESO telt, terwijl bijvoorbeeld Duitsland en Nederland respectievelijk de 11e en 13e plaats bekleden.
EFFICIËNTIE VAN DE OVERHEID: AANZIENLIJKE WINST MOGELIJK!
I
9
4.3. Economische zaken De werkingskosten m.b.t. economische zaken (bv. marktwerking, arbeidsmarkt, landbouw, energie, transport, innovatie,...) bedragen 1,9% van het bbp in 2011, wat iets meer is dan het gemiddelde van de drie buurlanden (1,8% van het bbp). Tussen 2002 en 2011 laat dit aandeel in België en in onze buurlanden een vergelijkbare stijging optekenen (+ 0,1% van het bbp). Om de kwaliteit van de aldus gefinancierde dienstverlening te evalueren, doen
HOE GROOT IS DE LAST DIE ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN MET ZICH MEEBRENGEN IN UW LAND (BV. VERGUNNINGEN, RAPPORTERING)? (bron: WEF 2013-2014)
GCI: 1 (slechte score) - 7 (goede score)
De werkingskosten voor economische zaken zijn hoog, evenals de lasten voor administratieve verplichtingen
we een beroep op het WEF en op de ‘Doing Business’-rangschikking van de Wereldbank. Beide indicatoren geven weer in hoeverre de overheid in staat is om beleidsmaatregelen en reglementeringen uit te werken waarmee de ontwikkeling van economische activiteiten wordt gestimuleerd. De eerste indicator peilt naar de perceptie, terwijl de tweede indicator op kwantitatieve elementen (bv. benodigde tijd om een onderneming op te richten, om een bouwvergunning te verkrijgen,…) is gebaseerd.
6
5
4
3
2
1
0 FI
CH
SE
NL
IE
UK
DE
AT
DK
SP
FR
PT
BE
GR
IT
‘DOING BUSINESS’-RANGSCHIKKING (bron: Wereldbank 2013)
DK UK FI SE IE DE NL CH AT PT BE FR SP IT GR
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
EFFICIËNTIE VAN DE OVERHEID: AANZIENLIJKE WINST MOGELIJK!
I
10
In beide internationale vergelijkingen behoort België eerder tot de slechte leerlingen van de klas. De betere prestaties van Nederland kunnen weliswaar ten minste gedeeltelijk worden verklaard door hogere werkingsuitgaven, maar dat is niet het geval voor Duitsland en Frankrijk. Zo doet Duitsland beter, terwijl Frankrijk – alles welbeschouwd – qua output aan België gewaagd is met verhoudingsgewijs minder middelen.
De werkingskosten voor onderwijs vormen een grote post in de Belgische overheidsuitgaven 4.4. Onderwijs In 2011 vormden de werkingskosten m.b.t. onderwijs met 5,8% van het bbp een grote post in de Belgische overheidsuitgaven. Dit percentage ligt aanzienlijk hoger dan in onze buurlanden, aangezien daar gemiddeld ‘slechts’ 4,2% van het bbp wordt aangewend voor de werkingskosten van het onderwijs. Bovendien is dit verschil tussen 2002 en 2011 groter geworden: + 0,2% van het bbp in België tegenover gemiddeld + 0,1% van het bbp in de drie buurlanden. Zoals eerder gezegd, komt het grootste deel van deze uitgaven voor rekening van de deelstaten en de lokale overheden. Uit een internationale vergelijking blijkt dat zowel de Vlaamse als de Franse Gemeenschap gemiddeld meer per leerling uitgeven dan onze drie buurlanden6. Wat het meten van de output betreft, wordt in het kader van het PISA-programma van de OESO een vergelijkende analyse uitgevoerd van de prestaties van de onderwijssystemen wereldwijd (in meer dan 70 landen). De leerlingen worden
daarbij beoordeeld op drie hoofddomeinen: wiskunde, leesvaardigheid en wetenschappen. De grafiek op p.12 geeft de gemiddelde score weer die in 2012 voor die drie domeinen werd behaald. Terwijl de Vlaamse Gemeenschap inzake prestaties alleen maar Finland moet laten voorgaan, bengelt de Franse Gemeenschap onderaan de rangschikking, ondanks het feit dat de gemiddelde uitgaven per leerling er beduidend hoger liggen dan in de andere Europese landen. Deze discrepantie tussen aangewende middelen en behaalde resultaten roept vragen op. Voorts hebben twee andere indicatoren onze aandacht getrokken. Ten eerste is het percentage jongeren dat voortijdig uit het onderwijssysteem stapt7 relatief hoog in het Waalse Gewest (14,8%) en in Brussel (20,1%). Met 8,7% brengt Vlaanderen het er nog vrij goed vanaf. Onrustwekkend is wel dat dit percentage tussen 2009 en 2012 in de drie Gewesten is gestegen, waarmee ons land een van de uitzonderingen in Europa is. Ten tweede vormen studenten die in het hoger onderwijs voor de ‘harde’ wetenschappen kiezen een minderheid in ons land (zie grafiek op p.12: 15,1% in Wallonië en 17,8% in Vlaanderen, tegenover bijvoorbeeld 32,1% in Duitsland). Bijgevolg valt te vrezen dat de moeilijkheden om bepaalde profielen aan te werven in een groot aantal sectoren nog groter zullen worden. Samengevat: de uitgaven voor de werkingskosten m.b.t. het onderwijs zijn relatief hoog, zowel in de Vlaamse als in de Franse Gemeenschap, maar er is een verschil in output: zo presteert de Vlaamse Gemeenschap relatief goed (hoewel steeds minder goed sinds 2006), terwijl de Franse Gemeenschap achterop loopt (al is de gemiddelde score sinds 2006 wel iets beter geworden).
6 OESO, ‘Regards sur l’Education 2013’. 7 D.i. het percentage van de bevolking tussen 18 en 24 jaar dat ten hoogste een diploma lager secundair
onderwijs heeft behaald en geen andere opleiding meer volgt (Eurostat).
EFFICIËNTIE VAN DE OVERHEID: AANZIENLIJKE WINST MOGELIJK!
I
11
GEMIDDELDE PISA-SCORE IN 2012 (bron: OESO, PISA) 540
520
500
480
460
440
420 FI
BE (Vl)
NL
CH
IE
DE
UK
AT
FR
DK
BE (Fr)
SP
IT
PT
SE
GR
STUDENTEN (ISCED 5-6) WETENSCHAPPEN, WISKUNDE, INFORMATICA, BURGERLIJK INGENIEUR, INDUSTRIEEL INGENIEUR, INGENIEUR BOUWKUNDE (% van het totale aantal studenten; bron: Eurostat, 2011) 40 35 30 25 20 15 10 5 0 FI
GR
DE
PT
IE
SP
IT
SE
5. Samenvatting De onderstaande input-outputmatrices geven een samenvatting van de voornaamste conclusies, waarbij België wordt gepositioneerd t.o.v. elk van onze drie buurlanden. Er kunnen drie kleurzones worden onderscheiden: • groen: België verbruikt minder input dan het land waarmee wordt vergeleken en levert tegelijk een output van hogere kwaliteit. Hier is dus sprake van efficiëntie;
FR
AT
CH
UK
DK
BE (Vl)
BE (Fr)
NL
• oranje: ofwel doet België beter, maar worden meer middelen verbruikt (linksboven), waarbij we ons kunnen afvragen of het niveau/de kwaliteit van de output kan worden behouden met lagere werkingskosten; ofwel kunnen onze prestaties van lagere kwaliteit worden verklaard doordat ook minder middelen worden aangewend (rechtsonder); • rood: hogere werkingskosten én minder goede prestaties voor België. De middelen kunnen dus efficiënter worden aangewend.
EFFICIËNTIE VAN DE OVERHEID: AANZIENLIJKE WINST MOGELIJK!
I
12
FRANKRIJK
Input
Groter
Output
t.o.v.
Output
Beter
Niet beter of zelfs slechter
NEDERLAND
Beter
Alg. overh. diensten – onderwijs (Vl.)
Orde & veiligh.– econ. zaken - onderwijs (Fr.)
Groter
Onderwijs (Vl.)
Input
t.o.v.
Gelijk of kleiner
DUITSLAND
Input
Groter
Alg. overh. diensten – onderwijs (Fr.)
Orde & veiligh.– econ. zaken
Gelijk of kleiner
t.o.v. Uit de matrices kunnen voor de vier functies de volgende conclusies worden getrokken: • algemene overheidsdiensten: deze functie kleurt rood t.o.v. Duitsland en Nederland en oranje t.o.v. Frankrijk. Ons land geeft telkens relatief meer uit voor werkingskosten zonder dat daar beduidend betere resultaten tegenover staan. Het relatieve verschil van 0,7% van het bbp t.o.v. de gemiddelde werkingskosten in onze buurlanden zou dus volledig moeten kunnen worden weggewerkt; • openbare orde en veiligheid: deze functie kleurt rood t.o.v. Duitsland en Frankrijk en oranje t.o.v. Nederland. Met het oog op efficiëntie zou ook hier het verschil met het gemiddelde van de drie buurlanden, d.i. 0,1% van het bbp, moeten kunnen worden weggewerkt; • economische zaken: net zoals voor voorgaande functie zouden de werkingsuitgaven met het oog op efficiëntie met 0,1% van het bbp moeten kunnen worden teruggedrongen; • onderwijs: gezien het belang van onderwijs voor ons groeipotentieel is het misschien raadzaam om hier geen grote besparingen door te voeren. De kwaliteit van de output zou daarentegen wel beduidend moeten worden opgetrokken. Dit betekent bijvoorbeeld dat de negatieve trend in de Vlaamse Gemeenschap moet worden omgekeerd en dat de prestaties in de Franse
Niet beter of zelfs slechter
Output Beter
Niet beter of zelfs slechter
Onderwijs (Vl.)
Alg. overh. diensten – econ. zaken – orde & veiligh. – onderwijs (Fr.)
Gelijk of kleiner
Gemeenschap op een hoger niveau moeten worden gebracht. Samengevat: t.o.v. andere vergelijkbare landen wordt in ons land aanzienlijk meer uitgegeven aan werkingskosten voor een groot deel van de opdrachten die de overheid vervult. We stellen echter vast dat dit niet altijd meer groeistimulerende dienstverlening impliceert. Met andere woorden, tegenover de omvangrijke uitgaven die worden vastgesteld, staan slechts zelden beduidend betere economische resultaten (bv. hogere kwaliteit, tegemoetkoming aan meer behoeften, enz.). Het is dan ook van cruciaal belang om de efficiëntie van de overheid op een hoger niveau te brengen en tegelijk de output op peil te houden (of zelfs te verbeteren). Met het oog daarop zouden de volgende regeringen een Globaal Efficiëntiepact moeten sluiten. Dit meerjarenplan
EFFICIËNTIE VAN DE OVERHEID: AANZIENLIJKE WINST MOGELIJK!
I
13
(bv. over een periode van 5 jaar) zou de roadmap van de overheden van de verschillende beleidsniveaus (federaal, regionaal en lokaal) moeten bevatten, inclusief met te bereiken (tussentijdse) concrete doelstellingen. Dit zou vervolgens aanleiding moeten geven tot een jaarlijkse evaluatie voor de nv België in zijn geheel en niet voor ieder beleidsniveau afzonderlijk. Deze benchmarking van de prestaties van de verschillende overheidsadministraties zou bijvoorbeeld kunnen worden gerealiseerd door de Hoge Raad van Financiën of door het Rekenhof.
De nv België heeft een globaal Efficiëntiepact van minimum 4 miljard nodig Op basis van voormelde vaststellingen zou in de volgende regeerperiode een efficiëntieverbetering ten belope
van 0,9% van het bbp moeten kunnen worden geboekt. In 2013 bedroegen de totale werkingsuitgaven bijvoorbeeld 63,3 miljard euro. Rekening houdend met de prognoses van het Planbureau zouden die uitgaven in 2018 – bij ongewijzigd beleid – 70,3 miljard euro bedragen (d.i. een nominale groei van 2,1% per jaar). Door in de periode 2014-2018 voor 0,9% van het bbp (ca. 4 miljard euro) te besparen, wordt de groei van die uitgaven afgeremd zodat ze ‘nog slechts’ oplopen tot 66,2 miljard euro. Hierdoor kunnen middelen worden vrijgemaakt die nodig zijn om de begroting opnieuw op de rails te zetten, de lasten op arbeid te verlichten en meer te investeren. Er moet worden opgemerkt dat naargelang van de verdeling van de werkingskosten per bevoegdheidsniveau (voor de functies algemene overheidsdiensten, openbare orde en veiligheid, en economische zaken) de inspanning op gelijkmatige wijze zou verdeeld moeten worden tussen het federale niveau, de deelstaten en de lokale overheden8.
8 Dit houdt nog geen rekening met het effect van de zesde staatshervorming, waardoor de vereiste
inspanning door de federale overheid waarschijnlijk iets lager zal liggen en deze van de deelstaten iets hoger.
EFFICIËNTIE VAN DE OVERHEID: AANZIENLIJKE WINST MOGELIJK!
I
14