susanne komossa & sjoukje de jong
van saamhorig ploeteren naar opgesloten koesteren gemeenschappelijke voorzieningen & woningbouwvereniginge n 1 9 0 2 — 1 9 3 9 Met de toekenning van een f o r m a t i e p l a a ts voor een wetenschappelijk m e d e w e r k s t e r voor vrouwenstudies aan de afdeling Bouwk u n d e van de T.H. Delft 1 h e b b e n de sinds september 1978 georganiseerde vrouwenstudies een formele erkenning gekregen. In deze vrouwenstudies zijn onderwijs en o n d e r z o e k t o t nu toe gekoppeld geweest. Zij vinden plaats door middel van allereerst de vrouwenwerkkolleges, die een vaste plaats i n n e m e n in het (keuze) onderwijsprogramma, en verder in skripties en afstudeerwerk. De vrouwenwerkkolleges zijn opgedeeld in een basiswerkkollege, waarin t e k s t en worden behandeld en — in samenhang daarmee — planmateriaal b e s p r o k e n, en een temawerkkollege, waarin o n d e r z o ek wordt gedaan rond diverse temaas, zoals kollektivering (1979—'80) en woningopzicht (1980—'81). In de vrouwenstudies o p B o u w k u n d e worden architektuur , s t e d e b o uw en volkshuisvesting beschouwd als de ruimtelijke uitwerkingen van een aantal maatschappelijke p a t r o n e n . Het onderzoe k richt zich voorlopig op de huisvesting, waarbij een drietal k n o o p p u n t e n word t onderscheiden: samenlevingsvormen, w o o n k u l t u u r en huishouden2. De skriptie van Sjoukje de J o n g en Susanne Komossa is één uitwerking van het temawerkkollege over kollektivering. Een samenvatting van dit artikel verscheen reeds eerder in de kongresbundel die ter gelegenheid van de 'Zomeruniversitei t V r o u w e n studies' verscheen 3 . Tijdens deze zomeruniversiteit hielden zij ook een inleiding. Redaktie.
1. Zie o.a. de advertentie voor een wetenschappelijk medewerkster bij de P.W.G. Projektraad van de Afdeling Bouwkunde van de T.H. Delft in de Volkskrant van zaterdag 19 sept. 1981. 2. Voor meer informatie over organisatieverloop en inhoud van vrouwenstudies, zie o.a.: Loes Verhaart en Anneriek Vos — Een jaar vrouwenstudies, Projektraad Delft, mei '79. Werkgroep Vrouwenstudies Beleidsnota Vrouwenstudies, Delft, oktober 1980. 3. Kongresbundel Zomeruniversiteit studies, Amsterdam, juni 1981.
Vrouwen-
Inleiding Het belang van vrouwen bij gemeenschappelijke voorzieningen in en o m de woning lijkt haast evident. De belangstelling voor dergelijke voorzieningen laat zich m o m e n teel goed a f m e t e n aan de diskussies over gemeenschappelijk w o n e n en woongroepen en initiatieven van bijv. centraal-wonen groepen, die binnen de gesubsidieerde sector anderssoortige n i e u w b o u w van de grond p r o b e r e n te krijgen en k r a a k p a n d e n waar men zelf voor w o o n r u i m t e m e t gemeenschappelijk gebruik van verschillende r u i m t e n en voorzieningen zorgt. Een langdurig en moeizaam proces. Het zijn allemaal voorbeelden waar eigen initiatieven worden g e n o m e n , veelal d o o r vrouwen . Aan ons architektes w o r d t dan de vraag gesteld: k u n n e n jullie niet iets kollektiefs o n t w e r p e n ? Natuurlijk k u n n e n we dat. De tekeningen als resultaat van deze aktiviteit zijn niet louter p r o d u k t e n die aan het b o u w e n vooraf gaan, maar f u n k t i o n e ren in het gunstigste geval als diskussiestuk, bijv. o p welke manieren je k u n t wonen. Waarom er dan niet of na uiterst moeizame inspanningen w o r d t g e b o u w d blijft een probleem van een andere o r d e , dat we hier niet willen behandelen. In het begin van ons o n d e r z o e k gingen we impliciet van de gedachte uit dat de aanwezigheid van gemeenschappelijke voorzieningen een positieve verandering in de positie van de vrouw teweeg kan brengen d o o r het ermee gepaard gaande sociale k o n t a k t dat ontstaa t bij het gebruik van die voorzieningen, w a a r d o o r de emotionele afhankelijkheid ten opzichte van het gezin zou k u n n e n verminderen en door de verlichting van de huishoudelijke arbeid, w a a r d o o r er tijd vrijkomt voor andere zaken. Enige vragen die wij ons aan het begin gesteld h e b b e n zijn: — zijn er in het verleden in Nederland voorstellen geweest voor gemeenschappelijke voorzieningen in en o m de woning? — h o e verliepen de diskussies hierover? — onder welke voorwaarden werden zij al dan niet gerealiseerd? — en, als zij b e s t o n d e n , hoe waren gebruik en beheer georganiseerd? Ten aanzien van organisatie en beheer h e b b e n wij ons beperkt t o t w o n i n g b o u w verenigingen van ledenbewoners . De bloeiperiode van de woningbouwverenigingen is de tijd tussen de twee wereldoorlogen.
taak van de vrouw (in het gezin) geprofileerd? — welk vrouwbeeld k o m t er in de diverse t e k s t e n naar voren? — o p welke wijze worden vrouwen bij de organisatie en de aktiviteiten van de woningbouwverenigingen b e t r o k k e n ?
Aantal ingevolge de Woningwet toegelaten corporaties aan het begin der jaren 1904—37
De overweging die ertoe leidde de organisatie en beheer van voorzieningen d o o r woningbouwverenigingen te o n d e r z o e k e n is, dat in vele diskussies het t h e m a van beheer en bestuur door bewo(o)n(st)er s centraal staat. V o o r de tweede wereldoorlog bleek het voor woningbouwverenigingen mogelijk een aantal gemeenschappelijke voorzieningen onder h u n h o e d e o p te zetten. Deze voorzieningen en aktiviteiten waren n a u w verweven m e t de organisatie van de bewo(o)n(st)er s en het beheer van de woning. Na de tweede wereldoorlog zijn de woningbouwverenigingen steeds meer verhuurkantoren geworden. Er werd h u n van overheidswege gedicteerd waar ze m o c h t e n b o u w e n , hoeveel woningen en de woningtypes, met welk b o u w s y s t e e m , hoe de ink o m s t e n in h u n b o e k h o u d i n g verdeeld m o e s t e n w o r d e n en het grootste gedeelte van de bewoners werd h u n t o e g e w e z e n 1 . Mogelijke gemeenschappelijke voorzieningen werden in verband m e t het 'moeilijke beheer' liever niet gerealiseerd. In een later stadiu m van het o n d e r z o e k verschoof onze a a n d a c h t naar vragen zoals: — h o e word t m e t , naast of o n d a n k s de gemeenschappelijke voorzieningen de W O N I N G P R O D U C T I E IN NEDERLAND
1. De positie van de woningbouwverenigingen. Rapport inzake mogelijke verzelfstandiging, Staatsuitgeverij, 1963. 2. O.a. Gedenkboek van de Maatschappij tot het Nut van het Algemeen 1784— 1934, Amsterdam, 1934. 3. Gedenkboek 50-jarig bestaan van de Ver. Bouwmaatschappij tot verkrijging van eigen woningen 1868-1918, 1918.
Enkele data uit de volkshuisvestingsgeschiedenis Van gemeenschappelijke voorzieningen in w o o n k o m p l e x e n is pas sprake als er over w o r d t gegaan t o t het b o u w e n van aaneengesloten blokken (grotere bouwstromen). Van de partikuliere bouwers en spekulanten die enkele percelen volb o u w e n valt o p dit terrein weinig te verw a c h t e n . Eerst als niet zuiver kommerciële groeperingen zich met de volkshuisvesting gaan bemoeien t r e d e n hier veranderingen in op. De eerste woningbouwverenigingen ( 1 8 5 1 ) zijn opgericht d o o r semi-filantropen, verlichte burgers. Zij stelden zich het probleem van 'de verheffing van de werkend e s t a n d ' 2 . Later gaan o o k groeperingen van werklieden over t o t het stichten van eigen bouwverenigingen. De verenigingen richten zich voornamelijk o p de gegoede arbeider. Het doel was in het begin o m na een aantal jaren de woning in eigendom te krijgen. Bekend zijn de zgn. dubbeltjeswoningen in de D a p p e r b u u r t . Zo werd in A m s t e r d a m in 1868 'De b o u w m a a t schappij ter verkrijging van de eigen woning' opgericht 3 . Later ging men ertoe over de woningen in kollektief bezit te h o u d e n . Met het in werking treden van de Woningwet 1904 w o r d t het mogelijk voor bouwverenigingen o m o n d e r wettelijke voorwaarden rijksbijdragen te krijgen voor de b o u w van volkswoningen. Geleidelijk groeit het aantal bouwverenigingen. Als na de eerste wereldoorlog de partikuliere b o u w stagneert worde n de rijksbijdragen verhoogd (de zgn. crisisbijdrage). De woningbouwverenigingen schieten als paddestoelen uit de grond. Elke groepering TOEGEKENDE VOORSCHOTTEN V A N HET RIJK
richt haar eigen woningbouwvereniging op, o p basis van politieke of godsdienstige overtuiging of beroep. In 1926 w o r d en er nagenoeg alleen nog rijksbijdragen verleend voor de vervanging van k r o t t e n . De b o u w p r o d u k t i e van de verenigingen daalt. De gezinspolitiek van de woningbouwverenigingen In het algemeen kan gesteld worde n dat de woningbouwverenigingen een verhoging van het 'lichamelijk, geestelijk en zedelijk peil' van de bevolking nastreven 4 . Een verhoging die zij bij uitstek gerealiseerd zagen binnen een gezinsstruktuur, en die haar weerslag vindt in de woningbouwpolitiek. Enerzijds w o r d en bepaalde kategorieën, nl. diegenen die niet t o t het kerngezin behoren, geweerd middels in h u u r k o n t r a k t e n o p g e n o m e n bepalingen. Men wilde inwoning van familieleden of het h o u d e n van kostgangers tegengaan (in de mijnstreek was dit de reden waarom men overging tot het b o u w e n van k o s t h u i z e n voor losse arbeiders van b u i t e n a f ) 'de aanwezigheid in een gezin van deze elementen had bedenkelijke k a n t e n ' 5 . V o o r o u d e n van dagen werden soms kleinere woningen in de buurt gebouwd zodat ze dicht bij h u n kinderen k o n d e n w o n e n . H un ( s c h o o n dochter kon dan af en toe haar h e l p e n de hand toesteken . De o n g e t r o u w d e broers of zusters bleven waarschijnlijk bij de ouders wonen. Sommige verenigingen gingen over t o t het b o u w e n van tehuizen voor alleenstaanden 6 . Anderzijds zijn er veel aktiviteiten o m het woningtype te verbeteren in het perspektief van de woningbouwpolitiek e doelstellingen. In het ' R a p p o r t van de kommissie voor de g o e d k o pe woning' w o r d e n de benodigdheden omschreven voor een behoorlijke uitoefening van de w o o n f u n k t i e s van een gezin ( 1 9 3 6 ) 7 : a. een w o o n k a m e r , waarin tevens de maaltijden worde n genuttigd, b. een afzonderlijke k e u k e n , c. één of meer slaapkamers, h e t aantal afhankelijk van de groott e van het gezin, d. een privaat, e. een d o u c h e r u i m t e , f. een veranda of balkon, eventueel een tuin, g. een bergruimte. 'Kinderen ouder dan 10 jaar mogen niet in dezelfde k a m e r als de o u d e r s slapen' * Centrale verwarming Deze is slechts sporadisch aangelegd in arbeiderswoningen, gebouwd met rijksvoorschotten, voor de tweede wereldoorlog. In 1920 wordt het woonblok 'Spangen' te Rotterdam als eerste arbeiderskomplex voorzien van c.v. In de bergpolderflat te Rotterdam (1934) van 9 hoog, was dit een noodzaak. In vele komplexen wordt een kolenhok of een opslag voor brandstoffen mee ontworpen. ** Centrale warmwatervoorziening In Amsterdam wordt hiervoor door vier verenigingen de stichting Warm Water Voorziening opgericht, die in 1938 1643 woningen voorziet van warm water 4 3 . Deze woningen zijn voorzien van douche of badkuip. In Rotterdam is in sommige verenigingskomplexen een warmwaterstokerij waar je voor enkele centen warm water kon halen. Vooralsnog wordt door de meesten, met name het ministe-
en ' t w e e kinderen van verschillend geslacht en beide ouder dan 10 jaar mogen niet in één k a m e r slapen'. Behalve de in het K l V I - r a p p o r t, 1855 8 , beoogde zedelijkheid en hygiëne krijgt in dit r a p p o r t uit 1936 o o k de huishoudelijke arbeid de a a n d a c h t. De meeste woningen gebouwd m e t rijksbijdragen voldoen aan deze eisen. Over het resultaat van de veranderde woningt y p e s m e r k t het geciteerde r a p p o r t dan o o k t r e f f e n d op: ' m e t de wijzigingen in de w o o n z e d e n h e e f t zich steeds het woningtype gewijzigd, o m g e k e e rd passen de w o o n z e d e n zich t o t zekere grens bij gewijzigde woningtype s aan' 9 . Gemeenschappelijke voorzieningen in woonblokken Wij h e b b e n bij deze scriptie, die gemeenschappelijke voorzieningen o p het niveau van het w o n e n bekeken, die een verlichting van de huishoudelijke arbeid z o u d e n m o e t e n b e t e k e n e n en die niet meer of nog niet per h u i s h o u d e n georganiseerd worden. Aangezien het bij huishoudelijke arbeid onduidelijk is wat hier allemaal o n d e r valt, variëren de beschreven voorzieningen van technische centrale voorzieningen, waar het apparaat kollektief gebruikt w o r d t , t o t allerlei v o r m e n van maatschappelijk en cultureel werk in de w o o n b l o k k e n . (Een goed voorbeeld van de k o m b i n a t i e van allerlei voorzieningen is het Buurthuis in Groningen). De sociaal-kulturele aktiviteiten en voorzieningen veronderstellen een reeds bestaande m a t e van samenwerking tussen de bewoners alvorens hier b o u w k u n d i g gestalte aan w o r d t gegeven. De meer technische centrale voorzieningen die een verlichting van de huishoudelijke arbeid z o u d e n m o e t e n b e t e k e n e n m o e t e n reeds in het o n t w e r p s t a d i u m van de woningen w o r d e n m e e g e n o m e n . Tenminste dit gold t o t de o p k o m s t van de kleine huishou d a p p a r a t u ur voor voorzieningen zoals: centrale verwarming*,
4. Beter Wonen. Gedenkboek ter gelegenheid van het 25jarig bestaan van den nationalen woningraad, algemeen bond van woningbouwverenigingen 1913-1938, blz. 7, NV De Arbeiderspers, Amsterdam 1938. 5. Drs. P. Remigers Dieteren, Veertig jaren arbeiderswoningen in Limburg 'Ons Limburg', 1911-1951, Heerlen 1951. 6. Anneriek Vos, Salome Bentinck, Van Zedelijkheid naar zelfbeheer. Huisvesting alleenstaande vrouwen, 1850—1950. Afstudeerrapport, Afdeling Bouwkunde TH Delft, 1981. 7. Rapport van de Commissie voor de goedkope woning uitgegeven door de Nationale Woningraad en het Ned. Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw. Staatsdrukkerij Amsterdam 1936, blz. 9. 8. Verslag aan den Koning over de vereischten en inrigting van Arbeiderswoningen, Commissie uit het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs, 1855. 9. Rapport van de Cie. voor de goedkope woning, blz. 16.
rie, de centrale verwarming en warmwatervoorziening als overbodige luxe gezien voor arbeiderswoningen. *** Washuizen De was doen was in die tijd een van de zwaarste lichamelijke huishoudelijke taken, het gezeul met teilen, verwarmen van het water, gebrek aan ruimte om te spoelen en te drogen. In 1890 wordt in Amsterdam een comité ter verkrijging van een stedelijke stoomwasserij opgericht 44 . Het comité strijdt jarenlang zonder veel succes. De coöperatieve woningbouwvereniging 'Rochdale' 45 die in 1909 haar eerste complex woningen oplevert aan de Van Beuningenstraat te Amsterdam, heeft op de zolder speciaal ingerichte washokken met gasvoorziening om warm water te stoken, gebouwd. De vrouwen gaven er echter de voorkeur aan de was in de keuken te blijven doen.
43. Beter Wonen, blz. 181. 44. De mechanisering van de huishoudelijke arbeid, blz. 20. 45. Beter Wonen, blz. 110.
centrale warmwatervoorziening**, centrale stofzuigerinstallatie, vuilnisstortkokers, wasinrichting* * *. De verwachtingen ten aanzien van de o n t wikkeling van deze grote huishoudelijke a p p a r a t u u r was begin deze eeuw groot in de kringen van SDAP-vrouwen. In 1906 verschijnt in het blad 'De proletarische v r o u w ' van de bond van SociaalDemokratische vrouwen een serie artikelen met de titel 'De IJzeren Huisvrouw'. 'De machines zullen de bevrijding van de huisvrouw b e t e k e n e n ' 1 0 . Van architektenzijd e is een aantal utopiese plannen o n t w i k k e l d , waar tevens centrale, technische voorzieningen in en o m de woningen mee o n t w o r p e n zijn 'ter verlichting van de huishoudelijke arbeid'. (Noemenswaardig zijn de o n t w e r p e n van J a n z e n , 1 9 2 3 1 1 ; Duiker en Wiebinga 1927 1 2 ; Van Loghem 1936 1 3 ). De woningstichting " s Z o m e r s Buiten' k o m t in 1930 met een gedetailleerd plan: Het Coöperatiehuis.
11. Een toekomstprojekt, Janzen. Architectura jaargang 27, no. 14, 1923. 12. Een plan voor goedkoope woningen van f 5,— per week af, Ir. J. Duiker en Ir. J.G. Wiebenga. Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw, 1927. 13. Motto 1378-70. Ir. J.B. van Loghem. Goedkope arbeiderswoningen. Afbeeldingen van 28 projekten, ingezonden op een door de gemeente Amsterdam uitgeschreven prijsvraag. Rotterdam 1936. 14. Rationalisatie in de woningbouw. Z. Gulden. In opdracht van het bestuur van de woningstichting 's Zomers Buiten. Amsterdam 1930. 15. Rapport van de Commissie voor den Hogen Bouw. In opdracht van Burgemeester en Wethouders te Amsterdam. Amsterdam 1929. 16. Kommissie voor den Hogen Bouw, blz. 16.
46. De wasch uit den woning. Brochure van de gemeente Amsterdam, 1921. 47. De volkshuisvesting en de opvoeding, in het bijzonder in de stad Groningen, 1940. blz. 45. M. Kazemier.
De verlichting van de huishoudelijke arbeid d o o r middel van collectieve centrale voorzieningen w o r d t hierin als het centrale probleem aan de orde gesteld 1 4 . Hoe er over centrale voorzieningen gedacht werd d o o r de woningbouwverenigingen en gemeentes w o r d t duidelijk in de diskussie over hoog- of laagbouw voor arbeiderswoningen. In de grote steden is men in verband m e t de grond- en b o u w r i j p m a a k kosten lange tijd g e n o o d z a a k t geweest meergezinshuizen te b o u w e n . Veelal waren deze vierhoog. In een aantal van deze k o m p l e x e n blijkt het mogelijk een aantal centrale voorzieningen te realiseren. Hiervoor is herhaaldelijk strijd gevoerd d o o r (sommige) woningbouwverenigingen m e t het ministerie.
het dubbele trappenhuis van de Tugelaweg
10. De mechanisering van het huishouden, kandidaats scriptie sociaal-ekonomische geschiedenis. Martineke Spijkerman, Lydia Hagoort, blz. 2 1 - 2 2 .
w e r p t het merendee l de h o o g b o u w voor arbeiderswoningen: — de h o o g b o u w zou slechts duurder e arbeiderswoningen opleveren 1 6 ; — in de h o o g b o u w zou je de gezinnen te
Twee voorbeelde n waar voor Nederlandse begrippen uit die tijd relatief veel voorzieningen zijn gerealiseerd zijn het w o o n b l o k 'Spangen' in R o t t e r d a m , 1920, en een w o o n b l o k aan de Tugelaweg in A m s t e r d a m Oost, 1938. Het enige gerealiseerde hoogb o u w p r o j e k t uit die tijd, gebouwd m e t rijksvoorschot, is de Bergpolderflat te R o t t e r d a m van de N.V. V o l k s w o n i n g b o u w in 1934. In de kommissie voor den Hoogen Bouw 1 5 , samengesteld in o p d r a c h t van het kollege van B en W te A m s t e r d a m in 1929, verIn 1923 wordt in Amsterdam het gemeentelijk washuis 46 opgericht. De vrouwen kunnen (moeten) hier zelf de was doen. Er is een grote machine, een man die de was centrifugeert en een droogcel. De woningbouwvereniging 'Groningen' exploiteert samen met de stichting 'Centraal Woningbeheer' een washuis (die in het buurthuis 47 is ondergebracht). Ook hier doen de vrouwen zelf de was, er zijn wasmachines, centrifuges, droogkasten en een elektrische mangel. Binnen enkele uren kan de vrouw de was kant en klaar mee naar huis nemen. Er is voortdurend een vrouw aanwezig die ze met raad en daad kan bijstaan. In woonblokken waar c.v. aanwezig is wordt vaak tegelijkertijd een washuis mee ontworpen (kombinatie van heet water) zoals in Spangen, de bergpolderflat en de plaslaanflat, alle in Rotterdam.
In de waslokalen zijn wasbakken en tobbes in afgeschermde ruimtes (wasmachines en centrifuges waren niet aanwezig), en een serie droogcellen. De vrouw hoeft nu niet eerst een hele reis met de wasmand te ondernemen. Slechts bij de middenstandsbouwvereniging 'Ons Huis' te Amsterdam blijkt het mogelijk een wasserij te exploiteren, waar de was door personeel wordt gedaan. De bewoners betalen maandelijks boven de huur een bijdrage voor de centrale voorzieningen, waarin ook een bijdrage voor de wasserij zit. Voor de bewoners wordt dan de was voor een extra laag tarief verzorgd. Stofzuigerinstallaties zijn voor zover bekend niet aangelegd in arbeiderswoningen.
eng samenbrengen in één g s b o u w : ' Je k u n t geen eigen sfeer s c h e p p e n ' 1 7 . Het voornaamste argument van de voorstanders van de Hoogen Bouw: nl. dat je in de hoge b o u w allerlei technische centrale voorzieningen k u n t aanbrengen, waartoe toen geen gelegenheid bestond in arbeiderswoningen, blijkt hier niet tegenop te k u n nen wegen 1 8 . Alom t r i o m f e e rt het ideaal van de tuinstad; de eengezinswoning met eigen tuintje en toegang. Gestapelde b o u w en stedelijk w o n e n riepen negatieve associaties op. In de hierboven g e n o e m d e w o o n k o m p l e x e n Spangen en Tugelaweg w o r d t aan de bezwaren van de gestapelde b o u w tegemoet gekomen door het b o u w e n van respektievelijk een brede galerij (een straat o p de tweede verdieping) en een d u b b el t r a p p e nhuis (2 t r a p p e n die in elkaar draaien, buren die o p één verdieping w o n e n k o m e n elkaar zo nooit tegen bij de voordeur). De eerste eengezinswoningen met rijksv o o r s c h o t t e n werden in R o t t e r d a m en A m s t e r d a m o p g o e d k o p e re b o u w g r o n d gebouwd, waar de draagkracht van de b o d e m een paalfundering niet noodzake lijk maakte . Voor beide steden was dit aan 'de overkant van het water' ( R o t t e r dam-Zuid en A m s t e r d a m - N o o r d ) . Het blijken veelal de beter gesitueerden te zijn in de jaren ' 3 0 die h u n villa of herenhuis inwisselden voor een gerieflijke flatwoning. Het d i e n s t b o d e t e k o r t was hier waarschijnlijk de oorzaak van 1 9 (bijv.: de Nirwanaflat, Den Haag 1930 van J. Duiker en J.G. Wiebenga). organisatie en beheer van woningbouwverenigingen het belang van de organisatie In de twintiger jaren w o r d t een overkoepelend orgaan van SDAP-gerichte woningbouwverenigingen opgericht; de Bond van Arbeiders-woningbouwverenigingen. In haar publikaties wijst de Bond steeds weer op het belang van zelf-beheer en z e l f o r g a nisatie van de leden. Zij stelt dat de arbeidersbeweging geen enkele f a k t o r mag verwaarlozen die ertoe bijdraagt het verantwoordelijkheidsgevoel en de geestelijke ontwikkeling van de arbeidersklasse te verhogen en te versterken 2 0 . Men vindt, dat de verenigingsbouw prioriteit m o e t h e b b e n boven de gemeentelijke b o u w , met andere w o o r d e n , dat de Volkshuisvesting zaak is van de ' b e l a n g h e b b e n d e n ' en niet van de gemeentelijke overheid 2 1 . Het volgende citaat is tekenend voor deze opvatting: ' h e t zullen de arbeiders zeiven m o e t e n zijn die in overleg m e t goede architekte n en binnen de door de wet gestelde grenzen h u n woningen laten b o u w e n , in plaats van te accepteren wat een of andere a m b t e n a a r voor een arbeiderswoning geschikt vindt' 2 2 . In een skriptie uit 1940 van Martha Kazemier 2 3 w o r d en twee Groningse wijken in kaart gebracht. Eén van de (socialistische) woningbouwvereniging 'Groningen', en één met gemeentewoningen (zie bijgaande kaarten). Ze vindt dat het steeds groter w o r d e n d e verantwoordelijkheidsgevoel onder de bewoners van de verenigingswoningen zich uit op allerlei wijzen, bijv. een goede wijze van bewoning. Huurschuld
17. Kommissie voor den Hogen Bouw, blz. 24. 18. (12) Duiker en (13) van Loghem. 19. De Woningwet 1902-1929. Gedenkboek samengesteld ter gelegenheid van de tentoonstelling bij het 12'/2-jarig bestaan van het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw. 20. Wat is en wil de bond van arbeiderswoningbouwverenigingen in Nederland. Brochure n.a.v. de oprichting in 1918. Rotterdam 1919. T.a.v. Zelfbeheer en organisatie: '. . ., zo ging het op politiek terrein, in vakbeweging en cooperatie en zo meent onze bond, dient het ook op het terrein van de Volkshuisvesting te gaan'. 21. Volkshuisvesting, Veertiendaagsch orgaan van den bond van arbeiderswoningbouwvereenigingen. K.R. van Staal, Vereenigingswoningbouw voorop! Tweede jaargang, no. 10, 1920. 22. ibidem. 23. Martha Kazemier. De Volkshuisvesting en de Opvoeding in het bijzonder in de stad Groningen. Doktoraalscriptie, Groningen 1940. Hfdst. 5, De Volkshuisvesting in de stad Groningen, blz. 33.
k o m t weinig voor, evenals klachten over vernielingen en burenruzies, er is minder schoolverzuim, minder k o n t a k t e n m e t justitie enz. Men geeft zich meer voor sociaal werk. Maar bovenal blijken zij zich beter aan te passen en te schikken in de eisen die de maatschappi j aan hen stelt. O m het ingezette civiüseringsproces, zoals Martha Kazemier het d o e t, geheel t o e te schrijven aan de b e t r o k k e n h e i d en zelforganisatie bij de woningbouwvereniging lijkt overdreven. Immers, de leden van deze groningse woningbouwvereniging zijn socialisten, bij wie het belang van organisatie en discipline sowieso hoog aangeschreven stonden. Tevens speelt het feit een rol dat gemeentes zich vaak o n t f e r m d e n over groeperingen die elders, bijv. bij woningbouwverenigingen niet aan de bak k w a m e n , de zgn. a-socialen of o n m a a t s c h a p p e l i j k e n 2 4 .
28. De woningwet. Toezicht blz. 219.
Het beheer in de praktijk en maatschappelijke aktiviteiten Meestal f u n k t i o n e e r d e er naast het bestuur een bewonerskommissie 2 5 . Bij grotere verenigingen werd de kommissie per k o m p l e x gekozen. De bewoners m o e s t e n voor ze de woning i n t r o k k e n een h u u r k o n t r a k t tekenen. In het k o n t r a k t waren bepalingen o p g e n o m e n o m t r e n t huurbetaling en huuropzegging, inwoning, samenwoning en ond e r h u u r , uitoefenin g van nering en bedrijf, het s c h o o n h o u d e n van de woning, het houden van dieren, vergoeding van schade o n t staan d o o r nalatigheid van de h u u r d er en toelating in de woning van bestuur, bewonerskommissie of a m b t e n a r e n door het bestuur aangesteld 2 6 . Het bestuur onderhield de administratie, overleg met de autoriteiten etc.. Ze behandelden klachten bij h u u r s c h u l d. Na een aantal aanmaningen werd de k o s t w i n n er voor een gesprek uitgenodigd en de situatie doorgesproken. Tijdens de verplichte ledenvergaderingen werde n er ' w e n k e n ' aan de bewoners gegeven, bijv. over herhaalde klachten over vernielingen, het d e p o n e r e n van afval o p ongewenste plekken e t c . 2 7 De bewonerskommissie deed werk waaraan het b e s t u u r niet t o e k w a m . Bij herhaalde klachten over een bepaald gezin werd diegene uit de kommissie die er het meest
29. Beter Wonen. Woningbouwverenigingen en maatschappelijk werk, blz. 173 e.v. De Woningwet, blz. 224. Tijdschrift voor Volkshuisvesting & Stedebouw. Maatschappelijk Werk bij de Woningbouwvereniging 'Amsterdam Zuid', na 1930. Brochure 'Feestweek 20 jaar blok IV 'Rochdale', Amsterdam 1933. De woningbouwvereniging 1938, blz. 33. Uit jaarverslag van de „oningbouwvereniging 'Eendracht maakt Macht' te Zandvoort. Als bijlage een verslag van het Fonds 'Hulp in Nood'. Aan dit fonds betalen de bewoners vrijwillig 10 ct. per week. Bij ziekte of andere omstandigheden een ondersteuning in de huur. In het afgelopen jaar werden 54 weekhuren als steun uitgekeerd.
N iet altijd is, met n a m e bij den é t a g e b o u w , de o n d e r linge v e r h o u d i n g d e r b u r e n e v e n g o e d . T a l r i j k zijn de w r i j f p u n t e n , die d e z e v e r h o u d i n g m i n d e r pleizierig m a ken en z o o w e l v e r e e n i g i n g s b e s t u r e n als b e w o n e r s c o m missies w o r d e n s o m s v o o r lastige g e v a l l e n g e p l a a t s t . D e B o u w v e r e e n i g i n g ,,Eigen H a a r d " te A m s t e r d a m p r o b e e r t het met h u m o r en s a t y r e . E l k e m a a n d b e v a t h a a r o r g a a n een r u b r i e k , , T i n u s B u u r m a n ' s R e v u e " , w a a r i n op h u m o r i s t i s c he wijze d e n b e w o n e r s h u n z w a k h e d e n worden voorgehouden.
24. De Woningwet 1 9 0 2 1929, blz. 229. 25. M. Kazemier blz. 33 en jaarverslagen diverse woningbouwverenigingen, 1904-1930. 26. De woningwet, blz. 220. 27. Zie 25.
geschikt voor werd geacht naar z o ' n gezin toegestuurd o m de zaak door te praten 2 8 . Naast het sussend o p t r e d e n bij k o n f l i k t e n en het toezicht o p de gang van zaken in één k o m p l e x initieerden bewonerskommissies maatschappelijk werk van uiteenlopende aard. Ideëel was het instellen van een onderling f o n d s van de bewoners waaruit in tijden van werkloosheid of ziekte een bijdrage in de h u u r werd gegeven. Verenigingsgebonden verbruikers coöperaties werden opgezet o m levensbehoefte n gezamenlijk in grote hoeveelheid te k u n n e n inkopen, variërend van aardappels, brandstof fen t o t oliebollen o p oudejaarsavond. In A m s t e r d a m , Haarlem, R e n k u m en Rott e r d a m zijn ontspanningslokalen en vergaderzalen in de w o n i n g k o m p l e x e n opgenomen die gefinancierd waren m e t woningwet v o o r s c h o t t e n . Dit soort r u i m t e s waren voorwaarde o m bepaalde gemeenschappelijke aktiviteiten te k u n n e n organiseren. Bij 28 van 150 woningbouwverenigingen, die in 1929 o p de vraag naar dergelijke aktiviteiten reageerden, word t aan maatschappelijk werk gedaan. Er waren klubs voor kinderen en o u d e r e n , kursussen figuurzagen, naai- en kookles, lezingen en toneelgroepjes georganiseerd. O p feestdagen en ter gelegenheid van een lustrum werden 's zomers t u i n k o n c e r t e n gegeven o p het binnenterrein en wedstrijden in het p l a n t e n k w e k e n of in het versieren van de gemeenschappelijke t u i n g e h o u d e n . Voor o u d e r e n en kinderen werden er 's zomers o o k uitstapjes georganiseerd. Verregaande aktiviteiten waren het opnemen van een o p e n b a r e leeszaal of het instellen van een speciale bibliotheek voor de bewoners. Soms is er o o k een afdeling van de spaarkas van 'Het N u t voor het Algemeen', de Nutsspaarbank te vinden 2 9 . Vrouwen, organisatie en beheer Het is een vanzelfsprekendheid in alle artikelen, waar over het eigen m a k e n van kapaciteiten d o o r het verrichten van bestuurs- of kommissiewerk w o r d t geschreven, dat dit over m a n n e n gaat. Als we het over de rol van v r o u w e n in de woningbouwvereniging h e b b e n m o e t e n we een duidelijk onderscheid make n tus-
Bewoningskwesties
Regelmatig maken groepjes bewoners van de C o ö p . Bouwvereeniging „ V o l k s h u i s v e s t i n g " te D e l f t ••.r-ipjes n a a r v e r s c h i l l e n d e p l a a t s e n , t e n e i n d e d a a r d e n i e u w e w o o n w i j k e n te b e z i c h t i g e n . W i j zie n ze hier in h e t T u i n d o r p - W a t e r g r a a f s m e e r te A m s t e r d a m , w a a r zij d o o r d e n H e e r A . ). A. R i k k e r t . h o o f d a m b t e n a a r bij d e n G e m e e n t e l i j k e n W o n i n g d i e n s t . werden rondgeleid.
sen de vrouwen die in de woningen wonen en de woningopzichteressen. Bij de woningbouwvereniging w e r k t e n meestal geen woningopzichteressen; een groot deel van het werk dat zij deed werd door de eigen bewonerskommissie gedaan. Het is echter wel een woningopzichteresse, Louise Pek-Went, die in het blad 'de Woningbouwvereniging' de diskussie aansnijdt met een artikel 'de plaats van de vrouw bij de bouwvereniging' . Ze stelt de vraag of het juist is dat bij de woningbouwvereniging de vrouwelijke medewerking uitgeschakeld is. In de besturen van verenigingen zaten en zitten bijna uitsluitend mannen. Zij n e m e n het initiatief, bereiden de bouw voor, de uitvoering en na de ingebruikname h e e f t de m a n bij het beheer de leiding. Zij vindt dat de samenwerking tussen man en vrouw niet alleen t o t de huiskamer beperkt m o e t blijven, maar daar waar het zaken als w o n e n en bewonen b e t r e f t de stem van de vrouw niet gemist kan worde n in het bestuur van de vereniging. ' O m d a t juist o p dit gebied specifiek vrouwelijke eigenschappen meespreken. Want o p wie rust anders dan o p haar de taak o m van welke woning dan o o k een tehuis voor de haren te m a k e n ' 3 1 . De heren die o p haar artikel reageren stellen allen f o r m e e l dat een vrouw evenveel recht h e e f t om lid te w o r d e n van een vereniging als een m a n . Sommigen vechten echter de argumentatie van Louise PekWent aan; de inbreng van de vrouw vanuit haar praktijk van het w o n e n . Deze heren stellen dat m an en vrouw samen hier oplossingen voor k u n n e n aandragen. Aan de andere kant is voor het besturen van een woningbouwvereniging meer nodig. Het o n d e r h o u d e n van de administratie en het overleg met de instanties. Ze vinden dat je van beide zaken niet k u n t zeggen dat vrouwen of m a n n e n hier meer geschikt voor zijn en dat zowel een vrouwelijke als een mannelijke kandidaat(e) aan al deze eisen dienen te voldoen. Een andere heer k o m t met de filosofie van 'de eeuwige elkaar aanvullende helft e n ' o p de p r o p p e n . Hij b e a a m t de andere heren dat zowel de man als de vrouw een huis bewonen . Echter ze vervullen daarbij een eigen rol, n e m e n een eigen plaats in. De samenwerking tussen m a n en vrouw zou daarom juist t o t de meest gewenste vorm van bestuur leiden; ze zijn anders en ze zien anders. Alle heren k o n k l u d e r e n dat: 'Uit de kring der vrouwen m e t eigen praktische ervaringen in het bewonen van arbeiderswoningen moeilijk vrouwen zullen zijn te vinden, die daarvoor den noodigen tijd h e b b e n ' en dat 'De vrouw in het algemeen voor het publieke leven niet die belangstelling h e e f t , welke wenschelijk m o e t worde n geacht' 3 2 . Hun konklusies maken gelijkertijd h u n eigen argumenten ongeloofwaardig. Zij gaan immers ervan uit dat arbeidersvrouwen t o c h niet aktief deelneme n aan het bestuur. Diegenen die vrouwelijke deelname bepleiten vanuit de specifieke ervaring van vrouwen ten aanzien van het wonen zagen dit gerealiseerd in de kommissies die zich bezighielden met de rationalisering en verbetering van de woningplattegrond .
In deze kommissies h a d d e n o o k v r o u w e n zitting. Vandaag k e n n e n we (nog) de vrouwenadvieskommissies die nagaan of de architekt(e) voldoend e rekening h o u d t m e t de huishoudelijke take n die in de woning verricht m o e t e n w o r d e n . Het sociale aspekt van de voorzieningen In de g e d e n k b o e k e n 3 3 uit de dertiger jaren van de woningbouwverenigingen w o r d t herhaaldelijk geschreven dat er een belangrijk onderscheid is tussen w o n e n in een 'verenigingskomplex' en andere k o m p l e x e n . In de verenigingskomplexen bestaat een 'zekere b a n d ' , een saamhorigheidsgevoel tussen de bewoners: dit leidt in vele gevallen t o t het gemeenschappelijk behartigen van o o k andere belangen dan alleen huisvesting. 'Het is moeilijk deze sfeer nader aan te duiden. Men m o e t eigenlijk zelf in een verenigingswoning g e w o o n d h e b b e n o m te weten wat bedoeld w o r d t . De bewoners o n t m o e t e n elkaar van tijd tot tijd, in vergaderingen waar kwesties worden besproken die h u n allen aangaan, o p ontwikkelingsbij e e n k o m s t e n of soms bij een of andere feestelijkheid. Hierdoor o n t s t a a t een zekere bekendheid terwijl het feit dat zij bepaalde belangen gemeen h e b b e n bijdraagt t o t het gevoel bij elkander te h o r e n ' 3 4 . V o o r sommigen is dit b i j k o m e n d e f f e k t van de saamhorigheid en de gemeenschappelijke aktiviteiten datgene waar de woningbouwverenigingen naar m o e t e n streven. Op een voordracht voor de woningbouwvereniging 's Z o m e rs Buiten' konklu deert de spreker Chr. van D o o r n : ' D e woningbouwvereniging lijkt het aangewezen organisme voor de samenvatting van een groot aantal f u n k t i e s. D a a r d o o r zal de woningbouwvereniging t o t een k u i t u u r c e n t r u m van soortgelijke maar oneindig grotere betekenis dan die der o u d e dorpsg e m e e n s c h a p p e n , waarvan de laatste overblijfselen nog leven in Rusland en enkele Zuidslavische landen' . Anders ligt dit bij de R o o m s Katholieke woningbouwverenigingen. Van de Federatie ' O n s Limburg' zijn ons geen v o r m e n van maatschappelijk werk bekend . M. Kazemier schrijft over een R.K.-vereniging in Groningen: 'De h o o f d b e d o e l i n g is hier geweest een k o m plex woningen te h e b b e n in de nabijheid van de kerk en de school. Waar deze beide een groot aandeel h e b b e n in het geestelijk leven van de bewoners in die b u u r t e n , w o r d t er minder b e h o e f t e gevoeld aan maatschappelijk werk d o o r midde l van de woningbouwvereniging' 3 6 . De verhalen over het 'gemeenschapsgevoel' suggereren dat er een nieuwe sociale strukt u u r o n t s t o n d in de verenigingskomplexen. Er w o r d t niet ingegaan o p de bestaande sociale s t r u k t u r e n in de wijken waar de bewoners vandaan k o m e n . Het nieuwe aan de gesuggereerde s t r u k t u u r is, dat deze o n d e r s t e u n d w o r d t d o o r een organisatie, de woningbouwvereniging, en dat er op deze wijze een mogelijkheid is t o t gemeenschappelijk handelen. In eerste instantie lijken deze verhalen in tegenspraak met de steeds verder gaande profilering van het gezin. Echter, het gesuggereerde saamhorigheidsgevoel bewerkstelligt dat de k o n t a k t e n tussen de gezinnen
30. De Woningbouwvereniging, Periodiek van de Nationale Woningraad, in de afleveringen van de jaargangen 1938/39 wordt in dit blad een diskussie over het thema 'De vrouw en de woningbouwvereniging' gevoerd. 31. L. Pek-Went, De plaats van de vrouw bij de woningbouwvereniging 1938, blz. 112. 32. De woningbouwvereniging 1939. H.C. Nijkamp, De vrouw en de volkshuisvesting. W.J. Bossenbroek, De vrouw en . . . (reaktie), M.J.A. Moltzer, De vrouw en . . . (reaktie). 33. De Woningwet, 1902-1929: Gedenkboek samengesteld ter gelegenheid van de tentoonstelling bij het 12W-jarig bestaan van het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw. Beter Wonen: Gedenkboek ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van den Nationalen Woningraad, Algemeenen Bond van Woningbouwverenigingen. Gedenkboek ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de coöperatieve woningbouwvereniging 'Rochdale', 1951. 34. De woningwet: blz. 225. 35. Volkshuisvesting, De sociale taak van de woningbouwverenigingen, blz. 395. 36. M. Kazemier, blz. 42.
o p h a r m o n i e u z e wijze verlopen. Het is tevens een poging o m een aantal negatieve k a n t e n van de o u d e v o l k s b u u r t e n te elimineren (kroeglopen, l a n t e r f a n t e n ) . Welke betekenis de gesuggereerde sociale s t r u k t u u r voor m a n n e n kan i n h o u d e n valt nog enigszins aan te geven; zij krijgen steeds meer vrije tijd d o o r de k o r t e r e werkdag. Een massa k u l t u u r k o n s u m p t i e zoals we die nu k e n n e n was nog niet aanwezig; de radio m a a k t e net haar entree in de woning. 'De woning en de omgeving waarin deze staat, m o e t t h a n s de plaats zijn waar hij het liefst v e r t o e f t , wanneer zijn dagtaak is afgelopen', aldus het tijdschrift voor Volkshuisvesting 3 7 . Het verhaal voor vrouwen is minder duidelijk. Haar h o u d i n g t.a.v. de woning en de woonomgeving, kan allerminst gedefinieerd w o r d e n als o n t s p a n n i ng (zeker als ze huisvrouw is). Werk en o n t s p a n n i n g lopen kontinu d o o r elkaar, versnipperd over 24 u u r van de dag.
Slotopmerkingen Het huishouden als technisch probleem De beschreven technische voorzieningen blijven voornamelijk beperkt t o t een aantal m o d e l - k o m p l e x e n van de volkswoningb o u w . De realisering van de centrale voorzieningen k o m t m e t de sterker w o r d e n d e voorkeur voor eengezinswoningen in laagb o u w steeds verder weg te staan. Van regeringswege w o r d e n de meeste centrale voorzieningen als luxe bestempeld. De h u u r van de k o m p l e x e n was dusdanig dat deze slechts betaald k o n w o r d e n d o o r geschoolde arbeiders ( a m b t e n a r e n ) . Wel is er in de twintiger en dertiger jaren veel aandacht besteed aan het rationaliseren van de w o n i n g p l a t t e g r o n d, in het bijzonder de k e u k e n . De huishoudelijke arbeid w o r d t geanalyseerd en er word t gepoogd het aantal te verrichten handelingen te minimaliseren (Taylorisme). Later
Hofje aan de Weststraat. Bijna alle onteigende woningen zijn rtig-aan-rug woningen. Vele huishoudelijke bezigheden moeten bij gebreke aan eigen erf op het gemeensdhappelijke straatje worden verricht. Gevolg: overmatige conversatie en burenruzies.
37. Volkshuisvesting 1920, no. 10, blz. 119. 38. Voot het spionnetje gebundelde verhalen van Jans, gepubliceerd in De Proletariese Vrouw, ongedateerd.
Jans, die regelmatig stukjes schrijft in de Proletarische V r o u w , p r o b e e r t uit te leggen w a a r o m zij zich als arbeidersvrouw zo aang e t r o k k e n voelt tot het socialisme. Ze schrijft: 'Het gemeenschapsgevoel, het gevoel dat ik niet alleen Jans Proleet ben, w o n e n d e in een arbeiderswoning aan een straat op de eilanden, drie h o o g opgeslot e n tusschen de m u r e n m e t m ' n eigen zorgen, ploeterend voor m ' n eigen gezin en daarbuiten niets k e n n e n d e , maar dat ik m e t duizenden andere arbeidersvrouwen van de eilanden, de J o r d a a n , de Pijp enz. in A m s t e r d a m en de d u i z e n d e n erbuiten b e h o o r t o t één grote familie' 3 8 . Dit, voor ons abstrakte, verhaal over ' h e t gemeenschapsgevoel' staat in schrille tegenstelling tot de gedetailleerde, precieuze verhalen die ze schrijft over de vrouwen uit de straat, wat er reilt en zeilt, kletspraatjes in de winkel, bij de k o f f i e . Dit krijgt niet het stempel 'gemeenschapsgevoel' en h e e f t o o k geen gemeenschappelijk streven, maar lijkt meer te bestaan uit toevallige o n t m o e t i n g e n en verstrooiing. Het verloopt o n g e k o n t r o l e e r d.
de H o l l a n d - k e u k e n v a n J.W. J a n z e n , 1 9 3 0 .
is de industrie (Philips, 1943) in staat en gaat over t o t het p r o d u c e r e n van dusdanig kleine apparaten , dat deze in het individuele h u i s h o u d e n geïnstalleerd k u n n e n worden. Een gedeelte van het service p a k k e t w o r d t o p deze wijze beschikbaar gemaakt voor de afzonderlijke woning. Ter ondersteuning van deze t e n d e n s w o r d t de huishoudelijke arbeid steeds meer als ' b e r o e p ' naar voren gehaald. Met de o p k o m s t van de huishoudschole n en de hier en daar georganiseerde naai- en kooklessen w o r d t een nieuw beeld geproduceerd van de huisvrouw, nl. als 'organisatrice'. Een aantal zware lichamelijke take n wordt verlicht. Tegelijkertijd k o m e n er nieuwe materiële take n bij: hygiëne en een opgeruimd huis w o r d e n steeds belangrijker. Het geëtaleerde beeld van de arbeidersvrouw De taakverdeling tussen de sexen blijft in alle teksten o n u i t g e s p r o k e n v e r t r e k p u n t dat niet ter diskussie word t gesteld. Alleen de taak van de huisvrouw is het o n d e r w e r p.
V r o u w e n worde n meestal als moeders aangesproken of als 'zij' beschreven. Het beeld wordt geschetst van de o n d e r o n t w i k k e l d e sloof, verstoken van enig k o n t a k t . Een pleidooi voor het rationaliseren van het h u i s h o u d en d o o r o.a. centrale voorzieningen w o r d t d o o r de architekt Duiker met de volgende argumentatie vergezeld: 'Waar is de poëzie in de slovende huisvrouw, die buiten de verzorging harer kinderen zooveel arbeidskracht verspilt m e t het vermoeiende t r a p p e n klimmen van drie of vier hoog met kinderwagens, vuilnisemmers enz., of zich n o o d e l o o s vuilmaakt met kolenscheppen en kachel s t o k e n ' 3 9 . Hier staan verspilling en nodeloosheid op de voorgrond, in beginsel e k o n o m i s c h e begrippen. Vaak word t het beeld van de arbeidersvrouw vanuit een gebrek beschreven. Voor de woningopzichteres Louise PekWent is het een legitimatie voor het f u n k tioneren van de woningopzichters: 'er zijn velen, vooral onder de v r o u w e n, die dezen openlijken weg (dit is zelfontwikkeling, self-help) niet durven gaan: ze missen de wilskracht, de energie daartoe; ze zijn dikwijls lam geslagen door de ellende en den k o m m e r van eiken dag, ze willen niet buiten h u n woning treden met h u n vragen en belangen, en t o c h h u n k e r e n ze naar voorlichting. Hier nu kan persoonlijk k o n t a k t tusschen bewoonster en opzichteres vruchtdragend zijn' 4 0 . V o o r de SDAP-vrouwen is het de argumentatie bij verkiezingspunten ten aanzien van een efficiënte woning en allerlei gemeenschappelijke voorzieningen: 'Zij zag alleen haar eigen gezin, hoe het te voeden en te kleden. Ook in de beste o m s t a n d i g h e d e n leefde de arbeidersvrouw in de enge sfeer van haar kleine woning, maar vooral opgesloten m e t haar eigen zorgen' 4 1 . 'Zij h e e f t geen tijd voor de opvoeding van haar kinderen, alleen gebrekkig, alleen stoffelijk, noch h e e f t zij tijd voor haar ontwikkeling, n o c h voor het socialisme' 4 2 . Centrale en gemeenschappelijke voorzieningen en de efficiëntie van de woning m o e t e n het leven van de huisvrouw mooier m a k e n ; ze moet meer van haar kinderen k u n n e n genieten. Van ploeteren naar koesteren Het sloofbeeld m a a k t dan wel duidelijk dat het leven van een huisvrouw zwaar was, maar de direkte koppeling aan het beeld van een opgesloten wezen is een uiterst dubieuze. Eerder lijken deze beschrijvingen het resultaat te zijn van een k o n f r o n t a t i e met het burgervrouw-ideaal. Het levensgeluk van de vrouw w o r d t direkt geprojekteerd in haar rol binnen het gezin. Aan de duidelijke taak van ' h e t voeden en het kleden' van het gezin w o r d t de dimensie van een levensvervulling toegevoegd. Het is de vraag of de voorgestelde verdichting van ekonomisch e en emotionele afhankelijkheid t.o.v. het gezin de vrouw niet veel meer in het isolement brengt. De koesterende f u n k t i e van de huisvrouw gaat steeds meer o p de voorgrond treden.
begane grond
buurthuis groningen, 1937
48
In Plan—Oost, waar veel gemeente- en verenigingswoningen zijn, h e b b e n de woningbouwvereniging 'Groningen' en 'Centraal Woningbeheer' een b u u r t h u i s gesticht. V o o r de b o u w is geen subsidie van het rijk of g e m e e n t e verkregen. Het is gefinancierd uit aandelen van leden van de woningbouwvereniging, uit allerlei fondsjes en m e t een h y p o t h e e k . Het b u u r t h u i s bevat drie kategorieën voorzieningen (waarvan de p l a t t e g r o n d e n min of meer de o p t e l s o m zijn): — t.a.v. huishoudelijke arbeid (washuis, kooklokaal, naailokaal) — t.a.v. cultuur (ontspanningszaal, leeszaal met bibliotheek, muzieklokaal, kleuterlokaal) — t.a.v. hygiëne (volksbad en schoolbad). De hygiëne van de kinderen v o r m t het centrale p u n t in het plan. Het schoolbad is een grote hal m e t een glazen dak. In de kleine h o k j e s zitten douches. De vrouwen- en mannen-badafdeling zijn hieraan ondergeschikt, waarbij de vrouwenbadafdeling groter is (meer douches , ligbaden en een grotere k l e e d r u i m t e ). Twee aparte gedeelten van het b u u r t h u i s zijn voor de v r o u w en b e s t e m d : — het washuis m e t was-, droog-, vouwen mangelkamer. Het washuis h e e f t een eigen ingang en is m e t een klein gangetje v e r b o n d e n m e t het buurthuis ; — de naai- en k o o k s c h o o l . Eveneens m e t een eigen ingang, o p de zijkant van het gebouw. Op de eerste verdieping bevinden zich de culturele voorzieningen; een grote zaal, muzieklokaal, leeszaaltje m e t bibliotheek en een kleuterlokaal, voor h e t winterwerk van de speeltuinen.
39. Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw, 1927, blz. 17. Ir. J. Duiker en Ir. J.G. Wiebenga. 40. De woningbouwvereniging, 1938, blz. 115. L. Pek-Went. 41. SDAP verkiezingspamflet, ongedateerd. M. Wibaut. 42. De nieuwe gemeentehuishouding en de vrouw, ongedateerd L. Tilanus en S.J. Pothuis. Waschhuis
48. M. Kazemier.
Verder zijn er kantoren en een bestuurskamer voor het bestuur en personeel van de woningbouwvereniging 'Groningen'. In de kelder zijn de werkplaatsen voor timmerlieden, schilders etc., die aangesteld zijn voor het geregelde onderhoud van de vereniging.
spangerr Het initiatief voor de bouw werd direkt na de oorlog door de toenmalige SDAP wethouder Heykoop genomen, die de opdracht aan de architekt M. Brinkman verstrekte. Met behulp van de zogenaamde krisisbijdragen werd het komplex gefinancierd en kwam in 1920 gereed (de opdrachtgeefster was dus de Gemeentelijke Woningdienst Rotterdam). Het blok bestaat uit 216 woningen, een openbaar binnengebied, een bad- en washuis, 2 winkels, een werkplaats en een ontspanningszaaltje. Bijzonder (o.i.) aan het plan is, dat de voorzieningen formeel sterk geihtegreerd zijn in de totale blokopbouw. Zij vormen reeksen van groot naar klein c.q. van blok naar woning. Alle woningen worden vanuit de binnenkant van het blok ontsloten. De flats op de eerste verdieping hebben elk een eigen trap en op de begane grond een tuin. De maisonettes zijn bereikbaar via een brede rondlopende galerij op de tweede verdieping, die d.m.v. 11 trappenhuizen en twee goederenliften met de begane grond verbonden is. De liften zijn groot genoeg voor bestelkarretjes die vroeger op de twee meter brede galerij huis aan huis levensmiddelen bezorgden. Het bad- en washuis ligt in het midden van het gemeenschappelijke binnengebied, centraal ten opzichte van alle woningen, met aan weerszijden in de onderdoorgangen twee winkels. Bij het washuis hoort een terras op het zuiden en een gemeenschappelijke tuin die in de zomer voor kinderopvang gebruikt werden tijdens het wassen. Het bad- en washuis heeft vijf i.p.v. vier verdiepingen waarin de funkties als volgt gesitueerd zijn: het badhuis ligt op de tweede, middelste verdieping. Er zijn douches en ligbaden. Daarboven bevindt zich het waslokaal en de droogruimte voor de huishoudens aan de galerij. Voor de flats liggen waslokaal en droogruimte op de begane grond resp. de eerste verdieping. De opzet is zodanig, dat er zo weinig mogelijk met de was gesjouwd hoeft te worden. Per dag kunnen er ongeveer 60 vrouwen hun was doen. In de kelder is de stokerij die de c.v. van de woningen en het bad- en washuis met warm water verzorgt. Er werken twee stokers. Het beheer lag in handen van een pachter, een echtpaar dat het geheel exploiteerde. Verder waren er nog een werkster en een meisje 'achter de kassa'. Vrij arbeidsintensief, naar huidige begrippen, gezien het feit dat de vrouwen hun was zelf deden. Vergeleken met de weekhuur lagen de tarieven hoog: weekhuur van een woning fl. 6,50, douchen 0,30, baden 0,40, en wassen en drogen 0,50. De bewoners waren voornamelijk ambtenaren uit de havens (douane bijv.).
49. Kandidaatsscriptie Susanne Komossa en Maria Overdevest, Delft 1979.
foto's gemeentearchief
Elke woning h e e f t een w o o n k a m e r , drie slaapkamers, k e u k e n en w.c. De totale oppervlakte bedraagt 50 m 2 (vandaag h e e f t een 4-kamer woning ongeveer het dubbele oppervlakte).
In de w o o n k a m e r staat de radiator van de centrale verwarming. Oorspronkelijk had de w o o n k a m e r afwasbare m u r e n en vast meubilair. Dit m e t het oog o p hygiëne en goede bewoning en niet in laatste instantie ter v o o r k o m i n g van wansmaak. Door de b e w o n e r s werd dit niet o p prijs gesteld. Zodra h e t financieel mogelijk was, schaft e n zij eigen meubilair aan. De drie slaapkamers in de woning zorg(d)en ervoor dat jongens, meisjes en ouders gescheiden van elkaar k o n d e n slapen. De k e u k e n is zo klein dat er geen andere aktiviteiten in mogelijk zijn dan k o k e n en afwassen. De woningen aan de galerij beschikten over een vuilnisstortkoker; één koker voor t w e e woningen.
het coöperatiehuis,
50. Rationalisatie in woningbouw, 1930. Z. Gulden.
Rotterdam
193050
Onder het m o t t o 'het m o m e n t voor verwerkelijking' w o r dt het plan voor het cooperatiehuis als de praktische uitwerking voorgesteld van wat de socialistische grootouders reeds h a d d e n voorzien. Volop w o r d e n Charles Fourier, August Debel, Karl Marx en Lily Braun geciteerd. Nog één keer w o r d t de d r o o m verteld van de technische ontwikkeling, die ons zal gaan bevrijden van de dagelijkse sleur van de huishoudelijke arbeid, waarmee het partikuliere h u i s h o u d e n haar einde nadert. De voorzitter van " s Z o m e rs Buiten' formuleert het als volgt: ' O n d a n k s al het goede wat bereikt is in de volkswoningb o u w leidde dit niet t o t een vermindering van h e t huishoudelijk werk der huismoeders, van wie er maar weinigen een achturendag en dus tijd voor ontspannin g hebben. In de o u d e r w e t s c he woning is geen rationalisering van h e t h u i s h o u d e n mogelijk. Daarvoor m o e s t e n geheel nieuwe wegen w o r d e n ingeslagen . . . Tenslotte is een plan o n t w o r p e n , waarbij het voor oogen gestelde doel ten volle werd bereikt'. Alle voorzieningen en 6 5 0 woningen worden vanuit de binnengebieden ontsloten . De woningen op de verdiepingen zijn bereikbaar via een binnengang, die middels t r a p p e n drie verdiepingen verzorgt. De oppervlakten van de woningen variëren van 77 m 2 (4-kamerwoning) t o t 137,8 m 2 (5-kamerwoning).
schaal 1:2000
Voorzieningen op het niveau van de woning, die een verlichting van de huishoudelijke arbeid moeten bewerkstelligen zijn: centrale verwarming en warmwatervoorziening, centrale stofzuigerinstallatie, waar je op diverse punten in de woning een slang op een kanaal aansluit, vuilnisstortkoker, (huis)telefoon, en een boodschappenliftje, dat verbonden is met het centrale warenmagazijn in de kelder. Het verbruik en onderhoud van deze voorzieningen is bij de huurprijs van de wonin.gen inbegrepen. De gemiddelde huurprijs per woning is berekend op fl. 10,35 per week. Voorzieningen op het niveau van het blok, die door de stichting beheerd en geëxploiteerd worden, zijn: een wasserij, die de was gestreken thuis bezorgt, een bakkerij, een café-restaurant, die voor de bewoners tevens coöperatieve keuken is, met verschillende zalen, waarboven logeerkamers zijn. Verder is er een centraal warenmagazijn met uitstalruimte van de verbruikerscoöperatie. En kollektieve dienstbodes: het is mogelijk voor enkele uren per dag een hulp in de huishouding te hebben (het personeel van de bedrijven die daar niet de hele dag nodig zijn). Dit wordt voldoende geacht bij tot een minimum teruggebracht bewerkelijkheid van de woningen. Verder zijn er kinderspeelplaatsen, ruimte voor kinderopvang, sportvelden, garage en rijwielbergplaats.
Voor e x t e r n beheer en exploitatie worde n voorgesteld: een d o k t e r s p r a k t i jk met apotheek, boeken- en k r a n t e n k i o s k , kapperssalons en een p o s t k a n t o o r . De meest opvallende voorziening is het centrale warenmagazijn, dat bestemd is voor de verzorging van de h u i s h o u d e n s m e t levensmiddelen en andere benodigdheden. Alle h u i s h o u d e ns zijn lid van de verbruikerscoöperatie zodra zij een woning huren. Het warenmagazijn en de distributie zijn ondergebrach t in de kelder van het k o m p l e x . Door middel van het b o o d schappenliftje is elke woning v e r b o n d e n met het magazijn. Als men iets nodig h e e f t bestelt m en dit via de h u i s t e l e f o on en voila . . . binnen een kwartier is het gewenste in de woning.
tugelaweg amsterdam-oost,
Een vraag die steeds groter w o r d t na de behandeling van al deze technische vern u f t e n en organisatieschema's is: wat doet de vrouw de hele dag in zo'n woning? Want zoals de architekt schrijft: 'Met den volksaard van nu en de vrij algemeene b e h o e f t e , het gezin en het gezinsleven als een o p zichzelf staande eenheid te h a r d haven, is volledig rekening g e h o u d e n ' . 'Wij h e b b e n niet gestreefd naar den b o u w van het huis der t o e k o m s t . De overgang naar het collectieve huis, waarin de gemeenschapsgedachte overheerscht, m o e t een geleidelijke zijn'. Het coöperatiehuis is n o o i t g e b o u w d .
1930 5 1
Dit w o o n b l o k is een aardige illustratie van de realisatie van enkele gemeenschappelijke voorzieningen binnen de traditionele planopzet van het gesloten b o u w b l o k . De opdrachtgeefster is de 'Maatschappij voor den m o d e r n e n w o n i n g b o u w Amsterdam N.V.'. Voor de financiering is er gebruik gemaakt van r i j k s h y p o t h e k e n . Het blok bevat 89 driekamerwoningen , 110 tweekamerwoninge n en 4 winkels o p de h o e k p u n t e n . De driekamerwoning h e e f t een oppervlakte van ca. 50 m 2 . Alle woningen worden vanaf de straat ontsloten d o o r middel van een p o r t i e k, m e t twee trappen die d o o r elkaar draaien (zie principetekening o p blz. xx). Door deze t r u c ontsluit elke t r a p per verdieping maar één woning. De woningen zijn uitgerust m e t centrale verwarming en een centrale warmwatervoorziening. De bergingen van de woningen zitten in het sousterrain. Hierdoor o n t s t a a t aan de binnenzijde van het blok een overdekte galerij, die de benaming 'speelgalerij' krijgt in het plan, grenzend
aan de gemeenschappelijke b i n n e n t u i n . De gemeenschappelijke b i n n e n t u i n is bereikbaar via de portieke n en een p o o r t vanaf de straat. Het huisje van de concierge staat o o k in deze tuin; hij o n d e r h o u d t de tuin en de installaties van de centrale verwarming en warmwatervoorziening.
51. Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw, 11e jaargang nr. 8, 1930.-
bergpolderflat, 1 9 3 4 Het w o o n g e b o u w Bergpolder is het eerste h o o g b o u w p r o j e k t in de gesubsidieerde sector. Het telt 9 verdiepingen. O p d r a c h t geefster is de N.V. V o l k s w o n i n g b o u w. Het g e b o u w is o n t w o r p e n d o o r de archit e k t e n Brinkman/va n der Vlugt en van Tijen. De woningen zijn vrij klein: een driekamerwoning van ca. 5 0 m 2 . De woningen zijn vooral bedoeld voor jonge m o d e r n e mensen. Van Tijen schrijft in zijn toelichting: 'Dezelfde categorie van jonge mensche n die nu m e t enthousiasme in deze woningen trekt, zal over eenige jaren den grondslag v o r m e n , waaro p dergelijke g e b o u w e n o o k voor grootere gezinnen k u n n e n w o r d e n g e b o u w d . Want de m o d e r n e techniek mag voor w o o n v o r m e n als die welke hier w o r d t b e p r o e f d , stellig onmisbaar zijn; onmisbaarder nog zijn de m o d e r n e m e n s c h e n ' 5 2 . Alle woningen w o r d e n centraal verwarmd. De woningen w o r d e n o n t s l o t e n door een galerij die m e n m e t een lift en trap k a n bereiken. Tevens is er o p elke galerij een s t o r t k o k e r voor het huisvuil.
52. Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw, 1934, blz. 92.
In de kelder is een aantal was- en 0 cellen. Elke b e w o n e r ontvangt maandelijks enkele b o n n e n , die het recht geven o p gezette tijden van deze cellen gebruik te m a k e n . Naast elke wascel is een kleine dampvrije r u i m t e waar m e n kinderen tijdens het wassen o n d e r eigen toezicht kan laten spelen. In de wascel h e e f t me n de beschikking over voldoende w a r m water en tevens h e e f t elke h u u r d e r h e t recht dagelijks één e m m e r heet water af te halen bij de concierge. In de portiersloge zijn b o o d s c h a p p e n k a s tjes, waarin de bestellingsbriefjes voor leveranciers achtergelaten w o r d e n ; de concierge bergt de b o o d s c h a p p e n o p die afgegeven w o r d e n . Zo w o r d t het gemakkelijk tij delijk afwezig te zijn. Naast het gebouw is een speelplaats, waaro p de w o o n k a m e r s uitkijken. De gemiddelde huurprij s per woning is ca. fl. 27,— per m a a n d , m e t inbegrip van de hierboven beschreven voorzieningen.