Van product naar proces
Hergebruik van de Van Nellefabrieken te Rotterdam Gastcollege voor Vakgroep Restauratie, Bouwkunde TU Delft Delft, 20 februari 2004
Het door Brinkman en Van der Vlugt in 1925-’30 ontworpen fabriekscomplex van Van Nelle is een van de meest consequent doorgevoerde voorbeelden van het Nieuwe Bouwen in Nederland. Het ensemble vertegenwoordigt de tijdgeest van het Industriële Tijdperk, waarin het doelmatigheidsdenken centraal stond. Tegelijkertijd verbeeldt het een verlicht ondernemerschap dat voortkwam uit de theosofische levensbeschouwing van opdrachtgever C.H. (Kees) van der Leeuw. Het samenbrengen van deze twee aspecten ligt ten grondslag aan het concept van het fabriekscomplex van Van Nelle. Het verklaart het hand in hand gaan van goede werkomstandigheden en het welzijn van de werknemers met efficiency in de bedrijfsvoering. De combinatie hiervan vormt tevens de inspiratie voor een zinvolle herbestemming van het fabriekscomplex - in het toekomstperspectief van het Informatie Tijdperk. Het doelmatigheidsdenken dat ten grondslag ligt aan het ontwerp heeft in dit geval er niet toe geleid dat elke ruimte specifiek is toegesneden op de functie die deze moest vervullen - zoals bij sommige andere gebouwen van de Moderne Beweging. Er is daarentegen uitgegaan van veel flexibeler oplossingen die tegemoet kwamen aan meer algemene inzichten - zodat ingespeeld zou kunnen worden op nog onvoorziene veranderingen van functionele aard in de toekomst. De kracht van Brinkman en Van der Vlugt’s werk school in het geval van het Van Nellecomplex niet direct in het experimenteren met op zichzelf nieuwe oplossingen zoals de paddestoelvloeren - maar is vooral een intelligente toepassing en combinatie van vernuftigheden die elders al op hun merites waren beproefd. Dit verklaart onder andere de overeenkomsten tussen de vliesgevel in de Fabrieken en die in het Bauhaus Dessau (1926), en vele onderdelen van de technische uitrusting die uit Amerika werden geïmporteerd - zoals de glazenwasinstallatie, het hangende sanitair en de zware zelfsluitende deuren. In aansluiting bij enkele van hun tijdgenoten waren de architecten van mening dat licht, lucht, ruimte en groen voorwaarden waren voor de gezonde mens. Deze opvatting sloot aan bij zowel de zakelijke overwegingen van de opdrachtgever – Taylorisme en efficiëntie - als bij diens spirituele inspiratie - de theosofie, waarin het daglicht een bijzondere betekenis heeft. Terrein en gebouwen hebben sinds 1984 de status van Rijksmonument. Bovendien zal het complex naar verwachting door de regering binnenkort worden voorgedragen voor de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Voorgeschiedenis Nadat begin 1995 door de eigenaar Sara Lee/Douwe Egberts N.V. bekend was gemaakt dat het complex eind jaren '90 in onbruik zou raken, is in nauwe samenwerking tussen de gemeente Rotterdam, de Rijksdienst Monumentenzorg en de eigenaar een proces op
pagina 1 van 8
Van Nelle Ontwerpfabriek – gastcollege Restauratie, Bk TU Delft Wessel de Jonge – 20.02.2004
gang gebracht om te zoeken naar een nieuw gebruik. Dit heeft tot een kleine tien voorstellen geleid vanuit de markt, waarvan er drie uiteindelijk serieus zijn overwogen. Het complex is door de toenmalige eigenaar Sara Lee/Douwe Egberts N.V. in 1998 verlaten, waarna terrein en gebouwen begin 1999 zijn aangekocht door de Ontwerpfabriek Monument B.V. met de bedoeling deze in een periode van circa vier jaar te herbestemmen tot verzamelcomplex voor bedrijven in de ontwerpsector. Het feit dat het initiatief voor hergebruik van zo'n uitzonderlijk monumentaal complex is ontstaan vanuit de markt is voor Nederland een opmerkelijke gegeven. Vergeleken met de meeste andere prestigieuze restauratieprojecten in ons land heeft het Van Nellecomplex ook maar zeer beperkt van overheidssubsidies geprofiteerd. Een ander opmerkelijk gegeven is, dat de Rijksdienst Monumentenzorg ten behoeve van het vergroten van de marktkansen op voorhand de kansen en risico's voor herontwikkeling vanuit monumentenperspectief had geformuleerd - terwijl zij normaal gesproken een passieve rol inneemt als plantoetser. Uitgangspunten Net als in 1925 is het programma bedoeld om een culturele missie (nu voor het behoud van het gebouw) te verknopen met economische doelstellingen. Dankzij de rationele opzet is het gebouw flexibel indeelbaar voor kleine en middelgrote bedrijven die actief zijn in grafisch ontwerp, nieuwe media, architectuur, communicatie, design en ICT. In de geest van de Ontwerpfabriek zijn voor de planontwikkeling voor verschillende onderdelen van het complex diverse architecten gevraagd. Vanwege de omvang van het complex en de vele deelbelangen was anderzijds een integrale aanpak vereist. Daarom is gekozen voor het aanstellen van een coördinerend architect die is gevraagd om de hoofdlijnen van de voorgenomen herontwikkeling vast te leggen in een Structuurplan en de uitwerking van de onderdelen door de diverse ontwerpteams te superviseren. STRUCTUURPLAN In het perspectief van wisselende economische omstandigheden en de sociaal-culturele ontwikkelingen in onze postmoderne samenleving betreft het herontwerp van het Van Nellecomplex geen rechtlijnig proces met één vaststaande uitkomst, als een "product". Het gaat om een cyclisch proces om scenario’s in beeld te brengen, zodat ingespeeld kan worden op nieuwe inzichten en kansen die zich voordoen, en dat uiteindelijk zal leiden tot zinvol hergebruik van de bestaande gebouwen. Met andere woorden: een ontwerpproces dat minder met ‘hardware’ van doen heeft dan met de ‘software’ van herontwikkeling. Deze generische aanpak is bij nieuwbouwontwikkelingen op dit moment eveneens actueel maar leent zich bij uitstek voor grootschalige hergebruik vraagstukken. Vanzelfsprekend vereist zo’n cyclisch planproces waarvan het eindpunt niet vaststaat een grote mate van durf van de opdrachtgever en een goede samenwerking tussen alle betrokken partijen. In het Structuurplan is ook vastgelegd welke uitgangspunten tussen de opdrachtgever en de diverse overheidsinstanties zijn afgesproken op het gebied van ruimtelijke ordening en monumentenzorg - zodat een duidelijk kader voor de verdere planontwikkeling voor elk van de onderdelen van het complex is ontstaan. Omdat de planontwikkeling zich over een aantal jaren uitstrekt en bovendien gericht is op de markt, is het Structuurplan beschouwd als een groeimodel waarin ruimte bestaat voor voortschrijdend inzicht. Terrein De fase waarin het fabriekscomplex in 1931 was aanbeland toen verdere realisatie van het Masterplan van Brinkman en Van der Vlugt door de crisis tot staan kwam, wordt pagina 2 van 8
Van Nelle Ontwerpfabriek – gastcollege Restauratie, Bk TU Delft Wessel de Jonge – 20.02.2004
algemeen gezien als de oorspronkelijke toestand van de aanleg. Toch is het ensemble zoals dat in dat jaar door de voltooiing van de Centrale Expeditie tot stand kwam, tamelijk arbitrair. De geleidelijk invulling van het plan werd door gebrek aan middelen gestaakt en door het uitbreken van de oorlog nadien ook niet meer als relevant beschouwd. Op het terrein van ca. 10 ha. liggen een tiental gebouwen, waarvan de belangrijkste parallel aan een monumentale fabrieksstraat zijn gerangschikt. De fabrieksstraat die in het oorspronkelijke Masterplan van Brinkman en Van der Vlugt de ruggengraat van het complex vormde blijft de ruimtelijke drager van het gehele complex. De oorspronkelijke entree van het terrein en de fabrieksstraat is de hoofdtoegang van het complex blijven vormen. De monumentale fabrieksstraat wordt gezien als een verkeersluw ‘industrie-erf’ voor voetgangers en fietsers waar leveranciers, taxi’s en externe koeriersdiensten kunnen laden en lossen. Het voorstel is om het terrein als een vooralsnog beperkt toegankelijk, semi-openbaar en zoveel mogelijk groen gebied in te richten. Transparantie De ruimtelijke kwaliteiten van het complex worden primair gekenmerkt door een hoge mate van helderheid en - in de ruimste zin - transparantie. Dit geldt niet alleen letterlijk ten aanzien van de vrijwel geheel beglaasde gebouwen maar ook de planorganisatie, de verkaveling en de ruimtelijke opzet. Het streven is om de helderheid van de hoofdopzet weer zoveel mogelijk leesbaar te maken door een grondige opschoning van de verwaarloosde groenvoorzieningen en herstel van de de zichtlijnen over het terrein. Ook de avondverlichting en de lichtreclames spelen hierin een belangrijke rol. Enclave Het oorspronkelijke ontwerp is geïnspireerd op het voorbeeld van de moderne Amerikaanse daglichtfabriek in een parkachtig landschap. Het oorspronkelijk afgelegen complex kent een autonome planopzet, waarbij watervoorziening, warmte- en energieopwekking voor alle gebouwen centraal op het terrein was ondergebracht in het Ketelhuis. Het transport van personen en goederen in en tussen de gebouwen was opgelost door gebruik te maken van centrale trappenhuizen en luchtbruggen. Daarnaast boden gemeenschappelijke bibliotheek, kantine, fabriekstuinen, sportvoorzieningen en een rijk verenigingsleven faciliteiten die voor de werknemers overigens vrijwel onbereikbaar waren en die een hoge mate van sociale coherentie met zich meebracht. Aan de rand van de toenmalige stad, maar strategisch gelegen aan de Schie en de spoorlijn, werd deze voorpost van de beschaving bekroond door een hypermoderne rode neonreclame, als baken in de polder. Bij de herontwikkeling van het complex is in dit opzicht van de nood een deugd gemaakt door de Ontwerpfabriek opnieuw te interpreteren als een soort zelfvoorzienende enclave met collectieve voorzieningen. Hiermee wordt niet alleen teruggegrepen op de oorspronkelijke, autonome planopzet van de fabrieken in de jaren ’30 maar is ook een praktische oplossing gevonden voor het gebrek aan faciliteiten in de nabije omgeving. Zo zijn de meest markante ruimten in het fabriekscomplex bestemd voor algemene voorzieningen, zoals het lunchrestaurant, koffiebar, vergaderen ontvangstruimten in de Branderij en de historische Tearoom. Er wordt aan gewerkt om de oorspronkelijk recreatieve functie van het terrein met fabriekstuin en sportfaciliteiten nieuw leven in te blazen. Op het technische vlak komt de autonomie tot uiting in het nog functionerende systeem voor gefilterd kanaalwater, dat wordt benut voor de sprinklerinstallatie en het spoelen van toiletten. Elektriciteit, drinkwater en telefoontikken worden net als toen voor het gehele complex (collectief) ingekocht, waarmee nu kortingen kunnen worden bedongen.
pagina 3 van 8
Van Nelle Ontwerpfabriek – gastcollege Restauratie, Bk TU Delft Wessel de Jonge – 20.02.2004
RESTAURATIE CONCEPT Het is vooral de immense schaal van de Van Nellefabrieken die de indruk doet ontstaan van ogenschijnlijke ongenaakbaarheid en robuustheid. De glazen gebouwen zijn echter in feite fragiel als een zeepbel, die uit elkaar spat als de balans tussen inhoud en oppervlaktespanning wordt verstoord. De huid van de gebouwen wordt eerder gekenmerkt door het weglaten van materiaal dan door de aanwezigheid daarvan – en waar (bijna) niets is, zijn veranderingen of toevoegingen (bijna) niet mogelijk zonder de bestaande materialisatie aan te tasten. Hierin school een van de grootste uitdagingen voor het herontwerp van de gebouwen. De restauratie is vanzelfsprekend vooraf gegaan door uitgebreid bouwhistorisch en archiefonderzoek. De zeer omvangrijke archieven van Van Nelle bevatten van ontwerpschetsen tot uitvoeringstekeningen, maar ook programma’s van eisen, bestekken, dagstaten, bestellingen voor de inventaris en de financiële administratie daarvan. Nog afgezien van het tekeningenarchief van de architecten zelf, dat in het NAi ligt, zijn in het archief van de v.m. Technische Dienst van Van Nelle op het terrein zelf nog eens honderden witdrukken aanwezig en systematisch gecatalogiseerd. Een ander relatief nieuw fenomeen bij recente architectuur is de beschikbaarheid van fotografisch materiaal in beeldarchieven. Directeur Van der Leeuw heeft bij de start van de nieuwbouw voor de Van Nelle niet alleen twee fotografen opgedragen de bouw uitgebreid te documenteren, maar zijn er ook films gemaakt van de werkzaamheden, naast de foto’s die hij zelf als verdienstelijk amateur maakte. Veel van deze foto’s zijn bekend uit publicaties en in combinatie met een beschrijving of architectuurkritiek vormen deze een belangrijke bron, die veel oude monumenten moeten missen. Authenticiteit De Van Nellefabrieken zijn nog veel rationeler van opzet dan de meeste andere voorbeelden van het Nieuwe Bouwen. Zeker als men bedenkt dat de dynamiek van enkele canonieke details, zoals de diagonale luchtbruggen en de ronde Tearoom, bij toeval zijn ontstaan en geen deel waren van het architectonische concept. Bij de Van Nellefabrieken zijn op grote schaal industriële bouwmethodes uitgeprobeerd. Er was sprake van prototypische montagebouw met gebruikmaking van standaardisatie en seriematig geproduceerde, uitwisselbare onderdelen. Vanzelfsprekend zijn bij de Van Nellefabrieken technische oplossingen zoals het betonskelet met paddestoelvloeren, de stalen gevelpanelen en de ingestorte montagevoorzieningen en kabelgoten bepalend voor het innovatieve karakter van het gebouw. Een extra subsidie van monumentenzorg heeft het mogelijk gemaakt om een aantal incomplete en ontbrekende toiletgroepen opnieuw op te bouwen met gebruikmaking van speciaal vervaardigde replica’s van geglazuurde wandblokken, wand- en vloertegels. De originele toiletpotten en geëmailleerde wastroggen zijn voorzover nog aanwezig hersteld en opnieuw gebruikt. DE GEBOUWEN De fabrieken zijn in hoofdzaak bestemd voor kleinere en grotere kantoorachtige gebruikers zoals ontwerpateliers, architectenbureaus en softwarebedrijven. De buitenzijde van het gebouw is zorgvuldig gerestaureerd en waar nodig teruggebracht in de oorspronkelijke staat. Gebroken glas en gevelroosters zijn vervangen door nieuwe enkele beglazing met dezelfde karakteristieken als het oorspronkelijk gebruikte tuindersglas. Zulk getrokken en volledig blank glas wordt in West Europa voor grootschalige toepassing niet meer gemaakt en is daarom voor dit project uit Tsjechië gehaald. De taatsramen zijn weer gangbaar gemaakt en weer met aluminiumverf geschilderd. Op de begane grond zijn enkele oorspronkelijke toegangspuien die waren vervangen door automatische laaddeuren weer teruggebracht. pagina 4 van 8
Van Nelle Ontwerpfabriek – gastcollege Restauratie, Bk TU Delft Wessel de Jonge – 20.02.2004
Mede met het oog op de voorgenomen UNESCO nominatie is binnen deze authentieke enveloppe een invulling gerealiseerd die de vereiste binnencondities voor het nieuwe gebruik garandeert, maar vrijwel geheel losstaat van de zorgvuldig geconserveerde gevels. Het ontwerp van dit inbouwpakket voor de nieuwe functie is het werk van een ontwerpteam onder leiding van Claessens Erdmann architecten. De uitdaging was om in de Fabrieken ondanks de opdeling ten behoeve van de verschillende huurders, de oorspronkelijk ongedeelde ruimte, de transparantie en het daglicht zoveel mogelijk voelbaar te houden - met name in gedeelten voor algemeen gebruik. Doos-in-een-doos Om aan bouwfysische randvoorwaarden te voldoen is gebruik gemaakt van een dubbele gevelconstructie, waarbij een tweede glaspui achter de oorspronkelijke gevel is geplaatst. De zo ontstane tussenzones vormen een buffer voor klimatologische invloeden van buiten en het lawaai van de nabijgelegen spoorweg. Aan de zuidwest zijde, waar de zonbelasting groot is, werkt de tussenruimte als een soort klimaatgevel. Door toepassing van zonwering en automatisch openende ramen blijft de temperatuur in zomer en winter binnen bepaalde grenzen. Aan de noordoost zijde is de tweede gevel op ruime afstand geplaatst, waarbij de tussenruimte als gang dient. De nieuwe glaswanden van het inbouwpakket zijn ontworpen om de transparantie van het gebouw te benadrukken. In tegenstelling tot de oorspronkelijke gevels zijn de nieuwe gevelwanden daarom voorzien van enorme horizontale zichtvensters, die telkens de kolommen vrijlaten. Om het “fabrieksgevoel” te versterken zijn de toegangsdeuren naar de kantoren uitgevoerd als zwaar ogende roldeuren met een loopwerk van spuitgegoten aluminium wielen. Een skateboardwiel houdt de deuren aan de onderzijde in het gareel. Naast het geïntegreerde handvat is een zone beschikbaar voor naamsvermelding van de betreffende huurder en het unit-nummer. Scheidingswanden tussen de individuele kantoorruimten zijn uit privacy overwegingen tot deurhoogte uitgevoerd als een gesloten wand maar zijn daarboven weer transparant en reiken nooit tot de gevels. Door de plafonds en karakteristieke paddestoelkoppen van de kolommen vrij laten is de ruimtelijkheid van de fabrieksvloeren nog steeds voelbaar. Door de klimaatbeheersing met bouwkundige middelen zoveel mogelijk op te lossen konden zichtbare installatietoevoegingen bovendien tot een minimum beperkt blijven. Ondanks dat de fabriekssfeer voor de interieurs het uitgangspunt vormde zijn leidingkanalen aan de plafonds vermeden om de gladde plafonds - die essentieel zijn voor de daglichtkwaliteit, niet te verstoren. Om de plafonds vrij te houden van omvangrijke installaties en kanalen zijn deze verder verdeeld in de 100 mm dikke toplaag op de betonvloeren, die daarvoor is opgeofferd. Branderij Een belangrijke en vroege stap is geweest om de dienstverlening voor de huurders niet op de begane grond te situeren maar in de Branderij op de 2e en 3e verdieping van de Koffiefabriek. Deze dubbelhoge ruimte is het zwaartepunt van de fabrieken. De diverse gebouwen zijn door de glazen luchtbruggen van hieruit bereikbaar. Hier zijn de centrale service balie met postbussen, een café met lunchroom, algemene vergaderfaciliteiten en een wintertuin met dakterras ondergebracht, ten dienste van alle gebruikers van het complex. De derde etage met vergaderfaciliteiten steekt als een entresol in deze hoge ruimte, en is met een nieuwe spiltrap hiermee verbonden. Vanaf de galerij er voorlangs is er een levendig uitzicht op de activiteiten in het lunchrestaurant, de fabrieksstraat en aan de overzijde in het Expeditiegebouw.
pagina 5 van 8
Van Nelle Ontwerpfabriek – gastcollege Restauratie, Bk TU Delft Wessel de Jonge – 20.02.2004
De balie en andere attributen zijn door de architecten vormgegeven als machineachtige volumes van geschuurd staal, glas en plaatmateriaal die op verschillende manieren openklappen en –schuiven. Sommige onderdelen zoals de postkasten zijn van wielen voorzien en verplaatsbaar door de ruimte. Hiermee worden de vroegere productielijnen met machines, transportbanden en lorries in herinnering gebracht. Door de pretentieloze vormgeving is bewust een onderscheid gemaakt met de strakke indelingen van de kantoorverdiepingen waardoor de imponerende ruimtewerking van de fabriek juist hier optimaal tot zijn recht komt. De vergaderruimten zijn opnieuw gerealiseerd in aluminium en diverse soorten glas maar in een doosachtige vorm - die bewust afwijkend van de standaard units is gekozen. In elke ruimte is één van de dubbele glaswanden gevuld met kleurrijke verpakkingen van Van Nelle’s tabak, koffie of thee, waaraan de diverse zalen hun naam ontlenen. Verlichting De originele armaturen voor de werkverlichting waren in de meeste gevallen reeds verloren gegaan. Bij de keuze voor nieuwe armaturen speelde een belangrijke rol dat hedendaagse ontwerpers, die het gebouw zouden gaan gebruiken, afhankelijk zijn van het gebruik van computers. Met het oog op beeldschermreflectie was het oorspronkelijke type verlichting met opaalblazen ballons daarom uitgesloten. Het effect van nieuwe verlichtingsarmaturen op het avondbeeld van het complex is vooraf uitgebreid beproefd. In overleg met de leverancier is een standaard Zumthobel armatuur gemodificeerd zodat de originele verlichtingscondities recht wordt gedaan zonder toe te geven op hedendaagse prestatie-eisen. Het oorspronkelijke verlichtingsniveau van 100 lux is weliswaar verdubbeld, maar nog steeds slechts een derde van wat vandaag voor kantoorgebruik gangbaar is. In plaats van standaard fluorescentie-buizen, die een bleekwit licht uitstralen, is gekozen voor typen met een warme lichtkleur van 2800-3000 K die meer overeen komt met candescente verlichting zoals die voor de oorlog gebruikt werd. In combinatie met het zachte karakter van het warme, indirecte licht bleek een verlichtingsniveau van ongeveer 200 lux voor beeldschermwerk juist bijzonder gewaardeerd te worden, eventueel in combinatie met individueel gekozen werkplekverlichting. In de Branderij en de vergaderruimten is met andere armaturen een meer levendig lichtbeeld gerealiseerd, dat bij evenementen eenvoudig kan worden omgeschakeld tot een meer sfeervol geheel. De oude bollampen die in de trappenhuizen van de fabrieken zijn aangetroffen behoren niet bij de oorspronkelijke inventaris maar verlenen het gebouw wel een bepaald tijdsbeeld. Deze bollampen zijn daarom gehandhaafd in de trappenhuizen en aangevuld met nieuwe exemplaren in de nieuwe gangen langs de gevel - zodat ook deze het oorspronkelijke avondbeeld versterken. Kleur Het kleurgebruik in de interieurs van de gebouwen is geënt op de natuurlijke en terughoudende kleurstelling van 1928. De oorspronkelijk gepleisterde plafonds en kolommen zijn niet aangeheeld, maar het ruwe betonoppervlak is geschilderd in een matte, niet-filmvormende synthetische muurverf die speciaal voor renovaties is ontwikkeld. Door zijn rozige zweem doet deze denken aan het oorspronkelijke naturel kalkpleister. De nieuwe gipswanden zijn ter onderscheiding licht grijs geschilderd. De oorspronkelijke gevels en binnenpuien van stalen profielen zijn in de oorspronkelijke afwerking gehouden en met de kwast aluminium geschilderd. Deze verf heeft een beschermend effect voor het staal en verleende de fabriek daarnaast een licht en immaterieel karakter - doordat de reflecterende afwerking de kleuren van de omgeving weergeeft. De aluminiumprofielen van de nieuwe wanden zijn met een speciaal procédé blank geanodiseerd in een warme zilverachtige toon.
pagina 6 van 8
Van Nelle Ontwerpfabriek – gastcollege Restauratie, Bk TU Delft Wessel de Jonge – 20.02.2004
In plaats van de oorspronkelijke, okergele magnesietlaag is voor de afwerking van de fabrieksvloeren gekozen voor een kunststof gietvloer in een vergelijkbare kleur, die met kunststofvlokken getextureerd is. Hiermee is bedoeld om de natuurlijke kleurstelling en het naadloze karakter van de vloeren te behouden. In de trappenhuizen lagen magnesietvloeren in de kleur Engels rood. Deze waren tussentijds vervangen door gecoate cementvloeren, welke bij de restauratie zijn gehandhaafd uit kosten overwegingen, en opnieuw gecoat. Het ruwe spatpleisterwerk van de dichte gevels was oorspronkelijk op basis van naturel witte cement, met wat zwarte en gele pigmenten. De fabrieken waren dus niet zuiver wit maar hadden een lichtgrijs gemêleerd afwerking die op sommige oude foto’s goed herkenbaar is. Sindsdien zijn de gebouwen diverse keren geschilderd. Het verwijderen van deze verflagen bleek technisch niet mogelijk zonder de pleisterlaag zelf te vernielen, en zou bovendien een lappendeken van allerlei reparaties hebben blootgelegd. Daarom is de keuze gemaakt om het pleisterwerk opnieuw te schilderen, maar in een zachte, bleekgrijze tint. Expeditiegebouw De herontwikkeling van het Expeditiegebouw is aanvankelijk ingezet op een gemengde bestemming met bedrijfsactiviteiten zoals showrooms op de begane grond (verhoogd boven de straat) met kantoren erboven en bergingen in de kelder. De verdiepingen waren bedoeld als “incubator” - een open ruimte voor gedeeld gebruik door kleine starters zoals grafisch vormgevers. Dit scenario is later ingehaald door de markt en bijgesteld tot een meer conventioneel ruimte-aanbod zoals in de fabrieken. Uiteindelijk is het gebouw grotendeels in gebruik genomen door een groot architectenbureau, waarmee andermaal een bijstelling van de strategie nodig was. Het is de verdienste van de procesmatige opzet van het structuurplan en de flexibiliteit van het ontwikkelteam dat deze koerswijzigingen ook mogelijk zijn gebleken. De opeenvolgende plannen voor de herbestemming van het Expeditiegebouw zijn ontwikkeld door ons bureau zelf. Als conceptueel uitgangspunt is gekozen om het oorspronkelijke gebruik als opslagruimte begrijpelijk te maken en een visuele relatie te leggen met de fabriek, en met name met de levendige Branderij. Beide bouwvolumes begrenzen immers het meest actieve deel van de fabrieksstraat zodat hiermee aan de levendigheid daarvan een impuls kan worden gegeven. Het idee om de oorspronkelijke beglazing van de luifel te herstellen, en de openingen van de stalen laaddeuren te voorzien van glas hangt hiermee samen. In tegenstelling tot de fabriek is hiermee gekozen voor een van buitenaf zichtbare ingreep. In functionele zin wijkt dit gebouw sterk af van de fabrieken vanwege de grote gebouwdiepte. Hierdoor zijn er heel andere daglichtcondities – die voor de oorspronkelijke functie niet erg belangrijk waren – en was het doosconcept van de fabrieken hier geen oplossing. Voor dit gebouw is daarom toch gekozen voor de plaatselijke toepassing van dubbelglas. Op grond van de ervaringen met een ander project is hiervoor een bijzondere glassamenstelling met een getrokken buitenruit en een onopvallend gekleurde kunststof afstandhouder ontwikkeld, met een totale dikte van 11 mm. Dit dunne glaspakket past met een zetting van meegekleurde, overschilderbare kit in de sponningen van de nog originele gevelkozijnen. De getrokken buitenruit maakt dat het doorzicht van binnenuit en de reflectie van buitenaf vergelijkbare vervormingen vertoont als vroeger. Het voorzien van daglicht in het midden van het gebouw speelt eveneens een belangrijke rol. Dit is gerealiseerd met een lichtstraat in het dak en een langgerekte reeks van vides in de vloer daaronder, zodat het daglicht tot op de begane grond doordringt. Vanzelfsprekend profiteren ook de hieromheen gelegen functies van deze daglichtvoorziening, waardoor een efficiënter gebruik van het centrale deel van het gebouw mogelijk is geworden. Collectiviteit vs. individualiteit pagina 7 van 8
Van Nelle Ontwerpfabriek – gastcollege Restauratie, Bk TU Delft Wessel de Jonge – 20.02.2004
Met de thematische verschuiving van een min of meer besloten complex naar een inspirerende plaats voor een veel breder en groter publiek dan alleen de gebruikers van de gebouwen wordt ook van het beheer een omslag gevraagd. Bewaking en handhavingsbeleid zijn steeds minder gericht op beveiliging en steeds meer op gastvrijheid. Voor het opvangen van architectuurtoeristen wordt nog gezocht naar een goede plek voor een bezoekerscentrum. De beeldkracht van de oorspronkelijke fabrieken vormt voor de nieuwe gebruikers ervan een krachtig marketingmiddel als het gaat om hun bedrijfsidentiteit. Hierin ligt de paradox besloten dat vrijwel elk bedrijf zich wel wil identificeren met dit collectieve imago, maar zich anderzijds toch individueel wil onderscheiden. Toch is respect voor de grote beeldkracht dus ook in het belang van de huurders zelf. Daarom zijn vooraf richtlijnen voor de inrichting opgesteld die vastleggen dat bijvoorbeeld unit-scheidende wanden, de kleuren van plafonds en kolommen, en verlichting niet mogen worden gewijzigd. Behalve de Van Nelle lichtreclames is van buitenaf zichtbare reclame van huurders niet toegestaan. Ook zijn afspraken gemaakt over het bescheiden houden van vermeldingen van de bedrijfsnamen binnen in het gebouw. De aantrekkingskracht van deze indrukwekkende “machine” roept tot dusver zoveel enthousiasme op dat de huurders deze voorwaarden kunnen accepteren ten behoeve van de gemeenschappelijke uitstraling. EPILOOG Inmiddels is de herontwikkeling van het complex in haar eindfase aan het raken en gaat de VNOF langzaam over in de beheerfase. Dat betekent dat de geest van het oorspronkelijke idee eveneens in een andere context raakt. De uitdaging is nu om ervoor te zorgen dat de Van Nelle Ontwerpfabriek zich zal ontwikkelen tot een inspirerende plaats voor een veel breder en groter publiek dan alleen de gebruikers van de gebouwen. De VNOF heeft immers ook als doel een ontmoetingsplatform te bieden voor iedereen die betrokken is bij vormgeving, communicatie en nieuwe media, of daarvoor belangstelling heeft. Er is daarom recent een denktank opgezet met de concrete bedoeling om een scenario te helpen bedenken om deze culturele en maatschappelijke meerwaarde verder tot bloei te brengen, - ook nadat de betrokkenheid van de ontwikkelaars formeel zal zijn beëindigd.
© 2004 Wessel de Jonge
pagina 8 van 8
Van Nelle Ontwerpfabriek – gastcollege Restauratie, Bk TU Delft Wessel de Jonge – 20.02.2004