Nieuwsbrief Vrijwilligers PWN Nummer 28, Zomer 2013
Colofon De redactie van de Nieuwsbrief Vrijwilligers PWN wordt gevormd door : Ellen Roosloot Klaas Pelgrim Hermine Smit Monique Verhaar
In dit nummer:
Van de Redactie Het is ondertussen alweer zomer, hoewel we dat de afgelopen tijd nog niet veel gemerkt hebben. De vakantietijd breekt aan, fijn die lange avonden! Als redactie hebben we voor de tweede keer een interview mogen houden. Dit keer met Marieke Burggraaff uit Haarlem. Waar we heel blij mee zijn, zijn de ingestuurde berichtjes van vrijwilligers of personeelsleden van het PWN. Een berichtje gaat over de boommarter, ingestuurd en geschreven door Eef Kieft. Een ander bericht gaat over Huub Veerkamp deze ontvingen we van Jolanda kok van het PWN. We hopen dat dit goede voorbeeld vervolgd wordt en dat u uw avonturen/ervaringen met de lezers van de nieuwsbrief wilt delen. Gelukkig hebben we ook Jaap Olbers weer uit de winterslaap gehaald en heeft hij weer een leuk verhaal over zijn roofvogel observaties ingestuurd. Blij zijn we ook met het gedicht van Rob Mul dat is een mooie traditie om de nieuwsbrief elke keer mee af te sluiten. Uiteraard doen we, de mensen van het PWN die voor deze nieuwsbrief ook weer waardevolle artikelen hebben aangeleverd, te kort door ze niet te noemen. Zonder hun inbreng zouden we veel minder weten van de projecten en ontwikkeling binnen het PWN. Wij zijn heel blij met hun inbreng en weten zeker dat u met veel interesse deze artikelen zult lezen. Al met al lijkt het ons weer een boeiende nieuwsbrief te zijn geworden. De Redactie
P1 Van de redactie P2 Vacature P2 Interview P3 Huub Veerkamp P4 Boommarter P4 Gluren bij de buren P5 Koperen knoop P6 Slingerlianen P7 Ecologische veerkracht P11 Kleinschalige verstuivingen P12 PAS-beleid P13 Natuur- en recreatie onderzoek P15 Grote predatoren P17 Varia P20 Gedicht
Deze nieuwsbrief is door en voor vrijwilligers van PWN. Opmerkingen, suggesties of bijdragen, kunt U mailen 11 naar de redactie:
[email protected]
Vacature!
toch niet geheel konden bekoren. Ze waren vlug en onzichtbaar dus het tellen kostte haar veel moeite. Gelukkig kan PWN veel vrijwilligers gebruiken in veel verschillende takken van natuur. Het project met de boommarters diende zich aan. Hier vond ze een hele uitdaging. Eerste leerde ze de cameraval te bedienen en vervolgens werd ze ingedeeld in een groepje vrijwilligers die gezamenlijk in een gebied op zoek gingen naar dit dier. Ze kwam terecht in een leuke omgeving, met een leuk team. Hun taak was om het voedsel bij te vullen en na te gaan wie er zoal op de foto was gezet. Dat waren veel dieren maar helaas niet de boommarter. Die primeur was voor een team dat in een ander gebied onderzoek deed.
Helaas heeft René Korfage aangegeven te willen stoppen met het redactie werk voor onze nieuwsbrief. Wij vinden dat heel jammer, maar respecteren zijn besluit. Rene is altijd een belangrijke pion op de achtergrond van de redactie geweest. Zeg maar de regelneef! Verzoeken om artikelen, verzoeken om toestemming voor het plaatsen van artikelen, het opstellen van de planning, het verslag van de vergadering verzorgen en overzicht van de gewenste artikelen elke keer weer aanvullen en actualiseren. Activiteiten die René zonder slag of stoot regelde en waar de redactie heel blij mee is. We zijn dan ook(weer) opzoek naar mensen die onze redactie willen completeren. We willen u vragen om eens na te denken over het redacteurschap, uiteraard kunt u geheel vrijblijvend eens een redactievergadering bij wonen om te kijken of het u wat lijkt. U hoeft natuurlijk niet alle taken op u te nemen die René doet, we kunnen de invulling van uw taken altijd bespreken. René heeft besloten om met stille trom afscheid te nemen en wij respecteren dat. Wij willen via deze weg René dan ook heel erg bedanken voor zijn inzet de afgelopen jaren en zullen hem en zijn inbreng in de radactie missen. De Redactie
Interview met Marieke Burggraaff Vrijdagochtend, 11 uur. Als ik aankom bij de woning staat Klaas al op mij te wachten. Samen lopen we naar de voordeur en bellen aan. Marieke opent de deur, vergezelt door een bruine labrador. Ze vraagt of we er bezwaar tegen hebben als Loebas ook aanwezig is bij het interview. Voor mij is het geen probleem maar Klaas is niet zo happig op honden. Marieke houdt Loebas bij zich en neemt ons mee naar de woonkamer. We volgen Marieke vervolgens naar buiten, waar de zon zich voorzichtig laat zien. Loebas gaat, in goed gezelschap, op zijn kussen liggen slapen. Van hem heeft Klaas in elk geval niets te vrezen. Nadat we zijn voorzien van een lekker kopje koffie en de eerste kennismaking is geweest, stel ik mijn eerste vraag. Marieke geeft aan dat ze nu ongeveer drie jaar als vrijwilliger betrokken is bij PWN. Ze heeft toentertijd een oproep gelezen en doordat haar zoon zelfstandiger werd en ze dus tijd overhield, besloot zij zich aan te melden. Ze voelt zich betrokken bij de natuur en wil daar wat voor doen, maar het ontbreekt haar aan specifieke kennis. In eerste instantie meldde zij zich aan om kikkers en salamanders te tellen. Nadat ze een aantal keer was meegegaan met meer ervaren kikkertellers, moest ze toegeven dat deze koudbloedige dieren haar
TOP
Het groepje vrijwilligers waar Marieke mee optrok (Antonia, Kees en Linda ) was zo hecht dat men ook gezamenlijk andere excursies ging ondernemen (bijvoorbeeld uilen zoeken met Arend de Jong). Uiteindelijk heeft Marieke zich ook opgegeven voor een vogelcursus. Inmiddels heeft ze haar hart verpand aan weidevogels. Verder heeft Marieke ervaren dat je blik, met een stel enthousiastelingen samen, verandert. Je bent met elkaar in de natuur, geeft iets van jezelf en krijgt er zoveel voor terug! De boswachters weten het
222
HOME
Coördinator paddenwerkgroep Velsen bedankt voor jarenlange inzet
enthousiasme en de liefde voor hun werkgebied goed over te brengen. Wel is het fijn als zij er ook voor zorgen dat de kachel in de schaftkeet brandt, als je daar als vrijwilliger moet zijn tijdens het wisentenproject om mensen te begeleiden of voorlichting te geven.
Huub Veerkamp (80) is al 25 jaar actief met de bescherming van amfibieën in de gemeente Velsen. Hij heeft o.a. samen met John de Jonge een amfibieën- en reptielenwerkgroep opgericht binnen de IVN-afdeling Midden-Kennemerland. Deze werkgroep zet zich in voor
Na het boommarterproject, dat bij PWN is afgelopen maar nog doorloopt bij Leo Heemskerk (Noord Kennemerland) heeft Marieke afgelopen winter meegedraaid met het wisentenpad. Wederom een geweldige ervaring. Vol vuur vertelt Marieke over de kudde en het gebied waarin zij leven. Ze heeft respect voor de dieren en ze hoopt dat zij dit heeft kunnen overbrengen op degenen die met haar op excursie zijn geweest. Helaas heeft ze de evaluatiebijeenkomst niet bij kunnen wonen. Ze zou graag het jaarverslag van de wisenten hebben ontvangen…. In haar dagelijks werk is Marieke ouderbegeleidster in de jeugd- en kinderpsychiatrie. Een pittige baan en ze vindt het dan ook fijn om na haar werk lekker met Loebas erop uit te trekken. En gelukkig kan dit ook bij haar in de buurt. Alles is binnen een half uur bereikbaar: Ze kan met Loebas naar Caprera, de duinen bij Zandvoort en het strand van IJmuiden. Het zou nog mooier zijn als ze op meer plekken in de duinen met haar trouwe viervoeter mocht komen! Ze vraagt zich hardop af hoe het precies zit met de regels en of het mogelijk is om meer te doen voor mensen met honden….. zij heeft in elk geval behoefte aan grotere hondenwandelroutes van bijvoorbeeld twee uur. Hoe zit dit bij andere hondenbezitters?
een veilige overtocht van padden, kikkers en salamanders tijdens de jaarlijkse trektocht naar hun broedgebied. Omdat het met de hand overzetten een zeer intensief werk is, heeft Huub ervoor gezorgd dat begin jaren ’90 tunnels in de omgeving van de Duin- en Kruidbergerweg en de Velserenderlaan werden geplaatst. Naast deze tunnels is er ook op diverse plekken gaas aangebracht. Op deze manier worden de overige padden naar emmers geleid en deze emmers worden dan met de hand geleegd. Dit belangrijke werk vindt vooral plaats in de avonduren van het vroege voorjaar. Dit is dan ook de drukste periode van het jaar voor de vrijwilligers. Maar ook na het voorjaar vraagt het onderhouden van de voorzieningen veel tijd. De coördinatie van de werkgroep is na 25 jaar overgegaan van Huub Veerkamp naar zijn collega-beschermers John de Jonge en Ger Mes. Als trekker van het regionaal amfibieënoverleg heeft PWN het initiatief genomen om Huub in het zonnetje te zetten door hem namens PWN, NatuurMonumenten en Landschap Noord-Holland een bank aan te bieden met daarop een bedankplaquette. Deze bank is strategisch geplaatst op de Velserenderlaan tussen twee treklocaties van amfibieën in. Huub kan zo in de gaten houden of alles goed,blijftgaan.
Haar favoriete plek is bij de Bokkendoorn (Wethouder van Gelukpark): die hoge duinenrij, uitkijkend over het Kraansvlak! Prachtig. Haar minst favoriete plek in de omgeving? Het circuit van Zandvoort! Deze mag van Marieke meteen gesloten worden. Ze vindt het ook jammer dat aan het eind van de Zeeweg een hotel is gebouwd. Waar je ook kijkt, door dit hotel is er horizonvervuiling opgetreden! De boulevard zelf is, na de verbouwing, flink verbeterd. Op dit moment zijn er geen projecten waar Marieke bij betrokken is. Dit vind ze ook fijn als vrijwilliger voor PWN: je kunt je voor een bepaalde periode aanmelden voor iets en als het project vervolgens klaar is, ben jij ook klaar. Heb je even geen tijd kun je dit aan de boswachters laten weten en dan hoeft er ook even niets. Maar ze heeft haar zinnen alweer op een nieuw project gezet: graag zet ze zich in als er straks sporen geteld moeten worden op de nieuwe natuurbrug bij Zandvoort! Klaas Pelgrim en Ellen Roosloot
TOP
Jolanda Kok
333
HOME
Ingezonden verhaal
lijk goed. Lang genoeg om het goed in de kijker te krijgen en op goed geluk een paar foto’s te schieten. Van de foto’s verwachtte ik niet veel, want het regende en er was heel weinig licht. Nu wist ik het zeker. De kattenoren en het stevige lichaam gaven de doorslag. Het was een echte boommarter!!!! Gezien het geringe formaat vermoedelijk een vrouwtje. Het dier had kennelijk genoeg van zijn optreden, want via de stam klom het naar beneden om daarna snel weg te huppelen. De adrenaline gierde door mijn lijf. Het was mijn eerste boommarter ever. Toen ik thuiskwam en mijn foto’s bekeek kwam de tweede verrassing. De meeste foto’s waren onscherp en vaag. Maar op eentje kon ik duidelijk een boommarter herkennen. Misschien geen wereldplaat, maar gezien de omstandigheden heel acceptabel.
De redactie ontving een enthousiast verhaal over een boommarter waarneming. Wij zijn heel blij met ingezonden verhalen. Als redactie willen we graag verhalen en belevenissen van jullie ontvangen, die we dan zoveel mogelijk proberen te plaatsen. Wij hopen dat we nog eens tegen de lezers kunnen zeggen; dit is een blad voor en door jullie. Goed voorbeeld doet goed volgen, hopen wij. Hieronder het verhaal van Eef Kieft.
Boommarter in de kijker(d)
Eef Kieft, broedvogel inventariseerder in het Kraansvlak, Nationaal Park Zuid-Kennemerland.
Gluren bij de buren Beste redactie, Ik wil de lezers laten meegenieten van het vogelleven op mijn balkon. Dit is echt gluren bij de buren.
Op vrijdag 26 april liep ik mijn broedvogel inventarisatierondje in het wisententerrein in het Kraansvlak. Wat het weer betreft was de dag best aardig begonnen: nauwelijks wind, bewolkt maar wel droog. Er was voor die dag een forse portie regen voorspeld en die kwam dan ook. Om een uur of tien begon het te regenen. Rond die tijd zat ik aan een bak koffie, ingeschonken uit een thermosfles. Ik zat op een omgevallen boom in een grassige vallei. Achter me lag een dennenbos, voor me een alleenstaande opstand van dennen met daarnaast oude populieren. Plotseling zag ik, net onder de kruin van één van de dennen voor mij, iets bewegen: het dier was bruin en had een lange pluimstaart. Een eekhoorn, dacht ik. Ook het formaat paste daarbij. Het behoedzame gedrag van het dier trok echter mijn aandacht. Tussen de dichte takkenmassa kreeg ik het dier echter niet goed in de kijker. Het beest bleef minutenlang onzichtbaar en doodstil zitten. Plotseling bewoog het weer en kreeg ik het wat beter in beeld. Ik zag een bruine vacht, een lange staart en een wit-gele bef. Dat past allemaal bij een eekhoorn. Maar....ik dacht ook kattenoren te zien. En dat past absoluut niet bij een eekhoorn. Mijn hart begon inmiddels sneller te bonzen. Het zou toch niet....Toen het dier over een horizontale tak naar een andere boom klauterde was ik er bijna, maar nog niet helemaal, zeker van dat ik naar een boommarter keek. Daarna was het dier opnieuw voor een minuut of vijf uit beeld. Ik nam me voor om niet weg te gaan voor ik volledige zekerheid had. Weer ver-plaatste het dier zich. Een seconde of tien vertoonde het dier zich rede-
TOP
Pa en moe pimpelmees vliegen af en aan om ervoor te zorgen dat hun jongen sterk op de wieken gaan. Ik zie ze door de omgeving toeren om hun jongen te voeren.
Met vriendelijke groet, Hermine Smit
444
HOME
Het Mysterie van de Koperen Knoop: Een leuk educatieproject voor scholen dat Natuur en Geschiedenis samenbrengt
persoontje lieten zich van hun beste kant zien. De kinderen kregen een uitnodiging en een vreemde brief met daarin een Koperen Knoop. Ze moesten online onderzoek doen en informatie uitwisselen met een Geheimzinnig Genootschap. Zij onderzochten de omstandigheden waarin de soldaten toen in het bos achter De Hoep konden overleven. Bij De Hoep werden de scholen opgewacht boswachter Jan Zijlstra van PWN en een aantal IVN-gidsen. De kinderen werden in groepjes verdeeld. Zo was er een groep die een wilgentenen hut vlocht, want de soldaten moesten natuurlijk een onderkomen hebben. De boswachter liet zien hoe je drinkwater kon vinden door middel van een grondboor. Met een apparaatje aan een meetlint dat vervolgens in het boorgat werd neergelaten werd aangetoond op welke diepte het water werd gevonden. Het apparaatje begon te piepen zodra er water werd bespeurd. Ook werd gespeurd naar waterwild (eenden, etc.). De duinen/polders waren vroeger erg nat dus zal dat wel lekkere eendenboutjes hebben opgeleverd. In de vijver konden ze met schepnetjes vissen naar waterleven. Door middel van een zoekkaart werden de gevangen slakken op naam gebracht. Onder leiding van een andere gids gingen de kinderen sporen zoeken. Je kunt pootafdrukken vinden, afgekloven dennenappels, poep, veertjes en schuursporen op bomen. De zoekkaarten waren hierbij erg handig. Ook werd getoond hoe je een bodemprofiel kunt maken via een diep gat dat gegraven was. Daaraan kun je ook de geschiedenis aflezen. Tot slot had de kookploeg die ijverig wortels, uien en kruiden had fijngesneden een overheerlijke soldaten groentesoep gemaakt. Het geheime ingrediënt was een aantal bouillonblokjes. Er hing een ketel boven een houtvuurtje. De soep smaakte erg lekker en deed goed want het was vrij koud. De sfeer was hierdoor opperbest. Het feest was compleet toen iemand van de Stichting Tijdgeest ter plekke kwam kijken. De kinderen herkenden agent X! Er werd veel gefotografeerd met telefoontjes en natuurlijk moest er verslag worden uitgebracht van alles wat ze te weten waren gekomen. Wij gidsen hadden het volgende werkplan uitgedacht. Per dag waren er 3 sessies van 1 ½ uur. Soms liepen die uit. Ja, je leert hier wel goed improviseren. De kinderen werden in groepjes verdeeld die van activiteit naar activiteit gingen. De kookploeg/wilgentenen ploeg ging na 20 minuten sporen zoeken en daarna gingen ze water boren. De kinderen waren erg enthousiast en binnen no time was de hut gevlochten. De gidsen moesten zelfs tussen de verschillende scholen sessies door wilgentenen weer verwijderen. Later werd bedacht dat er nog een hut moest komen verbonden door een wilgentenen
Het Huis van het Verleden is ontworpen door de Stichting Tijdgeest. Deze Stichting probeert kinderen mee te slepen in een avontuurlijk onderzoek naar het verleden van de eigen woonomgeving. Alles start met een opdracht die de kinderen krijgen via de computer. Het Mysterie van de Koperen Knoop speelt zich af rond 1799. Toen werd er rond tussen Bergen, Castricum en Wijk aan Zee oorlog gevoerd door Fransen en Batavieren (Nederlanders) tegen de Engelsen en Russen. Oranje-stadhouder Willem V was naar Engeland gevlucht toen de Franse revolutie, die startte in 1789 in Parijs, zich over Europa uitbreidde. De Engelsen probeerden Willem V weer aan de macht te helpen, maar dat mislukte. Deze oorlog wordt nog wel eens de Vergeten Oorlog genoemd. Hij duurde ruim anderhalve maand, maar de verliezen tijdens de Slag bij Castricum waren enorm: 2500 Engelsen en Russen lieten het leven en het Frans-Bataafse leger verloor bijna 1500 soldaten. De Noord-Hollandse bevolking bleef met de enorme schade zitten en het herstel duurde jaren. Af en toe wordt nog wel eens een uniformknoop of een musketkogel in het duinzand gevonden. Werkgroep Oud Castricum beschikt over kogels, musketten, fluitjes en nog veel meer dingen. De Stichting Tijdgeest heeft rond de Koperen Knoop een heel mysterie opgebouwd. De scholen in Castricum, Limmen en Heemskerk konden zich voor dit project opgeven. De Augustinus school beet op 18 maart 2013 het spits af met Marjo, Ingrid, Fenna en Jan. De laatste school was de Anne Frank School op 4 april 2013. Ook Annemarie, Gerard en mijn
Boswachter Jan Zijstra wacht de kinderen op
TOP
555
HOME
gang. Ton ging nog op strooptocht om meer wilgentenen te bemachtigen. Het kwam goed uit dat de knotploeg van IVN Midden Kennemerland bij motel Akersloot een aantal wilgen
Heemskerk - De meeste bomen in de duinen zijn aangeplant. Eigenaren dachten geld te kunnen verdienen aan de wildernis. Slechts enkele bossen in het binnenduin zijn spontane bossen, zoals de Berenweide en het Berkenbos in Heemskerk. Voor de kenners is het hier watertanden. ,,Heemskerk is zo rijk. De bewoners weten niet half hoe rijk'', verzucht Hidde Posthuma, natuuradviseur bij de duinbeheerder PWN. Daarmee doelt hij onder meer op de aanwezigheid van een paar oude boskernen: Berkenbos en Berenweide. Hier kwam geen mensenhand aan te pas. Het is ook niet aan te leggen. Het zijn echte bossen, vochtige spontane bossen. ,,Iedereen ziet dat het oud bos is''. Hij laat zelfs het woord 'oerwoud' vallen. In het Berkenbos – voor wie het nog weet, de trimbaan ging hier doorheen - valt een ding meteen op. Waar zijn de berken gebleven? Om kort te gaan: die zijn er niet meer. Op een enkel exemplaar na. De berken zijn de pioniers van een bos, zo is de uitleg. Ze waren er kennelijk nog volop toen het perceel zijn naam heeft gekregen. ,,Inmiddels zijn de meeste berken omgevallen. Hun levensduur is beperkt. Als het bos zich sluit, verdwijnen de berken'', aldus de verklaring.
bouw van de wilgenhut had geknot. Al met al hebben wij gidsen van IVN en PWN heel veel plezier beleefd aan het project. Hoewel het erg koud was voor de tijd van het jaar hebben we daar over het algemeen geen last van gehad. Simpelweg omdat we lekker bezig waren. Ik voerde een marstempo in om de kinderen van de kookploeg over te dragen aan de speurneuzenploegleider. Dit is een hele leuke en speelse manier om kinderen actief bij de geschiedenis te betrekken. Dat is heel wat boeiender dan simpelweg jaartallen uit een boekje te leren. Bij dit erfgoedproject waren niet alleen IVN en PWN betrokken maar ook de Stichting Tijdgeest, Bibliotheek IJmond, Werkgroep Oud-Castricum, het Archeologisch Depot en het Regionaal Archief.Ik heb begrepen uit de kranten (Dichtbij redactie 10 april 2013 Nieuwsblad voor Castricum) dat er ook nog een film van Pauline van Vliet en een expositie in De Hoep zou komen. Verder heb ik foto’s gezien van een ontmoeting met een Castricumse Huzaar (Nieuwsblad De Kennemer d.d. 20 maart 2013) die de kinderen liet zien hoe je met zo’n ouderwetse musketgeweer moest schieten.Voor mijn verhaal heb ik ook informatie gebruikt uit de Canon van Kennemerland (De geschiedenis van Kennemerland in 27 verhalen) Hermine Smit
Profiteren Het berkenbos, waarin de berk langzamerhand een uit-
Slingerlianen in oude Berenweide (eerder onder de redactie van Jan Butter verschenen in het Noordhollands dagblad en nu door de redactie van de nieuwsbrief Vrijwilligers PWN Bewerkt)
TOP
666
HOME
men en afgebroken takken. Dat hoort bij een gezond bos. ,,Hier leven de insecten, die op hun beurt als voedsel dienen voor de vogels.'' Posthuma wijst op een krooneik die is ingestort. Hij heeft een lichte plek achtergelaten. ,,Kijk eens hoe al die bomen naar het licht toe groeien. Ze vechten om elk straaltje. Een explosie van groei, oerwoudachtig. Zo'n zelfregulerend bos kan een bosbouwer nooit maken.''
zondering is, is divers van aard. Posthuma somt enkele soorten op, zoals inlandse vogelkers, es, meidoorn en lijsterbes. En eiken natuurlijk. Zelfs groter en majestueuzer dan in het eikenbos Roodaam in Castricum. Sommige eiken zijn ouder dan tweehonderd jaar. Ze kunnen nog veel ouder worden. ,,Deze groeiplaats is vochtig en luw en daar profiteren ze van'', zo legt hij uit. Is er dan helemaal niets aangeplant? Toch wel. Niet alles in het Berkenbos is puur natuur. Zo staan er plukjes van de zogenoemde Douglasspar: een uit Amerika geïmporteerde naaldboom die heel hoog wordt. Later is deze soort in Europa veel als productieboom aangeplant (Amerikaans grenen), maar deze exemplaren waren voor de sier. Baron Van Tuyll van Serooskerken, de toenmalige eigenaar, liet ze planten. ,,De baron wilde zijn jachtterrein verfraaien met uitheemse soorten. Het was een kwestie van status. Het was ook mode. Het was de tijd van de Duitse romantiek. En daar hoort nu eenmaal naaldhout bij'', aldus Posthuma wiens werkgever PWN in 1938 het terrein van de adel overnam. Het aantal sparren is overigens flink afgenomen. Ze staan er niet zo veel meer. ,,De bomen hebben hun langste tijd gehad. Sparren worden niet zo heel oud.” Het bos Berenweide ligt ingeklemd tussen het tuinbouwgebied en de Achterweg. Dwars er doorheen loopt een eeuwenoud pad: Schapenweg. Dit pad ontsloot de akkertjes die op gunstig gelegen plekken aangelegd werden. Op oude kaarten zijn ze te zien: kleine witte vierkantjes tussen de woeste natuur, de wildernis. Die oude percelen zijn verlaten en groeien langzamerhand dicht. De doorsnee bezoeker ziet daar bijna niets meer van.
Kenmerk De oude boskernen hebben nog een kenmerk. Er groeit veel wilde kamperfoelie, met prachtige bloemen. De ranken van deze klimmer slingeren zich hoog in de boomtoppen. De slingers verhouten tot heuse lianen, stevig genoeg om Tarzan te spelen. ,,Lianen, waar vind je zoiets?'' aldus Posthuma die een tip heeft voor wandelaars die verdwaald zijn in een donker bos als dit. ,,Zie je die rechte streep licht? Zo'n streep is altijd een pad.''
Ecologische Veerkracht Zo af en toe verschijnt er weer eens een leuk boek over de natuur dat je uitdaagt tot even wat dieper nadenken. ‘Soortenstorm’, ‘Kijken naar Natuur’ en ‘Plaats’ zijn bijvoorbeeld van die boeken. Al moet ik zeggen dat de nog groeiende reeks ‘Vegetatiekundige Monografieën’ mij ook flink aan het denken heeft gezet. Maar… denken is één ding. Volgens mijn opa moet je dat denken ook vooral aan koeien overlaten, want die hebben een veel grotere kop! Soms verschijnen er dan ook boeken die direct toepasbare denkbeelden neerzetten. Het boekje ‘Ecologische Veerkracht’ is zo’n boekje. Het geeft handvatten om op een andere manier naar het landschap te kijken. Die ecologische veerkracht is een prachtige titel waaronder nagenoeg alle facetten van natuurbeheer, de praktijk en het onderzoek, samen komen. Nu ben ik gevraagd om daarover iets meer te vertellen. Dat is geen gemakkelijke vraag kan ik u vertellen! Ik zal mijn best doen.
Beer Van die akkertjes stamt de naam Berenweide af. ,,Beer is de inhoud van de beerput, de put achter het huis waarin de menselijke uitwerpselen werden opgevangen. De Heemskerkse tuinders haalden tonnetjes beer uit de stad om hun land te bemesten. Er zit wel eens oude scherven tussen, en blauwe, glazen sierkralen. De familie Duin stond bekend om de beer. Een tak van die familie heeft nog steeds als bijnaam 'de beren'.'' De Berenweide staat op geaccidenteerd terrein. Dat is lastig ontginnen. De hoge stukken zijn ook nog eens droog. Het spontaan opgekomen bos kon daarom ongestoord zijn gang gaan. Ook hier is de eik dominant. Daarnaast staan er soorten als es (veel), els en esdoorn. Er staan plukjes lariks. In de ondergroei staan meidoorn en kardinaalsmuts. En op de bodem staat onder meer melkkruid, hondsdraf, bosbraam en lelietjes van dalen. Tussen alle groen is ook veel dood hout, omgevallen bo-
TOP
Definitie In de loop van de geschiedenis heeft de studie van de natuur een doorlopende groei doorgemaakt. Een evolutie in het denken en kijken naar de natuur, zou je kun-
777
HOME
nen zeggen. Kort gezegd: er is een ontwikkeling geweest waarbij aanvankelijk de zoektocht naar zoveel mogelijk soorten gold. Vervolgens is het ontdekken van zoveel mogelijk onderlinge verbanden tussen die soorten bekeken. Het concept van ecologische veerkracht zit in die ontwikkelingslijn.
een gebied/landschap haar eigen specifieke waarde geeft. Patroon- en procesbeheer zijn dan geen tegenstelling, maar een onderdeel van het gehele landschap en beide versterken elkaar. Beide vormen van beheer geven in één en hetzelfde landschap bijvoorbeeld ruimte voor biodiversiteit die past bij stabiele landschappen (de hooilanden, houtwallen en gemaaide valleien) en dynamische landschappen van pioniers (de stuifkuilen, overstoven graslanden en valleien). Alles bij elkaar is de biodiversiteit in zo’n landschap/systeem groter, maar er is ook een wisselwerking tussen het beteugelde en het onbeteugelde waarbij een nieuwe dynamiek ontstaat met zijn eigen specifieke biodiversiteit.
Het duin met zijn kenmerkende klimaat, zandbodem, grondwaterstanden, kalkgehalte, planten- en diersoorten, vegetatietypen en landschappen zou je kunnen zien als een ‘systeem’. Er zit een duidelijke samenhang in het geheel dat veel weg heeft van een oorzaak-engevolg-keten. In deze mix van oorzaak en gevolg voegen we nog zaken toe zoals terugkoppeling en dan ontstaat een steeds nauwkeuriger beeld van de werking van zo’n systeem. Als je beter snapt hoe alles samenhangt in het systeem kun je ook beter begrijpen wat nu precies een bedreiging voor de stabiliteit van dat systeem is. Deze manier van denken noemt men toepasselijk ‘systeemdenken’. Een landschap als geheel in plaats van een verzameling losse habitattypen.
Ecologische veerkracht is een term die voortkomt uit het systeemdenken en in eerste instantie de mogelijkheid aangeeft van de natuur om verstoring op te vangen en te herstellen van een schok. Met herstellen en opvangen wordt hier specifiek bedoeld dat de biodiversiteit in het landschap als geheel niet afneemt. Hiervoor is een aantal eigenschappen nodig waar wij als beheerder invloed op hebben en welke als graadmeter zijn te gebruiken.
In het natuurbeheer is het systeemdenken min of meer de volgende stap na het onderscheid maken tussen ‘patroonbeheer’ en ‘procesbeheer’.
Een beknopte definitie van ecologische veerkracht is: “De mate van verstoring die een ecosysteem kan absorberen zonder wezenlijk van karakter te veranderen.”
Patroonbeheer is het in stand houden door actief beheer (maaien, plaggen, kappen etc.) van een bepaald stadium van ontwikkeling, een zogenaamd patroon. Stopt men het actieve beheer dan ontwikkelt het betreffende gebied zich naar een volgend stadium. Patroonbeheer leidt tot een fixatie van een ontwikkelingsstadium in een veranderende omgeving. Om deze ‘onnatuurlijke’ staat vast te houden is een steeds grotere beheerinspanning nodig.
Kan u mij nog volgen? Want nu wordt het pas echt ingewikkeld. We moeten nu het duinlandschap met al zijn complexiteit versimpelen tot iets abstracts, als een knikker!
Als de knikker links in het kommetje ligt is het gebied in
Procesbeheer geeft juist de ruimte aan natuurlijke processen zoals vegetatiesuccessie. Geen sturing door handmatig ingrijpen, maar processen loslaten of daar waar processen verdwenen zijn deze opnieuw opstarten (bijvoorbeeld verstuivingsprojecten). In ons moderne Nederland is het maar zeer de vraag of alle processen er nog wel zijn (waar zijn vrij migrerende grote grazers?) en zijn tal van processen beteugeld (overstromende rivieren en vrije kustafslag met bijbehorende verstuivingen) Waar vroeger juist het verschil tussen patroondenkers en procesdenkers erg groot was, richt de systeemdenker zich juist op de vereniging van de vele factoren die
TOP
888
HOME
evenwicht, kleine verstoringen doen de knikker wel bewegen, maar ze rolt steeds terug naar het laagste punt. De ecologische veerkracht van het gebied is weergegeven als de hoogte van de bult waar de knikker overheen moet. Een gezonde ecologische veerkracht betekent dat de knikker niet zomaar uit zijn kommetje rolt. Door versnippering, klimaatsveranderingen, stikstofbelasting etc. kan de ecologische veerkracht kleiner worden omdat plant- en diersoorten definitief uit een landschap verdwijnen. De knikker komt in zo’n geval in een lager niveau terecht, een nieuw landschap. Als deze nieuwe situatie te lang aanhoudt raakt langzaamaan de resterende biodiversiteit van het linker kommetje definitief verloren. Er is een nieuw maar eenvoudiger landschap ontstaan uit de resterende biodiversiteit.
Deze randvoorwaarden en termen zijn hieronder opgesomd. Bij een gezonde ecologische veerkracht kunnen we tevens ook spreken van een ecologisch evenwicht en daar beginnen we de reeks. Ecologisch evenwicht: wat zijn de grenzen van het heersende evenwicht (wanneer valt het om en verandert het landschap in een ander type landschap), wat is er nodig om dit evenwicht stabieler te maken (meer of minder dynamiek, fijnmazige of juist grofmazige mozaïeken, connectie met andere terreinen). Dit proces kun je samenvatten met de term adaptief vermogen. Adaptief vermogen: als de omgeving verandert past de natuur zich aan. Hoeveel kan het gebiedseigen adaptief vermogen aan voordat er gaten vallen en er soorten verdwijnen? De hoeveelheid die een gebied aankan voordat het ‘omvalt’ noemen we het ecologisch geheugen.
Een deel van die ecologische veerkracht is zeer moeilijk te beïnvloeden of ligt zelfs buiten onze invloed. Maar door er bewust van te zijn en te snappen welke soorten van belang zijn kun je wel met de juiste beslissingen de ecologische veerkracht versterken of behouden.
Ecologisch geheugen: Hoe snel, over welke afstand en op welke wijze kunnen veranderende situaties worden gekoloniseerd door soorten? Het ecologisch geheugen kun je verdelen in een interne en een externe component. Intern ecologisch geheugen betreft soorten die de verstoring hebben overleefd en het verstoorde gebied kunnen herkoloniseren. Extern ecologisch geheugen betreft de aanvoer/bereikbaarheid van passende soorten uit het omringende landschap. Dit interne en externe ecologisch geheugen wordt in hoge mate bepaald door de levenswijze van soorten, die je zou kunnen benoemen met de term levensgeschiedeniskenmerk. Levensgeschiedeniskenmerk: wat zijn de omgevingseisen van een organisme in elke fase van zijn leven? Voor een duinparelmoervlinder bijvoorbeeld heeft de vlinder andere eisen dan de rups; denk hierbij aan verschillen in voeding, microklimaat, grootte van het terrein enzovoorts. Deze omgevingseisen samen bepalen het voorkomen en geven inzicht in verwachte verschuivingen door veranderingen in de omgeving. Al deze kenmerken samen kun je samenvatten met de term levensgeschiedenisstrategie.
De Oceaan in 2004 voor invoering van schapenbegrazing, een duingebied op weg naar verlies van een deel van haar intern ecologisch geheugen, pioniersstadia ontbreken, witte duinen zijn ontwikkeld tot een struweelrand achter de zeereep.
Levensgeschiedenisstrategie: verschillende organismen hebben vergelijkbare strategieën om onder gegeven omstandigheden te functioneren, kenmerkende organismen van een landschap hebben strategieën die nauw samenhangen met specifieke heersende omgevingsomstandigheden. Deze overeenkomstige levensgeschiedenisstrategieën van verschillende organismen vormen een meetbare graadmeter. Deze overeenkomstige strategieën kun je groeperen in functionele groepen. Afhankelijk van hoe precies je
Maar hoe maak je nu de juiste beslissingen? Daarvoor is onderzoek nodig naar die ecologische veerkracht. Elke manifestatie van de natuur heeft zijn eigen specifieke relaties en eigenheden. Terreinkennis en het diepgaand doordrongen zijn van de samenhang van processen die ter plekke spelen is dus van groot belang. Om de ecologische veerkracht te benutten en daarmee de eigenheid van natuur op die plek ook op termijn te behouden, is het van belang om een aantal ‘randvoorwaarden’ te snappen.
TOP
999
HOME
de groepen wilt indelen kun je bijvoorbeeld denken aan groepen dieren die “aas eten, een grote actieradius hebben, een langzame voortplanting en een groot leefgebied”. Vele andere groepen zijn vanzelfsprekend denkbaar. Functionele groep: dit is dus een groep organismen van ecologisch vergelijkbaar reagerende soorten. Deze kunnen worden onderverdeeld in responsgroepen (op basis van levensgeschiedenisstrategieën) en effectgroepen (op basis van ecosysteemdiensten). Beide geven door andere strategieën andere informatie over het ecologisch evenwicht. Hieruit volgen beheerstrategieën die je kunt benoemen met de termen ‘evenwichtdenken’ en ‘nietevenwichtdenken’. Evenwichtdenken: natuur ontwikkelt zich naar stabiliteit en is daarmee voorspelbaar.
uit de spaarzame plekjes open zand de weg weer terug vinden en dat duurt dus een jaar of vier. Gelukkig ontstaan door begrazing ook zogenaamde terracettes. Dit zijn veepaadjes die evenwijdig aan het reliëf lopen. Elk paadje is voorzien van een klein zandig steil randje waar de dierenhoeven de helling hebben ingetrapt. Deze terracettes, in combinatie met het kort houden van de vegetatie, versterken en behouden deels het ecologisch kaal zand geheugen. Een groot deel van de insecten dat nu afhankelijk is van de spaarzame restanten kaal zand vindt een nieuwe habitat in de terracettes. Dit is, in een tijd waarin door stikstofoverschot hellingen verstruwelen en open zand snel dichtgroeit, van belang bij het maken van goede beheerkeuzes .
Niet-evenwichtdenken: natuur is dynamiek en ontwikkelt zich continu via talrijke tijdelijke fasen en is daarmee niet voorspelbaar. De functionele groepen zijn belangrijk als hulpmiddel voor beheerders, zij zijn de graadmeters. Een functionele groep is een indicator: is het geheugen voor dit onderdeel van het landschap aanwezig en vitaal? Het vinden en onderscheiden van deze groepen is een onderzoek dat nog in de kinderschoenen staat. Alhoewel het recent afgeronde 5-jarig onderzoek ‘De Levende Duinen’ er wel erg veel van weg heeft. Schijnbaar is deze bredere manier van systeemdenken er al op veel manieren in geslopen. Zo onderzocht Stichting Bargerveen van de Radboud Universiteit in het onderzoek De Levende Duinen bijvoorbeeld ook de effecten van betreding (door koeien) op restanten open/kaal zand. Wat bleek was dat regelmatige betreding van deze zandige plekken funest was voor een groot aantal specifieke insecten van open zand. Daarna hebben ze onderzocht hoelang het duurt voor er weer rekolonisatie was nadat de betreding gestopt was. Het duurde ongeveer 4 jaar voordat het zand weer een vergelijkbare biodiversiteit had. Eigenlijk is dit een onderzoek naar de ecologische veerkracht van dit deeltje van het ensemble genaamd ‘Grijze Duinen’. Wat zij in dit onderzoek hebben aangetoond is dat er voor open zand een hele bruikbare functionele groep bestaat, waarbij levensgeschiedeniskenmerken een nieuw licht hebben geworpen op het interne maar vooral ook externe ecologisch geheugen van het landschap. Het duurde enkele jaren voordat een stuk kaal zand qua fauna weer hersteld is na hevige betreding door vee of recreatie. De insecten moeten van-
TOP
Beheerdersoverdenkingen Als beheerder en als mens hebben wij snel de neiging alleen te draaien aan de knoppen die snel zichtbaar resultaat geven. Maar is dat onder de huidige omstandigheden genoeg? In een dynamisch systeem als de duinen is het bijvoorbeeld noodzakelijk om de duingraslanden niet alleen te beheren door te grazen, niets te doen of te maaien. Deze duingraslanden moeten we zien in een mozaïek van verstuivende plekken, nieuwe- en optimale stadia alsook de oudste stadia. De hele reeks, het complete ecologisch geheugen, dient ten alle tijde aanwezig te zijn in een mozaïek met een fijnmazigheid die past bij de overlevingsstrategieën. Verder moet helder zijn dat deze reeks ook verschuift door het landschap. Nog belangrijker is de beperking van het duinlandschap; het extern ecologisch geheugen is voor veel soorten zeer beperkt. Uit de polder komen geen kenmerkende duinsoorten terug zoals kleine junikever of duinparelmoervlinder. Door de ligging als een smalle geïsoleerde strook langs de kust is migratie vanuit het noorden en zuiden moeizaam en deels door gegraven kanalen, onmogelijk. Om nog maar te zwijgen over de verschillen tussen het kalkrijke (Renodunaal) en kalkarme district (Wadden). Voor liefhebbers van specifiek kalkrijke of kalkarme situaties is de toevoerroute helemaal beperkt. Deze specialisten kunnen alleen uit het zuiden of noorden komen. Als dergelijke kenmerkende soorten uit het duinlandschap
1010 10
HOME
verdwijnen is dat bijna altijd definitief. Onze huidige soortenrijkdom in de duinen is in dit licht gezien niets minder dan een wonder en de grootste schat die we hebben.
In het beheer van duinen hebben we een keuze om de meer natuurlijke kant te kiezen en in te zetten op behoud van de ecologische veerkracht, of meer de kant uit gaan van patroonbeheer. Het duin zal er altijd ‘duinig’ uit blijven zien, dat is nu eenmaal het karakter van deze plek op aarde. Maar er zit een verschil tussen aansturen op behoud van biodiversiteit om veranderingen die op ons afkomen, door bijvoorbeeld klimaatsveranderingen, op te kunnen vangen of aansturen op patronen en natuurwaarden die wij als waardevol en belangrijk achten. Ecologische veerkracht gaat niet over wat zeldzaam is of niet. Ecologische veerkracht gaat over alles wat in een landschap thuis hoort en over het landschap zelf.
Gat van Heemskerk in 2013, op een kilometer zuidelijker van De Oceaan voorzichtig herstel van een proces, maar echte kenmerkende soorten ontbreken op grote schaal. Het intern ecologisch geheugen is ontoereikend en het extern ecologisch geheugen bereikt deze plek onvoldoende.
Tycho Hoogstrate(Boswachter PWN)
Dus… als door een veranderend klimaat het duin een langere periode van droogte te verduren krijgt, waar komen dan de soorten van open zand vandaan als ons beheer alleen gericht was op het behoud van stabiele duinpaardenbloemgraslanden waar geen stuifplekken in voorkomen? Deze soorten moeten uit het intern ecologisch geheugen vandaan komen. Het behoud van een ecologisch geheugen is nu geen onderdeel van bewuste afwegingen in beheerkeuzen. Het zit deels in het beleid dat streeft naar een zo volledig mogelijk ecosysteem. Maar ecologische veerkracht wat aan de basis staat van een volledig ecosysteem (niet alleen nu maar ook straks) is daarin als instrument een onbenoemde factor en daarmee niet geborgd.
Op gang brengen kleinschalige verstuiving Doel Kleinschalige verstuiving is een manier om verzuring van duingraslanden tegen te gaan/terug te dringen. Overstuiving van de vegetatie met een laagje vers zand brengt kalk op de verzuurde bodem. Verwacht wordt dat de verzuring zo kan worden geneutraliseerd. Daarnaast heeft kleinschalige overstuiving gunstige effecten op de kleine fauna van het open duin.Richtlijn is ca 50 actieve stuifplekken per km hok. Voor PWN regio noord(van Bergen tot zeeweg Castricum) zullen in ca 13 kmhokken kleine stuifplekken worden gemaakt of opnieuw geactiveerd. Zie afbeelding.
Door te streven naar voldoende ecologische veerkracht wordt de stabiliteit van het duinecosysteem steviger. Dit komt doordat meer soorten in de volle breedte van het spectrum aanwezig zijn. Hiermee worden ook veranderingen in het duin geen bedreiging meer, maar eerder verschuivingen binnen het beschikbare spectrum van soortensamenstellingen. Het is essentieel om te beseffen dat je als beheerder het ‘ontbreken van veranderingen’ moet zien als een verstoring op zich. Als het gebied volledig aan banden wordt gelegd, legt het uiteindelijk de mogelijkheden van een landschap om te reageren op verstoring met een passende biodiversiteit, lam. Simpelweg omdat de soorten verdwenen zijn.
TOP
1111 11
HOME
In de winter 2012/2013 is in het km-hok Westerberg een start gemaakt en zijn er ca 20 plekken gereactiveerd of nieuw gemaakt. In de winterperiode van 2013/2014 worden meer plekken gemaakt. De verwachting is dat in 2 winterseizoenen voldoende stuifplekken kunnen worden gemaakt. Het werk wordt uitgevoerd door vrijwilligersgroepen.
Vooraf wordt een km hok geïnventariseerd op potentiële stuifplekken, deze worden met GPS vastgelegd met de aanduiding S nummer. Ook tijdens de uitvoering worden kansrijke plekken gevonden en bewerkt, deze worden achteraf met GPS vast gelegd. Met de hand en met behulp van spitvork, steekschop, hark en schoffel wordt de begroeiing verwijderd en aan de bovenzijde van de plek gegooid. Dit is de zijde die overstoven wordt. Natasja Nachbar ( Boswachter)
Loopt PWN in de PAS?
Er zijn verschillende soorten potentiële plekken aangepakt:
De letters PAS in bovenstaande titel staan voor de Programmatische Aanpak Stikstof. Dit is landelijk beleid waarbij een aantal overheden samenwerken om in Natura 2000-gebieden, twee hoofddoelen tegelijk te bereiken. Aan de ene kant wordt de achteruitgang van de biodiversiteit in die gebieden, voor zo ver die het gevolg is van stikstofdepositie, tot staan gebracht en omgezet in herstel. Aan de andere kant wordt er weer ruimte gemaakt voor nieuwe economische activiteiten met stikstofuitstoot in de buurt van die gebieden. Die ruimte was er bijna niet meer, want nieuwe vergunningen konden door de rechter worden vernietigd omdat ze in strijd waren met onze internationale verplichtingen op het gebied van biodiversiteit.
nog actieve stuifplekken worden geoptimaliseerd
Stikstofdepositie
actieve richels (oost-west liggende langgerekte verstuivingen) worden geoptimaliseerd
plekken met dunne, niet vitale (helm)begroeiing worden kaalgemaakt
richels met dunne, niet vitale (helm)begroeiing worden kaalgemaakt
Werk in uitvoering
Werkwijze
De PAS is dus landelijk beleid en gaat primair over de depositie van stikstof. De depositie van stikstof (als gevolg van uitstoot in en buiten Nederland) daalt overigens al tientallen jaren, door schonere auto’s, schonere industrie en emissiebeperkende maatregelen die in de veehouderij zijn doorgevoerd. Dat is op zich goed nieuws voor de natuurwaarden. Maar in sommige omstandigheden is het niet goed genoeg. Met behulp van modellen is uitgerekend waar de natuurwaarden nog steeds last heeft van de stikstof die neerslaat uit de lucht. Sommige bijzondere begroeiingen zijn namelijk veel gevoeliger voor de effecten van stikstof dan andere begroeiingen. En dat betekent dus dat ondanks de afnemende stikstofdepositie de zogenaamde Kritische Depositiewaarde voor sommige gebieden nog steeds wordt overschreden. PWN-duinen Dit geldt ook voor de PWN-duingebieden. De op Europese schaal zo bijzondere duingraslanden (de grijze duinen) zijn bijvoorbeeld veel gevoeliger dan sommige struwelen of de witte duinen. De grijze duinen worden
Stuifplek met over stoven zone
TOP
1212 12
HOME
dan dus ook onder de huidige stikstofdepositie nog steeds aangetast. De modelberekeningen hebben voor onze duingebieden precies uitgerekend waar de Kritische Depositiewaarden worden overschreden. De uitkomst van die berekeningen zijn de plekken waar de PAS kan helpen om de bedreigde habitattypen in de Natura 2000-gebieden op te laten leven. Om dat te bereiken zijn herstelmaatregelen opgesteld. Zulke maatregelen zijn dus vooral van belang in gebieden waar voorlopig nog grote overschrijdingen van de ecologisch gewenste stikstofdepositie worden voorzien en waar nog een grote hoeveelheid stikstof in de bodem aanwezig is.
Om te komen tot de meest effectieve maatregelen is voor zowel het Noord-Hollands Duinreservaat als voor Kennemerland-Zuid, een gebiedsanalyse gemaakt. Deze gebiedsanalyse laat zien welke maatregelen genomen kunnen worden vanuit het PAS-beleid in welke begroeiingtypes en op welke locatie. Het voert te ver om dat hier precies op te noemen, maar het gaat altijd om maatregelen die als doel hebben om de plaatselijk aanwezige stikstofvoorraad te verwijderen of de effecten van stikstofdepositie op te heffen. Voor de duingraslanden gaat het bijvoorbeeld om onthouten, aanleg van stuifkuilen, maaien en begrazen. Allemaal maatregelen die goed zijn voor het duin en helpen om de negatieve effecten van de stikstofdepositie op te heffen. Looptijd In het landelijke PAS-beleid wordt uitgegaan van drie periodes van zes jaar om de PAS-maatregelen uit te voeren. De eerste periode van zes jaar zal ingaan in 2014. Op dit moment wordt nagedacht over de precieze omvang van de maatregelen en wordt nagedacht hoe de maatregelen precies vorm moeten krijgen in de duinen. In het najaar van 2013 zal een convenant met de Provincie Noord-Holland worden ondertekend, waarin PWN aangeeft de PAS-maatregelen te gaan uitvoeren. PWN loopt dan echt in de PAS!
Artikelen uit de PWN nieuwsbrief Natuur- en recreatieonderzoek PWN
TOP
Evaluerend onderzoek Noordwest Natuurkern In het kader van de effectmeting is een zeer gedetailleerd (5 cm) digitaal hoogtemodel en een kleuren luchtfoto van het gebied gemaakt door de firma Kragten. Omdat PWN een prijs had gewonnen op de InfraTech kon deze klus met een flinke korting uitgevoerd worden (Hubert Kivit). Fauna-onderzoek in kleine stuifkuilen
Maatregelen
Dick Groenendijk
Bijdragen voor deze nieuwsbrief zijn ontvangen van Dick Groenendijk & Hubert Kivit
In 2012 heeft PWN in het km-hok van de Westerberg bij Egmond-Binnen met hulp van vrijwilligers kleine, bestaande stuifkuilen geoptimaliseerd en op kansrijke plekken nieuwe kleinschalige stuifplekken aangelegd. Met de hand of licht gereedschap is de vegetatie hier verwijderd. De wind krijgt op deze plekken vrij spel en de omringende duingraslanden worden overstoven met een laagje kalkrijk zand. Het doel van deze kleinschalige verstuiving is onder andere dat de verzuring van de omringende waardevolle graslanden wordt terug gedrongen wordt. Verwacht wordt dat het herstelproject ook positieve gevolgen voor de fauna zal hebben. Met name insecten en zandhagedissen zouden van de zonnige, zandige stuifplekken gaan profiteren. Om de faunistische ontwikkeling te volgen wordt in de periode mei – oktober 2013 door Koosje Lever onderzoek gedaan naar het voorkomen en gedrag van insecten en zandhagedis in enkele van deze stuifkuilen. Het onderzoek richt zich in eerste instantie op dagvlinders en sprinkhanen. Ook bastaardzandloopkever en zandhagedis worden meegenomen. Als daar in de loop van het onderzoek een goede reden voor blijkt te zijn, dan wordt de soortenlijst aangevuld. Inzet is in ieder geval om zoveel mogelijk gegevens te verzamelen (Dick Groenendijk & NatasjaNachbar). Trend Amerikaanse vogelkers In het vegetatiemeetnet (zie Signalerend onderzoek) wordt de stand van invasieve exoten gevolgd. Voor de NR- en PWN-directie is een prestatie-indicator Invasieve exoten opgesteld. Voor het jaarverslag van PWN is deze prestatie-indicator uitgewerkt voor de Amerikaanse vogelkers. In onderstaande twee figuren is deze prestatie-indicator weergegeven. Links staat de kans op het aantreffen van Amerikaanse vogelkers in de struiklaag op een willekeurig punt in de duinen. Doel: maximaal 5 %. Rechts staat de gemiddelde bedekking van
1313 13
HOME
Amerikaanse vogelkers op een willekeurig punt in de duinen. Doel: maximaal 1 %. In zowel het NHD als in Zuid-Kennemerland was bij de start van de metingen voor deze prestatie-indicator in 2010 de bestrijding van Amerikaanse vogelkers al flink gevorderd. De langeretermijn ontwikkelingen zijn dus positief, al zijn die in de indicator niet zichtbaar. De trendmatige ontwikkeling op de korte termijn wordt versluierd door seizoensinvloeden (lang groeiseizoen in 2012) en een bewuste strategie bij de bestrijding in Zuid-Kennemerland, die bestaat uit het laten doorgroeien van de Amerikaanse vogelkers naar de struiklaag om ze daarna effectiever te kunnen bestrijden (zagen en smeren). Mogelijk is er in het NHD op dit moment echter wel sprake van een toename van Amerikaanse vogelkers. De ontwikkelingen zullen daarom nauwkeurig gevolgd blijven worden (Hubert Kivit). Signalerend onderzoek Vegetatiemonitor Dit jaar zullen er wederom in het kader van het vegetatiemeetnet ca 500 opnamen gemaakt worden door de bureau’s Bos, Ben Kruijsen Natuuradvies, ten Haaf & Bakker en van der Goes & Groot (Hubert). Er zullen meer gegevens verzameld worden over de vegetatiestructuur en de geschiktheid voor de fauna, zoals bloemrijkdom en de kleinschaligheid van overgangen in vegetatiestructuur. Voor het PWN-jaarverslag is op basis van het vegetatiemeetnet de stand van zaken met betrekking tot de Europese Habitats in onze terreinen in beeld gebracht. In onderstaande grafiek is de trend in het oppervlak van de habitattypen weergegeven: Ten opzichte van de periode 2004-9 hebben de meeste habitats zich in gunstige richting ontwikkeld, mede dankzij het recente begrazingsbeheer. De belangrijkste uitzondering is het duinbos, dat licht afgenomen lijkt te zijn. Verdere analyse van deze trend moet uitwijzen of deze statistisch significant is (Hubert Kivit).
sterke vermoeden dat bepaalde (zang)vogels problemen ondervinden van dioxines. In eieren van tapuiten zijn zeer hoge concentraties dioxines aangetroffen (tot 100 maal de norm die voor consumptie-eieren wordt gehanteerd), zowel in de Noord-Hollandse duinen als in Nationaal Park Drents-Friese Wold. Bovendien komen bij tapuiten tot 30% van de eieren niet uit, worden regelmatig embryonale afwijkingen gevonden en treedt jongensterfte in het nest op. Deze jongen blijken leverafwijkingen te hebben. Enkele embryonale en leverafwijkingen kunnen mogelijk in verband worden gebracht met persistente gifstoffen als dioxines. Omdat enkele insectenmonsters ecologisch relevante hoeveelheden dioxines bevatten, is het vermoeden dat de vogels deze hoge concentraties op de Nederlandse broedgronden oplopen. Deze eerste metingen geven aanleiding om de aard en de omvang van dit potentiële dioxineprobleem voor bodembewonende vogelsoorten nader in kaart te brengen. In 2013 zal dus opnieuw onderzoek gedaan worden naar de aard en omvang van het dioxineprobleem voor vogels. Er zal onderzoek plaatsvinden naar hoe dioxines terechtkomen in de tapuiteneieren en ook naar de verbreiding van dioxines onder op de grond foeragerende vogels. Verder zal aandacht worden besteed aan de vraag of het dioxine-probleem een erfenis is uit het verleden of nog steeds een actuele bron kent. Het onderzoek in onze terreinen zal worden uitgevoerd door Herman van Oosten van Stichting Bargerveen met student Joël Haasnoot van hogeschool InHolland (Dick Groenendijk). Onderzoek van anderen Nationale bosinventarisatie. In opdracht van het Ministerie van EZ voert bureau Silve uit Wageningen het veldwerk uit in het kader van de 6e Nationale Bosinventarisatie. De inventarisatie behelst de (her)opname van ruim 3500 steekproefpunten in het Nederlandse bos. Eerder zijn deze punten opgenomen in 2000-2005. In de bossen van PWN liggen 22 steekproefpunten. De punten liggen ongeveer in een rechthoekig verband van 1km bij 1 km. De inventarisatie bestaat uit het meten van een groep van ca 20 bomen rond het steekproefpunt. De metingen betreffen diameter op borsthoogte, hoogte, soort, stamkwaliteit, sociale positie. Op 1 plekje wordt de dikte van de strooisellaag bepaald (Hubert Kivit).
Nieuwe kennis-onderzoek tapuiten en dioxines Uit recent onderzoek van Stichting Bargerveen rijst het
TOP
Dynamiek duingraslanden. Promovendus Nils van Rooijen van de Radbouduniversiteit heeft vorig jaar onderzoek gedaan aan de dyna-
1414 14
HOME
miek van duingraslanden, in het bijzonder de vestiging en weer verdwijnen van individuele planten. De theorie die hij wil toetsen is of grotere diversiteit (van soorten maar ook strategieën van soorten) enerzijds een grotere stabiliteit oplevert van het systeem maar tevens een grotere dynamiek op kleine schaal binnen het systeem. Dit jaar zal hij het onderzoek met studente Luisa Pfalzdorf in duingraslanden ten noorden van Egmond (Hubert Kivit). Bosuilen in Noord-Kennemerland. Arend de Jong telt inmiddels al 31 jaar bosuilen in het NHD en omgeving. De resultaten voor dit jaar van deze vroege broeders zijn al beschikbaar, zie onderstaande grafiek Het aantal uilen in Noord-Kennemerland is met 12 afgenomen. Dit komt ongetwijfeld door de slechte omstandigheden voor de muizen, aangezien we heel weinig eikels en beukennootjes hadden het afgelopen najaar. Tot overmaat van ramp kwam de padden- en kikkertrek ook niet op gang. Gevolg: in deze periode ook weinig voedsel. Rapport: Bosuilteritoria in 2013, de Jong, 2013.pdf.
De komst van de grote predatoren. Wat kan dit betekenen voor het edel- en damhert? Bas Worm m.m.v. Rik Schoon
De redactie kwam weer een interessant artikel uit het kwar-
maken; Harm van de Veen was zo iemand. Maar tot de verbeelding sprekende soorten als bever, otter, zeearend en kraanvogel zijn er ondertussen ook weer, ook al wordt Nederland steeds voller en drukker. Dus de vraagt rijst: komen de wolven mettertijd ook naar Nederland en zo ja, wat zal er dan gebeuren? De ervaringen in Duitsland leren dat wolven in cultuurlandschappen naast mensen kunnen leven. En ook dat wolven over grote afstanden kunnen zwerven en zich weinig aantrekken van barrières als wegen en kanalen, laat staan landsgrenzen. De zelfde ervaringen, dat wolven zich meer en dichter bij de mens ophouden, zijn in de Verenigde Staten opgedaan(Thiel et al., 1998).Inmiddels ziet er een kleine populatie wolven in het oosten van Duitsland. Samen met Poolse populaties levert dit jaarlijks een klein aanbod aan zwervende, jong volwassen dieren. Jonge wolven op zoek naar een eigen leefgebied en een geschikte partner. Deze dieren kunnen in principe de ruim 500km tot aan de Nederlandse grens eenvoudig overbruggen, zoals de kolonisatie van Zuid Zweden vanuit Rusland over meer dan 1000km (!) heeft aangetoond. Inmiddels komen er jaarlijks meer (solitaire) wolven in Midden Duitsland, die zich her en der ook permanent vestigen. Dat ze dus in Nederland gaan opduiken lijkt slechts een kwestie van tijd te zijn. Maar dan? Wordt het een gelegenheidsbezoekje of zullen de wolven zich in ons landje gaan vestigen? En wat betekend dat voor hun prooidieren, in het bijzonder voor onze aandachtsoorten: het edelhert en het damhert.
taalblad van de vereniging Het Edelhert tegen. Aangezien het een behoorlijk uitgebreid artikel is hebben we het in twee delen gesplitst. Hieronder het eerste gedeelte en in de volgende nieuwsbrief het tweede gedeelte. De komst van de wolf en lynx in ons land is de laatste jaren met enig regelmaat onderwerp van gesprek. Dan is er weer een lynx gezien in Zuid-Limburg, even later een, vermeende, wolf nabij de Veluwe. Het lijkt hoe dan ook op dat we bezoek gaan krijgen van beide soorten. Wanneer precies en in welke aantallen is nu nog louter gissen. En ook of ze dan zullen blijven of even snel weer vertrekken als ze gekomen zijn. En wat voor effect gaan ze hebben op onze natuur, en …. Op ons, mensen. Wolven Het verspreidingsgebied van de wolf in West- Europa groeit en ook Nederland komt binnen bereik van de eerste zwervende exemplaren. Dat is iets wat we ons decennia geleden niet hadden kunnen voorstellen. Een enkeling durfde er in een ‘Natuurvisie’ wel gewag van te TOP
wolf (bron; wikipedia) Voedsel Een wolf in het wild eet circa 4 tot 9 kilo vlees per dag en bemachtigd elke 3 tot 7 dagen een verse prooi. Wolven jagen op hoefdieren, van ree tot eland of wisent, maar ook op knaagdieren(muizen, hazen en bevers). Wolven specialiseren zich vaak en jagen dan vooral op
1515 15
HOME
één of enkele algemene prooisoorten, die relatief gemakkelijk te vangen zijn en relatief veel voedsel bieden. In Oost- Duitsland zijn dit reeën, in Zuid Zweden jonge elanden en edelherten in Oost- Polen en Roemenië. In Zuid- Europa is een gebrek aan wilde prooidieren en daardoor worden in die landen relatief veel schapen en geiten gegeten door wolven. Van grote prooidieren worden vooral oude, zieke, zwakke of jonge, onervaren dieren gevangen. Reeën vormen de voornaamste voedselbron van de wolven in Duitsland. In tegenstelling tot de wolven in bijvoorbeeld Polen, jagen de Duitse wolven solitair. Uit mestonderzoek is gebleken dat in 66% van de keutels sporen van ree gevonden zijn, gevolgd door wild zwijn(in 36% van de keutels), edelhert(32%), haas (8%) en kleiner knaagdieren(3%). Slechts in 0,6% van de keutels zijn sporen gevonden van kleinvee, vooral schapen. Effecten op ‘onze’ edel- en damherten Vraag is wat is nu de effecten van wolven op onze populaties edel- en damherten zijn. Okarma (2000) stelt in zijn zeer lezenswaardige boek dat prooidieren op verschillende manieren kunnen reageren: 1. Geurherkenning 2. Groepsvorming: grotere winterroedels bij edelherten in gebieden waar wolven voorkomen, vergeleken met gebeden waar geen wolven zijn. Het zelfde is bij wilde zwijnen waargenomen. In Noord- Amerika vormen witstaat herten in de winter groepen die zich in een klein gebied ophouden. In dat gebied slijten ze een uitgebreid padennet in de sneeuw uit. Omdat ze deze ‘infrastructuur’ erg goed kennen, zijn ze in het voordeel bij achtervolging door wolven. 3. Migratie (verplaatsing naar de rand van wolventerritorium of juist naar overlappend gebied van territoria). Onderzoek bij wederom witstaat herten leerde dat dieren die zich in het overlapgebied van territoria van twee wolvenpacks ophouden, de grootste kans hebben om te overleven. Wolven jagen bij voorkeur in het centrum van hun territorium. 4. Wegtrekken naar veilige (werp)plekken: bij kariboes is vastgesteld dat drachtige wijfjes naar veilige, afgelegen gebieden trekken om hun jongen te werpen. Dit zou kunnen betekenen dat het in ons land als plaatstrouw aan de geboortegrond gekarakteriseerde gedrag van henden zal gaan veranderen, en dat ze meer gaan migreren(vanaf de Veluwe naar de poortgebieden? Of zelfs daarbuiten?).Een en ander natuurlijk afhankelijk van waar de grenzen van de wolventerritoria zullen liggen in TOP
ons land. Verwacht mag worden dat de herten, vergelijkbaar met het gedrag van prooidieren in actuele wolfleefgebieden, vaak de relatieve veiligheid van menselijke bewoning zullen kiezen omdat de predator daar veelal niet durft te komen. (Maar ook daaraan lijken wolven zich te gaan aanpassen, zoals bijvoorbeeld in de plaats Brasov in de Roemeense Karpaten is gebleken). Hierin kan dan weer de bron liggen voor overlast door herten door aantasting van menselijke belangen( verkeer, landbouwschade). Bij acute dreiging zijn er nog maar 2 verdedigingstactieken: 1. Vluchten; de belangrijkste verdediging van hertensoorten is een combinatie van voortdurende waakzaamheid, het vermogen om wolven al van verre waar te nemen, en het vluchten voordat de wolven tot de aanval overgaan. Met uitzondering van de geweidragers in de kracht van hun leven is een door wolven dicht benaderd prooidier vrijwel kansloos. 2. Actieve verdediging; grote, sterke dieren verdedigen zich actief. Volgroeide wilde zwijnen doen dit met succes en zijn vaak zelfs zo’n geduchte tegenstander dat wolven afzien van een aanval. Ook de grote geweidragers kunnen zich met succes tegen wolven verdedigen.
Door predatie neemt vaak niet de dichtheid, maar wel de zichtbaarheid van de prooidieren sterk af. Het in Nederland zo sterk nagestreefd zichtbare rood- en damwild is daarom helemaal niet zo natuurlijk als het lijkt. Dus als de wolf komt, dan is het maar de vraag of de toerist, de wildspotter, daar wel blij van wordt.
Varia De Provincie Noord-Brabant heeft een onderzoek laten
1616 16
HOME
uitvoeren naar de effecten op de fauna door begrazing in Brabantse heide gebieden. Uitgevoerd door de vlinderstichting. Het is een interessant maar lijvig rapport. De inleiding luidt als volgt; Heidelandschappen herbergen een belangrijk deel van de biodiversiteit in Nederland. Voor het behoud van gevarieerde heidelandschappen wordt in het Terrein-beheer veelal gebruik gemaakt van begrazing, ook in Noord-Brabant. Via begrazing kan de openheid van het landschap op een betaalbare manier worden gehandhaafd. Voor behoud en herstel van de soortenrijkdom luistert de wijze van uitvoering daarbij zeer nauw. Vooral voor de fauna worden geregeld gevallen van onbedoelde effecten van intensieve begrazing gemeld. Goed inzicht in de effecten ontbrak echter, en daarmee ook de kennis hoe de uitvoering van begrazing geopti-maliseerd kan worden. Dit rapport geeft via nieuw onderzoek inzicht in de effecten van begrazing op de fauna van Brabantse heideterreinen. Via onderstaande link kunt u het rapport lezen. http://www.vlindernet.nl/doc/VS2012-
deeënsoorten, waaronder Groenknolorchis, zijn dit voorjaar ook laat. Maar andere, zoals het Vogelnestje, helemaal niet. Bloei, hoe werkt dat bij orchideeën? Levenscyclus Om de bloei van een orchidee te begrijpen, duiken we eerst in de levenscyclus van een orchidee. Deze levenscyclus is letterlijk en figuurlijk een cyclische opeenvolging die bestaat uit zogenaamde "terugkerende gebeurtenissen". We laten kiemplanten buiten beschouwing: deze leggen eerst een weg af met "eenmalige gebeurtenissen" voordat ze een drempel bereiken waarna zij in theorie reproductief zijn, kortom bloeien. De cyclus van voortplanten bestaat uit vier fasen. In chronologische volgorde: 1) Rust fase
017_Grazen_in_Brabantse_heideterreinen_LR.pdf
Bladrozetten van Purperorchis (foto: Mark Meijrink)
Onbegraasde en intensief begraasde droge heide op de Strabrechtse Heide (foto Michiel Wallis de Vries)
Orchideeën: levenscyclus en bloei (tijd). Hoe werkt het? Bericht uitgegeven door Werkgroep Europese Orchideeën op vrijdag 7 juni 2013 De afgelopen tijd wordt veel gesproken over de (ver) late bloei van diverse plantensoorten. Sommige orchi-
TOP
Zowel bovengronds als ondergronds vinden er geen ontwikkelingen plaats. Orchideeën zijn geraffineerd. Zo hebben Harlekijn (Anacamptis morio), Bijenorchis (Ophrys apifera), Vliegenorchis (Ophrys insectifera), Aapjesorchis (Orchis simia), Poppenorchis (Orchis anthropophora) en Bokkenorchis (Himantoglossum hircinum) net als hun mediterrane broertjes en zusjes een zomer rustperiode. De zomers in het mediterrane gebied worden gekenmerkt door relatief droog en heet weer. Dit is precies de periode waarin deze orchideeën rusten. Zij hebben dus een levenscyclus die aangepast is aan het mediterrane klimaat. De overige Nederlandse soorten hebben een herfst/winter rustperiode. 2) Pre-reproductieve fase Dit is de aanzet naar de reproductieve fase of bloei. Wanneer een plant slecht uit de rustfase komt kan het voorkomen dat er geen bloei optreedt. De plant slaat dan een jaartje over (dit noemen we ook wel de stationaire fase). De aanzet bestaat voornamelijk uit het ont1717 17
HOME
wikkelen van een bloeiaar.
Bokkenorchis in knop (foto: Mark Meijrink)
3) Reproductieve fase: bloei Dit is de periode waarin de bloemen geopend zijn en in theorie bestuiving (=bevruchting) kan optreden. Met uitzondering van Bijenorchis, Geelgroene wespenorchis (Epipactis muelleri) en Vogelnestje (Neottia nidus-avis) zijn Nederlandse orchideeën volledig aangewezen op bestuivers voor de bevruchting. Veel Nederlandse orchideeën zijn door deze relatie zelfs bestuivergelimiteerd. Experimenten waarin orchideeënsoorten met de hand bestoven werden leidden tot hogere bevruchtingspercentages vergeleken met natuurlijke bestuiving middels insecten. Dit duidt op een limitatie van bestuivers. Bestuivergelimiteerde soorten zijn onder andere Mannetjesorchis (Orchis mascula), Purperorchis (Orchis purpurea) en Vliegenorchis.
den bezitten, worden deze gemakkelijk door de wind verspreid. Toch valt de appel letterlijk niet ver van de boom. Voor de kieming zijn orchideeën afhankelijk van bodemschimmels. Deze zijn veelal (nog) aanwezig rondom ouderplanten. Dit verklaart waarom diverse orchideeënsoorten in grote clusters voorkomen. De nakomelingen staan veelal in gezelschap van ouderplanten. To be or not to be? That's the question! Of een plant zal bloeien is de eerste vraag die gesteld kan worden. Bloei is een relatief grote inspanning voor een plant, die forse aanspraak maakt op haar energiebudget. Hier geldt: geeft ze teveel uit dan staat ze rood, wat in veel gevallen leidt tot het overslaan van de bloei in het volgende jaar of zelfs sterfte. Overigens, hoewel de bloei een grote inspanning is, gaan orchideeën (maar ook andere planten) efficiënt om met hun budget. Nadat een bloem bevrucht is, trekt zij gelijk alle stoffen terug uit de bloem die vervolgens begint te verwelken. Het rijpen van de zaden is immers in gang gezet. Maar hoe komt het dat sommige soorten dit voorjaar later bloeien en andere niet?
Brede orchis (foto: Mark Meijrink)
(Ver)late bloei
Harlekijn op 2 juni 2013 nog volop in bloei (foto: Mark Meijrink)
4) Post-reproductieve fase: zaadzetting Indien bevruchting heeft opgetreden, zwellen de vruchtbeginsels op en rijpen de zaden. Tegelijkertijd verwelken de bloemen en verdorren de vruchtbeginsels. Wanneer het droog genoeg is knappen deze open en valt het zaad op de bodem. Doordat orchideeën stoffijne za-
TOP
Een late(ere) bloeitijd dan normaal wordt veroorzaakt doordat een plant vertraging oploopt in de prereproductieve fase, de periode waarin de aanloop naar de bloei plaatsvindt. Een voorbeeld hiervan is de aanhoudende kou van de afgelopen maanden. Processen die normaliter zorgen voor het ontvouwen van een bladrozet en/of bloeiaar komen geheel tot stilstand totdat een juiste temperatuur is bereikt. Naast koud was het afgelopen voorjaar relatief nat. Door de hoge grondwaterstand zijn veel soorten die gebonden zijn aan grondwaterbeïnvloede vegetaties eveneens later. Voorbeelden hiervan zijn Brede orchis (Dactylorhiza majalis subsp. majalis) en Groenknolorchis (Liparis loeselii). De
1818 18
HOME
laatste soort komt voor in vochtige tot natte duinvalleien die in de herfst en winter onder water staan. De soort komt pas tevoorschijn wanneer het water gezakt is tot beneden het maaiveld. Op Terschelling werd Groenknolorchis doorgaans vanaf de tweede week van mei in bloei aangetroffen. Op 2 juni 2013 was de soort slechts met enkele bladontplooiingen aanwezig. Maar hoe zit het nu met planten die normaal bloeien? Deze eer is voorbehouden aan een bijzondere orchidee, namelijk Vogelnestje. Een soort die haar naam heeft ontleend aan de wortelkluwen die lijkt op een vogelnestje. De soort is "mycotroof". Dit houdt in dat zij voor haar voeding volledig is aangewezen op schimmels. Voorgaande jaren bloeide de soort net als dit jaar in de laatste week van mei. Blijkbaar heeft het relatief natte een koude voorjaar dus geen vertragend effect gehad op deze soort. Enkele leden van de Werkgroep Europese Orchideeën volgen de soort al enige jaren. Uit de observaties blijkt dat Vogelnestje binnen een tijdsbestek van een tot anderhalve week ineens bovengronds is en bloeit. Zij ontwikkelt zich dus bijzonder snel. De soort heeft dus helemaal geen last gehad van het slechte voorjaar.
werd aangetroffen in Alkmaar. Het betreft de variëteit subviscida, die nog maar vijf keer voor Nederland is gemeld. Dat ook in een sterk gecultiveerde en stedelijke omgeving bijzondere paddenstoelen gevonden kunnen worden is al langer bekend. Het Graskaalkopje (Psilocybe subviscida var subviscida) komt voor op dode delen van grassen en op ander organisch strooisel. De locatie van het Graskaalkopje in Alkmaar betrof een kortgemaaide wegberm. Kaalkopjes zijn bij sommigen zeer gezocht om hun hallucinogene werking. Sommige soorten worden voor dat
Graskaalkopje (foto: Henk Huijser)
Vogelnestje (foto: Mark Meijrink)
Heb je ook bloeiende orchideeën gezien? Meld ze dan op waarneming.nl of Telmee. Tekst en foto's: Mark Meijrink, Werkgroep Europese Orchideeën
Kortgeschoren gazon levert bijzonder kaalkopje op Bericht uitgegeven door de Nederlandse Mycologische Vereniging op woensdag 19 juni 2013 Ook een keurig en kort gemaaid gazon kan een bijzondere vondst opleveren. Dit bleek toen tijdens een excursie van paddenstoelenwerkgroep “De Noordkop” een zeer zelden gevonden variëteit van het Graskaalkopje
TOP
doel zelfs gekweekt zoals Psilocybe cubensis. Deze groep soorten kenmerkt zich door het blauw worden van het weefsel als er op gedrukt wordt. Het Graskaalkopje (Psilocybe subviscida var subviscida) vertoont deze eigenschap niet. Uit onderzoek is gebleken dat de niet blauwwordende soorten slechts in de verte verwant zijn met deze hallucinogene soorten. Dit heeft aanleiding gegeven tot het oprichten van het geslacht Deconica, waartoe in de toekomst alle niet verblauwende kaalkopjes van het geslacht Psilocybe zullen horen. De nieuwe naam van Psilocybe subviscida var subviscida zal dan Deconica subviscida var subviscida zijn. De Nederlandse naam blijft gelukkig gewoon het Graskaalkopje. Het Graskaalkopje kent nog een andere variëteit, het Tonsuurkaalkopje (Deconica subviscida var velata). Deze variëteit heeft in de meeste gevallen meer franje op het buitenste deel van de hoed. Omdat het midden meestal kaal en glad is, kwam dit bij de bedenkers van de Nederlandse naam als een tonsuur of kruinschering over, zoals deze gebruikelijk is bij katholieke geestelijken toegepast als teken van onderwerping en toewijding. Tekst: Martijn Oud & Menno Boomsluiter, Foto: Henk Huijser, foto gemaakt op een andere locatie, Nederlandse Mycologische Vereniging
1919 19
HOME
Artikelen uit de nieuwsbrief van de vereniging het Edelhert, juni 2013 (Lees hier de nieuwsbrieven online.)
VOGELBROED SEIZOEN Wiekende kale bomen
Hoe snel groeien de geweien ?
hoog voorzichtig groen
Bij de edelherten groeien de geweien tot wel één cm per dag en kunnen een lengte bereiken van bijna één meter. Belangrijk voor de opbouw van het gewei is calcium, fosfor en andere mineralen. Indien in de voeding tijdens 'het schuiven' van het gewei niet de noodzakelijke bouwstoffen aanwezig zijn, dan gaat dat ten koste van het skelet om aan de benodige bouwstoffen te komen. Het gewei is immers van hetzelfde materiaal gemaakt als de botten. Het gewei kan dan toch 'opgezet' worden.
beneden een diep kleurende bloem oogstrelend het landschapje omzomen. Uit de wind op een pas geoliede bank, stil de warme zon in ‘t gezicht, de zintuigen spiedend luisterend gericht naar geluiden, die duiden op wat je graag wilt. verlaat door het koele weer
Wolven in Duitsland: wild als prooi
21% rood-
het langskomen van tapuit en sijs, het brengt je van de wijs,
Ook de wolf is vaak verkeersslachtoffer, zo blijkt uit onderzoek in Duitsland. Van de 40 wolven die sinds 2000 geen natuurlijke dood gestorven zijn, zijn er 35 door het verkeer omgekomen en 5 geschoten. Een wolf heeft per dag gemiddeld 3,5 kilo vlees nodig. Ter vergelijking, dit zijn ca 60 reeën op jaarbasis. Landbouwdieren maken slechts 1% uit van de gegeten prooidieren. Meer dan de helft van de prooidieren bestaan uit reeën, gevolgd door roodwild 21%, zwartwild 18% en ca 5% kleinwild.
nog niet gehoord de wulp, dat doet zeer. intussen verbreden we wandel-en ruiterpaden soms tot wel wat brede lanen energie omgezet in daden per slot van rekening, dit zijn onze banen. Het nu is verleden tijd koester verwachtingen, kijk en luister naar de vele geluiden, die zouden
Ruimte is belangrijk voor wolven, een roedel heeft ongeveer tot 250 m2 leefgebied nodig. Op basis daarvan is berekend dat in heel Duitsland plaats is voor 440 roedels, gemiddeld bestaand uit 8 dieren. Dat zou een totaal zijn van ca 3500 dieren.
kunnen duiden op een nieuw feit.
Rob Mul.
Tapuit (bron Wikipedia)
TOP
2020 20
HOME