Inhoud - Contents ■ Van de eindredacteur ........................................................................................................................... 2 From the editor Artikelen - Articles ■ B. Keers - Het Nacht und Nebel (NN) Herdenkingskruis.................................................................... 3 The NN Commemorative Cross ■ E.H. Müller - Koopvaardij-orde van de Vereniging ,,Het Nederlandsche Zeewezen”........................ 8 The Merchant Navy Order of the Society ,,Netherlands Maritime Affairs” ■ B. Keers - Herinneringspenning MWO-uitreiking 2006.................................................................... 12 The commemorative table medal for the MWO presentation 2006 ■ P.Th. Gelton - De onderscheidingen van F.D. Laurens ..................................................................... 14 The decorations of F.D. Laurens ■ R. Vis - Een Bronzen Leeuw voor Jaap Ketting................................................................................. 25 A Bronze Lion for Jaap Ketting Divers - Various ■ Phaleristeria........................................................................................................................................ 28 ■ Nieuwe publicaties............................................................................................................................. 28 New publications ■ Overleden Nederlandse dragers van dapperheidsonderscheidingen in 2007 ..................................... 30 Deceased Dutch recipients of gallantry awards in 2007
Decorare nr. 19 / maart 2008
14
De onderscheidingen van F.D. Laurens Door P.Th. Gelton
Laurens in ceremoniële uniform.
Soms krijg je een medaille of spang aangeboden waar je verzamelaarshart sneller van gaat kloppen. Dit overkwam mij onlangs toen ik de volledige set onderscheidingen van Fleuris Desiré (F.D.) Laurens aangeboden kreeg. Laurens is een van de 24 decorandi, die zowel de Bronzen Leeuw als het Bronzen Kruis hebben ontvangen. Zijn zoon bood mij de set aan, compleet met oorkonden, CV, brieven en foto’s. Hierdoor kan een redelijk goed beeld geschetst worden van zijn carrière. Tot de Tweede Wereldoorlog Fleuris Desiré Laurens wordt op 6 maart 1917 te Batavia geboren en is naar zijn vader vernoemd. Hij groeit daar op en volgt zeven jaar de lagere school. Na wisselend in Nederland en Nederlands-Indië de middelbare school gevolgd te hebben behaalt hij in 1935 te Batavia zijn diploma HBS-b. Vanaf 14 september 1935 volgt hij de officiersopleiding voor het wapen der infanterie in Nederlands-Indië aan de KMA te Breda. Hij doorloopt de gebruikelijke rangen van cadetkorporaal (4/4/36) en cadet-sergeant (1/10/36). Op 29 november 1938 wordt hij benoemd tot tweede luitenant der Infanterie bij het KNIL en boven de sterkte van de koloniale reserve geplaatst. Op 2 januari 1939 wordt hij
ingedeeld bij het 10e bataljon Infanterie te Meester-Cornelis1 als sectiecommandant bij een Javaanse compagnie. Hij vertrekt op 4 januari per MS Dempo naar Indië en komt daar op 2 februari aan. In maart en april 1939 volgt hij de opleiding tot Gasofficier aan de Militaire Gasschool te Bandoeng en hij wordt aansluitend op 15 april als gasofficier bij het Elfde Infanteriebataljon aangesteld. Tot de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog krijgt hij diverse plaatsingen.
1
Meester Cornelis is de vroegere naam van Jatinegara (ook wel, Batinegara, Djatinegara, of Mester), een stadsdeel van Jakarta (het vroegere Batavia)
Decorare nr. 19 / maart 2008
Op 5 april 1940 gaat hij over naar de Troepenmacht van Atjeh en Onderhorigen (AO) en wordt op 17 april ingedeeld bij het 2e gevechtsbataljon van AO te Koeta-Radja. Op 6 juni wordt hij gedetacheerd bij het bewakingsdetachement van het interneringskamp te Lawé Segala gala. Op 25 oktober volgt indeling bij het Vierde Garnizoensbataljon van AO als commandant der 4e Compagnie en wordt hij belast met de opleiding van militie en landstorm. In januari 1941 wordt hij als detachementcommandant van het Detachement Padang Tidji ingedeeld bij het Eerste Garnizoensbataljon van AO. In maart volgt tenslotte detachering bij de Eerste Divisie van het Korps Marechaussee van AO te Blangkedjeren. Op 30 juni 1941 wordt hij bevorderd tot 1e luitenant bij het wapen der infanterie. Per juli 1941 wordt hij aangesteld als officier bij het “Korps Marechaussee te voet” in Atjeh. Bij de uitbraak van de oorlog in Nederlands-Indië in december 1941 opereert hij als detachementscommandant te Blangkedjeren.
Als eerste luitenant is hij reeds getooid met drie sport-onderscheidingen waarvan hij mogelijk al een deel in zijn periode aan de KMA behaald heeft. Van links naar rechts: Vaardigheidsmedaille van het KNIL in brons, de NOC-medaille in brons en het Vierdaagsekruis (1x). Tijdens de Tweede Wereldoorlog Na uitbraak van de oorlog in Nederlands-Indië is Laurens van 8 december 1941 tot 28 maart 1942 te Prapat en in de omgeving van de Alasvallei aktief. In de nacht van 23 op 24 maart raakt hij tijdens een treffen met Japanners bij Kota Boelehberteng (Alas-vallei op NoordSumatra) gewond. Een scherf van een Japanse handgranaat boort zich in de rug van zijn rechterhand. Hiervoor ontvangt hij pas vele jaren later, op 21 oktober 1991, het Draaginsigne Gewonden uit handen van Prins Bernhard.
In een dankbrief schrijft hij:
Laurens als eerste luitenant bij het KNIL.
15
“Koninklijke Hoogheid, Het zij mij vergund U langs deze weg nog eens persoonlijk te bedanken voor de eer die mij te beurt is gevallen, mijn Draaginsigne Gewonden uit Uw handen te hebben mogen ontvangen. Het insigne is daardoor voor mij des te meer waardevol geworden. Ik beschouw het Insigne vooral ook als een hommage aan mijn strijdmakkers van weleer, die slechts bewapend met karabijn en klewang niet schroomden het gevecht aan te gaan tegen de mitrailleurs, mortieren en “echte” (scherf-)handgranaten van de Jap (wij hadden slechts luchtdruk-handgranaten,
Decorare nr. 19 / maart 2008
waarmee het wel goed vissenvangen was) en die in dat gevecht (…), daar in dat verre voormalige Nederlandsch Oost Indië van ons, werden gedood. In het bijzonder eer ik daarbij de Javaanse soldaat, die zich bevond tussen mij en de Japanse handgranaat, waardoor ik slechts licht werd gewond. Hij ving het gros der scherven voor mij op en werd op slag gedood. Ik dank hem mij leven. Met herhaalde dank teken ik met gevoelens van de hoogste achting. (…)” Krijgsgevangen Op 28 maart 1942 capituleert Laurens te Blangkedjeren en wordt in Japanse krijgsgevangenschap gevoerd. Op 1 april wordt hij als krijgsgevangene naar Medan afgevoerd. Op 15 mei wordt hij doorgevoerd naar Tavoy (Burma). In 1944 volgt gevangenschap in Siam (Nakomnayok) alwaar hij op 15 augustus 1945 wordt bevrijd. Van zijn tijd in krijgsgevangenschap is verder weinig bekend.
16
Diverse troepenverplaatsingen volgen. Op 15 februari 1946 embarkeert hij te Bansen (Siam) in MS Rajula. Op 3 maart komt hij aan te Benoa (Bali). Op 20 april 1946 wordt hij detachementcommandant te Seririt (Bali). De actie op grond waarvan het Bronzen Kruis toegekend werd Op 12 april 1946 krijgt Laurens opdracht om met de derde sectie van de vierde compagnie van het tweede bataljon der Bali-Lombok troepen op te treden als dekking van een autotransport van Singaradja naar Batoe Riti en terug. Het transport moet naar Batoe Riti voor een medische inspectie van en het aanvoeren van groenten voor het detachement ter plekke. Zijn sectie bestaat naast hemzelf uit 10 man . Het transport bestaat uit een medisch officier, twee fourageurs en twee chauffeurs in twee trucks.
Voor zijn krijgsverrichtingen in de Tweede Wereldoorlog ontvangt hij op 20 december 1947 het Oorlogsherinneringkruis met de gesp ‘Nederlands-Indië 1941-1942’. Terugplaatsing bij de parate troepen Direct na zijn bevrijding wordt hij op 19 augustus geplaatst bij het voormalig krijgsgevangenkamp te Ubon (Siam) als commandant van een gecombineerd EngelsSiamees-Nederlands peloton. Op 4 oktober 1945 wordt hij als pelotoncommandant bij de 4e compagnie van het Tweede Bataljon der Bali-Lombok-Brigade te Cholbury (Siam) ingedeeld (deze brigade wordt later de Rode Olifanten Brigade genoemd).
Situatietekening uit het gevechtsrapport.
Laurens tijdens een patrouille.
Onderweg wordt het konvooi vanuit een hinderlaag met geweervuur beschoten. De voorste auto is net de bocht uitgekomen als 10 geweerschoten vallen die kort voor de truck
Decorare nr. 19 / maart 2008
inslaan. De voorste truck stopt direct en de bemanning zoekt dekking. De tweede truck komt kort daarop de bocht om en stopt ongeveer 50 meter achter de eerste truck. Vanuit de hinderlaag wordt ook op de tweede auto gevuurd en twee handgranaten worden geworpen, waarvan er één ontploft. Een derde granaat rolt onder de voorste truck, maar komt niet tot ontploffing. De hinderlaag ligt aan een hoge zijde van de weg. Laurens laat dekking zoeken aan de kant van het ravijn terwijl hij met mitrailleurs laat terugvuren. In dekking geeft hij opdracht slechts nog gericht te vuren. Met een geweergroep loopt hij vervolgens in de bocht terug en beklimt de bergwand. Ter hoogte van de tweede truck neemt hij drie Indonesiërs bij verrassing gevangen. Eén van hen verklaart dat er nog 20, verdeeld in groepjes van 2 à 3 man, over een afstand van 200 meter verdeeld op de helling liggen. Hij brengt de gevangenen naar de medisch officier en de chauffeurs met de opdracht deze te bewaken. Met drie gewapende groepen voert hij een veegaktie op de berghelling uit. De Indonesiërs schieten onzuiver en diverse handgranaten komen niet tot ontploffing. Na de veegaktie blijken 10 Indonesiërs gedood, wordt er nog één gevangen genomen en slaan vier man gewond op de vlucht. Laurens besluit terug te keren naar Singaradja. Op 4 juni 1946 wordt hij door troepencommandant F.H. ter Meulen, luitenantkolonel GS Denpasar voorgedragen voor een eervolle vermelding: “Als patrouille en detachementcommandant gedurende de periode van 19 april tot en met 31 mei 1946 zich door grote voortvarendheid onderscheiden. Uitstekende postcommandant, in het bijzonder op 12 april 1946, door als commandant van de dekking van een autotransport zonder verliezen een hinderlaag van karabijnen en handgranaten gewapende vijanden te vernietigen, waarbij de vijand niet alleen 10 doden verloor, doch ook 4 gevangenen werden gemaakt, terwijl de buit bestond uit om. 1 karabijn en 16 handgranaten.” Op 17 juni 1946 wordt de voordacht voor eervolle vermelding door de Commissie
17
Gedragingen Batavia omgezet in een voordracht voor toekenning van een Bronzen Kruis (Nr C.G/895/vH 17): “Als patrouille en detachementcommandant zich in de periode van 19 april tot en met 3 mei 1946 te Bali onderscheiden door groote voortvarendheid. Heeft voorts op den 12e april 1946 als commandant van de dekking van een autotransport van Singaradja naar Batoe Riti (Bali) uitnemend beleid, onverschrokkenheid en doortastendheid betoond, door, -zonder verliezen aan eigen zijde- een hinderlaag van met karabijnen en handgranaten gewapende vijanden te vernietigen, waarbij de vijand 10 doden verloor en 4 extremisten werden gevangen genomen, alsmede wapens en handgranaten werden buitgemaakt.” Bij KB nr 75 d.d. 27 januari 1947 wordt hem het Bronzen Kruis toegekend: Overplaatsingen Bij een reorganisatie van de Bali-Lombok Brigade tot “Y” Brigade wordt hij op 2 augustus 1946 geplaatst bij de Militaire Inlichtingen Dienst van die brigade. In september wordt hij opgeleid voor inlichtingenwerkzaamheden bij Staf “A” Divisie te Soerabaja. Bij een reorganisatie van de inlichtingendienst gaat hij in oktober over naar het Elfde Bataljon van de “Y” Brigade en wordt hij ingedeeld als commandant van de stafcompagnie te Pladjoe. Per 1 februari 1947 wordt hij ontheven van zijn functie als commandant van de Vierde Tir. Compagnie van het Elfde Bataljon en wordt tevens belast met het commando van het “Object” Bagoes Koening. Op 24 maart 1947 wordt hij tijdelijk bevorderd tot kapitein bij het wapen der infanterie KNIL. Acties op grond waarvan hem de Bronzen Leeuw toegekend werd In de periode juli-augustus 1947 raakt zijn gevechtsgroep regelmatig slaags met “opstandelingen”. Van enkele akties zijn gevechtsverslagen bekend die hier kort samengevat worden:
Decorare nr. 19 / maart 2008
12 juli: Nachtelijke aanval op de verstrekte bruggenhoofd bij Moera Merandjat Van deze aanval is geen gevechtsverslag bekend. De belangrijke verkeersbrug werd onbeschadigd heroverd:
Bij deze aanval werden diverse wapens buitgemaakt (2 x 12,7 mitr, 1 x 2 mortier (jap), 2 x 7,7 mitr (jap), 1 sten en veel munitie):
22 juli: Bruggevechten op de verbindingsweg Tanjoeng Radja-Kajoe Agoeng Van deze aanval is geen gevechtsverslag bekend. Het dek van de brug stond in brand. Na de bestorming werd de brand geblust:
18
4 augustus: Nachtelijke akties tegen terroristenbenden bij Kampong Kemelah. Inlichtingen geven aan dat in de kampong Kemelak en Sepantjar vijandelijke concentraties waargenomen zijn, waarbij de bezetting van Kemalak vermoedelijk een voorpost uitmaakt van de bezetting van Sepantjar. De opdracht is de “vijandelijke concentraties” te verwijderen. Met twee pelotons wordt opgetrokken langs de spoorbaan van Batoeradja richting Kemelak. Ongeveer 2 km buiten Batoerdaja worden de pelotons onder vuur genomen. De pelotons voeren een succesvolle tegenaanval uit. Met achterlating van wapens en munitie trekken de aanvallers zich terug. Op zeven plaatsen langs het spoor worden plekken ontdekt waar sabotage voorbereid wordt. Na ongeveer anderhalve kilometer ziet men een patrouille van ongeveer 7 man naderen, de patrouilles zien elkaar haast tegelijkertijd. Na een kort vuurgevecht worden 5 man gedood en één zwaargewond. De pelotons zetten hun opmars naar de kruising van de spoorbaan en weg voort. Na een snelle mars wordt voorbij Sepantjar een blokkade gelegd om terugtrekkende troepen op te vangen. Beperkte vuurgevechten volgen en enkele Indonesiërs geven zich over. Bij daglicht wordt de kampong doorzocht en worden de gewonden door het Rode Kruis verzorgd. 11 augustus: Gevecht bij Sepantjar Op 11 augustus krijgt Laurens opdracht om met een patrouille van 42 man een verkenning langs het baanvak van de spoorbaan BatoeradjaSepantjar uit te voeren. Hiervoor zijn twee baanschouwers van de spoorwegen aan de patrouille toegevoegd. Op ongeveer 5 km van Batoeradja komt de patrouille in een kort vuurgevecht. Van een gevangen genomen strijder wordt vernomen dat men in gevecht is met een groep ter grootte van 75 man, onder bevel van sergeant-majoor Saleh. De groep maakt deel uit van de compagnie van Garoeda Itam waarvan nog 50 man zich zouden bevinden in Sepantar. De gevange verklaart ook dat de weg tussen Kemalak en Sepantar met bomen is versperd. Een deel van de patrouille blijft achter in Kemalak, een deel gaat voort richting Sepantar. Ook kort na vertrek vanuit Kemalak komt men in contact met gehergroepeerde strijders, die zich na vuurcontact beheerst terugtrekken. De kampong Sepantar wordt in een omtrekkende beweging benaderd en de Indonesiërs trekken zich twee
Decorare nr. 19 / maart 2008
kilometer verder terug. De versperringen worden opgeruimd. 20 augustus: Gevecht bij Batoekoening (Batoeradja) Op 20 augustus krijgt Laurens opdracht een verkenningsmissie uit te voeren van Boetaradja naar Batoepoetih. Het doel is inlichtingen te verzamelen over de mogelijke aanwezigheid van boomversperringen op de autowegen en de aanwezigheid en sterkte vast te stellen van troepen in het gebied rond of tussen Boetaradja en Batoepoetih. Hij volgt daarbij een route van Batoeradja naar Batoepoetih, vervolgens langs bospaden naar Batoekoening en vandaaruit langs de autoweg via Poesar terug naar Batoeradja. Onderweg naar Batoepoetih treft Laurens inderdaad boomversperringen op de weg aan. Aangekomen in de kampong A. Lengkajap, 500 meter voor Batoepoetih, besluit hij de kampong aan een onderzoek te onderwerpen. Hij treft geen strijders aan. Wel wordt het kamponghoofd na het aantreffen van bezwarende documenten aangehouden. Hij laat de bevolking van de kampong de wegversperringen opruimen. Aan het eind van de ochtend zet hij zijn groep in beweging voor een mars door moeilijk terrein richting Batoekoening. (In zijn verslag schrijft Laurens: “Sterk wordt de behoefte gevoeld aan indeeling van klewangs voor dit soort marschen, waarbij als vroeger, paden moeten worden gekapt”. Al snel heeft de groep uitvallers door plotseling optredende malaria. Vlak bij Batoekoening steekt Laurens met zijn mannen op een doorwaadbare plaats de rivier Ogan over. Ter plekke ligt een eilandje (zie Afb 8) in de rivier. Plotseling wordt vanuit de kampong op de deels nog wadende en deels op het eilandje aangekomen militairen gevuurd. De groep bevindt zich in een onbeschermde en lagergelegen positie dan de schutters. Onder dekking van eigen vuur bestormt Laurens’ groep de oever. Tijdens de bestorming worden ze stevig onder vuur genomen en wordt één van de Javaanse militairen door een klewang gewond. Door de voorste groep wordt stelling genomen en wacht men tot hergroepering. Na de hergroepering wordt de kampong van West naar Oost en vice versa “schoongeveegd”. Daarbij wordt zowel met vuurwapens als met de hand stevig gevochten. De weerstand is snel gebroken. Door de invallende duisternis besluit
19
Laurens geen veroverde wapens mee te nemen, maar deze onklaar te maken. Hij keert vervolgens met zijn mannen terug naar Batoeradja. Aan eigen zijde valt een licht gewonde, aan de andere zijde vallen 54 doden en worden 9 “opstandelingen” krijgsgevangen genomen. Van de krijgsgevangenen verneemt Laurens dat ze te maken hebben gehad met een verzetsgroep van 150 à 200 man. Op 7 januari 1948 wordt Laurens door zijn bataljonscommandant, Majoor der Infanterie Th.G. Cassa voorgedragen voor een eervolle vermelding. In een toelichting geeft deze aan: “Betrokkene heeft door bovenstaande krijgsverrichtingen getoond de hem reeds eerder verleende koninklijke onderscheiding van het Bronzen Kruis meer dan volkomen waardig te zijn” Op 22 april 1948 wordt de voordracht door de Commissie Onderscheidingen omgezet in een voordacht voor toekenning van de Bronzen Leeuw (Nr. CO/02001/v.H.IV.Ba 10): “Heeft zich, als commandant van de tactische gevechtseenheden, in de strijd tegen terroristische benden in ZuidSumatra, diverse malen onderscheiden door bijzonder moedige en beleidvolle daden. Met een bewonderenswaardig doorzettingsvermogen wist hij, met de onder zijn bevelen gestelde troepen, de overmachtige, fanatieke en goed bewapende benden onverpoosd en met een dermate elan aan te grijpen, dat deze dusdanig werden gedemoraliseerd en verdreven, dat binnen korte tijd rust en veiligheid in de goedgezinde kampongs konden worden gebracht” Persoonlijk leidde hij de volgende acties: − 12 juli 1947 Nachtelijke aanval op de verstrekte bruggenhoofd bij Moera Merandjat, waarbij de belangrijke verkeersbrug onbeschadigd in handen kwam. Eigen verliezen of gewonden: geen. Buitgemaakt: 2 x 12,7 mitr, 1 x 2 mortier (jap), 2 x 7,7 mitr (jap), 1 sten en veel munitie − 22 juli 1947 Bruggevechten op de verbindingsweg Tanjoeng RadjaKajoe Agoeng, waarbij de brug, waarvan het dek reeds in brand stond,
Decorare nr. 19 / maart 2008
stormenderhand werd genomen, zodat de brand tijdig kon worden geblust. − 4 augustus 1947 Nachtelijke akties tegen terroristenbenden bij Kamping Kemelah − 5 augustus 1947 Gevecht bij station Batoeradja − 11 augustus 1947 Gevecht bij Sepantjar − 17 augustus 1947 Gevecht tussen Sepantjar en Martapoera − 20 augustus 1947 Gevecht bij Batoe Koening (Batoeradja) Bij al deze gevechten, aan eigen zijde slechts een enkele gewonde, terwijl de terroristen vele gesneuvelden, gewonden, gevangenen en veel wapening en munitie verloren.” Bij KB nr 23 d.d. 25 maart 1949 wordt hem de Bronzen Leeuw toegekend:
Uitreiking dapperheidsonderscheidingen op 12 augustus 1949.
Deze wordt hem op 12 augustus 1949 door de legercommandant, luitenant-generaal D.C. Buurman van Vreeden opgespeld:
Uitreiking Bronzen Leeuw aan Laurens op 12 augustus 1949.
20
In juni 1948 gaat hij met recuperatieverlof naar Nederland. In oktober 1948 keert hij terug en wordt geplaatst bij het hoofdkwartier te Djakarta. Op 25 Juli 1950 wordt hij naar de Koninklijke Landmacht overgeplaatst en in de rang van kapitein aangesteld als commandant van het Subsistenten-Bataljon Ambon te Meester-Cornelis. Terug naar Nederland, officier bij de Koninklijke Landmacht Op 28 december 1950 vertrekt hij definitief naar Nederland, waar hij op 30 december aankomt. Hij wordt als kapitein geplaatst bij de specialistencompagnie-Instructiebatlajon van het regiment zware infanterie Chassé. Op 21 april 1951 wordt hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau met de zwaarden. Gezien zijn korte verblijf in Nederland, moet de toekenning gebaseerd zijn op zijn inspanningen en verdiensten in de oorlogsjaren en tijdens de politionele acties in dienst van het KNIL.
Decorare nr. 19 / maart 2008
Na diverse functies bij het regiment, voornamelijk in de sfeer van training en opleiding volgt hij begin 1953 de cursus staftechniek. Op 6 december, na terugplaatsing bij het regiment Chassé, ontvangt hij het onderscheidingsteken voor langdurige en trouwe dienst voor officieren. Opmerkelijk is dat deze onderscheiding, net als de medaille voor de Tweedaagse Militaire Prestatietocht (TMPT) uit 1955, nooit deel heeft uitgemaakt van zijn spang met onderscheidingen. Mogelijk heeft hij besloten dat zijn spang na het ontvangen van zijn ridderorde wel voldoende “kleur” had. Op 30 april 1955 wordt hij bevorderd tot majoor en weer aangesteld bij het Regiment Infanterie Chassé.
Laurens als majoor met grootmodel onderscheidingen.
In de navolgende periode wordt hij afwisselend in operationele en staffuncties bij de Infanterie geplaatst. Met ingang van 26 september 1960 wordt hij bij het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene geplaatst, met ingang van 1 december 1960 als plaatsvervangend bataljonscommandant. Na zijn bevordering tot luitenant-kolonel op 1 mei 1961 wordt hij op 1 december 1962 bataljonscommandant van het Garderegiment. In die hoedanigheid heeft hij de eer Prinses Irene te mogen ontvangen (datum onbekend):
21
Ontvangst Prinses Irenebrigade.
Van 15 oktober tot 31 december 1965 krijgt hij buitengewoon verlof. Het is onduidelijk wat zich precies in deze periode afgespeeld heeft. In zijn staat van dienst staat dat hij op 9 juli benoemd wordt als “lid van een commissie tot onderzoek naar onbekwaamheid of ongeschiktheid om in verkregen rang bij zijn wapen te dienen”. Van zijn zoon vernam ik dat hij problemen had met de veranderende mores binnen het leger. Het was de flower-power periode, de periode van hippies, van het afzetten tegen gezag, dat ook zijn weerslag op het leger had. Het is tevens opmerkelijk dat hij in zijn CV uitgebreid ingaat op zijn KNILperiode, maar dat de periode bij de Koninklijke Landmacht slechts bestaat uit twee regels: de recuperatie naar Nederland en zijn ontslag. Het is op zijn minst begrijpelijk dat de eigenzinnige Laurens na al die jaren in een strakke militaire omgeving en met al zijn ervaringen in twee oorlogen, problemen kreeg in deze periode van grote morele verandering. Vrijwillig ontslag uit het leger Op 31 december 1965 wordt hij bij KB. Nr. 14 d.d. 7 December 1965 op eigen verzoek als luitenant-kolonel der Garde Fuseliers Prinses Irene eervol uit de militaire dienst ontslagen. Dat dit met de nodige emoties gepaard moet zijn gegaan blijkt wel uit zijn reactie op het herhaalde verzoek van de Koninklijke Vereniging van gepensioneerd officieren van KL en Klu: “Hooggeachte kolonel, In antwoord op uw brief…U zult zich dan ongetwijfeld herinneren, dat ik u heb toegezegd, op een toetreding tot uw vereniging terug te komen, zodra de omstandigheden dit voor mij wat meer conveniënt hebben gemaakt. Om redenen
Decorare nr. 19 / maart 2008
22
hier verder niet terzake, heb ik de militaire dienst vrijwillig voortijdig verlaten, in de hoop, binnen redelijke termijn in een passende burgerwerkkring opnieuw een carrière te zullen kunnen opbouwen; daarin ben ik tot dusverre (nog?) niet geslaagd. Onder de huidige omstandigheden verteer ik minimaal maandelijks meer dan mijn pensioen bedraagt en zie ik principieel af van alle extra uitgaven….”. Pas in 1967 krijgt zijn burgerloopbaan een nieuwe start als hij de functie van directeur van het Gemeentelijk Jongensinternaat te Ter Apel aanvaardt. In 1970 stapt hij over naar de Dienst Bescherming Bevolking te Leiden waar hij Hoofd van de A-kring Zuid-Holland-a wordt. In 1978 maakt hij de niet zo moeilijke overstap naar de A-kring Zuid-Holland-b te Den Haag. Vanuit die functie gaat hij op 1 mei 1982 vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd met pensioen. BL/BK-oorkonde tbv. de Bronzen Leeuw.
Hij is geruime tijd secretaris van de Vereniging Dragers Bronzen Leeuw en Bronzen Kruis, waarvan hij tevens erelid is. Op 5 mei 1990, tijdens het vierde lustrum van de vereniging ontvangt hij de twee bekende oorkondes: BL/BK-oorkonde tbv. Bronzen Kruis.
Feuris Desiré Laurens overlijdt op 13 april 1996, op 79-jarige leeftijd, te Leiderdorp.
Decorare nr. 19 / maart 2008
Bronnen − Bronzen Leeuw, Bronzen Kruis, Dapperheidsonderscheidingen; H.G. Meijer; de Bataafsche Leeuw; 1990 − Nationaal Archief; Commissie Gedragingen en Commissie Onderscheidingen van het KNIL; toegang 2.10.58 bestanddeel 1865
23
− Ministerie van defensie, Bedrijfsgroep Informatievoorziening Dienstencentrum Documentaire Informatie, Bureau Registratie en Informatie Ontslagen Personeel; staat van dienst F.D. Laurens − Archief Laurens, privé-bezit schrijver
De onderscheidingen van F.D. Laurens: Boven: Ridder in de Orde van Oranje-Nassau met de zwaarden (21/4/51), Bronzen Leeuw (25/3/49), Bronzen Kruis (27/1/47), Oorlogsherinneringskruis met de gesp ‘Nederlands-Indie 1941-1942’ (20/12/47), Ereteken voor Orde en Vrede met de gespen ‘1946’, ‘1947’ en ‘1948’ (17/12/48) plus later ‘1949’, Vaardigheidsmedaille van het KNIL in brons, Vaardigheidsmedaille NOC in brons en Vierdaagsekruis. Onder: Draaginsigne Gewonden, TMPT-kruis (3 maal 26/5/55; 21/6/56; 11/7/57), Onderscheidingsteken voor langdurige dienst als officier (XV 6/12/53) (XX 6/12/58) (XXV 6/12/63)
Decorare nr. 19 / maart 2008
24
English summary The decorations of F.D. Laurens Recently a medal set belonging to Fleuris Desiré Laurens, one of the most highly decorated Dutch officers was offered to me by his son. Together with the set came several documents and a photobook. This made it possible to reconstruct a large part of his career. Laurens was (amongst others) decorated Knight in the Order of Orange Nassau (with the swords), Bronze Lion and the Bronze Cross. Laurens started his career as cadet on the Royal Military Academy in Breda. After graduation he was transferred to the Netherlands Indies. In World War II he fought against the Japanese. After the capitulation he was transferred tot a POW-camp. When the war ended he resumed his active duties as officer. During the politional actions of the Royal Netherlands Indies Army he distinguished himself in several actions against the (then called) rebels. After independence of Indonesia he returned definitely to the Netherlands and continued his career as officer in the Royal Netherlands Army. He finally became commanding officer of the Princess Irene Brigade. After a dispute he left the Army at the end of 1965. Until his retirement he served respectively as director of a boys-boarding school and as regional head of the civil-protection organisation.