Maart 2012
Vakbonden en sociale bescherming: tijd voor het echte werk
FRANCINE MESTRUM Poliargus gastbijdrage
2
Vakbonden en sociale bescherming: tijd voor het echte werk c
Nu de vele en moeilijke discussies over de staking van 30 januari achter de rug zijn, is de tijd gekomen om na te denken over de hervormingen die echt nodig zijn. Volgens mij is dat een herdachte en brede sociale bescherming, met sociale zekerheid, sociale bijstand, openbare diensten, het arbeidsrecht en milieugerelateerde rechten. Wie wil er over praten?
Van op afstand bekeken is het vaak makkelijker een oordeel te vormen. Misschien komt dat omdat je niet echt volledig op de hoogte bent van alle details. Misschien komt het ook omdat je makkelijker naar de essentie gaat en overbodige details achterwege kan laten. Ik was op 30 januari in het buitenland. Via internet kon ik de grote lijnen van het debat voor of tegen de staking volgen. Het kwam mij heel vreemd voor, en ik stond vooral verbaasd van het aantal progressieve vrienden die twijfel hadden bij de staking. Hoe kon dit? Ik wil in dit artikel aangeven waarom ik vóór de staking was en waarom ik tegelijk heel wat vragen heb die volgens mij toch wel dringend moeten worden aangepakt.
Een verhaal van dertig jaar Vakbonden spelen een unieke rol in onze samenleving. Uniek, omdat ze een eeuwenoude traditie van strijd hebben, omdat ze volledig geïnstitutionaliseerd zijn en omdat ze blijvend een vinger aan de pols van de werkende samenleving houden. De vakbonden onverantwoord gedrag verwijten, lijkt me niet echt gepast. Zelden heb ik vakbonden zo voorzichtig weten zijn, zelden heb ik elders in de wereld vakbonden gezien die zo intensief overleggen met het bedrijfsleven en met de overheid. De linkerzijde stelt graag dat ‘de basis’ veel radicaler wil zijn dan de omzichtige top, de rechterzijde stelt dan weer vast dat diezelfde ‘basis’ bijzonder behoudsgezind is geworden en niet langer bereid is de nek ver uit te steken. Ik weet niet wie gelijk heeft, maar veronderstel dat dit wel zal afhangen van de sectoren en de feitelijke arbeidsvoorwaarden en werkomstandigheden. Maar wat ik ook weet, en hier komen we bij de toestand van vandaag, is dat sterke vakbonden een doorn in het oog zijn van neoliberalen. Vandaar ook dat ik de actie van 30 januari ten volle heb gesteund. Al tien jaar lang proberen sommige economen en journalisten ons te vertellen dat het ‘neoliberalisme voorbij is’. Dit is een bijzonder boude bewering die nergens door gestaafd wordt. Het klopt zeer zeker dat op theoretisch vlak de stellingen van von Hayek en Friedman onderuit werden gehaald en vooral door de feiten worden tegengesproken, maar een theoretische tegenspraak of empirische falsificatie betekent nog niet dat ideologen ook hun speeltje willen thuis laten. De stelling van de ‘homo economicus’ is al zo’ n honderd jaar geleden afdoende ondermijnd, maar toch wordt ze nog steeds gehanteerd.
3
Vakbonden en sociale bescherming: tijd voor het echte werk c
Het neoliberalisme, zo zou inmiddels duidelijk moeten zijn, is geen economisch maar een sociaal en politiek project. Het is een politiek project omdat men een ander soort Staat wil invoeren, een Staat die in dienst staat van de markt, een ‘sterke Staat’ die de macro-economische evenwichten (de ‘fundamentals’) moet garanderen, die de concurrentie en de eigendomsrechten moet beschermen, voor politieke en sociale stabiliteit moet zorgen, en de consumentenrechten wil beschermen. Het is géén Staat die ook sociale of economische rechten beschermt of moet zorgen voor sociale integratie. Het zijn precies die taken die de afgelopen jaren ook in West-Europa worden afgebouwd. Het is een ‘sociaal’ project in de beperkte zin dat mensen niet van honger mogen omkomen en hun recht op overleven moet worden beschermd. Vandaar dat men wel kan leven met een vorm van ‘armoedebestrijding’ en zelfs van basisinkomen, maar niet met sociale bescherming. Sociale bescherming mag er wel zijn, maar mag niet worden geleverd door de overheid. Mensen kunnen alle verzekeringen die ze willen, kopen op de markt. Het is dat project dat haarfijn wordt uitgelegd in de vele documenten van de Wereldbank, en ook al dertig jaar lang wordt toegepast in alle derde wereldlanden. Het doet in dat opzicht wat wrang aan om nu bij ons de linkerzijde te zien fulmineren als Duitsland voorstelt om de Griekse begroting rechtstreeks onder controle te houden. Precies dat is al decennia bezig in de meeste Afrikaanse landen, waar ambtenaren van het IMF hun kantoor hebben op het Ministerie van Financiën. In veel gevallen is de minister zelf, of zelfs de eerste minister een ex-ambtenaar van het IMF of de Wereldbank. Hij is het ook die verantwoordelijk is voor de zogenaamde armoedebestrijding. Weet men dat dan niet of vindt men dat in Afrika minder erg? Hoe dan ook, wat dit neoliberale beleid in de praktijk betekent, kan men het best analyseren in Latijns-Amerika of Afrika. Openbare diensten zijn er nog nauwelijks, alles is geprivatiseerd, men probeert aan ‘armoedebestrijding’ te doen met een ‘bolsa familia’ of met een basispensioen. Laat hier geen misverstanden over bestaan: deze maatregelen zijn positief en beter dan niets, maar kan er iemand in Brazilië overleven met 50 US$ per maand of in Ecuador met 35 US$ per maand? Moeten we victorie kraaien omdat men de ‘extreme armoede’ met de helft wil verminderen op vijfentwintig jaar tijd? Weet iemand wat het is om ‘essentiële sociale diensten’ ter beschikking te stellen van de bevolking? Jawel, ook dat is beter dan niets, maar het betekent nog altijd dat een kindje met een lichte hartwijking zal sterven, dat een vrouw van 40 met borstkanker zal sterven, en dat een man van 60 met prostaatkanker zal sterven, zonder behandeling. Wie denkt dat dit soort toestanden hier toch nooit zullen voorkomen, kan beter eens kijken naar wat er gebeurt in de Verenigde Staten en in het Verenigd Koninkrijk. Nu al worden oude mensen van boven de 60 vaak niet langer behandeld voor kanker, want dit is te duur en die mensen zijn toch niet langer productief. Nu al worden dure behandelingen geweigerd, niet door het medisch personeel maar door verzekeringsmaatschappijen, aan al wie onvoldoende kan betalen. Er zit een gelijkaardige perverse logica achter het hier opgang makende ‘sociale investeringsverhaal’ dat mensen vooral meer inzetbaar en productief wil maken. Het betekent dat aan de universiteiten de niet-marktgerichte faculteiten worden opgedoekt of dat er erg duur voor betaald moet worden. Het betekent dat sociaal-culturele verenigingen niet langer gesubsidieerd worden als ze mensen niet meteen aan een job helpen of hen ‘sociaal nuttig’ laten zijn.
4
Vakbonden en sociale bescherming: tijd voor het echte werk c
Het betekent dat alles, maar dan ook alles, tot koopwaar wordt herleid. Dat steden geen straatnaambordjes meer kunnen plaatsen zonder sponsoring. Het betekent dat grote ondernemingen in feite de macht overnemen. We weten al jarenlang welk beleid er op ons afkomt maar willen dat blijkbaar nog niet onder ogen zien. Toch kan er niet fel genoeg tegen geprotesteerd worden. Want wat er uiteindelijk achter schuil gaat is nog steeds de stelling van Margaret Thatcher: ‘There is no such thing as society’, er zijn enkel individuen die moeten ingezet worden op de markt, die competitief en flexibel moeten zijn en alles wat ze hebben moeten geven aan de markt. Ik wil graag een afspraak maken, over vijf jaar, met al diegenen die vandaag stellen dat ik overdrijf.
Het probleem met de vakbonden Dit gezegd zijnde, is er natuurlijk wel een ernstig probleem met de vakbonden. Maar het is niet in het heetst van de strijd dat moeilijke thema’s moeten worden aangesneden. Van zodra de rust is weergekeerd, zou het echter wel goed zijn een ernstig debat te beginnen over een paar punten. Het eerste probleem is de institutionalisering. Voor de linkerzijde moet de vakbond zo snel als mogelijk opnieuw zijn autonomie herwinnen en een echte ‘strijdorganisatie’ worden. Dat klinkt goed, maar tegelijk moeten we beseffen dat het juist door de goede verstandhouding met het bedrijfsleven, de regeringspartijen en de overheidsinstellingen is, dat de vakbonden tot hier toe de ergste hervormingen hebben weten tegen te houden. Niet voor niets heeft men de schuldencrisis moeten boven halen om nu echt drastische hervormingen op te leggen. Maar dat sommige sp.a ministers nu openlijk afstand nemen van de vakbond, is geen goed signaal. Op Europees niveau is iets vergelijkbaars bezig. Het EVV is altijd een groot voorstander geweest van de Europese eenmaking en kon door haar financiële afhankelijkheid van de Europese Commissie trouwens moeilijk een harder standpunt innemen. Vandaag lijkt men wel op een keerpunt te staan en is men bereid het nieuwe economische bestuur af te wijzen. We staan dus op een kruispunt. Hoe dit probleem moet worden opgelost, kan ik niet zeggen, maar het stelt de vakbonden voor een moeilijke keuze en dit debat moet dringend gevoerd worden. Het tweede probleem is dat van de-syndicalisering. België is samen met enkele weinige landen een koploper qua aantal vakbondsleden, maar wereldwijd loopt de syndicaliseringsgraad sterk terug. Men kan in dit verband nadenken over de aantrekkingskracht van het vakbondswerk, hoewel elke werknemer bij ernstige problemen in zijn bedrijf wel meteen begrijpt hoe belangrijk het is om collectief te kunnen reageren en een vertegenwoordiger te hebben. Een veel belangrijker factor in het dalend aantal leden is echter de groter wordende kwetsbaarheid van werknemers. Het ‘precariaat’ van mensen met een tijdelijk contract, van stagiairs, van schijnzelfstandigen en zo meer groeit zeer snel. Het is evident dat deze mensen niet makkelijk hun baan laten staan om deel te nemen aan een staking. Het feit dat de postdiensten blijkbaar goed hebben gefunctioneerd op 30 januari is hier het sprekend voorbeeld van. Vervang vastbenoemde postbedelers door flexibel inzetbaar tijdelijk personeel en het komt voor elkaar. Een werkgever die kan dreigen met een mogelijke delokalisering zal eveneens een grotere volgzaamheid van zijn werknemers kunnen verwachten.
5
Vakbonden en sociale bescherming: tijd voor het echte werk c
Een vraag die al jarenlang op tafel ligt is die van de instrumenten waarmee verzet kan worden aangetekend. Het is duidelijk dat een staking in het openbaar vervoer niet populair kan zijn en dat mensen vasthouden op de luchthaven op de eerste vakantiedag tot heel wat ongenoegen leidt. Als de staking wordt georganiseerd wegens ernstige inbreuken op het arbeidsrecht, zou men misschien ook enige solidariteit van de reizigers kunnen verwachten, maar helaas is dat niet altijd het geval. Toch zou de vakbondsstrijd aan aantrekkingskracht winnen, zo dunkt me, met enkele ludieke acties die ook makkelijker de media halen. De druk op de werkgever schuift daarmee van materieel naar moreel, maar het lijkt me de moeite om te proberen die weg in sommige gevallen te bewandelen.
Het pijnpunt van de sociale bescherming De sociale zekerheid staat onder druk. Gezondheidszorg wordt te duur, we leven te lang voor onze pensioenen, werkloosheidsvergoedingen worden in de tijd beperkt. Tegelijk wordt er voortdurend op gewezen dat het geld moet gaan ‘naar wie het echt nodig heeft’, versta ‘de goede armen’, zij die bereid zijn voor een habbekrats een baantje aan te nemen. Dat armoedebestrijding niet hun verantwoordelijkheid is, hoor je de vakbonden vandaag niet meer zeggen, maar de mentaliteit is toch nog steeds niet echt veranderd. Werknemers met een vaste baan zien de dreiging niet en beseffen niet dat arme mensen worden gebruikt als excuus om de sociale bescherming af te bouwen. Ook armoedeverenigingen gaan makkelijk met dat verhaal mee, ‘wij moeten eerst aan de beurt komen’. Het zou voor iedereen moeten duidelijk zijn dat armoede nooit kan opgelost worden als men continu armoede creëert. Een vermindering van de sociale zekerheid – van pensioenen, van werkloosheidsuitkeringen – leidt rechtstreeks tot armoede. In België zou niet 15 % maar 28 % arm zijn mocht er geen sociale zekerheid bestaan. De beste garantie voor armoedebestrijding is dus een goede sociale zekerheid en een stopzetting van het verarmingsproces. Dat is iets wat ook de vakbond moet interesseren. Wie nadenkt over hoe sociale zekerheid – verzekeringen – met een strijd tegen de armoede kan worden verzoend, botst al gauw op een aantal problemen die laten zien dat die sociale zekerheid misschien toch eens onder de loep kan worden genomen. De afgelopen vijftig jaar is de sociale en economische realiteit zo veranderd, dat het een wonder mag heten dat het systeem dit alles heeft overleefd. Het kostwinnersmodel kan niet langer van toepassing zijn, vrouwen zijn massaal op de arbeidsmarkt aanwezig, een deel van de bedrijven kan makkelijk van dag op dag naar het ander eind van de wereld verhuizen, jonge mensen gaan met plezier een of meer jaren in het buitenland werken, veel werknemers zijn maar wat bij met flexibele werkuren als hun rechten en hun inkomen daarmee niet in het gedrang komen, migranten komen hier het werk doen waar binnenlandse arbeiders ‘te duur’ voor geworden zijn… Kortom, onze sociale bescherming kan best een opboetsbeurt gebruiken. Een grondige herstructurering van de verzorgingsstaat kan niet op één, twee, drie gebeuren, maar zal langdurig overleg en studiewerk vragen. Onze academici – op wie ik geen kritiek wil hebben – zijn voortdurend bezig met het bestuderen van alle details in de armoedebestrijding, van de mogelijke misbruiken in de sociale zekerheid, van de doelmatigheid van alle maatregelen om te zien hoe mensen beter
6
Vakbonden en sociale bescherming: tijd voor het echte werk c
‘inzetbaar’ kunnen worden, en zo meer. Maar wie durft er na te denken over een grote hervorming? Over een herdenken van wat vandaag, in de 21ste eeuw, sociale bescherming zou moeten en zou kunnen zijn? Met andere woorden, hoe kunnen wij zelf in het offensief gaan met een aantrekkelijk alternatief? Een status quo is géén alternatief, maar de onaflatende aanvallen van de liberalen verdienen wel een krachtig antwoord. Maar welk antwoord? En wat bedoelen we met een ‘sociaal Europa’? De solidariteit staat onder druk. Al twintig jaar lang worden mensen murw geslagen met stellingen die menen dat collectief handelen geen zin heeft, dat iedereen best zichzelf verdedigt en verzekert, dat vakbonden archaïsch zijn. De neoliberale rechterzijde gebruikt het armoedeverhaal om de verzorgingsstaat af te bouwen, de linkerzijde gebruikt het armoedeverhaal om het kapitalisme te veroordelen. Wie durft dit grote dossier aan te pakken? Wie durft te praten over een progressieve hervorming vooraleer de neoliberale vloedgolf alles tot puin herleidt? De linkerzijde denkt soms dat dit goed zou zijn, omdat op die manier de echte revolutie tot stand kan komen. Terwijl die zelfde linkerzijde zichzelf nog altijd schromelijk overschat en niet beseft hoe extreemrechts met de kluif van de politieke macht zou gaan lopen bij grote sociale onrust. Wie twijfelt over hoe het met de sociale zekerheid en de armoedebestrijding kan aflopen, kijkt best eens rond in de wereld. Straks wordt met veel poeha een ‘sokkel van sociale bescherming’ voorgesteld die niets meer is dan een op rechten gebaseerde armoedebestrijding. Niets mis mee, zeker niet, maar verdienen mensen niet meer? Moeten we niet in eerste instantie onze samenleving zelf beschermen? Moeten we aan sociale bescherming niet een andere doelstelling meegeven, met name het beschermen van het leven in het algemeen en van het sociale leven in het bijzonder? Moeten we niet proberen ook de gevolgen van de klimaatverandering mee op te vangen voor de (arme) slachtoffers er van? Moeten we de arbeidsrechten, zoals de collectieve onderhandelingen – die nu door het Europees economisch bestuur worden bedreigd – niet beter wettelijk beschermen? Moeten we de armoede niet illegaal verklaren en ze in elk geval bestrijden d.m.v. een niet aan bijdragen verbonden systeem dat iedereen een recht op waardigheid verschaft? Sommige hervormingsvoorstellen uit de groene politieke familie spreken van meer wederkerigheid tussen mensen, van meer onderlinge solidariteit. Dat kan zeker positief zijn, maar er is geen enkele reden om de rechten af te bouwen die in een Universele Verklaring zijn goedgekeurd en nog veel te weinig echt in de praktijk worden gebracht. Net zoals de internationale armoedebestrijdingsprogramma’s aan het mislukken zijn, maar ondertussen wel de bestaande sociale bescherming hebben afgebouwd en geprivatiseerd, zo zal men ook in West-Europa alles doen om het unieke sociale model dat hier werd opgebouwd, te vernietigen. Daarom was de staking meer dan gerechtvaardigd. Hoe vaak krijgen we niet te horen dat elke periode van crisis ook tegelijk een opportuniteit is? Laat ons deze opportuniteit daarom gebruiken, met de vakbonden en met de armoedeorganisaties, om na te denken over hoe het verder kan. Hoe we van dit ‘Europese sociale model’ weer een echt model kunnen maken. En tonen dat de dynamiek van de sociale bewegingen nog niet verdwenen is.
7
Vakbonden en sociale bescherming: tijd voor het echte werk c
Over de auteur(s) Francine Mestrum is doctor in de sociale wetenschappen. Zij doet onderzoek naar globalisering, armoede, ontwikkeling en internationale organisaties. Zij doceerde lang aan het HIVT / RUCA (thans Hogeschool Antwerpen). Zij is lector aan de Université Libre de Bruxelles. Zij is lid van de Internationale Raad van het Wereld Sociaal Forum. Haar eerste boek Globalisering en armoede (2002). Over het nut van armoede in de nieuwe wereldorde ging over de schijn van de armoedebestrijding in een neoliberaal beleid. Haar tweede boek 'De rattenvanger van Hamelen', gaat over de Wereldbank, armoede en ontwikkeling. In september 2010 komt haar nieuwe boek uit: Ontwikkeling en solidariteit. Ze was ook co-auteur van 'Tax Justice. Putting Global Inequality on the Agenda'. Over Poliargus Poliargus is een onafhankelijk forum binnen de democratisch socialistische en ecologische beweging. Het forum komt op voor vrijheid, democratie en solidariteit. Het vrijheidsstreven betekent de maximalisatie van levenskansen door het wegwerken van structurele ongelijkheden. Structurele ongelijkheden zijn relatief: sociale groepen hebben minder kansen omdat andere groepen er meer hebben. Structurele bronnen van ongelijkheid zijn in de hedendaagse maatschappij ondermeer sociale klasse, etniciteit, queer, en gender. Echte vrijheid is pas mogelijk bij een vergaande politieke en economische democratisering. Machtsbronnen moeten gedemocratiseerd worden. Het onttrekken van specifieke levensdomeinen aan de liberale marktwerking (decommodificatie) is hiervoor een noodzakelijk middel. Democratisering wordt echter gedragen door solidariteit. Die solidariteit moet zowel met doelrationele (solidariteit werkt beter) als waarderationele (solidariteit is een belangrijke waarde op zich) argumenten verdedigd worden. Om bovenstaande redenen schrijft dit forum zich in de democratisch socialistische en ecologische beweging in. Vanuit dit ideologische kader streeft dit forum twee concrete doelstellingen na. Enerzijds willen we een constructieve bijdrage leveren aan het maatschappelijke debat door in te spelen op actuele thema’s. Anderzijds willen we de ideologische onderbouw van de brede linkse beweging verstevigen. Op deze manier wil dit forum de publieke opinie naar links doen opschuiven. Stevig buiten de ideologisch hegemonische lijntjes kleuren is de uitdaging. Meer info: www.poliargus.be