MAGAZINE VERENIGINGSBLAD ROT TERDAMS GEZONDHEIDSRECHT DISPUUT JAARGANG 2 NUMMER 5 S E P T E M B E R 2015
Nazomerspecia l
Maak kennis m et de docenten en s tudenten van de master vana f p.10 WANTED
Redacteur (m/v) P.25 Annelie van Varik: Winstuitkeringen in de zorg p.8 Martin Buijsen: Medisch beroepsgeheim verder onder druk p.10 Melodi Tamarzians: Banen vinden p.21
Voorwoord Hier is ie dan: de speciale editie van het RGD Magazine. Een iets minder inhoudelijk nummer dan u wellicht van ons gewend bent, maar dat was ook de bedoeling. Deze editie is bedoeld voor de nieuwe masterstudent en alle huidige masterstudenten die nieuwsgierig zijn naar wat je zowel tijdens je master
2
RGD Magazine nr 5
als na deze master kunt gaan doen. De nieuwe studenten kunnen in deze editie kennismaken met een aantal docenten van de master Recht van de Gezondheidszorg. Blader dus snel naar pagina 10. Zoals in het voorwoord van editie 4
al vermeld, zullen wij bij deze nu écht onze pennen neerleggen. Voor een tweede keer afscheid nemen valt ons een beetje zwaar, dus sluiten wij dit bondige voorwoord af met het volgende verzoek: bent of kent u iemand die zich dit studiejaar wil inzetten voor het RGD Magazine? Aarzel dan niet om contact
op te nemen (ja, het kost tijd en nee, dat hoeft niet te betekenen dat u vertraging oploopt. Het is ons immers ook gelukt in 1 jaar). Namens de redactie, veel leesplezier gewenst en tot ziens!
RGD Magazine nr 5
3
In dit nummer
Maak kennis met je docenten
Net bego aan een Stage-ervaringen op een rij p .20
8 10
ACTUALITEIT
Annelie van Varik: Winstuitkeringen in de zorg
OPINIE
Martin Buijsen: Medisch beroepsgeheim verder onder druk
4
RGD Magazine nr 5
21 25
NA JE STUDIE
Melodi Tamarzians: Banen vinden UIT DE PRAKTIJK
mr. R.M. van den Boogert-Val: De zitting
onnen n baan
colofon Het RGD Magazine is een uitgave van het Rotterdams Gezondheidsrecht Dispuut en verschijnt circa vier keer per jaar. Jaargang 2 Aflevering 5 September 2015 Hoofdredacteur Anne Rietveld Eindredactie Felice van Noort Anne Rietveld
Vanaf p .10
Redactie Felice van Noort Karin van den Akker Quirine Hensen Otto Casteleijn Anne Rietveld Vormgeving Otto Casteleijn
Vanaf p .24
Website www.rgdispuut.nl Contact
[email protected] Sponsoring en adverteren:
[email protected] Social media facebook.nl/RGDispuut twitter.com/rgdispuut
Frank Barendrecht: Het recht van de sterkste p .28
RGD Magazine nr 5
5
Aan dit nummer werkten mee: Annelie van Varik, Martin Buijsen, Rob Kottenhagen, André den Exter, Ageeth Klaassen, Iris Bakx, Mai Fleetwood-Bird, Eline Huisman, Alderik Merema, Chinook Nielsen, Inge Meuleman, Melodi Tamarzians, Astrid van der Wal, Dinh-Vu Nguyen, Toby Hollen, Marjolein Timmers, Rowena van den Boogert-Val, Frank Barendrecht, Kenneth Watson en Nino van der Meer Mohr
Actualiteiten
Verplicht VOG in de zorg? Patiënten federatie NPCF en beroepsvereniging V&VN zijn van mening dat zorgmedewerkers verplicht moeten worden om in het bezit te zijn van een Verklaring omtrent het gedrag (VOG). Volgens V&VNwoordvoeder Francis Bolle is het verminderen van risico’s in het belang van een veilige omgeving voor de patiënt. Een VOG wordt afgegeven door het ministerie van Veiligheid en Justitie en is een verklaring waaruit blijkt dat iemand in het verleden geen strafbare feiten heeft gepleegd die een bezwaar kunnen vormen voor het uitoefenen van zijn of haar functie. Er is al eerder een wetsvoorstel met de VOG-plicht ingediend. Deze werd geschrapt omdat de meerderheid het niet wenselijk vindt om iedereen in de zorg – circa 1,3 miljoen mensen - te verplichten tot een VOG. Wel is er een algemene maatregel van bestuur in voorbereiding om deze plicht in te voeren voor nieuwe medewerkers in de geestelijke gezondheidszorg en langdurige ouderenzorg. Terughoudendheid komt mede voort uit de vrees voor administratieve rompslomp en de twijfel over de vraag of een verplichting de kwaliteit van de zorg bevordert. Bron: De Volkskrant
6
RGD Magazine nr 5
NPCF: Patiënt vooraf informeren inzage dossier De patiëntenfederatie NPCF is van mening dat patiënten vooraf moeten worden geïnformeerd wanneer een verzekeraar inzage wenst in hun medisch dossier. Zorgverzekeraars hebben onder andere als taak om het declaratiegedrag van zorgverleners te controleren. Hierbij kan als zwaarste vorm van controle een medisch adviseur in dienst van de zorgverzekeraar een patiëntendossier inzien. Momenteel worden patiënten hiervan niet op de hoogte gesteld. Bovendien stelt de NPCF dat zorgverzekeraars enkel in het uiterste geval gegevens mogen opvragen. Wanneer informeren vooraf niet kan, moet achteraf zeker geïnformeerd worden. Bron: Skipr.nl
Op de hoogte blijven? Bezoek rgdispuut.nl
LoveSteve verkoopt buitenlandse medicijnen De voormalig CEO Sjaak Vink van het omstreden bedrijf MyTomorrows heeft een nieuw bedrijf opgericht dat voor ernstig zieke patiënten wereldwijd medicijnen gaat inkopen die in andere landen al zijn geregistreerd. Het nieuwe bedrijf van Vink, LoveSteve, wil patiënten over de hele wereld helpen bij tijdrovende procedures om medicijnen uit het buitenland te importeren. De Volkskrant meldde dat het om onder andere kankermedicijnen gaat die in de Verenigde Staten al op de markt zijn en een middel tegen ALS dat in Japan is geregistreerd. Waar het bedrijf MyTomorrows ongeregistreerde medicijnen op de markt bracht, gaat het bij dit nieuwe bedrijf wél om geregistreerde medicijnen. Hoewel de Volkskrant aangeeft dat LoveSteve minder omstreden is doordat het geregistreerde medicijnen betreft, zijn er toch een aantal kanttekeningen bij het nieuwe bedrijf te plaatsen. Zo moeten Nederlandse patiënten de medicijnen zelf betalen, wanneer deze nog niet in Nederland geregistreerd zijn. De kosten hiervoor kunnen hoog oplopen, dus dit initiatief is niet voor iedereen haalbaar (en betaalbaar). Een tweede kanttekening is dat er in Nederland al een systeem bestaat waarbij kankermedicijnen die in de Verenigde Staten wel, maar in Nederland nog niet zijn geregistreerd, in schrijnende gevallen toch door Nederlandse patiënten kunnen worden gebruikt. Er bestaat een speciale regeling waarbij de farmaceutische bedrijven de kosten betalen. Bron: De Volkskrant
Teveel lichaamsdonoren voor wetenschap Hoewel andere landen kampen met tekorten, heeft de wetenschap in Nederland een overschot aan lichaamsdonoren. Het is zelfs zo dat zes van de acht medische faculteiten geen aanmeldingen meer accepteren van mensen die hun lichaam willen doneren aan de wetenschap. Er zijn jaarlijks zo’n 750 donorlichamen nodig voor onderwijs en onderzoek en er staan ongeveer 20 duizend mensen ingeschreven bij medische faculteiten. Cultureel antropoloog Sophie Bolt van de Radboud Universiteit vermoedt dat de secularisatie in Nederland een van de oorzaken is van het groeiend aantal lichaamsdonoren. Daarnaast noemt zij vergrijzing, individualisering en publicaties in de pers als mogelijke redenen. Samenwerking met het buitenland zou een mogelijkheid zijn maar Nederlandse universiteiten staan daar nog niet om te springen. Naast afstand speelt ook een toegenomen besef van morele verantwoordelijkheid een rol. Donoren moeten van tevoren geïnformeerd zijn over de mogelijkheid en men wil er zeker van zijn dat het elders goed in orde is. Bron: Skipr.nl
RGD Magazine nr 5
7
Winstuitkeringen in de zorg
Winst. In veel sectoren in onze economie is dit de basis om een bedrijf innovatief en concurrerend te houden. De zorg is hier echter een uitzondering op. Geld wat bestemd is voor de zorg, moet immers ook echt aan zorg worden uitgegeven. In 2006 werd een nieuw zorgstelsel ingevoerd, waardoor er ook meer marktwerking ontstond in de zorg. Zorgaanbieders moesten vanaf toen concurreren met andere zorgaanbieders in de regio. Het idee was dat patiënten echt wat te kiezen kregen als zij zorgaanbieders konden vergelijken op prijs en kwaliteit. De kosten voor zorg zouden dalen en de kwaliteit ervan zou stijgen. Dit klinkt als een droomscenario. Dat dit droomscenario niet onomstreden is, blijkt wel uit de duur van de behandeling van een wetsvoorstel wat minister Schippers van VWS in 2012 indiende. Als vervolg op het invoeren van meer marktwerking werd het wetsvoorstel ‘Winstuitkering in de zorg’ bij de Tweede Kamer ingediend. Dit wetsvoorstel zou het voor aanbieders van medischspecialistische zorg mogelijk maken om winst uit te keren aan investeerders. De behandeling in de Tweede Kamer duurde zo’n 2 jaar en bij de behandeling in de Eerste Kamer in december 2014 is er om een advies van de Raad van State gevraagd. Minister Schippers is er drie jaar na dato dus nog steeds niet zeker van dat het wetsvoorstel daadwerkelijk wordt aangenomen. De minister verwacht veel van het wetsvoorstel. Zij verwacht dat private investeerders ervoor kunnen zorgen dat er doelmatiger wordt gewerkt en 8
RGD Magazine nr 5
dat de kwaliteit zal gaan stijgen. Voor zogenoemde ‘cowboys’ is zij minder bang, omdat er strikte voorwaarden zijn opgenomen in het wetsvoorstel. Zo moeten investeerders minimaal drie jaar wachten, voordat er winstuitkeringen mogen worden gedaan. Voordat die uitkeringen gedaan mogen worden, moet er nog toestemming zijn van het bestuur en de IGZ en moet er worden voldaan aan solvabiliteitseisen. Voor korte termijn investeerders is de zorg dus veel minder interessant. Daarnaast zijn lange termijn investeerders gebaat bij continuïteit en een goede reputatie van de zorgaanbieder. Anders kiezen de patiënten een andere zorgaanbieder en wordt er aan het einde van de rit niets verdiend. Toch kan de politiek ook de lange termijn investeerders niet de vrije hand geven. Daarvoor zijn de belangen die spelen in de zorg te groot. Op grond van artikel 22 van de Grondwet heeft de overheid namelijk de verplichting om maatregelen te nemen die de volksgezondheid bevorderen. Dit houdt in dat de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg minimaal gewaarborgd moeten blijven. Als het wetsvoorstel wordt doorgevoerd en deze publieke belangen niet worden gewaarborgd, bestaat het gevaar dat bepaalde bevolkingsgroepen geen toegang meer hebben tot kwalitatief goede zorg. Dit kan ontstaan doordat zorgaanbieders selecteren op bepaalde groepen patiënten die financieel interessanter zijn. Een ander punt van zorg is dat door de vergrijzing en medische innovatie de zorgkosten snel zullen stijgen. De nominale premie stijgt
actualiteit
Annelie van Varik Bestuur 2014 -2015
daardoor ook en mensen kunnen hun zorgpremie niet meer betalen. Patiënten kunnen dan de zorg gaan mijden en komen dan pas in een later stadium bij een arts terecht waardoor er duurdere behandelingen nodig zijn om de klachten te verminderen/verhelpen. Ook de kwaliteit blijkt een heikel punt. Het is erg lastig om de kwaliteit van zorg objectief te kunnen waarnemen. De meest objectieve maatstaven op dit moment zijn de eisen die de Kwaliteitswet stelt aan zorgaanbieders. Zorgverzekeraars zouden op basis van prijs en kwaliteit van zorg de behandelingen moeten inkopen, maar dat blijkt lastig. Daardoor wordt er vooral naar de prijs gekeken. Door alleen op prijs te concurreren met andere zorgaanbieders, kan het voorkomen dat er maatregelen worden genomen die de kwaliteit van zorg niet altijd ten goede komen. Het kwartje kan natuurlijk ook de andere kant op vallen, namelijk dat de kosten omlaag gaan en er meer specialisatie plaatsvindt. Dit kan leiden tot een hogere kwaliteit, omdat bepaalde lastige behandelingen vaker gedaan worden. Deze vorm van specialisatie kan ook leiden tot lagere kosten. Door een behandeling vaak uit te voeren, gebeurt dit efficiënter en kunnen eventuele complicaties eerder worden herkend. Dit is ook in het belang van de patiënt. Al met al is het toestaan van winstuitkeringen in de zorg voor de minister een belangrijk onderdeel van haar beleid, omdat het grote besparingen kan opleveren. De minister zal er dus alles aan doen om dit wetsvoorstel door het parlement te krijgen. Het waarborgen
van de in de zorg spelende publieke belangen blijft een lastige kwestie, maar is daarom niet minder belangrijk. Het is en blijft dus zoeken naar een wankel evenwicht. VOETNOTEN [1] Kamerstukken II 2011/12, 33168, nr. 2 (Wetsvoorstel). [2] E. Plomp, ‘Wetsvoorstel voorwaarden voor winstuitkering aanbieders medisch-specialistische zorg’, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2012(6), p. 553-554. [3] K. Meersma 2010, p. 4. [4] R. van Kleef, E. Schut & W. van de Ven, ‘Evaluatie Zorgstelsel en Risicoverevening. Acht jaar na invoering Zorgverzekeringswet: succes verzekerd?’, maart 2014. [5] IGZ 2013, ‘Kwaliteitsdocument 2013 Verpleging, Verzorging en Zorg Thuis’, augustus 2013, p. 20-24. [6] T. Kraaij, W. Heinen & S. de Blok, ‘Duurzame zorgspecialisatie als langetermijnstrategie voor ziekenhuizen’, HRM 2012-142, p. 8-12. RGD Magazine nr 5
9
De Docent
Medisch beroepsgeheim ver Afgelopen zomer zorgde een uitgelekt concept wetsvoorstel van minister Schippers van Volks gezondheid voor nogal wat onrust onder artsen. Het voorstel zou voorzien in een wettelijke inperking van het medisch beroeps geheim omwille van de bestrijding van fraude in de sfeer van de sociale zekerheid. Keurings artsen van het Uitvoerings instituut Werknemersverzekeringen (UWV) en medisch adviseurs werkzaam voor zorg verzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) zouden wettelijk worden verplicht patiëntgegevens - informatie waarop nu de geheimhoudingsplicht van deze artsen van toepassing is - te delen met instanties belast met de opsporing en de vervolging van fraude met persoonsgebonden budgetten (pgb’s) en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Via het vakblad Medisch Contact liet de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst (KNMG) weten mordicus tegen de plannen te zijn. Waarom eigenlijk? Het medisch beroepsgeheim wordt vaak met informationele privacy vereenzelvigd. Dat is niet zo vreemd maar die vereenzelviging komt begrip van de geheimhoudingsplicht van artsen niet ten goede. Anders dan het mensenrecht op privacy is het beroepsgeheim van artsen zo oud als het beroep zelf. Het moet dan ook niet primair als recht van de patiënt maar als plicht van de hulpverlener begrepen worden. Zelfs de toestemming van de eerste - een erkende doorbrekingsgrond van het medisch beroepsgeheim 10
RGD Magazine nr 5
doet bij de arts niet de verplichting tot spreken ontstaan. Dat komt omdat zijn geheimhoudingsplicht een heel specifiek doel dient: de onbelemmerde toegang tot geneeskundige bijstand. De informatie die een arts van zijn patiënt nodig heeft om deze te kunnen helpen, zal hij alleen kunnen krijgen wanneer de laatste de zekerheid heeft dat de verstrekte gegevens niet met derden gedeeld zullen worden. Het medisch beroeps geheim is niet absoluut. In de literatuur is over het fenomeen een aantal doorbrekings gronden aanvaard. Zoals gezegd is de toestemming van de patiënt wiens gegevens het betreft zo’n grond. Met zijn toestemming zal een arts die informatie slecht delen wanneer hij van oordeel is dat daarmee de toegang tot geneeskundige zorg niet belemmerd wordt. Niet voor die patiënt, en niet voor anderen. Onbelemmerde toegang tot geneeskundige bijstand - en daarmee het gezondheidsbelang - is niet alleen de ratio van de geheimhoudingsplicht maar ook van de doorbrekingsgronden. Zo is het een huisarts toegestaan om het beroepsgeheim jegens een ouder te doorbreken wanneer hij van oordeel is dat slechts op die wijze het gezondheidsbelang van het mishandelde kind gediend wordt. En zo laat zich verklaren dat een huisarts op grond van de Wet publieke gezondheid gehouden is de gegevens van patiënten met besmettelijke ziekten te verstrekken aan de Gemeentelijke Gezondheidsdienst. Als het medisch beroeps geheim strekt tot onbelemmerde toegang
Martin Buijsen Hoogleraar Gezondheidsrecht
rder onder druk tot geneeskundige hulp lijkt een wettelijke beperking van bijvoorbeeld artsen die ten behoeve van het UWV werkzaam zijn nauwelijks bezwaarlijk. Deze artsen bieden immers geen geneeskundige hulp maar keuren slechts. Zij stellen slechts vast of en in welke mate iemand arbeids(on)geschikt is. Zij bieden hooguit toegang tot een sociale verzekering, niet tot voorzieningen van gezondheidszorg. Waarom zouden deze artsen een geheimhoudingsplicht moeten hebben? Als deze artsen weet hebben van gezondheidsfraude, op welke wijze zou een meldplicht ter bestrijding van die fraude belemmerend kunnen zijn voor de toegang tot geneeskundige bijstand? Zo eenvoudig is het toch niet. De geheimhoudingsplicht van artsen wordt niet ontleend aan het recht maar aan de eigen beroepsnormen. De wetgever en de rechter hebben het medisch beroepsgeheim slechts te beschermen. Het initiatief is om twee redenen bedenkelijk. Om te beginnen voorziet de voorgestelde wet in een spreekplicht die financieel gemotiveerd is, en niet is ingegeven door gezondheidsbelangen. Dat is een gevaarlijk precedent. In de tweede plaats gaat de minister eraan voorbij dat het beroepsgeheim van de artsen is. Het is bijgevolg aan hen - en niet aan de wetgever - om de betekenis van hun geheimhoudingsplicht te bepalen. Ongetwijfeld zal het beroepsgeheim voor UWV-artsen een andere betekenis hebben dan het voor behandelaars heeft, maar het is aan die artsen om erover na te denken. Het is aan hen om uit te maken of en in welke mate het delen van bepaalde gegevens omwille van fraudebestrijding de toegang tot geneeskundige hulp belemmert, gegevens die ook van behandelaars (huisartsen, specialisten, ggz-hulpverleners) verkregen worden. RGD Magazine nr 5
11
De Docent
Rob Kottenhagen
Enorme groei voor de master De afgelopen jaren heeft onze master een enorme groei doorgemaakt. Niet alleen is het aantal studenten gegroeid, er is ook veel erkenning gekomen voor de master vanuit de praktijk. Doordat studenten in Rotterdam worden opgeleid tot all-round juristen in het gezondheidsrecht is er veel interesse vanuit het werkveld. Er zijn zelfs advocatenkantoren die alleen maar de ‘Rotterdamse gezondheidsjuristen’ willen aannemen omdat ze daar goede ervaringen mee hebben. De studenten hebben geleerd om ‘breed’ naar een vraagstuk te kijken: er wordt veel aandacht geschonken aan de internationale- en europeesrechtelijke dimensie van het gezondheidsrecht en dat vinden werkgevers aantrekkelijk. De kansen op de arbeidsmarkt nemen toe met een bul van deze master op zak! Het onderwijsprogramma is dit jaar gewijzigd ten opzichte van vorig jaar. Er zijn niet 4 maar 5 blokken en het vak Grondslagen van gezondheidsethiek en gezondheidsrecht en het vak Encyclopedie wetgeving gezondheidszorg worden nu samen gedoceerd in het nieuwe vak: Onderwijspracticum gezondheidsrecht. In dit vak wordt er veel aandacht geschonken aan het doen van zelfstandig wetenschappelijk onderzoek en dit is tevens een goede voorbereiding voor de afstudeerscriptie. Naast het schrijven van essays moeten de studenten ook
12
RGD Magazine nr 5
een presentatie geven voor de groep. Een boodschap niet alleen schriftelijk maar ook mondeling over kunnen brengen is een praktische vaardigheid die de men als jurist in het werkveld zeker van pas zal komen. Daarnaast wordt de studenten de gelegenheid geboden om mee te doen aan een zeer vernieuwende onderwijsvorm: een app! Deze nieuwe werkvorm is gekozen om de student uit te dagen en zoveel mogelijk aan te sluiten bij de leermogelijkheden die er momenteel zijn en om het onderwijs meer interactief te maken. De student wordt op deze manier vanaf de eerste dag bij het Onderwijspracticum betrokken en geholpen met de vaardigheden die aan bod komen tijdens het Onderwijspracticum. Het gebruik van deze app is een pilot: de master Recht van de Gezondheidszorg is de eerste master die deze vernieuwende onderwijsvorm binnen de Erasmus Universiteit gaat gebruiken. Na het Onderwijspracticum komen de vakken Kwaliteit van de gezondheidszorg, Ordening van zorg, Organisatie en bestuur van zorg, een keuzevak, International Health law en de afstudeerscriptie nog aan bod. De docenten die het komende jaar voornamelijk les geven zijn: Martin Buijsen, Rob Kottenhagen, Andre den Exter, Ageeth Klaassen en Mai Fleetwood-Bird.
De Docent
André den Exter
Nieuw keuzevak: Europees Gezondheidsrecht
In het voorlaatste RGD Magazine werd uitvoerig stilgestaan bij een nieuw keuzevak binnen de master Recht van de Gezondheidszorg: Europees Gezondheidsrecht. Op verzoek van de redactie volgt een korte toelichting op dit keuzevak voor de nieuwe lichting studenten die dit jaar met de master beginnen.
de Wereldhandelsorganisatie (WTO), alsook de betekenis van de associatieverdragen voor de gezondheidszorg, afgesloten tussen de EU en potentiële lidstaten. Kortom, een breed pallet aan onderwerpen waarin de invloed van ‘Brussel’ al dan niet rechtstreeks doorwerkt op de verschillende onderdelen van de gezondheidszorg en de bijbehorende wet- en regelgeving.
Wat is de betekenis van de Europese Unie voor de gezondheidszorg? Deze vraag vormt de rode draad die tijdens dit keuzevak zal worden beantwoord en toegelicht. Gedurende 6 weken komen tal van actuele onderwerpen aan bod die nauw aansluiten bij de rechtspraktijk, waaronder: grensoverschrijdende zorg en de betekenis van de nieuwe richtlijn patiëntenmobiliteit, de erkenning van buitenlandse diplomas van medische hulpverleners en de belemmeringen in de uitoefening van medische beroepen elders in de EU, de harmonisatie van het Europees geneesmiddelenrecht, ebola en het Europees volksgezondheidsbeleid en recht, de invloed van het EU mededingingsrecht op de gezondheidszorg, het EU Grondrechtenhandvest en de betekenis voor de gezondheidszorg, maar ook de relatie tussen de EU en externe organisaties zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en
Kennis van het Europees gezondheidsrecht is een must voor iedere beginnende en ervaren jurist gezondheidsrecht. Tijdens de interactieve bijeenkomsten worden naast de geselecteerde literatuur, diverse voor de gezondheidszorg spraakmakende uitspraken van het EU Hof van Justitie besproken, en de impact op nationale wet- en regelgeving. Daarnaast wordt bij voldoende deelname een unieke excursie naar de Europese instellingen georganiseerd, waarbij studenten kennis maken met de Brusselse werkelijkheid! Dit keuzevak wordt tevens online aangeboden aan studenten verbonden aan universiteiten elders in Europa en daarbuiten. De voertaal tijdens de bijeenkomsten is dan ook Engels. Gezien de beschikbare multimedia faciliteiten is een het aantal toegelaten EUR deelnemers beperkt. Vooraanmelding is noodzakelijk. Hopelijk tot ziens!
RGD Magazine nr 5
13
Kenneth Watson
De Docent Gezondheidsrecht: een b(l)oeiend vak! In 2009 beschreef Wim Schellekens (voormalig hoofdinspecteur bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg) de missie van de Inspectie als gerechtvaardigd vertrouwen in verantwoorde zorg. De patiënt was in dit verband zowel lijdend als leidend. De vele calamiteiten, die zich sindsdien in de patiëntenzorg hebben voorgedaan, illustreren de juistheid van deze visie. Het werk van de Inspectie is nooit af. Zorgverleners blijven feilbaar en patiënten blijven blootstaan aan (veiligheids)risico’s tijdens hun behandeling. Sinds kort komen ook zorgbestuurders uit de kast met hun budgettaire worstelingen met sterk stijgende zorgkosten. Het leveren van verantwoorde zorg staat op de tocht. De recente discussie over de ‘onbetaalbare’ kankergeneesmiddelen is hier een mooi voorbeeld van. Hoe goed de Nederlandse gezondheidszorg internationaal ook te boek staat, er valt qua organisatie, kwaliteit en efficiëntie nog veel te verbeteren. Gezondheidsjuristen, die aan de Erasmus Universiteit zijn opgeleid, zijn daar bij uitstek voor toegerust. De Master ‘Recht van de Gezondheidszorg’ biedt een voor Nederland unieke, brede vorming in de binnen de zorgwereld meest relevante onderdelen van het gezondheidsrecht. Het is voor de praktijk aantrekkelijk dat in het curriculum naast onder andere gezondheidsethiek, mededingingsrecht en op zorg instellingen afgestemd ondernemings recht ook geneesmiddelen recht en medicatierespectievelijk patiënt veiligheid aan de orde komen. De inzet van gastdocenten waarborgt de actualiteit en toepasbaarheid van de onderwezen kennis. In nauwe 14
RGD Magazine nr 5
samenwerking met Mr. Dr. Rob Kottenhagen ben ik als zelfstandig managementconsultant betrokken bij het onderwijs in de (Europese) regelgeving op het gebied van geneesmiddelen, medische voeding en medicatieveiligheid. Puttend uit mijn kennis en ervaring op het gebied van de klinische ontwikkeling, registratie, marketing en post-marketing surveillance van innovatieve geneesmiddelen gedurende een internationale carrière van bijna 20 jaar in de farmaceutische industrie adviseer ik onder andere zorgmanagers en –bestuurders over geneesmiddelenbeleid en medicatieveiligheid in hun instellingen. Dit jaar houdt de Inspectie daar verscherpt toezicht op. Met afgeronde studies in geneeskunde, bedrijfskunde, gezondheidswetenschappen en gezondheidsrecht benader ik in samenspraak met mijn cliënten praktijksituaties gericht vanuit verschillende invalshoeken om zo de voor hen meest geëigende oplossing(en) te vinden. De ontwikkelingen in de zorg vereisen meer dan vroeger een multidisciplinaire benadering met een scherp oog voor ‘alle omstandigheden van het geval’. In complexe zorgvraagstukken hangt daadwerkelijk alles met alles samen. Het aantal vrijheidsgraden om deze ‘creatief’ op te lossen neemt echter zienderogen af. Er is onder invloed van de omvangrijke regelgeving van met name de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) in de zorg onmiskenbaar sprake van groeiende juridisering. De ooit almachtige en zelfverzekerde zorgverlener verwordt geleidelijk tot een protocollair en budgettair gekooide tijger, die dagelijks zijn zorg verleent in stille angst om ‘fouten’ te maken en onderworpen te worden aan disciplinaire maatregelen van de Inspectie of de Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg. Onder invloed van ‘Dr. Google’ en goede voorlichting door hun patiëntenverenigingen worden ook hun patiënten steeds assertiever. Als er iets mis gaat, kennen zij de weg naar letselschadespecialisten; ‘het JansenSteur effect’. Het is aannemelijk dat deze trends zich de komende jaren doorzetten. Gezondheidsrecht blijft een b(l)oeiend vak en gezondheidsjuristen houden vooralsnog de wind in de zeilen!
De Docent
Ageeth Klaassen
Organisatie en bestuur in de zorg I en II Ageeth Klaassen studeerde Notarieel Recht en Nederlands recht aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 2007 promoveerde zij aan deze universiteit op het proefschrift Bevoegdheden van de algemene vergadering van aandeelhouders. Momenteel is zij is universitair docent ondernemingsrecht aan de Erasmus School of Law van de Erasmus Universiteit Rotterdam, sectie Handelsrecht, ondernemingsrecht en financieel recht (HOF). Voor de Master Recht van de Gezondheidszorg verzorgt zij het vak ‘Organisatie en bestuur van de zorg I en II’. Sinds 2013 is zij lid van een raad van toezicht van een stichting in de eerstelijnsgezondheidszorg. Van 2010 tot 2012 was zij voorzitter van de universiteitsraad van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zij is ook vicevoorzitter geweest van een patiëntenvereniging. Zij publiceert regelmatig in wetenschappelijke artikelen op het terrein van het ondernemingsrecht in de zorg, onder meer in de tijdschriften Ondernemings recht, Tijdschrift voor Toezicht en het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht. In het vak Organisatie en bestuur van de zorg I en II staan de zorg verzekeraars, de zorginstellingen en de patiëntenverenigingen centraal. Vragen die aan de orde komen zijn: welke rechtsvormen hebben deze organisaties? Hoe is het bestuur en het intern toezicht geregeld (wat zijn de taken en bevoegdheden)? Bij zorginstellingen gaat het vooral om de kwaliteit van zorg. Wie is c.q. zijn daarvoor verantwoordelijk?
Organisaties zijn verantwoordelijk voor goed financieel beheer. Hoe dienen zij daarover verantwoording af te leggen? Wie is wanneer aansprakelijk als het misgaat? Beloningen van bestuurders en toezichthouders zijn onderdeel van een maatschappelijk debat. Wat mogen bestuurders en toezichthouders in de zorg eigenlijk verdienen? Over welke zeggenschap beschikken de leden (van patiëntenverenigingen) of de verzekerden (bij zorgverzekeraars)? Kernvraag is of er een goede balans is in de zeggenschapsverhoudingen tussen bestuur, de raad van toezicht c.q. commissarissen en (eventuele) leden. Dit zijn vraagstukken van governance binnen het rechtspersonenrecht. Hoe is de positie van de ondernemingsraad en de cliëntenraad vorm gegeven? Dit is een vraagstuk van medezeggenschap. Verder maakt de student kennis met de zeer uiteenlopende relaties waarmee mensen aan deze organisaties verbonden zijn, variërend van hoogopgeleide, vrijgevestigde medisch specialisten tot uitzendkrachten werkzaam in de schoonmaak. Dit zijn vraagstukken van arbeidsrecht. Medisch specialisten niet in loondienst vormen vaak een maatschap. Dit is een vraagstuk van personenvennootschapsrecht. geheimhoudingsplicht moeten hebben? Als deze artsen weet hebben van gezondheidsfraude, op welke wijze zou een meldplicht ter bestrijding van die fraude belemmerend kunnen zijn voor de toegang tot geneeskundige bijstand?
RGD Magazine nr 5
15
De Docent
Iris Bakx
eHealth
Iris Bakx is in 2013 in zowel gezondheids rechtelijke als privaatrechtelijke richting afgestudeerd aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Tijdens haar studie heeft zij onder andere gewerkt in de advocatuur. Daarnaast was zij student-assistent bij het Sanders Instituut, de juridische bibliotheek van de Erasmus School of Law. Bij deze baan was zij onder andere verantwoordelijk voor het beheren van de collectie gezondheidsrecht. Daarnaast is zij actief geweest als bestuurslid van het Rotterdamsch pleitdispuut D.J. Veegens en als vicevoorzitter en eindredacteur van het RGD magazine. Momenteel is Iris Bakx werkzaam als promovenda bij de sectie Recht & Gezondheidszorg van het instituut Beleid & Management Gezondheidszorg (iBMG). In haar promotieonderzoek richt zij zich op eHealth en de rechten van de patiënt. Binnen de master Recht van de Gezondheidszorg verzorgt zij een gastcollege over dit onderwerp. Daarnaast begeleidt Iris Bakx een aantal masterscripties. eHealth is, kort gezegd, het gebruik van informatie- en communicatietechnologie (ICT) ter ondersteuning of verbetering van de gezondheidszorg.[1] Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan patiëntenportalen. Dit zijn beveiligde online portalen waar patiënten toegang hebben tot hun medische gegevens, uitslagen van laboratoriumtesten kunnen inzien en een afspraak met hun zorgverlener kunnen maken. Diverse Nederlandse zorginstellingen hebben een dergelijk portaal in gebruik. Maar er kan ook gedacht worden aan het e-consult: een online consult tussen een arts en een patiënt dat door middel van video- of chatberichten plaatsvindt. Door de implementatie van deze nieuwe ontwikkelingen in 16
RGD Magazine nr 5
de zorg wordt het mogelijk gemaakt dat de patiënt altijd en overal contact op kan nemen met een zorgverlener. Bovendien wordt van eHealth verwacht dat het de kosten van de zorg omlaag zal brengen, de zorg efficiënter zal maken en de zelfredzaamheid van patiënten zal vergroten.[2] Naast deze te verwachten verbeteringen roepen al deze vormen van ‘digitale zorg’ ook vragen op. Eén van deze vragen is: wat betekent de opkomst van eHealth voor de rechten van de patiënt? Als we het Nederlandse recht als voorbeeld nemen, zien we dat het grootste deel van de Nederlandse patiëntenrechten is neergelegd in de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO).[3] Deze wet is in 1995 in werking getreden. Sinds die tijd heeft het gebruik van ICT in de zorg een enorme sprong gemaakt. We kunnen ons afvragen wat deze nieuwe ontwikkelingen betekenen voor deze rechten. Een complicerende factor hierbij is grensoverschrijdende zorg. eHealth maakt grensoverschrijdende zorg aanzienlijk eenvoudiger. Immers, het is niet meer nodig om fysiek naar het buitenland te reizen voor een consult met een arts die zich in een ander land bevindt. Een belangrijke vraag is hoe de rechten van de patiënt het beste gewaarborgd kunnen worden in deze situatie.
[1] KNMG, Dossier eHealth, KNMG. Te raadplegen op: http://knmg.artsennet.nl/ Dossiers-9/Dossiers-thematrefwoord/ ICT-in-de-zorg-1/eHealth.htm. [2] Zie bijvoorbeeld de Europese Commissie over dit onderwerp: http://ec.europa.eu/ health/ehealth/policy/index_en.htm. [3] Stb. 1994, 837.
De Docent
Mai Fleetwood-Bird
Uitbreiding van het docententeam Het docententeam van de sectie Gezondheidsrecht is per 1 augustus jongstleden uitgebreid met een nieuwe docent. Mai Fleetwood-Bird heeft geholpen met de oprichting van het RGDispuut en heeft in het verleden met veel plezier de Master Recht van de Gezondheidszorg en de Togamaster aan de Erasmus School of Law voltooid. Daarnaast werkt zij al 20 jaar in de eerstelijns gezondheidszorg als logopedist. Nu werkt Mai nog maar één dag per week als logopedist om ‘contact te houden’ met de gezondheidszorg en het werkveld. Zij is vier dagen werkzaam op de universiteit (maandag tot en met donderdag). Naast doceren zal Mai de
komende jaren ook een proefschrift schrijven, waarschijnlijk over medische aansprakelijkheid voor hulppersonen in de eerstelijns gezondheidszorg, het onderwerp waar zij ook op is afgestudeerd. Samen met Martin Buijsen en Rob Kottenhagen gaat Mai FleetwoodBird vanaf 31 augustus het nieuwe Onderzoekspracticum gezondheidsrecht geven in het eerste blok. Ook in de blokken erna zullen de studenten haar waarschijnlijk tegenkomen. Studenten kunnen Mai Fleetwoord-Bird op de volgende manieren bereiken: kamer J6.05, tel. 010-4088851 en per mail:
[email protected].
RGD Magazine nr 5
17
Passie voor het gezondheidsrecht en goede cijfers zijn niet de enige twee ingrediënten om uiteindelijk een leuke baan te vinden. Studenten van de master Recht van de Gezondheidszorg worden opgeleid tot een all-round gezondheidsjurist, dus je kunt alle kanten op. In deze Zomer Special delen masterstudenten van het studiejaar 2014 - 2015 daarom hun stage-ervaringen.
Student-stagiaire bij Ploum Lodder Princen
Eline Huisman
18
Maandagmorgen 9 uur. Daar stond ik dan: voor de immense deuren van advocatenkantoor Ploum Lodder Princen. Na een kantoorbezoek in mijn tweede jaar en de gastcolleges tijdens de master, wist ik zeker dat ik hier wilde solliciteren voor een studentstage. En ik werd aangenomen! Ik heb er bewust voor gekozen om stage te gaan lopen op een afdeling bij een advocatenkantoor waar ik mij niet fulltime met het gezondheidsrecht bezig kon houden zodat ik mij wat breder kon oriënteren. Tijdens de master heb ik een passie voor het gezondheidsrecht ontwikkeld. Toch is altijd enige twijfel blijven bestaan of het de juiste keuze was om me daar nu al volledig op toe te spitsen. Deze twijfel kwam vooral voort uit het feit dat ik bang was voor de toekomst en de keuzes die ik moest maken. Zo halverwege je master wordt alles wel erg definitief, maar anderzijds ook onzeker. Dit was mijn eerste stage en ik was dan ook behoorlijk zenuwachtig. Gelukkig vond ik in de wachtruimte een lotgenoot, een ‘snuffel-stagiair’. Samen zouden wij de afdeling Contracten en Concurrentie gaan ondersteunen. Hij voor twee weken en ik voor twee maanden. Op de eerste dag hadden we gelijk al twee meetings en na het voorstelrondje werden wij uitgenodigd om twee zaken bij de rechtbank bij te wonen: één van de sectie strafrecht en één van de sectie aansprakelijkheid- en verzekeringsrecht. De toon was gezet. Ook in de weken daarna werd ik goed bezig gehouden. Waar mogelijk kreeg ik zorggerelateerde vraagstukken voorgelegd, maar ook vele andere rechtsgebieden kwamen aan de orde. Zo kwam ik bijvoorbeeld voor het eerst in aanraking met het intellectueel
RGD Magazine nr 5
eigendomsrecht en moest ik onderzoek doen naar deelgebieden die tijdens de opleiding niet, of slechts zijdelings, aan de orde zijn gekomen. Al snel kwam ik, zoals zoveel student-stagiaires, tot de conclusie dat ik eigenlijk nog niets wist. Soms vroeg ik me zelfs af waar mijn opleiding überhaupt goed voor is geweest. De praktijk was zo anders. Gelukkig ontdekte ik net zo snel dat ik, met de vaardigheden die ik had, tot veel meer in staat was dan ik van tevoren had verwacht. Op de meeste vragen wist ik een antwoord te geven en soms moest ik tot de conclusie komen dat er gewoonweg geen antwoord was. Dat was meteen ook het lastige. Had ik wel goed gezocht? Moest ik er niet meer aandacht aan besteden? Of deed ik dit juist teveel? Ik werd overal bij betrokken. Van compliance sessies bij een groot merk tot het bijwonen van een baanbrekende mededingingsrechtelijke uitspraak van het CBB inzake de concurrentie tussen verschillende chemische bedrijven. Daarnaast ben ik gevraagd om samen met een alumnus van de master Recht van de gezondheidszorg, die momenteel bij Ploum werkt, een aanbeveling te doen aan het zorgteam over medische- en bestuurdersaansprakelijkheid in de zorg. Na twee maanden kan ik terugkijken op een zeer leerzame en leuke tijd die echt voorbij is gevlogen. Het was erg goed om even van de praktijk te mogen proeven. Van juridische stukken schrijven, literatuuronderzoek doen, tot het verbeteren van sociale en professionele vaardigheden. Alles kwam aan bod, maar het belangrijkste is dat ik de bevestiging heb gekregen dat de advocatuur zeker iets voor mij is. Wat de toekomst gaat brengen is onzeker, maar ik heb er nu in ieder geval veel meer vertrouwen in!
De Student Stage bij zorgverzekeraar VGZ In nagenoeg iedere vacature die je tegenkomt wordt het gevraagd; relevante praktijk- of werkervaring. In aanvulling op mijn studie heb ik daarom een interessante stage gezocht deze zomer. Vanwege de belangrijke rol die zorgverzekeraars in Nederland hebben, trok mij een stage daar zeer aan. Via-via ben ik vervolgens bij zorgverzekeraar VGZ uitgekomen en heb ik daar gesolliciteerd. Planning is wel een punt; veel organisaties werken ver vooruit. Ik mocht daar stage lopen op de afdeling Juridische Zaken. Ik ben daar in juli begonnen en blijf nog tot medio oktober. Ik kreeg meteen diverse opdrachten. Mijn klussen zijn zeer uitdagend en uiteenlopend; van het meekijken bij de juridische beoordeling van
zorginkoopcontracten tot het advies geven bij privacy issues en met betrekking tot mededinging. Ook heb ik ervoor gekozen om mijn scriptie (over mededinging) tijdens deze stage te schrijven. Door de connecties binnen VGZ ben ik in contact gekomen met verschillende professionals die mij informatie geven die ik weer kan gebruiken voor mijn scriptie. Voor mij is dit zeer interessant. Tijdens je studie leer je een nuttige theorie, maar in de praktijk blijkt dat er ook andere factoren zijn waar je tegenaan loopt. Door deze vorm van praktijkervaring hoop ik weer een stapje te zetten op weg naar een baan. Een stage bij een zorgverzekeraar als VGZ kan ik dus zeker aanbevelen!
Alderik Merema
Stage bij ziekenhuis de Gelderse Vallei Inge Meuleman
Begin april van dit jaar begon ik aan mijn student-stage van drie maanden in ziekenhuis de Gelderse Vallei te Ede. Tijdens het leuke sollicitatiegesprek met de bedrijfsjurist een paar weken daarvoor, spraken we af dat het doel van de stage was om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de werkzaamheden van een bedrijfsjurist in een ziekenhuis. Dit uitte zich door actief mee te werken bij de vragen die zij intern (artsen en overige medewerkers) maar ook extern (zorgverzekeraars, politie etc.) op haar bordje kreeg. Ook woonde ik verschillende vergaderingen bij. Naast het meewerken met de bedrijfsjurist, werd mij op en duur de mogelijkheid geboden om iedere dinsdag mee te lopen met de klachtenfunctionaris. Persoonlijk vond ik dit een aangename toevoeging aan mijn stage, omdat het erg leerzaam was om, naast een beeld te krijgen met welke klachten het ziekenhuis zoal te maken krijgt, te leren hoe een dergelijke klacht zorgvuldig en naar tevredenheid
van beide partijen afgehandeld dient te worden. Hoewel de enorme vrijheid die me werd gegeven om mijn stage zo in te richten zoals ik zelf wilde een groot pluspunt is, vond ik het feit dat ziekenhuis Gelderse Vallei slechts één bedrijfsjurist kent op sommige momenten wel een nadeel. Zo kwam ik niet in een groep bedrijfsjuristen terecht, maar zat ik het grootste gedeelte van de tijd zelfstandig te werken. Natuurlijk waren er wel verschillende collega’s die een hecht en gezellig team vormden, maar qua samenwerking ben je als stagiair toch ‘slechts’ aangewezen op die ene bedrijfsjurist. Indien je een stage bij de Gelderse Vallei overweegt, is het wellicht handig je dit te beseffen. Al met al kijk ik terug op een geslaagde stageperiode waarin ik zeker een goed beeld heb gekregen van de werkzaamheden van een bedrijfsjurist in een ziekenhuis, maar zelf ook ontzettend veel heb geleerd. Mission accomplished!
RGD Magazine nr 5
19
De Student Student-stagiaire bij Loyens & Loeff Sinds 1 augustus 2015 loop ik voor twee maanden stage bij Loyens & Loeff in Amsterdam. Ik zit op de praktijkgroep Mededinging & Overheid, waar het zorgteam onderdeel van is. Op deze praktijkgroep worden verschillende zaken behandeld die gelieerd zijn aan de overheid. Denk hierbij aan mededingingsrecht, aanbestedingsrecht, staatssteun en natuurlijk zorggerelateerde zaken. Een zorggerelateerde zaak kan bijvoorbeeld zijn wanneer een zorgverzekeraar zorg in wil kopen bij een zorgaanbieder en er een geschil ontstaat. Ik vind de stage tot nu toe heel leuk en leerzaam. Het leukste is wanneer dingen
die we tijdens de master behandeld hebben terugkomen in een zaak. Met name het vak Ordening van de Zorg sluit goed aan op de praktijk bij Loyens & Loeff. Wat ook echt opvalt is uit hoeveel verschillende rechtsgebieden het ‘recht van de gezondheidszorg’ eigenlijk bestaat. Bij iedere, op het eerste gezicht, kleine vraag zijn zoveel rechtsgebieden te betrekken, dat het ineens toch niet zo’n hele kleine vraag meer is. Aan de ene kant is dat lastig, omdat je aan heel veel verschillende dingen moet denken en eigenlijk overal een beetje verstand van moet hebben. Aan de andere kant is het ook heel leuk en kenmerkend voor het gezondheidsrecht: het wordt nooit saai!
Chinook Nielsen
Stage bij het RadboudUMC
Anne Rietveld
20
In de periode maart tot en met juli 2015 heb ik stage gelopen op de afdeling Bestuurlijke en Juridische zaken van het Radboudumc in Nijmegen. Aangezien stages op de juridische afdeling van academische ziekenhuizen zeer populair zijn bij masterstudenten gezondheidsrecht, zou ik iedereen aanraden op tijd te beginnen met solliciteren. Mijn stageperiode was ideaal, omdat ik eerder al een keuzevak gevolgd had en daardoor tijd had in blok 4 om me volledig op mijn stage te richten. De afdeling Bestuurlijke en Juridische zaken van het Radboudumc bestaat uit 3 gezondheidsrecht juristen en 2 bedrijfs juristen. In eerste instantie liep ik vooral mee met de gezondheidsrechtjuristen, maar wat later in mijn stage heb ik ook meegelopen met de twee bedrijfsjuristen. Zo heb ik geholpen met het opstellen van samenwerkingsovereenkomsten en mocht ik aanwezig zijn bij verschillende besprekingen hieromtrent. Wat mij vooral verbaasde is hoe moeilijk het eigenlijk is om een samewerkingsovereenkomst op te stellen. Alleen al hierom zou ik iedereen aanraden een stage te lopen: je leert dingen in de praktijk, die tijdens je studie niet eens aan bod komen. Opvallend vond ik dat de RGD Magazine nr 5
gezondheidsrechtjuristen zoveel verschillende werkzaamheden hadden. Van de behandeling van calamiteiten, letselschadeclaims en klachten tot aan het bijstaan van artsen in tuchtzaken. Dat bevestigde alleen maar meer mijn keuze om een jurist te worden in een zorginstelling. Zo hield ik mij bezig met het onderzoeken van aansprakelijkheid in (letsel) schadeclaims, beantwoordde ik juridische vragen van zowel medewerkers van het Radboudumc als patiënten, verdiepte mij in verschillende casus die speelde op bepaalde afdelingen, mocht ik mee naar verschillende besprekingen en bereidde ik hoorcolleges voor en heb er zelf eentje gegeven. De gezondheidsrechtjuristen van het Radboudumc verzorgen namelijk ook onderwijs voor geneeskundestudenten, artsen en verpleegkundigen. Je doet ontzettend veel ervaring op met het schrijven van juridische stukken en mijn collega’s namen elke keer weer de tijd om dit met mij te evalueren. Ik heb me tijdens mijn stage erg welkom gevoeld en ook ontzettend veel geleerd. Mijn collega’s hebben me inzicht gegeven in de verschillende werkzaamheden van een gezondheidsrechtjurist in een ziekenhuis.
Na je studie
Banen vinden De laatste dagen voordat de zomer nadert. Niet enkel de zonnige warmte, maar vooral de beruchte thesis of nog die laatste herkansing zorgen voor het nodige gezweet. Die laatste loodjes blijken inderdaad het zwaarste te wegen en steeds vaker begrijp ik waarom. Vol enthousiasme sta ik als trainer voor een groep studenten of net afgestudeerden waarbij de moed ze volledig in de schoenen is gezakt. In een paar uur probeer ik ze te trainen om de beste sollicitanten te worden in de harde ‘grote mensen’ wereld waarbij ongeopende mails, waar uren werk en moeite inzitten, in de digitale equivalent van het linkse stapeltje –de prullenbak– verdwijnen. De massale afwijzingen maken de deelnemers moedeloos, onzeker en wanhopig. Uitbuitstages en slecht betaalde werkervaringsplekken worden serieuze opties en werk binnen de eigen sector een utopie. Het ergste is misschien nog wel dat deze onmacht van werkzoekenden doorslaat op studenten die nog zwoegen om het beruchte papiertje binnen te halen. Het grote zwarte gat waarin het mateloos solliciteren met de garantie afgewezen te worden de boventoon lijkt te voeren maken het daadwerkelijk afstuderen soms angstaanjagender. Maar laten we eerlijk zijn, genoeg afgestudeerden vinden wél een baan of een goed geregelde werkervaringsplek. Waar zit de crux hem dan? Naar mijn idee bestaat binnen het curriculum van de universiteit of hoge school weinig ruimte voor de wereld ná de studie. De arbeidsmarkt is op zoek naar de allerbeste, multidisciplinaire student met extra curriculaire activiteiten, een uitwisseling naar het buitenland, minstens een bestuursjaar en het liefste ook nog een minor op een andere faculteit. Nominaal studeren is dan overigens nog
Melodi Tamarzians, Student Recht van de Gezondheidszorg, Trainer & Coach Debat- en Presentatievaardigheden
steeds een pré. Jaloersmakende CV’s en indrukwekkende cijferlijsten bieden echter helaas geen garanties. Het gaat er niet enkel om wat je te bieden hebt, maar vooral de wijze waarop je jouw kennis en kwaliteiten serveert maken het verschil. Mijn tip: maak een korte pitch (45 sec.) voor jezelf met je kernboodschap. Dat is niet alleen handig als houvast voor sollicitaties, plotse ontmoetingen of netwerkborrels, het daagt je vooral uit na te denken over bepaalde kernvragen. Geef voor jezelf antwoord op de volgende vragen en oefen de pitch zo vaak als mogelijk: - Wie ben ik? (wat drijft jou, wat geeft je energie en motiveert je?) - Wat kan ik? (wat zijn je kwaliteiten en talenten? Waar ben je van nature goed in?) - Wat wil ik? (wat zijn je doelen voor de komende tijd en hoe wil je die gaan bereiken?) Een kort en goedlopende pitch geeft de persoon aan de andere kant van de (borrel)tafel de indruk dat jij heel duidelijk voor ogen hebt waarom je de dingen doet die je doet, wat je kwaliteiten zijn en vooral waar je heen wilt. Precies de indruk die jij achter wilt laten! Nu ze onder de indruk van je zijn is het nog zaak die begeerde ban binnen te halen. De gouden tip daarvoor: maak jezelf urgent. Dat is misschien nog wel het belangrijkste. Verplaats jezelf in de arbeidswereld; waar hebben zij behoefte aan? Een voorbeeld uit de onderwereld die je wellicht met extra grote korrels zout moet nemen: hackers die bedrijven hacken om de zwakte van hun systeem aan te geven en bovendien te bewijzen dat het bedrijf juist díe persoon nodig heeft om het probleem op te lossen. Maak kenbaar dat jij de oplossing bent voor hun (nog onbekende) probleem!
RGD Magazine nr 5
21
Bedrijfsjurist bij DSW Zorgverzekeraars
Astrid van der Wal
Sinds december 2014 werk ik als bedrijfsjurist bij DSW Zorgverzekeraar. Ik ben bij DSW terecht gekomen via het Magazine dat nu voor jullie ligt: als hoofdredacteur van de eerste editie van het RGD Magazine kreeg ik de kans om de voorzitter van de raad van bestuur van DSW Zorgverzekeraar te interviewen. Als vervolg op dit interview heb ik mogen meewerken aan een open brief aan minister Schippers over de voorgenomen wijziging van artikel 13 Zorgverzekeringswet. Enige tijd later werd ik door DSW uitgenodigd om te solliciteren voor de functie van bedrijfsjurist. Hoewel ik op dat moment nog bezig was met mijn master ben ik op de uitnodiging ingegaan. Binnen DSW maak ik samen met vier andere juristen onderdeel uit van de afdeling Juridische Zaken. Een “standaard dag” bestaat niet, omdat een groot deel van de werkzaamheden niet vooraf te plannen is. Binnen het team houdt elk van ons zich bezig met het beantwoorden van de meest uiteenlopende vragen die per telefoon of mail binnenkomen van de verschillende
afdelingen binnen DSW. Daarnaast hebben we ook allemaal een aantal eigen aandachtsgebieden. Zo houd ik mij op dit moment bezig met de juridische aspecten van zorginkoop. Daarbij werk ik nauw samen met mijn collega-juristen, maar ook met collega’s met een beleidsmatige of medische achtergrond. Het leukste aan het werk als bedrijfsjurist bij een zorgverzekeraar vind ik dat het juridisch vaak complexe vraagstukken zijn, waarbij je te maken hebt met een bijzondere mix van privaatrecht en bestuursrecht. Veel verhoudingen tussen de zorgverzekeraar en diens verzekerden en de zorgverzekeraar en zorgverleners zijn strikt genomen privaatrechtelijk, maar worden wel overgoten met een dikke bestuursrechtelijke “saus” (in de vorm van de Zorgverzekeringswet en de regelgeving van de NZa). Als zorgverzekeraar sta je daarmee echt midden in het zorgstelsel. Bovendien is er genoeg werk: ondanks de grote regeldichtheid in de zorg, blijken er altijd vragen te zijn waarop niet direct een duidelijk antwoord te vinden is.
Advocaat bij Loyens & Loeff Op 1 september jl. was ik precies één jaar in dienst en één jaar student-af. Op 1 september 2014 rolde ik met 18 anderen de Loyens & Loeff Academy in: negen andere advocaten, zes fiscalisten, twee kandidaat-notarissen en één transactional support lawyer. Loyens & Loeff is een full service kantoor, dus mijn Academygenootjes werken allemaal in een ander rechtsgebied. Na de L&L Lawyers Academy, een periode van twee maanden waarin je als startend advocaat rechtsbijstandszaken doet, kwam ik (met de master Recht van de Gezondheidszorg op zak) op de praktijkgroep Mededinging & Overheid te werken in het Zorgteam. Het afgelopen jaar heb ik aan een enorme diversiteit aan zaken meegewerkt: van civiele
22
RGD Magazine nr 5
aansprakelijkheidsprocedures over declaratiefraude in de zorg tot adviezen over de noodzaak tot het melden van een transactie bij de Nederlandse Zorgautoriteit vanwege een bij de overname betrokken zorgaanbieder. Als ik één tip zou mogen geven aan (afgestudeerde) rechtenstudenten? Oriënteer je op de mogelijkheden die er zijn nadat je je diploma hebt gehaald. Maak gebruik van de vele recruitmentactiviteiten die kantoren aanbieden, maak kennis met de praktijk door middel van een stage, business class, step inhouse-dag of door bijvoorbeeld deel te nemen aan de Meesterweek. Niet alleen vergemakkelijkt dit het sollicitatieproces (‘waarom wil je hier werken?’) maar nog belangrijker: je hebt daadwerkelijk een idee van waar je aan begint.
Nino van der Meer Mohr
Na je studie Jurist bij het CIBG
Dinh-Vu Nguyen
In juni 2013 ben ik afgestudeerd in de master Recht van de Gezondheidszorg. Kort daarop heb ik voor 5 maanden stage gelopen bij MediRisk. Na het voltooien van deze stage kon ik daar helaas niet verder en startte de jobhunt. Ik heb verschillende baantjes en interessante sollicitaties gehad alvorens ik bij het CIBG belandde. Zo heb ik aan tafel gezeten bij het NKI/AVL, NZa, CBG en SKGZ. Het CIBG is een uitvoeringsorgaan van het ministerie van VWS. Onze afdeling houdt zich bezig met het afgeven van verklaringen vakbekwaamheid voor buitenslandse gediplomeerden t.b.v. een BIG-registratie. Ik werk nu fulltime
als flexwerker via USG/Startpeople sinds medio april en het bevalt mij heel goed. Ik ben verantwoordelijk voor het completeren van aanvragen en dit voor advies voor te leggen bij de commissie. Er is voldoende ruimte om mee te denken en meer taken op te pakken. Mijn contract loopt tot volgend jaar april maar ik hoop hier verder te mogen groeien en een bijdrage te leveren aan het CIBG. Een tip die ik wil meegeven aan de studenten: benader detachering- en uitzendbureau’s voor kortlopende opdrachten bij overheidsinstanties in de zorg. Zodra je binnen bent is het een kwestie van netwerken!
Jurist bij iBMG Ik studeerde een jaar geleden af in het Gezondheidsrecht. In het verleden heb ik gewerkt bij KienLegal Advocaten, ScheerSanders Advocaten, Houthoff Buruma en Ploum Lodder Princen. Sinds 2012 ben ik betrokken bij de sectie Recht en Gezondheidszorg van iBMG als student-assistent. In deze rol geef ik werkgroepen en coaching aan bachelorstudenten Gezondheidswetenschappen en ben ik coördinator van de Erasmus Observatory on Health Law. De Erasmus Observatory on Health Law organiseert een zomerschool en congressen op het gebied van gezondheidsrecht en ethiek. De achtergrond van de (internationale) deelnemers is divers: wetenschappers, advocaten, ministeries, artsen, NGO’s. Studenten van de Master Recht van de Gezondheidszorg zijn van harte welkom om (kosteloos) deel te nemen aan de eerstvolgende zomerschool welke van
30 juni-8 juli 2016 zal plaatsvinden op de EUR. Meer informatie? Mail naar hollen@ bmg.eur.nl
Toby Hollen
Tip: ben je net begonnen met de master of al in afrondende fase en hard aan het bikkelen aan je scriptie? En trekt de advocatuur je aan? Maak dan tijdens je studie ruimte voor een student-stage. Tijdens zo’n stage krijg je binnen 6-8 weken een goede indruk van hoe het er binnen de advocatuur aan toe gaat: meegaan naar een zitting, memo’s opstellen, jurisprudentie doorspitten en het bijwonen van de vrijdagmiddagborrel. Door stages te lopen bij verschillende typen kantoren kom je erachter welk kantoor het beste bij jou past. Kom je beter uit de verf bij een nichekantoor of werk je toch liever bij een van de grote kantoren op de zuid-as? Try and find it out!
RGD Magazine nr 5
23
Na je studie
Jurist personenschade bij SRK Marjolein Timmers
Mijn wensen Tijdens mijn afstuderen heb ik mijzelf de vraag gesteld wat voor werk bij mij past? Aan de ene kant had ik de wens om te promoveren en aan de andere kant had ik de wens de juridische praktijk te leren kennen. Om mijn wensen te onderzoeken heb ik met verschillende mensen uit de praktijk gesproken. Deze gesprekken hebben mij geholpen mijn wensen duidelijk voor ogen te krijgen. Dit heeft mij later geholpen bij het solliciteren. Eigen bedrijf Na mijn afstuderen heb ik eerst mijn bedrijf MT Recht & Zorg opgestart. Dit bedrijf geeft mij de ruimte om allerlei kleine projecten te ondernemen onder één noemer. Zo ben ik bijvoorbeeld via een oud collega in gesprek gekomen met een opdrachtgever voor wie ik onlangs een cursus heb geschreven. De wetenschap Sinds januari ben ik voor een dag per week werkzaam bij het Erasmus MC. Een interessante omgeving, fijne collega’s en een leuke uitdaging. Hoe ben ik hier terecht gekomen? Via een ex-studiegenoot / vriendin kreeg ik te horen dat op de website van de master Recht van de Gezondheidszorg een vacature stond voor een onderzoeksplek bij het Erasmus MC. Een mooie kans om wellicht mijn wens om te promoveren werkelijkheid te laten worden. Na het insturen van mijn motivatiebrief heb ik twee leuke gesprekken gehad. Het eerste gesprek was een kennismakingsgesprek waarbij onder ander mijn Curriculum Vitae besproken werd alsmede de inhoud van de functie. Het tweede gesprek ging verder in op de inhoud. Ter voorbereiding op het gesprek had ik een aantal artikelen gekregen en kreeg ik te horen dat een deel van het gesprek in het Engels was. Na een goede voorbereiding ben ik het gesprek aangegaan. Dezelfde avond kreeg ik een aanbod welke ik met beide handen heb aangegrepen.
24
RGD Magazine nr 5
Juridische praktijk Als jurist personenschade bij SRK werk ik voor vier dagen per week in de praktijk. Een mooie combinatie met mijn andere banen. Ik ben hier terecht gekomen nadat ik van een vriendin / oud collega de tip kreeg dat bij haar op de afdeling ruimte kwam voor nieuwe medewerkers. Na uitgebreid met deze vriendin te hebben gesproken heb ik een brief geschreven en mijn Curriculum Vitae opgestuurd. In de brief had ik duidelijk aangegeven dat ik vanaf januari voor een dag in de week een andere baan had waardoor ik dus vier dagen beschikbaar zou zijn. Ik werd uitgenodigd voor het kennismakingsgesprek. Tijdens dit gesprek werd gesproken over mijn Curriculum Vitae, mijn motivatie, de functie waarvoor ik solliciteerde, een aantal inhoudelijke vragen en mijn beschikbaarheid. Al snel volgde het tweede gesprek, waar dezelfde onderwerpen centraal stonden. Beide gesprekken had ik als zeer prettig ervaren. Ik was dan ook blij om te horen dat ik een baan aangeboden kreeg. Sollicitatietips 1. Belangrijk is om jezelf af te vragen wat voor werk bij je past. Dit maakt het zoeken naar een passende functie gemakkelijker. Je kan jezelf makkelijker verkopen tijdens het gesprek en het schrijven van de brief wordt eenvoudiger. 2. Zorg voor een overzichtelijk Curriculum Vitae en bedenk alvast voorbeelden om je werkzaamheden en nevenfuncties uit te kunnen leggen. 3. Gebruik het kennismakingsgesprek om het bedrijf te leren kennen. Wat zijn de verwachtingen van het bedrijf en past dit bij jouw persoonlijke situatie. Bedenk bijvoorbeeld alvast wat vragen zodat jij kan ontdekken of het bedrijf bij jou past.
WANTED Een (hoofd)redacteur (m/v): Het RGD Magazine is voor het studiejaar 2015 - 2016 op zoek naar een enthousiaste nieuwe hoofdredacteur en redacteuren met een vlotte pen, een eigen inbreng en interesse in het gezondheidsrecht. Daarnaast vormen deadlines voor jou geen probleem en vind je het leuk om de actualiteiten binnen het gezondheidsrecht in de gaten te houden en hierover te schrijven. Als redacteur word je enthousiast ontvangen in een gezellige redactie, je doet veel nieuwe ervaringen en nuttige contacten op in de praktijk en last but not least: het staat ook nog eens mooi op je CV! Interesse of wil je meer informatie? Stuur dan een mailtje naar
[email protected] en wie weet sta jij vanaf september 2015 in een nieuwe editie van het RGD Magazine!
RGD Magazine nr 5
25
uit de praktijk
De zitting mr. R.M. van den Boogert-Val, advocaat KienLegal
Als advocaat moet je volgens de gedragsregels altijd voor ogen houden dat een minnelijke regeling vaak de voorkeur heeft boven een gerechtelijke procedure. Zeker binnen de gezondheidszorg is dit van groot belang. Immers, partijen die werkzaam zijn in deze sector zijn vaak op elkaar aangewezen en zullen elkaar ook in de toekomst met enige regelmaat tegenkomen. Het kunnen realiseren van een minnelijke regeling die tegemoet komt aan de belangen van beide partijen is dan ook een mooie uitkomst te noemen. Toch is een gerechtelijke procedure niet in alle gevallen te vermijden. Komt het eenmaal tot een gerechtelijke procedure dan zullen partijen zich vaak door een advocaat (moeten) laten vertegenwoordigen en zal de advocaat de standpunten van zijn cliënt naar voren moeten brengen. Daarmee komen we tot een mooi en bekend onderdeel binnen de advocatuur, namelijk het pleiten. Maar hoe bereid je je als advocaat voor op een zitting en heeft een zitting[1] überhaupt wel toegevoegde waarde? Sommige advocaten zijn van mening dat die toegevoegde waarde maar beperkt is, je hebt immers al je argumenten en bewijsstukken al naar voren gebracht in de schriftelijke rondes nietwaar? Toch kan een zitting in een procedure van groot belang zijn. Tijdens een zitting kan de advocaat namelijk mondeling zijn standpunten extra kracht bijzetten, kernpunten benadrukken en de zaak vanuit een ander perspectief naar voren brengen (welke uiteraard wel in het voordeel van jouw cliënt is). Daarnaast is het niet ongebruikelijk dat vlak voor de termijn nieuwe producties worden ingediend door beide partijen die eveneens toelichting behoeven tijdens de rechtszaak. Ook nieuwe ontwikkelingen en zienswijzen kunnen worden betrokken
26
RGD Magazine nr 5
tijdens de zitting. Je houdt dan ook pas op met het voorbereiden van de zitting totdat je daadwerkelijk begint met pleiten. Een zitting kan ook veel toegevoegde waarde hebben als er een complexe kwestie wordt behandeld. Zeker binnen het gezondheidsrecht, waar nieuwe ontwikkelingen elkaar in rap tempo opvolgen, is dit vaak het geval. Het kan gaan over onderwerpen die ook voor rechters nieuw zijn en vragen oproepen. Van belang is daarbij dat een advocaat in zulke gevallen duidelijk kan ingaan op de vragen van de rechter. Op voorhand dient een advocaat dan ook goed na te denken over de vragen die een rechter mogelijk zou kunnen stellen. Het is uiteraard onmogelijk om eventuele vragen over een kwestie - of nieuwe argumenten die de wederpartij tijdens een pleidooi naar voren brengt – op voorhand te ‘voorspellen’. Gedegen kennis van het dossier is dan ook van levensbelang. Dit lijkt logisch maar in de praktijk komt het toch wel met enige regelmaat voor dat daar geen sprake van is. Vrij recent heb ik nog mee mogen maken dat de advocaat van de wederpartij tijdens de zitting door de rechter werd gecorrigeerd omdat de interpretatie van deze advocaat over de inhoud van bepaalde jurisprudentie verkeerd bleek te zijn. Dat is op zijn minst vervelend te noemen. Zittingen zullen dan ook met name toegevoegde waarde hebben als er sprake is van een goede voorbereiding waarbij alle stukken tot op de letter nauwkeurig zijn bestudeerd, zodat - zeker in complexe kwesties – een juridische discussie op hoog niveau gevoerd kan worden. [1] Met name wordt dan gedoeld op de civielrechtelijke bodemprocedure.
Het recht van de sterkste Frank Barendrecht is sinds 2011 advocaat bij Ploum Lodder Princen. Daarvoor werkte hij 7 jaar bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (inmiddels opgegaan in de ACM). Frank is gespecialiseerd in mededingingsrecht en gezondheidsrecht en coördineert het zorgteam van Ploum. Samen met kantoorgenoot Michel Jacobs geeft Frank jaarlijks gastcolleges Mededingingsrecht in de zorg aan de EUR.
Ziekenhuizen zijn te sterk. Dat is althans de opvatting van minister Schippers. Ziekenhuizen hebben teveel macht in de onderhandelingen met zorgverzekeraars en kunnen daardoor de contractvoorwaarden teveel naar hun hand zetten. Het risico bestaat dat dit ten koste gaat van de kwaliteit en doelmatigheid van de zorg. Om te voorkomen dat de verhoudingen nog schever komen te liggen, kondigde Schippers in februari aan dat zij het sectorspecifieke markttoezicht van de NZa naar de ACM gaat overhevelen. Vanaf 2017 moet de ACM de zorgspecifieke fusietoets en het toezicht op aanmerkelijke marktmacht gaan uitvoeren. Door bovendien – in de woorden van Schippers – “nieuwe mensen met kennis van de gezondheidszorg” aan te trekken, moet deze bundeling van kennis bij de ACM leiden tot een krachtiger markttoezicht.
zich af. In april publiceert de NZa een position paper waarin zij aanbevelingen doet om de werking van het zorgstelsel te verbeteren. Volgens de NZa ligt het niet aan haar dat het markttoezicht niet krachtig genoeg is. Het ligt in de eerste plaats aan de beperkte en te generieke bevoegdheden die zij van VWS heeft gekregen. Als zij naast een procedurele ook een inhoudelijke fusietoets zou hebben mogen doen, zouden sinds 2011 8 van de 13 doorgevoerde ziekenhuisfusies niet zijn goedgekeurd. Uit haar fusiesimulatiemodellen bleek namelijk op voorhand dat bij die acht gevallen een prijsstijging van meer dan 5% viel te verwachten. In de tweede plaats ligt het aan de ACM. De NZa heeft de verwachte prijsstijgingen namelijk steeds in haar zienswijzen aan de ACM gemeld, maar de ACM heeft daar in haar mededingingsrechtelijke fusietoets niets mee gedaan.
Het zal niet verbazen dat de NZa zich aangesproken heeft gevoeld door deze impliciete kritiek op haar functioneren en haar medewerkers. Maar zij bijt van
Nu is het de ACM die zich op haar beurt aangesproken voelt. En ook de ACM bijt van zich af in een position paper. De ACM wijst erop dat zij een fusie slechts kan
28
RGD Magazine nr 5
uit de praktijk
Frank Barendrecht Advocaat en partner bij Ploum Lodder Princen
verbieden als deze leidt tot een ernstige beperking van de mededinging. Zij beschermt aldus het concurrentieproces, maar toetst niet of een fusie ook meerwaarde voor de betrokken partijen en stakeholders creëert. Mede daarom komt het zelden voor dat een fusie wordt verboden, ook in de ons omringende landen. Daarnaast wijst de ACM erop dat enkele fusievoornemens vanwege mededingingsbezwaren van de ACM zijn ingetrokken of wellicht zelfs niet eens aan haar voorgelegd. Het kon in die gevallen dan ook niet tot een verbod komen. Dit verweer van de ACM is niet onterecht. Toch voedt de ACM zelf ook de gedachte dat zij wellicht te soepel is geweest bij de beoordeling van ziekenhuisfusies. Kort na de publicatie van haar position paper verbiedt de ACM namelijk prompt en voor het eerst een ziekenhuisfusie. De ongelukkige slachtoffers zijn het Albert Schweitzer-ziekenhuis en de Rivas Zorggroep. Volgens de ACM zouden de ziekenhuizen na hun fusie onvoldoende concurrentie ondervinden in hun werkgebied. Patiënten hebben geen of te weinig uitwijkmogelijkheden als de
kwaliteit tekort schiet en verzekeraars hebben geen of te weinig alternatieven als de prijs te hoog is. Bovendien heeft de ACM geen vertrouwen in de oplossing die de ziekenhuizen hebben aangedragen: het aanhouden van een prijsplafond gedurende twee jaar. Hoewel de redenering van de ACM op zichzelf goed is te volgen, is haar beslissing opmerkelijk. Eerder liet zij ziekenhuizen in vergelijkbare situaties namelijk wel fuseren, al dan niet onder de toezegging dat zij zich aan een prijsplafond zouden houden. Het moet gezegd, een belangrijke verklaring voor het verschil in behandeling kan zijn gelegen in de opstelling van de zorgverzekeraars. Waar die eerder nog optimistisch waren over hun mogelijkheden om ziekenhuizen te disciplineren, zijn zij daar inmiddels van teruggekomen. Toch is niet uitgesloten dat de ACM zich ook heeft laten leiden door het publieke debat van de afgelopen maanden. Als dat inderdaad zo is, geeft de ACM met dit besluit in feite toe dat zij de afgelopen jaren niet krachtig genoeg heeft opgetreden.
RGD Magazine nr 5
29
Wat hier ook van zij, de bal ligt nu vooral bij VWS. Daar is immers het wetsvoorstel in voorbereiding dat de bevoegdheden van de NZa naar de ACM moet overhevelen. De grote vraag is of VWS de reikwijdte van de fusietoets zal uitbreiden. Zo niet, dan verandert er in feite weinig. Het blijft dan aankomen op de mededingingsrechtelijke toets van de ACM. De eerste voortekenen zijn dat dat laatste het geval is. In april en mei lag namelijk een conceptwetsvoorstel ter consultatie voor waarin de fusietoets inhoudelijk gelijk bleef. Het wetsvoorstel heeft echter nog een lange weg te gaan. Bovendien bood het concept de Minister de mogelijkheid om bij nadere regeling aanvullende voorwaarden te bepalen. Het kan daarom dus nog alle kanten op. Bij Ploum Lodder Princen houden wij de verdere ontwikkelingen nauwlettend in de gaten. Dat is van belang voor de begeleiding van onze cliënten, in dit geval bij hun fusie- en overnametrajecten. Wij
werken namelijk voor veel verschillende zorgaanbieders, zoals zieken huizen, zelfstandige behandelcentra, revalidatie centra, verpleegen verzorgingsinstellingen, thuiszorg organisaties, huisartspraktijkgroepen en arbodiensten. Omdat wij uit ervaring weten dat vaak een integrale juridische benadering noodzakelijk is, hebben wij onze kennis en ervaring op verschillende rechtsgebieden gebundeld in een multidisciplinair team Zorg. De bindende factor tussen de advocaten en notarissen in dit team is hun kennis van en ervaring binnen de gezondheidszorg. De overleggen van dit team zijn bij uitstek de plek om ontwikkelingen zoals de bovenstaande te bespreken. Op die manier zorgen wij dat wij goed op de hoogte blijven van relevante ontwikkelingen. Dit om onze cliënten krachtig te kunnen adviseren.
De advocaten van Ploum Lodder Princen hebben ruime ervaring op het gebied van mededingings,- en aanbestedingsrecht. Wij zijn graag bereid zorgaanbieders te adviseren over het toepassen en doorlopen van het Wmo-inkoopproces en met u na te gaan of er sprake is van verboden afspraken, een juiste inkoopproces en de verschillende rechten en verplichtingen van partijen hierbij. U kunt daartoe contact opnemen met Michel Jacobs, Frank Barendrecht, Dennis Zieren en Leyla Bozkurt.
30
RGD Magazine nr 5
Kennismakingsborrel RGD Maandag 14 september 2015, Erasmus Palviljoen Vanaf 15.00 uur Om het jaar goed te beginnen organiseert het RGD een kennismakingsborrel. Komt allen en leer uw studiegenoten en het RGD beter kennen! Het eerste drankje en de hapjes zijn op rekening van het RGD. Laat even weten of je aanwezig bent door een mail te sturen naar
[email protected]
Lees verder op rgdispuut.nl