V E K B A A N T I P E S T P L A N
Pesten doet veel pijn, kunnen we niet beter vrienden zijn?
V E K B A A N T I P E S T P L A N
V E K B A A N T I P E S T P L A N
1
Pesten komt het meeste voor op school. Daardoor werkt het het beste als de school het pestprobleem signaleert en er iets aan doet. Het allerbelangrijkste wat de school kan doen, is het pesten zoveel mogelijk voorkómen. Elke juf of meester kan ervoor zorgen dat haar of zijn klas een veilige en prettige plek is. Belangrijk is daarbij het voorbeeld dat de leerkracht zelf geeft. Een leerkracht die de kinderen laat uitpraten, naar ze luistert, er niet bij voorbaat van uit gaat dat hij zelf gelijk heeft en die de leerlingen complimenten geeft, krijgt ongemerkt navolging: goed voorbeeld doet goed volgen. Ook is het belangrijk als de leerkracht een duidelijke houding heeft bij conflicten tussen de kinderen onderling. Om sociale vaardigheden te verwerven moeten de kinderen in eerste instantie proberen zelf hun onderlinge problemen op te lossen. De leerkracht laat dan merken dat zij/hij vertrouwen heeft in de kinderen. Als de kinderen er onderling niet uitkomen of als bepaalde kinderen het onderspit delven, moet de leerkracht de leerlingen helpen bij het zoeken van een oplossing. Ook moet zij/hij de signalen van gepeste kinderen kunnen herkennen en daar op reageren. Het is belangrijk dat de leerkracht de klas tot een eenheid smeedt. Dat kan bijvoorbeeld door het nabespreken van uitstapjes en projecten aan de hand van foto's en werkstukken. In klassengesprekken leert de leerkracht de kinderen om aandacht te hebben voor elkaar. Ook de sociale kanten van het samen-leven in de klas, zoals ruzie maken, vriendjes zijn en jaloezie worden besproken. Het eigenlijke voorkómen en bestrijden van pesten op school gebeurt dus door de meester of juf in de klas. Daarnaast is het belangrijk dat deze werkwijze door de hele school wordt gedragen. Dat de school een beleid ontwikkelt tegen pesten en dat kinderen en ouders er op kunnen vertrouwen dat de school voor iedereen een veilige plaats is. Ouders kunnen er aan meewerken dat op de school van hun kinderen een anti-pest-beleid wordt ontwikkeld. Door gesprekken met de leerkracht, directie of via de ouderraad kunnen zij het onderwerp aan de orde brengen.
Plagen of pesten Iemand van zijn fiets aftrekken: dat kan plagen zijn. Maar ook pesten. Het is plagen als de kinderen aan elkaar gewaagd zijn: de ene keer doet de een iets onaardigs, een volgende keer is het de ander. Het is een spelletje, niet altijd leuk, maar nooit echt bedreigend. Door elkaar te plagen leren kinderen om met conflicten om te gaan. Het hoort bij het groot worden.
V E K B A A N T I P E S T P L A N
2
Pesten is wel bedreigend. En het gebeurt niet zomaar een keer, maar iedere dag weer, soms een jaar of langer achter elkaar. Bij pesten wordt een slachtoffer uitgezocht om de baas over te spelen op een heel bedreigende manier. De pestkop misbruikt zijn macht: het slachtoffer wordt geslagen, uitgescholden, vernederd, gekleineerd. Vaak is er een groepje kinderen dat meedoet met de pestkop, dit zijn de meelopers. Naast deze openlijke vormen van pesten komen ook vormen van pesten voor die niet zichtbaar zijn. Bijvoorbeeld als een kind altijd wordt buitengesloten, nooit ergens aan mee mag doen, op geen enkel feestje wordt uitgenodigd.
Hoe pesten werkt
V E K B A A N T I P E S T P L A N
3
Bij pesten zijn drie rollen te onderscheiden. Er zijn kinderen die andere kinderen pesten, er zijn kinderen die gepest worden en er zijn kinderen die niet direct bij het pesten betrokken zijn. Kinderen beginnen met pesten om allerlei redenen. Het kan zijn dat ze indruk willen maken op andere kinderen, het kan ook zijn dat ze niet weten hoe ze op een positieve manier contact kunnen leggen. Pesten kan beginnen als een spelletje, als iets dat leuk is om te doen. Het gepeste kind voelt zich erg ongemakkelijk door het pesten. Het lukt haar of hem niet om terug te plagen, een grapje te maken of onverschillig te blijven. Het kind reageert angstig en gaat soms huilen. Het pestende kind merkt dat het succes heeft en dat smaakt naar meer. Bewonderd door andere kinderen gaat zij of hij door met uitschelden, afpakken of schoppen. Door het pesten versterkt het kind zijn of haar plaats in de klas of het vriendengroepje. Na een tijdje wordt het een gewoonte om het slachtoffer te pesten zodra de gelegenheid zich voordoet. Meestal hebben de pestende kinderen niet in de gaten hoe afschuwelijk het pesten is voor het gepeste kind. Terwijl het gepeste kind vreselijk bang is voor de pauze of niet op straat durft te gaan, ziet de pester het nog steeds als een lolletje. Ook kinderen die niet direct bij het pesten zijn betrokken, spelen een rol. Doordat zij de gepeste kinderen niet steunen of de pester stoppen, kunnen de pesters vrijelijk hun gang gaan. Vaak versterken zij het succes van de pestende kinderen door op een afstandje toe te kijken en te lachen om wat er gebeurt. Pesten heeft veel te maken met de verhoudingen binnen een groep. Daarom is het niet eenvoudig om er een eind aan te maken. Als de leerkracht schelden verbiedt, zoeken de kinderen andere manieren en andere momenten om te pesten. Aanpakken van het pestprobleem betekent meer dan verbieden alleen. Kinderen moeten leren om met elkaar om te gaan zonder de ander wezenlijk te kwetsen. Volwassenen (leerkrachten, begeleiders van clubs, ouders) kunnen hen daarbij helpen, bijvoorbeeld door samen met de kinderen oplossingen te zoeken en door duidelijke grenzen te trekken.
Feiten over pesten
V E K B A A N T I P E S T P L A N
4
De meeste basisschoolleerlingen, ruim zestig procent, worden wel eens gepest. Een enkel keertje gepest worden, daar is overheen te komen. Echter, 8 % van de basisschoolleerlingen wordt minstens één keer per week gepest. Dit zijn er minimaal twee per klas. Pesten gebeurt vooral op school. Bijna de helft van de gepeste kinderen vertelt het aan de leerkracht. Volgens de leerlingen grijpen de leerkrachten lang niet altijd in als er gepest wordt. De meeste kinderen vinden het vervelend om te merken dat andere kinderen gepest worden. Veertig procent van de kinderen probeert te helpen als een ander kind wordt gepest. Ongeveer even veel kinderen vinden dat ze eigenlijk iets zouden moeten doen, maar doen het toch niet. Veel kinderen vertellen thuis niet dat ze gepest worden. Van de leerlingen in het voortgezet onderwijs meldt dertig procent dat ze niet worden gepest. Twee procent wordt meer dan één keer per week gepest. Een klein gedeelte van de jongeren vertelt aan een leerkracht dat hij of zij is gepest. De leerkrachten grijpen niet vaak in als er wordt gepest. Overigens worden niet alleen kinderen gepest. Ook op het werk lijkt pesten regelmatig voor te komen.
Vernederen: Hou jij onze handschoenen maar even vast, dat is toch het enige dat jij kunt. Schelden: Viezerik, vuurtoren, schele. Dreigen: Je vertelt het niet aan de meester, want dan pakken we je straks.
De gepeste kinderen
V E K B A A N T I P E S T P L A N
5
Sommige kinderen hebben meer kans om gepest te worden dan andere kinderen. Dat kan met hun uiterlijk samenhangen, maar veel vaker heeft het te maken met hun gedrag, hun gevoelens en de manier waarop ze zich uiten. Bovendien worden kinderen pas gepest in situaties waarin pesters de kans krijgen om een slachtoffer te pakken te nemen, dus in onveilige situaties. Kinderen die gepest worden doen vaak andere dingen dan de meeste leeftijdgenoten in hun omgeving. Ze zijn lid van een actiegroep en niet van een hobbyclub (of andersom). Ze spelen accordeon en geen viool (of andersom). Ze zijn majorette en zitten niet op ballet (of andersom). Hun ouders zijn gewoon getrouwd en niet gescheiden (of andersom). Ze zijn goed in rekenen of juist niet. Aanleidingen genoeg om door anderen gepest te worden als die andere kinderen daar de kans voor krijgen. Veel kinderen die worden gepest hebben moeite om zichzelf te verdedigen. Ze voelen zich machteloos tegenover de pestkoppen. Vaak zijn ze angstig en onzeker in een groep, ze durven niks te zeggen omdat ze bang zijn om uitgelachen te worden. Deze angst en onzekerheid worden versterkt door het pesten. Pesters hebben snel in de gaten welke kinderen gemakkelijk aan het huilen te brengen zijn. Gepeste kinderen voelen zich vaak eenzaam, hebben geen vrienden om op straat te spelen, geen vast clubje in de klas. Soms kunnen ze beter met volwassenen opschieten dan met leeftijdgenoten. Jongens die worden gepest horen meestal niet tot de sterksten van de groep. Ze zijn vaak onhandig in spel en sport.
De pesters
V E K B A A N T I P E S T P L A N
6
Kinderen die pesten zijn vaak de sterksten uit de groep. Ze gedragen zich agressiever en reageren eerder met geweld dan andere kinderen. Meestal doen ze ook agressief ten opzichte van volwassenen: de trainer, leerkracht of hun ouders. Pesters lijken populair in een groep, maar zijn het uiteindelijk niet. Ze dwingen hun populariteit in de groep af door te laten zien hoe sterk ze zijn en wat ze allemaal durven. Via pesten lukt ze dat het makkelijkst: ze krijgen andere kinderen mee bij het te pakken nemen van een slachtoffer. En wie mee doet, loopt minder kans zelf slachtoffer te worden. Pesters komen vaak heel zelfverzekerd over. Ze nemen het initiatief om de regels te overtreden, verzinnen hoe ze andere kinderen en volwassenen dwars kunnen zitten. Ze zijn er vaak goed in zichzelf 'uit de problemen te praten'. Doorgaans voelen ze zich niet schuldig dat ze pesten, vooral als ze met een groepje zijn. Het slachtoffer zien ze als een stommeling die 'erom vraagt gepest te worden'. Soms is een pestkop een kind dat in een andere situatie zelf gepest werd. Om te voorkomen weer het mikpunt van pesten te worden, kan een kind zich bijvoorbeeld in de zwemclub of op een andere school agressief gaan opstellen. Er lijken meer pestende jongens dan meisjes te zijn, maar waarschijnlijk is dat maar schijn. Meisjes pesten vaker op een subtiele manier. Ze pesten meer met woorden, maken geniepige opmerkingen of sluiten andere kinderen buiten. Waarschijnlijk wordt er door meisjes ook meer in kleine groepjes gepest. Uit onderzoek is minder bekend van pestende meisjes dan van jongens. Een pestend kind dat zijn gang kan gaan, leert dat pesten de enige manier is om je in een groep te handhaven. Het leert niet om zijn agressie op een andere manier te uiten. Pesters kunnen lang last ondervinden van hun agressieve gedrag ten opzichte van anderen. Ze hebben bijvoorbeeld vaak moeite om vrienden te maken of te houden. Het tegengaan van pesten is daarom niet alleen van belang voor de slachtoffers. Het is ook goed voor de pesters, om hun kansen op een normale ontwikkeling zo groot mogelijk te maken.
Meelopers en de andere kinderen
V E K B A A N T I P E S T P L A N
7
De meeste kinderen zijn niet direct betrokken bij pesten. Sommigen kijken alleen toe, anderen doen af en toe mee. Dit zijn de meelopers. Er zijn kinderen die niet merken dat er gepest wordt of ze willen het niet weten. Meelopers zijn vaak bang om zelf slachtoffer te worden. Het kan ook zijn dat ze stoer gedrag interessant vinden en denken daardoor populair in een groep te worden.Meisjes doen nogal eens mee met pesten om een vriendin te kunnen houden. Doordat deze kinderen meepesten met een groep voelen ze zich niet zo erg verantwoordelijk voor wat er met pesten wordt uitgericht. Hoewel deze kinderen geen actieve rol spelen bij het pesten, zijn zij medebepalend voor het voortduren van het pesten. De pestende kinderen voelen zich gesterkt door de instemming van de toeschouwers. Als andere kinderen het gepeste kind te hulp komen of tegen de pester zeggen dat hij moet ophouden, verandert de situatie aanzienlijk. Het pesten wordt dan minder vanzelfsprekend. Het helpt als kinderen die minder betrokken zijn bij het pesten zelf, de leerkracht inlichten. Ook de ouders kunnen een belangrijke rol spelen. Ouders van kinderen die gepest worden en die dit probleem met de school of op de club willen bespreken, zijn emotioneel bij het onderwerp betrokken. Ouders van kinderen die niet direct bij het pesten zijn betrokken, kunnen meer afstand nemen. Daardoor zijn ze beter in staat om duidelijk te maken dat er iets aan het pesten gedaan moet worden. Dit is ook in het belang van hun eigen kind. Als er in de omgeving van een kind gepest wordt, heeft het kind zelf ook last van een onveilige, onprettige sfeer in de groep of de klas. Vaak vinden de kinderen het heel vervelend dat er wordt gepest op school, maar willen ze ook niet als enige voor het gepeste kind opkomen. Ouders kunnen hun kinderen dan adviseren om er met vriendjes of vriendinnetjes over te praten. Misschien durven ze samen iets te ondernemen naar de pesters of de leerkracht.
Meisjes en pesten Pesten heeft bij meisjes te maken met vriendschappen. Ze pesten een ander meisje bijvoorbeeld om te zorgen dat dit meisje hun vriendin niet afpakt.
V E K B A A N T I P E S T P L A N
8
Jongens lijken vooral kinderen te pesten waar ze in hun vriendengroep niet veel mee te maken hebben. Meisjes pesten kinderen die dichter bij ze staan, die een rol spelen in de concurrentie tussen vriendinnen. Ook meisjes nemen elkaar lichamelijk te pakken, maar veel van het gepest vindt plaats met woorden. Vaak maken meisjes afspraken met elkaar om een ander meisje buiten te sluiten, vaak met behulp van briefjes die in de klas worden doorgegeven. Er worden onderling dreigementen geuit zoals: "Ik speel niet meer met je als je met haar speelt". Een vorm van pesten die de meisjes ook zelf 'gemeen' vinden is het doorvertellen van geheimen. Meisjes willen soms een gepest kind wel helpen, maar daarbij willen ze niet het risico lopen zelf gepest te worden. Ze helpen het gepeste kind door bemoedigende opmerkingen tegen haar te maken. Leerkrachten lijken het pestgedrag van meisjes minder op te merken dan dat van jongens. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de minder lichamelijke manier van pesten door meisjes. Als het pesten toch is opgemerkt, zijn de meisjes niet erg onder de indruk van een serieus gesprek of een korte schorsing.
Hoe kinderen pesten
V E K B A A N T I P E S T P L A N
9
Met woorden: * Vernederen: Hou jij onze handschoenen maar even vast, dat is toch het enige dat jij kunt. * Schelden: Viezerik, vuurtoren, schele. * Dreigen: Je vertelt het niet aan de meester, want dan pakken we je straks. * Belachelijk maken, uitlachen. * Kinderen niet bij hun eigen naam noemen maar altijd bij een bijnaam. * Gemene briefjes schrijven. Lichamelijk: * Trekken aan kleding, duwen, sjorren. * Schoppen en slaan. * Krabben, bijten en haren trekken. * Met wapens: messen, stokken. Door achtervolging enz.: * Achterna lopen, opjagen. * In de val laten lopen, klem zetten. * Opsluiten. Door uitsluiting: * Doodzwijgen: niet reageren op wat het kind doet of zegt, niet tegen hem/ haar praten. * Uitsluiten: het kind mag niet meedoen met spelletjes, niet meelopen naar huis, niet komen op een verjaardag. Door stelen of vernielen van bezittingen: * Afpakken van kledingstukken en andere spullen. * Beschadigen van spullen: kliederen op boeken, schoppen en gooien met een schooltas, banden lek steken. Door afpersing: * Dwingen om geld of spullen af te geven. * Dwingen om iets voor de pesters te doen: geld of snoep meenemen, een klus opknappen.
Het grote zwijgen Pesten is een groot probleem voor kinderen, vooral voor de kinderen die zelf worden gepest. Toch beginnen veel kinderen er thuis niet over.
V E K B A A N T I P E S T P L A N
10
Een kind dat wordt gepest, schaamt zich daar vaak voor. Het wil zijn ouders niet teleurstellen. Een gepest kind is geen populair kind en dat hadden haar/zijn vader en moeder wél graag gewild. Dat voelt een kind haarscherp aan. Het kan ook zijn dat een kind thuis niets zegt omdat het pestprobleem onoplosbaar lijkt. Het is misschien bang dat het probleem juist groter wordt. Stel je voor: je vader of moeder zou wel eens contact op kunnen nemen met de ouders van de pestkop of met de leerkracht op school! Misschien brengt de leerkracht in de klas het probleem ter sprake, dan weten de klasgenoten dat er 'geklikt' is. De pesterijen worden dan misschien juist erger. Ook kinderen die zelf pesten zullen thuis niet gemakkelijk over het pesten praten. Zij kunnen er alleen over beginnen als ze zich bewust zijn van hun gedrag en van de ernstige gevolgen daarvan. Pesters weten vaak zelf niet waarom ze iemand pesten. Ook dringt het niet tot ze door hoe erg hun gepest voor het slachtoffer is: 'ze lokte het toch zelf uit, wie loopt er nou nog met zo'n stomme schooltas?' is hun redenering. Daarnaast willen veel pestende kinderen de machtspositie die ze door het pesten verkrijgen, niet verliezen. Toch is het niet waar dat pesters nooit willen dat een volwassene het probleem aanpakt. Misschien willen ze wel anders omgaan met andere kinderen, maar hoe moet dat dan? De meeste kinderen houden zich het liefst afzijdig als er wordt gepest. Als ze het zouden opnemen voor het slachtoffer, lopen ze de kans zelf gepest te worden. En iedere dag zien ze hoe erg dat is. Veel kinderen voelen zich schuldig dat ze niet in de bres springen voor het slachtoffer of een volwassene te hulp roepen. Er zijn ook kinderen die absoluut niet in de gaten hebben dat er gepest wordt. Ze zien misschien wel iets gebeuren, maar kunnen de ernst van de situatie niet inschatten.
Voorkómen en bestrijden van pesten
V E K B A A N T I P E S T P L A N
11
Pesten is geen eenvoudig probleem. Daarom lijkt het vaak onoplosbaar. Toch is pesten wel te bestrijden als het serieus wordt genomen. Dat betekent dat kinderen moeten weten dat ze om hulp kunnen aankloppen bij de volwassenen om hen heen. Voor volwassenen betekent het, dat ze aandacht moeten hebben voor de signalen van de kinderen. Ze moeten luisteren naar wat de kinderen te vertellen hebben en daar over praten. Voor leerkrachten en begeleiders van groepen in de vrije tijd betekent het dat ze groepsgesprekken moeten voeren, regels moeten afspreken en zorgen dat die regels ook werken. Het pestprobleem wordt lang niet altijd serieus aangepakt: ouders zeggen dat een kind maar van zich af moet bijten, leerkrachten hebben het te druk en de trainer vindt het zijn verantwoordelijkheid niet. Als volwassenen alleen af en toe ingrijpen, kan dat verkeerd uitpakken. Gepeste kinderen worden daarna nog meer het slachtoffer omdat ze 'geklikt' hebben. Daarom is het belangrijk om het pestprobleem degelijk aan te pakken. Daarbij zijn alle betrokkenen nodig. Ieder van hen kan een begin maken met het oplossen van het pestprobleem. Kinderen die worden gepest kunnen beginnen door met hun ouders, leerkrachten of andere vertrouwde volwassenen te gaan praten. Ze kunnen ook om raad vragen, bijvoorbeeld bij de kindertelefoon. Andere kinderen kunnen bij hun ouders of leerkrachten aankaarten dat er gepest wordt. Ouders kunnen met hun kinderen gaan praten en het probleem met andere ouders, op school of op een andere plaats bespreken. Leerkrachten kunnen het pesten als algemeen probleem regelmatig in hun klas bespreken. Ze kunnen proberen in de klas een open en vriendelijke sfeer te creëren. Concrete pestsituaties kunnen ze met de betrokken kinderen bepraten. Samen met hun collega's kunnen ze werken aan een schoolbeleid rond sociale regels en pesten. De directie van een school, de oudervereniging, het schoolbestuur kunnen de manier van omgaan bespreken en toewerken naar een beleid daarover. Begeleiders van groepen, trainers en anderen die te maken hebben met kinderen buiten schooltijd, kunnen het pesten met de kinderen bespreken. Ze kunnen proberen de samenwerking tussen de kinderen bevorderen. Anderen, zoals de wijkagent of artsen, kunnen sociale problemen tussen kinderen die zij hebben geconstateerd aan de orde stellen in hun contacten met scholen. Ook kunnen zij door hun bijzondere positie soms net een andere invloed uitoefenen op de kinderen dan leerkrachten en begeleiders.
Veilig in de groep
V E K B A A N T I P E S T P L A N
12
In elke groep zitten kinderen die gemakkelijk, minder gemakkelijk en soms zelfs moeilijk met anderen om kunnen gaan. Als de sfeer in de groep veilig is, gaan al die verschillende kinderen graag naar de muziekles of de voetbaltraining. Ze weten dat er niet alleen met de sterksten rekening wordt gehouden maar met iedereen. In hun groep is het de gewoonste zaak van de wereld dat je het voor elkaar opneemt als iemand problemen heeft. Bovendien geeft de trainer of de begeleider het goede voorbeeld. In een groep met zo'n veilige sfeer krijgen pesters weinig kans: andere kinderen komen het slachtoffer te hulp. De sfeer in een groep kan ook onveilig zijn. Andere kinderen durven het dan nauwelijks voor het gepeste kind op te nemen. Ze kunnen niet rekenen op de hulp van de aanwezige volwassene. Ze zijn bang om uitgelachen te worden en niet meer bij de groep te horen. Er wordt wel eens beweerd dat elke groep een zondebok nodig heeft. Dat is niet waar. Zondebokken vind je wel vaak in groepen waar wat mee aan de hand is. Bijvoorbeeld op een sportclub waar agressief gedrag normaal is en waar niet door de trainer wordt ingegrepen. Of in een buurthuis waarin kinderen weinig persoonlijke aandacht krijgen. Het kan ook zijn dat er te veel nadruk ligt op presteren: de beste moeten zijn bij ballet of de meeste doelpunten moeten scoren. Kinderen zijn daardoor voortdurend met elkaar in concurrentie. Ze werken bijna nooit samen. In zulke hebben kinderen iemand nodig om hun onvrede op af te reageren. De begeleider of trainer doet er goed aan de saamhorigheid te bevorderen. Bijvoorbeeld door af en toe iets gezelligs te doen met de groep als geheel en door positieve opmerkingen te maken, ook over de kinderen die niet supergoed zijn in dansen of voetballen.
Wordt een kind gepest - signalen
V E K B A A N T I P E S T P L A N
13
Kinderen veranderen tijdens het opgroeien. Soms zijn die veranderingen gemakkelijk te begrijpen. Het is begrijpelijk dat een kind moe en prikkelbaar is als hij net is begonnen in het eerste leerjaar. Of dat een meisje zich ongelukkig voelt nu haar beste vriendin is verhuisd. Meestal worden dit soort vervelende perioden gevolgd door leukere. Het kind uit het eerste leerjaar stort zich enthousiast op het pas geleerde lezen. Het meisje geniet van de logeerpartijen bij haar vriendin. Als het moeilijke of gesloten gedrag van deze kinderen niet overgaat, is er meer aan de hand. Er kunnen allerlei oorzaken zijn, één daarvan kan zijn dat zij of hij wordt gepest. Verschijnselen die dan veel voorkomen zijn dat het kind: * Niet meer naar school wil. * Niets meer over school vertelt. * Nooit andere kinderen mee naar huis neemt en nooit bij anderen wordt gevraagd. * Op school slechtere resultaten haalt dan vroeger. * Vaak dingen kwijt is of met kapotte spullen thuis komt. * Vaak hoofdpijn of buikpijn heeft. * Blauwe plekken heeft op ongewone plaatsen. * Niet wil gaan slapen, veel wakker wordt of nachtmerries heeft. * Haar of zijn verjaardag niet wil vieren. * Niet wil buiten spelen. * Niet alleen een boodschap durft te doen. * Niet meer naar de club of speeltuin wil gaan. * Bepaalde kleren absoluut niet meer aan wil. * Thuis prikkelbaar, boos of verdrietig is. Als een kind enkele van deze signalen vertoont, probeer dan te weten te komen wat het op school en elders meemaakt. Praat ook eens met de ouders van het kind.
De vijfsporenaanpak Bij het bestrijden van pesten wordt meestal uitgegaan van de vijfsporenaanpak:
V E K B A A N T I P E S T P L A N
14
Steun bieden aan het kind dat gepest wordt: Naar het kind luisteren en haar/zijn probleem serieus nemen. Met het kind overleggen over mogelijke oplossingen. Samen met het kind werken aan oplossingen. Zonodig zorgen dat het kind deskundige hulp krijgt, bijvoorbeeld een sociale vaardigheidstraining. Steun bieden aan het kind dat zelf pest: Met het kind bespreken wat pesten voor een ander betekent. Het kind helpen om op een positieve manier relaties te onderhouden met andere kinderen. Het kind helpen om zich aan regels en afspraken te houden. Zonodig zorgen dat het kind deskundige hulp krijgt, bijv. een sociale vaardigheidstraining. De middengroep betrekken bij de oplossingen van het pestprobleem: Met de kinderen praten over pesten en over hun eigen rol daarbij. Met de kinderen overleggen over mogelijke oplossingen en over wat ze zelf kunnen bijdragen aan die oplossingen. Samen met de kinderen werken aan oplossingen, waarbij ze zelf een actieve rol spelen. De basisschool (of de jeugdvereniging, de sportvereniging) steunen bij het aanpakken van het pesten: De leerkrachten en de rest van de schoolorganisatie informatie geven over pesten als algemeen verschijnsel en over het aanpakken van pesten in de eigen groep en de eigen school. Werken aan het tot stand brengen van een algemeen beleid van de school rond veiligheid en pesten waar de hele school bij betrokken is. De ouders steunen: Ouders die zich zorgen maken over pesten, serieus nemen. Informatie en advies geven over pesten en de manieren waarop pesten kan worden aangepakt. In samenwerking tussen school en ouders het pestprobleem aanpakken. Zonodig ouders doorverwijzen naar deskundige ondersteuning.
Gevoel van eigenwaarde opbouwen
V E K B A A N T I P E S T P L A N
15
Veel ouders hebben de neiging om hun kind extra te gaan beschermen tegen teleurstellingen als ze weten dat het kind wordt gepest. Misschien kunnen ouders haar of hem wat vaker weg of wat vaker mee gaan naar wedstrijden. Toch is het belangrijk om dit na een tijdje wat af te bouwen. Het kind moet leren, of opnieuw leren, om contacten met leeftijdgenoten op te bouwen op zijn eigen manier. Als hij of zij zich vrijer gaat voelen in de omgang met leeftijdgenoten, wordt ook het zelfvertrouwen groter. Natuurlijk kunnen ouders daarbij best eens een steuntje in de rug geven, bijvoorbeeld door het kind te vragen om een aardig klasgenootje eens mee naar huis te nemen. Het moet echter wel bescheiden. Soms willen ouders zo graag dat hun kinderen populairder worden, dat ze andere kinderen wel willen overstelpen met snoep en cadeautjes als ze maar aardig zijn tegen hun eigen kind. Dit werkt vrijwel nooit, kinderen laten zich niet omkopen. Het zelfvertrouwen van het kind wordt ook bevorderd als ouders haar of hem stimuleren om zelfstandig iets te ondernemen. Geef als ouder hem of haar inspraak waar dat kan, bijvoorbeeld bij het kopen van kleren of het bepalen van het doel van een dagje uit. Ouders helpt hun kinderen ook als ze hen de kans geven om over de gang van zaken in het gezin hun zegje te doen. Wat zit ze dwars? Wat vinden ze oneerlijk? Hoe kan het volgens hen beter? Zonder dat ze altijd hun zin zullen krijgen, leren kinderen op deze manier voor zichzelf op te komen. Ze leren dat ze hun eigen mening kunnen laten horen en dat die mening er iets toe doet. Dat er naar wordt geluisterd en dat er rekening mee wordt gehouden. Dit soort positieve ervaringen kan kinderen net die kracht geven die nodig is om zich tegen het pesten door andere kinderen te verzetten.
Gevoel van eigenwaarde herstellen
V E K B A A N T I P E S T P L A N
16
Het is niet prettig om als ouders te merken dat hun dochter of zoon wordt gepest. Veel ouders hebben de neiging om hun kind dan extra te gaan beschermen. Ze maken het hun zoon thuis extra gezellig en gaan vaker de stad in met hun dochter. Dat is een begrijpelijke reactie. Het is immers goed dat kinderen zich bij hun ouders veilig kunnen voelen. Daarnaast is het belangrijk het kind te helpen bij het opbouwen van zelfvertrouwen. Het kind moet (opnieuw) leren om contacten te leggen en te onderhouden met leeftijdgenoten. Als hij of zij zich vrijer gaat voelen in de omgang met leeftijdgenoten, wordt ook het zelfvertrouwen groter. Het is zinvol om als ouder met hun dochter of zoon te praten over hoe zij of hij dat zou kunnen aanpakken. Misschien wil een dochter dat aardige meisje uit haar koor eens mee naar huis te nemen. En wil een zoon niet graag actiever meewerken aan het krantje van de tennisclub? Het zelfvertrouwen van uw kinderen wordt ook bevorderd als ouders hen stimuleren om zelfstandig iets te ondernemen. Geef als ouder hen inspraak waar dat kan, bijvoorbeeld bij de inrichting van hun kamer of het bepalen van de vakantiebestemming.te verzetten.
Een kind helpen Een kind van zeven komt huilend bij de leerkracht. Hij is nogal klein van stuk en andere kinderen pesten hem daarmee. Ze noemen hem vrijwel nooit bij zijn naam, maar zeggen altijd Ukkepuk. Hij vertelt dat hij vanmiddag weer niet mee mocht doen met tikkertje, de andere kinderen hadden gezegd: 'Jij hebt toch te korte beentjes om ons in te halen'. U wilt hier iets aan doen, maar wat kunt u doen?
V E K B A A N T I P E S T P L A N
17
U zou de volgende stappen kunnen nemen: U vraagt het wat er precies gebeurt zodat u een goed beeld krijgt van de ernst van het pesten. U vertelt hem dat volwassenen vaak niks doen omdat ze niet zien dat er gepest wordt, of omdat ze niet weten hoe het probleem opgelost moet worden. U probeert het kind op een eenvoudige manier uit te leggen waarom sommige kinderen pesten. U laat hem merken dat je misschien kunt begrijpen wat die pestende kinderen doen, maar dat dit niet betekent dat pesten is toegestaan. Bedenk welke acties u het beste lijken. Overleg hierover met het kind. U kunt het probleem het beste op verschillende manieren aanpakken. -
-
-
U gaat praten met ouders van de pestende kinderen. Uw praat bv. met de trainer van voetbal, de juf van de dansclub, … U vertelt het kind dat het pesten niet meteen ophoudt als er beter op wordt gelet. Pesten is een gewoonte geworden die maar moeilijk af te leren is. U versterkt het zelfvertrouwen van het kind door hem dingen te laten doen die hij goed kan. U maakt hem daar ook opmerkzaam op. Terloops kunt u voorbeelden geven van kleine mannen die het ver geschopt hebben in het leven: bv. Napoleon. U stelt het kind voor om in een nieuwe club te gaan, waar hij leuke dingen kan doen en andere kinderen kan leren kennen. Na enige tijd vraagt u aan het kind of er iets veranderd is in het pesten op school.
Kinderen van twee tot vier jaar
V E K B A A N T I P E S T P L A N
18
Peuters en dreumesen kunnen elkaar enorm dwars zitten. Regelmatig valt te zien dat ze elkaars speelgoed afpakken, elkaar aan de haren trekken en proberen elkaar te raken met houten blokken. Zoals kinderen alles moeten leren, moeten ze ook leren om met andere kinderen om te gaan. Af en toe ruzie, vechten om speelgoed hoort daarbij. Heel jonge kinderen kunnen zich nog niet verplaatsen in de gevoelens van een ander. Zij zijn meestal sterk op zich zelf gericht. Als ze een pop willen hebben die net wordt vastgehouden door een ander kind, willen ze deze pop pakken. Dat het andere kind dat niet zo leuk vindt, hebben ze niet in de gaten. Rond hun derde jaar beginnen veel kinderen door te krijgen hoe ze contact moeten leggen met andere kinderen. Ze merken dat het beter werkt om iets aan een ander kind te vragen dan om het meteen om te duwen. Sommige kinderen doen er lang over om te leren hoe ze met andere kinderen om kunnen gaan. Kinderen leren het meeste van de oplossingen die ze zelf uitvinden. Dat geldt ook bij het oplossen van ruzies. Het is daarom niet verstandig om kinderruzies meteen te stoppen of de kinderen een kant en klare oplossing aan te bieden. Het helpt wel om kinderen steun te geven als ze er zelf niet uitkomen. Een voorstel om om de beurt met de pop te spelen of samen met alle poppen te spelen, kan kinderen helpen bij het oplossen van hun ruzie om de pop. Ruzies tussen kinderen van deze leeftijd vallen niet onder het begrip pesten. Bij pesten zijn het steeds dezelfde kinderen die het slachtoffer zijn. Bij kinderen onder de vier jaar speelt dit zelden een rol.
Kinderen van vier tot acht jaar Kinderen tussen vier en acht jaar verkeren dagelijks in een groep leeftijdgenoten, of ze dat nu leuk vinden of niet. Ze doen daar veel ervaring op. Ze kijken veel naar elkaars gedrag. Ze zien hoe het ene kind iets van een ander gedaan probeert te krijgen. Ze merken dat bepaalde kinderen bijna nooit mogen meedoen met andere kinderen. Al kijkend en handelend leren ze, met vallen en opstaan, hoe je met anderen kunt omgaan.
V E K B A A N T I P E S T P L A N
19
Kleuters kunnen rollen verdelen en daar hele verhalen bij bedenken. Ze leren ook steeds beter om hun spel af te stemmen op degenen met wie ze spelen. Kleuters reageren dan vooral op het gedrag van de ander. Ze gaan ervan uit dat er een direct verband is tussen iets wat er gebeurt en de emoties die je bij de ander kunt zien. Als er iets van je wordt afgepakt, word je boos en dat laat je merken: dat geldt voor iedereen. Kleuters kunnen nog niet goed inschatten hoe hun eigen gedrag invloed kan hebben op andere kinderen. In de loop van hun schooljaren leren ze dat steeds beter. Kinderen gaan ook steeds beter beseffen dat eenzelfde gebeurtenis niet bij elk kind dezelfde emotie hoeft op te roepen. Pas in de hoogste klassen van de basisschool zijn kinderen in staat om de gevoelens en eigenschappen van anderen goed te onderscheiden en te beschrijven. Om sociale vaardigheden te leren, hebben kinderen vooral elkaar nodig. Meestal slagen ze er in zelf hun ruzies op te lossen of te bepalen wie de baas mag zijn. Als dat niet lukt, moeten ze weten dat de volwassenen hen steunen. Kinderen van deze leeftijd zijn vaak al goed in staat om met de hulp van een volwassene te bekijken wat nu eigenlijk het probleem is en hoe dat opgelost kan worden. Daarbij kunnen de vier- en vijfjarigen het beste uit de voeten met eenvoudige oplossingen. Bij de wat oudere kinderen kan een beroep worden gedaan op hun invoelingsvermogen. Goede voorbeelden en een verstandige aanpak door volwassenen helpen kinderen bij het leren samen-leven. Gericht pesten komt in deze leeftijdsgroep niet zo veel voor. Wel zijn sommige kinderen populairder dan anderen. De sociale rollen in de groep liggen meestal nog niet vast.
Pesten voorkómen
V E K B A A N T I P E S T P L A N
20
Als u nu niet te maken hebt met pesten, zult u dit graag zo willen houden. Hier volgen enkele adviezen om te voorkómen dat een kind gepest gaat worden, zelf gaat pesten of een meeloper wordt. * Leer een kind voor zichzelf en anderen op te komen. Kinderen moeten al op jonge leeftijd nee durven zeggen als ze iets meemaken dat ze niet willen. Ouders kunnen hun kinderen gelegenheid geven om in het gezin te oefenen. Moedig kinderen aan om tegen elkaar en tegen u te zeggen wat ze wel en niet willen. * Leer ze samen overleggen en onderhandelen over oplossingen. * Leer kinderen om hulp te vragen aan u, aan andere leerkrachten en aan anderen die ze vertrouwen. Laat ze merken dat u zelf een vraag om hulp serieus neemt. Dat betekent niet dat u de problemen van kinderen moet oplossen, wel dat u ze daadwerkelijk steunt bij het vinden van eigen oplossingen. * Geef kinderen de aandacht die ze nodig hebben. Laat merken dat u het belangrijk vindt om te weten wat ze doen en waar ze zijn, zonder ze voortdurend te controleren. * Laat kinderen merken dat ze de moeite waard zijn. Natuurlijk krijgen kinderen ook wel eens kritiek, maar geef ze ook regelmatig een complimentje. * Probeer conflicten binnen een groep op te lossen door er over te praten. Kinderen leren het meest van de voorbeelden die ze krijgen. * Laat kinderen kennismaken met veel verschillende mensen, gewoonten, muziek, enz.. Als u zelf respect en waardering toont voor anderen, leren uw kinderen dat anderen niet 'eng' of 'raar' zijn. * Grijp in als u merkt dat kinderen erg agressief zijn of als u merkt dat kinderen systematisch worden buitengesloten. * Ouders bemoeien zich best zo min mogelijk met de keuze van vrienden en vriendinnen en laten beter hun kinderen zelf beslissen met wie ze spelen en wie ze willen uitnodigen.
Tips van jongeren die zelf zijn gepest Niemand hoeft te accepteren dat hij of zij wordt gepest. Jongeren die zelf gepest zijn, vertellen hoe zij op het pesten hebben gereageerd.
V E K B A A N T I P E S T P L A N
21
Terugkatten Als ze iets tegen mij zeggen, van stomme oorbellen of zo, dan zeg ik meteen: 'Kan jij niet krijgen, zeker?' Of als een meisje roept dat ik dik ben, dan zeg ik: 'Bij jullie is het eten zeker smerig, dat je zo dun bent?' Je moet altijd proberen om iets terug te zeggen. Carla (15) Jiu-jitsu Ik ben op drie scholen gepest, alleen waar ik nu zit gaat het goed. Ze zeiden altijd 'droppie' tegen me, of 'houtskoolkop'. En ik zei niks terug, want ik was bang. Vorig jaar ben ik op jiu-jitsu gegaan en nu voel ik me niet bang meer. Ik weet nu, als iemand mij wil pakken, dan kan ik hem aan. Ik voel me zekerder. Dhiradj (15) Bijnamen "Tegen mij zeggen ze altijd 'apie' of 'orang oetan'. Ik heb voor hun ook allemaal bijnamen verzonnen. 'Ballekop' en 'chips-oor' en 'vetbuik'. Als ze tegen mij beginnen, roep ik meteen terug. Dan heb ik nog wat te lachen ook." Abbie (15) Niks zeggen Toen ik op mijn nieuwe school kwam, op de eerste dag, zaten ze meteen te giechelen en te fluisteren, omdat ik heel erg klein ben. Ik deed net of ik niks hoorde en ik liep gewoon de klas in. Daarna heb ik er niks meer van gemerkt. Als iemand heel erg naar mij kijkt, dan kijk ik wel eens terug. Dat helpt ook. John (13) Erop af! Een paar meiden in mijn klas zaten al een hele tijd te zeiken over dat ik dunne benen heb en zo. Na een tijdje hadden ze iets nieuws: ze zeiden tegen iedereen dat ik lesbisch was. Ik voelde me ontzettend rot, maar mijn vader zei dat ik moest vragen waarom ze zo deden. Toen ben ik op een klasseavond naar ze toe gegaan en ik heb het gevraagd. Ze zeiden niks. Ik vroeg het nog een keer en toen zei ik dat ik naar de rector zou gaan als ze niet ophielden. Ze zijn er nu mee opgehouden. Willemien (14) Vertrouwen Ik word altijd gepest omdat ik uit zo'n groot gezin kom en we niet voor alles geld hebben. Ik kan nooit meedoen met de nieuwste mode, ik heb geen geld voor makeup. Ik praatte er over met m'n oudste zus. Zij vindt het ook heel erg om niet uit te kunnen gaan met haar vriendinnen, maar weet er ook geen oplossing voor. Toch is het fijn dat ik eens tegen iemand heb gezegd.
Tips van jongeren die zelf hebben gepest
V E K B A A N T I P E S T P L A N
22
Niemand hoeft te accepteren dat er wordt gepest. Jongeren die zelf gepest hebben of hebben meegemaakt dat er werd gepest, vertellen hoe zij hebben gereageerd. Toneel spelen Op school hebben we een toneelstuk over pesten gezien, over iemand die de pineut was en over meelopers ging het. Daarna moesten we allemaal zelf iets spelen, iets van pesten. Ik vond het moeilijk, in het begin, maar het lukte goed. Volgens mij helpt dat spelen heel goed tegen pesten. Iedereen in mijn klas ging erover nadenken. Je kon écht eens voelen hoe het is als je gepest wordt. Zelf stoppen Vroeger pestte ik vrolijk mee met de jongens van mijn klas. Ik had er nooit over nagedacht dat het zo erg was. Tot ik hoorde dat iemand uit mijn klas naar een andere school was gegaan omdat hij zo erg gepest werd. Ik ben er toen zelf mee opgehouden, want dat was nou ook weer niet de bedoeling. Paardrijden Ik was altijd de gangmaker in de klas, een vast groepje deed graag mee met het uitschelden van andere meiden, hun tassen afpakken en in agenda's gemene dingen schrijven. Het was eerst wel geinig. Maar op 't laatst kon ik met niemand meer gewoon praten. Ik was blij dat ik op paardrijden mocht, daar verwachtten ze tenminste niet van me dat ik steeds ging pesten. En ik kreeg daar een echte vriendin. Te grazen genomen Ik bemoeide met nooit met die pestkoppen, een stom groepje. Maar toen ik zag dat ze Sander z'n banden lek prikten en daarna z'n fiets in de bosjes gooiden, ging me dat te ver. Samen met een paar anderen zijn we erop afgegaan en hebben die pestkoppen te grazen genomen. Nou, dat gepest was mooi afgelopen !
Tips van ouders en anderen Niemand hoeft te accepteren dat er wordt gepest. Mensen die in hun werk of thuis te maken hebben met pesten, geven advies aan jongeren.
V E K B A A N T I P E S T P L A N
23
Gaan praten Kinderen durven heel vaak niet tegen hun ouders te zeggen dat ze gepest worden. Maar als je thuis niks zegt en toch vaak een beetje moeilijk doet of chagrijnig bent, dan verpest je voor jezelf thuis de sfeer ook nog eens een keer. Dus je kunt beter je hart luchten. Een moeder Zelf oplossen Mijn zoon kwam met een kapotte broek en zonder tas thuis. Hij moest toen wel vertellen dat hij gepest werd. Ik schrok toen ik hoorde dat het al maanden aan de gang was. Hij wilde niet dat ik naar de vader van een van de pestkoppen ging, dan zou hij nog erger gepest worden. We hebben afgesproken dat hij eerst zelf naar de leerkracht zou gaan. Als dat niks hielp zou ik mee gaan. Een vader Meteen komen Volwassenen moeten natuurlijk goed uit hun doppen kijken, dat is het belangrijkste. Maar ze zien niet alles. Dus als je wordt gepest, meteen naar je leraar toegaan. Want hoe langer pesten doorgaat, hoe moeilijker het wordt om er iets aan te doen. Het kan een afschuwelijke gewoonte worden. Een leraar Ga naar een club Als je op school of op straat heel erg wordt gepest, moet je zorgen dat je ergens anders toch plezier beleeft. Dus je moet iets gaan doen waar je van houdt. Een sport of muziekles of toneelles bijvoorbeeld. Je moet in elk geval zorgen dat je nog andere dingen doet dan alleen in die pestomgeving rondhangen. Een jeugdhuiswerker
Altijd ìets doen Wie steeds de dupe is van pesterijen, die moet in elk geval iets doen. Je hoort wel eens iemand zeggen: trek je er niets van aan, laat niks merken, maar dat is fout. Ik heb zelf vroeger gestotterd en als kinderen lachten, deed ik altijd net of ik niks hoorde. Maar op het laatst was ik zo driftig, ik kon wel iemand doodslaan. Het is altijd beter om meteen te zeggen: wil je daar mee ophouden! Een lerares
Samenwerken Volgens mij moeten meelopers, dus zo'n groepje dat te bang is om iets tegen het pesten te doen en daarom maar zelf mee gaat pesten, volgens mij moeten die met elkaar iets proberen af te spreken. Bijvoorbeeld dat ze met zijn tweeën of drieën tegen de pestkop gaan zeggen dat het gemeen is. Of dat ze het gepeste kind op een andere manier gaan verdedigen. Dan verandert er iets in de gewoonten van zo'n groep en dat helpt, denk ik.
V E K B A A N T I P E S T P L A N
24
Het tegengaan van pesten: een taak van de school?
V E K B A A N T I P E S T P L A N
25
Scholen zijn er om kinderen kennis en vaardigheden bij te brengen. Daarvoor is concentratie nodig; leerlingen moeten "bij de les" blijven. Onder normale omstandigheden is het vasthouden van de concentratie voor de leerkracht vaak niet gemakkelijk. Als pesterijen in de klas de lessen verstoren, heeft de leerkracht er een direct belang bij om hier iets aan te doen. Maar pesten is juist ook iets wat lang verborgen blijft en waarvan misschien alleen het topje van de ijsberg waarneembaar is; de leerkracht heeft er dan zelf niet direct last van. Het aanpakken van pesten is wellicht niet de hoofdtaak van de leerkracht, maar er zit niets anders op dan dat de onderwijzer zich hier op de één of andere constructieve manier mee bemoeit. Als de leerkracht afzijdig blijft, heeft het weerloze pestslachtoffer vaak geen schijn van kans om uit zijn ellendige situatie te ontsnappen. Vanzelfsprekend is de draagkracht van de leerkracht ook eindig. Toch heeft deze als mens wel de verantwoordelijkheid om tenminste: * de pestproblematiek niet naast zich neer te leggen * het slachtoffer duidelijk te maken dat zijn probleem gezien en erkend wordt * de pester duidelijk te maken dat zijn gedrag onacceptabel is * van de situatie melding te maken aan alle partijen die misschien meer kunnen doen dan de leerkracht zelf Daarnaast kan het voorkomen dat de leerkracht zelf ook medeverantwoordelijk is voor pesterijen op de school. Dat kan een directe verantwoordelijkheid zijn in het geval deze zelf (mee)pest. Het is een indirecte verantwoordelijkheid als de leerkracht er een autoritaire manier van lesgeven heeft of in het algemeen een negatieve houding heeft. Traditionele methoden die niet werken Traditioneel wordt als een oplossing voor pesten gezien dat het slachtoffer voor zichzelf op moet leren komen. Het probleem is alleen dat je dit het slachtoffer niet zo snel en gemakkelijk kunt aanleren; zeker niet nadat hij of zij al veel pesterijen te verduren heeft gehad. Maar al zou het het slachtoffer lukken om van zich af te leren bijten, dan nog is dit geen echte oplossing. Waarschijnlijk zal de pester immers naar een nieuw slachtoffer op zoek gaan en zo beginnen de problemen van voren af aan. Naast "maar voor jezelf op leren komen" wordt overplaatsing van het slachtoffer naar een andere klas traditioneel ook als een mogelijke oplossing gezien. Overplaatsing kan een oplossing zijn, maar kan het probleem ook verergeren. Nieuwkomers in een klas worden immers vaak als indringers gezien en lopen daardoor een grote kans op een onvriendelijke ontvangst. Verandering van houding; goeie vangnetten Waar het in het tegengaan van pesten uiteindelijk allemaal om draait, is het veranderen van de houding van leerlingen. Per slot van rekening zijn zij het die met pesten beginnen, of het passief voort laten bestaan door er niets over te zeggen. Leerlingen moeten leren dat geweld, in ieder geval óp de school en wellicht ook daarbuiten, niet door de beugel kan en ook niet loont. Leerlingen zullen hun gedrag echter niet zomaar uit zichzelf veranderen. Alleen onder goede begeleiding van de leerkracht en in een goed schoolklimaat kan verandering plaatsvinden.
Daarvoor is het van belang dat de leerkracht en de schoolleiding een verzameling hulpmiddelen heeft om pesten te signaleren, te bestrijden en te voorkomen. Natuurlijk weten de leerkracht en de schoolleiding ook niet altijd alles en kunnen ze ook niet altijd alles. Daarom moeten er vangnetten zijn voor gevallen waarin pesten toch de kop op blijft steken. Op de school kunnen deze vangnetten de vorm aannemen van een vertrouwenspersoon en een klachtencommissie en – procedure.
V E K B A A N T I P E S T P L A N
26
Een overzicht van taken Het hieronderstaande overzicht geeft in het kort weer wat er moet gebeuren om het pesten tegen te gaan. A. De taak van de schoolleiding: *Bewustwording *Stellingname *Maatregelen *Bestrijding van pesten ondersteunen *Vangnetten voor slachtoffers aanbrengen B. Wat de docent kan doen: *Bewustwording *Stellingname *Maatregelen *Voorkomen van pesten *Bestrijden van pesten C. Het belang van vangnetten: *Vertrouwenspersonen *Klachtencommissie en -procedure A. De taak van de schoolleiding Zoals hierboven reeds uiteengezet, heeft de schoolleiding er alle belang bij pestpraktijken de kop in te drukken. Voor een succesvol anti-pestbeleid is het belangrijk dat de schoolleiding zich hier op een opbouwende manier mee bezighoudt. De schoolleiding moet: *zich bewust worden van de problemen en de mogelijke oplossingen; *duidelijk maken wat ze wil en gaat doen; *ook daadwerkelijk dingen doen die resultaat opleveren. Bewustwording Allereerst moet de schoolleiding doordrongen zijn van de ernst van de pestproblematiek in het algemeen. Daarnaast moet het besef groeien dat de eigen school hier zelf ook mee te maken heeft, of er nu wel of geen concrete problemen aan het licht zijn gekomen. De schoolleiding moet zich ook realiseren dat er iets aan de problemen gedaan kan worden, wat er precies gedaan kan worden, en welke rol de leiding hierin zelf heeft.
Het tegengaan van pesten: een taak van de school?
V E K B A A N T I P E S T P L A N
26
Scholen zijn er om kinderen kennis en vaardigheden bij te brengen. Daarvoor is concentratie nodig; leerlingen moeten "bij de les" blijven. Onder normale omstandigheden is het vasthouden van de concentratie voor de docent vaak niet gemakkelijk. Als pesterijen in de klas de lessen verstoren heeft de leerkracht er een direct belang bij om hier iets aan te doen. Maar pesten is juist ook iets wat lang verborgen blijft en waarvan misschien alleen het topje van de ijsberg waarneembaar is; de docent heeft er dan zelf niet direct last van. Het aanpakken van pesten is wellicht niet de hoofdtaak van de docent, maar er zit niets anders op dan dat de onderwijzer zich hier op de één of andere constructieve manier mee bemoeit. Als de leerkracht afzijdig blijft, heeft het weerloze pestslachtoffer vaak geen schijn van kans om uit zijn ellendige situatie te ontsnappen. Vanzelfsprekend is de draagkracht van de leerkracht ook eindig. Toch heeft deze als mens wel de verantwoordelijkheid om tenminste:
Oorzaken van pesten
V E K B A A N T I P E S T P L A N
11
Pesten is een vorm van agressie. Over de redenen waarom mensen zich agressief gedragen bestaan allerlei theorieën. Volgens de ene theorie is geweld een onontkoombaar verschijnsel dat maar het beste op een acceptabele manier kan worden gekanaliseerd. Volgens de andere theorie komt geweld voort uit frustratie en kan geweld het beste voorkomen worden door het wegnemen van ontevredenheid, door het omvormen van een agressie opwekkende omgeving en door leukere dingen als afleiding en beloning te gebruiken. Pesten kan een aantal oorzaken hebben: Een problematische thuissituatie van de pester. Als een kind een slechte verhouding met z'n ouders heeft en deze te weinig interesse in het kind hebben, is de kans groot dat het een pester wordt. Als agressief gedrag van het kind niet aan banden gelegd wordt, is de kans dat het kind uitgroeit tot een pester nog groter. Een kind dat thuis te weinig aandracht krijgt, gaat die op een gewelddadige manier op school proberen te krijgen. Een voortdurend gevoelde anonimiteit. De pester voelt zich verloren binnen de grote groep en probeert van zichzelf een bepaalde belangrijke persoon te maken door een klasgenoot naar beneden te drukken. Door de anonimiteit in de klas of op de hele school is er dan ook nog eens een gebrek aan sociale controle, met andere woorden: hun klasgenoten zullen niet ingrijpen. Bij voorduring in een niet-passende rol worden gedrukt. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om het bij voortduring in een typisch mannelijke of vrouwelijke rol worden gedrukt; Kinderen moeten zich gaan gedragen op een manier die niet past bij wie ze zijn. Ze moeten bepaalde dingen die ze graag willen doen onderdrukken, en/of bepaalde dingen die ze juist niet willen doen, toch doen. Voortdurend met elkaar de competitie moeten aangaan. Leerlingen leren hun eigenwaarde af te meten aan de mate waarin ze hun klasgenoten kunnen overtreffen. Ze kunnen anderen omlaag proberen te drukken omdat ze denken zo zelf beter naar voren te komen. Een voortdurende strijd om de macht in de klas. Als leerlingen hun eigenwaarde afmeten aan hun plaats in een hoog-laag structuur veroorzaakt dit spanningen die afgereageerd kunnen worden op een zondebok. Een niet-democratisch leefmilieu binnen school. Mogelijk heeft de docent een "autoritaire leiderschapsstijl": hij laat op een onprettige manier duidelijk merken dat hij de baas is en maakt ook misbruik van het feit dat hij dat is. Dit verstoort de harmonie binnen een groep; het levert spanningen op. Uit onderzoek is gebleken dat leerlingen in zo'n geval hun spanning veelal gaan afreageren op een zondebok, omdat het in een zo'n situatie meestal niet mogelijk is om te reageren tegen de machtige en autoritaire docent zelf.
Stellingname
V E K B A A N T I P E S T P L A N
27
De schoolleiding moet naar buiten toe, zowel naar de leerkrachten, de leerlingen, als naar de ouders duidelijk maken dat pesten niet toelaatbaar is. Slachtoffers weten dan dat "de school" in principe aan hun kant staat; pesters en leerlingen die pesters zouden kunnen gaan worden krijgen in de gaten dat er op ze gelet wordt. Voor leerkrachten heeft dit aan de ene kant tot gevolg dat ze bewust worden van een bepaalde verantwoordelijkheid, aan de andere kant dat ze gesteund worden door het besef dat niet alle last alleen op hun schouders rust. Op de school kunnen posters opgehangen worden en de leiding kan de schoolkrant gebruiken om aan iedereen duidelijk te maken hoe de zaken er voor staan. Ouders kunnen ingelicht worden door middel van een folder en een ouderavond. Maatregelen Als de schoolleiding geen maatregelen neemt is de kans klein dat er verbeteringen in de pest-situatie komt. Ook zal de geloofwaardigheid van de schoolleiding er sterk onder lijden: "veel woorden maar geen daden". Het is de rol van de schoolleiding om te zorgen voor een bepaalde systematiek om het pestprobleem op school aan te pakken. Om te zorgen dat het ingrijpen volledig is en langdurige verandering oplevert, is het belangrijk dat: de aanpak op democratische wijze tot stand komt; de aanpak stoelt op zowel het geven van informatie, het opwekken van betrokkenheid bij de problematiek, het er voor zorgen dat het schoolklimaat verbetert, als het passend uitoefenen van gezag; er gebruik wordt gemaakt van een overkoepelend verklaringsmodel (van het ontstaan en de bestrijding van pesten), als ook van de drie psychologische mechanismen (de samenzwering om te zwijgen, het omstanderdilemma en de neiging het slachtoffer de schuld te geven); de aanpak goed naar alle betrokken schoolgeledingen gecommuniceerd wordt (leerkrachten, leerlingen, ouders, ondersteunend personeel, medezeggenschapsraad moeten goed op de hoogte worden gebracht en naar hen moet ook geluisterd worden); deze schoolgeledingen officieel met elkaar afspreken dat ze de aanpak ondersteunen, bijvoorbeeld door ondertekening van een pestprotocol waarin de hele aanpak uit de doeken gedaan wordt; er concrete maatregelen en activiteiten tot stand komen; deze maatregelen en activiteiten niet na een tijdje ophouden, maar voort blijven duren; de resultaten gemeten worden om later te kijken wat het effect ervan is geweest. Voor en na het longitudinale project kan de verandering bij de leerlingen, leerkrachten en ouders worden gemeten, bijvoorbeeld op de wijze aanbevolen door Dekkers. Maatregelen die de schoolleiding kan nemen kunnen in twee groepen verdeeld worden: *maatregelen die zijn gericht op het regelen en ondersteunen van het bestrijden van pesten *maatregelen die vangnetten voor slachtoffers in het leven roepen. Bestrijdingsmaatregelen zijn erop gericht om pesten te voorkomen dan wel af te remmen; slachtoffervangnet-maatregelen zijn gericht op het opvangen van slachtoffers van zich reeds voordoende pesterijen.
Bestrijdingsmaatregelen:
V E K B A A N T I P E S T P L A N
28
*Het maken van een handleiding die beschrijft hoe men binnen alle geledingen van de school om moet gaan met pestproblemen. *Leerkrachten stimuleren en gelegenheid geven een cursus te volgen om pesten effectiever te hanteren. *Nagaan wat op de school de factoren zijn die veel stress bij de leerlingen veroorzaken en deze stress proberen te verminderen om de draaglast voor de leerlingen lichter te maken. *Het organiseren van een themadag over pesten; mogelijk voor één of meerdere klassen, al dan niet met daarbij ouders en gastsprekers uitgenodigd. *Meer toezicht op het schoolplein mogelijk maken, pauzetijden veranderen, de indeling van het speelplein veranderen zodat er minder verborgen hoeken zijn. *Veel aandacht besteden aan acticiteiten die de sociale vaardigheden van leerlingen vergroten *Leerlingen zich meer verantwoordelijk voor elkaar te laten voelen door bijvoorbeeld de ouderejaars leerlingen te betrekken bij de opvang van nieuwelingen op school, het opzetten van een leerlingmentorsysteem Slachtoffervangnet-maatregelen: *Het aanstellen van een vertrouwenspersoon; *Het instellen van een klachtencommissie- en procedure.
B. Wat de leerkracht kan doen Zoals al eerder gezegd: de leerkracht heeft aan alleen al de reguliere onderwijstaken een zware last. Onderstaand overzicht is bedoeld voor leerkrachten die zich toch willen informeren over wat zij zelf kunnen doen tegen pesten. Bewustwording
V E K B A A N T I P E S T P L A N
29
Wat geldt voor de schoolleiding, geldt ook voor de leerkracht: hij of zij moet doordrongen zijn van de ernst van de pestproblematiek in het algemeen en dat hun eigen school en klassen hier ook mee te maken hebben, of er nu wel of geen concrete problemen aan het licht zijn gekomen. Het is ook belangrijk dat de leerkracht beseft dat hij middelen heeft om iets aan de problemen te doen en wat die middelen precies zijn. Omdat pesten meestal in het verborgene plaatsvindt, is het voor de leerkracht belangrijk om gespitst te zijn op signalen die de kant van pesten op kunnen wijzen. Pesten is een uiting van frustratie, maar er zijn ook andere vormen van agressie die de richting op kunnen wijzen van een verhoogde kans op pesten: *Indirecte agressie tegen de school zoals spijbelen en voortijdig de school verlaten; *Directe agressie in de vorm van het vernielingen en andere criminaliteit; *Woordelijke en lichamelijke agressie gericht tegen personen die door daders als afwijkend gezien worden, zoals homoseksuelen en buitenlanders; Agressie tegen de leerkracht zelf; *Agressie van iemand (het slachtoffer in dit geval) tegen zichzelf: een laag zelfbeeld, psychosomatische klachten (bijvoorbeeld rugklachten), zelfverminking en in het ergste geval zelfdoding. Tenslotte is het belangrijk dat bestaande en mogelijk nog komende problemen met leerlingen, of die nu op het terrein liggen van pesten, faalangst, concentratie, of (een vermoeden van) kindermishandeling, zowel bij leerkrachten onderling als tussen leerkrachten en leerlingen bespreekbaar te zijn. Stellingname De leerkracht moet naar de leerlingen toe duidelijk maken dat pesten ontoelaatbaar is. Slachtoffers weten dan de leerkracht in principe aan hun kant staat; pesters en leerlingen die pesters zouden kunnen gaan worden weten dat er op hen gelet wordt. Het is voor leerkrachten belangrijk om eerlijk bij zichzelf na te gaan of ze echt wel tegen pesten zijn. Leerkrachten kunnen bijvoorbeeld bang zijn voor *het onderwerp pesten *bepaalde lesactiviteiten die ze niet beheersen (bijvoorbeeld rollenspellen) *het praten met leerlingen over pesten; *bepaalde ouders; *het zich in het algemeen ergens duidelijk achter scharen of tegen uitspreken; *het vertellen aan collega's iets niet te kunnen of te willen; *het zelf slachtoffer worden van pesten.
Voorkomingsmaatregelen
V E K B A A N T I P E S T P L A N
Ervoor kunnen zorgen dat leerlingen sowieso niet beginnen met pesten is natuurlijk ideaal. Daar kan een docent concreet het volgende voor doen: Het de leerlingen laten opstellen van een zogenoemd "anti-pestcontract" Als middel om het pesten tegen te gaan kan er aan het begin van het schooljaar een contract om niet te pesten afgesloten worden. Het is de bedoeling dat de leerlingen in een klas in kleine clubjes uiteengaat en een aantal regels opstellen waaraan ze zich in het vervolg moeten houden. Zo kan er afgesproken worden dat er bijvoorbeeld niet gescholden wordt en dat het melden van pesten tegen bijvoorbeeld een mentor geen klikken is, maar bijvoorbeeld gezien kan worden als "aan de noodrem trekken". De overeengekomen regels worden door iedereen ondertekend. Een dergelijke aanpak biedt zowel houvast voor de leraar, als eigen verantwoordelijkheid de voor leerling. Ook geef dit contract een duidelijk waarschuwend signaal aan leerlingen die zich zouden kunnen gaan ontwikkelen tot pesters. Het is een mogelijkheid het contract niet alleen door leerlingen, maar ook door de leerkracht en iemand van de schoolleiding te laten tekenen. Dit kan voor de leerlingen het idee versterken dat het de schoolleiding "menens" is. Een pestcontract kan er als volgt uitzien:
ANTI-PESTCONTRACT Allen die dit contract ondertekenen, zullen zich aan de afspraken moeten houden, zowel op school als daarbuiten. Afspraken: Elkaar niet beoordelen op schoolresultaten; Je mag een andere mening hebben; Niet uitschelden of uitlachen; Niet beoordelen op het uiterlijk van elkaar; Niet beoordelen op de kleding van elkaar; Niet 'zomaar' pesten; Niet meedoen met pesters; Niet pesten om vrienden te krijgen; Niet met elkaar bemoeien; Geen partij kiezen bij ruzie; Eerlijk zijn; Elkaar helpen als iemand hulp nodig heeft; Niet na-apen; Luisteren naar elkaar; Vertellen aan de leraar is niet klikken; Word je gepest, praat er dan over; Niet dreigen, chanteren of afpersen; Elkaar niet beoordelen op vriendjes of vriendinnetjes; Als iemand je iets in vertrouwen vertelt, mag je niets doorvertellen; (gevolgd door namen en handtekeningen van het schoolhoofd, de leerkracht en de leerlingen)
30
V E K B A A N T I P E S T P L A N
31
*Meer contact onderhouden met de leerlingen buiten de lessen, bijvoorbeeld in de vorm van meer toezicht op het schoolplein. *Agressie kanaliseren door middel van sport en debat; *Agressie voorkomen door afleiding; *Leerlingen meer eigen verantwoordelijkheid geven; *Leerlingen leren creatief om te gaan met schoolfrustraties, bijvoorbeeld door ze enerzijds zich te leren concentreren, en anderzijds zich effectief te leren ontspannen en afstand te nemen van verplichtingen; *De draagkracht, de stressbestendigheid, van kinderen te vergroten, bijvoorbeeld door ook eens een les te besteden aan hoe je in het algemeen een probleem oplost in plaats van alleen maar met de vakmatige stof bezig te zijn; *De klas vanaf eerste schooldag begeleiden om onderlinge strijd tussen leerlingen in goede banen te leiden; *Zelf als docent respect afdwingen door op een positieve manier duidelijk leiding te geven aan een klas, respect te tonen aan de leerlingen, zelfrespect te hebben en uit te stralen, inwendig de emoties te beheersen bij uitdagend gedrag van leerlingen, te werken met daden in plaats van woorden waar dat nodig is, consequent en eerlijk op te treden. Bestrijdingsmaatregelen Als je als leerkracht te maken hebt met pesterijen in volle gang (vaak merken leerkrachten pas het een en ander op als het pesten al lang aan de gang is), dan moeten er bestrijdingsmaatregelen genomen worden. Er zijn twee soorten bestrijdingsmaatregelen: confronterende en niet-confronterende. Confronterende maatregelen houden in dat de klas openlijk en direct wordt aangesproken op de pesterijen. Dit ligt het meest voor de hand als er sprake is van openlijke pesterijen. Hierbij kan het van belang zijn om op de één of andere manier rekening te houden met het feit dat er leerlingen kunnen zijn die een bepaald aanzien binnen de klas genieten en die de rest de klas met zich mee kan krijgen. Confronterende maatregelen kunnen bestaan uit: *het van pesten een lesthema maken; *het hulp bieden aan het slachtoffer; deze begeleiden en/of doorverwijzen; *het voeren van een gesprek met pester en eventueel de ouders van de pester. Het is namelijk gebleken dat de houding van kinderen zeer sterk overeenkomt met die van de ouders. Het moet aan zowel pester als ouders duidelijk zijn dat pesten verboden is en dus niet geaccepteerd wordt. Ook moet er naar een oplossing toegewerkt worden. Na een grondige analyse kan het blijken dat het pestgedrag grotendeels wordt veroorzaakt door de opvoeding van de ouders. Dan hebben naast de pester ook de ouders hulp nodig. Deze hulp kan in bepaalde gevallen zelfs criminaliteitspreventie betekenen. Overigens kunnen ook ouders zich op de school agressief gedragen. Niet-confronterende maatregelen houden in dat het pestprobleem in de klas via een indirecte manier bespreekbaar wordt gemaakt. Dit ligt het meest voor de hand als er sprake is, of er een vermoeden is, van pesterijen die verborgen worden gehouden. Juist als het pesten al lang aan de gang is, is het gevaarlijk om het pesten op een openlijke, directe manier te bespreken. Dat komt doordat de pesters dit interpreteren als verraad door het slachtoffer aan de leerkracht. Dit zal vaak nog ergere pesterijen uitlokken. De niet-confronterende maatregelen kunnen bestaan uit: *het bieden van hulp aan het slachtoffer; deze begeleiden en/of doorverwijzen; *het aanroeren van pesten via het onderwerpen als oorlog en vrede, mensenrechten, of machtsmisbruik
C. Het belang van vangnetten
V E K B A A N T I P E S T P L A N
32
Zelfs al doet een school een krachtige poging om het pesten tegen te gaan, dan nog kan pesten de kop opsteken. In dat geval is het belangrijk dat het slachtoffer altijd bij een vertrouwenspersoon moet kunnen aankloppen voor hulp. Als het slachtoffer en de ouders zich door de school niet serieus genomen voelen, moet er ook een mogelijkheid zijn om een formele klacht tegen de school in te dienen. Het belang van de aanwezigheid van zowel een vertrouwenspersoon als een klachtencommissie wordt onderstreept door de vierde emancipatienota, waarin de aanbeveling staat dat iedere onderwijsinstelling moet beschikken over een vertrouwenspersoon, een klachtencommissie en een klachtenprocedure. Vertrouwenspersonen De vertrouwenspersoon kan een toevluchtsoord zijn voor al diegenen, die machtsmisbruik of geweld op de school ondervinden. De vertrouwenspersoon neemt het op voor het slachtoffer en dient zonodig een klacht in bij een onafhankelijke klachtencommissie. Op dit moment is de drempel naar de vertrouwenspersoon voor vele leerlingen te groot. Om de drempel te verlagen moeten leerlingen kunnen kiezen uit een aantal vertrouwenspersonen, zodat ze iemand kunnen kiezen die bij hem of haar past. Hieronder moeten ook vertrouwenspersonen zijn die leerlingen niet in de les tegenkomen. Verder moeten vertrouwenspersonen wat tijd en plaats betreft goed toegankelijk zijn, zowel direct als via de telefoon, de post als e-mail. En misschien moeten leerlingen ook op een anoniemere manier benaderbaar zijn, via e-mail: buiten de ouders en de klasgenoten om. Klachtencommissie en klachtenprocedure Een klachtencommissie bestaat uit een groep onafhankelijke personen en is ervoor om volgens een vastgestelde procedure klachten van ouders en leerlingen tegen de school te behandelen en daarover uitspraak te doen. Het inschakelen van een klachtencommissie moet gezien worden als het uiterste middel, dat gebruikt wordt als al het andere al geprobeerd is maar geen effect had. De schoolleiding moet zich inspannen voor het opzetten van een klachtencommissie, maar moet ook de onafhankelijkheid ervan erkennen. Een klachtencommissie kan bestaan uit twee ouders, twee leerlingen en twee docenten. Uitspraken van de commissie moeten gemakkelijk kunnen leiden tot veranderingen.
Oorzaken van pesten
V E K B A A N T I P E S T P L A N
25
Pesten is een vorm van agressie. Over de redenen waarom mensen zich agressief gedragen bestaan allerlei theorieën. Volgens de ene theorie is geweld een onontkoombaar verschijnsel dat maar het beste op een acceptabele manier kan worden gekanaliseerd. Volgens de andere theorie komt geweld voort uit frustratie en kan geweld het beste voorkomen worden door het wegnemen van ontevredenheid, door het omvormen van een agressie opwekkende omgeving en door leukere dingen als afleiding en beloning te gebruiken. Pesten kan een aantal oorzaken hebben: Een problematische thuissituatie van de pester. Als een kind een slechte verhouding met z'n ouders heeft en deze te weinig interesse in het kind hebben, is de kans groot dat het een pester wordt. Als agressief gedrag van het kind niet aan banden gelegd wordt, is de kans dat het kind uitgroeit tot een pester nog groter. Een kind dat thuis te weinig aandracht krijgt, gaat die op een gewelddadige manier op school proberen te krijgen. Een voortdurend gevoelde anonimiteit. De pester voelt zich verloren binnen de grote groep en probeert van zichzelf een bepaalde belangrijke persoon te maken door een klasgenoot naar beneden te drukken. Door de anonimiteit in de klas of op de hele school is er dan ook nog eens een gebrek aan sociale controle, met andere woorden: hun klasgenoten zullen niet ingrijpen. Bij voorduring in een niet-passende rol worden gedrukt. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om het bij voortduring in een typisch mannelijke of vrouwelijke rol worden gedrukt; Kinderen moeten zich gaan gedragen op een manier die niet past bij wie ze zijn. Ze moeten bepaalde dingen die ze graag willen doen onderdrukken, en/of bepaalde dingen die ze juist niet willen doen, toch doen. Voortdurend met elkaar de competitie moeten aangaan. Leerlingen leren hun eigenwaarde af te meten aan de mate waarin ze hun klasgenoten kunnen overtreffen. Ze kunnen anderen omlaag proberen te drukken omdat ze denken zo zelf beter naar voren te komen. Een voortdurende strijd om de macht in de klas. Als leerlingen hun eigenwaarde afmeten aan hun plaats in een hoog-laag structuur veroorzaakt dit spanningen die afgereageerd kunnen worden op een zondebok. Een niet-democratisch leefmilieu binnen school. Mogelijk heeft de docent een "autoritaire leiderschapsstijl": hij laat op een onprettige manier duidelijk merken dat hij de baas is en maakt ook misbruik van het feit dat hij dat is. Dit verstoort de harmonie binnen een groep; het levert spanningen op. Uit onderzoek is gebleken dat leerlingen in zo'n geval hun spanning veelal gaan afreageren op een zondebok, omdat het in een zo'n situatie meestal niet mogelijk is om te reageren tegen de machtige en autoritaire docent zelf.
HET VEKBA ANTI-PEST-ACTIE-PLAN
V E K B A A N T I P E S T P L A N
Soms is verdriet zo overweldigend groot, dat het je helemaal vult. Het zit vast als een bal in je buik, een krop in je keel. Een jong kind mag huilen, duizend tranen en snottebellen, maar als je ouder wordt, zeggen ze: “Doe niet zo flauw.” En de bal in je buik wordt dikker en dikker. Elk hard woord doet het verdriet toenemen. Je denkt dat je buik, je hart en je hoofd op springen staan. Waar zijn al je trouwe vrienden? Laten ze je in de steek? geschreven door een 12-jarige
Soms staan we er onvoldoende bij stil; ook kinderen kunnen problemen hebben, ook zij kunnen het eens helemaal niet meer zien zitten. Meer en meer lezen we over depressies bij kinderen, zelfs bij 3-4 jarigen. Kan dit? Zijn kinderen niet gemaakt om kind-te-zijn, om plezier te maken, te genieten, kattenkwaad uit te halen? We kunnen er niet om heen, ook op onze school zijn er kinderen die lijden. Niet zo intelligent zijn, er niet als Britney Spears uitzien, problemen thuis, … Soms kunnen we er als volwassene moeilijk bij of hebben we er moeite mee om er met hen over te praten. Een kind dat zich niet zo gelukkig voelt, is vaak een gemakkelijke prooi voor pesterijen. In onze school beogen we bij de kinderen een positief zelfbeeld te creëren. Hoe zie ik mezelf? Wat kan ik? Wat zijn mijn beperktheden? Ze zijn van wezenlijk belang voor het zich-goed-voelen, voor het leveren van prestaties. Een positief zelfbeeld kan alleen tot stand komen in de interactie tussen de ervaringen van het kind zelf, zijn ouders en opvoeders en de wereld in het algemeen. We zijn er van overtuigd dat het scheppen van zo’n positief zelfbeeld een middel is om het pesten te verminderen of te vermijden. We willen zo steun bieden aan de kinderen die gepest worden (en hun omgeving), maar ook aan de pesters. Want vaak hebben zij evenveel problemen (of misschien nog meer) dan de gepesten. Het nadenken over en het werken rond twee vragen: Hoe zie ik mezelf? Hoe pak ik de dingen aan? kan leiden tot betere prestaties tot een beter zelfwaardegevoel. Werken met een pest-actieplan is een uitdaging voor alle mensen die bij ons schoolgebeuren betrokken zijn: kinderen, directie, leerkrachten, oudervereniging, alle mensen die op onze school een taak vervullen en niet in het minst de ouders.
We kiezen voor een meersporenbeleid. Dit betekent dat we op meerdere niveaus het pesten willen aanpakken; zowel op korte als op lange termijn.
Taak van de schoolleiding & het schoolteam Bewustwording Pesten en gepest worden: is erg gebeurt ook op onze school
V E K B A A N T I P E S T P L A N
Stellingname *Naar leerlingen, ouders, buitenwereld krachtig en duidelijk stellen ‘Pesten wordt op onze school niet toegelaten!’ *Slachtoffers bewust maken dat de school aan hun kant staat. *Pesters (en mogelijke pesters) bewust maken dat ze in de gaten zullen worden gehouden. Maatregelen NIET: ‘Veel woorden, maar weinig daden.’ 1) Maatregelen die gericht zijn op het regelen en ondersteunen van ‘het bestrijden van pesten’ (= pesten voorkomen en afremmen, begeleiden van de pesters) 2) Maatregelen die ‘vangnetten voor slachtoffers’ in het leven roepen (=opvang van de slachtoffers) Inventariseren van het pestprobleem op onze school De leerlingen vanaf het derde leerjaar, tot en met het zesde leerjaar vullen een vragenlijst in. De afname van de vragenlijst *het invullen gebeurt anoniem, de leerlingen moeten hun naam niet op het blad zetten (het mag wel) *introductie van de vragenlijst: “Op dit blad staan enkele vragen over pesten op onze school. Jullie kunnen op deze manier vertellen of we de komende tijd echt meer aandacht moeten besteden aan pesten en hoe we dat kunnen doen. Iemand wordt gepest -wanneer een leerling of een groep leerlingen vervelende dingen tegen hem/haar zegt -wanneer hij/zij wordt geschopt of geslagen, bedreigd of uitgesloten -ook wanneer iemand regelmatig lastig gevallen wordt, spreken we van pesten We spreken niet van pesten wanneer twee leerlingen die even sterk zijn, vechten of elkaar plagen.
We willen het pesten echt een halt toeroepen op onze school, daarom is het belangrijk dat jullie eerlijk de vragenlijst invullen. Alles wat jullie vertellen is anoniem d.w.z. dat je nergens je naam hoeft in te vullen. Zo zal er nooit iemand zijn die weet wat jij geschreven hebt. Ook de leerkrachten en de andere leerlingen niet. Als je je naam er wel wilt op schrijven omdat je graag zou geholpen worden, mag je dat doen.”
V E K B A A N T I P E S T P L A N
De vragenlijst wordt klassikaal ingevuld. Het passende bolletje wordt gekleurd. Voor de vragen 6, 7, 8 mogen er meerdere bolletjes gekleurd worden. Nadien worden de vragenlijsten geïnventariseerd. Een sociogram, een individuele screening van het socio-emotionele en de doos vol gevoelens kunnen ook interessante manieren zijn om informatie te verzamelen.
De gedragscode tegen pesten Wat is pesten? Iemand van zijn fiets aftrekken: dat kan plagen zijn, maar ook pesten. Het is plagen als de kinderen aan elkaar gewaagd zijn: de ene keer doet de een iets onaardigs, een volgende keer is het de ander. Het is een spelletje, niet altijd leuk, maar nooit echt bedreigend. Door elkaar te plagen leren kinderen om met conflicten om te gaan. Het hoort bij het groot worden. Pesten is wel bedreigend. En het gebeurt niet zomaar een keer, maar iedere dag weer, soms een jaar of langer achter elkaar. Bij pesten wordt een slachtoffer uitgezocht om de baas over te spelen op een heel bedreigende manier. De pester misbruikt zijn macht: het slachtoffer wordt geslagen, uitgescholden, vernederd, gekleineerd. Vaak is er een groepje kinderen dat meedoet met de pester, dit zijn de meelopers. Naast deze openlijke vormen van pesten komen ook vormen van pesten voor die niet zichtbaar zijn. Bijvoorbeeld als een kind altijd wordt buitengesloten, nooit ergens aan mee mag doen, op geen enkel feestje wordt uitgenodigd, cyberpesten.
Pesten wordt op de VEKBA niet toegelaten! Met het hele schoolteam werden volgende afspraken gemaakt: *Elke volwassene die pesten vaststelt, reageert onmiddellijk zodat pesters ophouden en er erger kan voorkomen worden. (= melden aan de titularis) *Aan de pester wordt duidelijk gesteld, conform de afspraken, dat pesten niet getolereerd wordt. De titularis van de pester en gepeste worden verwittigd. Er volgt een gesprek met de klastitularis. (=incidentgesprek) *Bij elk pestincident dat de titularis verneemt of bij een vermoeden van pesten volgt er een herstelgesprek. *De naam van de pester wordt op een lijst genoteerd. Bij éénmalig pesten zijn er geen gevolgen. Vanaf een tweede ‘pesterij’ wordt er een herstelcontract opgemaakt. Hierin kunnen bepaalde sancties genoteerd worden. De ouders krijgen een meldingsbrief. *Als blijkt dat een leerling vaak als pester betrokken is en de contracten niet worden nagekomen of als blijkt dat de pester niet weet wat nu wel van hem/haar verwacht wordt, volgen er begeleidende gesprekken eventueel met hulp van CLB, revalidatiecentrum,…
*Bij pestincidenten waarbij de gepeste leerling zich moeilijk alleen kan redden volgt er een ondersteunend gesprek met de gepeste leerling. De eerste keer zijn er geen gevolgen, de tweede keer wordt de naam van de gepeste ook op het herstelcontract geplaatst en krijgen de ouders een meldingsbrief. De derde keer wordt er met ouders contact opgenomen.
V E K B A A N T I P E S T P L A N
Als uit het verslagboek blijkt dat een leerling vaak gepest wordt of als blijkt dat de leerling nog steeds onzeker is, volgen er verdere begeleidende gesprekken eventueel met hulp van CLB, revalidatiecentrum etc.
PESTEN WORDT VASTGESTELD De titularis kan door een gesprek, observatie of vragenlijst nagaan, wat er precies gebeurt of gebeurd is.
MELDING AAN DE TITULARIS VAN DE VERMOEDERLIJKE PESTER
V E K B A A N T I P E S T P L A N
INCIDENTGESPREK
Bij elk pestincident dat de leerkracht verneemt of bij een vermoeden van pesten:
HERSTELGESPREK MET VERMOEDELIJKE PESTER *eerste keer *tweede keer *derde keer
= geen gevolgen = herstelcontract, meldingsbrief ouders = ouders worden gecontacteerd
Als blijkt dat een leerling vaak als pester betrokken is en de contracten niet worden nagekomen of als blijkt dat de leerling niet weet wat nu wel van hem/haar verwacht wordt:
Bij pestincidenten waarbij de gepeste leerling zich moeilijk alleen kan redden en waarbij de situatie onduidelijk is.
ONDERSTEUNEND GESPREK MET GEPESTE *eerste keer = geen gevolgen *tweede keer = meldingsbrief *derde keer = ouders worden gecontacteerd
Als blijkt dat een leerling vaak gepest wordt dat de leerling nog steeds onzeker is dat de leerling er onder lijdt
BEGELEIDEND GESPREK MET PESTER eventueel -met hulp van CLB, revalidatiecentrum,… -in aanwezigheid van directie, ouders,...
BEGELEIDEND GESPREK MET DE GEPESTE LEERLING eventueel -met hulp van CLB, revalidatiecentrum,… -in aanwezigheid van directie, ouders,...
VRAGENLIJST VOOR DE LEERLINGEN
V E K B A A N T I P E S T P L A N
1.
Klas: ……………………
2.
Ik ben
3.
Hoe vaak ben je dit schooljaar gepest? O ik ben dit schooljaar niet gepest O 1 of 2 maal O regelmatig O 1 maal per week O verschillende malen per week
4.
Hoe vaak voel jij je alleen op school? O nooit O 1 of 2 maal O regelmatig O éénmaal per week O verschillende malen per week
5.
Hoe vaak heb je dit schooljaar andere leerlingen gepest? O ik heb dit schooljaar niet gepest O 1 of 2 maal O regelmatig O 1 maal per week O verschillende malen per week
6.
Waar ben je gepest? O ik ben dit schooljaar niet gepest O op de speelplaats O in de klas tijdens de les O in de klas tijdens de pauze O in de gangen O op weg van/naar school O _______________________________________________
7.
Op welke wijze ben je gepest? O ik ben dit schooljaar niet gepest O ik ben enkel geplaagd O ik ben geschopt en geslagen O ik ben bedreigd O ik ben uitgescholden en uitgelachen O er zijn dingen van mij beschadigd O ________________________________________________
O een jongen O een meisje
V E K B A A N T I P E S T P L A N
8.
In welke klas zitten de kinderen die jou pesten? O ik ben dit schooljaar niet gepest O in mijn klas O in een andere klas van hetzelfde jaar O in een hogere klas O in een lagere klas O in verschillende klassen
9.
Welke kinderen worden in jouw klas of in een andere klas vaak door andere kinderen gepest? _________________________________________________________ _________________________________________________________
10. Welke kinderen pesten in jouw klas of in een andere klas regelmatig andere kinderen? _________________________________________________________ _________________________________________________________
HERSTELCONTRACT BIJ PESTEN Omdat _________________________________________________________________
V E K B A A N T I P E S T P L A N
_________________________________________________________________ _________________________________________________________________ (omschrijf het incident ) zullen ______________________________________ en _________________________________________
van ________________________
tot
________________________ (tijdsduur)
tot herstel van de situatie het volgende doen : ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ Op _______________ (datum) om _______________ (uur) wordt nagegaan of de situatie goed is hersteld.
Datum _______________
Voor akkoord: Handtekening van de leerlingen
Handtekening titularis
Handtekening directeur
Handtekening zorgcoördinator
Oordeel over uitvoering van het contract: O goed uitgevoerd O niet uitgevoerd Datum: _______________
V E K B A A N T I P E S T P L A N
Meldingsbrief pesten
Geachte ouders,
Wij willen u via deze brief op de hoogte brengen van een pestincident. Er werd tussen de kinderen een herstelcontract opgemaakt dat opgevolgd zal worden.
Indien het pestprobleem nog eens voorvalt, zullen we met u contact opnemen.
Met vriendelijke groeten,
de klastitularis
de directie
de zorgcoördinator
ANTI-PESTCONTRACT V E K B A A N T I P E S T P L A N
Allen die dit contract ondertekenen zullen zich aan de volgende afspraken moeten houden !
I. Ik beloof anderen niet te pesten. II. Ik zal anderen die gepest worden, helpen. III. Als ik gepest word, zal ik het vertellen aan een Opgemaakt te Aartrijke op ……………………………… Ondertekend door:
Een pestvrije school is keitof en cool !