U/V 3 3 t i l l
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Ceneraal Rijkswaterstaat Directie Oost-Nederland
Bibliotheek Nr. IRN 3090-38 ON
Ovefiissel
K
1
Errata Pagina 12; in figuur 2 zijn de jaartallen verwisseld.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Directie Oost-Nederland
Postbus 9070 6800 ED Arnhem Tel. 026 - 3688355
Bibliotheek naam
afd.
retour
S.V.P. TIJDIG VERLENGEN
Tekeningen: N. Eilers, LD Overijssel. Druk: J. Bos, LNO Overijssel. Omslag: das op burcht (foto R.Krekels).
paraaf
RWS Dir. Oost-Nederland BibliotheeKnr. TGV
- 3<5> a
DASSEN IN OVERIJSSEL
V o o r s t e l l e n voor de bescherming van de das (Meles meles) en z i j n leefomgeving in Overijssel.
Door: Marieke Creemer, Rene Krekels en Roel Hoeve. D i r e c t i e Natuur, Bos, Landschap en Fauna (Consulentschap O v e r i j s s e l ) Zwolle, September 1991.
i
Menigeen z a l achter de t i t e l 'Dassen i n O v e r i j s s e l ' een vraagteken plaatsen. Er z i j n echter nog steeds dassen, z i j het i n i n een gering aantal, i n O v e r i j s s e l te vinden. Meerdere faktoren staan een h e r s t e l van de populatie i n de weg. Zonder gerichte maatregelen l i j k t een verdere groei u i t g e s l o t e n . Een ontwikkeling d i e z i c h voordoet i n v e e l p r o v i n c i e s waar dassen hun burchten hebben. Teneinde de populatieafname t o t staan te brengen en de groei van de dassenstand te bevorderen, stelde het M i n i s t e r i e van Landbouw en V i s s e r i j i n 1982 het 'Beheersoverleg dassen' in. Voor O v e r i j s s e l z i j n de beleidsvoornemens van d i t overleg verder uitgewerkt door het 'Dassenberaad Overijssel'. Het voor U liggende Overijsselse dassenbeheerplan geeft aan op welke w i j z e het beraad de doestellingen w i l verwezenlijken. De maatregelen d i e hiervoor nodig z i j n bestaan o.a. u i t het t r e f f e n van voorzieningen aan wegen en kanalen en het v e i l i g s t e l l e n van de leefgebieden van de dassen i n O v e r i j s s e l . De voorgestelde maatregelen kunnen i n goed overleg tussen de v e r s c h i l l e n d e o r g a n i s a t i e s i n het l a n d e l i j k gebied en de v e r s c h i l l e n d e overheden t o t stand komen. Er behoeft m.i. geen t w i j f e l over te bestaan dat er op deze manier voor de grootste marterachtige van Nederland ook i n O v e r i j s s e l een gunstig toekomstperspektief ontstaat. Enige haast i s b i j een zo k l e i n e omvang van de dassenstand zeker geboden. Het parool moet nu dan ook luiden "Geen papier meer, maar concrete maatregelen t o t u i t v o e r i n g brengen". Ik spreek de wens u i t dat h i e r met voortvarendheid aan wordt gewerkt.
Drs. R.J. van de Wal, V o o r z i t t e r Dassenberaad O v e r i j s s e l .
Ill
INHOUD
Voorwoord Inhoud
IV
Samenvatting
VI
1
Dassenbescherming
1.1 1.2
Inleiding Dassenbeschermingsplan
1.3
Dassenberaad O v e r i j s s e l
3
2
De das, ecologie, verspreiding en bedreiging
6
2.1 2.2 2.3 2.4 3
De ecologie van de das Verspreiding i n Nederland Verspreiding i n O v e r i j s s e l Bedreigingen B e l e i d en dassenbescherming
6 12 13 16 23
3.1 3.2
Internationaal b e l e i d Nationaal b e l e i d * N o t i t i e Dassenbeheersbeleid * E v a l u a t i e n o t i t i e Dassenbeheersbeleid * Natuurbeleidsplan * Tweede Structuurschema verkeer en vervoer Provinciaal beleid * Natuurbeleidsplan O v e r i j s s e l * Streekplannen Gemeentelijk b e l e i d * Bestemmingsplannen * Landschapsplannen Partikulier beleid * Beheersplannen * Wildbeheerplannen * Bosbeheersplannen
23 24
4
Maatregelen en instrumentarium
32
4.1
Maatregelen * Bescherming van de das a l s i n d i v i d u * Bescherming van de burchten * Bescherming van de leefgebieden W e t t e l i j k instrumentarium F i n a n c i e e l instrumentarium
32
3.3 3.4 3.5
4.2 4.3
IV
III
1
i n Nederland
1 2
27 28 29
40 43
5
Resume
46
6
Maatregelen i n O v e r i j s s e l
47
Inleiding Bestaande fauna-voorzieningen Het Reestdal (Gemeente Staphorst) Overige knelpunten i n het Reestdal (Gem. Staphorst) Het Reestdal (Gemeente Avereest) U i t w i s s e l i n g met Drenthe Verbinding Reestdal - O v e r i j s s e l s e Vechtgebied Het O v e r i j s s e l s e Vechtgebied De Sallandse Heuvelrug ( z u i d e l i j k deel) De Lemelerberg en de Hellendoornseberg Twente en de u i t w i s s e l i n g met Duitsland U i t w i s s e l i n g met Gelderland
47 47 49 53 54 57 57 61 62 64 64 67
7
Herintroduktie van dassen
68
7 1 7 2
Herintroduktie algemeen Herintroduktie i n O v e r i j s s e l
68 69
8
Aktieplan
70
6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Geraadpleegde
literatuur
72
Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
Duitse samenvatting Samenstelling Dassenberaad O v e r i j s s e l Knelpunten-overzicht Reestdal Kostenschema dassenvoorzieningen Koncept-model Algemene P o l i t i e Verordening Streek- en bestemmingsplannen O v e r i j s s e l
74 81 83 84 85 88
V
SAMENVATTING
De dassenstand heeft het de l a a t s t e j a r e n zwaar te verduren gehad. Aan het begin van deze eeuw kwamen dassen i n grote delen van ons land nog algemeen voor. In 1960 werd hun aantal op slechts 2200 geschat en i n 1980 kwamen de t e l l i n g e n n i e t verder dan 1400 individuen. In O v e r i j s s e l ging het de das n i e t v e e l beter af a l s i n de r e s t van Nederland. Vroeger kwamen dassen algemeen voor op o.a. de Sallandse heuvelrug, i n Twente en het Reestdal. In 1980 was de das b i j n a uitgestorven i n O v e r i j s s e l , a l l e e n i n het Reestdal waren nog enkele belopen burchten aanwezig. BEDREIGINGEN De achteruitgang was t o t de j a r e n '60 voornamelijk te w i j t e n aan s t r o p e r i j en het v e r n i e l e n van burchten wegens vermeende schade aan eigendommen. Tegenwoordig k r i j g e n andere problemen de overhand. Deze problemen hangen samen met het f e i t dat voor het overleven van de das n i e t a l l e e n de i n d i v i d u e l e das bescherming nodig heeft maar ook zijn leefgebied. Burchtlokaties, fourageergebieden en de verbindingen h i e r t u s s e n z i j n van wezenlijk belang. Een d i r e k t e bedreiging vormen de verkeerswegen en, met name i n O v e r i j s s e l , de vaarwegen. I n d i r e k t zorgen de wegen en kanalen voor versnippering van de leefgebieden. Het verdwijnen van de huidige en p o t e n t i e l e leefgebieden en de v e r s l e c h t e r i n g van de k w a l i t e i t van het l e e f m i l i e u z i j n eveneens sterke, i n d i r e k t e bedreigingen voor de dassen, nu en i n de toekomst. De slechte v o o r u i t z i c h t e n voor de dassenstand betekende n i e t a l l e e n het mogelijke v e r l i e s van de grootste vertegenwoordiger van de marterachtigen i n Nederland. De afname i s tevens een i n d i k a t i e voor de achteruitgang van het leefgebied van de das: het kleinschalige kultuurlandschap, met een grote v a r i a t i e aan andere zoogdieren, vogels, amfibieen, insekten en planten. BEHEERSOVERLEG DASSEN Reden genoeg voor het M i n i s t e r i e van Landbouw en Visserij om i n 1982 het Beheersoverleg Dassen te s t a r t e n . De beleidsaanbevelingen van d i t overleg z i j n i n de ' n o t i t i e inzake het dassenbeheersbeleid' verwerkt en i n 1985 door de Tweede Kamer unaniem ondersteund. Voor periodes van v i j f j a a r z i j n d o e l s t e l l i n g e n voor het dassenbeheer geformuleerd: 1984 t o t 1989: afname van het dassenbestand t o t staan brengen en i n i t i e r e n van h e r i n t r o d u k t i e . 1989 t o t 1994: p o p u l a t i e g r o e i , a r e a a l u i t b r e i d i n g en het VI
met elkaar verbinden van deelpopulaties. 1994 t o t 1999: r e a l i s e r e n van een t o t a a l , samenhangend areaal met optimale dichtheden en een maximale bescherming. Het i n 1990 verschenen Natuurbeleidsplan waarin de das a l s aandachtssoort wordt genoemd, vormt het kader voor het toekomstige dassenbeheersbeleid. DASSENBERAAD OVERIJSSEL De O v e r i j s s e l s e dassenstand kent sinds 1980 een l i c h t e vooruitgang. De tweede f a s e - d o e l s t e l l i n g 'populatieg r o e i , a r e a a l - u i t b r e i d i n g en het onderling verbinden van deelpopulaties' lijkt daarmee voor O v e r i j s s e l een ambitieuze, maar te rechtvaardigen d o e l s t e l l i n g . Het Dassenberaad O v e r i j s s e l werd i n 1987 opgericht en onderzoekt de mogelijkheden om deze d o e l s t e l l i n g te realiseren. De overleggroep bestaat u i t vertegenwoordigers van: Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j (Consulentschap Natuur, Bos, Landschap en Fauna, afd. O v e r i j s s e l , v o o r z i t t e r s c h a p ) , Bosgroep Salland/Twente, Koninklijke Jagersvereniging ( a f d e l i n g O v e r i j s s e l ) , Landbouwschap (Gewestelijke Raad voor O v e r i j s s e l ) , Provincie Overijssel, Rijkswaterstaat (directie O v e r i j s s e l ) , Staatsbosbeheer (Terreinbeheer), S t i c h t i n g Het O v e r i j s s e l s Landschap, Vereniging Das en Boom en Vereniging t o t Behoud van Natuurmonumenten. Een van de r e s u l t a t e n van het Dassenberaad i s het voor u liggende dassenbeschermingsplan. In het p l a n worden ontwikkelingen van de dassenpopulaties i n O v e r i j s s e l aangegeven. Knelpunten met betrekking t o t de soort en z i j n leefgebied worden gesignaleerd en mogelijke oplossingen aangedragen voor behoud en h e r s t e l van een sterke O v e r i j s s e l s e dassenpopulatie. Het beschermingsplan heeft de volgende uitgangspunten: 1. Naast bescherming van de soort i s een goed beheer van het leefgebied noodzakelijk. Soortenbeheer en biotoopbeheer gaan samen! 2. In eerste i n s t a n t i e wordt de nadruk gelegd op bescherming van bestaande populaties en het scheppen van mogelijkheden voor u i t b r e i d i n g . 3. Herintroduktie i s een maatregel om v e s t i g i n g i n geschikte, n i e t door dassen bewoonde gebieden, te bevorderen. Hiervoor komen v e e l a l gebieden i n aanmerking die van oudsher door dassen werden bewoond. De oorzaken voor het verdwijnen van de das u i t het gebied moeten eerst worden opgelost. 4. De huidige afwezigheid van de das i n een p o t e n t i e e l leefgebied mag het t r e f f e n van voorzieningen n i e t b i j
VII
voorbaat u i t s l u i t e n . namelijk op voorhand voorzieningen!
Andere diersoorten kunnen a l gebruik maken van deze
DASSEN EN BELEID B e l e i d t e r ondersteuning van de dassenbescherming i s te vinden op v e r s c h i l l e n d e niveau's. Op i n t e r n a t i o n a a l niveau z i j n de Konventie van Bern en de EG-Habitatr i c h t l i j n van belang. De eerder genoemde N o t i t i e inzake het dassenbeheersbeleid, de daaruit voortkomende evaluatienotitie's en het Natuurbeleidsplan, een i n v u l l i n g van het natuur en soortenbeleid voor de periode 1990-1998, bieden vanuit het nationale b e l e i d p e r s p e c t i e f voor de dassenbescherming. Het p r o v i n c i a a l b e l e i d kan met name i n de p r o v i n c i a l e uitwerking van het Natuurbeleidsplan en de Streekplannen een d a s v r i e n d e l i j k e i n v u l l i n g k r i j g e n . De uitwerking van deze plannen i s o.a. mogelijk binnen het kader van landinrichtingsprojekten. Gemeenten kunnen i n hun bestemmingsplannen en landschapsplannen meewerken aan de bescherming van dassen en hun leefgebieden. P a r t i k u l i e r e i n s t a n t i e s kunnen b i j de planvorming voor gebieden eveneens rekening houden met de belangen van de das. I n s t a n t i e s zoals de S t i c h t i n g Het O v e r i j s s e l s Landschap, de Vereniging t o t Behoud van Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, wildbeheereenheden, landgoedeigenaren en p a r t i k u l i e r e n kunnen, en werken a l , d i r e k t mee aan de bescherming van de das i n O v e r i j s s e l . B i j de uitwerking van beheers-, wildbeheer- en bosbeheerplannen kan een d i r e k t e i n v u l l i n g worden geven aan enerzijds de algemene n a t u u r k w a l i t e i t en anderzijds de s p e c i f i e k e maatregelen voor de dassenbescherming i n O v e r i j s s e l . MAATREGELEN Bescherming van dassen i s pas z i n v o l indien maatregelen worden getroffen voor zowel de individuen, a l s de burchten en de leefgebieden. Naast planologische maatregelen i s een breed draagvlak voor de u i t v o e r i n g van de gewenste maatregelen van belang. V o o r l i c h t i n g en overleg met ondermeer grondgebruikers, zoals landbouwers en landgoedeigenaren, z a l het dassenbeleid dan ook ten goede komen. Voorz ieningen S l a c h t o f f e r s en de aanwezigheid van dassenwissels i n de n a b i j h e i d van wegen z i j n d u i d e l i j k e aanwijzingen voor het t r e f f e n van maatregelen. S l a c h t o f f e r s kunnen worden voorkomen door het aanleggen van voorzieningen zoals tunnels onder wegen en fauna-uittreedplaatsen i n kanalen. Rasters en beplanting zorgen voor de g e l e i d i n g
naar deze fauna-voorzieningen. Burchtlokaties V e i l i g s t e l l i n g van burchten i s het meest gewaarborgd door aankoop van de b u r c h t l o k a t i e of het a f s l u i t e n van beheers- en gedoogovereenkomsten. De planologische v e i l i g s t e l l i n g van de burchten kan i n gemeentelijke bestemmingsplannen worden vastgelegd. A l s aanvullende mogelijkheid kan een gemeentelijke Algemene P o l i t i e Verordening zorgen voor het behoud van de dassenburchten i n de gemeente. Huidige leefgebieden De bescherming van de huidige leefgebieden z a l z i c h moeten r i c h t e n op behoud, het j u i s t e beheer en het tegengaan van versnippering. Extensief graslandbeheer brengt de nodige v a r i a t i e i n het voedselaanbod. Kleine landschapselementen, zoals houtsingels, struweel en poelen, vergroten het voedselaanbod en zorgen tevens voor g e l e i d i n g en dekking i n het l a n d e l i j k gebied. Het a f s l u i t e n van beheersovereenkomsten of het aankopen van leefgebieden i s de beste manier om deze maatregelen u i t te voeren. Een planologische v e i l i g s t e l l i n g i s daarvoor een noodzakelijke b a s i s . Versnippering van de huidige en p o t e n t i e l e leefgebieden treedt op door de toenemende v e r s t e d e l i j k i n g en de aanleg van wegen en kanalen. De gewenste u i t w i s s e l i n g binnen en tussen deelpopulaties wordt hierdoor onmogelijk gemaakt. Sterftebeperkende voorzieningen aan wegen en kanalen kunnen h i e r eveneens v e r b e t e r i n g i n brengen. Nieuwe leefgebieden Uitbreiding van leefgebieden vindt p l a a t s langs verbindingszones. Het v r o e g t i j d i g signaleren van het ' d i c h t s l i b b e n ' van deze zones i n het l a n d e l i j k gebied, door s t a d s u i t b r e i d i n g of de aanleg van wegen en kanalen, is noodzakelijk om de d o e I s t e l l i n g e n van het dassenbeleid te verwezelijken. U i t b r e i d i n g i s mogelijk naar oude leefgebieden. H i e r b i j kunnen de landgoederen i n O v e r i j s s e l een b e l a n g r i j k e p l a a t s innemen. Herintroduktie i s daarbij een middel om de r e l a t i e f trage v e r s p r e i d i n g van dassen te stimuleren i n k a n s r i j k e gebieden. Landinrichtingsprojekten vormen, door hun integrale karakter, een goed kader voor de realisatie van bovengenoemde maatregelen, die n i e t a l l e e n voor de das maar ook voor andere dieren en planten van belang z i j n . Aanvullende maatregelen bestaan u i t v o o r l i c h t i n g aan mensen die i n hun d a g e l i j k s e werk te maken hebben met
IX
dassen en dassenbescherming. Kennisvermeerdering en de vorming van een breed maatschappelijk draagvlak i s mogelijk door het opzetten van een netwerk van informanten, die de dassenstand volgen en j a a r l i j k s de ontwikkelingen evalueren. INSTRUMENTARIUM De das i s momenteel ondergebracht b i j de Jachtwet. Waarschijnlijk wordt h i j ondergebracht bij de Natuurbeschermingswet. Daarnaast z i j n enkele andere wetten, zoals de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Landinrichtingswet, van belang voor de dassenbescherming. Het M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer een V i s s e r i j heeft f i n a n c i e l e middelen beschikbaar gesteld voor de u i t v o e r i n g van het Natuurbeleidsplan, waarin de das a l s 'aandachtssoort' wordt genoemd. Een gedeelte van deze gelden z a l door de Provincie O v e r i j s s e l worden besteed voor de p r o v i n c i a l e i n v u l l i n g van het Natuurbeleidsplan. P a r t i k u l i e r e n kunnen subsidies v e r k r i j g e n voor hun aandeel i n de dassenbescherming. P a r t i k u l i e r e natuurbeschermingsorganisaties, gebruikers van gronden, jachthouders, gemeenten en v r i j w i l l i g e r s g r o e p e n kunnen hierop aanspraak maken. OVERIJSSEL De maatregelen voor de bescherming van de dassen i n O v e r i j s s e l z i j n geprojekteerd op de verschillende regio's. Het Reestgebied (Gemeenten Staphorst en Avereest) heeft b i j de nadere i n v u l l i n g van het dassenbeheer eerste p r i o r i t e i t . De knelpunten i n d i t gebied, met de grootste populatie i n O v e r i j s s e l , zijn g e d e t a i l l e e r d i n kaart gebracht. De mogelijkheden voor uitwisseling tussen de verschillende (potentiele) leefgebieden binnnen O v e r i j s s e l , z i j n eveneens uiteengezet. U i t w i s s e l i n g met dassenpopulaties buiten de p r o v i n c i e b i e d t eveneens mogelijkheden. De dassen aan de Drenthse en O v e r i j s s e l s e z i j d e van de Reest z i j n a l s een populatie te beschouwen. Indien u i t w i s s e l i n g mogelijk wordt en het gebied op de j u i s t e manier wordt beheerd, kan z i c h h i e r een sterke populatie ontwikkelen. De r e l a t i e f r i j k e dassengebieden i n het grensgebied met Gelderland kunnen bijdragen aan de bevolking van oude leefgebieden i n O v e r i j s s e l . Bevolking van oude leefgebieden i n Twente i s mogelijk vanuit Duitsland. In Twente z u l l e n de knelpunten, het Twentekanaal en de verkeerswegen, dan wel s t r u k t u r e e l moeten worden opgelost. Overleg met Duitse i n s t a n t i e s z a l de weg moeten vrijmaken voor een v e i l i g e migratie vanuit Duitsland.
AKTIEPLAN Voor de u i t v o e r i n g van de voorgestelde maatregelen i s een a k t i e p l a n opgesteld. Het Dassenberaad geeft daarin aan op welke wijze een verdere groei van de dassenpopulatie i n O v e r i j s s e l te bereiken i s . De vroegere v e r s p r e i d i n g en 'Dassen i n O v e r i j s s e l ' gelden daarbij a l s l e i d r a a d . De uitgangspunten voor het te voeren b e l e i d z i j n : -
bewoonde b u r c h t l o k a t i e s a k t i e f beschermen bescherming van de huidige leefgebieden u i t w i s s e l i n g en v e r s p r e i d i n g mogelijk maken p o t e n t i e l e leefgebieden voor dassen geschikt maken
Het Dassenberaad O v e r i j s s e l z a l z i c h i n z e t t e n voor de u i t v o e r i n g van de volgende aktiepunten: 1) De i n het beschermingsplan genoemde knelpunten nabij de bestaande b u r c h t l o k a t i e s worden i n de periode 1991-1994 opgelost. 2) Een j a a r l i j k s e i n v e n t a r i s a t i e van de belopen burchten geeft i n z i c h t i n de uitwerking van het gevoerde beleid. 3) Nieuwe burchtlokaties worden adequaat en snel veiliggesteld door het a f s l u i t e n van beheersovereenkomsten of aankoop. Knelpunten i n deze leefgebieden worden door NBLF geinventariseerd. 4) Het belang van de das en de bescherming van z i j n leefgebieden z a l b i j a l l e vormen van r u i m t e l i j k b e l e i d naar voren worden gebracht. 5) V o o r l i c h t i n g z a l worden gegeven aan de p r o v i n c i a l e en gemeentelijke overheden, waterschappen, boerenstandso r g a n i s a t i e s , wildbeheereenheden, grondeigenaren en p a r t i k u l i e r e natuurbeschermingsorganisaties. 6) Herintroduktie z a l op korte termijn i n het Reggedal plaatsvinden. Onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden voor h e r i n t r o d u k t i e van dassen i n het DInkel- en Buursedal. Het t o t u i t v o e r brengen van d i t a k t i e p l a n berust b i j meerdere o r g a n i s a t i e s . In een o v e r z i c h t z i j n b i j de v e r s c h i l l e n d e aktiepunten de meest betrokken i n s t a n t i e s vermeld.
XI
1 DASSENBESCHERMING 1.1 I n l e i d i n g De das (Meles meles) i s een van de meest bedreigde zoogdieren i n ons land. Aan het begin van deze eeuw kwam de das nog algemeen voor i n ons land. De dassenstand i s echter sterk i n aantal teruggelopen en het v e r s p r e i d i n g s a r e a a l i s afgenomen ( f i g u u r 1 ) . I n 1960 werd het a a n t a l dassen op s l e c h t s 2200 geschat en i n 1980 was d i t aantal afgenomen t o t 1400 i n d i v i d u e n (Wiertz en Vink, 1983).
Figuur 1: de achteruitgang van de dassenstand tussen 1900 en 1960 (Dirkmaat, 1988). De negatieve ontwikkelingen rond de das betekenen n i e t a l l e e n de achteruitgang van een van de Nederlandse zoogdieren. Ook z i j n leefomgeving, het k l e i n s c h a l i g kultuurlandschap, wordt bedreigd. Hierdoor worden een groot aantal andere d i e r - en plantesoorten die voorkomen i n d i t type landschap eveneens bedreigd. De bescherming van het l e e f g e b i e d van de das z a l daarom n i e t a l l e e n t e n goede komen aan de das maar ook aan andere zoogdieren (o.a. wezel, h e r m e l i j n en vleermuizen), vogels (o.a. patrijs, o r t o l a a n , grasmus en k e r k u i l ) , r e p t i e l e n , amfibieen, insekten en planten.
1
De variatie in een kleinschalig landschap komt vlinders zoals dit geelsprietdikkopje ten goede (foto R. Krekels).
ook
1.2 Dassenbescherming In Nederland In 1982 i s het Beheersoverleg Dassen i n g e s t e l d met a l s doel de dassenpopulaties te behouden en te h e r s t e l l e n en de onderlinge samenhang tussen deelpopulaties te verbeteren. De beleidsaanbevelingen z i j n door het M i n i s t e r i e van Landbouw en V i s s e r i j (1984) verwerkt i n een ' n o t i t i e inzake het dassenbeheersbeleid', waarmee het dassenbeschermingsbeleid werd vastgelegd. In 1985 werd de notitie unaniem door de Tweede Kamer ondersteund. In deze n o t i t i e i s een meerjarenplan opgenomen voor de praktische uitwerking van het dassenbeheer. De gefaseerde uitwerking kent periodes van v i j f j a a r met een eigen d o e l s t e l l i n g : 1984 t o t 1989: afname van het dassenbestand t o t staan brengen en i n i t i e r e n van h e r i n t r o d u k t i e . 1989 t o t 1994: p o p u l a t i e g r o e i , a r e a a l u i t b r e i d i n g en het met elkaar verbinden van deelpopulaties. 1994 t o t 1999: r e a l i s e r e n van een t o t a a l , samenhangend areaal met optimale dichtheden en een maximale bescherming. De eerste planperiode (1984-1989) is inmiddels verstreken. Het M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j heeft het dassenbeheersbeleid geevalueerd. De e v a l u a t i e n o t i t i e aan de Tweede Kamer geeft aan dat de dassenstand i n grote delen van het land sinds 1980 een s t a b i l i s a t i e vertoont.
2
Voor een groei van de bestaande populaties en het met elkaar verbinden van deelpopulaties, z a l de komende 5 jaar het dassenbeheersbeleid intensief worden voortgezet. Op v e r s c h i l l e n d e beleidsniveau's i s een verdere i n t e n s i v e r i n g mogelijk: * De overheid kent een hoge p r i o r i t e i t toe aan het behoud van de das i n Nederland. De das wordt a l s aandachtssoort genoemd i n het Natuurbeleidsplan (NBP)(Regeringsbeslissing deel d, 1990). Het NBP vormt het kader voor het toekomstig dassenbeheersbeleid. * Veel i n s t a n t i e s en p a r t i k u l i e r e n kunnen meewerken aan het behoud van de das, vanuit r e g u l i e r e taken of vanuit vernieuwend b e l e i d : r i j k s d i e n s t e n , p r o v i n c i e s , gemeenten, natuurbeschermingsorganisaties waterschappen, landbouworganisaties, l a n d i n r i c h t i n g s kommissies, wildbeheereenheden, landgoedeigenaren en agrariers. * Het dassenbelang kan worden opgenomen i n b e s l i s s i n g e n en besluitvormingsprocessen zoals i n de r u i m t e l i j k e ordening en milieu-effektrapportages. 1.3 Dassenberaad O v e r i j s s e l De praktische uitwerking van het dassenbeheersbeleid v i n d t i n eerste i n s t a n t i e p l a a t s op p r o v i n c i a a l niveau. Het p r o v i n c i a l e consulentschap Natuur, Bos, Landschap en Fauna (NBLF) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j neemt daarbij het voortouw. In O v e r i j s s e l i s i n 1987 het Dassenberaad O v e r i j s s e l opgericht. D i t beraad fungeert a l s een gespreksplatform waarin overheidsinstanties en partikuliere belangengroepen zitting hebben (zie voor de samenstelling b i j l a g e 2). Een van de r e s u l t a t e n van het Dassenberaad i s het voor u liggende beschermingsplan 'Dassen i n O v e r i j s s e l ' . Een papieren plan i n de r i j van velen? En dan nog wel met betrekking t o t een soort, i s dat nu nodig? Het antwoord hierop i s bevestigend. Veel plante- en d i e r s o o r t e n worden i n hun voortbestaan bedreigd. Direkte maatregelen gericht op soorten komen grotendeels voort u i t ( i n t e r ) n a t i o n a l e v e r p l i c h t i n g e n (o.a. de Konventie van Bern). De d i r e k t e r e s u l t a t e n hiervan z i j n echter n i e t toereikend. Het i s van belang dat naast bescherming van de soort ook mogelijkheden worden geboden voor s p e c i f i e k biotoopbeheer en het opheffen van konkrete knelpunten. Het ontwikkelen van soortbeschermingsplannen kan een manier z i j n om deze punten te evalueren en nader u i t te werken voor een bepaalde regio. Een provinciaal soortbeschermingsplan kan a l s uitgangspunt dienen voor
3
het b e l e i d van regionale en lokale overheden en kan tevens r i c h t i n g geven aan planologische ontwikkelingen. Uitgangspunten De dassenstand i n O v e r i j s s e l kent sinds 1980 een l i c h t e vooruitgang. De tweede fase-doelstelling 'populatiegroei, a r e a a l - u i t b r e i d i n g en het onderling verbinden van deelpopulaties' l i j k t daarmee voor Overijssel een ambitieuze, maar gerechtvaardigde doelstelling. In het beschermingsplan worden ontwikkelingen van de dassenpopulaties i n O v e r i j s s e l aangegeven. Knelpunten met betrekking t o t de soort en z i j n leefgebied worden gesignaleerd en mogelijke oplossingen aangedragen voor behoud en herstel van een sterke O v e r i j s s e l s e dassenpopulatie. Het plan i s voor relevante delen van O v e r i j s s e l nader uitgewerkt. Het accent ligt op de b e l a n g r i j k e dassenpopulatie i n het Reestgebied, i n de gemeenten Staphorst en Avereest. Het i s van het belang dat de uitwerking van het dassenbeschermingsplan geent is op eenduidige uitgangspunten. P r i o r i t e i t e n moeten i n het b e l e i d worden gesteld en een konkreet plan i s nodig, waarmee de betrokken i n s t a n t i e s , b e l e i d s u i t v o e r d e r s , eigenaren/ grondgebruikers en burgers u i t de voeten kunnen. Een nauwe samenwerking, goed overleg en een d u i d e l i j k e betrokkenheid ten aanzien van dassenaangelegenheden z a l een p o s i t i e v e invloed hebben op het behoud van de das i n Overij s s e l . Het dassenbeschermingsplan uitgangspunten:
stoelt
op
de
volgende
1. Naast bescherming van de soort i s een goed beheer van het leefgebied noodzakelijk. Soortenbeheer en biotoopbeheer gaan samen! Het gevarieerde leefgebied van de das, de woon- en fourageergebieden en verplaatsingsroutes binnen het t e r r i t o r i u m z i j n a l s en eenheid te beschouwen. Het i s tevens van belang de routes voor u i t w i s s e l i n g tussen de deelpopulaties en h e r k o l o n i s a t i e , op de j u i s t e manier i n te r i c h t e n en te beheren. 2. Besluitvorming over het t r e f f e n van voorzieningen (biotoopverbetering en sterftebeperking) wordt gekenmerkt door een afwegingsproces. De huidige afwezigheid van de das i n een p o t e n t i e e l leefgebied mag daarbij n i e t t o t een negatief oordeel l e i d e n . Andere diersoorten kunnen op voorhand a l gebruik maken van deze voorzieningen!
3. Gezien de f i n a n c i e l e beperkingen moeten er keuzes worden gemaakt. In eerste i n s t a n t i e wordt de nadruk gelegd op bescherming van bestaande populaties en het scheppen van mogelijkheden voor u i t b r e i d i n g . Voor deze u i t b r e i d i n g heeft de d i r e k t e omgeving van bestaande populaties p r i o r i t e i t boven geschikte, maar g e i s o l e e r d gelegen gebieden. 4. Bestaande populaties verbreiden z i c h op n a t u u r l i j k e w i j z e , mits de mogelijkheden hiervoor gunstig z i j n . Een goed leefgebied en ongestoorde migratiemogelijkheden z i j n hiervoor bepalend. H e r i n t r o d u k t i e i s een maatregel om v e s t i g i n g i n geschikte, n i e t door dassen bewoonde gebieden, te bevorderen. Hiervoor komen v e e l a l gebieden i n aanmerking d i e van oudsher door dassen werden bewoond. De oorzaken voor het verdwijnen van de das u i t het gebied moeten eerst worden opgelost. Na h e r i n t r o d u k t i e dient het gebied te funktioneren a l s een schakel i n de v e r s p r e i d i n g van dassen tussen bestaande en p o t e n t i e l e leefgebieden.
Een mannetjes das op zijn burcht (foto R.Krekels). 5
2 DE DAS. ECOLOGIE. VERSPREIDING EN BEDREIGING 2.1 De ecologie van de das De das behoort t o t de orde der Carnivora (roofdieren) en de f a m i l i e der Mustelidae (marterachtigen). Andere marterachtigen z i j n de o t t e r , boommarter, steenmarter, bunzing, h e r m e l i j n en wezel. Dassen hebben een dikke vacht, een wigvormig lichaam en korte, maar krachtige poten, om o.a. mee te graven. Een volwassen das b e r e i k t een lengte van ongeveer een meter, i n k l u s i e f de s t a a r t . De v i j f tenen en de nagels van vooral de voorvoet z i j n goed zichtbaar b i j een pootafdruk.
Pootafdruk das otter vos (Bron: Zoogdieren van de Benelux, Lange et al, 1986) De g r i j z e vacht i s het r e s u l t a a t van de kenmerkende opbouw i n de haarkleur; aan de basis en aan de top w i t , zwart i n het midden. Opvallend i s de w i t t e kop met de zwarte strepen die doorlopen t o t v o o r b i j de ogen. Op afstand i s het v e r s c h i l tussen de beide geslachten m o e i l i j k te z i e n . Adulte mannetjes z i j n groter, hebben een bredere kop, een dikkere nek en een dunnere s t a a r t dan de vrouwtjes. Vrouwtjes z i j n k l e i n e r en hebben vaak een kortere en minder w i t t e s t a a r t . In het donker z i e n dassen s l e c h t , het gehoor i s beter, maar de reukzin i s het s t e r k s t ontwikkeld. Vooral met de neus verkennen ze de omgeving, herkennen soortgenoten en speuren ermee naar voedsel. Het i s o n d u i d e l i j k of de das van o r i g i n e een nachtdier i s . W e l l i c h t heeft h i j z i c h i n een n a c h t e l i j k leven geschikt, gedwongen door menselijke a k t i v i t e i t e n . Voedselkeuze De das i s een omnivoor, een a l l e s e t e r . Ongeveer 65 % van z i j n voedsel bestaat u i t regenwormen. Verder eten de dieren a l l e s wat met gemak te bemachtigen en te verorberen i s . De keuze i s a f h a n k e l i j k van het seizoen en van de streek. Een greep u i t het menu van de das: granen (mais en rogge), e i k e l s , v a l f r u i t (appels, peren, pruimen, kersen), bessen, slakken, wespenbroed, b i j e n nesten, insektenlarven, kevers, amfibieen, vogels en eieren. Soms vangt de das k l e i n e zoogdieren: muizen, 6
mollen, egels, konijnen. Het gaat dan wel om jonge of zieke/dode oudere dieren, d i e makkelijk te vangen zijn (Dirkmaat, 1988). Vroeger werd de das bestreden omdat h i j s c h a d e l i j k zou z i j n voor de j a c h t en landbouw. U i t het genoemde menu b l i j k t echter a l dat dassen geen jagers z i j n , maar eerder verzamelaars. De schade aan gewassen neemt l o g i s c h e r w i j s toe naarmate de v a r i a t i e i n het landschap en daarmee de mogelijke voedselbronnen afnemen. Burchten Overdag brengen dassen de meeste t i j d door i n een z e l f gegraven burcht, ook wel bouw, wrang of eerde genoemd. De v e r s c h i l l e n d e p i j p e n met een doorsnede van 30 a 40 centimeter vormen een ondergronds netwerk. Enkele gangen komen u i t i n nestkamers, de k e t e l s , d i e g e s t o f f e e r d z i j n met plantaardige materialen; meestal gras, soms ook bladeren, s t r o of dennenaalden. De uitgegraven grond direkt voor de p i j p e n afgezet. Aan deze wordt stortbergen i s goed te z i e n of een burcht a l dan n i e t bewoond i s . Andere dieren, vos, marter of k o n i j n , maken ook gebruik van de holen van de das.
Dassenburcht (foto R.Hoeve).
7
Er z i j n v e r s c h i l l e n d e typen burchten. (1983) geven v i e r typen aan: Hoofdburcht:
Bijburcht:
Wiertz
en
Vink
zes of meer p i j p e n , minimaal d r i e a v i e r , met ieder een grote storthoop. Er z i j n voor de p i j p e n ingeslepen wissels te z i e n en in de omgeving lopen d u i d e l i j k e w i s s e l s . De burcht i s v r i j w e l het gehele j a a r bewoond en de jongen worden h i e r geboren. In dat geval spreken we van een kraamburcht. meestal twee t o t v i e r p i j p e n met enkele storthopen en ingeslepen w i s s e l s . De b i j b u r c h t i s maar een deel van het j a a r i n gebruik en er worden geen jongen geboren.
Zomer- of vluchtburcht: vaak k l e i n e r e storthopen. Niet meer dan d r i e maanden i n gebruik. Vaak gelegen i n of b i j een graan- of maisakker. Vluchtpijp: meestal slechts een p i j p . Geen storthopen en hooguit een enkele w i s s e l . Vaak gelegen tussen hoofdof bijburcht en het fourageergebied. Enige terughoudendheid i s geboden b i j de typering van de burchten. Het aantal p i j p e n i s n i e t a l t i j d bepalend. Meerdere bezoeken aan de burcht geven pas u i t s l u i t s e l over de status van de burcht (mond. med. Vereniging Das en Boom, 1991). Voortplanting De paring kan plaatsvinden tussen f e b r u a r i en oktober. Door een u i t g e s t e l d e e i - i n n e s t e l i n g komt de vrucht n i e t voor december t o t ontwikkeling. Na een d r a a g t i j d van acht weken i s meestal i n februari/maart een worp met twee of d r i e jongen mogelijk. Vrouwelijke dassen k r i j g e n n i e t ieder j a a r jongen. Een dassenfamilie bestaat i n Nederland u i t gemiddeld 3,2 dassen (Wijngaarden en Van de Peppel, 1960). Na acht t o t negen weken komen de jonge dassen voor het eerst boven de grond, meestal i n gezelschap van de ouders. Enkele weken l a t e r gaan ze z e l f s t a n d i g op onderzoek u i t . Soms v e r h u i s t de f a m i l i e voor kortere of langere t i j d naar een zgn. b i j b u r c h t . Deze burcht l i g t i n de d i r e k t e omgeving van de hoofdburcht. In de lente en zomer van het tweede levensjaar v e r l a t e n de jongen d e f i n i t i e f de o u d e r l i j k e burcht (Dirkmaat, 1988) . De das i s geen s n e l l e verbreider. Vaak vestigen jonge dassen z i c h i n de buurt van de o u d e r l i j k e burcht. Zwervende, vaak j u v e n i e l e dieren, op zoek naar een nieuwe woonplaats, kunnen nog wel eens langere afstanden
afleggen. B i j nervestigingen i n gebieden die a l een langere t i j d n i e t meer z i j n bewoond, worden vaak oude burchten i n gebruik genomen. Bescherming van d e r g e l i j k e burchtlokaties kan daarom een b e l a n g r i j k e b i j d r a g e leveren aan de h e r v e s t i g i n g van dassen.
Krabboom nabij een burcht (foto R.Hoeve). Territorium Dassen z i j n s o c i a l e dieren. Ze leven m groepsverband, i n zogeheten clans (ongeveer 6 t o t 12 dieren) en delen een t e r r i t o r i u m en voedselgebied. Deze clanvorming i s d u i d e l i j k i n G r o o t - B r i t t a n n i e (Kruuk, 1988). De s i t u a t i e i n G r o o t - B r i t t a n n i e kan a l s r e f e r e n t i e k a d e r voor de Nederlandse s i t u a t i e worden gezien. In Nederland is clanvorming minder duidelijk aantoonbaar. Er i s w a a r s c h i j n l i j k te weinig ruimte voor en het dassenleefgebied i s te zeer versnipperd. Een p r i l begin van clanvorming i s mogelijk aanwezig i n de Boswachterij Staphorst. Hier z i j n koncentraties van mestputjes aangetroffen als teken van een territorium-afbakening. De omvang van een t e r r i t o r i u m i n G r o o t - B r i t t a n n i e i s zo'n 40 t o t 325 ha (Kruuk, 1988). Het minimumareaal voor een ideale s i t u a t i e bedraagt 40 ha. Dassen komen i n Nederland i n te geringe dichtheden voor. De minimale afstand tussen twee burchten i s i n Nederland vaak groter dan twee kilometer, de home-range van de das. Hierdoor hoeft meestal geen territoriumgedrag en -vorming p l a a t s te vinden.
9
Optimale l e e f g e b i e d Het t o t a l e leefgebied van de das bestaat u i t d r i e onderdelen: de b u r c h t l o k a t i e , de voedselgebieden en de gebieden d i e h i e r tussen z i j n gelegen. De l a a t s t e gebieden z i j n i n de breedste z i n te omschrijven a l s verspreidingsroutes. Een optimale i n v u l l i n g van de deelgebieden bestaat u i t een geschikte b u r c h t l o k a t i e , goede voedselgebieden en v e i l i g e verspreidingsroutes. Burchtlokatie In het l e e f g e b i e d z i j n hoger gelegen plaatsen voorhanden, waar de das z i j n burcht kan graven. Geschikte gebieden vertonen enige vorm van r e l i e f ; natuurlijke heuvels, rivierduinen, graften, d i j k lichamen, oeverwallen en s t e i l r a n d e n of kunstmatig aangelegde terpen. De l o k a t i e staat n i e t b l o o t aan overstromingsgevaar en het grondwaterniveau i s laag. De bodem moet waterdoorlatend z i j n en tevens het graven van gangen mogelijk maken zonder instortingsgevaar. Het i s van belang dat de burcht van z i j n omgeving wordt afgeschermd door d i c h t , l i e f s t doornig struweel.
Een woon- en fourageergebied voor de das, aan de rand van een rivierduin (foto R.Hoeve).
10
Voedselgebieden In de nabije omgeving van de woongebieden z i j n geschikte voedselgebieden aanwezig. De meest optimale s i t u a t i e i s een gevarieerd k l e i n s c h a l i g landschap rondom de burcht. De das heeft hiermee gedurende het gehele j a a r een gevarieerd menu. Naarmate het landschap kleinschaliger i s , neemt de voedselrijkdom toe (Dirkmaat, 1988). Elementen i n zo'n landschap z i j n : lager gelegen natte en wormrijke graslanden (vaak te vinden i n beekdalen), graanvelden, maisakkers en ander bouwland, (hoogstam)boomgaarden ( v a l f r u i t ) , poeltjes (drinkwater en amfibieen), houtwallen en heggen met vruchtdragende bomen en s t r u i k e n . Ook op de burcht z e l f kunnen vruchtdragende s t r u i k e n a l s voedselbron dienst doen.
Kleine landschapselementen, zoals een poel, zorgen voor variatie in het leefgebied van de das (foto R.Hoeve). In n a t u u r l i j k e gebieden bestaat een p o s i t i e v e k o r r e l a t i e tussen het aantal dassen en de biomassa aan regenwormen per hectare (Kruuk & P a r i s h , 1982). Minder voedselbronnen b i j de burcht en een lager aantal regenwormen per hectare noodzaken de das tevens om grotere afstanden af te leggen t i j d e n s het fourageren. De kans op een f a t a a l ongeluk neemt hierdoor toe. Verspreidingsroutes In het gebied z i j n voldoende mogelijkheden aanwezig om de voedselgebieden v e i l i g te bereiken. Dekking en geleiding i s h i e r b i j gunstig. Houtwallen, heggen, graften en met oeverbeplanting bezette waterlopen z i j n elementen die hieraan kunnen bijdragen. Dat dassen deze g e l e i d i n g gebruiken i s o.a. door Broekhuizen e t a l . 11
(1986) aangetoond. Voor g e l e i d i n g naar een dassentunnel z i j n deze elementen bijzonder waardevol. De elementen bestaan vaak u i t meerdere soorten bomen en planten, d i e tevens een voedselbron kunnen z i j n of h u i s v e s t i n g bieden aan p r o o i d i e r e n voor de das. Dassen z i j n n i e t a l l e e n onderweg t i j d e n s het fourageren. Er v i n d t ook migratie plaats tussen verschillende dassenleefgebieden en naar nieuwe gebieden. Het i s van belang dat de das ook op deze tochten over v e i l i g e routes en r u s t p l a a t s e n b e s c h i k t . Mogelijkheden voor de bouw van een burcht verbeteren de k w a l i t e i t van de verbindingszone. I n een optimale s i t u a t i e z i j n de v e r s c h i l l e n d e gebieden verbonden door een keten van dassenburchten; de daadwerkelijke u i t w i s s e l i n g z a l hierdoor s n e l l e r t o t stand komen. 2.2 Verspreiding i n Nederland Sinds 1900 i s het aantal dassen en de omvang van hun leefgebieden sterk afgenomen. Aan het begin van deze eeuw waren naar schatting tienduizenden dassen i n Nederland aanwezig. I n 1960 kwamen de t e l l i n g e n n i e t verder dan 2200 dassen (Van Wijngaarden en Van Peppel, 1960). Met name i n Drenthe, O v e r i j s s e l , Gelderland en Noord-Brabant was een sterke teruggang t e z i e n . Een l a n d e l i j k e i n v e n t a r i s a t i e i n 1980 van Wiertz en Vink (1983) l i 3 t i n v e r g e l i j k i n g met 1960 een verdere d a l i n g van het aantal belopen burchten z i e n (figuur 2 ) .
Figuur 2: de verspreiding van de das in Nederland in 1960 en 1980 (Wiertz en Vink, 1983). ^2
In 1980 werd het aantal dassen geschat op ongeveer 1400. De grootste d a l i n g deed z i c h voor i n het Montferland, R i j k van Nijmegen, Meerlo-Wanssum e.o., het gebied z u i d e l i j k van Roermond en zuid-Limburg. Een r e l a t i e f grote vooruitgang werd gekonstateerd i n Gaasterland, het Reestdal (mede dankzij het succesvol introduceren van dassen i n de Boswachterij Staphorst) en vooral de Veluwe. In 1990 i s eveneens het aantal dassenburchten i n Nederland geinventariseerd (Wiertz, i n voorbereiding). Het aantal burchten l a a t l a n d e l i j k een geringe toename zien. In midden-Limburg en zuid-Limburg i s een l i c h t e achteruitgang waargenomen en op de Veluwe i s opnieuw een toename zichtbaar i n v e r g e l i j k i n g met 1980.
2.3 Verspreiding i n O v e r i j s s e l Dassen kwamen tussen 1900 en 1960 voor i n Oost- en Zuid-Twente, Salland, O v e r i j s s e l s e Vechtgebied en het Reestdal. Twente i s vanouds een r i j k dassengebied dankzij de grote v a r i a t i e en k l e i n s c h a l i g h e i d van het landschap. Aan de hand van kaarten u i t het begin van deze eeuw, i s het aantal mogelijke burchten i n O v e r i j s s e l op 375 geschat (mond. med. Das en Boom, 1991). Voor 1900 i s door met name s t r o p e r i j en de v e r n i e l i n g van burchten de das a l sterk i n aantal a c h t e r u i t gegaan. Van Wijngaarden en van de Peppel (1960) geven, voor zover bekend i n 1960, voor O v e r i j s s e l de volgende waarnemingen voor de periode vanaf 1900. Bathmen: t o t c i r c a 1920 waren h i e r dassen aanwezig. A l l e burchten z i j n uitgegraven en de dassen gevangen. In 1914 was een moeder met d r i e jongen s l a c h t o f f e r van het verkeer. Borne: er z i j n geen dassen meer aanwezig i n deze periode, a l l e e n toponiemen (boerderij Dashorst en Dassenhaar) herinneren nog aan de vroegere bewoning door dassen. Dalfsen: bewoonde burchten z i j n te vinden op de landgoederen Mataram en Den Berg, en vroeger ook bewoning op landgoed Hessum. Ambt Delden: op het landgoed Twickel werden tussen 1893 en 1919 ongeveer 25 dassen gevangen! Denekamp: t o t 1921 kwamen h i e r dassen voor. Er werd v e e l jachtschade gemeld i n d i t gebied. I n 1957 i s er op Breckelenkamp een das doodgereden. Deventer: na 1929 z i j n i n Deventer geen dassen meer waargenomen. Diepenheim: t o t 1956 was er een bewoonde burcht op landgoed Nijenhuis. Enschede: lange t i j d waren i n de omgeving van Enschede dassen aanwezig, met name i n en nabij Lonnekerbos (tot 1956), Haagse Bos, Rutbeek ( c i r c a 1870) en 13
Boekelo. Gramsbergen: i n 1897 z i j n twee dassen gevangen. Hardenberg: i n de j a r e n '50 i s een das geschoten, w a a r s c h i j n l i j k een zwervend d i e r . Haaksbergen: t o t 1953 was een bewoonde burcht aanwezig op het Buurserzand. Vroeger was ook een bewoonde burcht van landgoed Lankheet bekend. Heino: vangsten van dassen aan het eind van de 19e en begin 20e eeuw. Het toponiem Dasschenbosch herinnert h i e r nog aan. Op het nabij gelegen landgoed de Kolkhof waren i n 1920 nog dassen aanwezig. Op Den Alerdinck z i j n t o t 1962 dassen waargenomen. Hellendoorn: vanaf 1914 zijn geen dassen meer waargenomen. Hengelo: i n een h u i d i g stadspark b i j Driene was vroeger een bewoonde burcht te vinden. Kampen: i n 1939 werd een zwervend d i e r waargenomen. Losser: i n deze omgeving kwamen v e e l dassen voor. De onder druk staande populaties werden toen nog vanuit Duitsland aangevuld. In 1956 i s b i j De Lutte een das doodgeschoten, i n 1959 v i e l een verkeers- slachtoffer op de weg Oldenzaal-Denekamp. 01st: i n 1938 werd een nest met jongen uitgegraven, i n 1949 werd een vrouwtje gedood. Ommen: een oude burcht i s aanwezig op landgoed Eerde. Raalte: h i e r komen geen burchten meer voor, i n 1912 werd b i j huize 't Reelaer een das geschoten. Tubbergen: a l l e e n toponiemen herinneren aan het voorkomen van de das. Vriezenveen: een zwervende das werd gedood i n 1949, verder n i e t geschikt a l s leefgebied. Weerselo: een burcht op landgoed Singraven was t o t 1959 bewoond. Wierden en Wijhe: er z i j n a l l e e n nog toponiemen te vinden o.a. Dasselershoek, Dassenbosch en 'Dasleverblok'. Zwollerkerspel: een grote burcht i n het Erfgenamenbos sinds 1927. In 1957 z i j n er nog jongen i n deze burcht geboren. In 1960 i s de burcht deels afgegraven en na 1965 z i j n er geen dassen meer waargenomen. In 1960 z i j n slechts 15 burchten i n geheel O v e r i j s s e l aanwezig (Wiertz en Vink, 1983). In de navolgende j a r e n tot 1980 neemt de dassenstand verder af. Dalfsen: de burchten op de landgoederen Mataram en Hessum z i j n r e s p e k t i e v e l i j k i n 1963 en 1965 n i e t meer bewoond. Op De Plaggenmars en Den Berg dateren de l a a t s t e waarnemingen u i t r e s p e k t i e v e l i j k 1973 en 1980. Ambt Delden: t o t ongeveer 1964 was een burcht op landgoed Twickel nog bewoond (mond.med. Hoekstra). Heino: op landgoed Den Alerdinck z i j n i n 1962 voor het
l a a t s t dassen waargenomen. Hengelo: op landgoed Twickel ( i n het F l i e r v e l d ) verdween i n 1965 de l a a t s t e bewoonde burcht. Losser: i n 1968 i s i n het D i n k e l d a l het l a a t s t een burcht belopen geweest. Lutterzand: de aanwezige burcht i s t o t 1963 belopen. In de j a r e n '60 en '70 z i j n dassen i n d i t gebied gesignaleerd, mogelijk afkomstig van populaties i n Duitsland. Paasloo: t o t 1969 was h i e r een bewoonde burcht aanwezig. In 1970 werd een v e r k e e r s s l a c h t o f f e r gevonden. Daarna i s u i t d i t gebied geen waameming meer gemeld. Zalk: t o t 1978 i s een burcht i n het Zalkerbosch bewoond geweest. Zwolle: sinds 1965 z i j n a l l e e n d r i e v e r v a l l e n burchten i n het Erfgenamenbos aanwezig. De dassenstand stond er i n O v e r i j s s e l rond 1980 n i e t zo r o o s k l e u r i g voor. De das h i e l d a l l e e n stand i n het Reestdal. De populatie groeide daar tussen 1960 en 1980 van twee naar acht burchten (Wiertz en Vink, 1983). D i t was mede het gevolg van het u i t z e t t e n van twee vrouwtjes i n de Boswachterij Staphorst i n 1959. Er was toen nog maar een mannetje aanwezig i n de boswachterij (mond.med. Blauw, 1990). Van de andere 13 i n 1960 nog belopen burchten i n O v e r i j s s e l , i s i n 1980 nog s l e c h t s een burcht op de Sallandse Heuvelrug bewoond. Deze burcht i s vanaf 1982 eveneens n i e t meer belopen. S t r o p e r i j , de v e r n i e l i n g van burchten en de v e r n i e t i g i n g en achteruitgang van het leefgebied z i j n de aanwijsbare oorzaken voor deze ontwikkeling. Huidige s i t u a t i e i n O v e r i j s s e l De l a a t s t e j a r e n i s de dassenstand i n O v e r i j s s e l l i c h t toegenomen ( f i g u u r 3). Een d u i d e l i j k e kern i s het Reestgebied (met de Boswachterij Staphorst); i n 1990 goed voor i n t o t a a l negen hoofdburchten. Vanaf 1986 i s weer een hoofdburcht aanwezig i n het O v e r i j s s e l s e Vechtgebied. Op de Sallandse Heuvelrug i s i n 1989 opnieuw een hoofdburcht gevestigd. In Twente z i j n langs de Duitse grens tussen '80 en '87 d r i e burchten belopen geweest. Voorjaar '90 i s i n d i t gebied nog een belopen burcht aangetroffen. In de periode 1981-1990 z i j n minstens v i j f dassen i n de Twentekanalen verdronken. Het vermoeden bestaat dan ook dat z i c h i n Twente nog onbekende burchten bevinden.
15
iiilil MINIMI
tot 1960 1990
Figuur 3: de das in Overijssel; bewoonde gebieden tot 1960 en in 1990. 2.4 Bedreigineen In v o l l e d i g n a t u u r l i j k e omstandigheden kan een das een leeftijd bereiken van 15 t o t 19 j a a r . De das staat bovenaan een voedselketen en heeft geen n a t u u r l i j k e vijanden. Onder n a t u u r l i j k e omstandigheden z a l het voedselaanbod de d i c h t h e i d aan dassen bepalen. In Nederland wordt een das echter vaak n i e t ouder dan een j a a r of v i j f ! De problemen waar de dassen i n Nederland mee te mak-vi hebben, bestaan u i t d i r e k t e en i n d i r e k t e bedrei^l.:gen. Een d i r e k t e bedreiging heeft een d i r e k t gevolg voor de das a l s i n d i v i d u (denk aan v e r k e e r s s l a c h t o f f e r s ) t e r w i j l de i n d i r e k t e bedreiging zorgt voor een v e r s l e c h t e r i n van de leefomstandigheden op een langere t e r m i j n (b.v.
0
16
de achteruitgang van het m i l i e u ) . Direkte bedreigingen Direkte bedreigingen kunnen van o p z e t t e l i j k e en o n o p z e t t e l i j k e aard z i j n . Opzet i s aanwezig b i j i l l e g a l e a k t i v i t e i t e n zoals stropen en de b e s t r i j d i n g van dassen om schade aan eigendommen te voorkomen. Deze bedreigingen z i j n grotendeels verleden t i j d . De das i s sinds 1947 beschermd middels de Jachtwet. T r a d i t i o n e l e dassengevechten leken lange t i j d t o t het verleden te behoren. Voorjaar 1991 z i j n er echter aanwijzingen dat z i c h weer dassengevechten voordoen i n de omgeving van Nijmegen en i n Limburg. Zonder opzet, maar met steeds verdergaande gevolgen voor de das, i s de bedreiging door het verkeer. Verkeers- en vaarwegen J a a r l i j k s worden zo'n 300 dassen aangereden; ongeveer een kwart van de t o t a l e populatie en vermoedelijk de h e l f t van de t o t a l e j a a r l i j k s e aanwas! Volgens prognoses z a l het autoverkeer de komende j a r e n a l l e e n nog maar toenemen. Beschoeide waterwegen z i j n eveneens grote knelpunten; eenmaal te water, kan een das of ander d i e r , n i e t meer op de oever komen en v e r d r i n k t door u i t p u t t i n g . Het w e r k e l i j k e aantal s l a c h t o f f e r s i s vermoedelijk nog groter. N i e t a l l e s l a c h t o f f e r s worden gemeld en gewonde dassen kunnen op onbereikbare plaatsen o v e r l i j d e n . Een dood, zogend moederdier l a a t vaak een nest hulpeloze jongen achter, die zonder i n g r i j p e n een hongerdood z u l l e n sterven. In f i g u u r 4 i s het aantal en de l o k a t i e van de verkeersen v e r d r i n k i n g s s l a c h t o f f e r s tussen 1985 en 1990 i n O v e r i j s s e l weergegeven. De tevens aangegeven burchten l a t e n i n v e e l gevallen een d i r e k t e r e l a t i e z i e n tussen de l o k a t i e en de woonplaats van het s l a c h t o f f e r . In O v e r i j s s e l z i j n met name de beschoeide kanalen belangrijke knelpunten; het Meppelerdiep, de Hoogeveensche Vaart, het Twente-kanaal/de z i j t a k naar Almelo en het kanaal Almelo-De Haandrik. Indirekte bedreigingen Niet a l l e e n de i n d i v i d u e l e dassen worden bedreigd, ook hun leefgebieden ondergaan nadelige veranderingen. De leefomgeving wordt aangetast en v e r n i e t i g d . In de resterende gebieden gaat de algehele k w a l i t e i t van het m i l i e u s t e r k a c h t e r u i t . Op langere t e r m i j n kunnen de gevolgen hiervan f a t a a l z i j n voor de i n d i v i d u e l e das, maar ook voor de deelpopulaties en u i t e i n d e l i j k voor het voorkomen van de das i n Nederland.
17
V e r l i e s , versnippering en verarming van het leefgebied z i j n de b e l a n g r i j k s t e i n d i r e k t e bedreigingen. Verlies
leefgebieden
Een grote bedreiging voor het voortbestaan van de das i n Nederland i s de aantasting en v e r n i e t i g i n g van z i j n leefgebieden. Veel leefgebieden z i j n a l verdwenen of moeten wijken voor wegen, spoorwegen, kanalen, woonwijken, i n d u s t r i e t e r r e i n e n en andere s t e d e l i j k e aktiviteiten. Geschikte voedselgebieden zijn in grootschalige, intensieve landbouwgebieden veranderd. Delfstofwinning en ontgrondingen vernietigen de aanwezige en toekomstige leefgebieden.
o o O • • •
onbewoonde burcht ^« 1 bewoonde hoofdburcht > 1 bewoonde hoofdburcht 1 slachtoffer 2-3 slachtoffers >3 slachtoffers Figuur 4: verkeers- en verdrinkingsslachtoffers (tussen 1985 en 1990) en de lokaties van de burchten in Overijssel (op uurhokbasis).
18
Beschoeide kanalen vormen voor dassen in Overijssel een groot gevaar (foto R.Hoeve).
Jaarlijks komt een kwart van de Nederlandse populatie om in het verkeer. De jonge dassen van dit zogende vrouwtje die verhongeren in de burcht, zijn hierbij niet meegeteld (foto K.Campfens).
IS
In de s f e e r van r e k r e a t i e en toerisme z i j n grote r e k r e a t i e p r o j e k t e n (o.a. g o l f t e r r e i n e n ) vaak n a d e l i g de aanwezige leefgebieden. De bosbouw l e g t voor monokultures aan, waardoor gebieden ontstaan d i e de das te weinig v a r i a t i e bieden (Dirkmaat, 1988). Met het verdwijnen van het k l e i n s c h a l i g landschap moeten dassen 's nachts meer en verder lopen om aan voldoende voedsel te komen. Hierdoor i s de kans groter dat de dieren meer wegen en kanalen moeten oversteken. Tevens i s het gevaar groot dat kontakten tussen deelpopulaties verminderen of wegvallen, waardoor er geen sprake meer i s van genetische u i t w i s s e l i n g en l o k a l e populaties kunnen uitsterven. Eveneens z a l een onbewoonde dassenburcht m o e i l i j k e r te bereiken z i j n voor eventuele h e r v e s t i g i n g . Hierdoor kunnen overal leemten i n het landschap ontstaan d i e steeds m o e i l i j k e r of z e l f s helemaal n i e t meer gedicht kunnen worden.
Figuur 5: globale weergave van de belangrijkste verbindingszones voor dassen in Overijssel.
Versnippering Het wegenverkeersnet brengt naast d i r e k t e verkeerss l a c h t o f f e r s meer problemen met z i c h mee. De omvang van het leefgebied neemt af door de aanleg van de weg. Tevens ontstaat door de barriere-werking van de weg een a r e a a l v e r k l e i n i n g en/of i s o l a t i e van populaties. De verstoring door geluid, l i c h t en v e r o n t r e i n i g i n g verlagen de leefbaarheid van het gebied nabij de weg (Van der F l u i t et a l . , 1990). A l s gevolg van de versnipperende werking van wegen kan u i t e i n d e l i j k een populatie u i t e e n v a l l e n en u i t s t e r v e n . Waterwegen, met name beschoeide kanalen, hebben een minstens even grote versnipperende werking a l s wegen. Nadelige e f f e k t e n van waterwegen op de omgeving z i j n geringer. De toenemende v e r s t e d e l i j k i n g heeft v o o r a l i n het buitengebied vergaande gevolgen. De langs wegen uitgesmeerde lintbebouwing i s een versteende b a r r i e r e voor trekkende dieren en heeft een sterke versnipperende werking. Het onderling verbinden van leefgebieden en p o t e n t i e l e gebieden i s e s s e n t i e e l voor de instandhouding van de momenteel slecht verbreide populaties. Het Natuurbeleidsplan ( M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j , 1990) o n d e r s c h r i j f t het belang van verbindingszones, c o r r i d o r s of stepping-stones, en het handhaven van landschapselementen tussen de (kern)gebieden. V i a natuurontwikkeling kunnen duurzame verbindingen ontstaan a l s stepping-stones naar een ander gebied. In f i g u u r 5 z i j n de b e l a n g r i j k s t e verbindingszones voor de dassen i n O v e r i j s s e l en de u i t w i s s e l i n g met andere provincies en Duitsland globaal weergegeven. Kwaliteit leefmilieu Een algemene bedreiging voor de natuur l i g t i n de afnemende k w a l i t e i t van het leefmilieu. Verkeer, landbouw, Industrie en huishoudens dragen a l i e n b i j t o t v e r v u i l i n g van het n a t u u r l i j k l e e f m i l i e u . Verontreinigende s t o f f e n , zoals zware metalen, worden opgenomen door dieren die a l s voedsel dienen voor de das. De das staat bovenaan een voedselketen en hoopt deze s t o f f e n u i t e i n d e l i j k op i n z i j n lichaam. Verzuring heeft een negatief effekt op de wormendichtheid (Butter, 1990). De dassen i n Nederland komen, met uitzondering van Limburg, voor op de verzurings-gevoelige, hogere zandgronden. De wormen die i n de s t r o o i s e l l a a g en zode leven nemen door v e r z u r i n g i n aantal af. De dieper i n de grond levende wormen z i j n minder gevoelig, maar z i j n ook k l e i n e r en de das z a l deze wormen n i e t uitgraven. Een laag aantal regenwormen
21
i n een gebied noodzaakt de das om meerdere t e r r e i n e n te bezoeken t i j d e n s het fourageren. De kans op een ongeluk neemt hiermee toe. Niet a l l e e n de hoeveelheid maar ook de k w a l i t e i t van de regenwormen a l s voedsel voor de das neemt a f . Lood, cadmium en z i n k z i j n door verzuring eerder t o e g a n k e l i j k en akkumuleren i n de regenwormen. U i t een onderzoek van Ma en Broekhuizen (1989) b l i j k t dat dassen d i e i n de uiterwaarden (van de Maas) fourageren, r e l a t i e f v e e l regenwormen eten. B i j oudere dieren u i t d i t gebied z i j n verhoogde concentraties van de zware metalen cadmium, lood, kwik en z i n k gevonden. Voor cadmium was de concentratie z e l f s 4 t o t 5 maal hoger dan normaal en l a g b i j een op de d r i e dassen boven de k r i t i s c h e grenswaarde. Er l i j k t momenteel een verbetering i n de omgang met de natuur en het m i l i e u te ontstaan. Landbouwers en andere grondgebruikers passen n a t u u r v r i e n d e l i j k e r e methoden toe en de overheid s t e l t strengere m i l i e u - e i s e n . Het begin van een lange weg met v e e l knelpunten!
Op plaatsen waar wegen houtsingels doorsnijden bestaat een grotere kans op verkeersslachtoffers (foto R.Hoeve). 22
3 BELEID EN DASSENBESCHERMING Soortenbeleid is te vinden op verschillende beleidsniveaus. De kracht van d i t beleid, de daadwerkelijke mogelijkheden om een soort te behouden of het leefgebied van een soort te beschermen, v a r i e e r t nogal. Naast de bescherming van de soort k r i j g t de biotoop- of habitatbescherming steeds meer aandacht. Daadkrachtige instrumenten voor biotoopbescherming z i j n echter n i e t a l t i j d voorhanden. In d i t hoofdstuk komt het b e l e i d , ten dienste van de das, op v e r s c h i l l e n d e niveaus aan de orde. De mogelijkheden en onmogelijkheden voor de bescherming van de das en z i j n leefgebied z i j n nader t o e g e l i c h t .
3.1 I n t e r n a t i o n a a l b e l e i d Nederland is inzake het soortenbeleid en de habitat-bescherming internationale verplichtingen aangegaan. Voor de das i s de Konventie van Bern van de Raad van Europa van belang. De toekomstige E G - H a b i t a t r i c h t l i j n van de Europese Gemeenschappen geeft een nadere uitwerking voor de habitatbescherming van bedreigde soorten (Koenders, 1990). Konventie inzake het behoud van wilde planten en dieren en hun n a t u u r l i i k h a b i t a t i n Europa (Bern. 1979) Deze konventie beoogt het beschermen van p o p u l a t i e s van wilde f l o r a en fauna en geeft het v i t a a l belang aan van het behoud van hun leefgebieden. Er i s een l i j s t met plante- en diersoorten opgesteld waaraan de Konventie van Bern p r i o r i t e i t verleent. De das i s een appendix I I I - s o o r t ( a r t . 7). Dat houdt i n dat de soort bejaagbaar i s binnen ecologisch verantwoorde grenzen, de zogeheten 'gereguleerde e x p l o i t a t i e ' . De ondertekenaars, waaronder Nederland, v e r p l i c h t e n z i c h om door middel van effektieve w e t t e l i j k e en administratieve maatregelen de bescherming van de soort te verzekeren. Voor O v e r i j s s e l heeft deze konventie weinig daadkracht. B i j beroepsprocedures inzake het dassenbelang kan deze konventie t e r pieit-ondersteuning op t a f e l komen. R i c h t l i j n inzake de bescherming van n a t u u r l i j k e en h a l f - n a t u u r l i i k e h a b i t a t s en de wilde f l o r a en fauna ( E G - H a b i t a t r i c h t l i i n . v o o r s t e l 1988) Deze richtlijn i s nog i n de voorontwerpfase. De doelstelling van deze nieuwe richtlijn is de instandhouding van zowel plante- en d i e r s o o r t e n a l s hun h a b i t a t s . Doel hiervan i s het kreeren van een aaneengesloten netwerk van beschermde gebieden en 23
kwetsbare h a b i t a t s (het zogeheten 'Natura 2000') en een e f f i c i e n t e r e uitwerking van met name de Konventie van tot deze Konventie zijn Bern. In t e g e n s t e l l i n g v e r s c h i l l e n i n i n t e r p r e t a t i e voorkomen door d e f i n i t i e s van v e r s c h i l l e n d e begrippen, a l s biootoop en h a b i t a t , op te geven. De r i c h t l i j n bevat l i j s t e n van kwetsbare en minder kwetsbare soorten. De das geniet geen algehele bescherming, er b l i j f t ruimte voor e x p l o i t a t i e . Deze e x p l o i t a t i e moet samengaan met een beheersplan. Het vermogen t o t h e r s t e l van de populatie mag n i e t worden aangetast, de ontwikkeling van de populatie moet worden bewaakt en geevalueerd. De das i s elders i n Europa n i e t bedreigd en wordt daarom n i e t genoemd a l s soort waarvan de h a b i t a t e x p l i c i e t beschermd dient te worden. Indien de r i c h t l i j n van kracht wordt, i s er voor de bescherming van de inheemse natuur een j u r i d i s c h e b a s i s . Voorwaarde i s dan wel dat de r i c h t l i j n i n nationale wetgeving wordt omgezet en uitgewerkt. 3.2 Nationaal b e l e i d In 1984 i s door de M i n i s t e r van Landbouw en V i s s e r i j het beschermingsbeleid ten aanzien van de das v a s t g e s t e l d i n de ' n o t i t i e inzake het dassenbeheersbeleid' ( z i e ook paragraaf 1.2). De e v a l u a t i e van de eerste planperiode heeft geresulteerd i n een ' E v a l u a t i e n o t i t i e Dassenbeheersbeleid' aan de Tweede Kamer. Het M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j heeft een Natuurbeleidsplan uitgebracht (regeringsb e s l i s s i n g , deel d, 1990). Voor de planperiode 1990-1998 z i j n h i e r i n het algemene natuurbeleid en het soortenb e l e i d uiteengezet. De m i n i s t e r i e s van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zetten i n het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (1990) de beleidsvoornemens voor het verkeer en vervoer uiteen. N o t i t i e inzake het dassenbeheersbeleid. Landbouw en V i s s e r i j . 1984
Ministerie
van
Het dassenbeheersbeleid van het m i n i s t e r i e i s t o t stand gekomen naar aanleiding van de beleidsaanbevelingen van het L a n d e l i j k Dassenbeheersoverleg en de uitkomsten van de l a n d e l i j k e dassencensus 1980 (RIN). D o e l s t e l l i n g van het b e l e i d i s het verbeteren van overlevingskansen van de das, nu en i n de toekomst, waarbij de toenemende versnippering van leefgebieden t o t staan gebracht moet worden. De n o t i t i e noemt enkele instrumenten en s p e c i f i e k e maatregelen om het dassenbeheersbeleid te bekrachtigen: a. het veiligstellen van dassenburchten middels beheersovereenkomsten, planologische maatregelen, 24
l a n d i n r i c h t i n g s p r o j e k t e n en aankoop van gronden. b. het inventariseren van trekroutes van dassen en te t r e f f e n beheersmaatregelen. c. h e r i n t r o d u k t i e van dassen. d. uitwerken van het dassenbeheersbeleid in de provincies. e. v o o r l i c h t i n g . f. het w i j z i g e n van de Jachtwet waardoor n i e t a l l e e n de das, maar ook z i j n burcht beschermd wordt. Evaluatienotitie Dassenbeheersbeleid M i n i s t e r i e van Landbouw. Natuurbeheer en prep.)
1984-1989 . V i s s e r i j ("in
Deze n o t i t i e verwoordt de betekenis van de eerste planperiode voor de das. In 1990 i s de l a n d e l i j k e dassencensus van 1980 herhaald. Het r e s u l t a a t l a a t z i e n dat het t o t a a l aantal belopen b e l a n g r i j k e burchten sinds 1980 i s toegenomen. In grote delen van het land i s de dassenstand l i c h t vooruitgegaan. De konklusie van de evaluatie l u i d t dat een periode van v i j f j a a r te kort i s om daadwerkelijke effekten van het dassenbeheersbeleid te meten. De indruk bestaat evenwel dat d i t b e l e i d i n bepaalde delen van het land z i j n vruchten begint af te werpen. Het huidige b e l e i d zal intensief worden voortgezet, ten einde een groei van bestaande populaties en het aaneengesloten raken van deelpopulaties te bewerkstelligen. Een b e l a n g r i j k aandachtspunt vormt het terugdringen van de v e r k e e r s m o r t a l i t e i t en de 'ontsnippering' van het leefgebied van de das. Het Natuurbeleidsplan, waarin de das a l s aandachtssoort wordt genoemd, moet het kader vormen voor het toekomstig beheersbeleid. Natuurbeleidsplan. Ministerie van Landbouw. Natuurbeheer en V i s s e r i j . r e g e r i n g s b e s l i s s i n g . 1990 In d i t b e l e i d s p l a n wordt de aandacht g e r i c h t op ecosystemen en op specifieke soorten. In het Natuurbeleidsplan is daartoe een ecologische hoofdstruktuur ontworpen, die bestaat u i t natuurgebieden (kerngebieden), natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones. Buiten deze struktuur wordt gesteefd naar een v e r s t e r k i n g van de r e l a t i e s tussen groenzones binnen en buiten de stad. Een 'groene dooradering' en een 'blauwe dooradering' van het s t e d e l i j k gebied kunnen de natuurwaarden versterken. De h o o f d l i j n van het soortenbeleid bestaat uit maatregelen g e r i c h t op behoud, h e r s t e l en ontwikkeling van i n het w i l d voorkomende plante- en diersoorten. Het soortenbeleid r i c h t z i c h met name op kwetsbare en bedreigde diersoorten (aandachtssoorten), zowel binnen a l s buiten de ecologische hoofdstruktuur. Voor de planperiode (1990-1998) i s onder andere de das a l s
25
aandachtssoort geselekteerd. Onderstaande een overzicht van de aandachtssoorten. Aandachtssoorten
tabel
geeft
voor het natuurbeleid van 1990-1998
Zoogdieren:
Vleermuizen, das, otter, b r u i n v i s , noordse woelmuis.
zeehond,
Vogels:
Lepelaar, kerkuil, ganzen, patrijs, kraanvogel, kwartelkoning.
ijsvogel, korhoen,
Amfibien en r e p t i e l e n : Geelbuikvuurpad, vroedmeesterpad, boomkikker, kamsalamander, muurhagedis, ringslang. Vissen: Ongewervelde dieren: Planten:
Grote en k l e i n e modderkruiper, zalm, z e e f o r e l , b e e k f o r e l , b i t t e r v o o r n , snoek, rog, hondshaai. Dagvlinders, l i b e l l e n , r i v i e r k r e e f t . Akkerkruiden, dotterbloem, krabbescheer, kievitsbloem, slanke sleutelbloem, taxus, linde, orchideeen, muurplanten, echt l e p e l b l a d , cantharel.
Door gerichte b e h e e r s a k t i v i t e i t e n , onderzoek en v o o r l i c h t i n g moet er gewerkt worden aan h e r s t e l en ontwikkeling van de leefgebieden van deze soorten. Bescherming van een leefgebied houdt het volgende i n : * het waarborgen van minimale natuur-, m i l i e u en waterkwaliteiten binnen het leefgebied van de genoemde soorten. * i n d i e n de aandachtssoorten n i e t aanwezig z i j n , i s het zaak de algemene natuurwaarden te h e r s t e l l e n en nader onderzoek te v e r r i c h t e n aan h a b i t a t e i s e n van de soort. Gerichte i n r i c h t i n g en beheer kunnen w e l l i c h t een a a n t r e k k e l i j k l e e f k l i m a a t voor soorten scheppen. * lokatiekeuzes en tracebepalingen voor wegen en kanalen moeten zodanig worden gemaakt, dat er rekening wordt gehouden met verspreidings- of migratiepatronen van planten en dieren. In natuurontwikkelingsen/of l a n d i n r i c h t i n g s p r o j e k t e n z i j n er mogelijkheden voor het kreeren en h e r s t e l l e n van verbindingszones. Het Natuurbeleidsplan geeft hiermee een basis voor het b e l e i d , de te nemen maatregelen en de benodigde middelen. De das kan b i j r e a l i s a t i e van de ecologische hoofdstruktuur en het soortenbeleid een betere toekomst tegenmoet zien.
Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer. M i n i s t e r i e s van Verkeer en Waterstaat en van V o l k s h u i s v e s t i n g . Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. 1990. De beide m i n i s t e r i e s gaan b i j het toekomstige verkeersDit en vervoersbeleid u i t van een duurzame samenleving. betekent dat er grenzen aan de externe e f f e k t e n van verkeer en vervoer worden gesteld. Grenzen o.a. aan de l u c h t v e r o n t r e i n i g i n g , de geluidshinder, het ruimtebeslag en de aantasting van de natuur. De problemen die h i e r b i j centraal staan z i j n te verwoorden i n de begrippen leefbaarheid en bereikbaarheid. Oplossingsstrategieen voor deze problemen k r i j g e n een r e s u l t a a t g e r i c h t e v e r t a l i n g met een d u i d e l i j k e d o e l s t e l l i n g . Een onderdeel van de d o e l s t e l l i n g e n aangaande de leefbaarheid i s het voorkomen en terugdringen van de versnippering van natuur en landschap. U i t het oogpunt van het voorkomen van versnippering z a l b i j de aanleg van nieuwe i n f r a s t r u k t u u r , een grotere terughoudendheid i n acht worden genomen. Een bundeling met bestaande i n f r a s t r u k t u u r wordt nagestreefd. Voor de bestaande infrastruktuur s t e l t het SW mitigerende maatregelen voor, zoals w i l d t u n n e l s , om de versnipperende werking te verminderen. De ecologische hoofdstruktuur u i t het Natuurbeleidsplan i s de r i c h t l i j n voor het opheffen van deze b a r r i e r e s . Z i j n deze maatregelen niet mogelijk dan z i j n compenserende maatregelen toepasbaar door middel van natuurtechnische milieubouw. Het kreeren van t o e r i s t i s c h e autoroutes wordt zoveel mogelijk beperkt. In kwetsbare gebieden z a l worden gestimuleerd dat autoroutes door f i e t s r o u t e s worden vervangen. 3.3 P r o v i n c i a a l b e l e i d Op provinciaal niveau spelen de Nota N a t u u r l i j k Overijssel en de streekplannen een r o l . De Nota N a t u u r l i j k O v e r i j s s e l i s een p r o v i n c i a l e uitwerking van het Nationale Natuurbeleidsplan en i n de streekplannen i s de r u i m t e l i j k e hoofdstruktuur aangegeven voor de v e r s c h i l l e n d e regio's i n de p r o v i n c i e . De mogelijkheden voor bescherming van de das en z i j n leefgbieden i n deze p r o v i n c i a l e plannen z i j n hierna uiteengezet. Natuurbeleidsplan O v e r i j s s e l (NBPOUin voorbereiding) De d o e l s t e l l i n g van het NBPO i s het geven van een overzicht van de gebieden met natuurwaarden waar een optimale inzet van het instrumentarium nodig i s . Hiertoe wordt een ecologische hoofdstructuur voor O v e r i j s s e l ontworpen, waarbij het l a n d e l i j k gebied verdeeld i s i n aandachtszones van v e r s c h i l l e n d e waarde. Inzet van 27
instrumentarium hangt af van deze waarden, van veranderd beheer, externe bedreigingen en ontwikkeling van potentie natuurwaarden. A l s aanvullend k r i t e r i u m geldt het voorkomen van bijzondere faunasoorten en de mate waarin z i j worden bedreigd. De das wordt naast de boomkikker gezien a l s bedreigde diersoort i n O v e r i j s s e l . Maatregelen voor de fauna k r i j g e n vooral een accent i n Twente (regio Haaksbergen-Oldenzaal). Het accent wordt gelegd op de vele landgoederen die O v e r i j s s e l r i j k i s . Het beheren van deze landgoederen a l s een eenheid wordt sterk aanbevolen. De das kan van d i t b e l e i d p r o f i t e r e n ; landgoederen vormen vaak ideale leefomgevingen voor soorten a l s de das. Streekplannen Op p r o v i n c i a a l niveau geven streekplannen een i n t e g r a l e r u i m t e l i j k e v i s i e op de ontwikkelingen van een streek. De streekplannen beschrijven de meest gewenste ontwikkelingen voor de streek i n hoofdlijnen. Daarnaast vormt het streekplan de grondslag voor de beoordeling van de gemeentelijke bestemmingsplannen waar de vaak t e g e n s t r i j d i g e claims op ruimte tegen elkaar worden afgewogen. In O v e r i j s s e l z i j n streekplannen opgesteld voor v i e r regio's: U s s e l v a l l e i , Noordwest-Overijssel, NoordoostO v e r i j s s e l en Twente. In b i j l a g e 6 z i j n de streekplannen kort t o e g e l i c h t . 3.4 GemeentelUk b e l e i d Gemeenten hebben mogelijkheden om het dassenbeleid meer op l o k a a l niveau gestalte te geven. B i j de uitwerking van hun bestemmingsplannen kunnen ze zorg dragen voor het leefgebied van de das binnen de gemeenten. Een landschapsplan i s een beleidsadviserend stuk voor de landschapsstruktuur i n de gemeente, maar kan eveneens het belang en de bescherming van de das d u i d e l i j k naar voren brengen. Bestemmingsplannen Bij de i n v u l l i n g van bestemmingsplannen kunnen de leefgebieden van dassen op hun waarde worden ingeschat. Een planologische bestemming a l s natuurgebied of agrarisch gebied van hoge landschappelijke waarde kan het leefgebied r u i m t e l i j k v e i l i g s t e l l e n . Tevens kunnen ongewenste bestemmingen worden geweerd of afgezwakt. Met name bestemmingsplannen buitengebied z i j n van belang voor de planologische v e i l i g s t e l l i n g van dassenleefgebieden. De bekende hoofdburchten l i g g e n i n de gemeenten Staphorst, Avereest, Ommen, Hellendoorn en Losser. In geen van de bestemmingsplannen wordt de das met name 28
genoemd. Het i s daarom van belang om na te gaan welke bestemmingen er rusten op de woon- en fourageergebieden van de dassen. Een bestemming natuur- of bosgebied met natuurwaarden i s de meest zware bestemming en z a l het leefgebied het meest v e i l i g s t e l l e n . Deze v e i l i g s t e l l i n g is niet absoluut. Een bestemmingsplan verbindt planologische randvoorwaarden aan het grondgebruik, maar doet geen uitspraken over de wijze van grondgebruik. Middels v o o r s c h r i f t e n b i j de bestemmingen kunnen echter nadere, vaak beperkende, eisen aan het verwezenlijken van bestemmingen gesteld worden en kunnen (aanleg) vergunningplichtige handelingen worden vastgelegd. Een bestemmingsplan weert dus ongewenste ontwikkelingen. Daarnaast z a l door een adequate i n r i c h t i n g en beheer daadwerkelijk de dassenbescherming en handhaving moeten plaatsvinden. Het i s van belang dat b i j het o p s t e l l e n van nieuwe of gewijzigde plannen het dassenbelang voldoende mee- en afgewogen wordt i n de procedure! U i t kroonjurisprudentie b l i j k t dat d i t van l i e v e r l e d e steeds vaker wordt gedaan. Lands chap sp1annen Vanaf een j a n u a r i 1991 z i j n landschapsplannen opgenomen i n de Regeling b i j d r a g e n bos- en landschapsbouw 1991 en vervangen de landschapsbeleidsplannen en landschapss t ruktuurp1annen. Het doel van gemeentelijke landschapsplannen i s basisinformatie te leveren over de opbouw van het landschap, waarbij de nadruk l i g t op onderhoud en ontwikkeling van landschapselementen. Het p l a n heeft geen j u r i d i s c h e status en wordt op v r i j w i l l i g e basis door een gemeente opgesteld. Het dient meer a l s een beleidsadviserend stuk en n i e t iedere gemeente heeft een landschapsplan opgesteld. Voor het dassenplan i s het landschapsplan van Avereest interessant. De visie met betrekking tot de landschappelijke hoofdstruktuur van Avereest i s geent op differentiatie van het landschapsbeeld, waarin ecologische r e l a t i e s een grote r o l spelen. Hogere gronden worden v e r d i c h t met boskomplexen en middels beplantingsstroken worden bosgebieden met elkaar verbonden, zoals b i j v o o r b e e l d i n het gebied tussen de Boswachterij Staphorst en de Haardennen. Deze maatregelen kunnen gunstig z i j n voor de dassen i n d i t gebied. 3.5 P a r t i k u l i e r b e l e i d Partikuliere instanties kunnen b i j de planvorming rekening houden met de belangen van de das. I n s t a n t i e s zoals de S t i c h t i n g Het O v e r i j s s e l s Landschap, de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, wildbeheereenheden, landgoedeigenaren e.d. kunnen d i r e k t 29
meewerken aan de bescherming van de das i n O v e r i j s s e l . Beheers-, wildbeheer- en bosbeheerplannen kunnen een direkte i n v u l l i n g geven aan enerzijds de algemene natuurkwaliteit en anderzijds de s p e c i f i e k e maatregelen voor de dassenbescherming i n O v e r i j s s e l . Beheersplannen Beheersplannen staan op het kruispunt van b e l e i d en maatregelen. In beheersplannen die betrekking hebben op gebieden waar dassen leven, kunnen maatregelen aangegeven worden die gunstig z i j n voor de das. Voorbeelden van b e h e e r a k t i v i t e i t e n z i j n het i n s t e l l e n van rust- en fourageergebieden en biotoopverbetering (o.a. h e r s t e l en beheer van poelen en andere k l e i n e landschapselementen). In de aktuele leefgebieden van de das z i j n van belang het Beheersplan voor de Boswachterij Staphorst (SBB) en het Beheersplan Haardennen-Reestdal (Stichting Het O v e r i j s s e l s Landschap). Wildbeheerplannen In O v e r i j s s e l werken steeds meer jachthouders samen i n zogeheten wildbeheereenheden. Deze eenheden s t e l l e n voor hun t o t a l e werkgebied wildbeheerplannen op. H i e r i n z i j n de maatregelen omschreven die zorgen voor de ontwikkeling en de instandhouding van een goede stand van het bejaagbare w i l d en tevens een bijdrage leveren aan de algemene natuurkwaliteit i n het l a n d e l i j k gebied. Jachthouders kunnen hiermee een bijdrage leveren aan de instandhouding van algemene natuurwaarden. De das kan i n deze p r o f i j t hebben van o.a. het aanleggen van poelen, het herstellen van houtwallen, het aanplanten van struiken op burchten en het i n s t e l l e n van rustgebieden. In het kader van het doelgroepenbeleid van het NBP z u l l e n i n i t i a t i e v e n worden ondersteund door voorlichting, edukatie, onderzoek en financiele bijdragen (Aktie 40 u i t het NBP: Ecologische k w a l i t e i t s v e r b e t e r i n g jachtgebieden en viswater). Een voorbeeld voor de mogelijkheden van wildbeheer i s te vinden i n een uitwerking voor het 'Landgoed Twickel' (Groene onsult, 1990). In opdracht van de d i s c i p l i n e Wildbeheer van de KNJV regio O v e r i j s s e l z i j n h i e r de mogelijkheden onderzocht voor het i n r i c h t e n van een 'Leerveld', als praktijkveld voor effektieve ( b i j ) s c h o l i n g van jagers, jachtopzieners en overige i n het wildbeheer geinteresseerden. In d i t plan komt ook het bevorderen van de levensmogelijkheden voor dassen nadrukkelijk aan de orde.
Bosbeheersplannnen Vanuit de Regeling bijdragen bos- en landschapsbouw 1991 worden subsidies v e r s t r e k t voor de instandhouding en het beheer van bossen. Bijdragen z i j n mogelijk voor het duurzaam beheer van bos, de aanleg van beplanting, werkzaamheden voor instandhouding en ontwikkeling van bos (jeugdverzorging, toekomstbomen aanwijzing, opsnoeien e.d.). In een v e r p l i c h t op te s t e l l e n beheersplan i s voor een termijn van v i j f j a a r het beheer opgenomen en i s de wijze van o p e n s t e l l i n g voor het publiek aangegeven. B i j het opstellen van de beheersplannen kan rekening worden gehouden met de (toekomstige) aanwezigheid van dassen i n het bosgebied en de daarvoor gewenste i n r i c h t i n g en beheer. Een boseigenaar komt i n eerste i n s t a n t i e a l l e e n i n aanmerking voor een bijdrage i n d i e n a l l e wegen en paden z i j n opengesteld en v r i j toegankelijk z i j n voor het publiek. Het s l e c h t s g e d e e l t e l i j k openstellen van een bosterrein i s mogelijk b i j het i n s t e l l e n van een rustgebied voor i n het bos levende dieren, b.v. rond een dassenburcht. B i j een d u i d e l i j k e motivatie en vermelding van het natuurbelang i n het beheersplan v i n d t dan geen v e r l a g i n g van de vaste bosbijdrage p l a a t s ( z i e ook 4.3; F i n a n c i e e l instrumentarium). Het i s z i n v o l om b i j het o p s t e l l e n van de plannen vooroverleg te plegen met de d i r e k t i e Natuur, Bos, Landschap en Fauna (consulentschap O v e r i j s s e l ) van het M i n i s t e r i e van Landbouw, V i s s e r i j en Natuurbeheer, over de omvang van het rustgebied en het a f s l u i t e n van wegen en paden.
31
4 MAATREGELEN EN INSTRUMENTARIUM Het i s voor de dassenbescherming van belang dat het leefgebied van de das a l s een geheel wordt beschouwd. Voor het behoud van de das i n O v e r i j s s e l z i j n dan ook v e r s c h i l l e n d e niveau's te onderscheiden; de bescherming van de das a l s i n d i v i d u , de burcht en het t o t a l e leefgebied. Maatregelen om t o t een duurzame bescherming te komen z i j n opgenomen i n de volgende paragraaf. De w e t t e l i j k e basis en de benodigde financien voor deze maatregelen komen daarna aan de orde. 4.1 Maatregelen Bescherming van de das a l s i n d i v i d u De das heeft bedreigingen:
i n Nederland
te maken met twee d i r e k t e
1. S t r o p e r i j en b e s t r i j d i n g 2. Verkeers- en waterwegen 1. S t r o p e r i j en b e s t r i j d i n g wegens vermeende schade aan eigendommen moeten worden voorkomen. Vermoedelijk z i j n i n het voorjaar van 1991 i n Limburg en Gelderland weer dassengevechten gehouden. Een e f f e k t i e f optreden z a l d e f i n i t i e f aan deze ' t r a d i t i e ' een einde moeten maken. P o t e n t i e e l goede gebieden, die voornamelijk door illegale a k t i v i t e i t e n ( s t r o p e r i j ) z i j n v e r l a t e n , zouden i n p r i n c i p e weer toegankelijk gemaakt kunnen worden door het opheffen van knelpunten en een eventuele h e r i n t r o d u k t i e van dassen. 2. Zoals a l eerder genoemd vormen wegen i n het leefgebied van de das de b e l a n g r i j k s t e , d i r e k t e doodsoorzaken. Migrerende dieren s t u i t e n vaak op primaire en sekundaire wegen i n bewoond (agrarisch) gebied. In O v e r i j s s e l z i j n tevens de vele beschoeide kanalen een grote bedreiging. Een te water geraakte das kan n i e t op de oever klimmen en v e r d r i n k t u i t e i n d e l i j k door u i t p u t t i n g . Sterftebeperkende maatregelen aan wegen en kanalen brengen vaak hoge kosten met z i c h mee. Gerichte en doeltreffende maatregelen z i j n dan ook noodzakelijk voor een e f f i c i e n t dassenbeleid. Het t r e f f e n van maatregelen i s i n eerste i n s t a n t i e nodig op l o k a t i e s waar: A) s l a c h t o f f e r s v a l l e n en B) dassenwissels uitkomen op wegen en kanalen Voor deze b a r r i e r e s i n het leefgebied van de das, kunnen 32
vanuit twee aangedragen: I.
gezichtspunten
oplossingen
worden
Zoveel mogelijk voorkomen dat dassen de b a r r i e r e nemen t i j d e n s hun zoektocht naar voedsel. Dat i m p l i c e e r t het kreeren van een voedselgebied i n de nabije omgeving van de burcht, waarbij de b a r r i e r e vermijdbaar i s . Te denken v a l t aan een ekologische bufferzone rond de burcht, waarin biotoopverbetering door de aanleg van voedselakkers en drinkpoelen p l a a t s v i n d t . H i e r b i j kan ingespeeld worden op de reeds aanwezige struktuur van landschapselementen of kunnen geleidende elementen worden aangelegd.
I I . Indien de bovenstaande maatregelen n i e t mogelijk z i j n , of de dassen het oude gebied prefereren, z i j n voorzieningen zoals tunnels, rasters en fauna-uittreedplaatsen nodig. Indien wegen of kanalen een b a r r i e r e vormen voor migratie-routes andere (potentiele) leefgebieden, moeten naar eveneens fauna-voorzieningen worden aangelegd. Deze zogeheten mitigerende maatregelen verminderen of verzachten de e f f e k t e n van verkeers- en waterwegen. Voorzieningen z i j n n i e t a l t i j d r e a l i s e e r b a a r ; dan kan men denken aan het a f s l u i t e n van wegen voor (doorgaand) gemotoriseerd verkeer, het a f s l u i t e n van wegen tussen zonsondergang en zonsopkomst voor a l l e verkeer en snelheidsbeperking v i a verkeersdrempels.
Mitigerende maatregelen aan verkeers- en waterwegen, die een b a r r i e r e vormen voor de das. wegen
beschoeide
kanalen
tunnels onder wegen geleidende r a s t e r s dassenpoortjes ekoducten
fauna-uittreedplaatsen gordingen a l s l o o p r i c h e l s onder bruggen n a t u u r v r i e n d e l i j k e oevers
Naast mitigerende maatregelen zijn compenserende maatregelen nodig. De negatieve gevolgen van de aanleg van een weg, spoorweg of kanaal op de natuur en landschapswaarden moeten worden gekompenseerd. D i t kan door het aanleggen van houtwallen, fourageergebieden en het geschikt maken van leefgebieden met natuurwaarden die v e r g e l i j k b a a r z i j n met het v e r l o r e n gegane gebied. Bij de aanleg van nieuwe wegen of b i j de rekonstruktie van oude wegen, kan de aanwezigheid van burchten i n de nabije omgeving het aanleggen van voorzieningen rechtvaardigen.
33
Rasters zorgen voor geleiding naar een tunnel onder een weg (foto R.Hoeve)
Dassen die zich aan de wegzijde van het raster bevinden kunnen via een 'reddingspoortje' een veiliger oord opzoeken (foto R.Hoeve). 34
Plasbermen zijn geschikt als uittreedplaats indien er voldoende openingen in de damwand zijn aangebracht (foto R.Hoeve).
Looprichels onder brug (Bron: Natuur en Milieu Federatie, 1990). 35
De kosten voor deze preventieve voorzieningen z i j n t i j d e n s wegwerkzaamheden geringer dan b i j een bestaande weg. Het verdient de voorkeur om b i j bestaande wegen voorzieningen te kombineren met b i j v o o r b e e l d veetunnels. Het i s bekend dat dassen gebruik maken van f i e t s t u n n e l s , alhoewel die n i e t a l t i j d ideaal z i j n vanwege onrust en lawaai. Het i s b e l a n g r i j k dat de voorzieningen regelmatig worden gekontroleerd. S l a c h t o f f e r s v a l l e n vaak op plaatsen waar b i j v o o r b e e l d de rasters z i j n v e r n i e l d . Niet onvermeld mag van oude burchten h e r v e s t i g i n g van ook mogelijk moet
b l i j v e n dat knelpunten i n de omgeving eveneens aandacht verdienen omdat de dassen n i e t a l l e e n mogelijk i s , maar blijven.
Bescherming van de burchten Het v e i l i g s t e l l e n van burchten en het garanderen van rust rondom burchten i s van w e z e n l i j k belang voor een duurzame v e s t i g i n g van dassen i n een gebied. Rust rond de burcht door het a f s l u i t e n van paden geeft dassen de mogelijkheid eerder op de avond de burcht te v e r l a t e n . Vegetatie rond de burcht b i e d t meer dekking en voorkomt v e r s t o r i n g door b i j v o o r b e e l d spelende kinderen. Bij nieuwe aanplant genieten doornige s t r u i k e n de voorkeur. De v e i l i g s t e l l i n g van b u r c h t l o k a t i e s i s op v e r s c h i l l e n d e manieren te r e a l i s e r e n . 1. Aankoop van burchten of het a f s l u i t e n van beheers- en gedoogovereenkomsten. 2. Planologische v e i l i g s t e l l i n g . 3. Algemene P o l i t i e Verordening. 1. Aankoop van burchten of het a f s l u i t e n van beheers- en gedoogovereenkomsten Aankoop van een b u r c h t l o k a t i e i s een goede manier om de burcht v e i l i g te s t e l l e n . Terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties a l s Vereniging t o t Behoud van Natuurmonumenten en S t i c h t i n g Het O v e r i j s s e l s Landschap kunnen de burcht i n beheer nemen en zorgdragen voor een langdurige bescherming. Tevens kunnen op v r i j w i l l i g e b a s i s grondeigenaren en grondgebruikers met een dassenburcht op hun grondgebied een overeenkomst met het Jachtfonds a f s l u i t e n . Er wordt voorzien i n een vergoeding voor iedere hoofdburcht en voor het t r e f f e n van beheersmaatregelen; zoals de aanleg van houtwallen, heggen en struweel b i j de burcht en het u i t r a s t e r e n van aanplant om betreding te voorkomen. De overeenkomsten hebben een beperkte l o o p t i j d van 5 j a a r .
In wildbeheerplannen kunnen wildbeheereenheden v e i l i g s t e l l i n g eveneens s t r u k t u r e e l mede vormgeven.
de
2. Planologische v e i l i g s t e l l i n g De Wet op de Ruimtelijke Ordening maakt planologische veiligstelling van voedselgebieden, woongebieden en verbindingszones mogelijk. In streek- en bestemmingsplannen kan het dassenbelang een r o l spelen. De huidige burchten zijn i n Overijssel planologisch r e d e l i j k v e i l i g g e s t e l d . Een burcht l i g t op een bouwperceel maar i s door een beheersovereenkomst v e i l i g g e s t e l d , op a l l e andere b u r c h t l o k a t i e s rust een bestemming van natuur-, bosgebied of agrarisch gebied met n a t u u r l i j k e en/of landschappelijke waarde. A n t i c i p e r e n op de u i t b r e i d i n g van het dassenareaal i n de toekomst i s i n de planvorming gewenst. V o o r l i c h t i n g s m en overleg met grondgebruikers, zoals landbouwers, i s h i e r b i j van w e z e n l i j k belang. Een breed draagvlak z a l de u i t v o e r i n g van het b e l e i d ten goede komen. 3. Algemene P o l i t i e Verordening Een aanvullend instrument i s de Algemene Politie Verordening (APV). In deze verordening kunnen gemeenten regels o p s t e l l e n voor het behoud van dassenburchten i n de gemeente. De sankties bestaan u i t het h e r s t e l l e n van de veroorzaakte schade aan de burcht. In b i j l a g e 5 i s een koncept modelverordening opgenomen. Bescherming van de leefgebieden Het leefgebied van de das kan op v e r s c h i l l e n d e manieren worden beschermd: 1. Behoud en beheer van het huidige l e e f g e b i e d . 2. Tegengaan van versnippering van het l e e f g e b i e d . 3. U i t b r e i d i n g van het leefgebied. 1. Behoud en beheer van het huidige l e e f g e b i e d Voor de leefgebieden van de das geldt i n f e i t e h e t z e l f d e als voor de burchten. Het j u i s t e beheer in de voedselgebieden i s van groot belang. In deze gebieden moet verzuring, verdroging en vermesting worden voorkomen. Extensief graslandbeheer brengt de nodige v a r i a t i e i n het voedselaanbod. Begrazing en bemesting met stalmest kunnen een goede regenwormenstand bewerkstelligen. Het goed onderhouden en aanleggen van kleine landschapselementen draagt eveneens bij aan een dasvriendelijk leefgebied. Bossages, houtwallen, s i n g e l s , struweel en poelen zorgen n i e t a l l e e n voor geleiding en dekking, maar geven ook een grotere variatie i n het voedselaanbod. Goede fourageermogelijkheden ontstaan ook i n graanakkers (voerakkers) 37
en (hoogstam-) boomgaarden. Het a f s l u i t e n van beheersovereenkomsten of het aankopen van leefgebieden van de das zorgt voor de v e i l i g s t e l l i n g van deze leefgebieden. Een planologische v e i l i g s t e l l i n g van de huidige en toekomstige leefgebieden i s daarvoor een noodzakelijke b a s i s . Ook voor de bescherming van leefgebieden i s , naast een planologische v e i l i g s t e l l i n g , een breed draagvlak van belang voor de r e a l i s a t i e van het beoogde b e l e i d . V o o r l i c h t i n g aan en overleg met grondgebruikers, zoals landgoedeigenaren en landbouwers, kan hieraan bijdragen. 2. Tegengaan van versnippering De v e r s t e d e l i j k i n g en de i n f r a s t r u k t u u r v e r k l e i n t n i e t a l l e e n het leefgebied, maar vormt ook b a r r i e r e s i n de leefomgeving van de das. De bereikbaarheid van ie voedselgebieden en de uitwisseling met andere leefgebieden worden hierdoor beperkt. De optredende versnippering zorgt voor de i s o l a t i e van de (deel) populaties, met a l s gevolg een langzame maar zekere sterftebeperkende achteruitgang van de dassenstand. De maatregelen die b i j de bescherming van de i n d i v i d u e l e das zijn genoemd, zoals tunnels en faunau i t t r e e d p l a a t s e n , z i j n daarom 66k voor het tegengaan van de versnippering van het leefgebied van groot belang. 3. U i t b r e i d i n g van het leefgebied Verbindingszones De u i t b r e i d i n g van het leefgebied i s i n eerste i n s t a n t i e mogelijk door goede verbindingszones te r e a l i s e r e n . Het kreeren van 'stepping stones', zoals terpen en k l e i n e bossages op d u i d e l i j k e migratieroutes vergroot de kans op een succesvolle v e r s p r e i d i n g . De 'stepping stones' voorzien i n rustplaatsen en verruimen het voedselaanbod t i j d e n s de migratie. In een d e r g e l i j k e stepping-stone kan een oude burcht z i j n opgenomen. Dassen hebben het vermogen om deze burchten terug te vinden. Een aaneengesloten zone van p o t e n t i e l e b u r c h t l o k a t i e s op regelmatige afstand i s noodzakelijk om twee gebieden met elkaar te verbinden. B i j kunstmatig aan te leggen stepping-stones v a l t te denken aan het opwerpen van terpen en het aanleggen van bossages en houtsingels. De k w a l i t e i t van een houtsingel wordt mede bepaald door de breedte. B i j een breedte van c i r c a 30 meter ontstaat een geschikt biotoop voor t a l van diersoorten (Ruiter, 1991). Dassen en andere soorten kunnen h i e r een v e i l i g e tussenstop maken, w e l l i c h t voor sommige soorten van b l i j v e n d e aard. Smallere houtsingels z i j n eveneens van belang t i j d e n s de migratie van dassen.
De v e r s t e d e l i j k i n g en de toename aan i n f r a s t r u k t u u r maakt het vinden van een lokatie voor een verbindingszone steeds m o e i l i j k e r . Een v r o e g t i j d i g e s i g n a l e r i n g van een vaak onomkeerbare ' d i c h t s l i b b i n g ' i n het landelijk gebied is noodzakelijk om de d o e l s t e l l i n g e n van het dassenbeleid te verwezelijken. Landgoederen De oude leefgebieden kunnen weer geschikt worden gemaakt voor dassen. Zowel de burchtlokaties als de voedselgebieden moeten daarvoor weer op een goed p e i l worden gebracht. In O v e r i j s s e l z i j n de landgoederen b e l a n g r i j k e ( p o t e n t i e l e ) leefgebieden voor de das; het versterken van de kontakten met landgoedeigenaren en het polsen van hun b e r e i d w i l l i g h e i d t o t het s l u i t e n van beheersovereenkomsten kan r e s u l t e r e n i n een groter p o t e n t i e e l leefgebied voor de dassen i n O v e r i j s s e l . De Bosgroep kan als vertegenwoordiger van de landgoedeigenaren h i e r b i j een b e l a n g r i j k e r o l spelen. Herintroduktie Het u i t z e t t e n van dassen i n geschikte leefgebieden brengt een d i r e k t e u i t b r e i d i n g van het leefgebied met z i c h mee. De Landelijke Werkgroep Herintroduktie Dassen heeft twee p r o v i n c i e s geselekteerd die A p r i o r i i n aanmerking komen voor eventuele h e r i n t r o d u k t i e van dassen; F r i e s l a n d en O v e r i j s s e l . Het Reggedal i s i n O v e r i j s s e l gekozen a l s u i t z e t l o k a t i e . Meer hierover i s te vinden i n hoofstuk 6. Een andere mogelijkheid i s het ' b i j z e t t e n ' van dassen i n bestaande maar, door hun geringe aantal individuen, bedreigde populaties. Onderzoek naar de effekten en mogelijkheden hiervan z i j n v e r e i s t ! vormen, door hun i n t e g r a l e Landinrichtingsprojekten karakter, een goed kader voor de r e a l i s a t i e van bovengenoemde maatregelen, die n i e t a l l e e n voor de das maar ook voor andere dieren en planten van belang z i j n . Aanvullende maatregelen Een breed maatschappelijk draagvlak vormt de basis van de dassenbescherming. Met gerichte v o o r l i c h t i n g en edukatie kunnen de d o e l s t e l l i n g e n van het dassenbeleid worden t o e g e l i c h t . Voorlichting V o o r l i c h t i n g aan mensen die i n hun d a g e l i j k s e werk te maken hebben met dassen en het dassenbeheersbeleid i s zinvol. Goed ingelichte ambtenaren, jagers, terreinbeheerders en p a r t i k u l i e r e n komen de u i t v o e r i n g van het dassenbeheersbeleid ten goede. Het melden van s l a c h t o f f e r s i s b i j v o o r b e e l d b e l a n g r i j k . Weg- en waterbeheerders, p o l i t i e k o r p s e n en p a r t i k u l i e r e n
39
dienen nauwkeurig aan te geven waar dode dieren z i j n gevonden. Knelpunten worden hierdoor i n een vroeg stadium onderkend en opgelost. Het melden van a l l e s l a c h t o f f e r s dient te gebeuren b i j de Vereniging Das en Boom. In geval van een zogende moeder ( i n het voorjaar) i s extra snelheid geboden om de jongen i n de burcht nog te kunnen redden. Kennis Kennis i s van wezenlijk belang voor de bescherming van de O v e r i j s s e l s e dassen. Een vergroting van deze kennis i s mogelijk door het opzetten van een netwerk van informanten. Daardoor ontstaat een beter i n z i c h t i n de aard, l e e f w i j z e en verspreiding van de das in O v e r i j s s e l . De van vele groeperingen afkomstige informatie over de das i n O v e r i j s s e l geeft tevens een groter maatschappelijk draagvlak voor het behoud van de das. Een j a a r l i j k s e evaluatie van deze kennis geeft een goed overzicht van de ontwikkelingen i n O v e r i j s s e l . Problemen en de oplossingen hiervoor kunnen i n een breed kader worden besproken. 4.2 W e t t e l i l k e instrumentarium De w e t t e l i j k e basis voor de dassenbescherming i s niet a l t i j d even doeltreffend. B i j de genoemde wetten i s aangegeven op welke wijze de dassenbescherming er z i j n voordeel mee kan doen. * De Wet Ruimtelijke Ordening: de wet maakt i n p r i n c i p e planologische veiligstelling van voedselgebieden, woongebieden en verbindingszones mogelijk. Het geven van zware bestemmingen aan deze gebieden in bestemmingsplannen met i n de v o o r s c h r i f t e n vastgelegde aanlegvergunningplichtige activiteiten en verbodsbepalingen vormen een basis voor v e i l i g s t e l l i n g . * Landinrichtingswet: het landinrichtingsinstrumentarium kan worden gebruikt voor de vorming van natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones. Daarnaast kan een bijdrage worden geleverd aan de v e i l i g s t e l l i n g en een doelmatig beheer van kerngebieden. De Tweede Kamer heeft b i j de behandeling van het Natuurbeleids- plan aangedrongen om ook in lopende l a n d i n r i c h t i n g s projekten de d o e l s t e l l i n g e n van het NBP tegemoet te komen. In de ' n o t i t i e inzake het dassenbeheersbeleid' van het M i n i s t e r i e van Landbouw en V i s s e r i j (1984), wordt aangegeven dat b i j het uitvoeren van landinrichtingsplannen en andere inrichtingsplannen met de aanwezigheid van dassenburchten rekening dient te worden gehouden. Speciaal voor de das i s een mededeling van de landinrichtingsdienst verschenen (Herwaarden, 1987). 40
H i e r i n worden de natuurtechnische mogelijkheden binnen landinrichtingsprojekten beschreven, voor de de instandhouding, verbetering en u i t b r e i d i n g van de dassenbiotopen i n Nederland. * Natuurbeschermingswet (NBW): het i s de bedoeling dat de das b i j de herziening van de wet h i e r wordt ondergebracht. Nu heeft deze wet a l l e e n nog maar betekenis wanneer een dassengebied a l s beschermd natuurmonument wordt aangewezen. * Jachtwet: deze wet beschermt de das middels een jachtverbod en een verbod op het onder z i c h hebben van dassen. De r e g e l i n g kent echter geen bescherming van de leefgebieden van de das. Verder regelt de wet a k t i v i t e i t e n van het Jachtfonds zoals het verstrekken van subsidies b i j beheersovereenkomsten. W a a r s c h i j n l i j k wordt de das b i j de Natuurbeschermingswet ondergebracht. De Vereniging Das en Boom z i e t meer mogelijkheden voor bescherming i n d i e n de das onder de jachtwet b l i j f t , mede gezien de mogelijkheden d i e z i c h voordoen door de samenwerking van jachthouders i n wildbeheereenheden. De hieruit voortkomende wildbeheerplannen kunnen voor de das een p o s i t i e v e uitwerking hebben. * Flora- en faunawet: de b e k r a c h t i g i n g van deze wet heeft nog n i e t plaats gevonden. Z i j beoogt de i n s t e l l i n g van beschermde leefgebieden voor soorten en verleent vergaande bevoegdheden aan het c o l l e g e van Gedeputeerde Staten. Het i s de bedoeling om u i t e i n d e l i j k alle wetgeving met betrekking tot floraen fauna-aangelegenheden te bundelen i n deze wet. De Konventie van Bern en de E G - H a b i t a t r i c h t l i j n moeten eveneens v i a deze wet een nationale i n v u l l i n g k r i j g e n . * Natuurschoonwet: een f i s c a l e wet d i e het mogelijk maakt de e x p l o i t a t i e van landgoederen t e v e r l i c h t e n . De landgoederen worden aangewezen indien het voortbestaan van d i e t e r r e i n e n voor het behoud van het natuurschoon gewenst i s . Aanwijzing v i n d t p l a a t s b i j een gezamelijke beschikking van de M i n i s t e r i e s van Financien en Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j . De voorwaarden dat het landgoed gedurende 25 j a a r i n stand wordt gehouden en er s l e c h t s i n het kader van een normaal bosbeheer hout gekapt mag worden, kan voor de das betekenen dat een leefgebied duurzaam i n stand wordt gehouden. * De Wegenverkeerswet: op grond van deze wet i s het (nog) n i e t mogelijk wegen i n het buitengebied a f te s l u i t e n en snelheidsbeperkende maatregelen te t r e f f e n . De v e r k e e r s v e i l i g h e i d i s momenteel het b e l a n g r i j k s t e motief om wegen af te s l u i t e n . Belangen van natuur en 41
landschap spelen h i e r i n geen r o l . Het l i g t i n de l i j n der verwachting dat h i e r verandering i n komt b i j het i n werking treden van de nieuwe Wegenverkeerswet (november 1991). Toch bestaat er a l een wet, u i t 1981, waarin een beperkt gebruik van wegen opgelegd kan worden op grond van natuur- en landschapsmotieven. B e s l u i t e n hieromtrent worden gemaakt door de m i n i s t e r s van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j en van Verkeer en Waterstaat. Dit betekent een zware procedure, die n i e t snel wordt opgestart. Een andere mogelijkheid i s de Wet geluidhinder, die het mogelijk maakt om i n s t i l t e g e b i e d e n wegen v o l l e d i g of voor bepaalde t i j d e n af te s l u i t e n . * De Wet geluidhinder b i e d t aan P r o v i n c i a l e Staten de mogelijkheid bepaalde gebieden t o t s t i l t e g e b i e d aan te wijzen. V e r p l i c h t e s t i l t e g e b i e d e n z i j n de beschermde natuur- en staatsnatuurmonumenten, de watergebieden van i n t e r n a t i o n a l e betekenis (Conventie van Ramsar) en Nationale Parken. Het b e l e i d i n de s t i l t e g e b i e d e n r i c h t z i c h op de volgende maatregelen: - het weren van ontwikkelingen in en nabij s t i l t e g e b i e d e n die het karakter van het gebied verstoren. - het weren van (mobiele) toestellen en motervoertuigen of -vaartuigen. - het v o l l e d i g of voor bepaalde t i j d e n a f s l u i t e n van wegen. - het beperken van v l i e g v e r k e e r boven het stiltegebied. - toegankelijk maken van r e c r e a t i e f a a n t r e k k e l i j k e gebieden. * Ontgrondingswet / ontgrondingsverordening O v e r i j s s e l 1985: voor elke ontgronding i s een zogenaamde ontgrondingsvergunning nodig. Hiermee poogt men de belangen van de landbouw en natuur en landschap b i j ontg r o n d i n g s a k t i v i t e i t e n te reguleren en kontroleren. Aanvragen moeten worden gedaan b i j Gedeputeerde Staten van de p r o v i n c i e . Voor de u i t v o e r i n g van een bestemmingsplan of een l a n d i n r i c h t i n g z i j n geen vergunningen v e r e i s t . Het aanleggen van poelen met een maximaal grondverzet van 500 m3 i s eveneens v r i j g e s t e l d . * Algemene P o l i t i e v e r o r d e n i n g (APV): middels een APV, een aanvullend instrument kunnen gemeenten regels o p s t e l l e n voor het behoud van dassenburchten i n de gemeente. Zo kan een verbod worden ingesteld op het verstoren, v e r v u i l e n en v e r n i e l e n van dassenburchten. In b i j l a g e 5 i s een modelverordening opgenomen.
4.3 F i n a n c i e e l Instrumentarium F i n a n c i e r i n g van de maatregelen d i e nodig z i j n voor het behoud en beheer van de das en z i j n leefgebied i s op v e r s c h i l l e n d e manieren mogelijk. Het M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j heeft f i n a n c i e l e middelen beschikbaar g e s t e l d voor de u i t v o e r i n g van het Natuurbeleidsplan. Voor grondverwerving, beheer, inrichtingswerken, en s u s i d i e r i n g van onderzoek, projekten en (internationale) organisaties i s een i n t e n s i v e r i n g voorgenomen van 41 miljoen gulden i n 1990 oplopend naar 155 m i l j o e n i n 1994. Een deel van deze gelden komt t e r beschikking van provinciale de provincie voor de u i t v o e r van het Natuurbeleidsplan. Voor het t o t a l e soortenbeleid z a l l a n d e l i j k i n 1991 ongeveer 4 miljoen worden besteed. Partikulieren kunnen subsidies v e r k r i j g e n voor hun aandeel i n de dassenbescherming. Aanvragen hiervoor z i j n mogelijk b i j het M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j , de Provincie O v e r i j s s e l of het Jachtfonds. In een korte opsomming wordt het belang van de v e r s c h i l l e n d e r e g e l i n g voor de bescherming van de das aangegeven. Door wie de r e g e l i n g wordt g e f i n a n c i e r d en voor wie de r e g e l i n g van belang kan z i j n , wordt eveneens vermeld. Meer informatie is te vinden i n de Praktijkmap Natuurontwikkeling van de Natuur en M i l i e u Federatie O v e r i j s s e l (1990). * Aankoop en verwerving van gronden door terreinbeherende natuurbeschermingsinstanties: gebieden met burchten en aangrenzende b e l a n g r i j k e fourageergebieden kunnen worden aangekocht. Het r i j k en de provincie subsidieren ieder voor 50 % de aankoop van natuurgebieden door partikuliere natuurbeschermingsorganisaties. Van: M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j Voor: p a r t i k u l i e r e natuurbeschermingsorganisaties. * Natuurschoonwet: deze f i s c a l e wet maakt het mogelijk de e x p l o i t a t i e van landgoederen te v e r l i c h t e n . De eigenaren of erfgenamen van landgoederen kunnen onder bepaalde voorwaarden (instandhouding gedurende 25 j a a r , houtkap volgens een normaal bosbeheer en publieke openstelling) o.a. vermindering van vermogensbelasting en successierechten k r i j g e n . Aanwijzing v i n d t p l a a t s b i j een gezamelijke beschikking van de M i n i s t e r i e s van Financien en Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j .
43
* Relatienota: op grond van de R e l a t i e n o t a i s het mogelijk om beheersgebieden en reservaatsgebieden i n te s t e l l e n . In een beheersgebied kan de gebruiker, op v r i j w i l l i g e b a s i s , het agrarisch beheer tegen een vergoeding r i c h t e n op natuur- en landschapswaarden. De voorwaarden voor het te voeren beheer en de daaraan gekoppelde vergoeding z i j n opgenomen i n een beheersovereenkomst. De d o e l s t e l l i n g b i j de a l s reservaat aangewezen gebieden is de uiteindelijke aankoop door Bureau Beheer Landbouwgronden. De reservaten worden na aankoop i n beheer en eigendom gegeven aan een terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie. In reservaten buiten landinrichtingsprojekten, kunnen de partikuliere natuurbeschermingsorganisaties ook zelf gronden aankopen. De r e l a t i e n o t a i s vooral van belang i n fourageergebieden vereist van dassen. Een regenwormrijk grasland b i j v o o r b e e l d een extensief, n i e t te schraal beheer en het i s van belang dat de grondwaterstand op p e i l b l i j f t . Van: M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j (Bureau Beheer Landbouwgronden). Voor: gebruikers (eigenaar of pachter) van landbouwgronden. * Regeling aanwijzing landschapselementen en Regeling onderhoudsovereenkomsten landschapselementen (RAL/ ROL): v i a onderhoudsovereenkomsten kunnen p a r t i k u l i e r e n , op v r i j w i l l i g e b a s i s , een vergoeding k r i j g e n voor h e r s t e l , behoud en a c h t e r s t a l l i g onderhoud van en aan landschapselementen. De das i s bijzonder gebaat b i j aanleg en onderhoud van deze landschapselementen. De hiervoor i n aanmerking komende gebieden z i j n aangewezen i n de RAL. De RAL-gebieden voor O v e r i j s s e l zijn: I J s s e l d a l , Vechtstreek, Reestdal, Reggegebied, Twente en Noordwest-Overij s s e l . Van: M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j . Voor: gebruikers (eigenaar of pachter) van gronden. * Bijdrageregeling voor het veiligstellen van dassenburchten. Op vrijwillige basis kunnen grondeigenaren en -gebruikers met een dassenburcht op hun grondgebied een overeenkomst met het Jachtfonds a f s l u i t e n , met tussenkomst van de consulent NBLF. Er wordt voorzien i n gedoogvergoedingen voor iedere bewoonde hoofdburcht ( f 300,-) en een vergoeding voor inkomstenderving door het n i e t kunnen gebruiken van gronden. Ook voor het t r e f f e n van beheersmaatregelen kan subsidie worden v e r s t r e k t . In 1990 z i j n i n O v e r i j s s e l acht Dassenbeheerovereenkomsten afgesloten. Vanaf j a n u a r i 1991 z i j n er nieuwe overeenkomsten opgesteld voor grondgebruikers en -eigenaren. Van: M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j . Voor: grondgebruikers en jachthouders.
* Regeling bijdragen bos en landschapsbouw 1991. Een vaste j a a r l i j k s e subsidie van f 90,per ha is het behoud en onderhoud van v e r k r i j g b a a r voor houtops tanden. Een boseigenaar komt i n eerste i n s t a n t i e a l l e e n i n aanmerking voor een bijdrage indien a l l e wegen en paden z i j n opengesteld en v r i j toegankelijk z i j n voor het publiek. Wel kan i n het belang van de instandhouding van het bos, het natuurbehoud en een doelmatig wildbeheer de toegankelijkheid worden beperkt. De subsidie i s dan f 65,- per ha per j a a r . De r e g e l i n g maakt een uitzondering mogelijk. D i t i s het geval indien de gewenste o n t s l u i t i n g het i n s t e l l e n van een rustgebied noodzakelijk maakt, voor de i n het bos levende dieren. In deze s i t u a t i e v i n d t geen k o r t i n g op de bijdrage p l a a t s . Voor een belopen dassenburcht i s mogelijk b i j v o o r b e e l d het i n s t e l l e n van een rustgebied zonder dat er een v e r l a g i n g van de s u s i d i e p l a a t s v i n d t . Van: M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j . Voor: gebruikers (eigenaar of pachter) van gronden. * Subsidieregeling onderhoud k l e i n e landschapselementen. Deze regeling stimuleert het wegwerken van achterstallig onderhoud aan waardevolle, kleine p a r t i k u l i e r e landschapselementen. Houtwallen, struwelen, hagen, poelen en vennen kunnen middels een subsidie van de gemeente worden opgeknapt. De werkzaamheden moeten wel passen i n een gemeentelijk Landschapsbeleidsplan. Per gemeente is jaarlijks ongeveer f 20.000,beschikbaar. Van: Provincie O v e r i j s s e l . Voor: gemeenten i n O v e r i j s s e l . * Subsidieregeling H e r s t e l en Bouw van natuur en landschap. Subsidie i s beschikbaar voor kleine projekten natuur- en landschapsbouw zoals de aanleg van poelen, houtwallen, vleermuisverblijven, faunau i t t r e e d p l a a t s e n en het h e r s t e l l e n van oude beeklopen. Voor zowel projekten van p a r t i k u l i e r e n a l s schappen en gemeenten i s s u b s i d i e r i n g mogelijk, t o t een maximum van f 10.000,- per projekt ( i n 1990). Van: Provincie O v e r i j s s e l . Voor: p a r t i k u l i e r e n , v r i j w i l l i g e r s g r o e p e n , gemeenten en waterschappen. * Bijdrageregeling biotoopverbeterende maatregelen. De r e g e l i n g i s bestemd voor jachthouders. Doel van de regeling is het instandhouden van een aantal wildsoorten. Maatregelen zoals het aanleggen van houtwallen komen ook de das ten goede. Van het begrotingsbedrag komt 50 % i n aanmerking voor subsidie door het jachtfonds. Van: Jachtfonds. Voor: jachthouders.
45
Het l i j k t beter te gaan met de dassen i n O v e r i j s s e l . De achteruitgang i s t o t s t i l s t a n d gekomen, op een plaats groeit de populatie z e l f s en er z i j n elders mogelijkheden voor een groeiende dassenstand. Om het gestelde doel te bereiken heeft de das de komende periode extra aandacht nodig. Daarmee wordt u i t v o e r i n g gegeven aan de ' n o t i t i e inzake het dassenbeheersbeleid' van het M i n i s t e r i e van Landbouw en V i s s e r i j (1984). Het meerjarenplan u i t deze n o t i t i e kent voor de periode 1989-1994 de doelstelling 'populatiegroei, a r e a a l u i t b r e i d i n g en het met elkaar verbinden van populaties'. De huidige bedreigingen z i j n bekend ( z i e paragraaf 2.4) en het gevoerde b e l e i d ten aanzien van de dassenbescherming b i e d t perspektieven voor oplossingen i n de nabije toekomst. De uitwerking van de voornemens zoals omschreven in het Natuurbeleidsplan z u l l e n de 'aandachtssoort das' ten goede komen. Ook het b e l e i d van de gemeenten en de p a r t i k u l i e r e Instanties i n het landelijk gebied dragen steeds meer b i j aan de dassenbescherming. In hoofdstuk v i e r z i j n de maatregelen en de daarvoor beschikbare w e t t e l i j k e en finananciele instrumenten aangegeven die t o t een daadwerkelijke bescherming van de das en z i j n leefgebied moeten l e i d e n . In de hierna volgende hoofdstukken zijn deze maatregelen geprojekteerd op de v e r s c h i l l e n d e regio's i n O v e r i j s s e l , die nu en i n de toekomst van belang z i j n voor de O v e r i j s s e l s e dassen. In hoofdstuk acht zijn de aktiepunten voor deze uitwerking i n een aktieplan opgenomen en i s aangegeven welke i n s t a n t i e s daarbij d i r e k t betrokken z i j n .
6 MAATREGELEN IN OVERIJSSEL 6.1 I n l e i d i n g De meeste dassenburchten i n O v e r i j s s e l z i j n r e d e l i j k v e i l i g g e s t e l d . Ze z i j n gelegen i n t e r r e i n e n die eigendom z i j n van natuurbeschermingsorganisaties, landgoederen en partikulieren waarmee een beheersovereenkomst is afgesloten. Het beheer i s daarbij g e r i c h t op het i n takt houden van de burcht en het creeren van r u s t rondom de burcht. Knelpunten i n de d i r e k t e omgeving van de burchten z i j n geinventariseerd en i n d i t hoofdstuk worden v o o r s t e l l e n voor maatregelen gegeven. De maatregelen zijn grotendeels korte termijn-oplossingen, voor de das a l s i n d i v i d u en voor z i j n leefgebied. Bij de nadere i n v u l l i n g van het dassenbeheer i n Overijssel zijn prioriteiten gesteld voor het Reestgebied, waar de grootste dassenpopulatie van O v e r i j s s e l te vinden i s . Voor d i t gebied z i j n de aanwezige knelpunten g e d e t a i l l e e r d i n kaart gebracht. Van andere deelgebieden, i n k l u s i e f de aan de p r o v i n c i e grenzende gebieden, z i j n de knelpunten en mogelijkheden aangeduid en globaal uitgewerkt. Op langere t e r m i j n moeten de maatregelen z i c h r i c h t e n op voorzieningen voor de u i t w i s s e l i n g van populaties binnen O v e r i j s s e l en de populaties i n de omringende gebieden. De mogelijkheden hiertoe zijn eveneens voor de v e r s c h i l l e n d e deelgebieden i n kaart gebracht. Een nadere uitwerking van de aangegeven knelpunten, de meest geschikte l o k a t i e s voor voorzieningen en het aanleggen van houtwallen en andere landschapselementen, z a l per knelpunt worden bekeken. Het Consulentschap Natuur Bos Landschap Fauna (NBLF), van het M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j , te Zwolle, fungeert daarbij a l s steunpunt. 6.2 Bestaande fauna-voorzieningen Fauna-voorzieningen z i j n op meerdere p l a a t s e n aangelegd. Niet a l l e e n voor de bescherming van de dassenstand maar ook voor andere diersoorten. Werkzaamheden z i j n o.a. uitgevoerd i n het kader van het 'Herstelplan leefgebieden o t t e r ' (Ministerie van Landbouw en V i s s e r i j , 1989) . In deze paragraaf v o l g t een overzicht van deze voorzieningen. Rijkswaterstaat direktie O v e r i j s s e l heeft s t e r f t e beperkende voorzieningen aangebracht aan wegen en kanalen, andere maatregelen z i j n i n voorbereiding.
47
Voor de rijkswegen z i j n o.a. voorzien of reeds uitgevoerd: RW
RW RW RW RW
de
volgende
maatregelen
1: 27 tunnels met rasters z i j n aangelegd over het gehele t r a j e k t , een ekoduct wordt aangelegd nabij landgoed Boerskotten en aanpassingen aan d r i e duikers z i j n v o l t o o i d b i j de Deurningerbeek, de Snoeijinksbeek en de Teusinkbeek. 32: acht dassentunnels met r a s t e r s z i j n b i j deze weg aangebracht. 35: nabij Enschede z i j n v i j f tunnels met r a s t e r s aangelegd. 835: op het t r a j e k t Zwolle-Almelo (Raalte) z i j n v i j f tunnels met rasters gepland. 50: tussen Hattem en Kampen z i j n v i j f tunnels met rasters geplaatst.
Aan vaarwegen z i j n door waterwegbeheerders eveneens voorzieningen gerealiseerd. Het gaat daarbij om de volgende vaarwegen: O v e r i j s s e l s e Vecht: n a t u u r v r i e n d e l i j k e oevers zijn aangelegd nabij Langekampen, Hardenberg, de monding van de Vecht/Zwarte Water en de stuw b i j Marienberg. Almelo-De Hendrik: d i t kanaal i s van enkele faunau i t t r e e d p l a a t s e n en oeveraanpassingen voorzien. Dedemsvaart: de u i t t r e e d p l a a t s e n z i j n h i e r i n een te lage d i c h t h e i d aangelegd, gezien de nog steeds voorkomende v e r d r i n k i n g s s l a c h t o f f e r s . Verlegde Hoogeveensche Vaart: i n d i t beschoeide kanaal z i j n tussen de Reest en het Meppelerdiep een t i e n t a l u i t t r e e d p l a a t s e n aangelegd. Meppelerdiep: de voorzieningen langs het Meppelerdiep bestaan uit natuurvriendelijke oevers en fauna-uittreedplaatsen. Een uitbreiding van de voorzieningen i s ook h i e r gewenst. Twentekanaal (Hoofdkanaal): langs het kanaal zijn fauna-uitreedplaatsen aangelegd. Gezien de nog steeds voorkomende v e r d r i n k i n g s s l a c h t o f f e r s i s de d i c h t h e i d van de u i t t r e e d p l a a t s e n te laag. Twentekanaal ( z i j t a k naar Almelo): over een lengte van 3,5 kilometer zijn aan beide z i j d e n natuurvriendelijke-oevers aangelegd en elders faunauittreedplaatsen . Een kombinatie van rasters langs een weg en aanpassingen aan bruggen i s gerealiseerd nabij Ommen. Hier i s de N48 tussen de Regge en de Vecht van r a s t e r s voorzien. Dieren worden daarmee onder de bruggen door g e l e i d . De Provincie en het Waterschap Regge en Dinkel hebben onder meerdere bruggen gordingen aangebracht waardoor landdieren ook b i j hoog water onder deze bruggen door kunnen lopen.
Voorzieningen z i j n of worden eveneens g e r e a l i s e e r d i n het kader van v e r s c h i l l e n d e l a n d i n r i c h t i n g s p r o j e k t e n . Per landinrichting zijn de faunapassages en de voorzieningen aan waterwegen weergegeven i n onderstaande tabel. In de meeste gevallen z i j n b i j deze voorzieningen geleidende groenvoorzieningen opgenomen. Fauna-voorzieningen i n l a n d i n r i c h t i n g s p r o j e k t e n . Landinrichting
Faunapassages
Den Ham - Lemele Eschmarke Giethoorn - Wanneperveen Marshoek - Hoonhorst Raarhoek - Veldhoek Salland-West
6.3 Het Reestdal (Gemeente Staphorst)
Voorzieningen aan waterwegen
36 49 20 6 23 3
1
.
De Reest vormt van Dedemsvaart t o t Meppel de grens tussen de p r o v i n c i e s Drenthe en O v e r i j s s e l . Het t o t a l e stroomdalgebied l i g t i n de gemeenten Meppel, De Wijk, Zuidwolde (Drenthe), Staphorst en Avereest ( O v e r i j s s e l ) . De middenloop heeft nog een o o r s p r o n k e l i j k , meanderend karakter. Veel van de aanliggende vochtige en kruidenr i j k e graslanden worden e x t e n s i e f gebruikt a l s hooiland en op de hoger gelegen gronden worden aardappelen, mais en andere granen verbouwd. Vooral rond Avereest en I J h o r s t komt het parkachtig karakter van het Reestdal naar voren. Daar z i j n naast de elders ook aanwezige jonge, droge eikehakhoutbosjes, enige oudere loof- en naaldhoutpercelen gelegen. De Vledder- en L e i j e r - h o o i l a n d e n , een z i j d a l van de Reest, bestaan u i t door bos omgeven graslanden. De beperkte o n t s l u i t i n g geeft het gebied een rustig karakter. De graslanden worden echter zwaar bemest en v e e l a l ontwaterd. Delen van het Reestdal z i j n i n eigendom van of i n beheer b i j S t i c h t i n g Het Drenths Landschap en S t i c h t i n g Het O v e r i j s s e l s Landschap. Het gebied i s bijzonder geschikt voor een duurzame v e s t i g i n g en v e r s p r e i d i n g van dassen. De momenteel aanwezige knelpunten i n het gebied z i j n per l o k a t i e uitgewerkt. Een o v e r z i c h t van de huidige knelpunten i s weergegeven i n figuur 6.
49
Figuur 6: overzicht van de knelpunten in het Reestdal (Gemeente Staphorst). De nummers komen overeen met de lokaties in de tekst.
Lokatie 1: De Heerenweg Een dassenburcht l i g t op enige afstand van deze weg. Op de hoek nabij de Schotsweg z i j n a l twee s l a c h t o f f e r s gevallen. Een tunnel en dassenraster aan beide z i j d e n van de Heerenweg moet voorkomen dat dassen de weg oversteken. Lokatie 2: De Schotsweg De dassen u i t de omgeving van de Heerenweg kunnen zonder b a r r i e r e s i n de Vledder en L e i j e r Hooilanden komen om te fourageren. Hierbij staat hen een netwerk van bospercelen en greppels ten dienste. B i j v e r p l a a t s i n g naar het westen k r u i s e n de dassen echter de Schotsweg. Evenals de Heerenweg i s d i t een drukke weg Tunnels onder deze weg moeten ^ r g e n voor het behoud van de dassen i n de nabijgelegen burcht. Een s o o r t g e l i j k e s i t u a t i e doet z i c h voor i n z u i d e l i j k e r i c h t i n g , t e r hoogte van de Koolhaar en Het Schot. Lokatie 3: De Burgemeester van Wijngaardenstraat De Burg. van Wijngaardenstraat i s een d u i d e l i j k e b a r r i e r e voor dassen u i t de Boswachterij en de Witte Bergen. De dassen steken de weg over om te fourageren i n de Vledder en L e i j e r Hooilanden. Daarbij z i j n i n de afgelopen d r i e j a a r zeker v i e r v e r k e e r s s l a c h t o f f e r s gevallen, v o o r a l op het noord-zuid lopende deel r i c h t i n g IJhorst. Naast dassen steken op deze l o k a t i e s ook v e e l reeen en vossen de weg over. Op minimaal d r i e l o k a t i e s z i j n tunnels en r a s t e r s gewenst om verdere s l a c h t o f f e r s te voorkomen. Lokatie 4: Gorterlaan Dassen u i t de Boswachterij Staphorst steken de Gorterlaan over om te fourageren. Meerdere dassen z i j n daarbij het s l a c h t o f f e r geworden van het verkeer. Tunnels en geleidende r a s t e r s z i j n nodig om verdere s l a c h t o f f e r s te voorkomen. In een bosperceel, grenzend aan deze weg i s een m i l i t a i r terrein gelegen, waarvoor u i t b r e i d i n g i s gepland. U i t b r e i d i n g gaat ten koste van woon- en voedselgebieden voor de das. Het naaldhout op het t e r r e i n wordt i n verband met brandgevaar vervangen door loofhout. D i t kan het v e r l i e s aan fourageergebied ten dele goed maken, mits het terrein toegankelijk i s voor dassen (dassenpoortjes). Lokatie 5: Mr JB Kanlaan De Mr JB Kanlaan i s een druk bereden weg i n de omgeving van de Boswachterij Staphorst. Meerdere dassen z i j n a l 51
aangereden t e r hoogte van boerderij 'Foklust'. Een tunnel, met r a s t e r s aan weerszijden van deze weg, kan d i t knelpunt voor de toekomst oplossen. Een extra mogelijkheid i s de i n r i c h t i n g en beheer van akkers die d i r e k t grenzen aan de Boswachterij en hiervan n i e t gescheiden worden door een verharde weg. Door aankoop of een voor dassen a a n t r e k k e l i j k i n r i c h t i n g van deze akkers kan een ekologische bufferzone worden gevormd tussen het bos en de weg. Het verbouwen van granen en het aanleggen van poelen kan de dassen er van weerhouden de weg over te steken. Lokatie 6: de Rijksweg 28 tussen Staphorst en Meppel Verspreiding van dassen u i t het Reestgebied i s mogelijk r i c h c i n g Heidehoogte (Achthoevenslag), ten westen van Staphorst. D i t e b i e d kende begin j a r e n '80 een hoofdburcht en was i n de j a r e n '60 t o t '70 eveneens door dassen bevolkt. In de dassencensus van 1990 werd a l l e e n een v e r v a l l e n burcht gevonden. HerbevoIking middels natuurlijke dispersie behoort echter tot de mogelijkheden. In 1991 i s deze burcht weer bewoond geraakt! Het belang van de bescherming van oude burchtlokaties i s hiermee nogmaals aangetoond. Eventuele verplaatsingen naar Achthoevenslag worden sterk g e r i c h t door de aanwezige i n f r a s t r u k t u u r . Deze struktuur i s n i e t optimaal voor de das; aan de zuidkant l i g t de lintvormige bebouwing van de gemeente Staphorst en aan de noordzijde schermen de Verlegde Hoogeveensche Vaart en de bebouwing van Meppel het gebied af. Het tussenliggende gebied wordt doorsneden door de RW 28, de parallelweg RW 833 en de s p o o r l i j n Zwolle-Meppel. Rijkswaterstaat O v e r i j s s e l i s i n p r i n c i p e b e r e i d een dassentunnel aan te leggen onder de RW 28. Oord en Molenaar (1991) geven een uitwerking van de mogelijkheden voor een optimale s i t u e r i n g van de tunnels. R e a l i s a t i e i s a f h a n k e l i j k van de f i n a n c i e r i n g u i t de l a n d e l i j k e RWS middelen voor het oplossen van knelpunten. In de Verlegde Hoogeveensche Vaart z i j n reeds meerdere dassen verdronken. Aanpassingen in de vorm van oeververlagingen en fauna-uittreedplaatsen z i j n nodig om de gebieden rond Meppel en westwaarts r i c h t i n g het Land van Vollenhove bereikbaar te maken. Een aantal van deze voorzieningen z i j n inmiddels aangelegd. c
Het i s tevens van belang dat de doorgang tussen Staphorst en Halfweg n i e t v o l l e d i g wordt bebouwd. B i j een eventuele u i t b r e i d i n g van de bebouwing kan deze doorgang snel 'dichtslibben' en a l s een massieve b a r i e r e de v e r s p r e i d i n g van dassen onmogelijk maken.
6.4 Overige knelpunten i n het Reestdal (Gemeente Staphorst) Een u i t b r e i d i n g van de populatie i n het Reestdal z a l nieuwe knelpunten met z i c h meebrengen. Enkele, nu a l aanwijsbare, toekomstige knelpunten z i j n h i e r n a k o r t weergegeven. De knelpunten z i j n verdeeld over de v e r s c h i l l e n d e vervoerswegen; auto-, vaar- en spoorwegen. Autowegen * De Evenboersweg (Boswachterij Staphorst): t e r hoogte van Bovenhaar v i e l e n op de Evenboersweg i n de j a r e n '60 v e r k e e r s s l a c h t o f f e r s . Een snelheidsbeperking op de Evenboersweg voorkomt mogelijk s l a c h t o f f e r s onder de fouragerende dassen die r i c h t i n g Vierbergen gaan. * Aan weerszijden van de Keppelweg (Boswachterij Staphorst) l i g t i n het Westhuizingerveld een n i e t ontgonnen t e r r e i n . Op deze hoogte i s t r e k waargenomen van meerdere diersoorten naar de aanwezige maisakkers. De moerassige gronden kunnen eveneens goede fourageergebieden z i j n . Maatregelen om toekomstige slachtoffers te voorkomen z i j n h i e r gewenst. Ter hoogte van K i e v i t s h a a r i s h i e r een tunnel met rasters nodig. Hetzelfde geldt voor de Sterkensweg t e r hoogte van Heideroosje. Vaarwegen * De Hoogeveensche Vaart, de Dedemsvaart en het Meppelerdiep: voor deze waterwegen i s de aanleg en/of uitbreiding van fauna-uittreedplaatsen, oeveraanpassingen en brugaanpassingen gewenst. Langs kanalen lopen vaak wegen die eveneens een knelpunt vormen voor migrerende fauna. Voor het Meppelerdiep wordt momenteel een studie v e r r i c h t onder de naam 'Groene Kruispunt', een verbindingszone tussen De Wieden en de Olde Maten. De mogelijkheden voor natuurontwikkeling, de aanleg van fauna-uittreedplaatsen langs het Meppelerdiep en oplossingen voor de p r o v i n c i a l e weg tussen Zwartsluis en Meppel worden onderzocht (NBLF-Overijssel). De voorzieningen z i j n n i e t a l l e e n op dassen g e r i c h t , z i j kunnen a l s een van de soorten van de maatregelen p r o f i t e r e n . Het Land van Vollenhove i s een p o t e n t i e e l leefgebied voor dassen. Met met deze verbinding wordt het beter bereikbaar. Spoorwegen * De s p o o r l i j n Zwolle-Steenwijk: treinverkeer i s minder frequent a l s autoverkeer en veroorzaakt minder knelpunten. Het b l i j f t echter een b a r r i e r e die versnipperend versnipperend werkt i n het leefgebied van de dassen. 53
* In het Tweede Struktuurschema Verkeer en Vervoer (1990) i s een b o c h t a f s n i j d i n g van het spoortrajekt Zwolle-Meppel-Hoogeveen opgenomen. De verbinding Zwolle-Hoogeveen i s i n studie a l s 'verbinding die n i e t onmogelijk mag worden gemaakt'. De a f s n i j d i n g zou de v e r p l a a t s i n g naar het noorden moeten v e r s n e l l e n . Het voorgestelde t r a j e k t loopt echter door de Vledder- en Leijer-Hooilanden i n het w e s t e l i j k deel van het Reestdal. De gevolgen voor de aanwezige dassenpopulatie z u l l e n b i j r e a l i s a t i e bijzonder groot z i j n . Niet a l l e e n het v e r l i e s aan leefgebied maar ook de optredende versnippering z u l l e n hun t o l eisen. 6.5 Het Reestdal (Gemeente Avereest) In de omgeving van Den Huizen (Gemeente Avereest) i s een belopen burcht aanwezig. De l i g g i n g l i j k t i d e a a l , aan de rand van het beekdal. In de n a b i j h e i d van deze l o k a t i e l i g t een bruggetje over de Reest, het Oude Kerkpad, waarmee een eenvoudige verbinding met het Drenthse deel van het Reestdal mogelijk i s . De Reest z e l f vormt geen harde b a r r i e r e voor de dassen. De i n f r a s t r u k t u u r , met name het wegennet, zorgt op meerdere plaatsen voor problemen voor de aanwezige dassen. Een overzicht van de huidige knelpunten i s weergegeven i n figuur 7. Lokatie 1: De Meppelerweg nabij Den Huizen Meppelerweg i s een b a r r i e r e tussen het gebied De Haardennen en de Reest. Met de aanleg van tunnels en rasters b i j deze weg, wordt een bijdrage geleverd aan een optimale verbinding tussen deze gebieden. B i j Den Westerhuis i s een v e r k e e r s s l a c h t o f f e r gevallen. De aanleg van een tunnel en r a s t e r s op deze l o k a t i e i s nodig om ook h i e r toekomstige s l a c h t o f f e r s te voorkomen. Lokatie 2: De p r o v i n c i a l e weg (PW 11) nabij Balkbrug Dassen steken deze weg vanuit het Reestdal over t i j d e n s het fourageren. Enkele dassen z i j n a l slachtoffer geworden van het verkeer; recent werd een das aangereden i n december 1990. Sterftebeperkende maatregelen z i j n dan ook nodig. Het dassengebied grenst, aan de overzijde van de p r o v i n c i a l e weg, aan het r u i l v e r k a v e l i n g s g e b i e d Dedemsvaart-Noord. Maatregelen voor een betere i n f r a s t r u k t u u r , zoals een houtwal vanaf de tunnel naar een bestaande houtwal, kunnen worden opgenomen i n het landschapsplan van deze r u i l v e r k a v e l i n g . Inmiddels i s bekend dat i n 1991 een tunnel wordt aangelegd en i n het najaar z u l l e n rasters en beplanting worden aangebracht i.k.v. het landschapsplan.
54
Een onder de weg gelegen veetunnel, d i e i n de winter droog s t a a t , kan ook worden gebruikt a l s een v e i l i g e tunnel voor dassen. Een goede r a s t e r g e l e i d i n g kan het gebruik van deze tunnel stimuleren.
Figuur 7: overzicht van de knelpunten in het Reestdal (Gemeente Avereest). De nummers komen overeen met de lokaties in de tekst. 55
Lokatie 3: De Zwolseweg (PW 12) tussen Balkbrug en De Pol Onder deze druk bereden weg z i j n tenminste twee tunnels nodig. Ten westen van het kruispunt met de PW 11 l i g t aan de zuidkant van de Zwolseweg een mooie houtwal. Deze houtwal s l u i t aan op een bosje dat i n b e z i t i s van de S t i c h t i n g Het O v e r i j s s e l s Landschap. Aan de noordzijde moet de tunnel a a n s l u i t e n op een te realiseren houtsingel i n het Katingerveld. Ten oosten van het kruispunt i s b i j de Pol een g e l i j k e s i t u a t i e voorhanden. Hier z i j n dassen doodgereden en z i j n eveneens voorzieningen gewenst. Lokatie 4: De
Westerhuizingerweg
Tussen Haardennen en Kievitshaar ligt de Westerhuizingerweg. Een s l a c h t o f f e r i s a l gemeld van deze l o k a t i e . Om de u i t w i s s e l i n g tussen de dassen u i t de boswachterij en het Reestdal v e i l i g te l a t e n verlopen z i j n h i e r voorzieningen (tunnels en r a s t e r s ) nodig. Tussen beide gebieden l i g t een bosje waar vroeger een burcht i n was gevestigd. Een das i s eveneens waargenomen i n een bosje ten zuiden van de Trambaan, langs de Westerhuizingerweg. Deze bosjes zouden a l s 'stepping stone' kunnen werken indien er een g e l e i d i n g s s t r o o k wordt aangelegd, mogelijk a l s beplanting langs een f i e t s p a d tussen K i e v i t s h a a r en Balkbrug. Lokatie 5: De Meppelerweg n a b i j Lutten-Oever De houtsingels i n d i t gebied l e i d e n i n d i r e k t naar de Meppelerweg. De dassen u i t de nabij gelegen burcht verplaatsen z i c h door en langs deze s i n g e l s . Een tunnel en rasters i n het verlengde van deze houtwallen z i j n h i e r dan ook nodig om s l a c h t o f f e r s te voorkomen. De Meppelerweg nabij Groot-Oever vormt een onderbreking van twee houtwallen. Een verbinding van deze houtwallen middels een tunnel en r a s t e r s i s een oplossing voor d i t knelpunt. Voor een optimaal gebruik moet de h o u t s i n g e l vanaf Boshoeve worden h e r s t e l d . Lokatie 6: Brug over Reest nabij Groot-Oever Het aanbrengen van gordingen (loopplanken) en r a s t e r s langs deze brug voorkomt e n e r z i j d s dat dassen de weg op lopen en bevordert anderzijds dat dassen en andere dieren aan beide z i j d e n van de Reest het beekdal i n kunnen.
6.6 U i t w i s s e l i n g met Drenthe Aan de Drenthse z i j d e van de Reest bevinden z i c h eveneens bewoonde dassenburchten. Een uitwisseling tussen deze populaties en de populaties i n O v e r i j s s e l i s mogelijk en noodzakelijk voor een goede dassenstand i n beide p r o v i n c i e s . Tot 1980 waren dassen aanwezig nabij Dikninge, Dunningen, Wildenberg en Holtberg. Een herbevoIking van deze oude burchten vanuit O v e r i j s s e l behoort t o t de mogelijkheden. Dat er u i t w i s s e l i n g tussen de p r o v i n c i e s p l a a t s v i n d t , b l i j k t u i t waarnemingen aan gemerkte dassen. Een jonge das die j u n i 1989 i n de Boswachterij Staphorst gemerkt was, werd i n September 1990 doodgereden op de Linderweg i n de Drenthse gemeente Zuidwolde; hemelsbreed een v e r p l a a t s i n g van 10,5 km. Een eveneens In j u n i 1989 gemerkte jonge das u i t de Boswachterij Staphorst werd doodgereden b i j Avereest i n maart 1990 (gegevens u i t Pauwels en Broekhuizen, 1990). Een i n het Drenthse Wildenberg u i t g e z e t t e das werd een dag l a t e r langs de Westerhuizingerweg waargenomen. Het l i j k t erop dat het gebied tussen Staphorst, Dedemsvaart en Zuidwolde a l s een populatie kan worden beschouwd. U i t w i s s e l i n g tussen deelpopulaties moet i n ieder geval worden bevorderd. Overleg tussen beide provincies inzake het dassenbeleid i s dan ook z i n v o l . Aandachtspunten voor het bevorderen van de u i t w i s s e l i n g van dassen zijn o.a. de knelpunten RW 28, de Hoogeveensche Vaart en het d a s v r i e n d e l i j k beheren van het gehele Reestdal. 6.7 Verbinding Reestdal - O v e r i j s s e l s e Vechtgebied Voor de u i t b r e i d i n g van de populatie i n het Reestdal z i j n langs de Vecht eveneens goede leefomstandigheden aanwezig. De b u r c h t l o k a t i e i n de omgeving van Stegeren i s daar een voorbeeld van. Een v e r s t e r k i n g van de dassenstand langs de Vecht i s e s s e n t i e e l voor het voortbestaan van deze subpopulatie. Een verbinding tussen de populaties i n het Reestdal en het Vechtdal i s dan ook van groot belang. De R u i t e r (1991) geeft i n z i j n studie 'De das van Reest naar Vecht' een uitwerking voor een c o r r i d o r i n het gebied tussen Balkbrug en Ommen. In een gefaseerde opzet worden, middels houtsingels van 3-6 en 30 meter breedte, de v e r s c h i l l e n d e bosgebieden en bestaande houtsingels i n het gebied met elkaar verbonden. De l a a t s t e fase moet r e s u l t e r e n i n een verbindingszone die eveneens geschikt i s a l s leefgebied voor de das. De voorgestelde verbinding i s gesitueerd aan de westkant het van de N48, vanaf Balkbrug (Haardennen) naar Ommerveld ( z i e figuur 8). B i j Witharen verloopt de c o r r i d o r i n zuidwestelijke r i c h t i n g naar o.a. landgoed
57
V l i e r b e l t e n . In z u i d o o s t e l i j k e r i c h t i n g verbinding gemaakt met het Ommerbosch.
wordt
een
Knelpunten kunnen b i j deze i n v u l l i n g op v e r s c h i l l e n d e plaatsen ontstaan. Ten zuiden van Haardennen i s de Zwolseweg (PW 12) een knelpunt; b i j S l u i s 5 en de k r u i s i n g met de N48 ( z i e 6.5 Lokatie 3). De noord-zuid lopende houtsingels z u l l e n voor problemen zorgen op de kruispunten met wegen. In o o s t - w e s t e l i j k e richting zal de Ommerweg/Balkerweg voor problemen zorgen. Tunnels en geleidende rasters kunnen op deze l o k a t i e s s l a c h t o f f e r s voorkomen. De verbinding tussen Witharen en het Ommerbosch ondervindt problemen met de weg N48 en het beschoeide Omm^rkanaal. Tunnels onder de N48 zorgen voor een v e i l i g e verbinding. Aanpassingen aan 1 et beschoeide Ommerkanaal daarnaast z i j n nodig om v e r d r i n k i n g s s l a c h t o f f e r s te voorkomen. Tevens kunnen plas-dras zone's worden aangelegd, die n i e t a l l e e n de das maar ook andere marterachtigen, amfibieen en insekten de nodige v a r i a t i e i n het landschap verschaffen. De RW 834 i s op een d r i e t a l l o k a t i e s een knelpunt: i n de omgeving van V l i e r b e l t e n , tussen A r r i e n en Hoogengraven en nabij het Stegerveld. Veranderingen i n de v e r k e e r s s i t u a t i e rond Ommen kunnen eveneens voor knelpunten zorgen. In het Streekplan I J s s e l v a l l e i z i j n v e r s c h i l l e n d e varianten opgenomen om te komen t o t een vermindering van de verkeershinder door met name het oost-west verkeer op de RW 834 (figuur 9). Variant A doorsnijdt een natuurwetenschappelijk waardevol gebied en wordt ook i n het streekplan afgewezen. De varianten B en C v e r k l e i n e n beide het leefgebied van de das en lopen tevens door het bosgebied. Variant D spaart het bos en een p o t e n t i e e l leefgebied van de dassen. Tevens i s v a r i a n t D inpasbaar i n de verbinding 'Twente-noorden des lands', als verlenging van de RW 36. Indien de keuze v a l t op deze v a r i a n t , wordt een b a r r i e r e aangebracht tussen het A r r i e r v e l d en de Ommerschans. U i t w i s s e l i n g met de populatie i n het Reestdal wordt hiermee b e m o e i l i j k t . Tunnels kunnen r e l a t i e f goedkoop worden aangelegd b i j deze weguitbreidingen om d i t probleem te voorkomen.
Figuur 8: overzicht van de knelpunten in het gebied tussen Reest en Vecht en de situering van een verbindingszone (gewijzigd naar de Ruiter, 1991). 59
Zuidwolde
Trace-varianten doortrekking RW36
—
bestaande wegen
• • • varianten gemeentegrens provinciegrens
4km.
Figuur
60
9: varianten in de verkeerssituatie (Streekplan IJsselvallei).
rond
Ummen
6.8 Het O v e r i l s s e l s e Vechtgebied De burcht i n de omgeving van Stegeren ondervindt i n de d i r e k t e omgeving momenteel weinig problemen. De dassen kunnen vrij ongestoord naar het D i f f e l e r v e l d en Stegerveld. Problemen z i j n mogelijk gelegen i n de RW 834 en RW 36 ( z i e f i g u u r 10). Voor een nadere u i t w e r k i n g van de knelpunten i n het gehele Vechtgebied wordt verwezen naar 'De Otter i n de Vecht' (Hoeve en Zoon, 1988).
Figuur 10: overzicht van de huidige knelpunten in het Overijsselse Vechtgebied nabij Ommen. 61
De verwachting i s dat dassen u i t Stegeren binnen enkele j a r e n de Vecht oversteken. De Vecht is geen onoverkomelijke b a r r i e r e en r i c h t i n g de Regge z i j n geschikte gebieden voor de das aanwezig. Mogelijkheden voor de u i t w i s s e l i n g met de populatie langs de Reest, en de daaruit voortkomende knelpunten, z i j n i n de voorgaande paragraaf besproken. De verspreiding langs de n o o r d e l i j k e bebouwing van Ommen v i a het Ommerbosch, i n de r i c h t i n g van o.a. V l i e r b e l t e n , z a l eveneens problemen met z i c h meebrengen op het kruispunt met de N48 en het Ommerkanaal ( z i e figuur 8). Vroeger kwamen eveneens dassen voor op landgoed Mataram (Dalfsen), i n Varsen, het Erfgenamenbos en te V i l s t e r e n . Het i s z i n v o l om rekening te houden met een eventuele terugkeer van dassen op deze l o k a t i e s . Mogelijkheden die z i c h voordoen voor de aanleg van voorzieningen i n deze gebieden, die aan deze herbevolking kunnen bijdragen, moeten dan ook worden benut. Maatregelen t e r verbetering van het leefgebied en de verspreidingsmogelijkheden van dassen aan de zuidkant van de Vecht z i j n inpasbaar i n de r u i l v e r k a v e l i n g Den Ham-Lemele ( z i e ook 6.10). Niet a l l e e n i n deze ruilverkaveling, maar a l l e mogelijkheden die z i c h voordoen voor de verbetering van het leefgebied van de das, i n het gehele Vechtdal, moeten worden benut. Bijvoorbeeld b i j herstelwerkzaamheden aan wegen en kanalen. 6.9 De Sallandse Heuvelrug ( z u i d e l U k deel) De dassen u i t de h i e r v r i j recent gevestigde hoofdburcht ondervinden momenteel weinig problemen met de i n f r a s t r u k t u u r van het gebied. De mogelijke knelpunten z i j n gelegen i n de wegen i n en rond het leefgebied (figuur 11). Ten westen van de burcht kunnen de Poggenbeltweg (A) en de Oude Deventerweg (B) voor problemen zorgen. De Vagevuurseweg (C), de Helhuizerweg (D) en de Raalterweg (E) kunnen eveneens toekomstige knelpunten z i j n . De Nijverdalse- en Holterbergweg (F/G) kunnen problemen veroorzaken doordat deze wegen het gehele leefgebied doorsnijden. Aan de noordkant i s de RW 835 een d u i d e l i j k e r knelpunt. B i j de ombouw van deze weg t o t een autoweg z i j n maatregelen voor de das en andere dieren noodzakelijk. Maatregelen die n i e t a l l e e n v e r k e e r s s l a c h t o f f e r s helpen voorkomen maar tevens het v e r l i e s aan leefgebied compenseren. De doorsnijding van de Sallandse heuvelrug i s gebaat met een verhoogde d i c h t h e i d aan tunnels, om u i t w i s s e l i n g van dassen en andere diersoorten tussen de Sprengenberg en met name het Vechtdal mogelijk te maken. De i n de volgende paragraaf genoemde v o o r s t e l l e n voor 62
een verbinding tussen de Lemelerberg en de Hellendoornseberg z a l hiermee eveneens aan e f f e k t i v i t e i t winnen.
Figuur 11: overzicht van de mogelijke knelpunten voor dassen op de Sallandse heuvelrug (zuidelijk deel). De letters komen overeen met de lokaties in de tekst. 63
6.10 De Lemelerberg en de Hellendoornseberg In het Natuurbeleidsplan z i j n de Lemelerberg en de Hellendoornseberg aangewezen a l s kerngebied. Eveneens i s een verbindingszone aangegeven tussen deze gebieden en de landgoederen nabij Heino. De r u i l v e r k a v e l i n g Den Ham-Lemele biedt mogelijkheden om aan deze wensen tegemoet te komen. De Werkgroep Natuurtechniek heeft hiervoor een v i s i e opgesteld. Men gaat u i t van het 'kralensnoer'-principe; op een onderlinge afstand van 0.5 t o t 1 km l i g g e n natuurgebiedjes van 10 a 25 ha. die verbonden z i j n middels beplantingsstroken en houtwallen (Werkgroep Natuurtechniek R u i l v e r k a v e l i n g Den Ham-Lemele e.o., 1991). Gezien de landbouwbelangen i n het gebied i s er op korte termijn s l e c h t s beperkte ruimte voor natuurbouw. Voorgesteld wordt om middels houtwallen en plas-dras oevers een doorlopende verbinding te kreeren. Problemen die z i c h voordoen b i j verkeerswegen dienen middels faunapassages en met droge passages over watergangen te worden beslecht. De hierboven vermelde maatregelen bevorderen de migratiemogelijkheden i n het gebied. De verbindingszone maakt u i t w i s s e l i n g tussen populaties van de Sallandse Heuvelrug en het Vechtdal mogelijk. De aanzet voor een verbinding r i c h t i n g de landgoederen, waaronder landgoed 't Reelaer, b i e d t mogelijkheden voor een herbevoIking van d i t p o t e n t i e e l dassengebied. Tevens is een verbetering te verwachten i n de migratie-mogelijkheden langs de l i j n Vechtgebied - Regge (natuurontwikkelingsgebied) - Twente - Duitsland. 6.11 Twente en de u i t w i s s e l i n g met Duitsland Vroeger werden i n de omgeving van Enschede, het Roderveld, Rutbeek, Buurserzand, Lutterzand en de Twentse landgoederen nog bewoonde burchten gevonden. De gebieden waren en z i j n nog steeds een uitstekend leefgebied voor dassen. Tegenwoordig komt de das a l l e e n nog voor langs de Dinkel (Losser). Net over de grens i n Duitsland zijn burchten aanwezig nabij Syenvenn, Bentheimerwald, Gildehauservenn en Brandlecht. Waarom vanuit Duitsland (nog) geen permanente v e s t i g i n g i n Twente p l a a t s v i n d t i s n i e t d u i d e l i j k . Voor de das z i j n de omstandigheden aan weerszijden van de grens vrijwel gelijk. Dassen z i j n weliswaar geen snelle verspreiders maar z u l l e n i n het verleden regelmatig de Twentse populatie hebben aangevuld. Deze u i t w i s s e l i n g l i j k t nu ook nog wel plaats te vinden, getuige de vrouwelijke das die nabij Hardenberg i n het O v e r i j s s e l s kanaal werd gevonden (maart 1991) en het regelmatig aantreffen van dode dassen i n het Twentekanaal. Voor het
64
momenteel achterwege blijven van een duurzame u i t w i s s e l i n g , z i j n enkele mogelijkheden te noemen. De wegen i n het Duitse grensgebied kunnen f a t a a l z i j n voor de v e s t i g i n g van dassen i n O v e r i j s s e l . Op de wegen i n het grensgebied z i j n meerdere v e r k e e r s s l a c h t o f f e r s gevallen. Sterftebeperkende maatregelen z i j n dan ook noodzakelijk aan beide z i j d e n van de grens. In Duitsland i s de A l tussen De Poppe en Schuttorf een d e f i n i t i e v e barriere die de dassenpopulatie i n tweeen d e e l t (Syenvenn en Bentheimerwald). Rasters langs deze weg z i j n aangelegd u i t oogpunt van verkeersveiligheid. Fauna-voorzieningen zoals tunnels z i j n n i e t voorhanden. Voor met name de wegen Nordhorn-Gronau, de A l tussen De Poppe en Schuttorf en de geplande Emslandlinie B31, z i j n voorzieningen dringend nodig. De j a c h t i n Duitsland zou een andere v e r k l a r i n g kunnen z i j n voor het u i t b l i j v e n van migratie van dassen naar Nederland. De das v a l t i n Duitsland onder de jachtwet. De j a c h t i s geopend voor dassen van 1 augustus t o t en met 31 oktober. In D u i t s l a n d staat de jachtwet boven de natuurbeschermingswet; het jachtbelang p r e v a l e e r t boven het natuurbelang. In Gelderland en Zuid-Limburg resulteerde een verminderde j a c h t i n D u i t s l a n d i n een verhoogde immigratie (Wiertz en Vink, 1983). De regeringen van de deelstaten i n het Overijsselse grensgebied, Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen, hebben begrip voor de Nederlandse s i t u a t i e maar z u l l e n vanuit de plaatselijke overheid vooralsnog geen maatregelen t r e f f e n . Jagersverenigingen i n NordrheinWestfalen en Niedersachsen vragen hun leden, op v r i j w i l l i g e b a s i s , n i e t op dassen te jagen. In het grensgebied wordt h i e r gehoor aan gegeven. Voorzieningen en maatregelen i n Twente z u l l e n z i c h moeten r i c h t e n op migratie van dassen u i t Duitsland. Onderzoek z a l moeten plaatsvinden naar de oorzaken van het achterwege b l i j v e n van m i g r a t i e . Samenwerking en overleg met Duitse i n s t a n t i e s kan een s n e l l e oplossing van de knelpunten bewerkstelligen. Herintroduktie i s een andere mogelijkheid ( z i e hoofdstuk 7). Het grote aantal landgoederen en het k l e i n s c h a l i g e landschap i n Twente bieden goede vooruitzichten. Overleg met de landgoedeigenaren kan daarom goede r e s u l t a t e n opleveren. Er zijn mogelijkheden voor het afsluiten van beheersovereenkomsten i n leefgebieden van de das die a l s relatienotagebied zijn aangewezen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het gehele Dinkeldal. De problemen i n p o t e n t i e l e leefgebieden verdienen i n d i t l i c h t bezien nu a l onze aandacht. De aanleg en het doortrekken van de autosnelweg A l vormt b i j voorbaat een knelpunt voor v e e l diersoorten, daar deze weg i s gelegen 65
i n een verbindingszone. Voorzieningen voor de landfauna zoals de ongeveer 30 tunnels voor het gehele t r a j e k t en een ekodukt (fauna-viadukt) nabij Oldenzaal op het landgoed Boerskotten vormen een van de oplossingen. Hiermee b l i j f t uitwisseling mogelijk tussen het D i n k e l d a l , het aangrenzende Bentheimerwald en de landgoederen i n Twente en Salland. De achter het ekodukt gelegen Postweg i s van v i e r tunnels voorzien. Tevens z i j n i n duikers b i j de Deurningerbeek, Snoeijinksbeek en Teusinkbeek passagemogelijkheden aangebracht voor landdieren. Het Twentekanaal i s tevens een groot knelpunt i n het gebied; i n 1990 werden d r i e dassen i n d i t kanaal dood aangetroffen. De problemen van het Twentehoofdkanaal, en de z i j t a k r i c h t i n g Almelo, z i j n te voorkomen door de aanleg en u i t b r e i d i n g van fauna-uittreedplaatsen en natuurvriendelijke-oevers. Daarnaast is er een mogelijkheid om buiskonstrukties onder bruggen te hangen. Een sluitende g e l e i d i n g naar deze buizen zorgt voor een v e i l i g e passage-mogelijkheid. De voorgenomen e l e k t r i f i k a t i e en de u i t b r e i d i n g t o t twee sporen van de s p o o r l i j n Zutphen-Hengelo ( R a i l 21 en R a i l 21 Cargo) vormt eveneens een toekomstig knelpunt (NV Nederlandse Spoorwegen, 1988 en 1990). Ter hoogte van Goor/Diepenheim doorsnijdt deze spoorlijn de verbindingszone tussen de Sallandse Heuvelrug en de gebieden rond Haaksbergen en de grensstreek. Tezamen met het Twentekanaal onstaat daarmee een groot knelpunt. Onder Delden zou een u i t b r e i d i n g van het baanvak moeten plaatsvinden op grondgebied van het Landgoed Twickel; een onderdeel van de ecologische hoofdstruktuur en een p o t e n t i e e l leefgebied voor de das. In een analyse van knelpunten tussen het Natuurbeleidsplan en de RAIL 21 plannen z i j n deze l o k a t i e s a l s zodanig aangegeven (Koomen, 1991). Mitigerende maatregelen op deze l o k a t i e s z i j n nodig om s l a c h t o f f e r s te voorkomen en versnippering gaan. Naast dassentunnels z i j n grotere tegen te wildtunnels nodig. In d i t kader moet ook worden voorkomen dat de huidige, i n gebruik zijnde afwateringsduikers, b i j verbeteringswerkzaamheden verdwijnen. Compenserende maatregelen voor het v e r l i e s van de leefgebieden, dienen eveneens te worden g e r e a l i s e e r d .
6.12 U i t w i s s e l i n g met populaties i n Gelderland In Gelderland z i j n o.a. dassen aanwezig i n de omgeving van Epe, Woldberg, Elspeet, Nunspeet, Staverden en Leuvenum. Deze populaties z i j n b e l a n g r i j k voor een eventuele u i t w i s s e l i n g met of bevolking van O v e r i j s s e l . De verspreiding zou kunnen plaatsvinden langs d r i e p o t e n t i e l e routes ( z i e ook figuur 5): I) v i a het gebied rond Windesheim of II) v i a de landgoederen b i j Diepenveen of I I I ) i n noordelijke r i c h t i n g naar de omgeving van Zalk I)
Vanuit Windesheim i s migratie mogelijk r i c h t i n g de landgoederen b i j Heino en vervolgens v i a 't Reelaer, b i j Raalte, naar het Vechtdal. Noord-oostwaarts kunnen de dassen vanaf Windesheim r i c h t i n g het Rechterensche Veld trekken. II) De verspreiding vanaf de Veluwe naar de landgoederen i n de omgeving van Diepenveen kan doorlopen naar de Sallandse heuvelrug of v i a verschillende Sallandse landgoederen naar 't Reelaer en het Vechtdal. I I I ) V i a de omgeving Wezep i s een herbevolking mogelijk van het Zalkerbos langs de I J s s e l . De geplande ombouw/nieuwbouw van de RW 835 t o t een g e d e e l t e l i j k e auto- en/of autosnelweg ( M i n i s t e r i e van Verkeer en Waterstaat, 1990) doorbreekt enkele l i j n e n van deze verbindingsroutes. Problemen d i e h i e r u i t voortkomen voor de aanwezige fauna kunnen worden voorkomen door u i t v o e r i n g van de v o o r s t e l l e n d i e worden gedaan i n de milieu-effekt-rapportage RW 35 ( i n voorbereiding). Er z i j n voorzieningen voor k l e i n e en grote zoogdieren opgenomen voor het gehele t r a j e k t . Een afdoende d i c h t h e i d aan voorzieningen i s nodig op de te verwachten verspreidingsroutes nabij Windesheim, Heino en N i j v e r d a l .
67
7 HERINTRODUKTIE VAN DASSEN 7.1 Herintroduktie algemeen De ' n o t i t i e inzake het dassenbeheersbeleid' ( M i n i s t e r i e van Landbouw en V i s s e r i j , 1984), beoogt behoud en herstel van de dassenpopulaties i n Nederland. Herintroduktie i s daarbij een van de aanbevelingen. In O v e r i j s s e l z i j n a l s p r i o r i t a i r gebied genoemd: het Dinkeldal (Losser-Oldenzaal-Denekamp) en het O v e r i j s s e l s e Vecht- en Reggegebied. De n o t i t i e heeft voor k r i t e r i a opgesteld:
herintroduktie
de
volgende
* h e r i n t r o d u k t i e mag n i e t ten koste gaan van bestaande populaties. * een zorgvuldige voorbereiding middels een door het M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j goedgekeurd draaiboek i s v e r e i s t . * het gebied moet i n het oorspronkelijk verspreidingsgebied l i g g e n . * het gebied moet aan de biotoopeisen voldoen. * u i t w i s s e l i n g met andere dassen moet mogelijk z i j n . Tevens z i j n er randvoorwaarden d i e bepalend z i j n voor het slagen van de h e r i n t r o d u k t i e . * De acceptatie door de bevolking, met name de grondeigenaren, -gebruikers en jachthouders moet aanwezig z i j n . Herintroduktie i s dan ook a l l e e n mogelijk middels een aanvraag vanuit het betreffende gebied. * De u i t z e t l o k a t i e dient van een r a s t e r voorzien te z i j n . V r o e g t i j d i g uitzwerven en v e r s t o r i n g van de l o k a t i e worden hiermee voorkomen. * P o t e n t i e l e b a r r i e r e s tussen met name de woon- en fourageergebieden moeten zoveel mogelijk worden opgeheven. * Verbetering van het biotoop door het aanleggen van wildweiden, wildakkers, heggen, poelen e.d., vergroten de kans op een succesvolle h e r i n t r o d u k t i e . * Introduktie van meerdere dieren, van beide geslachten, beperkt het uitzwermen. Dassen u i t andere populaties in Nederland of het buitenland bevorderen de genetische u i t w i s s e l i n g .
68
7.2 Herintroduktie i n O v e r i j s s e l Natuurlijke verspreiding verloopt i n het algemeen langzaam, zo ook i n O v e r i j s s e l . De barriere-werking van het Twentehoofdkanaal en de z i j t a k naar Almelo maakt introduktie i n zowel het Reggedal a l s i n oost-Twente gewenst. De a a n s l u i t i n g van deze gebieden op voor dassen bereikbare leefgebieden betekent een v e r s t e r k i n g van de (deel)populaties en leefgebieden. Gebieden die voor h e r i n t r o d u k t i e i n aanmerking komen z i j n o.a. het Reggedal, het Dinkeldal en het Buursedal: 1) Het Reggedal heeft een b e l a n g r i j k e funktie a l s migratiegebied tussen het Vechtdal, Salland en Twente. Vroeger kwamen dassen i n het Reggedal voor. Herintroduktie z a l op korte termijn i n het Reggedal plaastsvinden. Hiermee wordt u i t v o e r i n g gegeven aan de aanbevelingen u i t de 'notitie inzake het dassenbeheersbeleid' van het M i n i s t e r i e van Landbouw en V i s s e r i j (1984). 2) Het Dinkeldal s l u i t aan op populaties i n het Duitse Niedersachsen en kan een b e l a n g r i j k e schakel vormen tussen de Twentse landgoederen. Er z i j n r e l a t i e f weinig i n f r a s t r u k t u r e l e knelpunten i n het gebied aanwezig. De te verwachten problemen b i j de aanleg van de A l z i j n v r o e g t i j d i g onderkent en worden o.a. opgelost door de aanleg van een ekodukt b i j landgoed Boerskotten. Herintroduktie l i j k t daarmee z i n v o l en reeel i n het Dinkeldal. 3) Het Buursedal, van de grensoverschrijdende Buurserbeek, i s vanouds een b e l a n g r i j k l e e f - en migratiegebied voor dassen. D i t gebied kan een belangrijke schakel vormen tussen landgoederen.
69
8 AKTIEPLAN
De achteruitgang van de dassenstand i n O v e r i j s s e l i s t o t s t i l s t a n d gekoraen. Het Dassenberaad O v e r i j s s e l s t e l t z i c h een verdere groei van de dassenpopulatie ten doel. Het beschermingsplan 'Dassen i n O v e r i j s s e l ' en de vroegere v e r s p r e i d i n g i n O v e r i j s s e l (figuur 5) gelden daarvoor a l s l e i d r a a d voor het toekomstige b e l e i d . De uitgangspunten voor d i t b e l e i d z i j n : -
bewoonde b u r c h t l o k a t i e s a k t i e f beschermen bescherming van de huidige leefgebieden u i t w i s s e l i n g en verspreiding mogelijk maken p o t e n t i e l e leefgebieden voor dassen geschikt maken
Het Dassenberaad O v e r i j s s e l z a l z i c h i n z e t t e n voor de u i t v o e r i n g van de volgende aktiepunten: 1) De i n het beschermingsplan genoemde knelpunten nabij de bestaande b u r c h t l o k a t i e s worden i n de periode 1991-1994 opgelost. 2) Een j a a r l i j k s e i n v e n t a r i s a t i e van de belopen burchten geeft i n z i c h t i n de uitwerking van het gevoerde beleid. 3) N ieuwe burchtlokaties worden adequaat en snel veiliggesteld door het a f s l u i t e n van beheersovereenkomsten of aankoop. Knelpunten i n deze leefgebieden worden door NBLF geinventariseerd. 4) Het belang van de das en de bescherming van z i j n leefgebieden z a l b i j a l l e vormen van r u i m t e l i j k b e l e i d naar voren worden gebracht. 5) V o o r l i c h t i n g z a l worden gegeven aan de p r o v i n c i a l e en gemeentelijke overheden, waterschappen, boerenstandsorganisaties, wildbeheereenheden, grondeigenaren en p a r t i k u l i e r e natuurbeschermingsorganisaties. 6) Herintroduktie z a l op korte termijn i n het Reggedal plaatsvinden. Onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden voor h e r i n t r o d u k t i e van dassen i n het Dinkel- en Buursedal.
70
Het t o t u i t v o e r brengen van d i t a k t i e p l a n berust b i j meerdere o r g a n i s a t i e s . P a r t i k u l i e r e n kunnen daarbij eveneens een bijdrage leveren. I n onderstaand overzicht z i j n b i j de v e r s c h i l l e n d e aktiepunten de meest betrokken i n s t a n t i e s vermeld.
Aktiepunt
Aktie door
* Burchtbescherming
Natuurbeschermingsorganisaties, grondeigenaren, jachthouders. Weg- en waterbeheerders, partikulieren. Beheerders ( P r o v i n c i e , gemeenten, Rijkswaterstaat, Nederlandse Spoorwegen, waterschappen). R i j k , P r o v i n c i e , gemeenten, grondeigenaren. NBLF. Natuurbeschermingsorganisaties, partikulieren. NBLF. Aanvrager i n p r o v i n c i e , NBLF, Das & Boom. NBLF, P r o v i n c i e , Das & Boom, Jachtfonds, Wildbeheereenheden, Boerenstandsorg., Bosgroep.
* Melden s l a c h t o f f e r s ( b i j Das & Boom) * Voorzieningen aan verkeerswegen, vaarwegen en spoorwegen * Bescherming leefgebieden * I n v e n t a r i s a t i e burchten * Melden bewoonde burchten ( b i j NBLF) * A f s l u i t e n beheersovereenkomsten * Herintroduktie * Voorlichting
71
GERAADPLEEGDE LITERATUUR
A l b e r t s , W. & H.D. van Bohemen, 1990. Verslag tweede workshop versnippering. Den Haag. Berendsen, G., 1986. De das (Meles meles L.) a l s v e r k e e r s s l a c h t o f f e r . Studentenverslag RIN, Arnhem. Broekhuizen, S., C.A. van 't Hoff, F. Maaskamp & T. Pauwels, 1986. Het belang van heggen a l s g e l e i d i n g voor migrerende dassen Meles meles (L., 1758). Lutra, v o l 29, pp 54-65. Butter, M., 1990. Dassen, verzuring en regenwormen. R i j k s u n i v e r s i t e i t Groningen, Rapport 28. Dirkmaat, J . , 1988. De das i n Nederland. U i t g e v e r i j Stubeg bv, Hoogezand. F l u i t , N. van der, R. Cuperus & K.J. Canters, 1990. Mitigerende en compenserende maatregelen aan het hoofdwegennet voor het bevorderen van natuurwaarden. CML mededelingen 65, Leiden. Groenconsult & J . Oosterbaan, 1990. Landgoed Twickel, deel 1, Biotoopontwikkeling en faunabeheer. Groenconsult, Oosterbeek. Herwaarden, G.J. van, 1987. Natuurtechnische mogelijkheden voor l a n d i n r i c h t i n g s p r o j e k t e n , deel 3: De das. Mededelingen Landinrichtingsdienst no. 178, Utrecht. Hoeve, R., 1989. De das i n het O v e r i j s s e l s e Landschap. O v e r i j s s e l s Landschap, 1-1989, pp 6-9. Hoeve, R., 1989a. N o t i t i e h e r i n t r o d u k t i e das (Meles meles) i n O v e r i j s s e l . Consulentschap Natuur-, M i l i e u - en Faunabeheer (Consulentschap O v e r i j s s e l ) , Zwolle. Hoeve, R. & C.P.M. Zoon, 1988. De o t t e r (Lutra l u t r a L.) i n de Vecht. D i r e c t i e Natuur, M i l i e u en Faunabeheer (Consulentschap O v e r i j s s e l ) , Zwolle. Koenders, P., 1990. Grenzen open, dassen weg?. D o k t o r a a l s k r i p t i e Planologie, F a k u l t e i t der Beleidswetenschappen, KU Nijmegen, Nijmegen. Koomen, R., 1991. Knelpunten tussen het Natuurbeleidsplan en RAIL 21/RAIL 21 Cargo. Stageverslag Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein. Kruuk, H., 1988. The S o c i a l Badger. Oxford U n i v e r s i t y Press, Oxford. Kruuk, H. & T. Parish, 1982. Factors a f f e c t i n g population density, group s i z e and t e r r i t o r y s i z e of the European Badger (Meles meles). J . Zool. 196, 31-39. London. Lange, R. , A. van Winden, P. Twisk, J . de Laender 6k C. Speer, 1986. Zoogdieren van de Benelux, herkenning en onderzoek. Uitgave Jeugdbondsuitgeverij, s Graveland. Ma, W.-C. 6c S. Broekhuizen, 1989. Belasting van dassen Meles meles met zware metalen: invloed van de verontreinigde Maasuiterwaarden. Lutra v o l 32, pp 139-151. M i n i s t e r i e van Landbouw en V i s s e r i j , 1984. N o t i t i e inzake het dassenbeheersbeleid. s'Gravenhage. M i n i s t e r i e van Landbouw en V i s s e r i j , 1989. De o t t e r i n perspectief; een perspectief voor de o t t e r . H e r s t e l p l a n leefgebieden o t t e r , s'Gravenhage.
72
M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j , 1990. Natuurbeleidsplan, deel d: r e g e r i n g s b e s l i s s i n g . s'Gravenhage. M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j , i n prep. E v a l u a t i e n o t i t i e Dassenbeheersbeleid 1984-1989. s'Gravenhage. M i n i s t e r i e van Verkeer en Waterstaat, 1990. Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer, deel d: r e g e r i n g s b e s l i s s i n g . s'Gravenhage. Natuur en M i l i e u Federatie O v e r i j s s e l , 1990. Praktijkmap Natuurontwikkeling. Zwolle. Nederlandse Spoorwegen, 1988. R a i l 21, Sporen naar een nieuwe eeuw. Utrecht. Nederlandse Spoorwegen, 1990. R a i l 21 Cargo, Sporen naar een nieuwe eeuw. Utrecht. Oord, J . , 1990. D i e r v r i e n d e l i j k e kunstwerken en oevers langs Rijkswegen en -kanalen i n Drenthe. Rijkswaterstaat d i r e k t i e Drenthe, Assen. Oord, J . & J . Molenaar, 1991. Aanbevolen dassenvoorzieningen langs de rijksweg 28 ten noorden van Staphorst. Intern rapport Rijkswaterstaat O v e r i j s s e l en NMF O v e r i j s s e l , Wateren. Pauwels, T. & S. Broekhuizen, 1990. Tatoeages van jonge dassen i n Drenthe en O v e r i j s s e l i n 1990 en een overzicht van de bewoning van de burchten. Intern rapport RIN, Arnhem. R u i t e r , E. de, 1991. De das van Reest naar Vecht, een studie over de te ontwikkelen verbindingszone voor marterachtigen ( i n het bijzonder voor de das) tussen Reest en Vecht. Afstudeeropdracht MO-biologie, Ommen. Werkgroep Natuurtechniek R u i l v e r k a v e l i n g Den Ham-Lemele e.o., 1991. Verbindingszone Ecologische Hoofdstructuur R u i l v e r k a v e l i n g Den Ham-Lemele en omgeving. Zwolle. Wiertz, J . & H. Vink, 1983. Inventarisatierapport over de das i n Nederland 1960-1980. Deel 1: methode en r e s u l t a t e n , Deel 2: basisgegevens. Intern rapport R i j k s i n s t i t u u t voor Natuurbeheer, Leersum. Wijngaarden, A. van, & J . van de Peppel, 1960. Rapport over de verspreiding van de das i n Nederland. Intern rapport RIVON, Z e i s t .
73
BIJLAGE 1: ZUSAMMENFAS SUNG Der Dachs i s t hierzulande i n den l e t z t e n Jahren starken Bedrohungen ausgesetzt gewesen. Anfang dieses Jahrhunderts kam er i n grofien T e i l e n der Niederlande noch allgemein vor. Im Jahre 1960 war d i e Population schatzungsweise auf 2200 Tiere zuruckgegangen, und 1980 zahlte man nur noch 1400 Exemplare. In O v e r i j s s e l ging es dem Dachs n i c h t v i e l besser a l s i n den anderen Provinzen. Frtiher gab es h i e r ganz ordentliche Bestande, u.a. auf dem Sallandse Heuvelrug, In Twente und im R e e s t t a l . 1980 war der Dachs i n O v e r i j s s e l nahezu ausgestorben. Nur im R e e s t t a l gab es noch einige aufgesuchte Baue. BEDROHUNGEN Der Bestandsruckgang wurde b i s i n die sechziger Jahre hauptsachlich durch Wilderei und Zerstorung von Dachsbauen verursacht, l e t z t e r e s wegen vermeintlicher Schaden an Eigentumern. Heute sind das gro&te Problem eher andere Bedrohungen. Sie hangen damit zusammen, da& fur das Uberleben der A r t n i c h t nur Ma&nahmen zum Schutze der Individuen vonnoten sind: Auch die Standorte der Baue, die Nahrungssuchgebiete und die Verbindungen dazwischen sind von wesentlicher Bedeutung. Eine d i r e k t e Bedrohung sind heute der Strafienverkehr und sehr sicher auch i n O v e r i j s s e l die WasserstraEen. Straiten und Kanale b i l d e n auch eine i n d i r e k t e Bedrohung, w e i l s i e d i e Lebensraume z e r s p l i t t e r n . Hinzu kommt, da& vorhandene und p o t e n t i e l l e Habitate verlorengehen und die Q u a l i t a t der Umwelt verschlechtert. Auch das s i n d f u r den Dachs starke i n d i r e k t e Bedrohungen, j e t z t und i n Zukunft. Die schlechten Perspektiven f u r den Dachsbestand bedeuten n i c h t nur den moglichen V e r l u s t des gro&ten V e r t r e t e r s der Marder i n den Niederlanden. Der Ruckgang des Dachses i s t auch e i n Anzeichen dafur, daS, es mit seinem Lebensraum bergab geht, also e i n Indiz f u r eine Beeintrachtigung der kleinraumigen V i e l f a l t der Kulturlandschaft mit v i e l e n Arten anderen Saugetieren, Vogeln, Amphibien, Insekten und Pflanzen. DACHSSCHUTZRAT Deswegen s t a r t e t e das Ministerium f u r Landwirtschaft und Fischerei 1982 Beratungen zum Schutze des Dachsbestandes. Die daraus resultierenden Empfehlungen sind i n einem Dachsschutzkonzept v e r a r b e i t e t und 1985 von der Zweiten Kammer e i n h e l l i g u n t e r s t u t z t worden.
74
Es sind j e w e i l s i n Perioden von fiinf erreichende Z i e l e f o r m u l i e r t worden:
Jahren
zu
1984 - 1989: Stoppen des Bestandsruckgangs und erste S c h r i t t e zu einer Wiedereinbtirgerung. 1989 - 1994: Populationswachstum, Arealerweiterung und Verbindung von Teilpopulationen. 1994 - 1999: R e a l i s i e r u n g eines zusammenhangenden Gesamtareals mit optimalen Populationsdichten und maximalem Schutz. Der Rahmen f u r den kunftigen Dachsschutz i s t das Nationale MaEnahmenprogramm Naturschutz, i n dem der Dachs a l s eine der Arten genannt wird, denen besondere Aufmerksamkeit gegeben wird. DACHSSCHUTZRAT OVERIJSSEL Bei der Dachspopulation i n O v e r i j s s e l i s t s e i t 1980 eine l e i c h t e Besserung zu beobachten. Das z e i g t , da& das hochgesteckte Z i e l f u r d i e zweite Phase, namlich Populationswachstum, Arealerweiterung und Verbindung von Teilpopulationen, f u r diese Region n i c h t zu hoch gesteckt war. 1987 wurde der Dachsschutzrat O v e r i j s s e l gegrundet, der untersucht, wie dieses Z i e l e r r e i c h t werden konnte. I n diesem Gremium s i t z e n V e r t r e t e r des Ministeriums f u r Landwirtschaft, Naturschutz und Fischerei (Beratungsstelle f u r Natur, Forsten, Landschaft und Fauna, Abteilung Overijssel, Vorsitz), des Waldbesitzervereins Salland/Twente, des Koniglichen Jagervereins (Abteilung O v e r i j s s e l ) , der Landbouwschap (Regionalrat O v e r i j s s e l ) , der Provinz O v e r i j s s e l , des staatlichen Wasserwirtschaftsamtes Rijkswaterstaat ( D i r e k t i o n O v e r i j s s e l ) , der S t a a t l i c h e n Forstverwaltung (Gelandeverwaltung), der Landschaftsschutzorganisation Stichting Overijssels Landschap, der Dachsaufzuchtstation (Vereniging Das en Boom) und des Vereins zur Naturdenkmalpflege i n den Niederlanden. Zu den Ergebnissen der Beratungen gehort der Ihnen hiermit vorliegende Dachsschutzplan. I n diesem Plan werden d i e Entwicklungen der Dachspopulationen i n O v e r i j s s e l s k i z z i e r t , sind die Probleme f u r die A r t und deren Lebensraum angegeben und werden Losungen vorgeschlagen, durch die bewirkt werden konnte, dafi die Dachspopulation i n O v e r i j s s e l erhalten b l e i b t und s i c h erholt.
75
Dieser Plan b a s i e r t auf folgenden Ausgangspunkten: 1. Geschutzt werden s o i l n i c h t nur die A r t , sondern auch deren Lebensraum. Artenschutz und Biotopschutz gehen Hand i n Hand! 2. In e r s t e r L i n i e l i e g t der Nachdruck auf dem Schutz der bestehenden Vorkommen und dem Schaffen von Moglichkeiten f u r deren VergroEerung. 3. Die Verbreitung der Population s o i l auch durch Wiedereinburgerung gefordert werden, und zwar i n die Gebiete, wo der Dachs friiher vorkam. A l l e r d i n g s mussen dann vorher die Ursachen f u r das Verschwinden der Dachse b e s e i t i g t werden. 4. Das Nichtvorkommen des Dachses darf an s i c h k e i n Grund s e i n , um keine Schutzma&nahmen zu t r e f f e n , wenn es s i c h um e i n p o t e n t i e l l e s Habitat handelt, zumal zunachst andere T i e r a r t e n davon p r o f i t i e r e n konnen. DIE DACHSSCHUTZPOLITIK Eine P o l i t i k zur Untersttitzung des Dachsschutzes g i b t es auf verschiedenen Verwaltungsebenen. Auf i n t e r n a t i o n a l e r Ebene sind da die Berner Konvention und die E G - H a b i t a t r i c h t l i n i e von Bedeutung. Die niederlandische P o l i t i k b i e t e t Perspektiven f u r den Schutz des Dachses in dem bereits erwahnten Dachsschutzkonzept, den nachfolgenden Erfolgsbewertungen und dem Nationalen Mafinahmenprogramm Naturschutz, i n dem die Natur- und Artenschutzpoltik f u r die Jahre 1990-1998 vorgezeichnet i s t . Die p r o v i n z i a l e P o l i t i k kann namentlich durch ihre Konkretisierung des Nationalen Mafinahmenprogramms Naturschutz und die Regionalplane den Schutz des Dachses fordern. Kommunen konnen durch Berucksichtigung der Interessen des Artenund Habitatschutzes i n ihren Flachennutzungs- und Landschaftsplanen direkt zur Erhaltung des Dachsbestandes beitragen. Auch private Organisationen konnen einen B e i t r a g l e i s t e n , indem s i e b e i der Planung die Interessen des Dachses berucksichtigen. Der Verein zur Naturdenkmalpflege i n den Niederlanden, die S t a a t l i c h e Forstverwaltung, Hegegemeinschaften, Gutsbesitzer und andere Privatpersonen konnen beim Schutz des Dachses i n O v e r i j s s e l d i r e k t mitarbeiten, und t e i l w e i s e machen s i e das auch schon. Bei der Ausarbeitung von Management-, Wildhege- und Forstverwaltungsplanen konnen konkrete MaEnahmen getroffen werden, die e i n e r s e i t s der Q u a l i t a t der Natur generell und andererseits s p e z i f i s c h dem Schutze des Dachses dienen.
MASSNAHMEN Dachsschutz i s t e r s t s i n n v o l l , wenn die e r g r i f f e n e n MaEnahmen n i c h t nur dem Schutz der Tiere s e l b s t , sondern auch dem Schutz von Bauen und Lebensraumen dienen. Schutzanlagen Verkehrsopfer und die Anwesenheit von Dachswechseln i n der Nahe von VerkehrsstraEen sind deutliche Anzeichen dafur, daE MaEnahmen e r f o r d e r l i c h sind. Verkehrsopfer lassen s i c h vermeiden durch den Bau von Schutzanlagen b e i StraEen und Gewassern. StraEenbegleitende G i t t e r und Bepflanzungen sorgen dafur, daE die Tiere nach Wildunterftihrungen und Wildstegen an Kanalen hingefiihrt werden. Standorte der Baue Die Sicherung von Bauen i s t am besten gewahrleistet, wenn das Gelande, wo s i e s i c h befinden, angekauft w i r d oder dafur e i n Bewirtschaftungs- oder Duldungsvertrag abgeschlossen wird. Die Sicherung der Baue kann raumordnerisch i n Regional- und Flachennutzungsplanen festgeschrieben werden. Wenn es keine andere M o g l i c h k e i t g i b t , kann die Erhaltung der Baue durch eine kommunale Polizeiordnung durchgesetzt werden. Bestehende Lebensraume Der Schutz der bestehenden Lebensraume s o l i auf deren Erhaltung, dachsfreundliche Bewirtschaftungsund PflegemaEnahmen und GegenmaEnahmen gegen Z e r s p l i t t e r u n g gerichtet sein. Extensive Grunlandwirtschaft v e r s c h a f f t dem Dachs die notige Abwechslung im Nahrungsangebot. Kleinteilige Landschaftselemente wie Feldhecken, Kleinwaldflachen und Tumpel vergroEern das Nahrungsangebot und sorgen auch f u r die Fuhrung und Deckung der Tiere im l a n d l i c h e n Raum. Verwirklichen l a E t s i c h das am besten durch AbschluE von Bewirtschaftungsvertragen oder Ankauf der betreffenden Flachen. Dazu braucht es eine raumordnerische Grundlage. Bestehendende und p o t e n t i e l l e Habitate werden durch die zunehmende Verstadterung und den Bau von StraEen und Kanalen z e r s p l i t t e r t . Dadurch w i r d der erwtinschte Austausch innerhalb von und zwischen Teilpopulationen unmoglich. Auch dieses Problem kann durch Schutzanlagen b e i StraEen und Kanalen entscharft werden, w e i l dadurch das Dachssterben beschrankt wird.
77
Neue Lebensraume Chancen f u r Arealerweiterung l i e g e n i n Gebieten langs Verbindungszonen. Friihzeitiges Erkennen, da& diese Zonen im landlichen Raum durch stadte-, stra&en- und wasserbauliche Ma&nahmen b e e i n t r a c h t i g t werden, i s t erforderlich, um die Ziele der Dachspolitik zu verwirklichen. Die Erweiterung des Areals kann durch Neubesiedlung fruherer Habitate r e a l i s i e r t werden, wobei i n O v e r i j s s e l Landsitze eine wichtige S t e l l e einnehmen konnen. Um d i e verhaltnisma&ig langsame Verbreitung i n Gebieten mit guten Perspektiven zu fordern, kann von dem M i t t e l der Wiedereinburgerung Gebrauch gemacht werden. Flankierende Mafinahmen bestehen i n der Beratung von Leuten, d i e i n i h r e r A r b e i t mit Dachsen und dem Schutz von Dachsen zu tun haben. Es konnte e i n Netz von Informanten geschaffen werden, die Beobachtungen machen und alljahrlich die Entwicklungen der Bestande evaluieren. So konnen Daten gesamraelt und kann z u g l e i c h eine gro&e Beteiligung der O f f e n t l i c h k e i t e r r e i c h t werden. INSTRUMENTARIUM Die gesetzliche Grundlage f u r den Dachsschutz i s t zur Z e i t das Jagdgesetz. K i i n f t i g wird das wahrscheinlich das Naturschutzgesetz sein. Daneben g i b t es auch noch andere Gesetze, d i e fiir den Schutz des Dachses von Bedeutung sind, zum B e i s p i e l das Raumordnungsgesetz. Fur die Ausfuhrung des Nationalen Ma&nahmenprogramms Naturschutz, i n dem der Dachs a l s eine der Arten genannt wird, denen Aufmerksamkeit gewidmet werden s o l i , hat das Ministerium f u r Landwirtschaft, Naturschutz und F i s c h e r e i Gelder zur Verfiigung g e s t e l l t . E i n T e i l davon steht der Provinz O v e r i j s s e l fiir die provinziale Konkretisierung dieses Naturschutzprogramms zur Verfiigung. Aus diesem Topf konnen Privatpersonen Zuschiisse fiir ihren A n t e i l im Dachsschutz bekommen. Entsprechende Antrage konnen von privaten Naturschutzorganisationen, Nutzungsberechtigten von Grundflachen, Jagdausubungsberechtigten, Kommunen und B i i r g e r i n i t i a t i v e n g e s t e l l t werden. OVERIJSSEL Die Ma&nahmen zum Schutze des Dachses sind f u r d i e verschiedenen Regionen i n O v e r i j s s e l ausgearbeitet worden. Dabei sind P r i o r i t a t e n gesetzt worden, und zwar fiir das Gebiet der Reest (Gemeinden Staphorst und Avereest). Die Probleme i n diesem Gebiet mit der gro&ten Population i n O v e r i j s s e l sind im D e t a i l k a r t i e r t worden.
Auch d i e Moglichkeiten zum Austausch zwischen den verschiedenen ( p o t e n t i e l l l e n ) Lebensraumen i n O v e r i j s s e l sind angegeben worden. Perspektiven bietet auch der Austausch mit Dachspopulationen auEerhalb der Provinz O v e r i j s s e l . Ubrigens sind die Dachse an beiden Seiten der Reest, also i n Drenthe und O v e r i j s s e l , a l s eine Population zu betrachten. Wenn Austausch moglich gemacht w i r d und das Management i n dem Gebiet stimmt, kann s i c h h i e r eine starke Population entwickeln. Zur Wiedereinburgerung des Dachses i n friihere Lebensraume i n O v e r i j s s e l konnen auch die verhaltnisma&ig dachsreichen Gebiete i n Gelderland beitragen. In Twente i s t Wiederansiedlung von A l t h a b i t a t e n durch Zuwanderung aus Deutschland moglich. Hindernisse i n diesem Gebiet, d i e h i e r vom Twentekanal und von Verkehrsstrafien gebildet werden, werden behoben. Durch Beratungen mit deutschen S t e l l e n s o i l bewirkt werden, da& Gefahren f u r aus Deutschland zuwandernde Tiere aus dem Wege geschafft werden. AKTIONSPLAN Fiir die Ausfuhrung der vorgeschlagenen MaEnahmen i s t e i n Aktionsplan a u f g e s t e l l t worden. Der Dachsschutzrat g i b t d a r i n an, wie e i n weiteres Wachstum der Dachspopulation i n O v e r i j s s e l e r r e i c h t werden s o i l . A l s Richtschnur dienen dabei d i e fruhere Verbreitung und der Dachsschutzplan O v e r i j s s e l . Die Ausgangspunkte f u r d i e P o l i t i k sind: -
A k t i v e r Schutz von bewohnten Bauen und deren Umgebung. Schutz der heutigen Lebensraume. Ermoglichen von Austausch und Verbreitung. Dachsfreundliche MaEnahmen i n p o t e n t i e l l e n Habitaten.
Fur die Ausarbeitung dieser Ausgangspunkte s i n d folgende MaEnahmen vorgesehen: 1. Die im Dachsschutzplan aufgefuhrten Hindernisse i n der Nahe bestehender Bauanlagen werden i n der Periode 1991 - 1994 behoben. 2. Eine j a h r l i c h e Bestandsaufnahme von aufgesuchten Bauen, um den E r f o l g der P o l i t i k bewerten zu konnen. 3. Flachen mit neuen Bauen werden angemessen und s c h n e l l durch AbschluE von Bewirtschaftungsvertragen oder Ankauf gesichert. Die Hindernisse i n den betreffenden Gebieten werden von der D i r e k t i o n f u r Natur, Forsten, Landschaft und Fauna i n v e n t a r i s i e r t . 4. Die Bedeutung von Dachs- und Habitatschutz w i r d b e i a l i e n Formen der Raumpolitik vorgebracht werden.
79
5. Beratung wird e r t e i l t an Provinzen und Kommunen, Wasserverbande, Bauernverbande, Hegegemeinschaften, Grundeigentumer und private Naturschutzorganisationen. 6. In Kurze wird im Tal der Regge ein Wiedereinburgerungsprogramm durchgefuhrt. Untersucht werden die Moglichkeiten f u r Wiedereinbiirgerung von Dachsen im Tal der Dinkel und der Buurse. Fur d i e Ausfuhrung dieses Aktionsplans sind mehrere Organisationen zustandig. In einer Ubersicht sind b e i den verschiedenen MaEnahmen die am meisten b e t e i l i g t e n Organisationen erwahnt. (Vertaling: Drs. A.J. Jansma, Vertaalburo (Duits); D i r e k t i e V o o r l i c h t i n g en Externe Betrekkingen van het M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j te 's-Gravenhage).
BIJLAGE 2: SAMENSTELLING DASSENBERAAD OVERIJSSEL * M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j , Consulentschap Natuur, Bos, Landschap en Fauna. Dhr. drs. R. van der Wal ( v o o r z i t t e r ) en dhr. R. Hoeve (secretaris) Postbus 10051 8000 GB Zwolle Tel: 038-271999 * Bosgroep Salland/Twente. Mevr. drs. E. Cremers. Rozendaelseweg 3 8141 NC Heino Tel: 05729-1227 * K o n i n k l i j k e Nederlandse Jagersvereniging, a f d e l i n g Overij s s e l . Dhr. H. Slatman. Rondweg 37 7787 ES Holtheme Tel: 05246-2526 * Landbouwschap, Gewestelijke Raad voor O v e r i j s s e l . Dhr. i r . F. Groot Nibbelink. Eekwal 2 8011 LD Zwolle Tel: 038-212725 * Provincie O v e r i j s s e l . Dhr. G. Gerritsen. Postbus 10078 8000 GB Zwolle Tel: 038-252525 * Rijkswaterstaat, d i r e c t i e O v e r i j s s e l . Dhr. i n g . B. Stegehuis. Postbus 10006 8000 GA Zwolle Tel: 038-273201 * Staatsbosbeheer, Terreinbeheer. Dhr. J . Kleuver. Ninaberlaan 83 7447 AC Hellendoorn Tel: 05486-59100 * S t i c h t i n g Het O v e r i j s s e l s Landschap. Dhr. drs. F. Naber. Poppenallee 39 7722 KW Dalfsen Tel: 05290-1731
81
Vereniging Das en Boom. Dhr. J . Dirkmaat en dhr. drs. T. Cooijmans Rijksstraatweg 174 6573 DG Beek-Ubbergen T e l : 08895-42294 Vereniging t o t Behoud van Natuurmonumenten Dhr. drs. 0. de B r u i j n . Morshoekweg 39 7552 PE Hengelo (Ov) Tel: 074-432452
BIJLAGE 3: KNELPUNTEN-OVERZICHT REESTDAL
Knelpunt
dassentunnels ( i n c l . rasters)
prioriteit
Gemeente Staphorst Heerenweg (nabij Schotsweg) Schotsweg (nabij Schotsdwarsweg) Burg, van Wijgaardenstraat Gorterlaan (nabij M i l l , t e r r e i n ) Mr. JB. Kanlaan (boerderij Foklust) Keppelweg (BW Staphorst) Evenboersweg: snelheidsbeperking Hoogeveense Vaart: oeveraanpassingen Dedemsvaart: oeveraanpassingen Meppelerdiep: oeveraanpassingen S p o o r l i j n Zwolle-Steenwijk: tunnels
1 2 3 1 1 1
* * * * * * * *
Gemeente Avereest Meppelerweg (Den Huizen) (Westerhuizingerweg) Prov. weg 11 (Katingerveld) (Haardennen) Westerhuizingerweg (Kievitshaar) Zwolseweg (Balkbrug) Meppelerweg (Lutten-Oever) Reest (Groot-Oever): gordingen en r a s t e r s
3 1 1 1 1 1 1
* * * * * * *
83
BIJLAGE 4: KOSTENSCHEMA DASSENVOORZIENINGEN De kosten voor voorzieningen z i j n a f h a n k e l i j k van de aanwezige omstandigheden. De breedte van de weg, de lengte van het r a s t e r en het aantal voorzieningen bepalen de uiteindelijke kosten. Op welke wijze een tunnel wordt aangelegd hangt af van de s i t u a t i e . B i j nieuwe wegen z i j n de kosten nauwelijks hoger dan de p r i j s van de duiker. Het opbreken van de weg i s het goedkoopste a l t e r n a t i e f b i j bestaande wegen. Daarvoor moet de weg gedurende de werkzaamheden (1 dag) worden afgesloten. Is dat n i e t mogelijk dan z a l het r e l a t i e f dure persen (of trekken) noodzakelijk z i j n . Boren kan t o t een afstand van 12 meter plaatsvinden, indien de weg n i e t druk bereden wordt. De aanwezigheid van kabels en l e i d i n g e n langs wegen, voor gas, water, e l e k t r a en PTT, kunnen de kosten voor het aanleggen van een tunnel verhogen. indikatie voor de kosten i s per voorziening i n Een onderstaand overzicht opgenomen. Voorziening
Kosten (ex. BTW)
Dassentunnel (40 cm), weg opbreken, per meter , boren (max 12m), per meter , persen, per meter Dassenraster, per meter Werkpoorten Gording onder brug, 30 cm breed(tweezijdig), p.m. Dam met duiker (60 cm), per meter Fauna-uittreedplaats, per meter Steenoever, per meter Terp, op een oppervlak van 6 are, per stuk Beplanting, per hectare
84
f 250, f 180, f 500, f 20,f 1500,f 30,f 130, f 3000,f 1000,f 10000,f 85,-
BIJLAGE 5: KONCEPT-MODEL ALGEMENE POLITIEVERORDENING (Opgesteld door Vereniging Das en Boom, 1991) Koncept-modelverordening t o t instandhouding van binnen de grenzen der gemeenten voorkomende dassen (Meles meles L.) en dassenburchten. A.
Het i s verboden de binnen dassen te verontrusten.
de
gemeente
voorkomende
B l . Het i s verboden de binnen de gemeente voorkomende dassenburcht(en) en/of hol(en) te verstoren, te vergraven en/of oop e n i g e r l e i andere manieren te beschadigen. B2. Onder verstoren wordt ondermeer verstaan het aanbrengen van veranderingen i n de vegetatie t e r plaatse en/of i n de nabije omgeving van enige dassenburcht en/of hoi, behoudens u i t oogpunt van natuurbeheer. C.
Het i s verboden voorzieningen, die z i j n aangebracht om te komen t o t instandhouding en/of verbetering van het leefgebied van de das te verwijderen en/of te v e r n i e t i g e n en/of anderszins te beschadigen en/of i n het ongerede te brengen.
DI. Ten aanzien van het i n a r t i k e l B, l i d 2 gestelde verbod geldt dat: i n zoverre er sprake i s van houtopstanden en begroeiingen waaromtrent i n verband met het bepaalde b i j a r t i k e l 57 van de Jachtwet zou kunnen worden aangevoerd dat deze door onvoldoende toegankelijkheid een belemmering vormen voor het d o e l t r e f f e n d beteugelen van schade door konijnen, wordt bepaald dat de i n het eerste l i d van a r t i k e l 57 bedoelde maatregelen n i e t z u l l e n worden getroffen alvorens a l l e i n het tweede l i d van a r t i k e l 57 bedoelde maatregelen z i j n uitgevoerd. D2. De i n a r t i k e l e n A, B en C gestelde verboden gelden n i e t indien de i n die a r t i k e l e n genoemde handelingen worden v e r r i c h t u i t het oogpunt van natuurbeheer. E.
Burgemeester verlenen van verboden.
en de
Wethouders kunnen ontheffing i n a r t i k e l e n A, B en C gestelde
Alvorens een b e s l i s s i n g omtrent een ontheffing te nemen winnen Burgemeester en Wethouders advies i n bij de Directeur Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie (LNO) van het M i n i s t e r i e van Landbouw, Natuurbeheer en V i s s e r i j .
85
T o e l i c h t i n g nota: Met de a r t i k e l e n A en B wordt beoogd te komen t o t een s t e l s e l van beschermingsmaatregels, dat de bescherming van individuen van de soort, geboden i n de Jachtwet, aanvult. Naar de tegenwoordige i n z i c h t e n en ervaringen i s immers een bescherming van l o u t e r individuen n i e t afdoende. B i j voortgaande aantasting en vernietiging van hun leefgebieden i s er voor de individuen van de soort geen kans t o t overleven, ondanks hun beschermde s t a t u s . Een meer uitgebreide habitatbescherming i s binnen het kader van de gemeentelijke verordening n i e t mogelijk. Hiervoor z i j n maatregelen nodig i n de sfeer van de r u i m t e l i j k e ordening. Wel mogelijk i s om i n het kader van de gemeentelijke verordeningssfeer burcht of h o i een beschermde status te verlenen. Daarbij moet de onmiddellijke naaste omgeving tot b i j de burcht z e l f behorend worden gerekend. Immers de omgevingsfactoren z i j n bepalend geweest voor de v e s t i g i n g van de burcht op die bepaalde plek. Het systeem van de a r t i k e l e n A, B en E i s het bedingen van een algemeen verbod om hoe dan ook om welke reden dan ook h o i of burcht of de onmiddelijke naaste omgeving te verontrusten, behoudens ontheffingen. Deze o n t h e f f i n g wordt gekoppeld aan nadere v o o r s c h r i f t e n . De bedoeling hiervan i s om te verzekeren dat s l e c h t s dan ingrepen worden toegelaten, a l s de mogelijkheden t o t het t r e f f e n van vervangende maatregelen teneinde zo mogelijk het h a b i t a t te behouden, z i j n bekeken en i s bepaald wat op d i t t e r r e i n moet gebeuren. H i e r b i j wordt gedacht aan b i j v o o r b e e l d het maken van vervangende b u r c h t l o k a t i e s , het aanbrengen van heggen en andere landschapselementen b i j r u i l v e r k a v e l i n g e n , het aanbrengen van dassentunnels b i j wegenaanleg, etc. Tijdrovend hoeft de ontheffingsprocedure n i e t te z i j n . Doordat de beslissingsbevoegdheid op decentraal niveau l i g t , i s f l e x i b i l i t e i t i n de besluitvorming mogelijk en kan op basis van het advies van de Dienst Faunabeheer snel worden b e s l i s t . De Dienst Faunabeheer beschikt over de deskundigheid om met verstandige ontheffingsvoorschriften te komen. De voordelen van d i t systeem z i j n dat te a l i e n t i j d e b i j voorgenomen aantasting van de d i r e k t e woon- en rustplaatsen van dassen naar vervangende oplossingen wordt gezocht, t e r w i j l een en ander procedureel geen aanleiding hoeft te geven t o t grote vertragingen. De kosten verbonden aan de u i t v o e r i n g van de door middel van de gegeven v o o r s c h r i f t e n opgelegde vervangende maatregelen, moeten gerekend worden tot de uitvoeringskosten van die voorgenomen werken (b.v. wegenaanleg, r u i l v e r k a v e l i n g , e t c . ) . Voorzover hierin n i e t langs deze weg kan worden voorzien, zou het Jachtfonds donaties kunnen verlenen.
A r t i k e l e n A en B l . Anders dan i n a r t . 24 l i d 3 Natuurbeschermingswet, waaraan d i t a r t i k e l i s ontleend, i s h i e r de formulering 'zonder noodzaak' achterwege gelaten. Dat i s immers j u r i d i s c h gesproken een u i t e r s t vage omschrijving. Belangrijker reden i s echter dat i n het voorgestelde samenstel van bepalingen een d e r g e l i j k e formulering n i e t meer op z i j n plaats i s , aangezien nu het toetsingsmoment l i g t b i j de i n a r t . E genoemde ontheffingsprocedure, welke snel kan verlopen. In de tekst van d i t a r t i k e l l i d is uitdrukkelijk opgenomen een verbod t o t vergraven. Het e x p l i c i e t noemen van het verbod t o t vergraven dient ertoe om te stipeleren dat ook voor a l dan n i e t vermeende vossenjacht geen dassenburchten meer mogen worden verstoord. L i d B2. Welke factoren precies de das ertoe brengen om op een bepaalde plaats z i j n h o i of burcht te maken, i s nooit precies met zekerheid te zeggen. Wij kunnen deze keuze dan ook a l l e e n maar respecteren en hoogstens ertoe overgaan om i n het kader van beheer die elementen te versterken, waarvan wij met zekerheid weten dat z i j het d i e r ten goede komen. Elke andere ingreep kan s c h a d e l i j k z i j n . Daarom dient de vegetatie t e r plaatse en i n de onmiddelijke naaste omgeving verder met rust te worden gelaten. A r t i k e l C. Dit verbod spreekt voor z i c h z e l f . Hetgeen i s v e r r i c h t om een h a b i t a t te behouden of te versterken, mag u i t e r a a r d n i e t ongedaan worden gemaakt of anderzins weer worden aangetast, behoudens ontheffing. A r t i k e l D. Als dichte vegetatie i n de p r a k t i j k een belemmering b l i j k t te z i j n voor het d o e l t r e f f e n d beteugelen van konijnenschade, dan i s de eigenaar v e r p l i c h t i e t s aan deze belemmering te doen, aldus a r t . 57 l i d 1 Jachtwet. Voorkomen moet worden dat eigenaars en jachtopzieners met onzuivere motieven z i c h op d i t a r t i k e l beroepen om de vegetatie op en rond een dassenburcht te kunnen aanpakken en daarmee de burcht z e l f schade toe te brengen. A r t . 57 l i d 2 Jachtwet s l u i t deze mogelijkheid vrijwel u i t .
87
BIJLAGE 6: STREEKPLANNEN EN BESTEMMINGSPLANNEN OVERIJSSEL STREEKPLANNEN A l l e streekplannen kennen i n het l a n d e l i j k gebied eenzelfde zonering. Deze zonering loopt van I t o t en met IV, van a g r a r i s c h kultuurlandschap (agrarische ontwikkeling) t o t natuurgebied (natuur- en landschapsontwikkeling). Voor de das z i j n met name zone I I I en IV van belang. Over het algemeen z i j n woongebieden van de das gelegen i n zone I I I , IV of i n bos. Fourageergebieden van de das v a l l e n vaak onder zone I I of I I I ; k l e i n s c h a l i g a g r a r i s c h landschap met ruimte voor agrarische ontwikkeling en handhaven van natuur- en landschapswaarden, r e s p e k t i e v e l i j k met ruimte voor natuur- en landschapsontwikkeling en een agrarische ontwikkeling d i e n i e t i n s t r i j d i s met natuur- en landschapsdoelstellingen. Deze zonering i s overigens n i e t e x p l i c i e t op de das g e r i c h t , maar duidt op de t o t a l e waarde van een gebied. + Streekplan Usselvallei (15-10-1986) De das wordt n i e t e x p l i c i e t genoemd. Wel v a l l e n b e l a n g r i j k e gebieden voor de das onder een gunstige zonering. De Boswachterij Staphorst v a l t grotendeels i n zone I I I , evenals het Reestdal, het Vechtdal, Staphorsterveld, ' t Reelaer (Raalte-Heino) en de Sallandse Heuvelrug. D i t heuvelgebied i s tezamen met de Lemelerberg en de Luttenberg ook ten dele i n zone IV ingedeeld. Het streekplan w i j s t verder op varianten binnen de t r i t s van de autowegen A35, A36, A48. Uitwerking hiervan kan gevolgen hebben voor de das en andere diersoorten. + Streekplan Noordwest-Overijssel (25-2-1987) Het streekplangebied kent geen evidente dassenbewoning. De das wordt ook n i e t genoemd. De das i s h i e r echter wel i n het verleden gesignaleerd (Paasloo). Potentiele leefgebieden a l s De Woldberg, het houtwallenlandschap Paasloo-Kerkbuurt en het stuwwalgebied rond Vollenhove v a l l e n onder zone I I en I I I . Van belang i s i n d i t geval w e l l i c h t nog de zone Zwartsluis-Kalenberg, een natuurontwikkelingszone r i c h t i n g F r i e s l a n d , waaraan zones I I I en IV z i j n toebedeeld. + Streekplan Noordoost-Overijssel (20-12-1984) De nadruk i n d i t streekplan wordt gelegd op behoud van het Reestdal en het Vechtdal. De das wordt e x p l i c i e t genoemd a l s bijzonder fauna-element i n het Reestdal. Voor het Reestdal (voornamelijk zone I I I ) k i e s t men voor ontwikkeling van natuur en landschap. De agrarische ontwikkeling i s mogelijk binnen randvoorwaarden waarmee een aantasting van natuur- en landschapswaarden wordt voorkomen (Relatienotagebied). liggen voornamelijk i n zone I I I of IV. Dassenburchten Fourageergebieden en verbindingsgebieden l i g g e n voornamelijk 88
i n zone I I en I I I . Ook grote stukken van het Vechtdal z i j n ingedeeld i n zone I I I , met name de overgangsgebieden tussen de hoger gelegen bossen en de lager gelegen uiterwaarden. De h i e r aanwezige burcht l i g t i n zone I I en wordt omgeven door zone I I I . Binnen zone IV v a l l e n enkele Vechtmeanders en de Haardennen, een dassenleefgebied. + Streekplan Twente (12-12-1990) De h o o f d l i j n e n van het b e l e i d i n het l a n d e l i j k gebied z i j n : * * * *
een duurzame landbouw. nieuwe bossen r e a l i s e r e n . h e r s t e l , behoud en ontwikkeling van natuur en landschap. h e r s t e l , behoud en verbetering van de k w a l i t e i t van bodem en water. * tegengaan van ontwikkelingen van funkties d i e n i e t s p e c i f i e k aan het l a n d e l i j k gebied z i j n gebonden. De ekologische hoofdstruktuur u i t het NBP vormt een wezenlijk onderdeel van de r u i m t e l i j k e hoofdstruktuur. Aktiepunten z i j n hierop g e r i c h t , zoals een optimale inzet van instrumenten op het gebied van natuur en landschapsbouw. P r i o r i t e i t k r i j g e n de beeksystemen (brongebied/bovenloop) i n Twente. Het m i l i e u (bodem en water) k r i j g t meer aandacht i n de zonering van het gebied. De nadruk l i g t op het k l e i n s c h a l i g landschap, de landgoederen, de bossen, beekdalen en het r e l i e f (zone I I I / I V ) . Een groot deel van Twente v a l t onder l a n d e l i j k gebied zone I I en I I I . De zonering van de bossen i s gesplitst in m u l t i f u n k t i o n e e l bos en bos met accent op natuur. Zo bestaan de Holterberg, de bosontwikkeling tussen Almelo en Borne, Delden en het Buurserzand u i t zone I I I en V. A l l e gebieden d i e z i j n aangemerkt a l s kerngebieden z i j n geschikt a l s leefgebied voor dassen. Belangrijke schakels i n de ekologische verbindingen vormen een aantal landgoederen b i j Diepenheim, Elzenerveld en een gebied z u i d e l i j k van Enschede. In de t o e l i c h t i n g wordt de das genoemd a l s fauna-element dat in Twente sterk i s a c h t e r u i t gegaan, mogelijk z e l f s verdwenen. Men w i j t d i t aan de afname van het k l e i n s c h a l i g landschap i n Twente. Het plan l e g t de nadruk op de rust en s t i l t e i n het o o s t e l i j k deel van Twente (Lankheet-Hoge Boekel-Denekamp) voor a l l e marterachtigen! BESTEMMINGSPLANNEN In bestemmingsplannen worden concrete bestemmingen aan gebieden gegeven. Dassenleefgebieden l i g g e n voornamelijk i n bestemmingsplannen buitengebied. Door zware bestenu-ingen te geven (natuurgebied of a g r a r i s c h gebied met n a t u u r l i j k e of landschappelijke waarde) i s het mogelijk voedselgebieden en b u r c h t l o k a t i e s planologisch v e i l i g te s t e l l e n .
89
De hieronder genoemde bestemmingsplannen buitengebied z i j n v e e l a l verouderd. De p r o v i n c i e i s b e z i g met een a k t u a l i s e r i n g van de bestemmingsplannen l a n d e l i j k gebied. Vroeger speelde de aanwezigheid van f l o r a en fauna nauwelijks een r o l . Aan de nieuwe plannen z i j n uitgebreidere i n v e n t a r i s a t i e s (vaak op soortsniveau) voorafgegaan. De nieuwe plannen houden meer rekening met de h a b i t a t - e i s e n van v e r s c h i l l e n d e soorten. Minder wenselijke a k t i v i t e i t e n of werken die i n s t r i j d z i j n met de bestemming kunnen worden verboden of aan een aanlegvergunningsstelsel worden gebonden. Het dassenbelang kan b i j afwegingen hieromtrent een r o l spelen. U i t j u r i s p r u d e n t i e b l i j k t dat het belang van de das en andere soorten steeds vaker onderkend wordt. In het Kroonberoep Grave prevaleerde het dassenbelang ten koste van een ontgronding. In het Kroonberoep Brederwiede kwam het belang van de aanwezige vleermuizen i n het gebied naar voren. Hierna v o l g t een opsomming van de bestemmingsplannen i n de relevante dassengebieden. Naast een k o r t , inhoudelijk overzicht i s de l e e f t i j d van de plannen aangegeven. + Bestemmingsplan Staphorst (oud plan) Het plan v o o r z i e t i n uitgebreide beplantingsstroken rond werken a l s r e k r e a t i e t e r r e i n e n . Het Reestdal en het z i j d a l b i j IJhorst z i j n voornamelijk agrarisch gebied van grote landschappelijke waarde. K i e v i t s h a a r i s een natuurmonument. A l l e b u r c h t l o k a t i e s v a l l e n onder a g r a r i s c h gebied van grote landschappelijke waarde en/of natuurgebied/ natuurmonument, op een burcht na. Die v a l t onder een a g r a r i s c h bouwblok, maar i s v e i l i g g e s t e l d door een beheersovereenkomst met de desbetreffende landbouwer. + Bestemmingsplan Hellendoorn (oud plan) De Sprengenberg en omstreken worden met name aangeduid a l s natuurgebied en natuurmonument. + Bestemmingsplan Avereest (nieuw) Nadruk i n d i t recente plan wordt gelegd op het Reestdal. Het heeft de bestemming natuurgebied en a g r a r i s c h gebied met landschappelijke en/of n a t u u r l i j k e waarde. Het i s i n gebieden met deze bestemmingen ondermeer verboden om graslanden te scheuren. Als natuurgebied worden tevens aangeduid: Haardennen, Den Kaat, Katingerveld en de Solkohoeve, a l i e n gebieden van belang voor de das. + Bestemmingsplan Ommen (voorontwerp) Een groot deel van het buitengebied van Ommen i s aangeduid als a g r a r i s c h gebied met (hoge) landschappelijke en/of n a t u u r l i j k e waarden. Het plan i s gericht op het verbeteren
van externe produktie-omstandigheden, waarbij men a l dan n i e t i n hoge mate rekening houdt met natuur- en landschapwaarden (aanlegvergunningen). D i t l a a t s t e geldt v o o r a l i n het Vechten Reggedal en rond Eerde/Eerder Achterbroek. Het gebied rond Stegeren heeft de bestemming agrarisch gebied met landschappelijke waarde, waarbij het landschap besloten moet b l i j v e n (herplantplicht). + Bestemmingsplan Losser (nieuw) In d i t recente bestemmingsplan wordt de nadruk gelegd op het gevarieerde kampenlandschap en de b o s r i j k e landgoederen. I n de gemeente komen minstens d e r t i g zoogdiersoorten voor, waaronder de boom- en de steenmarter. De das wordt n i e t genoemd. Dassen- gebieden i n de gemeente kennen de bestemming natuurgebied (Lutterzand) en agrarisch gebied met natuurwetenschappelijke waarde.
91