UNIVERZITA PALACKÉHO V OLOMOUCI FILOZOFICKÁ FAKULTA Katedra nederlandistiky
BAKALÁŘSKÁ PRÁCE NIZOZEMSKÁ FILOLOGIE
Problemen van Chinezen en Taiwanezen met het leren van Nederlands
Problémy čínských rodilých mluvčích se studiem nizozemštiny Problems of Chinese Native Speakers in Learning Dutch
Vedoucí práce: Wilken Engelbrecht
Olomouc 2010
Zuzana Přecechtělová
Prohlášení Prohlašuji, že jsem svou bakalářskou práci vypracovala samostatně a že jsem uvedla veškerou použitou literaturu a ostatní zdroje.
Verklaring
Hierbij verklaar ik dat ik mijn scriptie zonder hulp van derden heb geschreven en dat ik alle gebruikte literatuur en andere bronnen heb vermeld.
Olomouc, 5 augustus 2010
---------------------------------------Zuzana Přecechtělová
Poděkování
Děkuji vedoucímu bakalářské práce doc. dr. Wilkenu Engelbrechtovi za vedení práce, panu Han-sen Hsieh za pomoc s překladem a všem respondentům.
Dankbetuiging
Ik dank mijn begeleider doc. dr. Wilken Engelbrecht voor zijn adviezen en opmerkingen bij de verwerking van dit bachelorwerkstuk, en meneer Han-sen Hsieh voor hulp met de vertaling en alle respondenten.
Olomouc, 5 augustus 2010
---------------------------------------Zuzana Přecechtělová
Inhoud
Inleiding .....................................................................................................................................1 1. Beknopte beschrijving van het Chinees ..............................................................................3 1.1 Fonetiek.............................................................................................................................3 1.1.1 Medeklinkers ..............................................................................................................3 1.1.2 Klinkers ......................................................................................................................4 1.1.3 Lettergrepen................................................................................................................4 1.1.4 Tonen en de melodie van de uitspraak .......................................................................4 1.1.5 Transliteratie en transcriptie.......................................................................................6 1.2 Morfologie.........................................................................................................................8 1.2.1 Grammaticale functionele karakteristieken in het Chinees........................................9 1.2.1.1 Zelfstandig naamwoord ............................................. .........................................9 1.2.1.2 Adjectief..................................................................... .......................................10 1.2.1.3 Waarnemend woord ................................................... .......................................11 1.2.1.4 Maatwoord ................................................................. .......................................11 1.2.1.5 Telwoord .................................................................... .......................................13 1.2.1.6 Werkwoord ................................................................ .......................................13 1.2.1.7 Modaal werkwoord .................................................... .......................................14 1.2.1.8 Aanvulling ................................................................. .......................................15 1.2.1.9 Prepositioneel werkwoord ......................................... .......................................15 1.2.1.10 Bijwoord .................................................................. .......................................15 1.2.1.11 Voegwoord............................................................... .......................................15 1.2.1.12 Grammaticaal aanwijzer, partikel ............................ .......................................16
1.2.1.13 Tussenwerpsels en klanknabotsende woorden......... .......................................17 1.2.1.14 Voorvoegsel ............................................................. .......................................17 1.2.1.15 Achtervoegsel .......................................................... .......................................17 2. Algemene problemen van Chinezen en Taiwanezen met het leren van Nederlands...............................................................................................................................18 2.1 Problemen samenhangende met de fonetiek. ..................................................................18 2.2 Problemen samenhangende met morfologie en syntaxis ................................................19 2.2.1 Woorvolgorde...........................................................................................................20 2.2.2 Woordsoorten ...........................................................................................................21 2.2.3 Vervoeging van werkwoorden .................................................................................21 2.3 Problemen samenhangende met woordvorming en lexicologie......................................23 3. Het maken van de vragenlijsten ........................................................................................26 4. Analyse van de resultaten...................................................................................................34 Conclusie..................................................................................................................................43 Bibliografie ..............................................................................................................................45 Resumé.....................................................................................................................................46 Summary..................................................................................................................................47 Seznam příloh..........................................................................................................................49 Anotace ....................................................................................................................................50
Inleiding
Nederlands wordt overal ter wereld gestudeerd. In 2008 ontmoette ik voor de eerste keer een paar Chinezen die Nederlands leerden – drie mensen die een NT2 les in Antwerpen volgden en één meisje dat aan de Zomercursus Nederlandse Taal en Cultuur in Hasselt deelnam. Toen ik met deze mensen sprak en naar hun Nederlands luisterde, begreep ik wel hoe moeilijk Nederlands voor hen was. De problemen die ze met de uitspraak, conjugatie, woordvolgorde enz. hadden, leken logisch bij mij omdat ik Chinees studeer. Maar het was ook klaar voor mij dat de meeste mensen, vaak inclusief docenten, hun specifieke problemen meestal niet begrijpen. In mijn werk houd ik me dus bezig met deze specifieke problemen die Chinezen en Taiwanezen met leren Nederlands hebben. Het doel van mijn werk is de meest voorkomende problemen te beschrijven en deze problemen uit te leggen. Ik zou ook graag uitvinden of de beschreven problemen de praktijk echt weerspiegelen. Het eerste hoofdstuk gaat over het Chinees in het algemeen. De beschrijving is niet heel ingewikkeld, maar betreft vooral de regels die belangrijk zijn voor makkelijker begrip van de andere delen van mijn scriptie. Eerst zal ik de Chinese fonetiek beschrijven - tonen, melodie van de uitspraak, transcriptie en transliteratie. Het andere deel betreft de Chinese morfologie. Het morfologische deel zal vooral over de zogenaamde grammaticale functionele karakteristieken van het Chinees gaan. In het tweede hoofdstuk houd ik me bezig met de problemen van Chinezen en Taiwanezen met het Nederlands in het algemeen. Deze problemen kunnen in drie groepen verdeeld worden. Bij de eerste groep horen de problemen samenhangende met de fonetiek. De tweede groep bestaat uit problemen samenhangende met morfologie en syntaxis – bij deze groep hoort ook een grote subgroep die de vervoeging van werkwoorden betreft. De derde groep betreft problemen met de lexicologie. Om me persoonlijk te overtuigen welke problemen Chinezen en Taiwanezen met het leren van het Nederlands hebben, besloot ik een vragenlijst te maken. In het derde
1
hoofdstuk zal ik het maken van de vragenlijsten beschrijven. Samen met het beschrijving zal ik enkele hypotheses over verwachte resultaten formuleren. In de vierde hoofdstuk zal ik een analyse van de resultaten maken. De verkregen resultaten zal ik met de verwachte resultaten vergelijken. Daarvan zal ik meer informaties over de problemen die Chinezen en Taiwanezen met leren van het Nederlands echt hebben inwinnen. Alle Chinese zinnen zijn in het Standaardmandarijn geschreven en met uitzondering van één variant van de vragenlijst gebruik ik de vereenvoudigde Chinese karakters.Voor de transcriptie van Chinese woorden en zinnen gebruik ik Hanyu Pinyin. Wat de terminologie betreft, gebruik ik vooral uitdukkingen uit het werk van meneer Oldřich Švarný die ik in het Nederlands vertaald heb.
2
1. Beknopte beschrijving van het Chinees 1.1 Fonetiek Er zijn grote verschillen tussen de fonetiek van Nederlands en de fonetiek van Chinees. Om sommige problemen van toontaalsprekers beter te snappen is het daarom belangrijk de fonetische karasteristiek van het Chinees te beschrijven.
1.1.1 Medeklinkers Zelfs het voorkomen van medeklinkers in verschillende posities is in het Chinees heel beperkt. Er bestaan geen groepen van medeklinkers, in feit kunnen de medeklinkers in het Chinees alleen aan het begin van een lettergreep of op het eind van een lettergreep staan. Er zijn enkele uitzonderingen. Bij voorbeeld de nasaal [ŋ] kan als –ng overgeschreven worden. Ook kan men soms in een transcriptie woorden zoals “wánr” of “shìr” zien. In deze gevallen is er een verschil tussen de transcriptie, de tekens en de uitspraak. In het geschreven Chinees bestaan het woord “wánr” uit twee karakters: “⥽ ⥽( ”ܓwán + ܓer). Elk karakter wordt meestal als één lettergreep uitgesproken, maar in het geval van de woorden die met “ ܓer” eindigen worden de medeklinkers in het midden van het woord niet uitgesproken. Het woord “⥽ ”ܓklinkt dus [war] en er wordt geen groep van medeklinkers uitgesproken. Net zoals in het geval van lettegrepen “shi”, “chi” etc., waarin “sh” en “ch” als één medeklinker worden uitgesproken. Aspiratie bestaat in het Chinees wel, maar er is geen verschil tussen stemloze en stemhebbende medeklinkers. Een typisch voorbeeld zijn occlusieven [b] – [p] en [t] – [d]. Er bestaan paren [p] – [ph], zoals bij voorbeeld in de woorden [pa] (ᡞ bǎ) en [pha] (ᗩ pà) of [t] – [th], bijv.: [ta] ( dà) en [tha] (Ҫ tā), maar er is geen verschil tussen paren [b] – [p] en [t] – [d]. Hoewel sommige medeklinkers (meestal occlusieven die in het midden van een woord staan) stemhebbend kunnen lijken, is deze stemhebbendheid niet functioneel – dat betekent dat de medeklinkers de betekenis van het woord niet onderscheiden. 3
1.1.2 Klinkers De tegenstelling van lange en korte klanken is in het Chinees evenmin functioneel. In het Nederlands, net als in het Tsjechisch en andere Indo-Europese talen, kan de lengte van een klank de betekenis van een woord onderscheiden. Maar in het Chinees hebben alle klanken onder dezelfde prosodische voorwaarden dezelfde lengte. In de toespraak worden enkele lettergrepen langer, maar dit verschijnsel heeft verband met de prominentie van lettergrepen. In het algemeen spreekt men de meest prominente lettergrepen langer uit. De meest vooraanstaande lettergrepen in het Chinees zijn meestal de eerste en de laatste.
1.1.3 Lettergrepen Behalve de regels die ik al genoemd heb, zijn er nog andere beperkingen. Niet alleen bestaan er geen groepen van medeklinkers, maar ook mogen de medeklinkers alleen met bepaalde klinkers verbonden zijn. Dientengevolge bestaan er in het Chinees niet meer dan ongeveer vierhonderd verschillende lettergrepen.1 Dat leidt tot het feit dat tonen in het Chinees heel belangrijk zijn, omdat ze de onderscheidende functie hebben. De meeste woorden in het Chinees zijn meerlettergrepig, maar er is toch een hoog percentage van eenlettergrepige woorden. Dat heeft dus een invloed op de melodie van de uitspraak.
1.1.4 Tonen en de melodie van de uitspraak Het Chinees is een toontaal. De melodie van de uitspraak wordt gebruikt om eenlettergrepige woorden of de betekenis van eenlettergrepige morfemen in meerlettergrepige woorden te onderscheiden. De melodie (of de intonatie) van de uitspraak onderscheidt dus de betekenis van een zin of het gezegde niet. Dat is gewoon in de meeste Europese talen, bij voorbeeld gebruikt men stijgende intonatie in een vraag, afnemende intonatie in een bevestigende zin etc.
1
De tabel van alle mogelijke combinaties kan men op dit adres vinden: http://www.livefrombeijing.com/2009/01/
4
Er zijn vier tonen in het Chinees. Men kan de melodische loop van de tonen op het plaatje 1-1 zien. De eerste toon is hoog en lang. De tweede heeft een stijgende intonatie – de toon begint op normale toonhoogte en stijgt dan. De derde toon is laag en onbestendig – eerst daalt hij en stijgt dan tot de normale toonhoogte. De vierde toon is kort, scherp en heeft een markant dalende intonatie – begint hoog, ongeveer op het niveau van de eerste toon en eindigt laag (ongeveer op het niveau van het diepste punt van de derde toon).
1-12
1-23
Daarentegen is de intonatie in de bevestigende zinnen in het Chinees heel verschillend. Omdat de tweede toon een stijgende intonatie heeft, kunnen sommige bevestigende zinnen in het Chinees als een vraag klinken. Dit feit is goed zichtbaar on het plaatje 1-2. Er staat een grafische notatie van twee Chinese zinnen. Op het eerste diagram is de zin “Ҫ㽕ᴹ Tā yáo láiDŽ” – “Hij wil komen”. De zin is een gewone bevestigende zin, maar de intonatie stijgt, omdat het woord “ ᴹ lái ” – “komen” de tweede toon heeft. Op het tweede diagram is de zin “Ҫ㽕এ Tā yáo qùDŽ” – “Hij wil gaan”. In dit geval is de intonatie afnemend, omdat het woord “এ qù” – “gaan” de vierde toon heeft. De tonen worden met diakritische tekens aangegeven. De eerste toon krijgt de macron, bijv. “mā”. De tweede toon krijgt de accent aigu, bijv. “má”. De derde toon 2 3
http://nl.wikipedia.org/wiki/Bestand:Pinyin_toon_tabel.svg ŠVARNÝ, Oldřich, Úvod do studia hovorové čínštiny. Olomouc: Univerzita Palackého, 2001: 59
5
krijgt de caron (of “háček”), bijv. “mǎ”. De vierde toon krijgt de accent grave, bijv. “mà”. Soms gebruikt men ook cijfers om de tonen aan te geven (ma1, ma2, ma3, ma4). De lettergrepen die geen toon krijgen, krijgen ook geen diakritische tekens. Dus bijv. in het geval van het vraagende partikel “৫” zal de pinyin gewoon “ma” (of ma0) zijn. In modern Chinees hebben niet alle lettergrepen een toon. Sommige lettergrepen zijn in de loop van de tijd toonloos geworden of de toon wordt in enkele combinaties verzwakt (en in dit geval krijgt de lettergreep ook geen diakritisch teken). Maar de allerlaatste lettergreep in de bevestigende zinnen heeft altijd wel een toon. In het algemeen hangt de intonatie van een zin dus van de toon van het laatste woord af.
1.1.5 Transliteratie en transcriptie Chinees heeft geen alfabet. Tenminste geen alfabet in de zin van wat Europeanen kennen. Er bestaan enkele transcripties van het Chinees en in het heden zijn woordenboekingangen in de Chineze woordenboeken ook in alfabetische volgorde opgesteld, maar het Chinees heeft geen eigen alfabet. De behoefte om het Chinees in Latijnse letters weer te geven leidde tot de vorming van pinyin, een systeem van transliteratie. Pinyin dient voor het opschrijven van Chinese lettergrepen en wordt dus gebruikt voor optekening van de standaard uitspraak van de Chinese tekens. Vroeger werd pinyin alleen gebruikt in de Volksrepubliek China maar sinds 2009 wordt het ook in de Republiek China (Taiwan) gebruikt. Sommige landen gebruiken eigen transcripties. In de tabellen 4 hieronder kan men een vergelijking van pinyin zien met IPA, EFEO (École française d'ExtrêmeOrient; Franse transcriptie), WG (Wade-Giles; was het belangrijkste systeem voor transcriptie van het Chinees in de Westerse wereld), Zhuyin (ook bopomofo genoemd, wordt in Taiwan gebruikt) en de Tsjechische transcriptie.
Pinyin IPA EFEO WG Zhuyin b
p
p
p
ɿ
Tsjechische transcriptie
Uitspraak in pinyin
p
bo
4
Uitspraak in Nederlands poh
De tabels zijn een combinatie van de tabels uit: http://nl.wikipedia.org/wiki/Hanyu_pinyin en de tabels uit: ŠVARNÝ, Oldřich, Úvod do studia hovorové čínštiny. Olomouc 2001: 6 - 9
6
p
p
p'
p'
ʀ
pch
po
p'oh
m
m
m
m
ʁ
m
mo
moh
f
f
f
f
ʂ
f
fo
foh
d
t
t
t
ʃ
t
de
duh
t
t
t'
t'
ʄ
tch
te
t'uh
n
n
n
n
ʅ
n
ne
nuh
l
l
l
l
ʆ
l
le
luh
g
k
k
k
ʇ
k
ge
guh
k
k
k'
k'
ʈ
kch
ke
k'uh
h
h
h
h
ʉ
ch
he
gguh
j
t
k/ts
ch
ʊ
ť
ji
tjie
t k'/ts'
ch'
ʋ
čch
qi
tsjie
q x
s/h
hs
ʌ
s
xi
ssjie
zh
t
tch
ch
ʍ
č
zhi
dj
ch
t tch'
ch'
ʎ
čch
chi
tj
sh
sh
sh
ʏ
š
shi
sj
r
r
j
ʐ
ž
re
zj
ts (tz) ts' (tz') s (sz)
ʑ
c
zi
ʒ
cch
ci
ʓ
s
si
tz
z
ts
ts
c
ts
ts'
s
s
s
w
w
ou/w
w
ʢ
w
wu
woe
y
j
i/y
y
ϔ
y
yi
jie
Tsjechische transcriptie
Uitspraak in pinyin
ʔ
a
a
Uitspraak in Nederlands aa
ʖ
e
e
uh
ʗ
e/o
e
eh
i
ϔ
i
yi
ie
o
ʕ
o
o
oh
u
ʢ
u
u
oe
ü
ʣ
ü
ü
uu
ʠ
er/r
er
ur
Pinyin IPA EFEO WG Zhuyin a e
/ə
ê
er
ər
ö/é
eul
o/ê
êrh
7
ts ss
ai
ʘ
aj
ai
aai
ei
ʙ
ej
ei
eej
ao
ʚ
ao
ao
auw
ou
ʛ
ou
ou
oow
an
ʜ
an
an
an
ʝ
en
en
un
ʞ
ang
ang
ang
ʟ
eng
eng
ung
en
ən
en
ên
ang eng
ŋ
eng
êng
1.2 Morfologie Een van de grootste verschillen tussen het Chinees en de Indo-Europese talen is gewoon dat er in het Chinees bijna geen morfologie bestaat in de letterlijke zin van het woord. De woordsoorten zijn niet strict gedefinieerd en bij sommige woorden is het bijv. moeilijk om te bepalen of ze zelfstandige of bijvoeglijke naamwoorden zijn. Er bestaat geen morfologische congruentie, want er bestaat geen geslacht of persoonsvormen. Het verband tussen onderwerp en gezegde is dus lossere. Er bestaat ook geen vervoeging of verbuiging van woorden. Hoewel de woorden in het Chinees geen onderscheidende vormen hebben, bestaan er enkele lexicale eenheden die bepaalde functies en verbanden met andere woorden hebben. Deze eigenschappen worden “grammaticaal fuctioneel karakteristiek” (䇁⊩ࡳ㛑⡍ᕕ yǔfǎ gōngnéng tèzhēng) genoemd. Functies van de grammaticale fuctionele karakteristieken zijn soort gelijk als die van de woordsoorten in de Indo-Europese talen, ze woorden dus soortgelijk genoemd (functioneel karakteristiek van het zelfstandig naamwoord, functioneel karakteristiek van het bijvoeglijk naamwoord enz.). Als men spreekt over deze karakteristieken, betekent het alleen dat de bepaalde eenheid neemt een plaats van het zelfstandige naamwoord enz. in. Één eenheid kan echter meer verschillende plaatsen innemen, d.w.z. kan een verschillende functionele karakteristiek worden. Er zijn ook sommige eenheden die men als functionele karakteristieken kunnen niet beschrijven; die moet men individueel beschrijven.
8
1.2.1 Grammaticale functionele karakteristieken in het Chinees 1.2.1.1 Zelfstandig naamwoord (ৡ䆡 ৡ䆡 míngcí) De categorisering van zelfstandige naamwoorden in het Chinees is soortgelijk als in het Nederlands. Er bestaan enkele groepen van zelfstandige naamwoorden: voorwerpsnamen, verzamelnamen (collectiva), stofnamen, abstracte zelfstandige naamwoorden, zelfstandige naamwoorden van tijd en zelfstandige naamwoorden van plaats. De voorwerpsnamen zijn bijv. woorden als “⣿ māo” – “kat”, “䲼㸷 yǔyī” – “regenjas” enz. De verzamelnamen zijn woorden als “⠊↡ fùmǔ” – “vader en moeder, ouders”. De stofnamen zijn (zoals in het Nederlands) bijv.: “∈ shuǐ” – “water” en “䞥 jīn” – “goud”. Als een voorbeeld van een abstract zelfstandig naamwoord kan men bijv. “ॄ䈵 yìnxiàng” – “impressie” noemen. Natuurlijk bestaan er ook eigennamen. Er is een belangrijk verschil tussen de eigennamen in het Chinees en in het Nederlands (of in de Indo-Europese talen in het algemeen) – de familienaam komt in het Chinees altijd vóór de voornaam. Hoewel de zelfstandige naamwoorden van plaats (໘᠔ৡ䆡 chùsuǒ míngcí) en zelfstandige naamwoorden van tijd (ᯊ䯈䆡 shíjiāncí) op bijwoorden kunnen lijken, zijn de grammaticale eigenschappen van deze functionele karakteristieken verschillend. Dat ook betekent dat woorden zoals bijv. “䴶 wàimian” – “buiten” in het Chinees de functionele karakteristiek van een zelfstandig naamwoord hebben. De meeste zelfstandige naamwoorden in het Chinees hebben geen meervoud. Er bestaat alleen één groep zelfstandige naamwoorden die een meervoud hebben. Dat zijn de zelfstandige naamwoorden die een persoon aangeven (als “ ᄺ ⫳ xuéshēng” – “student” , “ᎹҎ gōngrén” – “arbeider”, “ৠᄺ tóngxué” – “klasgenoot” enz.) Meervoud wordt in het Chinees meestal uitgedrukt door een telwoord in combinatie met een maatwoord. De zelfstandige naamwoorden in het Chinees hebben geen lidwoorden. Maar dat is niet alleen voor het Chinees typisch – ook in sommige Indo-Europese talen bestaan er geen lidwoorden
9
Het is ook belangrijk om te weten dat er geen echte voorzetsels in het Chinees bestaan. De zelfstandige naamwoorden zijn verbonden met de zelfstandige naamwoorden van plaats en in dit geval spreekt men over zogenaamde “positie woorden” (ᮍԡ䆡 fāngwèicí). Ze staan altijd achter een zelfstandig naamwoord (in de letterlijke zin van het woord zijn ze dus “achterzetsels”). Bijv.: de uitdrukking “ḠᄤϞ zhuōzishang” of “ḠϞ zhuōshang” betekent “op de tafel”, waarin de karakters “Ḡᄤ zhuōzi” of “Ḡ zhuō” betekenen “tafel” en de karakter “Ϟ shàng” betekent “op”. Verbanden van richting worden met een prepositioneel werkwoord uitdrukken. (Zie 1.2.1.9)
1.2.1.2 Adjectief (ᔶᆍ䆡 ᔶᆍ䆡 xíngróngcí Adjectieven in het Chinees hebben predicatieve eigenschappen – dat betekent ze hebben geen koppelwerkwoord nodig. De adjectieven zijn in het algemeen verbonden met bijwoorden die de trap van een eigenschap uitdrukken. Bijv.: “ཌྷᕜⓖ҂DŽTā hěn piàoliang.” betekent “Zij is (erg) mooi.”, waarin de karakters “ⓖ҂ piàoliang ” “mooi” betekenen. Merk op dat er geen koppelwerkwoord tussen het onderwerp “ཌྷ tā” – “zij” en het adjectief staat, alleen het karakter “ᕜ hěn” – “erg”. Men gebruikt de grammaticale indicator “ⱘ de” om een adjectief van een zelfstandig naamwoord te maken. Bijv.: “䫊 yín” – “zilver” → “䫊ⱘ yínde” – “zilveren”. De indicator “ⱘ de” wordt gebruikt ook in gevallen wanneer het adjectief vóór een zelfstandig naamwoord staat. Dus in de uitdrukking “een mooi meisje” zal het woord “mooi” met het woord “meisje” (ཇ⫳ nǚshēng) met de aanwijzer “ⱘ de” verbonden zijn: “ⓖ҂ⱘཇ⫳ piàoliang de nǚshēng”. Er bestaan ook zogenaamde attributieven – niet predicatieve adjectieven. Dat zijn meestal eenlettergrepige woorden die op zelfstandige naamwoorden lijken, maar geen onderwerp of voorwerp kunnen worden.
10
1.2.1.3 Waarnemend woord (ҷ䆡 ҷ䆡 d¥icÇ ) Deze woorden nemen in sommige gevallen de plaats van zelfstandige naamwoorden in, maar niet altijd kunnen ze zelfstandig in een zin staan. De waarnemende woorden kunnen in twee subgroepen verdeeld worden: men spreekt in dit geval niet alleen over voornaamwoorden, maar ook over zogenaamde “deiktische” woorden.
Voornaamwoord Enkele soorten voornaamwoorden bestaan in het Chinees wel, enkele niet. Er bestaan persoonlijke voornaamwoorden (“៥ wǒ” – “ik”, “Ҫ tā” – “hij”, enz.), vragende voornaamwoorden (“ҔМ shénme” – “wat”, “䇕 shéi” – “wie”) en aanwijzende voornaamwoorden (“䖭 zhè” – “dit, deze”; “䙷 nà” – “dat, die”). De woorden “䖭 zhè” en “䙷 nà” hebben alleen als onderwerp de functie van een voornaamwoord. Sommige onbepaalde voornaamwoorden bestaan in het Chinees eveneens. Andere soorten voornaamwoorden bestaan in het Chinees niet. Er zijn bij voorbeeld geen bezittelijke, betrekkelijke, uitroepende, wederkerende en wederkerige voornaamwoorden. Men gebrukit de gramaticale aanwijzer “ⱘ de” om bezittelijke voornaamwoorden en betrekkelijke zinnen te vormen.
“Deiktisch” woord Het deiktisch woord wordt gebruikt om een zelfstandig naamwoord meer te specificeren. De woorden “䖭 zhè” en “䙷 nà” en voorvoegsel “ dì” (bijv. “Ѡ dì’èr” – “tweede”) kunnen deiktische woorden zijn. Ook de woorden “↣ měi” – “alle, ieder”, “Ͼ ge” – “alle, ieder” worden als deiktische woorden beschreven.
1.2.1.4 Maatwoord (䞣䆡 䞣䆡 li¥ngcÇ) Als maatwoorden worden meestal eenlettergrepige woorden aangeduid die alleen in verband met telwoorden of deiktische woorden voorkomen. Samen met deze woorden determineren ze zelfstandige naamwoorden kwantitatief. Als het mogelijk is 11
(men kent de context al), kunnen de maatwoorden een zelfstandig naamwoord ook verplaatsen. Bij voorbeeld: “Դ᳝ᴀ ᴀк˛nǐ yǒu jǐ běn shū?” (“Hoeveel boeken heb jij?”) waarin het woord “ᴀ ᴀ běn” de maatwoord voor een deel/volume is. Het antwoord op deze vraag kan: “៥᳝ϝᴀ ᴀDŽwǒ yǒu sān běn.” (“Ik heb er drie.”) zijn. Het woord “к shū” (boek, boeken) kan dus weggelaten worden. Er bestaan: a. Meeteenheden De meeteenheden bestempelen groepen van eenheden of of hoeveelheid. Dat zijn bijv. woorden als “݀ߚ gōngfēn” – “centimeter” en “⪺ wǎ” – “watt”, maar ook woorden als “⫊ píng” – “fles” of “㕸 qún” – “groep, kudde”. b. Numeratieven 5 Dit zijn woorden die een telwoord met een zelfstandig naamwoord verbinden. Een specifieke eigenschap van numeratieven is dat men kan zich voorstellen hoe het zelfstandig naamwoord dat achter de numeratief staan “eruit ziet”. Bij voorbeeld er bestaat een numeratief “া zhī” – “dier”, een numeratief voor lange dingen en dieren “ᴵ tiáo” (bijv. “ϔᴵ㲛 yī tiáo shé” – “één slang”) enz. Hoewel meest zelfstandige naamwoorden met een vaste numeratief verbonden zijn, kunnen sommige naamwoorden verband met meer dan één numeratief hebben. In dit geval onderscheidt de numeratief de karakteristiek van het zelfstandig naamwoord. (bijv. “ϔা⢫ yì zhī gǒu” betekent “een hond”, terwijl de uitdrukking “ ϔ ᴵ ⢫ yì tiáo gǒu” zou waarschijnlijk een “dashond/teckel” zijn.). Er is ook een algemeen maatwoord “Ͼ gè” dat kan gebruikt worden voor die dingen die met geen vaste numeratief verbonden zijn. c. Maatwoordelijke naamwoorden In deze groep zitten de woorden die met een telwoord verbonden zijn, maar achter geen naamwoord volgt achter ze. Bijv. “ tiān” – “dag”, “ᑈ nián” – “jaar”, “义
5
Hoewel men de hele groep van 䞣䆡 als “maatwoorden” in het Nederlands beschrijft, kan de groep in vier verschillende subgroepen verdeeld worden. In het Tsjechisch noemt men de tweede subgroep “numerativy” (ŠVARNÝ, Oldřich, Hovorová čínština v příkladech III. Olomouc: Vydavatelství Univerzity Palackého, 1998: 109 – 110), maar er bestaat geen exact terminologie in het Nederlands. Ik heb het woord dus gewoon uit het Tsjechisch vertaald.
12
yè” – “pagina” enz. d. Werkwoordelijke maatwoorden Deze woorden lijken op het woord “keer” in het Nederlands. Voorbeelden: “䍳 tàng” – een maatwoord voor georganiseerde vervoersdiensten, “ ϟ xià” – een maatwoord voor korte of plotselinge gebeurtenissen,“ cí” – “keer”.
1.2.1.5 Telwoord (᭄ ᭄䆡 shùcí De telwoorden in het Chinees hebben of eigenschappen van naamwoorden (maar dat komt maar zelden voor) of ze zijn verbonden met zelfstandige naamwoorden – in dit geval moet er een maatwoord tussen het telwoord en het zelfstandig naamwoord staan. Het zelfstandig naamwoord kan men ook soms weglaten, maar het maatwoord moet altijd blijven. (Zie 1.2.1.7) Er zijn enkele verschillen tussen het Chinees en Indo-Europese talen. Het Chinees heeft niet alleen de telwoorden “ⱒ bǎi” – “honderd” en “ग qiān” – “duizend”, maar ook de telwoorden “ϛ wàn” – “tien duizend” en “ғ yì” – “honderd miljoen”. Dat betekent dus dat er geen telwoord “miljoen” of “miljard” bestaat. In het Chinees kan ook “nul” soms weggelaten worden. Men kan bijv. gewoon “ϝगѨ sān qiān wǔ” zeggen als men wil “3500” uitdrukken. (Maar in de uitdrukking “3005” moet de nul blijven – “ϝग䳊Ѩ sān qiān líng wǔ”.) Het Chinees heeft de hetzelfde volgorde van telwoorden in de samengestelde telwoorden als bijv. Engels of Tsjechisch. Dat betekent bijv. “22” wordt als “ ѠकѠ èrshí’èr” (letterlijk “twee-tien-twee” of “twintig-twee”) uitdrukken. In de laatste jaren gebruiken Chinezen en Taiwanezen steeds meer Arabische cijfers in plaats van karakters. Rangtelwoorden worden met de voorvoegsel “ dì” gemaakt. (Zie: 1.2.1.2) 1.2.1.6 Werkwoord (ࡼ䆡 ࡼ䆡 dòngcí) De werkwoorden in het Chinees kunnen transitief of intransitief zijn. De transitieve werkwoorden kunnen twee voorwerpen hebben. Deze werkwoorden hebben 13
ook vaak een verband met postpositionele werkwoorden. De intransitieve werkwoorden zijn niet altijd hetzelfde als die in het Nederlands. In het Chinees bestaat er geen vervoeging van werkwoorden. Men gebruikt partikels of bijwoordelijke bepalingen van tijd om tijden te uitdrukken. Er bestaan ook geen persoonsvormen. Werkwoorden in het Chinees veranderen dus nooit en blijven altijd hetzelfde in alle personen. Vergelijk bijv. het werkwoord “eten” – “ৗ”: Nederlands
Chinees
1. Ik
eet
1. ៥ wǒ
ৗ chī
2. Jij/je
eet
2. Դ nǐ ᙼ nín
ৗ chī
eet
3. Ҫ tā ཌྷ tā ᅗ tā
ৗ chī
1. Wij/we
eten
ৗ chī
2. Jullie
eten
1. ៥Ӏ wǒmenˈ અӀ zánmen 2. ԴӀ nǐmen
U 3. Hij Zij/ze Het/’t
ৗ chī
U 3. Zij/ze
3. ҪӀ/ཌྷӀ/ᅗӀ ৗ chī tāmen
eten
Er bestaan ook zogenaamde “werkwoorden van connectie”, bijv. “䅽 ràng” (bestellen iemand iets te doen) en “䇋 qǐng” (vragen iemand om iets te doen). 1.2.1.7 Modaal werkwoord ˄㛑⑤ࡼ䆡 néngyuán dòngcí˅ ˅ Deze hulpwerkwoorden hebben bijna dezelfde betekenis en functie als de modale werkwoorden in het Nederlands. Dat betekent ze staan voor het predicatief of prepositioneel werkwoord, ze hebben enkele eigenschappen van werkwoorden, maar aan de andere kant kunnen ze geen verband maken met werkwoordelijke indicators of indicators van tijd. De voorbeelden van Chinese modale werkwoorden zijn: “ᛇ xiǎng” – “willen”ˈ”ᑨ䆹 yīnggāi” – “moeten”ˈ”ৃҹ kěyǐ” – “kunnen”ˈ”㛑 néng” – “kunnen”ˈenz. 14
1.2.1.8 Aanvulling (㸹䇁 㸹䇁 bǔyǔ) De aanvullingen zijn specifieke karakteristieken die met werkwoorden verbonden worden. Men gebruikt de aanvullingen om zogenaamde “potentiele vorm” te maken – dat betekent dat de aanvulling wordt tussen een werkwoord en bijwoordelijke bepaling of twee werkwoorden gelegd. Bij voorbeeld: “䍄ᕫᖿ zǒudekuài” – “snel gaan”, “ৗϡϟ chībuxià” – “niet in staat om meer te eten zijn”, waarin de woorden “ᕫ de” en “ϡ bu” aanvullingen zijn. Men kan de aanvullingen in drie subgroepen verdelen: a) Aanvullingen van richting en van resultaat b) Aanvullingen van trap c) Kvantitatieve aanvullingen 1.2.1.9 Prepositioneel werkwoord (ҟ䆡 ҟ䆡 jiècí) Het prepositionele werkwoord staat altijd voor het predicatieve werkwoord of adjectief. Ze worden in het Nederlands gewoon als preposities vertaald maar in het Chinees hebben ze karakteristieken van werkwoorden. Voorbeelden van de prepositionele werkwoorden zijn: “↨ bǐ” – “vergelijken” (bijv. “A ↨ B” betekent “A in vergelijking met B”), “ zài” – “(ergens) zijn” (bijv. “ 㥋݄ᄺд zài Hélán xuéxí” wordt als “studeren in Nederland” vertaald) enz. 1.2.1.10
Bijwoord (ࡃ䆡 ࡃ䆡 fùcí)
De bijwoorden kunnen in het Chinees alleen dichtbij een werkwoord of een ander woord met predicatieve eigenschappen voorkomen. Er bestaan geen plaats bijwoorden en bijwoorden van tijd. (Zie boven: 1.2.1.1) De bijwoorden kunnen ook gramaticale eigenschappen uitdrukken, zoals pluraliteit en enkele “tijdsvormen” van werkwoorden. In complexe zinnen hebben ze soms de functie van nevenschikkende voegwoorden. 1.2.1.11
Voegwoord (䖲䆡 䖲䆡 liáncí)
Men gebruikt niet zo veel nevenschikkende voegwoorden in het Chinees, alleen soms om twee zelfstandige naamwoorden te verbinden. Maar er zijn geen nevenschikkende voegwoorden die twee of meer zinnen met elkaar verbinden. Het
15
voegwoord “dat” bestaat in het Chinees ook niet.Onderschikkende voegwoorden worden gebruikt, maar minder dan in Indo-Europese talen.
1.2.1.12
Grammaticaal aanwijzer, partikel
Er zijn drie groepen van toonloze woorden die de functie of een grammaticaal aanwijzer of een partikel hebben. 1) In de eerste groep zitten wijzer die tijdskarakteristieken van werkwoorden uitdrukken: • • • 2)
њ le – aanwijzer van voltooing van het gebeuren ⴔ zhe – aanwijzer van duur van het gebeuren 䖛 guo – aanwijzer van een gebeuren dat in de verleden gerealiseerd is In de tweede groep zitten wijzer die bepaalde gramaticale
karakteristieken van woorden uitdrukken: • • •
ⱘ de – gramaticaal aanwijzer van attribuut ഄ de – gramaaticaal aanwijzer van de bijwoordelijke bepaling ᕫ de – gramaticaal aanwijzer voor werkwoorden achter die een
aavulling van trap volgt • Ӏ
men – aanwijzer van pluraliteit van naamwoorden (vooral
peersoonlijke voornaamwoorden, er bestaat alleen één groep van zelfstandige naamwoorden die meervoud hebben) 3) In
de
derde
groep
zitten
partikels
die
bepaalde
gramaticale
karakteristieken van zinnen uitdrukken (deze karakteristieken werden in de IndoEuropese talen door de intonatie uidrukken), bijv.:6 •
৫ ma – vragend partikel; staat aan het eind van een vraag
• ৻ ba – een partikel dat een aanmoeding of een onzekere bewering uitdrukt
6
Er zijn veel soortgelijke partikels in het Chinees en ze worden vaak gebruikt. Soms is er bijna geen verschil tussen de partikels en ook native speakers gebruiken ze heel vrij. (Bijv.: ኔᦫီشဎ 3. Taipei: إխݝ, 2007: 170 – 173)
16
1.2.1.13
Tussenwerpsels (ᛳ্䆡 ᛳ্䆡 gǎntàncí) en klanknabotsende woorden
De tussenwerpsels en klanknabotsend woorden hebben gelijke karakteristiek als in Indo-Europese talen, die enige verschil is dat sommige tussenwerpsels kunnen heel anders klanken. 1.2.1.14
Voorvoegsel (ᄫ佪 ᄫ佪 zìshǒu)
Er bestaan sommige lettergrepen die op bijv. Nederlandse voorvoegsel “on-” lijken en worden om woorden met soortgelijke karakteristiken te vormen. Bij voorbeeld de voorvoegsel “ད hǎo” (goed): “དৗ hǎochī” – “lekker”, waarin het karakter : “ৗ chī” betekent “eten”, dus letterlijk “goed om te eten”; “དⳟ hǎokàn” – “mooi”, waarin het karakter “ⳟ kàn” betekent “kijken” (good om te kijken). 1.2.1.15
Achtervoegsel (ৢ㓔 ৢ㓔 hòuzhuì)
Achtervoegsels zijn in het Chinees meestal woorden die vaak het vermogen lexicale eenheden te creëren hebben. Het zijn bij voorbeeld.: • 䭓 zhǎng – wordt gebruikt om benaming van belangrijke personen te creëren, meestal politici, directeurs enz. Bijv.: “ᄺ䭓 xuézhǎng” – “schoolhoofd”, “Ꮂ䭓 zhōuzhǎng” – “gouverneur” (letterlijk “hoofd van een staat”) enz. • 䰶 yuàn – wordt gebruikt in de benamingen van verschillende instellingen, bijv.: “ए䰶 yīyuàn” – “ziekenhuis”, “খ䆂䰶 cānyìyuàn” – “senaat”
17
2. Algemene problemen van Chinezen en Taiwanezen met het leren van Nederlands 2.1 Problemen samenhangende met de fonetiek De problemen verbonden met de fonetiek volgen vooral uit het verschillende wezen van de Nederlandse en de Chinese fonetiek. Het Chinees is een toontaal en dus verschilt niet alleen van het Nederlands maar ook van de andere Indo-Europese talen. (Zie 1.1) Daarom hebben Chinezen en Taiwanezen die Nederlands (en ook andere IndoEuropese talen) leren specifieke problemen. De meeste mensen wier moedertaal behoort tot de groep van de Indo-Europese talen hebben problemen met de uitspraak van enkele letters (meestal medeklinkers) of lettergrepen (in dit geval meestal tweeklanken) als ze een vreemde taal uit de hetzelfde taalgroep leren. Hun problemen volgen meestal uit de verschillende uitspraak van de letters – bijv. g, h, c enz. Hoewel er sommige extra letters zijn in alfabetten van enkele talen, is de basis van de alfabetten van alle Indo-Europese talen hetzelfde. Maar dat is niet het geval van het Chinees. Chinezen (en nu ook Taiwanezen) gebruiken pinyin (Zie boven: 1.1.5). Omdat het systeem voor het opschrijven van Chinese karakters en dus lettergrepen dient, onstaan er problemen met de uitspraak en ook begrip van woorden. Bovendien hebben Chinezen en Taiwanezen die geen andere Indo-Europese taal spreken, de neiging om woorden uit te spreken zoals ze in het Chinees uitgesproken worden. Chinezen en Taiwanezen hebben vaak de neiging om van Nederlandse woorden in open lettergrepen (die typisch voor het Chinees zijn) te converteren – bijv. het woord “vaak” zou meeste Chinezen en Taiwanezen als [fakoe] of [fakə] uitspreken. Typisch is ook misvorming van lange woorden. Chineze woorden zijn meestal éénlettergrepig of tweelettergrepig. Het spraakritme is ook verschillend – zogenaamd acroniemisch ritme. Dat betekent dat de klemtoon in meerlettergrepige woorden op de eerste en de laatste lettergreep zit. De laatste lettergreep is het meest beklemtoonde. Dat leidt tot verkorting en misvorming van lettergrepen. Meestal laten de Chinezen en de Taiwanezen sommige letters en soms ook hele lettergrepen van de woorden uit. 18
De Chinese transcriptie van anderstalige woorden heeft ook invloed op de uitspraak. Chinezen en Taiwanezen gebruiken een fonetische transcriptie van de vreemdtalige eigennamen en woorden die in het Chinees niet bestaan. Men gebruikt in dit geval karakters die gelijk als de lettergrepen in de oorspronkelijke woorden klanken – of die gelijk als de lettergrepen in de Engelse voorm van een woord klanken. Bijv.: “Moldavië” – “ᨽᇨ⪺ Mó'ěrduōwǎ” in het Chinees (“Moldova” in het Engels). Deze transcriptie beïnvloedt de uitspraak en de spelling van woorden – Chinezen en Taiwanezen hebben de neiging om de woorden zoals in het Chinees te uitspreken of schrijven. In de praktijk gebeurt het vaak en veel Chinezen en Taiwanezen zelfs de eigennamen van acteurs, politici, schrijvers enz. op deze manier uitspreken. Een andere grote probleem is stemhebbenheid en stemloosheid van medeklinkers. (Zie boven: 1.1.1) Hoewel sommige lettergrepen kan in enkele woorden bijna stemhebbend klinken (bijv. de tweede lettergreep in het woord “હહ gēge” – “ouder broer”), is er in het algemeen geen verschil tussen stemloze en stemhebbende medeklinkers. Chinezen en Taiwanezen horen dus het verschil tussen woorden als “boos” – “poos” of “bond” – “pond” – “bont” niet. Het vokalische lengte van klinkers is ook een probleem. In het algemeen spreekt men in het Chinees alleen de meest prominente lettergrepen langer uit. (Zie boven: 1.1.2) Voor Chinezen en Taiwanezen is dus de onderscheidende functie van lange en korte klanken in woorden niet belangrijk. Ook de intonatie is verschilend (Zie boven: 1.1.4) en dat leidt tot problemen met onderscheid van bevestigende zinnen en vraagzinnen.
2.2 Problemen samenhangende met morfologie en syntaxis Het grootste probleem wat Chinese morfologie betreft, is dat er bijna geen morfologie in de letterlijke mening van het woord bestaat. (Zie 1.2) Woordsoorten worden niet precies gedefinieerd. Er bestaat geen morfologische congruentie, geen vervoeging of verbuiging van woorden.
19
2.2.1 Woordvolgorde Wat de woordvolgorde betreft, is deze relatief vast in het Chinees. De woordvolgorde in Chinese zinnen is altijd: onderwerp – gezegde – voorwerp. Bijv.: 㥋݄䇁DŽ” (“Ik studeer Nederlands.”) De woordvolgorde verandert nooit. Dat “៥ ៥ᄺ㥋݄䇁 betekent dat de woordvolgorde ook niet verandert in het geval van de vraagzinnen. Vraagzinnen in het Chinees worden met partikelen gevormd. Bijv.: “Ҫ Ҫᄺ㥋݄䇁DŽTā 㥋݄䇁 xué hélányǔ”→ “Ҫ Ҫᄺ㥋݄䇁৫ 㥋݄䇁৫˛Tā xué hélányǔ ma?” (“Hij studeert Nederlands.” → “Studeert hij Nederlands?”) Er is ook een andere manier, maar in dat geval verandert de betekenis van de zin een beetje. Men kan ook “Ҫ Ҫᄺϡᄺ㥋݄䇁 ᄺϡᄺ㥋݄䇁˛ 㥋݄䇁˛Tā xué bù xué hélányǔ?” vragen. Maar deze zin betekent meer ““Studeert hij Nederlands, of niet?” (want “ᄺ ᄺ” betekent “studeren” en “ϡᄺ ϡᄺ” ϡᄺ betekent “niet studeren”). In beide gevallen verandert de structuur van de zinnen niet. Onderwerp komt altijd voor gezegde, inversie is in dit geval niet mogelijk in het Chinees. De woordvolgorde kan veranderen in het geval van bijwoordelijke bepaling van tijd. Het is mogelijk te zeggen: “Ҟ Ҟ៥এⳟ⬉ᕅDŽJīntiān wǒ qù kàn diànyǐng.” Ҟ (“Vandaag ga ik een film kijken.”) maar ook “៥Ҟ Ҟএⳟ⬉ᕅDŽWǒ jīntiān qù kàn Ҟ diànyǐng” (“Ik ga vandaag een film kijken.”) Merk op dat hoewel men de bijwoordelijke bepaling van tijd vóór of achter het onderwerp kan plaatsen, de positie van het predicaat niet verandert. Maar in het algemeen staan het onderwerp en de bijwoordelijke bepaling in een Chinese zin vóór het werkwoord en de onderwerp achter het werkwoord. Daarentegen hebben Chinezen en Taiwanezen vaak problemen met de inversie en meestal hebben ze de neiging om de Chinese constructie van zinnen in Nederlands (en ook andere vreemde talen) te gebruiken. Ook het gebruik van de voegwoorden is verschillend. In het Chinees worden de voegwoorden in het algemeen minder vaak gebruikt. Zelfs sommige gebruikelijke constructies zoals bijv. “Ik denk dat...” drukt men zonder een voegwoord uit. Bijv. de zin “Ik denk dat ik zwanger ben.” zou in het Chinees “៥ᛇ៥ᗔᄩњDŽWǒ xiǎng wǒ huáiyùn le” klinken – letterlijk ongeveer: “Ik denk ik zwanger.” Het is dus geen verrasing dat Chinezen en Taiwanezen zinnen als “Ik denk zij ziek.”, “Ik denk hij erg slim.” enz. maken. Sommige voegwoorden gebruiken Chinezen en Taiwanezen wel. Bij voorbeeld “Ў yīnwèi” – “omdat” en “᠔ҹ suǒyǐ” – “dus” (vaak in verband met
20
elkaar, bijv.: “Ўᖿ咥њˈ᠔ҹ៥㽕䍄њDŽYīnwèi tiān kuài hēi le, suǒyǐ wǒ yào zǒu le.” – “Omdat het donker wordt, moet ik vertrekken.”) Ook gewone voegwoorden zoals “en” worden in het Chinees minder gebruikt. Er bestaan het voegwoord “ hé” – “en, met”, maar het is mogelijk gewoon de zelfstandige naamwoorden achter elkaar zonder een voegwoord opnoemen. Bijv.: “⠌⠌ཛྷ ཛྷᆊDŽBàbà māmā zài jiā.” – “Pappa en mamma zijn thuis.” Dat leidt ook tot situaties waarin Chinezen en Taiwanezen het voegwoord uitlaten.
2.2.2 Woordsoorten Een ander probleem van het Chinees is dat de woordsoorten niet precies worden gedefineerd en men in plaats daarvan spreekt over zogenaamde gramaticale functionele karakteristieken. (Zie boven: 1.2.1) Het is niet makkelijk voor Chinezen en Taiwanezen die Nederlands leren om zich alle Nederlandse woordsoorten te herinneren. Chinese woorden hebben geen geslacht en het is dus moeilijk voor Chinezen en Taiwanezen het geslacht van een woord te herkennen.
2.2.3 Vervoeging van werkwoorden Dit is een groot verschil tussen het Chinees en het Nederlands. Wat is meer, er is een groot verschil niet alleen tussen deze twee talen, maar wat vervoeging van werkwoorden betreft, is er een groot verschil tussen het Chinees en Indo-Europese talen in het algemeen. Werkwoorden veranderen in het Chinees nooit. Zie de vergelijking in de tabel in het deel 1.2.1.6 (p. 12 – 13). Het is zichtbaar dat het werkwoord altijd hetzelfde blijft in alle persoonsvormen en ook in het infinitef. Chinese werkwoorden hebben ook geen tijdsvormen. Chinezen en Taiwanezen drukken tijden anders uit dan Europeanen. Gebruik van tijden lijkt toevallig meer op die in het Tsjechisch dan in het Nederlands, want het lijkt meer op het gebruik van perfectieve en imperfectieve werkwoorden. Chinezen en Taiwanezen gebruiken de woorden “䖛 guò”, “ᅠ wán” en het partikel “њ le” om verschillende “tijden” uit te drukken. Bijv. als men wil het verleden 21
van de zin “៥ⳟ㒌DŽWǒ kàn bàozhǐ” – “Ik lees een krant.” uitdrukken, zeg men “៥ ⳟ ᅠ њ 㒌 DŽ Wǒ kànwán le bàozhǐ”. Het woord “ ᅠ wán” betekent “voltooien, beëindigen” of “ten einde brengen”. In het Nederlands zou men het perfectum (voltooid tegenwoordige tijd) gebruiken, dus: “Ik heb de krant gelezen.” In het Tsjechisch kan men de afgelopen handeling op verschillende manier uitdrukken. Men kan “Přečetl jsem noviny.” of “Dočetl jsem noviny.” zeggen. De tweede zin is meer precies, want de betekenis van de zin in het Chinees lijkt er meer op. Wat het woord “䖛 guò” betreft, het wordt gebruikt om te uitdrukken dat men heeft/had ooit iets gedaan. Bijv. de zin: “ ៥ এ 䖛 Ё DŽ Wǒ qùguo Zhōngguó.” betekent “Ik ben in China geweest.” Maar het probleem is dat als men wil “Ik was er nog nooit eerder geweest” zeggen, verandert de zin in het Chinees allen een beetje. Het zou: “៥ҹࠡҢᴹ≵এ䖛䙷䞠DŽ Wǒ yǐqián cónglái méi qùguo nàliDŽ” zijn. In dit geval zou een Nederlander voltooid verleden tijd gebruiken. Maar in het Chinees drukt men het verleden (vóór voltooid heden) niet met tijd uit, maar alleen met bijwoordelijke ҹࠡҢᴹ≵এ䖛䙷䞠 এ䖛䙷䞠DŽ” waarin “ҹࠡ ҹࠡ” Ң bepaling van tijd. Dus: “៥ ៥ҹࠡҢᴹ≵ 䙷䞠 ҹࠡ – “eerder” en “Ң ᴹ” -“nooit” bijwoordelijke bepaling van tijd zijn. Zie dat het werkwoord hetzelfde blijft (“এ” – “gaan” + “䖛 guò” ), het enige verschil is dat er het woord “≵ méi” voor het werkwoord staat. Dit woord wordt gebruikt om een negatieve vorm te maken. Niet altijd gebruikt men “䖛 guò”of “ᅠ wán”. Soms gebruikt men alleen het partikel “њ”. Dit partikel drukt ook de beëindiging van een handeling uit. Bijv. de qù le túshūguǎn” kan in het Nederlands op verschilChinese zin: “៥ ៥এњк佚 এњк佚DŽWǒ к佚 lende manier vertaald worden. Men kan “Ik ging naar de bibliotheek.” zeggen, maar ook “Ik ben naar de bibliotheek gegaan.” Dat hangt van de context van de zin af. Voor Chinezen en Taiwanezen is dus het Nederlandse bevattingsvermogen van verleden en correct gebruik van tijden moeilijk. Hetzelfde is het met de uitdrukking van de toekomst. In het Chinees gebruikt men meestal alleen bijwoordelijke bepalingen van tijd. Hoewel men ook onvoltooid tegenwoordige tijd als toekomst in het Nederlands kan gebruiken (“Straks lees ik de krant.”), gebruikt men meestal onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd. Er zijn sommige “hulpwerkwoorden” in het Chinees die op “zullen” lijken – de werkwoorden “Ӯ huì” en “㽕 yào”. In de zin: “Morgen zal ik meer erover weten.” gebruikt men “Ӯ 22
huì” → “ᯢ ᯢ៥ ⶹ䘧 wǒ huì zhīdào gèng duō. ” Maar als men wil ᯢ៥Ӯⶹ䘧DŽMíngtiān ҪᴹDŽ” bijv.: “Hij zal komen.” zeggen, mag dat gewoon: “Ҫ Sommige zinsconstructies zijn bijna hetzelfde. Dat is vooral de uitdrukking “aan het ... zijn”. In het Chinees bestaat ook een soortgelijke vaste uitdrukking. Maar toch zijn er meer verschillen tussen het bevattingsvermogen van tijden in het Nederlands en in het het Chinees dan overeenkomsten. Chinezen en Taiwanezen zijn de vervoeging van werkwoorden niet gewend en verschillende tijdsvormen maken het nog moeilijker voor hen.
2.3 Problemen samenhangende met woordvorming en lexicologie Een van de grootste problemen wat woordvorming en lexicologie betreft is de vorming van woorden met voorvoegsels, achtervoegsels en wijziging van het woord basis. De meeste Chinese woorden bestaan uit twee autosemantische karakters/ lettergrepen. Bijv. het woord “䕯㢺 xīnkǔ” betekent “moeizaam, hard, bewerkelijk, moeilijk, uitputtend” en bestaat uit karakters “䕯 xīn” – “bitter” en “㢺 kǔ” – “bitter, zwaar, hard”.7 Voor Chinezen en Taiwanezen is dus moelijk om te begrijpen waarom er bijv. woorden genezen en geneeskunde bestaan, maar een persoon die geneest een dokter is. In het Chinees is het woord basis hetzelfde: “genezen” – “ए⊏”, “geneeskunde” – “ए ᄺ yīxué”, “dokter” – “ ए ⫳ yīshēng”. Wat beroepen betreft, zijn mannelijke en vrouwelijke vormen niet typisch voor het Chinees. Men noemt bijv. de man of de vrouw die in een restaurant werkt gewoon “᳡ࡵਬ fúwùyuán”. Het verschil tussen een “ober” en een “serveerster” is dus voor Chinezen en Taiwanezen moeilijk om te begrijpen. Het Chinees heeft enkele “achtervoegsels” die voor het maken van de namen van beroepen gebruikt worden (als bijv. “ᆊ jiā”, “䭓 zhǎng”), maar de woordafleiding is toch verschillend.
7
Het voorbeeld is overgenomen uit: KUČERA, Ondřej, Jazyková a sociokulturní úskalí při výuce čínských studentů. In Sborník asociace učitelů češtiny jako cizího jazyka (AUČCJ) 2003-2005. Praha: Filip Tomáš – Akropolis, 2005: 91-100
23
Er is een groot probleem op het lexicale niveau van de taal. Er bestaan woorden in het Chinees die geen Nederlandse vertaling hebben, gewoon omdat de woorden in het Nederlands niet bestaan. Het Chinees heeft bijv. een heel ingewikkeld systeem van de woorden die gezins- en familierelaties beschrijven. Bijv.: “ ᒉ biǎodì” wordt als “neef” in het Nederlands vertaald. Maar dit woord wordt in het Chinees gebruikt alleen voor een jongere zoon van moeders zuster. Een oudere zoon van vaders broer wordt “ූ ᓳ tángdì” genoemd – in het Nederlands zou dat ook een “neef” zijn. Zulke woorden hebben dus geen Nederlandse equivalenten. Er bestaan ook Nederlandse woorden die geen Chinese vertaling hebben. In dit geval gebruiken Chinezen en Taiwanezen de fonetische transcriptie. Een andere probleem zijn metaforen en vaste uitdrukkingen. Dit probleem vloeit voort uit culturele diversiteit. Hoewel metaforen in andere talen ook verschillen, is het in het algemeen makkelijker voor Europeanen de metaforen van andere Europese talen te snappen dan van het Chinees. Chinezen en Taiwanezen hebben bijv. vaak de neiging om “Jij hebt suiker gegeten, heb jij niet?” zeggen. Zo’n zin klinkt niet logisch voor ons, maar dat is precies wat Chinezen en Taiwanezen doen met hun metaforen. Want in het Chinees bestaat een zin “ৗњ㊪ˈ≵᳝˛Chīle táng, méi yǒu?”, letterlijke vertaling is echt de ene met suiker, maar de betekenis is gewoon “Je bent me vleiende”. Dat gebeurt vaak en leidt dus vaak tot wederzijds onbegrip. Somige metaforen lijken toch op Europese talen. Bijv. “Twee vliegen in één klap slaan.” – In het Chinees zegt men “ϔ Ѡ右 yīshí'èrniǎo”, letterlijk “een steen, twee vogels”. In vergelijking met het Engels (“Kill two birds with one stone.”) en sommige andere Europese talen is het bijna hetzelfde. Maar zulke overeenkomsten zijn vrij zeldzaam. In verband met de lexicologie is het ook belangrijk om toe te voegen dat er ook specifieke problemen met de lexicografie bestaan. Chinezen gebruiken vereenvoudigde Chinese karakters en Taiwanezen gebruiken traditionele Chinese karakters. Hoewel ze pinyin op de basisschool leren, is het gebruik van Latijnse letters niet eenvoudig voor hen. Dat is vooral een probleem van Chinezen die vaak geen andere vreemde taal spreken of alleen weinig kennis van het Engels hebben. Problematisch is ook het feit dat lettergrepen in het Chinees anders worden gemaakt. Soms is er een probleem met
24
Arabische cijfers – Europeanen schrijven enkele cijfers op verschillende manier, terwijl Chinezen en Taiwanezen zijn gewend om de cijfers op hetzelfde manier als gedrukt schrift te schrijven. Het lezen van een handgeschreven tekst is ook moeilijk voor hen.
25
3. Het maken van de vragenlijsten Om te ontdekken of mijn veronderstellingen juist waren, besloot ik een vragenlijst te maken. De vragenlijst bestaat uit twee delen: deel één betreft fonetische verschijnsellen en deel twee betreft morfologische en syntactische verschijnsellen. Hieronder beschrijf ik hoe ik het maken van de vragenlijst handelde en waarom ik specifieke vragen heb gekozen. Het deel één bestaat uit zes vragen. Alle vragen betreffen stemloze en stemhebbende medeklinkers, contrastieve medeklinkers en vocalisch lengte van klinkers. Er bestaan twee versies van de vragenlijst, omdat er één versie voor de Chinese ondervraagden en één versie voor de Taiwanese ondervraagden nodig was. De opgave van de alle vragen is tweetalig. Op deze manier is de opgave echt klaar voor de ondervraagden en men kan de mogelijkheid van een verkeerde interpretatie van de vragen bijna uisluiten. Deel 1, Vragen 1 – 3 1. In welke zin zit er een fout?/䖭ϝহᄤЁ 䖭ϝহᄤЁˈ 䖭ϝহᄤЁˈાϔহݭᕫϡᇍ˛ ાϔহݭᕫϡᇍ˛8 a) Een poos geleden spraken de jonge mensen over het probleem. b) Ik kan me poos maken om de dingen die in de wereld gebeuren. c) Soms word ik boos zonder geen reden. 2. In welke zin zit er een fout?/䖭ϝহᄤЁ 䖭ϝহᄤЁˈ 䖭ϝহᄤЁˈાϔহݭᕫϡᇍ˛ ાϔহݭᕫϡᇍ˛ a) Die brief is al lang vergeten. b) Die brief is al geheelde. c) Ik vind het aanbod heel begeerlijk. 3. In welke zin zit er een fout?/䖭ϝহᄤЁ 䖭ϝহᄤЁˈ 䖭ϝহᄤЁˈાϔহݭᕫϡᇍ˛ ાϔহݭᕫϡᇍ˛ a) Het schild van de krijger was bond beschilderd.
8 Dit is de versie voor Chinezen met vragen geschreven in de vereenvoudigde karakters; in de versie voor de Taiwanese ondervraagden gebruik ik traditionele karakters
26
b) De trein heeft vertraging. c) Dadelijk denkt ze nog dat je dom bent. Zoals men kan zien, is er bij elke vraag een trio zinnen. Één van de zinnen is niet correct. In deze zinnen veranderde ik één woord op die manier dat ik een stemhebbende medeklinker door een stemloze medeklinker verving of andersom. Zoals ik geschreven heb, is er geen verschil tussen stemloze en stemhebbende medeklinkers in het Chinees. Men kan deze medeklinkers uitspreken zonder de betekenis van een woord te veranderen. In de meeste gevallen horen Chinezen en Taiwanezen het verschil tussen stemloze en stemhebbende medeklinkers niet. Het is dus logisch dat paren van woorden die alleen in stemloze/stemhebbende medeklinkers verschillen zijn moeilijk voor hen om te vinden. Ik verwacht dat de meeste respondenten zou een probleem met vinding de onjuiste zinnen hebben, vooral met de eerste zin in de oefening drie (de derde vraag). Deel 1, Vragen 4 – 6 4. Vul in “d” of “t”: / ᡞ “d” “t” ฿ݭ: ฿ݭ War_ heef_ een hoe_ gevonden On_er he_ be_ van Ewou_ Ou_, maar nog goe_ genoeg Voor vanavon_ in de sta_. Waar_z e_ de hoe_ op zijn hoof_: ik vin_ da_ hij er goe_ mee staa_. Maar zou Ewou_ akkoor_ gaan? 5. Vul in “b” of “p”: / ᡞ “b” “p” ฿ݭ: _roblemen lost hij o_ in een wi_. _im _rak een ri_ in de zwemclu_. De _elsro_ lag o_ een kli_ te zonne_adden. Bo_ is moe van al dat geto_.
6. Vul in “g” of “h”: / ᡞ“g/h”฿ݭ ฿ݭ: ฿ݭ 27
_een _las raakt _ij aan. _e_eel vrij van alco_ol. ondt_oudt _ij zic_ van _e_eu_enbelastende dranken. _een _reintje benevelt zijn brein. Ont_e_avend komt _ij uit _et drank_ela_. Niet be_rijpend _oort _ij het _elac_ van de vrolijke drinkers. In de volgende drie vragen gebruikte ik drie korte stukjes tekst9; in elk stukje liet ik de paren van stemloze en stemhebbende medeklinkers “d-t”, “b-p” en “g-h” uit. De taak van de ondervraagden is de juiste medeklinkers in te vullen. Er zijn in totaal 59 medeklinkers dat ik liet uit. Ik verwacht dus dat de meeste ondervraagden zal minder dan 44 (ongeveer 75%) medeklinkers correct invullen. Deel 1, Vraag 7 7. Vul in: “ee”, “i”, “ie”, “o”, “oo”,”u”,”uu” /ᡞ ᡞ “ee”, “i”, “ie”, “o”, “oo”, ”u”, ”uu”฿ݭ ฿ݭ: ฿ݭ 䌁ф – k__p ༈ – k__p ー – st__m 㪌≑ – st__m Ểᵫ – b__s ᛸᗦ – b__s ☿ – v__r ಯ – v__r 䚏ሙ – b__r ସ䜦 – b__r ❞ – b__r ぎ⇨– l__cht – ܝl__cht ᵓ⧗ – kr__k ⑾– kr__k
9
De korte teksten in de vragen 4 -6 zijn overgenomen uit: BEHEYDT, Ludo, DIRVEN René, KAUNZER,
Ulrike A., Uitspraak Nederlands. Leuven: Acco, 1999
28
Hier liet ik klinkers in de woorden uit maar ik schreef de Chinese vertaling van de woorden zodat de ondervraagden begrepen, welke woorden ik bedoelde. Deze vraag betreft de vokalische lengte van klinkers. Hoewel het Chinees een toontaal is, de vokalische lengte is in tegenstelling tot het Nederlands niet belangrijk – het onderscheidt de betekenis van een woord niet. Ik gebruikte dus paren van woorden (en één trio in het geval van de woorden buur – bier – beer) die alleen in klinkers verschillen en dus klanken gelijk voor de Chinezen en Taiwanezen. Er zijn in totaal vijftien woorden. Ik verwacht dat niemand van de ondervraagden zal alle de klinkers correct invullen. Mijn raming is dat iedereen tenminste drie fouten (20%) in deze oefening zal maken.
Het deel twee bestaat uit vijf vragen. De vragen betreffen woordvolgorde, gebruik van tijden, volgorde van tijden, woordsoorten en samenstellingen.
Deel 2, Vraag 1 1. Maak een goede zin:/ߎݭℷ⹂ⱘহᄤ ߎݭℷ⹂ⱘহᄤDŽ ߎݭℷ⹂ⱘহᄤDŽ te – kwart – land – van – kunnen – tandartsen – ervan – dan – een – de – in – leven – ons – verdient – te – meer – weining – om
kennis – heel – hebben – een – van – uniek – internationaal – dankzij – netwerk – ze – zaken – Europa – doen – in
de – ernstigs – wij – het – iets – keken – heel – en – ook – en – gepast – treurig – bij – vonden – opvoering – dieps
op – de – slapen – de – vrouw – hij – bank – ziet
ik – blokjes – aardappels – in – gesneden – de – heb
29
zocht – beschutting – benauwde – veiligheid – situatie – men – deze – binnen – de – in – van – zuil – vertrouwde – eigen – de
het – België – boekje – waar – kan – nu – dunne – van – ik – Rossen – in – van – kopen – Maarten
mooi – met – zij – een – goochelde – veer – zwaaide – en – ineens – weer
Deze vraag betreft woordvolgorde. Ik kies acht willekeurige zinnen en daarna verdeelde ik elke zin in afzonderlijke woorden. Ik veranderde de woordvolgorde. De eerste letter van het eerste woord veranderde ik van een hoofdletter in een kleine letter. Opzettelijk liet ik ook de interpunctietekens uit. De ondervraagden moeten weer een goede zin maken. Opzettelijk koos ik een paar moeilijke en een paar makkelijke zinnen. Deze oefening is een van de moeilijkste die ik gemaakt heb. Alle mensen die een vreemde taal leren hebben een onderbewuste neiging om de woordvolgorde van de taal aan hun moedertaal te aanpassen. Dat geldt ook voor Chinezen en Taiwanezen. Ik verwacht dus dat niemand alle woorden in de juiste volgorde zal zetten. Het is ook mogelijk dat de meeste ondervraagden zal een fout in elke zin maken. Deel 2, Vraag 2 2. Vul de juiste vorm van het werkwoord in./ᇚࡼ䆡ҹℷ⹂ⱘᯊᗕ฿ܹᣀᓻ ᇚࡼ䆡ҹℷ⹂ⱘᯊᗕ฿ܹᣀᓻ ЁDŽ Toen ik mijn geld (krijgen), (kopen) ik een auto. Als ik een fiets (hebben), (hoeven) ik niet te lopen. Er (zijn) eens een prinses. Als ik het niet (vergeten), (kopen) ik een krant voor jou.
30
Deze vraag betreft de tijden van werkwoorden. Ik koos vier zinnen met verschillende tijden10 en daarna liet ik alleen de infinitieven van de werkwoorden tussen haakjes. De ondervraagden moeten de juiste vorm van het werkwoord invullen. Ik verwacht dat de meeste ondervraagden zou een fout in de eerste zin maken. Als ik in het tweede hoofdstuk van mijn scriptie uitleg, hebben Chinezen en Taiwanezen vaak problemen met tijden en vervoeging van werkwoorden. (Zie boven: 3.1.3) Ook begrijpen ze de tijd anders dan Europeanen – dat leidt tot het fait dat de volgorde van tijden in het Chinees nit zo ingewikkeld systeem heeft. Het is dus waarschijnlijk dat de meeste ondervraagden zal een fout niet alleen in de eerste zin maken, maar ook in de andere zinnen. In het algemeen verwacht ik dat niemand van de ondervraagden alle juiste vormen van de werkwoorden zou invullen. Deel 2, Vraag 3 3. Vertaal in het Nederlands./㗏䆥៤㥋݄᭛ 㗏䆥៤㥋݄᭛DŽ 㗏䆥៤㥋݄᭛DŽ ៥䇏䖛њ䖭ӑ㒌DŽ ៥এᑈҎ䴲⌆DŽ៥ҹࠡҢᴹ≵এ䖛䙷䞠DŽ ཌྷᇣᯊ᳒㒣ԣ䖛㕢DŽ བᵰ䲼≵᳝ϟᕫ䙷Мˈ៥ህಲᴹњDŽ Deze vraag betreft ook tijden. Ik koos vier zinnen en vertaalde de zinnen in het Chinees. De ondervraagden moeten de zinnen in het Nederlands vertalen. Opzettelijk koos ik zinnen waarin de volgorde van de tijden belangrijk is. Deze oefening is moeilijk en ik verwacht dat niemand alle zinnen correct zou vertalen. Het niveau van het Nederlands van de ondervraagden is verschillend en dus verwacht ik ook dat de sommige respondenten zal niet in staat om alle woorden in het Nederlands te vertalen zijn. Deel 2, Vraag 4 4. Vul de woordsoorten in./ߎݭ䆹ᄫ䆡ⱘ䆡ᗻ ߎݭ䆹ᄫ䆡ⱘ䆡ᗻDŽ ߎݭ䆹ᄫ䆡ⱘ䆡ᗻDŽ 10
De zinnen zijn overgenomen uit: TOUFAROVÁ, Eva, KŘÍŽOVÁ, Kateřina, Taaloefeningen I. Olomouc:
Univerzita Palackého, 2006
31
miljoen kritiek treden als saai donders tweede deze onderwijs zijn de vandaag naar elkaar
daar tegen maar vals en aan wie sommige lief hoeps verpleegster een barsten
Vraag vier betreft woordsoorten. Ik kies een paar woorden uit enkele woordsoort en daarna maakte ik een tabel. De ondervraagden moeten vullen de woordsoorten in. Ze hebben de mogelijkheid om de woordsoorten gewoon in het Chinees te invullen – de kennis van de Nederlandse terminologie of de spelling van woorden is in deze oefening niet belangrijk. De woorden zijn niet zo moeilijk maar het gebruik van woordsoorten in China en Taiwan is iets nieuws en ook de waarneming van de woordsoorten is anders. Er zijn in totaal 27 woorden in de tabel. Ik verwacht dat de meeste ondervraagden zou minder dan 20 woordsoorten ( ongeveer 75%) correct invullen. Deel 2, Vraag 5 1. Maak de samenstellingen./ߎخড়䆡 ߎخড়䆡DŽ ߎخড়䆡DŽ 1. snel 2. de naam 3. het glas 4. de kaart 5. de pijn 6. het weer 7. het handel 8. de knecht
a. het ziekenfonds b. pils c. de maag d. het meisje e. de letter f. het verdrag g. het verkeer h. de kunde
De vraag vijf betreft samenstellingen. Ik splitste acht samenstellingen in zestien woorden en daarna verdeelde de woorden in twee kolommen. De taak is de 32
samenstellingen weer te maken. Ik koos verschillende samenstellingen, enkele zijn makkelijker, enkele zijn moeilejker. Bij deze vraag verwacht ik dat de meeste ondervraagden tenminste één fout zouden maken. Persoonlijk vind ik de woorden “het handelsverdrag” en “de letterknecht” de moelijkste. Ik denk dus dat de meeste ondervraagden een probleem met deze woorden zullen hebben.
33
4. Analyse van de resultaten Nadat ik de vragenlijsten in twee verschillende versies gemaakt heb, stuurde ik de vragenlijsten naar sommige Chinezen en Taiwanezen die Nederlands leren. Ik vroeg de ondervraagden om geen woordenboeken of leerboeken te gebruiken, maar de mogelijkheid dat sommige respondenten een woordenboek gebruikten kan niet worden uitgesloten. Met de uitzondering van persoonlijke begeleiding tijdens de invulling van de vragenlijsten is absolute nauwkeurigheid van de reultaten niet mogelijk. Ik houd dus rekening met een bepaalde onnauwkeurigheid van de resultaten. In totaal hebben elf mensen de vragenlijsten ingevuld (zeven Chinezen en vier Taiwanezen). Hieronder probeer ik een analyse van de verkregen resultaten maken. De juiste antwoorden zijn in het rood schrift geschreven. Voorbeelden van de ingevulde vragenlijsten kan men in de bijlage 1 vinden.
Deel 1, Vragen 1 – 3 1. In welke zin zit er een fout?/䖭ϝহᄤЁ 䖭ϝহᄤЁˈ 䖭ϝহᄤЁˈાϔহݭᕫϡᇍ˛ ાϔহݭᕫϡᇍ˛ a) Een poos geleden spraken de jonge mensen over het probleem. b) Ik kan me poos maken om de dingen die in de wereld gebeuren. boos c) Soms word ik boos zonder geen reden. 2. In welke zin zit er een fout?/䖭ϝহᄤЁ 䖭ϝহᄤЁˈ 䖭ϝহᄤЁˈાϔহݭᕫϡᇍ˛ ાϔহݭᕫϡᇍ˛ a) Die brief is al lang vergeten. b) Die brief is al geheelde. gegeelde c) Ik vind het aanbod heel begeerlijk. 3. In welke zin zit er een fout?/䖭ϝহᄤЁ 䖭ϝহᄤЁˈ 䖭ϝহᄤЁˈાϔহݭᕫϡᇍ˛ ાϔহݭᕫϡᇍ˛ a) Het schild van de krijger was bond beschilderd. bont b) De trein heeft vertraging. 34
c) Dadelijk denkt ze nog dat je dom bent. De resultaten van vragen 1 – 3 waren de volgende: Van de elf ondervraagden hadden alleen twee mensen alle fouten correct gevonden. De overgebleven negen respondenten markeerden in verschillende vragen de zinnen waarin geen fouten zaten. Er waren twee mensen die twee van de drie vragen juist geantwoord hebben, zes mensen die één van de drie vragen correct geantwoord hebben en één persoon die geen enkele vraag correct geantwoord heeft. De meeste respondenten hadden een probleem met de zin nummer 3a) – van de negen ondervraagden die onjuiste zinnen markeerden, dachten zeven mensen dat er geen fout in de zin zat – drie ondervraagden dachten dat er een fout in de zin 3b) zat, vier ondervraagden dachten dat er een fout in de zin 3c) zat. De meeste ondervraagden hadden daarentegen geen probleem met de vraag nummer 1. Van de elf respondenten markeerden tien de zin 1b) correct als onjuist. Één mens dacht dat er fout in de zin 1a) zat. Wat de vraag nummer 2 betreft, zes mensen dachten dat de zin 2a) verkeerd was. Drie mensen dachten dat de zin 2c) onjuist was. Deel 1, Vragen 4 – 6 4. Vul in “d” of “t”: / ᡞ “d” “t” ฿ݭ: ฿ݭ War_ heef_ een hoe_ gevonden On_er he_ be_ van Ewou_ Ou_, maar nog goe_ genoeg Voor vanavon_ in de sta_. Waar_z e_ de hoe_ op zijn hoof_: ik vin_ da_ hij er goe_ mee staa_. Maar zou Ewou_ akkoor_ gaan?
5. Vul in “b” of “p”: / ᡞ “b” “p” ฿ݭ: ฿ݭ _roblemen lost hij o_ in een wi_. _im _rak een ri_ in de zwemclu_. De _elsro_ lag o_ een kli_ te zonne_adden. Bo_ is moe van al dat geto_. 35
Ward heeft een hoed gevonden Onder het bed van Ewoud Oud, maar nog goed genoeg Voor vanavond in de stad. Waard zet de hoed op zijn hoofd: ik vind dat hij er goed mee staat. Maar zou Ewoud akkoord gaan?
Problemen lost hij op in een wip. Pim brak een rib in de zwemclub. De pelsrob lag op een klip te zonnebadden. Bob is moe van al dat getob.
6. Vul in “g” of “h”: / ᡞ“g/h”฿ݭ ฿ݭ: ฿ݭ _een _las raakt _ij aan. _e_eel vrij van alco_ol. ondt_oudt _ij zic_ van _e_eu_enbelastende dranken. _een _reintje benevelt zijn brein. Ont_e_avend komt _ij uit _et drank_ela_. Niet be_rijpend _oort _ij het _elac_ van de vrolijke drinkers.
Geen glas raakt hij aan. Geheel vrij van alcohol. ondthoudt hij zich van geheugenbelastende dranken. Geen greintje benevelt zijn brein. Ontgehavend komt hij uit het drankgelag. Niet begrijpend hoort hij het gelach van de vrolijke drinkers.
Bij de vragen 4 – 6 waren de resultaten verrassend. Mijn veronderstelling was dat de meeste ondervraagden minder dan 75% correct zouden invullen. Maar de resultaten waren volgende: alleen vier ondervraagden hadden minder 75% (36, 40 42 en 43 juist ingevulde medeklinkers in totaal), zes ondervraagden hadden meer dan 75% (45, 47, 47, 49, 52 en 54 juist ingevulde medeklinkers in totaal) en één respondent had bijna precies 75%. (44 juist ingevulde medeklinkers). Het beste resultaat was 54 juist ingevulde medeklinkers in totaal, het slechtste resultaat was 36 juist ingevulde medeklinkers in totaal. Van de resultaten is niet klaar welke paren medeklinkers zijn de moeilijkste voor Chinezen en Taiwanezen. Het blijkt dat hoewel Chinezen en Taiwanezen het verschil tussen stemloze en stemhebbende medeklinkers niet horen en veel woorden voor hen gelijk klinken, ze in staat zijn om de woorden in een geschreven tekst beter te onderscheiden. Deel 1, Vraag 7 7. Vul in: “ee”, “i”, “ie”, “o”, “oo”,”u”,”uu” /ᡞ ᡞ “ee”, “i”, “ie”, “o”, “oo”, ”u”, ”uu”฿ݭ ฿ݭ: ฿ݭ 䌁ф – k__p 䌁ф – koop ༈ – k__p ༈ – kop ー – st__m ー – stom 㪌≑ – st__m 㪌≑ – stoom Ểᵫ – b__s Ểᵫ – bos ᛸᗦ – b__s ᛸᗦ – boos ☿ – v__r ☿ – vuur ಯ – v__r ಯ – vier 36
䚏ሙ – buur ସ䜦 – bier ❞ – beer ぎ⇨– lucht – ܝlicht ᵓ⧗ – kriek ⑾– kreek
䚏ሙ – b__r ସ䜦 – b__r ❞ – b__r ぎ⇨– l__cht – ܝl__cht ᵓ⧗ – kr__k ⑾– kr__k
De resultaten van de laatste oefening hebben aan mijn verwachtingen voldaan. Het beste resultaat waren twee fouten, dus dertien juist ingevulde klinkers. De meeste ondervraagden hebben meer dan drie fouten gemaakt. Één respondent heeft vier fouten gemaakt, één respondent heeft vijf fouten gemaakt, twee respondenten hebben zes, zeven en acht fouten gemaakt. Één respondent heeft negen fouten gemaakt. Het slechtste resultaat waren tien fouten. In deze oefening kan men ontdekken dat sommige van de klinkers meer problematisch dan de andere zijn. Ook blijkt dat sommige ondervraagden enkele woorden in het Nederlands niet kenden, want ze hadden de neiging om totaal verschillende klinkers te invullen, bijv.: “boor” in plaats van “buur”. Het kan dus worden verwacht dat sommige ondervraagden probeerden de juiste antwoorden gewoon te tippen. Het blijkt dat de vokalische lengte van klinkers het echte probleem is.
Deel 2, Vraag 1 1. Maak een goede zin:/ߎݭℷ⹂ⱘহᄤ ߎݭℷ⹂ⱘহᄤDŽ ߎݭℷ⹂ⱘহᄤDŽ te – kwart – land – van – kunnen – tandartsen – ervan – dan – een – de – in – leven – ons – verdient – te – meer – weining – om Meer dan een kwart van de tandartsen in ons land verdient te weining om ervan te kunnen leven. kennis – heel – hebben – een – van – uniek – internationaal – dankzij – netwerk – ze – zaken – Europa – doen – in Dankzij een uniek internationaal netwerk hebben ze kennis van zaken doen in heel Europa.
37
de – ernstigs – wij – het – iets – keken – heel – en – ook – en – gepast – treurig – bij – vonden – opvoering – dieps Wij vonden het iets heel dieps en ernstigs en keken ook gepast treurig bij de opvoering. op – de – slapen – de – vrouw – hij – bank – ziet Hij ziet de vrouw op de bank slapen. ik – blokjes – aardappels – in – gesneden – de – heb Ik heb de aardappels in blokjes gesneden. zocht – beschutting – benauwde – veiligheid – situatie – men – deze – binnen – de – in – van – zuil – vertrouwde – eigen – de In deze benauwde situatie zocht men beschutting binnen de vertrouwde veiligheid van de eigen zuil. het – België – boekje – waar – kan – nu – dunne – van – ik – Rossen – in – van – kopen – Maarten Waar kan ik nu het dunne boekje van Maarten van Rossen in België kopen? mooi – met – zij – een – goochelde – veer – zwaaide – en – ineens – weer Zij zwaaide met een veer en goochelde ineens mooi weer. De eerste oefening van het tweede deel was een van de moeilijkste. De woordvolgorde is inderdaad heel problematisch voor Chinezen en Taiwanezen en het is dus geen verrassing dat de ondervraagden een groot probleem met dit deel hadden. Niemand van de respondenten heeft alle zinnen correct geschreven. De meest voorkomend fout was de neiging om de Chinese woordvolgorde te volgen. Ook blijkt dat hoe langer de zin was, hoe meer problemen de ondervraagden hadden om de woorden in goede volgorde te zetten. Enkele typische voorbeelden kan zijn deze zinnen: “Ik heb de aardapples gesneden in blokjes.” of “Ik heb gesneden de aardappels in blokjes.” Een andere probleem in dit geval dat sommige ondervraagden niet alle woorden kenden en tipten dat de woorden bij andere (slechte) woordsoorten hoorden. Dat leidde 38
tot het resultaat dat veel zinnen die de respondenten maakten geen zin hadden. Sommige ondervraagden lieten ook een paar woorden van de zinnen uit. In enkele gevallen wisten de ondervraagden de juiste woordvolgorde niet en ze schreven gewoon “Ik weet niet” als een antwoord. Zo’n een antwoord heeft natuurlijk geen grote voorspellende waarde maar het toont op zijn minst dat de woordvolgorde in Nederlandse zinnen echt een groot probleem kan zijn. Deel 2, Vraag 2 2. Vul de juiste vorm van het werkwoord in./ᇚࡼ䆡ҹℷ⹂ⱘᯊᗕ฿ܹᣀᓻ ᇚࡼ䆡ҹℷ⹂ⱘᯊᗕ฿ܹᣀᓻ ЁDŽ Toen ik mijn geld (krijgen), (kopen) ik een auto. Toen ik mijn geld gekregen had, kocht ik een auto. Als ik een fiets (hebben), (hoeven) ik niet te lopen. Als ik een fiets had, hoefde ik niet te lopen. Er (zijn) eens een prinses. Er was eens een prinses. Als ik het niet (vergeten), (kopen) ik een krant voor jou. Als ik het niet vergeet, koop ik een krant voor jou. De vraag twee in het deel twee was ook moeilijk. De taak van de ondervraagden was alleen de juiste vormen van de werkwoorden in te vullen, maar de resultaten brachten aan het licht het feit dat de Nederlandse tijdsvormen moeilijk voor de Chinezen en Taiwanezen zijn en dat ze de tijd anders vaak begrijpen. Van de elf ondervraagden heeft niemand alle tijdsvormen juist ingevuld. De meest voorkomende fout was de verwisseling van tijden – meestal gebruikten de ondervraagden onvoltooid tegenwoordige tijd in plaats van voltooid tegenwoordige tijd of voltooid verleden tijd. Deel 2, Vraag 3 3. Vertaal in het Nederlands./㗏 㗏䆥៤㥋݄᭛DŽ 䆥៤㥋݄᭛DŽ 39
៥䇏䖛њ䖭ӑ㒌DŽ Ik heb de krant gelezen. ៥এᑈҎ䴲⌆DŽ៥ҹࠡҢᴹ≵এ䖛䙷䞠DŽ Ik ben vorig jaar in Afrika geweest. Ik was daar nog nooit geweest. ཌྷᇣᯊ᳒㒣ԣ䖛㕢DŽ Toen zij klein was, woonde zij in Amerika. བᵰ䲼≵᳝ϟᕫ䙷Мˈ៥ህಲᴹњDŽ Als het niet zo hard geregend had, was ik wel gekomen. De resultaten van de derde oefening van het deel twee waren hetzelfde als die van de tweede oefening – het blijkt dat de tijden en de volgorde van de tijden echt één van de grootste problemen voor Chinezen en Taiwanezen zijn. Ook waren er problemen met de vertaling zelf, sommige ondervraagden kenden enkele woorden niet. Soms zitten er fouten in de spelling van de woorden – een voorkomende fout was “America” in plaats van “Amerika”. (In dit geval kan men veronderstellen dat er invloed van het Engels is en dus dat sommige ondervraagden spreken Engels wel.) Deel 2, Vraag 4 4. Vul de woordsoorten in./ߎݭ䆹ᄫ䆡ⱘ䆡ᗻ ߎݭ䆹ᄫ䆡ⱘ䆡ᗻDŽ ߎݭ䆹ᄫ䆡ⱘ䆡ᗻDŽ miljoen kritiek treden als saai donders tweede deze onderwijs
telwoord zelfstandig naamwoord werkwoord voegwoord
daar tegen
bijwoord voorzetsel
maar vals
bijvoeglijk naamwoord tussenwerpsel telwoord
en
voegwoord bijvoeglijk naamwoord voegwoord
aan wie sommige lief
zelfstandig naamwoord
zijn
hoeps 40
voorzetsel voornaamwoord telwoord bijvoeglijk naamwoord tussenwerpsel
de
lidwoord
verpleegster
vandaag naar elkaar
bijwoord voorzetsel voornaamwoord
een barsten
zelfstandig naamwoord lidwoord werkwoord
De resultaten van deze oefening bijna samenvallen met de verwachtingen. Van de elf ondervraagden heeft niemand alle 27 woordsoorten correct ingevuld. Sommige ondervraagden hebben niet alle vakjes ingevuld, deze vakjes vatte ik als fouten op. Hoewel sommige respondenten besloten om de oefening in het Chinees te invullen, maakten ze ook fouten. De meeste ondervraagden maakten meer dan vijf fouten. De beste resultaat waren drie fouten in totaal. De slechtste resultaat waren elf fouten in totaal. De meest voorkomende fouten waren de woordsoorten van de woorden “hoeps” en “donders”. De meeste respondenten hadden geen problemen met de bepaling van werkwoorden. Meestal waren er ook geen problemen met de bepaling van telwoorden. Deel 2, Vraag 5 5. Maak de samenstellingen./ߎخড়䆡 ߎخড়䆡DŽ ߎخড়䆡DŽ 1. snel 2. de naam 3. het glas 4. de kaart 5. de pijn 6. het weer 7. het handel 8. de knecht
a. het ziekenfonds b. pils c. de maag d. het meisje e. de letter f. het verdrag g. het verkeer h. de kunde
1g, het snelverkeer 2d, de meisjesnaam 3b, het pilsglas 4a, de ziekenfondskaart 5c, de maagpijn 6h, de weerkunde 7f, het handelsverdrag 8e, de letterknecht
De resultaten van de allerlaatste oefening waren de volgende: van elf respondenten hebben zes mensen alle samenstellingen correct gemaakt. Van de vijf ondervraagden die een fout gemaakt hebben, maakten drie mensen twee fouten, één mens één fout en één mens drie fouten. Het blijkt dat de meeste ondervraagden hadden problemen met de woorden “de knecht”, “de kunde”, “het verdrag” en sommigen ook met het woord “pils”. In het algemeen waren de resultaten beter dan ik verwacht heb. Dat leidt tot de conclusie dat 41
samenstellingen waarschijnlijk niet zo’n groot probleem voor de Chinezen en Taiwanezen zijn. Het is toch nog steeds mogelijk dat sommige ondervraagden de juiste antwoorden gewoon goed hebben getipt.
42
Conclusie Zonder twijfel is het leren van vreemde talen moeilijk voor de Chinezen en Taiwanezen. Ze schermutselen met verschillende moeilijkheden. Hun moedertaal is in veel opzichten helemaal anders dan de Indo-Europese talen. De verschillen leiden ook tot specifieke problemen die Chinezen en Taiwanezen met het leren van Nederlands hebben. Als deze problemen worden beter begrepen, kan misschien het taalonderwijs meer effectief worden. De eerste stap is iets over het Chinees in het algemeen te weten. Chinees is een toontaal en heeft dus heel andere fonetisch systeem dan Indo-Europese talen. Er bestaan vier tonen die de betekenis van lettergepen onderscheiden. De melodie van de uitspraak en de intonatie van de zinnen zijn verschillend. Er is geen verschil tussen stemloze en stemhebbende medeklinkers. De aspiratie is meer belangrijk in het Chinees. Chinese morfologie en syntaxis zijn ook verschillend. De grammaticale functionele karakteristieken in het Chinees zijn anders dan de woordsoorten en betstanddelen in het Nederlands. De woordvolgoorde is meer vast en heeft andere regels. Het gebruik van tijden en volgorde van tijden zijn ook verschillend. De hele lexicografie is anders en de lexicologie is verschillend, want de Chinezen en Taiwanezen gebruiken karakters. De tweede stap is de algemene problemen van de Chinezen en Taiwanezen die Nederlands leren te begrijpen. Er zijn er veel. Ze hebben problemen die met de verschillende fonetiek, morfologie, syntaxis, lexicologie en lexicografie samenhangen. De problemen verbonden met de fonetiek betreffen vooral de verschillen tussen Hanyu Pinyin en het Nederlandse alfabet, stemloosheid en stemhebbenheid van de medeklinkers en uitspraak van woorden. De problemen samenhangende met de morfologie en syntaxis betreffen vooral de woordvolgorde, woordsoorten, vervoeging van werkwoorden. De problemen samenhangende met de lexicologie en lexicografie betreffen vooral de Chinese karakters, wijziging van het woord basis, verschillen tussen woorden in het Nederlands en in het Chinees, metaforen en vaste uitdrukkingen. De derde stap was in mijn geval een klein onderzoek. Voor het gebruik van dit onderzoek maakte ik vragenlijsten. Ik maakte twee varianten – één voor de Chinese 43
ondervraagden en één voor de Taiwanese ondervraagden. Deze twee varianten verschillen alleen in het gebruik van de vereenvoudigde/traditionele Chinese karakters. Elke vragenlisjt bestaat uit twee delen. Het deel één bestaat uit zeven vragen/oefeningen. Deze vragen betrffen stemloze en stemhebbende medeklinkers en de vokalische lengte van klinkers. Het tweede deel bestaat uit vijf vragen/oefeningen. Deze vragen betreffen woordvolgoorde, tijdsvormen, volgorde van tijden, woordsoorten en samenstellingen. Van de ingevulde vragenlijsten heb ik een analyse gemaakt. De resultaten van de analyse waren volgende: Het blijkt dat de tijdsvormen, gebruik van tijden en volgorde van tijden zijn meest problematisch voor de Chinezen en Taiwanezen die Nederlans leren. De vocalische lengte van de klinkers is ook problematisch. Aan de andere kant, de samenstellingen waren niet zo’n groot probleem als ik verwacht heb. Ook de resultaten van de vragen/oefeningen die de stemloosheid en stemhebbenheid van medeklinkers waren niet zo slecht. Er waren ook enkele kleine problemen – sommige ondervraagden hadden problemen met het vertaling of de spelling van de woorden. In het algemeen bewezen de resultaten dat de specifieke problemen van Chinezen en Taiwanezen die Nederlands leren echt bestaan. Met inachtneming van deze problemen kan men in de toekomst misschien een betere methode van het taalonderwijs voor de toontaalsprekers ontdekken.
44
Bibliografie
ŠVARNÝ, Oldřich, Hovorová čínština v příkladech III. Olomouc: Vydavatelství Univerzity Palackého, 1998 ŠVARNÝ, Oldřich, UHER, David, Úvod do studia hovorové čínštiny. Olomouc: Univerzita Palackého, 2001 YIP, Po-Ching, RIMMINGTON, Don, Chinese: A Comprehensive Grammar. London: Routledge, 2004 KUČERA, Ondřej, Jazyková a sociokulturní úskalí při výuce čínských studentů. In Sborník asociace učitelů češtiny jako cizího jazyka (AUČCJ) 2003-2005. Praha: Filip Tomáš – Akropolis, 2005: 91-100. BEHEYDT, Ludo, DIRVEN René, KAUNZER, Ulrike A., Uitspraak Nederlands. Leuven: Acco, 1999 TOUFAROVÁ, Eva, KŘÍŽOVÁ, Kateřina, Taaloefeningen I. Olomouc: Univerzita Palackého, 2006 KLAPWIJK, Marion, REE, Siel van der, Spreken is zilver ... Module 1. Baarn: Bosch & Keuning, 1996
45
Resumé Tato bakalářská práce se zabývá specifickými problémy, se kterými se při studiu nizozemštiny potýkají rodilí mluvčí čínského jazyka. Důraz je kladen především na vysvětlení odlišných jazykových charakteristik, které tyto problémy způsobují. Autorka vychází z vlastních zkušeností s oběma jazyky, dotazníků a prací Oldřicha Švarného. Cílem práce je popis těchto problémů a jejich vysvětlení. Zároveň práce obsahuje popis tvorby a rozbor dotazníků, jejichž účelem bylo zjistit, zda se v literatuře zmiňované problémy výrazněji projevují v reálu, a případně tak výzkumem podložit tvrzení formulovaná v teoretických částech práce. První kapitola bakalářské práce stručně pojednává o obecných charakteristikách čínštiny. Tato část je podstatná jako vědomostní základ důležitý pro pochopení jazykových souvislostí v dalších částech práce. Jednotlivé podkapitoly seznamují s čínskou fonetikou, morfologií, syntaxí, lexikologií a lexikografií. Důraz je kladen na popis tzv. gramatických funkčních charakteristik čínštiny. Druhá kapitola pojednává o obecných problémech čínských rodilých mluvčích se studiem nizozemštiny. Popis těchto problémů vychází především ze srovnání s jevy charakteristickými pro rodný jazyk Číňanů a Taiwanců. Jednotlivé podkapitoly se zabývají problémy souvisejícími s fonetikou, morfologií, syntaxí, lexikologií a lexikografií. Ve třetí kapitole je popisována tvorba dotazníků sloužících k doplňujícímu výzkumu na dané téma. Dotazníky se skládají ze dvou částí. První část má sedm otázek, které zohledňují především znělost a neznělost souhlásek a vokalickou délku samohlásek. Druhá část se skládá z pěti otázek, které se týkají slovosledu, tvarů sloves, časové souslednosti, slovních druhů a složených slov. Čtvrtá kapitola obsahuje rozbor vyplněných dotazníků. Z tohoto rozboru vyplývá, že pro čínské rodilé mluvčí jsou problematické především tvary sloves a časová souslednost. Číňané a Taiwanci se podle dotazníků potýkají také s rozlišovací funkcí vokalické délky slov. Z vyplněných dotazníků naopak není příliš patrné, že by znělost a neznělost souhlásek činila respondentům větší obtíže. Obecně však dotazníky z větší části potvrdily hypotézu, že problémy čínských rodilých mluvčích se studiem nizozemštiny jsou specifického rázu.
46
Summary The topic of this bachelor thesis is the description of the specific problems of Chinese native speakers in learning Dutch. Important is mainly the explanation of different linguistic characteristics that cause the problems. The thesis is based on the author‘s personal experience with both languages, questionnaires and the work of Oldřich Švarný. The goal of the thesis is the description of the specific problems and their explanation. A part of the thesis is also the description of making of the questionnaires. The purpose of the questionnaires was to find out if the problems described in the literature are real and pertinently use the research to confirm the theories. The first chapter of the thesis features Chinese shortly. This part is important as the base of knowledge which helps to understand the statements made in the next chapters. Various subgroups deal with Chinese phonetics, morphology, syntax, lexicology and lexicography. The emphasis is laid on the description of so called “grammatical functional characteristics” of Chinese. The second chapter follows the most common problems of Chinese native speakers in learning Dutch in general. The description of the problems is based mainly on the comparison with the phenomena typical for the mother tongue of Chinese and Taiwanese. Various subgroups follow problems with phonetics, morphology, syntax, lexicology and lexicography. In the third chapter is described the making of the questionnaires used for the complementary research. The questionnaires consist of two parts. There are seven questions in the first part. The questions are about voicedness and voicelessness of consonants and vocalic length of vowels. The second part consists of five questions. The questions are about word order, verb forms and tenses, sequence of tenses, parts of speech and word compounds. The fourth charter is about the analysis of the results. From the analysis is clear that the biggest problems for Chinese native speakers are the verb tenses and the sequence of tenses. According to the questionnaires have the Chinese and Taiwanese also a problem with the vocalic length of vowels. On the other hand is from the results not obvious that voicedness and voicelessness of consonants is such a problem. 47
However, the hypothesis that the problems of Chinese native speakers are really specific was quite confirmed.
48
Seznam příloh
Příloha 1 Ukázka vyplněných dotazníků
49
Anotace Autor práce:
Zuzana Přecechtělová
Název katedry a fakulty:
Katedra nederlandistiky FF UP Olomouc
Název práce:
Problémy čínských rodilých mluvčích se studiem nizozemštiny
Vedoucí práce:
Doc. Dr. Wilken Engelbrecht, cand. litt.
Počet znaků:
73 427
Počet příloh:
1
Počet titulů použité literatury:
7
Klíčová slova: čínština, čínští studenti, studium nizozemštiny, problémy, lingvistické srovnání, dotazníky
50