Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
Colofon Uitgave Platform Bèta Techniek Lange Voorhout 20, 2514 EE Den Haag Postbus 556, 2501 CN Den Haag T (070) 311 97 11 F (070) 311 97 10
[email protected] www.platformbetatechniek.nl Vormgeving Ambitions, ’s-Hertogenbosch September 2010 Auteursrechten voorbehouden. Gebruik van de inhoud van deze publicatie is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld.
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
Centres of expertise / Centra voor innovatief vakmanschap september 2010
4
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
Indeling
1 Inleiding
6
2 Uitgangspunten Centres of expertise / Centra voor innovatief vakmanschap
10
3 Business plan
14
4 Procedure
21
5 Beoordelingskader
25
6 Leren en ondersteunen
28
7 Begrippenlijst
30
Bijlagen
33
5
1
Inleiding
Op 20 oktober 2009 heeft de commissie De Boer het Sectorinvesteringsplan HBO 2011-2016 Meer studenten hbo techniek via Centres of Expertise aan de voorzitters van het Platform Bèta Techniek en de HBO-raad aangeboden. De commissie Hermans heeft 22 maart 2010 het Sectorinvesteringsplan MBO 2011-2016 Meer mbo-techniek studenten op topniveau door Centra voor Innovatief Vakmanschap aan de voorzitters van het Platform Bèta Techniek en de MBO Raad overhandigd. Beide plannen zijn geschreven in opdracht van het Platform Bèta Techniek en de HBO-raad (De Boer) en MBO Raad (Hermans), om de resultaten van de investeringen die in de periode 2004-2010 door het Platform Bèta Techniek samen met de onderwijsinstellingen en het werkveld in de bètatechniekagenda zijn gedaan ook na 2010 voort te kunnen zetten en uit te bouwen. De voortzetting van de inspanningen van de afgelopen jaren binnen het mbo en hbo is hard nodig ter versterking van de Nederlandse economie en innovatie, en niet te vergeten de vervangingsvraag vanwege de aanstaande ontgroening en vergrijzing van de beroepsbevolking. Beide investeringsplannen zijn zowel in het onderwijsveld als door bedrijven en de overheid zeer goed ontvangen. In de plannen worden aanpakken voorgesteld om te komen tot centra1 gericht op landelijk vast gestelde innovatiegebieden, waarin onderwijsinstellingen samen met bedrijven investeren. De centra worden gezien als uithangborden voor de sector techniek die de grote dynamiek van de sector laten zien, en de aantrekkingskracht van de sector op de toekomstige generatie technici vergroten. Kennis die binnen de nationale sleutelgebieden en de maatschappelijke innovatieagenda van het kabinet wordt gegenereerd, krijgt via de centra een plek in de onderwijsinfrastructuur. De centra worden daarmee aanjagers van de kenniseconomie en innovatie. De centra leveren op deze manier een bijdrage aan het oplossen van de zogenaamde Nederlandse kennis- of innovatieparadox (het beschikken over goed onderzoek dat nauwelijks zijn weg weet te vinden naar praktische toepassingen), en het kwantitatieve en kwalitatieve tekort aan technisch personeel.
1 W anneer gesproken wordt over centra, worden zowel de Centres of expertise als de Centra voor innovatief vakmanschap bedoeld.
6
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
7
Sleutel tot de oplossing ligt in het verbinden van de vier O’s in de regio Het stimuleren van de kenniseconomie, het doorbreken van de kennisparadox en ook het schaarsteprobleem vragen om een nieuwe benadering. Centraal daarin staat de regio. De concurrentie vindt immers niet langer plaats tussen landen, maar tussen krachtige economische regio’s. Regio’s met een sterk en goed uitgebalanceerd regionaal economisch systeem, waar eendrachtig vanuit nieuwe coalities wordt samengewerkt tussen de vier O’s (ondernemers, onderwijs, onderzoek en overheid), hebben een concurrentievoordeel ten opzichte van regio’s die dit niet doen. Daarom zetten steeds meer regio’s met hun economische strategie in op gezamenlijke agenda vorming van de diverse partijen, waarmee de kans op succes toeneemt. Ongeacht of het nu gaat om stimulering van innovatie en ondernemerschap of het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Inmiddels hebben diverse regio’s in Nederland een door de vier O’s gedragen innovatieagenda, waarin is gekozen voor één of meerdere economische speerpunten of clusters. Regio’s als Brainport en Twente beschikken over omvangrijke en integrale investeringsagenda’s van waaruit
8
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
diverse clusters worden ondersteund. Regio’s als Wageningen, Groningen, Drenthe en Nijmegen zetten in op één speerpunt in de vorm van een cluster of valley. De meeste van deze speerpunten sluiten direct aan of hebben raakvlakken met de landelijk benoemde sleutelgebieden of thema’s die zijn uitgewerkt in (maatschappelijke) Innovatieprogramma’s. De praktijk laat zien dat de overheid, de ondernemers en het onderzoek al redelijk in staat zijn de krachten te verenigen om te komen tot een zekere mate van doelvervlechting rond een gezamenlijke ambitie. Iedereen vanuit zijn of haar eigen rol en verantwoordelijkheid. De overheid pakt in toenemende mate de rol van facilitator in het proces van structuurversterking als maatschappelijke opgave, zorgt voor goede randvoorwaarden in het vestigingsklimaat en treedt in een enkel geval op als launching customer rond maatschappelijke vraagstukken. De kennisinstellingen zijn bezig zich open te stellen en zich met hun kennisontwikkeling te richten op wensen en behoeften van (regionale) stakeholders. Ondernemers zetten kennis en kunde om in kassa. In de meeste regio’s is de grote afwezige het beroepsonderwijs. In een aantal gevallen zijn hogescholen in enige mate aangehaakt op de regionale innovatie investeringsagenda’s, vooral op bestuurlijk niveau in de regionale bestuurlijke boards. De ROC’s zijn meestal geheel afwezig, terwijl zij een zeer belangrijke stakeholder zijn in de kenniseconomietransitie. En wanneer het beroeps onderwijs wel betrokken is, is het in de praktijk vaak lastig deze betrokkenheid ook daadwerkelijk handen en voeten te geven. De ministeries van OCW en EZ hebben positief gereageerd op de vertaling van bovenstaande problematiek in het concept uitgewerkt in de plannen De Boer en Hermans, en hebben in juli 2010 budget vrijgemaakt om een start te kunnen maken met de Centres of expertise in het hbo (drie Centres kunnen gedurende vijf jaar worden ondersteund met 1 miljoen euro per jaar gekoppeld aan minimaal 50% cofinanciering) en de Centra voor innovatief vakmanschap in het mbo (zes Centra kunnen gedurende vijf jaar worden ondersteund met 400.000 euro per jaar met minimaal 50% cofinanciering). De 50% cofinanciering bestaat uit een gelijkwaardige investering vanuit onderwijsinstelling en bedrijfsleven (en eventuele andere partners betrokken bij het centrum). Het Platform Bèta Techniek (in nauw overleg met de HBO-raad en de MBO Raad) heeft de opdracht gekregen om de call for proposals voor beide centra voor te bereiden. De call for proposals die 1 september 2010 is geopend omvat de volgende drie gebieden: - Water: dit omvat het Innovatieprogramma Watertechnologie en het Maatschappelijk Innovatieprogramma Water. - Chemie: dit omvat het Innovatieprogramma Chemie. - High-tech automotive systems (HTAS): dit omvat het Innovatieprogramma HTAS. Nadere informatie hierover is te vinden op www.centresofexpertise.nl / www.centravoorinnovatiefvakmanschap.nl. Hier staan ook de contactpersonen van de betreffende (maatschappelijke) Innovatieprogramma’s vermeld. Dit document bevat informatie over de call for proposals voor de centra en heeft tevens als doel de onderwijsinstellingen en hun partners op weg te helpen bij het opstellen van goede business plannen. Hoofdstuk 2 bevat de beschrijving van de uitgangspunten voor de centra. In hoofdstuk 3 wordt het business plan toegelicht, hoofdstuk 4 beschrijft de procedure die leidt tot de selectie van de centra per 31 december 2010. Hoofdstuk 5 omvat het beoordelingskader zoals gehanteerd in de procedure, in hoofdstuk 6 wordt op hoofdlijnen de leerfunctie/monitor en audit beschreven. Hoofdstuk 7 geeft een toelichting op de in het stuk gehanteerde begrippen. In de bijlagen zijn kernvragen bij het formuleren van een business plan en het aanvraagformulier opgenomen.
9
2
Uitgangspunten Centra
In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van de Centres of expertise en Centra voor innovatief vakmanschap beschreven, waar de sectorinvesteringsplannen mbo en hbo aan ten grondslag liggen. De benadering van beide centra is in de kern gelijk, aangezien beide op een vergelijkbare wijze ingrijpen in de kennisinfrastructuur. De invulling van de centra verschilt, zoals later in dit hoofdstuk wordt toegelicht. Binnen de centra wordt een infrastructuur gecreëerd, waarin de kennis die is ontwikkeld binnen de sleutelgebieden kan worden doorvertaald naar (het human capital binnen) opleidingen en bedrijven. De kenniseconomie vraagt namelijk om (meer) innovatieve en ondernemende werknemers, om een goede aansluiting tussen kennis en ondernemerschap, en om excellentie. Het gaat om die werknemers met kennis die nodig is om de (innovatieve bedrijven binnen de) sleutelgebieden verder te helpen. Nederland moet daarom investeren in het opleiden van talent en dat talent verbinden aan de economische kracht van Nederland. Beide centra hebben drie centrale uitgangspunten, namelijk: 1. De centra profileren zich scherp binnen een sleutelgebied. 2. Er is sprake van gelijkwaardige betrokkenheid en investeringen van het innovatief bedrijfsleven, onderwijsinstellingen en andere partners (zowel materieel als immaterieel). 3. De centra worden bedrijfsmatig geleid en er is een duurzame implementatiestrategie. De centra worden na de looptijd van de overheidsinvestering zelfvoorzienend.
Verbinding met economische speerpunten Onderwijsinstellingen, innovatieve bedrijven en andere partners (bijvoorbeeld lokale en provinciale overheden, door de overheid [mede] gefinancierde organisaties als woningcorporaties, ZBO’s, en GTI’s, etc.) ontwikkelen gezamenlijk sterk geprofileerde centra. Er zijn heldere keuzes gemaakt ten aanzien van de doelgroepen die worden bediend en de thema’s of vraagstukken die vanuit de centra worden opgepakt. De centra zijn 52 weken per jaar operationeel, waarin verschillende disciplines elkaar ontmoeten en samenwerken.
10
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
In de centra wordt de verbinding gelegd tussen het middelbaar en hoger beroepsonderwijs en economische speerpunten (van nationaal belang). De centra vormen open communities of practice van ondernemers, wetenschappers, docenten en studenten. Excellentie is hier de norm: door te werken en te studeren in een omgeving met hoog waardige kennis, toponderzoekers, topdocenten en state-of-the-art technologie halen de studenten het topniveau. De centra hebben een sterk wervend karakter, waardoor er tevens méér studenten worden aangetrokken: het centrum heeft een positief effect op de in- en uitstroomcijfers van de instellingen. Er is sprake van een gedeeld eigenaarschap. De betrokken partners (onderzoekers, ondernemers, onderwijs en de overheid) bepalen samen de strategie op basis van een gezamenlijke ambitie (doelvervlechting) en houden samen de visie en de strategie vitaal. Het gedeeld eigenaarschap vertaalt zich ook in een gezamenlijke bekostiging van de centra. Partners hebben elk hun eigen rol en verantwoordelijkheid in het centrum.
Innovatiekracht De centra opereren vraaggericht. Voor de betrokken onderwijsinstellingen betekent dit een paradigmashift van aanbod- naar vraagsturing. Dat wil zeggen dat het aanbod van de centra aansluit op de kwantitatieve en kwali tatieve behoeften van werkgevers. De centra dragen bij aan een verbreding, verdieping en verzwaring van het onderwijspakket2. Studenten en docenten krijgen toegang tot en komen in aanraking met state-of-the-art kennis en technologie vanuit de bedrijven en de kennisinstellingen. Verbreding vindt plaats door ruimte te bieden voor nieuwe thematische multidisciplinaire programma’s met snijvlakcomponenten. Verdieping wordt gerealiseerd door extra aandacht te besteden aan nieuwe technologieën en nieuwe vakspecialismen. Verzwaring gebeurt door het aanbieden van snijvlakopleidingen, het aanbieden van masterclasses, post-hbo opleidingen en post-mbo opleidingen. Bij de Centres of expertise worden professionele masteropleidingen aangeboden voor hoog gespecialiseerde ingenieurs. Ook bij- en omscholing van werkenden en werkzoekenden kan onderdeel uitmaken van het pakket. De inrichting van de centra heeft tot gevolg dat deze bijdragen aan de innovatiekracht van ondernemers door innovaties op gang te brengen, te versnellen en de succesratio te vergroten, en bovendien talent op te leiden dat aansluit bij de innovatieopgaven van ondernemers. Ondernemers krijgen dus toegang tot talent met op maat gesneden kennis en kunde. De centra grijpen direct in op de winst- en verliesrekening van ondernemers. De innovatieketen (van ondernemers) krijgt een centrale plek in het aanbod van de centra. Hierbij is ruimte voor elke fase in de innovatieketen: bedenken, ontwikkelen, testen/implementeren, realiseren, vermarkten. (Consortia van) ondernemers brengen vraagstukken, kennis en technologie in, en krijgen kennis en uitvoeringscapaciteit tot hun beschikking om de vraagstukken om te zetten in nieuwe producten, diensten, processen en markten.
Overeenkomsten en verschillen Centres of expertise en Centra voor innovatief vakmanschap De uitgangspunten voor de Centres of expertise en de Centra voor innovatief vakmanschap komen op hoofdlijnen overeen. In de Centra voor innovatief vakmanschap staat in de eerste plaats de arbeidsmarktvraag centraal. Zij zijn primair gericht op het opleiden van toptalent aansluitend op de innovatieopgaven van ondernemers, gekoppeld aan de belangrijke sleutelgebieden. De Centres of expertise zijn naast op toptalentontwikkeling ook gericht op het direct bijdragen aan het oplossen van innovatievraagstukken van ondernemers in alle fases van de innovatieketen.
2 Hierbij is het nadrukkelijk de bedoeling dat binnen de huidige kaders opleidingen worden vormgegeven. Verbreding, verzwaring en verdieping moet niet leiden tot meer CREBO-/CROHO-registraties. De wettelijke kaders zijn onverminderd van toepassing. Voor mbo-instellingen is bijvoorbeeld de notitie Helderheid in de bekostiging van het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie uit 2004 relevant.
11
12
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
Zij vervullen onder meer een kennisvalorisatie- en innovatieversnellingsfunctie. De Centra voor innovatief vakmanschap dragen bij aan innovatie binnen het sleutelgebied door het aanreiken van innovatief vakmanschap en kennis over innoveren via stages en opdrachten. De verschillende soorten centra stellen verschillende eisen aan de invulling en samenstelling van het partnerschap (zoals de vereiste betrokkenheid van een [technische] universiteit of andere wetenschappelijke kennisinstelling bij de Centres of expertise, het mbo sluit bij voorkeur aan bij een hogeschool)3. Voor zowel hbo als mbo zijn de innovatieve bedrijven belangrijke partners die met studenten en werkenden in een innovatieve context uitdagende projecten uitvoeren. Ook ten aanzien van actieradius en geografisch schaalniveau verschillen de Centres of expertise en de Centra voor innovatief vakmanschap. De eerste groeien uit tot ‘vermaarde kennisbolwerken’ en hebben een nationale of zelfs internationale uitstraling en aantrekkingskracht op ondernemers en studenten. De laatste hebben deze uitstraling met name op (inter-)regionaal niveau.
Business Based Innovation Door het Platform Bèta Techniek wordt voor het realiseren van de centra een nieuwe innovatie strategie gehanteerd: Business Based Innovation (BBI). Deze BBI-strategie houdt onder andere in dat de centra worden gebaseerd op business plannen, waarin de belangen van de verschillende O’s worden geïdentificeerd en zoveel mogelijk gekwantificeerd en gekapitaliseerd. Om de samenwerking tussen de partners te waarborgen, worden de doelstellingen van een centrum direct gekoppeld aan de toegevoegde waarde voor elke deelnemende partner: partners sluiten aan op basis van een direct eigenbelang. Dit verhoogt het commitment aanzienlijk, zeker als de toegevoegde waarde zich snel en duidelijk manifesteert. De centra zullen zich uiteindelijk zelf moeten kunnen bedruipen. Dat betekent dat gezocht zal moeten worden naar verdienmechanismen. Mogelijk krijgen de centra een revolving karakter. Aan de centra liggen goed doortimmerde business plannen ten grondslag en ze worden bedrijfsmatig geleid. De focus van de centra moet liggen op het zo spoedig mogelijk en continu realiseren van toegevoegde waarde. De kern is namelijk het bereiken van een voor alle partijen positief en acceptabel return on investment. Dit kan voor iedere partner anders zijn. Belangrijk is dat dit bij de start reeds zichtbaar wordt gemaakt en in het samenwerkingsverband sprake blijft van een win-win situatie. Dit zorgt voor een hoog commitment en duurzame financiering. De keuze voor de BBI-aanpak borduurt hierop voort. De centra moeten worden bezien als een eigen investering, waarmee rendement behaald moet worden voor de markt en daarmee voor zichzelf. In de volgende hoofdstukken wordt de BBI-aanpak nader beschreven.
3 Business plannen voor Centres of expertise en Centra voor innovatief vakmanschap worden onafhankelijk van elkaar beoordeeld. Het is mogelijk dat met elkaar samenwerkende hogescholen en mbo-instellingen op elkaar aansluitende plannen indienen.
13
3
Business plan
In de call van september 2010 wordt aan (een consortium van) onderwijsinstellingen, bedrijfsleven en andere partners gevraagd een business plan in te dienen bestaande uit een business case en een business model met bijbehorende operationalisering. De onderwijsinstelling is penvoerder van het samen opgestelde plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de definities van achtereenvolgens het business plan, de business case en het business model. Vervolgens wordt nader ingegaan op welke elementen respectievelijk in de business case en in het business model dienen te worden opgenomen. In de bijlage is aanvullende (achtergrond-) informatie opgenomen over business cases en business modellen, en worden handvatten aangereikt om tot een business plan te komen.
Business plan De termen business plan, business case en business model worden nogal eens verschillend ingevuld en door elkaar gebruikt. Het business plan is een instrument waarmee op een kwalitatieve en kwantitatieve manier het centrum wordt beschreven. Het geeft weer wat het centrum in de toekomst wil bereiken (de business case) en hoe hij dat wil bewerkstelligen (het business model). Voor het centrum is het een instrument met een hoge interne en externe waarde. Intern is het een beheersinstrument: aan de hand ervan wordt nagegaan of de voorgestelde doelen worden gerealiseerd. Wanneer dit niet het geval is, biedt het business plan de handvatten om oorzaken te achterhalen en vervolgens bij te sturen. Extern is het business plan een communicatie-instrument: het moet overtuigen om partners bij het centrum te betrekken.
14
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
Business plan Plan waarin de gewenste ontwikkelingen en doelstellingen van een centrum voor een bepaalde periode zijn vastgelegd en onderbouwd.
Business case Wat en wie?
Business model en operationalisering Hoe?
Zoals gezegd bestaat het business plan uit een business case en een business model met operationalisering. • De business case: vanuit elke deelnemende partij wordt de investeringsbeslissing onderbouwd, waaruit blijkt wat de toegevoegde waarde is van het centrum. De kern hiervan is een kosten- en batenanalyse. Voor elke partij moet een duidelijke kans of probleem bestaan dat met het centrum wordt verzilverd of via het centrum wordt opgelost. Duidelijk wordt wat de doelstelling is van het centrum, welke partijen worden betrokken en hoe elke partij zich tot het centrum en zijn doelstellingen verhoudt. • Het business model levert het bewijs hoe het centrum toegevoegde waarde creëert, aflevert en vasthoudt. In essentie is een business model de blauwdruk van het centrum. In het business model komt de concrete invulling van het centrum aan de orde, waarbij verschillende onderdelen van het centrum worden beschreven. Een voorbeeld van een business model wordt in de bijlage gegeven. De operationalisering van het business model omvat een financiële analyse, een omgevingsanalyse en risicoanalyse, de uitvoering, en de organisatie en governance.
Waarom deze aanpak? Zoals in het vorige hoofdstuk is beschreven, wordt er met de centra ingespeeld op een economischmaatschappelijke business case. De centra zijn een gedeelde verantwoordelijkheid tussen de deelnemende partners, die verschillende perspectieven en belangen hebben. Hoewel alle partijen kansen zien, blijkt het in de praktijk moeilijk om te komen tot concrete proposities.
15
De hier gekozen aanpak gaat uit van de kracht van de gedeelde business case. Onderwijs en bedrijfsleven zijn gelijkwaardige partners in het centrum. De kracht van een business case is de gedeelde verantwoordelijkheid van de betrokken partijen. De kracht van een business model is dat partijen worden gedwongen na te denken over hoe het centrum waarde creëert.
Business case Om de samenwerking tussen onderwijsinstellingen en bedrijven te verbeteren en te bestendigen is het van belang de doelstellingen van een centrum direct te koppelen aan de toegevoegde waarde voor al zijn partners (de business case). Dit verhoogt het commitment aanzienlijk, zeker als deze toegevoegde waarde zich snel en expliciet manifesteert. Daarnaast moeten de functies van het centrum leiden tot extra toegevoegde waarde voor derden, waarmee nieuwe geldstromen kunnen worden aangeboord en benut. Kortom, de focus van de centra moet liggen op het bereiken van een voor alle deelnemers positieve return on investment, door het creëren van voldoende toegevoegde waarde. Partners moeten waar voor hun geld/inspanningen krijgen. Wanneer de inkomsten opwegen tegen de investeringen ontstaat een hoog commitment en daardoor een meer duurzame vorm van financiering. De keuze voor de aanpak met een business case en business model borduurt voort op dit principe. Zoals beschreven in de sectorinvesteringsplannen heeft het centrum uiteindelijk een aantal gemeenschappelijke doelen. Deelname aan het centrum gebeurt echter vanuit de eigen organisatie (en dus vanuit een eigen belang) geredeneerd. Vanuit het bedrijfsleven zal er een bedrijfsmatige argumentatie zijn voor deelname. Deze argumentatie moet duidelijk worden geformuleerd, onderbouwd door middel van een kosten- en batenanalyse. In de bijlage zijn vragen opgenomen die gebruikt kunnen worden bij het formuleren van een business case. Op hoofdlijnen gaat het om de volgende drie onderdelen:
1. Wie: het team • De primaire partners van het centrum (1e schil), het belang van waaruit ze meedoen, en wat hun rol is in de ontwikkeling, financiering en exploitatie. • Het (beoogde) management van het centrum (inclusief cv’s). • De overige relevante stakeholders, business- en/of onderzoekspartners in de 2e schil van het centrum en de wijze waarop deze worden betrokken bij het centrum. • De betrokkenheid van de relevante (maatschappelijke) Innovatieprogramma’s bij de totstandkoming en uitvoering van het centrum. • Track record: beschrijving van relevante referenties van projecten, programma’s e.d. waaruit de expertise van betrokken partijen blijkt en waaruit blijkt dat de partijen ervaring hebben in de onderlinge samenwerking. • Indien er sprake is van een groeimodel in het partnerschap, hoe ziet dat er dan uit?
16
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
2. Wat: visie, missie en concept • De focus van het centrum: Hoe wordt het centrum geprofileerd en gepositioneerd op en binnen het sleutelgebied? • De visie, de missie en het concept van het centrum. De vraagstukken waarop het centrum zich richt, en de problemen of kansen die hiermee worden opgelost/benut. • De SMART geformuleerde doelstellingen en beoogde resultaten van het centrum (bijvoorbeeld meer studenten, betere studenten, stimuleren innovaties, etc.).
3. Kosten- en batenanalyse en vooruitblik • Kosten- en batenanalyse (op hoofdlijnen) van de partners van het centrum (bijv. de benodigde investeringen, het [economisch] perspectief). • Hoe is het team voornemens de visie, missie en concept nader uit te werken in het business model? • Hoe ziet de bedrijfsmatige, duurzame implementatiestrategie eruit? Hoe wordt het centrum zelfvoorzienend?
17
Mogelijke redenen voor deelname vanuit bedrijven zijn: • Uitbesteding van creatie en ontwikkeling (innovatie); • Uitwisseling van kennis; • Verbetering van toegang tot markten; • Toegang tot voldoende gekwalificeerd personeel; • Invloed op de inrichting van de opleiding; • Versterken van het imago vanuit maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), gedeelde waarden; • Versterken van het netwerk; • Op lange(re) termijn: ‘erbij horen’, ‘hier gebeurt het’. Mogelijke redenen voor deelname vanuit onderwijsinstellingen zijn: • Kansen voor profileren en onderscheiden op een innovatiegebied; • Talentontwikkeling, het beste uit studenten halen; • Ontwikkeling en kwaliteitsverbetering van opleidingen (verbreden, verzwaren, verdiepen); • Directe relatie met de arbeidsmarkt; • Afleveren van meer en betere studenten; • Een continue update van actuele (praktijk)kennis; • Professionalisering van docenten; • Faciliteren van de valorisatieagenda.
Business model en operationalisering Het tweede onderdeel van het business plan is het business model en de verdere uitwerking. Op basis van de business case (gebaseerd op individuele kosten- en batenanalyses) wordt in het business model inzicht en onderbouwing verschaft ten aanzien van de wijze waarop de business case gerealiseerd gaat worden. Het business model beschrijft het geheel en de samenhang van hoe het centrum waarde creëert, aflevert en vasthoudt. Daarmee laat het model het grotere geheel in samenhang zien. In een business model worden meestal de volgende onderwerpen behandeld4.
4. Het business model • De werking van het business model: wat is de concrete propositie van het centrum, hoe ziet het producten- en dienstenpakket van het centrum eruit. • Wat is het verdienmodel: wat is de toegevoegde waarde, het unieke van het centrum en de reden dat klanten (studenten, personeel, bedrijven, kennisinstellingen, etc.) hiervoor kiezen. • De onderscheiden klantsegmenten en de doelmarkten. • Marketing plan: de communicatie- en marketingstrategie.
In de uitwerking van het business model komen aan de orde: een financiële analyse; een omgevingsanalyse en risicoanalyse; de uitvoering; de organisatie en governance (deze onderdelen maken integraal deel uit van het business plan). Het gaat dan bijvoorbeeld om hoe de organisatiestructuur eruit ziet en 4 Zie tevens de bijlage voor een voorbeeld van een business model en de vragen die een consortium kan stellen om dit model vorm te geven.
18
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
hoe de juridische aspecten geregeld zijn. Denk hierbij aan de omgang met intellectueel eigendom van hetgeen binnen het centrum tot stand komt. Voor dergelijke zaken is het centrum zelf verantwoordelijk.
5. Financiële analyse5 • Investeringsbegroting met een specificatie van de inzet en verdeling van eigen middelen, de middelen van de partners, de overheidsinvesteringen en overige subsidiegelden. • Exploitatiebegroting: inzicht in de zogenaamde apparaatskosten (huisvesting, personeel en infrastructuur) en de programmakosten (de activiteiten en projecten). • Een onderbouwing hoe de overheidsinvestering wordt ingezet om te werken aan de verduurzaming van het centrum. • Een onderbouwing van de wijze waarop nieuwe financieringsstromen worden aangeboord en opbrengsten worden gegenereerd.
6. Omgevingsanalyse en risicoanalyse • Trends en ontwikkelingen in de markt. • Aard en omvang van de huidige doelgroep en toekomstige doelgroepen: bedrijven, kennisinstellingen, overheden, studenten, etc. • De voornaamste concurrenten en het onderscheidende vermogen van het centrum ten opzichte van zijn concurrenten. • De go/no go-momenten: bedreigingen, (externe) risicofactoren en beperkingen.
7. Uitvoering • Plan van aanpak: de stappen die zullen worden ondernomen om het centrum te realiseren en te verduurzamen. • Planning voor de ontwikkeling van het centrum en het eerste jaar van exploitatie met de daarbij behorende doelstellingen. • Inzicht in het team dat de ontwikkeling en eventueel de exploitatie zal uitvoeren en de mate van betrokkenheid vanuit de directie en het management.
8. Organisatie en governance • De juridische borging en organisatievorm van het centrum. • De wijze waarop het huidige en toekomstige (intellectueel en fysiek) eigendom geregeld is (bijvoorbeeld afspraken omtrent kennisbescherming, verdeling van de rechten op resultaten). • Beschrijving van de governance structuur en de verdeling van rollen, taken en bevoegdheden onder de betrokken partijen. • Wijze waarop verantwoording wordt afgelegd over de verkregen middelen. •K ennisvalorisatie: het centrum maakt onderdeel uit van een pilot waar toekomstige centra van moeten kunnen leren. Hoe wordt de kennis die in het centrum wordt opgedaan ten aanzien van organisatie, uitvoering en financieringen gedeeld met, en beschikbaar gesteld voor, andere centra? 5 In het uiteindelijke business plan kan de financiële analyse de kosten- en batenanalyse uit de business case vervangen.
19
Business plan Het business plan omvat uiteindelijk minimaal de volgende onderdelen6: • Wie: het team • Wat: visie, missie en concept • Het business model • Financiële analyse • Omgevingsanalyse en risicoanalyse • Uitvoering • Organisatie en governance
6 In de bijlage zijn vragen opgenomen die gebruikt kunnen worden bij het formuleren van een business plan.
20
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
4
procedure
In dit hoofdstuk wordt de procedure beschreven zoals deze zal worden gehanteerd bij de call for proposals. Hierbij wordt ingegaan op de selectie- en beoordelingsprocedure, en de verantwoording gekoppeld aan de investeringsbijdrage.
Selectie- en beoordelingsprocedure De selectie heeft als doel die aanvragen te selecteren die de meeste potentie hebben uit te groeien tot succesvolle Centres of expertise en Centra voor innovatief vakmanschap. Voor elk sleutelgebied (in totaal 3) worden 1 Centre of expertise en 2 Centra voor innovatief vakmanschap geselecteerd. De call is geopend in september 2010. Selectie vindt plaats in twee rondes door de expert commissie op basis van een beoordelingskader (zie hoofdstuk 5). In de eerste ronde wordt een business case beoordeeld door de expertcommissie en een openbare ranking van de aanvragen gepubliceerd. In de tweede ronde wordt het gehele business plan beoordeeld. De expertcommissie adviseert het Platform Bèta Techniek over de toekenning van de investeringsbijdragen. Het Platform adviseert de ministers van OCW en EZ over de definitieve toekenning. Hieronder staan de belangrijkste data: september 2010 opening van de call for proposals 16 en 17 september 2010 workshop business case en business model 8 oktober 2010 deadline aanmelding toelichtende gesprekken 15 oktober 2010 om 12.00 uur deadline inleveren business case 22 en 25 oktober 2010 (21 reserve) toelichtende gesprekken 5 november 2010 bekendmaking openbare ranking en individuele feedback 8 december 2010 om 12.00 uur deadline inleveren business plan 14 december 2010 presentatie business plannen Uiterlijk 31 december 2010 Toekenning overheidsinvestering
21
Ronde 1: business case 1 september - 5 november 2010 In de eerste ronde wordt een eerste ranking gemaakt op basis van de business cases (zie hierover voorgaande hoofdstukken). De aanvragers worden gevraagd om uiterlijk 15 oktober 2010 12.00 uur een business case in te leveren van maximaal 10 pagina’s (inclusief bijlagen, vergezeld van het aanvraagformulier zoals in de bijlagen is opgenomen) waarin het voorstel voor een Centre of expertise of een Centrum voor innovatief vakmanschap7 wordt beschreven, zowel digitaal als in hard-copy. De penvoerder is de onderwijsinstelling8. De business case kan tot uiterlijk 15 oktober 2010 12.00 uur digitaal worden verzonden naar: Voor Centres of expertise:
[email protected] Voor Centra voor innovatief vakmanschap:
[email protected] De business case kan in hard-copy uiterlijk 15 oktober 2010 (datum poststempel) worden verzonden naar: Platform Bèta Techniek Centre of Expertise / Centrum voor Innovatief Vakmanschap Lange Voorhout 20 Postbus 556 2501 CN DEN HAAG Voorafgaand aan het inleveren van de business case wordt op 16 en 17 september 2010 een workshop aangeboden op het gebied van business cases en business modellen. Details over deze workshop en de wijze van aanmelding is te vinden op www.centresofexpertise.nl en www.centravoorinnovatiefvakmanschap.nl. De aanvragers wordt na de deadline de mogelijkheid geboden de aanvraag toe te lichten aan de expertcommissie. Dit is mogelijk op 22 en 25 oktober 2010 (waarbij 21 oktober als reservedag is ingepland). De aanvragers krijgen hier 10 minuten de tijd om hun business case toe te lichten, waarna de commissie 30 minuten de gelegenheid heeft om vragen te stellen. Wanneer de aanvrager hier gebruik van wil maken kan hij zich tot uiterlijk 8 oktober 2010 inschrijven via
[email protected] of
[email protected]. De expertcommissie adviseert het Platform Bèta Techniek over de ingediende plannen, waarbij gekeken is of aan de randvoorwaardelijke criteria kan worden/wordt voldaan en de kernindicatoren een eerste indicatie +, ± of - van de commissie meekrijgen (zie hiervoor het beoordelingskader in hoofdstuk 5). Het Platform Bèta Techniek publiceert op basis van het advies een openbare ranking van de ingediende plannen, waarbij de plannen worden ingedeeld in drie groepen: zeer kansrijk, kansrijk en kansarm. De bekendmaking hiervan, en de individuele feedback aan de indieners, vindt 5 november 2010 plaats. Aanvragers worden voorafgaand hierover benaderd en krijgen de mogelijkheid om hun aanvraag in te trekken, wanneer zij van mening zijn dat een openbare ranking voor de aanvragers negatief uitpakt. Zij worden dan niet in de openbare ranking opgenomen en worden in dat geval uitgesloten van participatie in ronde 2.
7 Een gecombineerd Centre of expertise en Centrum voor innovatief vakmanschap is mogelijk. Elk centrum wordt echter apart beoordeeld, waardoor er voor elk centrum een business case moet worden ingeleverd. 8 Een door het ministerie van OCW bekostigde hbo-instelling / mbo-instelling.
22
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
De individuele feedback bestaat uit de beoordeling en handvatten van de expertcommissie voor de verdere uitwerking van de business case. Na het ontvangen van de beoordeling is het Platform Bèta Techniek bereikbaar voor een toelichting hierop (zie bovenstaande contactgegevens). Ronde 2: business plan inclusief business model 5 november - 31 december 2010 Een instelling bepaalt zelf na ronde 1 of doorgegaan wordt naar ronde 2. Een instelling kan alleen meedoen in ronde 2, als ronde 1 doorlopen is. Indien de aanvragers besluiten door te gaan, wordt hen gevraagd de business case concreet uit te werken in een business plan (een toelichting hiervan is te vinden in hoofdstuk 3). In deze ronde wordt het gehele business plan beoordeeld. De deadline voor het inleveren van de digitale versie van het business plan (inclusief aanvraagformulier zoals in de bijlage) is 8 december 2010 om 12.00 uur, de hard-copy versie moet de uiterlijke poststempel van 8 december 2010 hebben. Het business plan kan digitaal worden verzonden naar: Voor Centres of expertise:
[email protected] Voor Centra voor innovatief vakmanschap:
[email protected] Het business plan kan in hard-copy worden verzonden naar: Platform Bèta Techniek Centre of Expertise / Centrum voor Innovatief Vakmanschap Lange Voorhout 20 Postbus 556 2501 CN DEN HAAG 14 december 2010 presenteren de consortia de definitieve aanvragen aan de expertcommissie. Op basis van het advies van de expertcommissie adviseert het Platform de ministers van OCW en EZ over de definitieve toekenning. Er wordt in dit geval geen ranking openbaar gemaakt, alleen de toegekende centra worden publiekelijk gemaakt.
Expertcommissie Voor de beoordeling van de business plannen, wordt gebruikt gemaakt van een expertcommissie. De leden van deze commissie zijn te vinden op www.centresofexpertise.nl of www.centravoorinnovatiefvakmanschap.nl. Deze commissie is samengesteld in nauwe samenwerking met de HBO-raad en MBO Raad. Deze experts zijn geselecteerd op kennis van het mbo- en hbo- onderwijsveld, kennis van de innovatieve sleutelsectoren, en kennis van business cases en business modellen. De expertcommissie adviseert het Platform Bèta Techniek over de beoordeling en selectie van de aanvragen. De expertcommissie is opgebouwd uit twee soorten experts, namelijk de beoordelende experts en de leading experts. Beoordelende experts De rol van de beoordelende experts is het beoordelen van de binnengekomen aanvragen ingediend door een consortium van onderwijsinstellingen, bedrijven en andere partners. Deze experts beoordelen beide fases in de selectieprocedure. Een poule van deskundigen op diverse terreinen vormt de beoordelende experts. Uit elk betrokken sleutelgebied is een beoordelende expert betrokken.
23
Leading experts De rol van de leading experts is het waarborgen van een zorgvuldige selectie- en beoordelings procedure. Zij geven het Platform Bèta Techniek advies over de beoordeling van de beoordelende experts, waarbij zij met name op de zorgvuldigheid en validiteit van de gehanteerde procedure reflecteren. Daarnaast kunnen zij het Platform gevraagd en ongevraagd adviseren over (inhoudelijke) punten die de leading experts zijn opgevallen. De leading experts zijn mensen met naam en faam, die herkend worden door het veld als gezaghebbend en onafhankelijk. Er is gezocht naar minimaal één persoon met een hbo-signatuur, iemand met een mbo-signatuur en een persoon uit het bedrijfsleven met affiniteit met het mkb. Voor alle beoordelende en leading experts geldt dat zij geen rol zullen spelen in de beoordeling, dan wel de bespreking, van aanvragen van instellingen waar zij op enige wijze bij betrokken zijn.
Verantwoording Wanneer de investeringsbijdrage op 31 december 2010 is toegekend, ontvangt de penvoerder voor het consortium 65% van de investeringsbijdrage (voor Centres of expertise is dit 3.270.000 euro, voor Centra voor innovatief vakmanschap 1.310.000 euro). Deze investeringsbijdrage is bedoeld voor de eerste drie jaar (2011, 2012 en 2013). Het business plan wordt door het consortium vertaald in een meerjarenplan, met daaronder vallende jaarplannen, waarvan de resultaten worden vastgelegd in jaarverslagen. Het jaarplan bevat resultaten met daaraan gekoppelde prestatie-indicatoren, in het jaarverslag wordt beschreven of deze zijn gehaald. Aan het einde van 2013 vindt een midterm review plaats. In deze midterm review wordt duidelijk hoe de afgelopen jaren is gepresteerd, en of de partners gedurende de afgelopen jaren zijn blijven participeren en investeren. De midterm review geeft een indicatie van de duurzaamheid van het centrum, en is de basis voor het eventueel bijstellen van het business plan voor de komende 2 jaar. Op basis van de midterm review vindt een governancegesprek plaats. Het resultaat van dit gesprek is bepalend of de investeringsbijdrage voor 2014 beschikbaar wordt gesteld (17.5% van de totale investeringsbijdrage). Eind 2015 vindt de afronding plaats. Wanneer het consortium kan laten zien dat de prestaties zijn gehaald, en dat het centrum duurzaam zonder gebruik te maken van de investeringsbijdrage gekoppeld aan de centra kan voortbestaan, wordt het resterende bedrag (17.5%) van de investeringsbijdrage uitgekeerd.
24
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
5
beoordelingskader
Vanuit de voorgaande hoofdstukken is een beoordelingskader ontwikkeld. De criteria van dit kader vloeien voort uit de hoofdstukken 2 en 3, en kunnen derhalve niet los van elkaar worden gezien. In de twee beoordelingsrondes (zie hoofdstuk 4) worden dezelfde criteria gehanteerd. Beoordeling vindt plaats op basis van de volgende criteria. a. Randvoorwaardelijke criteria: elk van deze criteria moet aanwezig zijn in het business plan, bij het ontbreken hiervan komt het centrum niet in aanmerking voor toekenning. b. Kerncriteria: elk van deze criteria moet voldoende aanwezig zijn in het business plan, op basis van deze criteria worden punten toegekend.
Randvoorwaardelijke criteria Wanneer één van onderstaande elementen niet aanwezig is in het business plan komt het centrum niet in aanmerking voor toekenning, omdat deze elementen de essentie vormen van de centra. Het gaat om het volgende: 1. Het centrum profileert zich op en binnen het sleutelgebied9; 2. Er is sprake van gelijkwaardige betrokkenheid van relevante (innovatieve) bedrijven, onderwijs instellingen en andere partners, blijkend uit de kosten- en batenanalyses; 3. 5 0% cofinanciering komt vanuit het consortium, waarvan minimaal de helft vanuit het bedrijfsleven. Cofinanciering kan ook in kind zijn, dat betekent bijvoorbeeld huisvestingskosten of personeelskosten;
50% rijksoverheidsinvestering
(minimaal) 25% bedrijfsleven
25% anders (bijv. instelling)
4. Het centrum heeft toegang tot en inbreng vanuit (wetenschappelijke) kennis (hbo: universiteit of wetenschappelijk equivalent, mbo: hbo-instelling en/of universiteit of equivalent). 9 Waarbij aansluiting is gezocht met de relevante (maatschappelijke) Innovatieprogramma’s.
25
Kerncriteria Naast de randvoorwaardelijke criteria zijn er vier kerncriteria, namelijk ambitie, partners, haalbaarheid en duurzaamheid. Bij de beoordeling van het business plan wordt getoetst in hoeverre het consortium een duurzaam concept kan neerzetten. Hierbij wordt de ambitie van het plan afgewogen tegen de concreetheid en haalbaarheid. Kerncriterium
Omschrijving van de indicatoren waarop getoetst wordt
Ambitie
• Mate van toegevoegde waarde van het centrum voor de partners in het consortium met als kern een kosten- en batenanalyse. • Mate van toegevoegde waarde voor de deelnemers vanuit de onderwijsinstelling (zowel kwalitatief als kwantitatief). • Mate van focus en keuzes (profilering). • Mate van geanticipeerd effect op de regio, economie en/of het sleutelgebied.
Partners
• Omvang, niveau en inhoud van de (huidige en beoogde) samenwerking
(mate van
tussen betrokken instellingen, bedrijven en overige partijen (track
commitment)
record), blijkend uit de business case per partner en de omvang van de inzet (inhoudelijk, financieel en organisatorisch) van de partners. • Gelijkwaardige betrokkenheid van de relevante (innovatieve) bedrijven, (zowel groot, midden- als kleinbedrijf), onderwijsinstelling en overige partijen, blijkend uit de wijze waarop verantwoordelijkheden zijn belegd.
Haalbaarheid
• Doelmatige, doeltreffende en proportionele inzet van middelen.
(0-5 jaar)
• Harde en zichtbare investeringen en duurzame verdienmodellen (bijvoorbeeld financiële cijfers, data-analyse, prestaties).
(mate waarin de ambities realiseerbaar zijn)
• Meerjarenplan en meerjarenbegroting (inclusief marketing, communicatie en groeimodel). • Wijze waarop samenwerking, eigenaarschap en organisatievorm juridisch en bedrijfseconomisch worden vastgelegd (organisatie en governance). • De meetbaarheid van de prestatie-indicatoren, de wijze waarop prestaties worden gemeten en de wijze waarop evaluatie hierop plaatsvindt.
Duurzaamheid (>5 jaar)
• Het groeimodel en de wijze waarop aanpassingen in de business case en business model worden georganiseerd. • Op welke wijze, in welke omvang en in welk tijdpad nieuwe financieringsstromen worden betrokken. • Hoe de leerfunctie naar andere centra en de regio wordt ingericht.
Puntentoekenning Ronde 1 In de eerste ronde beoordeelt de expertcommissie of er aan de randvoorwaardelijke criteria kan worden/wordt voldaan. Tevens wordt er op de kerncriteria een eerste indicatie gegeven hoe de
26
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
aanvraag scoort, waarbij er per kerncriterium een plus (+), plus-min (±) of een min (–) wordt toegekend. De expertcommissie deelt de aanvragen aan de hand van de score op de randvoorwaardelijke en kerncriteria in op de volgende drie categorieën: zeer kansrijk, kansrijk en kansarm. Ronde 2 In de tweede ronde beoordeelt de expertcommissie het business plan. Hierbij wordt ten eerste beoordeeld of aan de randvoorwaardelijke criteria is voldaan. Wanneer aan één van de randvoorwaardelijke criteria niet wordt voldaan, betekent dit dat de aanvraag automatisch als onvoldoende wordt beoordeeld (0 punten krijgt). Wanneer een aanvrager bewust kiest voor het afwijken van één van deze randvoorwaardelijke criteria, moet dit scherp beargumenteerd worden. In dat geval kan de expertcommissie ervoor kiezen hier een uitzondering op te maken. Indien aan alle randvoorwaardelijke criteria is voldaan worden de vier kerncriteria beoordeeld. Elk kerncriterium wordt als volgt gescoord op basis van een tienpuntsschaal (in totaal kunnen 40 punten worden behaald): - Min (-): 0-3 punten. Er wordt onvoldoende aan het criterium voldaan of het is onbekend of er aan het criterium wordt voldaan. - Plus-min (±): 4-6 punten. Er wordt gedeeltelijk aan het criterium voldaan. - Plus (+): 7-10 punten. Er wordt (ruimschoots) aan het criterium voldaan. Wanneer een aanvraag op één van de kerncriteria 0-3 punten scoort en dus ´min´ scoort, krijgt de aanvraag automatisch een totaal van 0 punten. De expertcommissie adviseert het Platform Bèta Techniek op basis van het totaal aantal punten welke aanvragen voor de overheidsinvestering in aanmerking kunnen komen.
27
6
Leren en ondersteunen
Veel onderwijsinstellingen in het mbo en hbo zijn al bezig met initiatieven die nauw raken aan de uitgangspunten zoals benoemd voor de centra, waarbij ook toenemend de methodiek van business cases en modellen wordt gehanteerd. Daarnaast is er de ambitie om het aantal centra uit te breiden over meerdere sleutelgebieden. Dit vraagt om een nieuwe innovatiestrategie, namelijk Business Based Innovation (BBI). Hieronder staan de belangrijkste uitgangspunten van de BBI.
Leervragen gekoppeld aan BBI Binnen BBI staan presteren en leren centraal. De BBI-werkwijze is nieuw. Dit betekent dat er ruimte moet zijn binnen de nieuwe innovatiestrategie om te leren van ervaringen die bij het opstellen van
28
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
een business plan en binnen de centra worden opgedaan. Kennisverzameling, -vergroting en -deling zijn belangrijk. Daarnaast staat presteren binnen de centra centraal. Hoe realiseren de verschillende partijen de prestaties die binnen het business plan zijn vastgelegd? Het maken van duidelijke afspraken dwingt de partijen om daadwerkelijk resultaten neer te zetten die meetbaar zijn. Belangrijk is dat deze prestaties de aanknopingspunten bieden om te kunnen reflecteren op het handelen van de verschillende partijen binnen de centra en het leerproces stimuleren. Naast het leren op centrumniveau, wordt aandacht besteed aan het leren van elkaar. Alle hogescholen en mbo-instellingen moeten kunnen leren van de ervaringen die worden opgedaan, omdat de gedachte achter de centra (het profileren van instellingen op thema’s in samenwerking met het afnemend werkveld) steeds meer gemeengoed wordt in onderwijsland (zie bijvoorbeeld: Differentiëren in drievoud, Commissie Veerman 2010; Investeringsagenda mbo, MBO Raad 2010; Kwaliteit als opdracht, HBO-raad 2009). Tenslotte zal tijdens de uitvoering van de centra, ook gewerkt worden aan het lerend vermogen van BBI zelf.
Ondersteuning in het selectieproces Het slagen van de centra is mede afhankelijk van de kwaliteit en de professionaliteit van de ingediende plannen. Het Platform Bèta Techniek zal daar waar nodig en mogelijk, hieraan een bijdrage leveren. Na het openen van de call wordt er op 16 en 17 september 2010 een workshop georganiseerd over het schrijven van een business plan (zie hiervoor het hoofdstuk 5). Daarnaast is het Platform gedurende het gehele proces bereikbaar voor toelichting op en vragen over (de invulling van) het business plan. Ook kan het Platform ter ondersteuning verschillende partijen met elkaar in contact brengen. Daarnaast zal – wanneer nodig – een Q&A op de website worden geplaatst. Na het inleveren van de business case (ronde 1), ontvangen de aanvragers individuele feedback op hun plannen. De experts hebben als critical friend de plannen beoordeeld, en geven vanuit die rol feedback op basis waarvan de plannen verbeterd kunnen worden.
Leerfunctie vanaf 2011 De leerfunctie zal – mede afhankelijk van de wens en behoefte van de deelnemende consortia – na de toekenning van de overheidsinvestering worden ingericht met de volgende elementen: • De afvallers bij de call worden – indien gewenst – nadrukkelijk betrokken bij geleerde lessen uit de methodiek, zodat zij toch kunnen komen tot (deelfuncties van) een centrum. • De centra van verschillende sleutelgebieden kunnen aan elkaar worden gekoppeld, bijvoorbeeld door middel van een ´critical friend´ of ´partner´ systeem. • Het initiatief tot kennisverzameling, -vergroting en -deling ligt mede bij de consortia. Op basis van hun wensen en behoeften zal er een programma op maat worden ontwikkeld, zeker gezien het feit dat er sprake is van een pilot. • Monitor & audit: ondersteunend aan het toetsen van prestaties binnen de centra en het lerende vermogen binnen èn buiten de centra en voor de nieuwe innovatiestrategie, wordt een monitor- en auditingsystematiek gehanteerd die aangepast wordt aan de fase waarin het centrum zich bevindt.
29
7
Begrippenlijst
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat onder een aantal gehanteerde begrippen verstaan wordt. Het betreft die begrippen die essentieel zijn voor het juist kunnen interpreteren van de call. Bedrijf Een onderneming die gericht is op het behalen van winst. Cofinanciering • Het gedeelte van het business plan dat niet wordt gefinancierd vanuit de bijdrage die door middel van de call wordt aangevraagd. De cofinanciering bestaat uit minimaal 50% van de financiering. Minimaal de helft van de cofinanciering bestaat uit bijdragen uit het bedrijfsleven. Cofinanciering kan naast liquide middelen bestaan uit loonkosten, de kosten van verbruikte materialen, de kosten van het gebruik van bestaande apparatuur, kosten voor het gebruik van speciaal aan te schaffen apparatuur en aan derden verschuldigde kosten. • Het consortium berekent het integrale uurtarief op basis van bedrijfseconomisch en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Het integrale uurtarief is samengesteld uit de directe personeelskosten en de indirecte kosten. Het integrale uurtarief betreft uitsluitend de kosten uit de gewone bedrijfsvoering en bevat geen winstopslag. Voor de invulling van de cofinanciering mag een maximum uurtarief worden gerekend van 75 euro per uur (inclusief BTW). • (Een deel van) de kosten van verbruikte materialen en apparatuur kan worden berekend wanneer deze direct bijdragen aan de doelstelling van het centrum. Afschrijvingen worden gedaan volgens fiscale regels. De toerekening van de kosten moet worden gedaan naar evenredigheid van de tijd welke de apparatuur wordt gebruikt in het kader van activiteiten voor het centrum. De kosten van aangeschafte apparatuur en verbruikte materialen en hulpmiddelen moeten worden berekend op basis van historische aanschafprijzen. Innovatie Innovatie is het invoeren van nieuwe ideeën, goederen, diensten en processen. Het proces van innovatie draait om dingen op een nieuwe (en zo mogelijk ook betere) manier aan te pakken. Innovatie is meer dan alleen een technische verbetering. Belangrijk hierbij is de interactie tussen gebruiker en product. De gevolgen van het op een nieuwe wijze toepassen van een bestaand product kunnen even groot zijn als de gevolgen van de introductie van het product zelf. Een ontdek-
30
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
king die nooit uit het laboratorium komt, blijft een uitvinding. Pas als een ontdekking in productie genomen wordt en waarde voor de onderneming toevoegt (ook als dat bijvoorbeeld in de vorm van kostenbesparingen is) kan het een innovatie genoemd worden. Zonder succesvolle vermarkting, bestaat er geen innovatie. Kennisinstituut Een kennisinstituut is een organisatie gericht op wetenschap en/of de uitvoering van (toegepast) onderzoek. In de Centres of expertise werken hogescholen samen met een wetenschappelijk kennisinstituut (Nederlandse wetenschappelijke kennisinstituten zijn te vinden via de Nederlandse Onderzoek Databank van de KNAW, zie http://www.onderzoekinformatie.nl/nl/oi/). Centra voor innovatief vakmanschap kunnen voor de verbinding met toegepast onderzoek samenwerken met wetenschappelijke kennisinstellingen of hogescholen. Zie voor een overzicht van de bekostigde hogescholen in Nederland http://www.hbo-raad.nl/hogescholen/overzicht-hogescholen. Midterm review Door middel van een midterm review worden de centra tussentijds geëvalueerd. Op basis van deze tussentijdse evaluatie kan een oordeel worden geveld over de voortgang in het realiseren van de doelstellingen van de centra en wordt tussentijds verantwoording afgelegd over de tot dan toe bestede middelen. De midterm review gaat niet alleen in op de mate van doelbereik, maar geeft ook inzicht in de relatie tussen doelen, strategie, uitvoering en behaalde resultaten en effecten. Een positieve uitkomst draagt bij aan een verdere verankering en legitimering van de centra. De midterm review biedt ook inzicht in de mogelijke verbeterpunten waarop vervolgens kan worden bijgestuurd. Mkb Het midden- en kleinbedrijf (mkb) bestaat uit ondernemingen met maximaal 250 werknemers. Met ingang van 1 januari 2005 is de Europese definitie van het midden- en kleinbedrijf als volgt vastgesteld: Categorie onderneming
Werknemers
Jaaromzet
of jaarlijks balanstotaal
middelgroot
< 250
≤ € 50 mln.
≤ € 43 mln.
klein
< 50
≤ € 10 mln.
≤ € 10 mln.
micro
< 10
≤ € 2 mln.
≤ € 2 mln.
Samenwerkingsverband Idealiter bestaat het samenwerkingsverband uit de 4 O’s: onderzoekers, ondernemers, onderwijs en overheid. In het samenwerkingsverband dat ten grondslag ligt aan de centra, zijn de O van onderwijs en O van ondernemers betrokken. Daarnaast moet de O van onderzoekers betrokken zijn; er wordt samengewerkt met een kennisinstituut. De O van overheid staat in dit verband voor de regionale of lokale overheid die bereid is mede te investeren in het centrum. Deze laatste O is niet verplicht verbonden aan het samenwerkingsverband.
31
Sleutelgebieden / Innovatieprogramma’s Door het landelijke Innovatieplatform zijn voor Nederland in 2004 zes sleutelgebieden benoemd die een belangrijke bijdrage leveren aan de concurrentiekracht van Nederland. Het zijn gebieden waar sprake is van aansprekende en motiverende economische en maatschappelijke ambities. Er is sprake van voldoende organiserend vermogen van betrokken partijen en het bevat diverse mondiaal concurrerende bedrijven. Ook wordt binnen de sleutelgebieden in internationaal perspectief hoogwaardige kennis en technologie ontwikkeld. Voor Nederland zijn de volgende sleutelgebieden geselecteerd: Creatieve Industrie, Flowers & Food, High-Tech Systemen en Materialen, Water, Chemie en Pensioenen & Sociale Verzekeringen. Binnen deze sleutelgebieden zijn er (maatschappelijke) Innovatieprogramma’s gestart. Track record Het track record van het centrum bestaat uit twee onderdelen: samenwerking tussen de partners en expertise. Welke historie kent het centrum ten aanzien van de samenwerking tussen de deel nemende partners en welke kennis en expertise hebben de partners op het thema van het centrum reeds opgebouwd?
32
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
Bijlagen: - Kernvragen bij het formuleren van het business plan - Aanvraagformulier Centres of expertise / Centra voor innovatief vakmanschap
Kernvragen bij het formuleren van het business plan Vragen die elke partij zich kan stellen wanneer het business plan wordt verantwoord vanuit de eigen organisatie. De vragen kunnen richting geven in het proces.
Investeren
Prioriteren
Exploiteren
Realiseren
(Samenwerkend) Bedrijfsleven
• Vanuit welke (opleidings-/ kennis-/onderzoeks-)vraag gaat men deelnemen? • Welke speerpunten? • Welke ontwikkelingen vanuit het bedrijf(sleven) spelen een doorslaggevende rol? • Op welke wijze wordt de (bedrijfs)organisatie ingezet? • Welk investeringseffect wordt verwacht? • Welke ontwikkeling kennisinnovatie en/of kennis circulatie staat centraal? • Wat is de verbinding met de sleutelgebieden en landelijke innovatieprogramma’s? • Wat leert de analyse van de regionale arbeidsmarkt (beschikbare vacatures, vervangingsvraag)?
• Welk budget wordt geïnvesteerd? • Welke resultaten worden verwacht? • Welke inkomsten worden verwacht? • Wat zijn de kosten ten opzicht van de baten? • Wat is de investeringswaarde? • Wat is het effect bij wel of niet doorgaan voor het bedrijf? • Welke investering is minimaal nodig en hoe realiseren de samenwerkende partners dit?
•H oe wordt realisatie vormgegeven in de samenwerking (Kennisdeling, kenniscirculatie en kennisinnovatie)? •H oe wordt de bedrijfsorganisatie gerealiseerd (Uitwisseling vakmensen, opscholing, verbinding met curriculum, praktijk leren etc)? •H oe worden de activiteiten in de organisatie gemanaged? •W at kan in de samenwerking groeien?
33
Investeren
Prioriteren
Exploiteren
Realiseren
Stakeholder(s) (gemeente, provincie, Kamer van Koophandel, branches en bedrijfstakken)
• Welke ontwikkelingsspeerpunten worden gerealiseerd? • Hoe wordt de regionale inbedding vormgegeven? • Welke investeringseffecten worden verwacht?
• Welk budget wordt geïnvesteerd? • Welke resultaten worden verwacht? • Welke inkomsten worden verwacht? • Wat zijn de kosten ten opzichte van de baten? • Wat is de investeringswaarde? • Wat is het effect bij wel of niet doorgaan voor de regio, branche of bedrijfstak?
•H oe wordt het centrum gepositioneerd in de regio? •H oe willen de stakeholders betrokken worden? •H oe wordt dit georganiseerd (leden of achterban)? •S lim realiseren: Kennisdeling, kenniscirculatie en kennisinnovatie •W at kan in de samenwerking groeien?
• Wat is het huidige budget op basis van reeds behaalde resultaten (aantal deelnemers, projecten etc.)? Wat is de ondergrens op het terrein van instroom of benutting van de centra? • Welke kosten moet de onderwijsinstelling maken bij realisatie? • Welke inkomsten worden verwacht en hoe worden deze (in de organisatie) verrekend? • Idem ten opzichte van de kosten? • Welke samenwerkingsvorm heeft de voorkeur vanuit onderwijs? • Welke investering is mogelijk? • Hoe wordt de organisatie vormgegeven? • In welke relatie tot de totale organisatie? • Wat is het effect van wel of niet doorgaan voor de onderwijsinstelling?
• Hoe worden de verantwoordelijkheden verdeeld en uitgevoerd? • Hoe wordt dit ingebed in de organisatie? • Hoe ziet de uitvoering van de activiteiten eruit vanuit onderwijs geredeneerd? • Hoe wordt een slimme realisatie vormgegeven in de samenwerking (kennisdeling, kenniscirculatie en kennisinnovatie)?
Onderwijsinstelling (hbo en mbo)
34
• Wat leert de analyse van het aantal deelnemers/opleidingen? • Wat is het zichtbare groeipotentieel (deelnemers, contacten, kennis ontwikkeling en innovatie, kennisdeling en circulatie)? • Wat is het investeringseffect op de organisatie? • Hoe wordt de organisatie van de instelling ingezet? • Welke organisatievorm wordt gekozen? • Welke ontwikkeling kennisinnovatie en/of kenniscirculatie staat centraal? • Wat is de verbinding met de sleutelgebieden en landelijke innovatieprogramma’s? • Welk excellent track record is aantoonbaar? • Welke historische ontwikkeling van het beoogde opleidingenaanbod ligt ten grondslag aan de beoogde samenwerking (ontwikkeling sector, deelnemerstromen etc.)?
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
Business Model Canvas Hieronder wordt een veelgebruikt model toegelicht10. Elke instelling is vrij om te kiezen voor een eigen vorm. De onderdelen die hieronder worden beschreven moeten echter wel duidelijk worden. THE BUSINESS MODEL CANVAS
Key Partners
Key Activities
Key Resources
Cost Structure
Value Propositons
Customer Relationships
Customer Segments
Channels
Revenue Streams
10 Zie ook www.businessmodelgeneration.com, het model wordt onder andere gebruikt door Ericsson, Deloitte, Capgemini, 3M, Logica e.a.
35
Omschrijving van de onderdelen
36
Onderdeel
Beschrijving
Customer segments
Een uitsplitsing en definitie van de verschillende (type) klanten. Hierbij kan gedacht worden aan studies, leerjaren, (mbo-)niveau, niveau van student. Maar juist ook welk type bedrijven, afgeleverd personeel, etc.
Value propositions
De toegevoegde waarde die het centrum levert. Wat is het unieke aan het centrum, wat is de reden dat klanten (studenten, personeel, overige partijen) hiervoor zullen kiezen?
Channels
Hoe wordt de toegevoegde waarde via welke kanalen gecommuniceerd? Denk hierbij aan communicatie, distributie, marketing. De onderscheidende rol van het centrum in de regio staat hier centraal.
Customer relationships
Wat is de relatie met de klanten? Is de student bijvoorbeeld afnemer of is er sprake van co-creatie tussen innovatie, bedrijf en student?
Revenu streams
Wat zijn de geldstromen, wie investeert waarin en waar worden opbrengsten gegenereerd? Wat kan er van klanten worden gevraagd, en waar kan er gecompenseerd worden?
Key resources
Waar wordt het centrum van bekostigd? Wat zijn de inkomsten, en hoe wordt dit op de lange termijn gewaarborgd?
Key activities
Wat is de focus van het centrum? Welke diensten/activiteiten bestaat er? Hoe worden deze aangeleverd en wie is daarvoor verantwoordelijk?
Key partnership
Het netwerk van leveranciers en partners. Wat is de verdeling van verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden?
Cost structure
Een analyse van de sleutelactiviteiten gecombineerd met de kosten en opbrengstenstromen. Waar loopt het centrum risico en waar is er overschot te verwachten? Hoe duurzaam is het?
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
Aanvraagformulier Centres of expertise/Centra voor innovatief vakmanschap Aanvragers wordt verzocht dit formulier digitaal in te vullen en bij de aanvraag bij te voegen Dit formulier is te downloaden op: www.centresofexpertise.nl en www.centravoorinnovatiefvakmanschap.nl
Naam van de aanvraag:
Type aanvraag (hbo/mbo):
Relevant sleutelgebied / innovatieprogramma:
Beknopte beschrijving:
Penvoerder11: Naam organisatie:
Naam aanvrager:
Postadres:
Postcode:
Bezoekadres:
Postcode:
Plaats:
Plaats:
Land:
Contactpersoon aanvrager: Naam:
Titel(s):
Functie:
Telefoon:
Fax:
E-mailadres:
Mobiel:
Dhr.
Mw.
11 Een door het ministerie van OCW bekostigde hbo-instelling / mbo-instelling.
37
Samenstelling consortium: Naam organisatie
Contactpersoon12
E-mail adres
Telefoonnummer
12 De persoon die inhoudelijk voor dit project verantwoordelijk is.
38
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo
Ondertekening penvoerder13: Ondergetekende verklaart dat alle voor de aanvraag benodigde stukken zijn bijgevoegd en naar waarheid ingevuld: Organisatie
Naam
Functie
Datum en plaats
Handtekening
Ondertekening consortium14: Organisatie
Naam
Functie
Datum en plaats
Handtekening
Bijgevoegde documenten
13 Deze persoon dient namens de aanvrager tekenbevoegd te zijn. 14 Deze persoon dient namens de aanvrager tekenbevoegd te zijn.
39
40
Uitvoering sectorinvesteringsplannen mbo en hbo