Uitslag meting zorginhoudelijke indicatoren 2010 Leiden, 1 juni 2011
TOELICHTING OP DE SCORES – versie website
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Uitleg tabel; ‘Samenvatting’
3
4
3. Uitleg tabel; ‘Zorginhoudelijke indicatoren’
5
4. Registratieformulier A en B
7
5. De scores…
8
6. Tot slot
13
Bijlagen: 3 -‐ Registratieformulier -‐ Rapportage Verslagjaar 2010 (alleen dat deel dat relevant is, vandaar afwijkende paginanummering) -‐ E-‐mailbericht aan Helpdesk Zichtbare Zorg i.v.m. openstaande vragen
2
1. Inleiding Zoals ieder verzorgingshuis moet ook ’t Huis op de Waard verantwoording afleggen over haar kwaliteit van zorg. De mate van kwaliteit wordt beoordeeld aan de hand van de Norm Verantwoorde Zorg. Deze norm bestaat uit cliëntgebonden indicatoren en zorginhoudelijke indicatoren. Tweejaarlijks wordt een cliënttevredenheidsonderzoek uitgevoerd door een externe instantie, waarmee de cliëntgebonden indicatoren worden gemeten. Ieder jaar worden de zorginhoudelijke indicatoren door de verzorgenden van ’t Huis op de Waard zelf gemeten. In week 47 van 2010 heeft de verplichte jaarlijkse meting van de zorginhoudelijke indicatoren (de zogenaamde ZI-‐meting) plaatsgevonden door middel van het invullen van een vragenlijst voor iedere bewoner van ’t Huis op de Waard. Er zijn voor 83 bewoners vragenlijsten ingevuld; de 3 bewoners, die op basis van tijdelijk verblijf waren opgenomen, zijn uitgesloten van de meting, evenals de 5 bewoners die op het moment van meten korter dan 30 dagen in zorg waren. Voor de duidelijkheid is een voorbeeld van het formulier toegevoegd aan dit schrijven (zie bijlage 1). Op 15 april 2010 is de uitslag bekend geworden. Het is lastig om de score te vergelijken met die uit voorgaande jaren en wel om de volgende redenen: -‐ Vanwege een nieuwe analysemethode worden de resultaten niet meer weergegeven in sterren, maar in percentages. Dit in tegenstelling tot voorgaande jaren waarin wel met sterren werd gewerkt; -‐ De indicatorenset is deels gewijzigd; een aantal indicatoren werd voorheen niet gemeten en daarvoor zijn dus ook geen eerdere scores beschikbaar om mee te nemen in een vergelijking; -‐ Voorheen werd een aantal indicatoren alleen gemeten voor bewoners die ook aanvullende zorg ontvangen, deze keer zijn alle indicatoren gemeten bij alle deelnemende bewoners. Er is besloten de resultaten daarom niet met die uit eerdere jaren te vergelijken, maar om enkel uit te gaan van hetgeen over 2010 wordt weergegeven. Daar waar mogelijk zijn scores van vorig jaar wel betrokken in de toelichting. De uitslag van de ZI-‐meting wordt eveneens meegenomen in het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording over 2010, dat openbaar is via de site www.jaarverslagenzorg.nl. Daarnaast worden de scores verzonden naar de Inspectie voor de Gezondheidszorg en worden ze (na akkoord van ’t Huis op de Waard) gepubliceerd op de website van Kiesbeter.nl. ’t Huis op de Waard heeft de cliënttevredenheid in 2009 voor ’t eerst gemeten aan de hand van de CQ-‐index (consumer quality index) . Dit is verplicht voor zorginstellingen. Ook het PREZO-‐ certificeringsprogramma vereist een meting aan de hand van de CQ-‐index. De resultaten van deze meting zijn en blijven weergegeven in sterren. Omdat het meten van de cliënttevredenheid eens in de twee jaar dient te gebeuren is deze niet gemeten in 2010. Op 24 en 25 maart 2010 heeft een nieuwe cliënttevredenheidsmeting plaatsgevonden. De resultaten daarvan worden in juni 2011 verwacht.
3
2. Uitleg tabel; ‘Samenvatting’ De Norm Verantwoorde Zorg vormt een onderdeel van het Kwaliteitskader, naast het zogenaamde ‘meten en weten’ (CQ-‐ en ZI-‐meting). Kwaliteitskader Verantwoorde Zorg VV&T Normen Meten Verantwoorde Zorg en weten De vier domeinen van de kwaliteit van leven zijn een centralere rol gaan spelen in het Kwaliteitskader. Daarnaast vormen de kwaliteit van de zorgverleners en de kwaliteit van de zorgorganisatie een onderdeel van het Kwaliteitskader. Het zevende en laatste thema uit het nieuwe Kwaliteitskader is de zorginhoudelijke kwaliteit en veiligheid. Daarmee ziet de tabel er als volgt uit: Kwaliteit van leven -‐ 1. Lichamelijk wel bevinden en gezondheid -‐ 2. Woon-‐ en leefsituatie -‐ 3. Participatie -‐ 4. Mentaal welbevinden 5. Kwaliteit van de zorgverleners 6. Kwaliteit van de zorgorganisatie 7. Zorginhoudelijke kwaliteit en veiligheid Ieder thema bestaat uit één of meerdere indicatoren. De indicatoren die tijdens de ZI-‐meting worden meegenomen, zijn vrijwel alle indicatoren onder thema 7, zorginhoudelijke kwaliteit en veiligheid, en drie indicatoren onder thema 6, kwaliteit van de zorgorganisatie (beschikbaarheid verpleegkundige, beschikbaarheid arts en bekwaamheid voorbehouden en risicovolle handelingen). Alle overige indicatoren worden gemeten aan de hand van de CQ-‐index.
3. Uitleg tabel; ‘Zorginhoudelijke indicatoren’ -‐ Gecorrigeerde score Deze score houdt rekening met verschillen in cliëntenpopulatie en is gebaseerd op de zogenaamde empirical Bayes schattingen. De gecorrigeerde scores kunnen tussen organisaties vergeleken worden. -‐ Landelijk gemiddelde Het gemiddelde van alle gecorrigeerde scores van alle zorgorganisaties.
4
-‐ Ruwe score Het percentage dat daadwerkelijk in ’t Huis op de Waard gemeten is. Dit houdt geen rekening met de cliëntenpopulatie en empirical Bayes schattingen. -‐ Percentage onbekend Percentage bewoners bij wie op het registratieformulier was ingevuld dat de indicator niet bekend is. Dit percentage wordt niet voor iedere indicator berekend. In dat geval is het veld leeg. -‐ Landelijk percentage onbekend Het gemiddelde van alle zorgorganisaties. -‐ N= Het aantal bewoners op wie de indicator betrekking heeft. Dit getal kan lager zijn dan de 83 bewoners voor wie een vragenlijst is ingevuld; als er bijvoorbeeld ‘niet bekend’ is ingevuld, is die betreffende bewoner niet meegenomen in de berekening. Ook dienden een aantal vragen alleen te worden ingevuld als het antwoord op een eerdere vraag daartoe aanleiding gaf. Voor bewoners voor wie dat niet het geval was, werd geen score berekend. Bij het bepalen van de gecorrigeerde score wordt rekening gehouden met de kenmerken van de cliëntgroep van ’t Huis op de Waard en de grootte van de organisatie. Verstorende factoren worden daarin gecorrigeerd. Een prestatie kan namelijk worden beïnvloed door een factor waarop ’t Huis op de Waard geen invloed heeft. Er is bijvoorbeeld een verband tussen leeftijd en incontinentie; hoe ouder, hoe groter de kans op incontinentie. ’t Huis op de Waard heeft geen invloed op de factor leeftijd en als er op het moment van meten veel bewoners met een hoge leeftijd in de organisatie verblijven, zou ’t Huis op de Waard slecht kunnen scoren op de indicator ‘incontinentie’ terwijl dit weinig zegt over de kwaliteit van zorg en inherent is aan de bewonersgroep. Dergelijke factoren zijn verwerkt in de gecorrigeerde score. Voor iedere bewoner is hiervoor de zogenaamde Care Dependency Scale ingevuld (zie bijlage, de vragenlijst). Op basis daarvan is vastgesteld of er bepaalde factoren van invloed konden zijn op een indicator. Het betreft de factoren:
-
Houding Mobiliteit Gevaar ontwijken Contactvaardigheden Leercapaciteit
Daarnaast spelen leeftijd, geslacht, gebruik van antipsychotica en het aantal bewoners met kanker mee. Niet in alle gevallen is de ruwe score gecorrigeerd, slechts daar waar bleek dat één of meer factoren relevant zijn. Dit is dus per indicator bepaald. De grootte van de organisatie wordt eveneens meegewogen. Hierdoor zijn de schattingen voor kleinere organisaties minder afhankelijk van toeval.
4. De scores… De uitslag van de meting naar de zorginhoudelijke indicatoren 2010 is als volgt:
5
Indicator 7.1a 7.1b 7.2 7.2b 7.3a 7.3b 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8a 7.8b 7.9 7.10a 7.10b 7.10c 7.10d 7.11
7.12
Omschrijving
N=
Risicosignalering zorgproblemen: uitvoering Risicosignalering zorgproblemen: opvolging Huidletsel Decubitus Voedingstoestand: risico op ondervoeding Voedingstoestand: onbedoeld gewichtsverlies Valincidenten Medicijnincidenten Antipsychotica Depressieve symptomen Incontinentie: prevalentie Incontinentie: diagnose Probleemgedrag Vrijheidsbeperkende maatregelen: prevalentie Vrijheidsbeperkende maatregelen: beschrijving Vrijheidsbeperkende maatregelen: effectevaluatie Vrijheidsbeperkende maatregelen: afbouw Preventiebeleid vrijheidsbeperkende maatregelen
83 30 82 83 83 74 61 81 69 45 82 83
Gecorrigeerde Ruwe score Landelijk score HodW HodW gemiddelde 1.3% 1.2% 51.8% 94.1% 93.3% 92.8% 12.1% 13.4% 10.8% Uitslagen zijn bedoeld voor interne verbetering, worden niet openbaar gemaakt. 0.3% 0.2% 0.4% 15.0% 5.8% 2.2% 16.5% 75.5% 21.2% 15.8% 0.5%
18.1% 6.8% 0.0% 16.0% 59.4% 20% 15.9% 1.2%
10.6% 4.6% 11.8% 19.4% 63.3% 73.7% 22.1% 4.6%
Uitslagen zijn bedoeld voor interne verbetering, worden niet openbaar gemaakt.
-‐
-‐
7.13 7.14 6.7
Ervaren respectering rechten vrijheidsbeperking Hitteprotocol Noodvoorzieningen bij stroomuitval Beschikbaarheid verpleegkundige
6.8
Beschikbaarheid arts
6.9
Bekwaamheid risicovolle en voorbehouden handelingen
-‐ -‐
Niet gemeten. De vraag was niet opgenomen op het registratieformulier Niet gemeten. De vraag is onderdeel van de CQ-‐ meting. Nee Nee Anders Ja Nee
•
Uitslagen die niet openbaar gemaakt worden, maar bedoeld zijn voor interne verbetering.
•
Indicatoren waarop ’t Huis op de Waard t.o.v. het landelijke gemiddelde minder goed scoort.
Toelichting: 7.1 a en b: Risicosignalering zorgproblemen; uitvoering en opvolging Indicator 7.1a is gemeten bij alle bewoners en leidde tot een score van 1.3%. Bij indicator 7.1b is N=30, waardoor het lijkt alsof er bij 30 bewoners een risicosignalering heeft plaatsgevonden, waarmee de 1.3% onjuist lijkt (te laag). Dit heeft te maken met het feit dat er onder 7.1a gevraagd wordt naar een risicosignalering per bewoner op alle zorgproblemen (huidletsel, ondervoeding/overgewicht, vallen, problemen medicatiegebruik, depressie en incontinentie). Een dergelijke complete risicosignalering wordt in ’t Huis op de Waard (nog) niet standaard uitgevoerd (vandaar ook een score van 1.3%). Wel wordt er in de organisatie incidenteel gesignaleerd, zie het volgende overzicht:
6
Een overzicht van de mate van risicosignalering in ’t Huis op de Waard op het moment van meten: Huidletsel 30x Ondervoeding/overgewicht 42x Vallen 13x Problemen medicatiegebruik 4x Depressie 8x Incontinentie 7x Deze risicosignaleringen worden echter niet volgens een eenduidig format uitgevoerd en het is daarom onzeker of de meetinstrumenten die hiervoor gebruikt zijn, betrouwbaar genoeg zijn. Ook bleek uit de meting dat voor de ene bewoner wordt gesignaleerd op ‘huidletsel’ en voor een ander op ‘vallen’. De bovenstaande aantallen geven dus niet per definitie steeds dezelfde bewoners weer. Hoewel er in sommige gevallen bij meer en in andere gevallen bij minder dan 30 bewoners gesignaleerd wordt, is bij de bepaling van de score op indicator 7.1b (opvolging van de risicosignalering) uitgegaan van N=30. Dit komt omdat hiervoor de bewoners zijn meegenomen, bij wie op minimaal één zorgprobleem een verhoogd risico is geconstateerd. Dit waren er in totaal 30. 7.2 en 7.2b: Huidletsel en decubitus Onder het zorgprobleem ‘huidletsel’ wordt gevraagd naar vochtletsel/smetten en naar decubitus. De score op decubitus wordt niet openbaar gemaakt, maar is bedoeld voor interne verbetering. In 11.5% van de gevallen blijkt vochtletsel/smetten voor te komen. In bewonersaantallen betreft dit 15 bewoners. In 10 gevallen is dit in ’t Huis op de Waard ontstaan. N=82 omdat voor 1 bewoner ‘onbekend’ is geantwoord. 7.3 a en b: Voedingstoestand; onbedoeld gewichtsverlies Met onbedoeld gewichtsverlies wordt bedoeld dat dat de bewoner gewicht heeft verloren, terwijl dit niet doelbewust is nagestreefd (bijv. door het volgen van een dieet om af te vallen). Er is sprake van onbedoeld gewichtsverlies als de bewoner meer dan 6 kilo is afgevallen in de afgelopen zes maanden of meer dan drie kilo in de afgelopen maand. In ’t Huis op de Waard komt dit vrijwel niet voor; dit loopt min of meer gelijk met het landelijke beeld. 7.4: Valincidenten Het aantal valincidenten ligt bijna 4.5% hoger dan het landelijk gemiddelde. Deze indicator is wel goed te vergelijken met vorig jaar, aangezien de sterren toen ook door ’t Huis op de Waard zelf zijn omgerekend naar aantallen. In 2009 werd heel goed gescoord; slechts 2x was er de afgelopen 30 dagen sprake van een valincident. Dit jaar is dat 15x. Helaas is er in 2010 geen goede MIC-‐registratie bijgehouden, zodat de score daar niet naast gelegd kan worden. 7.5: Medicijnincidenten Ook op deze indicator wordt slechter gescoord dan het landelijk gemiddelde. In vergelijking met 2009 is het aantal incidenten in de afgelopen dertig dagen echter gehalveerd, toen werden 10 incidenten gemeld, dit jaar 5. In de dagelijkse praktijk is er veel te doen rondom het medicijnbeleid en er zijn klachten over het aantal fouten (te veel). Ook hiervoor geldt dat er helaas geen goed MIC-‐registratie beschikbaar is om een vergelijking te maken. Nader onderzoek is hier wel gewenst. Als ’t Huis op de Waard nu al slechter scoort dan het landelijk gemiddelde en er bestaat (in negatieve zin) twijfel over de score, dan is dit geen goede ontwikkeling. De EVV’ers gebruiken bij het beantwoorden van de vragen het
7
zorgdossier van de bewoner; er zou ook nog kunnen worden onderzocht in hoeverre iedere MIC-‐ melding daadwerkelijk ook in het zorgdossier wordt gerapporteerd. 7.6: Antipsychotica In geval van deze indicator is N=61. Dit komt omdat 13 bewoners de afgelopen zeven dagen antipsychotica ontvingen en bij hen de diagnose delier, schizofrenie of psychotische stoornis is geconstateerd. Zij zijn uitgesloten van de meting, waardoor N=61. Dit betekent dus dat er gemeten wordt of er antipsychotica gebruikt wordt zonder dat daar een van de bovengenoemde diagnoses voor gesteld is. Dit kan het geval zijn bij bewoners die een dergelijk middel gebruiken tegen bepaalde symptomen van hun dementie. Ten tijde van de meting was dit laatste niet het geval. De ruwe score is ook 0.0%. De score van 2.2% is de gecorrigeerde score, gezien de kenmerken van de bewoners en de grootte van de organisatie. 7.7: Depressieve symptomen Bij deze vraag diende een tabel met zeven verschijnselen te worden ingevuld met: 0 als het verschijnsel niet werd vertoond 1 als het verschijnsel op één of twee van de laatste drie dagen werd vertoond 2 als het verschijnsel dagelijks in de laatste drie dagen werd vertoond. In de rapportage waar ’t Huis op de Waard over beschikt, staat dat de tabel 2x (en één keer zelfs 3x) niet ingevuld is (N=81). In één geval heeft de bewoner aangegeven dat hij er niet mee akkoord ging dat de indicator bij hem gemeten werd, dus één keer is het niet invullen verklaarbaar. In het andere geval is het onduidelijk aangezien het ook niet mogelijk is het formulier in de digitale invoertool op te slaan als het niet is ingevuld. Bij het doorlopen van alle registratieformulieren bleek dat voor één bewoner bij alle symptomen ‘onbekend’ was ingevuld en voor één bewoner bij dat ene betreffende symptoom. Het lijkt er dus op alsof niet is weergegeven dat het antwoord ‘onbekend’ is, maar dat deze twee bewoners zijn meegenomen in de categorie ‘niet ingevuld’. Dit is nagevraagd bij de Helpdesk Zichtbare Zorg. De reactie daarop was als volgt: ‘Het lijkt erop dat de cliënten 'niet ingevuld' en 'onbekend' bij elkaar zijn opgeteld. Wij zullen hier nader onderzoek naar uitvoeren.’
Hier is nog geen verdere informatie over ontvangen, dus het is nog onduidelijk of de score juist is. 7.8 a en b: Incontinentie: prevalentie en diagnose Op de indicator ‘incontinentie’ scoort ’t Huis op de Waard in vergelijking tot het landelijk gemiddelde vrij hoog. Het zou zinvol zijn eens te achterhalen welke bewoners dit betreft en om de oorzaak van de incontinentie te achterhalen. Wat betreft de diagnose, ook daar scoort de organisatie beduidend slechter dan het landelijk gemiddelde. Dit is opvallend in vergelijking met de sterrenscore van vorig jaar: Incontinentie – diagnose 2009: *** 2008: * In dit geval is gemeten bij hoeveel bewoners de diagnose incontinentie officieel is vastgesteld door een arts of incontinentieverpleegkundige. In percentages: in 2008 was het ruw percentage 0%, in 2009 is dit 88.6%.
8
In aantallen: in 2008 is de diagnose voor geen enkele bewoner officieel gesteld, in 2009 is dit voor 41 bewoners wél het geval. ’t Huis op de Waard scoorde in 2008 slechts 1 ster. Logisch, aangezien er tot op dat moment geen aandacht was besteed aan het stellen van een diagnose. Afgelopen jaar is dit ingezet, 41 bewoners hebben nu een officiële diagnose. Van de 46 incontinent zijn (zie vorige indicator) is dit een mooie score. 2 bewoners zijn niet meegenomen in de bepaling van de score omdat er wel een diagnose gesteld is, maar niet bekend is door wíe dit is gedaan. In alle andere gevallen heeft de huisarts de diagnose gesteld. De score gemiddeld lijkt daarom wat licht, maar blijkbaar wordt er landelijk gezien op deze indicator erg goed gescoord. Dit verbaast ’t Huis op de Waard overigens wel. De ervaring van de verzorgenden is namelijk dat artsen niet erg bereidwillig zijn om mee te werken aan het officieel bevestigen van de diagnose incontinentie. Ook wat dit betreft kan nader onderzoek zinvol zijn. De vraag hoe vaak de bewoner de afgelopen maand incontinent was van urine zou 5x niet ingevuld zijn. Dit is opvallend, aangezien een formulier in de digitale invoertool niet kan worden ingevuld als het niet volledig is. In drie gevallen is dit verklaarbaar, omdat dan bij de vorige vraag ‘ja’ is geantwoord op de vraag of de cliënt urineretentie heeft, waarmee deze vraag niet hoeft te worden ingevuld. Blijven er nog twee onduidelijke gevallen over. Bij het doorlopen van alle registratieformulieren bleek dat voor twee bewoner op de vraag hoe vaak zij incontinent zijn van urine ‘onbekend’ was geantwoord. Het lijkt er dus op alsof niet is weergegeven dat het antwoord ‘onbekend’ is, maar dat deze twee bewoners zijn meegenomen in de categorie ‘niet ingevuld’. Evenals bij indicator 7.7 is ook dit voorgelegd aan de Helpdesk Zichtbare Zorg. De reactie was gelijk. Ook voor deze indicator is het dus nog onduidelijk of de score juist is. 7.9: Probleemgedrag In dit geval is N=82 omdat één bewoner heeft aangegeven niet akkoord te gaan met het feit dat deze indicator bij hem gemeten werd. Voor deze vraag diende een schema met vier symptomen te worden ingevuld met ‘ja’, ‘nee’ of ‘onbekend’. Verbaal probleemgedrag blijkt het meest voor te komen (bij 8 bewoners). Ten opzichte van het landelijk gemiddelde scoort ’t Huis op de waard hier relatief goed op (15.8% t.o.v. 22.1% landelijk). 7.10 a t/m d: Vrijheidsbeperkende maatregelen: prevalentie Slechts bij 1 bewoner wordt een vrijheidsbeperkende maatregel toegepast, te weten een tafelblad. (bedhekken worden niet meegenomen in de meting.) In dit geval is die maatregel beschreven in het zorgleefplan en wordt het effect ook geëvalueerd. 7.11 Preventiebeleid vrijheidsbeperkende maatregelen Deze indicator is wel opgenomen in de tabel, maar dit gold niet voor registratieformulier A. Er is dus ook niets ingevoerd in de digitale tool en er is dus ook geen uitkomst. Overigens heeft ’t Huis op de Waard wel beleid op dit gebied. 7.13: Hitteprotocol De vraag luidde: ‘Beschikt de organisatie over een hitteprotocol dat is afgestemd met de cliëntenraad?. ’t Huis op de Waard beschikt wel over een hitteprotocol, maar dit laatste is niet gebeurd. Vandaar dat ‘nee’ is geantwoord op deze vraag.
9
7.14: Noodvoorzieningen bij stroomuitval De vraag luidde: ‘Kunt u aantonen dat u een risicoanalyse heeft opgesteld om vitale functie-‐ en zorgprocessen te kunnen opvangen bij het uitvallen van de stroom?’. In ’t Huis op de Waard zijn wel een aantal zaken geregeld, maar hier ligt geen risicoanalyse aan ten grondslag. Vandaar dat ‘nee’ is geantwoord op deze vraag. 6.7: Beschikbaarheid verpleegkundige 6.8: Beschikbaarheid arts De vraag luidde: ‘Kunt u aantonen dat voor de functie verblijf gecombineerd met verpleging en/of behandeling zeven maal 24 uur een BIG-‐geregistreerde verpleegkundige bereikbaar is, die binnen tien minuten ter plaatse kan zijn?’ resp. ‘Kunt u aantonen dat voor de functie verblijf gecombineerd met verpleging en/of behandeling zeven maal 24 uur een arts bereikbaar is die binnen tien minuten ter plaatse kan zijn?’. Het antwoord op de eerste vraag is in de tabel weergegeven als ‘anders’, maar houdt in zijn volledigheid het volgende in: ‘ Anders, wij bieden zorg aan cliënten met een lichte zorgzwaarte waar wel binnen tien minuten telefonisch contact wordt gelegd met een BIG-‐geregistreerde verpleegkundige’. Hoewel het eerste deel (lichte zorgzwaarte) niet geheel conform de waarheid is, is toch besloten dat dit antwoord beter de lading dekte dan ‘ja’ of ‘nee’. Voor w.b. de bereikbaarheid van de arts; hier is ‘ja’ geantwoord omdat contact wordt gelegd met de huisarts of de dokterspost. 6.9: Bekwaamheid voorbehouden en risicovolle handelingen Deze indicator bestaat feitelijk uit twee vragen: ‘Kunt u aantonen dat u een cyclisch scholingsbeleid heeft op voorbehouden en risicovolle handelingen?’ en ‘Kunt u aantonen dat in het afgelopen verslagjaar door middel van een ‘praktijktoets’ getoetst werd of de medewerkers die voorbehouden en risicovolle handelingen uitvoeren hierin bekwaam zijn?’. Op de eerste vraag is ‘ja’ geantwoord, hoewel dit in de praktijk niet direct kan worden bewezen. Op de tweede vraag is ‘nee’ geantwoord. Dit laatste is wel terug te vinden in de registratietool op internet, maar niet in de rapportage. Toch is dit antwoord meegenomen in de scoretabel.
5. Plannen n.a.v. de resultaten Vlak na het bekend worden van de scores over 2010 stond de meting van 2011 al gepland. Deze is namelijk gehouden in week 16 (18-‐22 april 2011). Op het moment dat deze toelichting gepubliceerd wordt, wordt ook al volop gewerkt aan het verwerken van de registratieformulieren over dit jaar. De scores van 2011 zullen naar verwachting in de loop van de zomer bekend worden. Enerzijds is het daarom lastig verbeterplannen te baseren op de nu bekende scores, aangezien er alweer een nieuw beeld aan komt. Anderzijds kan op basis van deze scores, in combinatie met de recente ontwikkelingen, ook al wel voorspeld worden hoe ’t Huis op de Waard in de ZI-‐meting over 2011 zal scoren. Een aantal acties is inmiddels in gang gezet. Dit komt niet alleen voort uit de ZI-‐meting, al leverde die wel het bewijs dat verbetering ook echt nodig was. Het betreft het volgende: - Opstarten risicosignalering Voor de zorginhoudelijke indicatoren ‘huidletsel’, ‘ondervoeding’, ‘vallen’, ‘medicatiegebruik’, ‘depressie’ en ‘incontinentie’ zijn formulieren ontwikkeld (gebaseerd op landelijke richtlijnen), waarmee het risico in kaart kan worden gebracht. Deze formulieren zijn uitvoerig doorgenomen met de EVV’ers. Met ingang van 1 juni 2011 zijn zij gestart met het invullen van de formulieren. In een
10
matrix is vastgelegd wanneer en door wie het formulier moet worden ingevuld. Dit zal voornamelijk door de EVV’er worden gedaan ten tijde van de zorgleefplanbespreking (2x per jaar). Alle EVV’ers hebben een eigen aandachtsgebied toegewezen gekregen, dat gebaseerd is op de zorginhoudelijke indicatoren. Zij worden daarin begeleid en gecoacht door de zorgmanager en waar nodig krijgen zij scholing aangeboden. Iedere EVV’er bekijkt alle ingevulde risicoformulieren voor zijn of haar eigen aandachtsgebied en dient als vraagbaak voor dat onderwerp. Uiteindelijk worden alle formulieren opgeslagen in een centraal archief; een kopie wordt bewaard in het zorgdossier van de bewoner. Daar waar sprake is van een (dreigend) zorgprobleem wordt onmiddellijk actie ondernomen. Dit zal ook terug te vinden zijn in het zorgleefplan van de bewoner. Gezien het feit dat de ZI-‐meting over 2011 al plaatshad voordat de volledige risicosignalering van start ging, zal het effect ervan nog niet terug te vinden zijn in de resultaten van 2011. Volgend jaar, na de meting over 2012, zal de risicosignalering worden geëvalueerd. - (Her)invoeren MIC-‐systeem Een aantal jaren terug is van een eigen registratiesysteem overgestapt op het registratieprogramma van Actiz (Arcares). Dit programma werd niet als heel gebruiksvriendelijk ervaren, waardoor de registratie in het slop is geraakt. Omdat een goede incidentenanalyse van groot belang is, is besloten met ingang van 2011 weer terug te keren naar de ‘oude’ wijze van registreren. Er is nu een goede incidentenanalyse beschikbaar, gekoppeld aan een nieuw beleidsdocument waarin de werkwijze uitvoerig is beschreven. Bij de analyse van de score over 2012 zal de incidentenanalyse meegenomen worden. - BIG-‐training Het is belangrijk deskundige medewerkers in dienst te hebben voor het uitvoeren van voorbehouden en risicovolle handelingen. Dat zijn handelingen als katheteriseren, injecteren, blaasspoelen, zwachtelen, bloeddruk meten en dergelijke. Het is de verantwoordelijkheid van de medewerker zelf om bekwaam te blijven in het uitvoeren van deze handelingen. Maar het is de verantwoordelijkheid van de organisatie om veilige zorg te bieden en de medewerkers de gelegenheid te geven hun bekwaamheid op peil te houden. Dit laatste kan door het aanbieden van training. Sinds september 2010 heeft ’t Huis op de Waard weer een praktijkopleider in dienst, die onder meer de BIG-‐scholing als aandachtsgebied heeft. De praktijkopleider, zorgmanager en beleidsmedewerker zijn druk doende het BIG-‐beleid van ’t Huis op de Waard te herzien en een eerste cyclus aan BIG-‐ trainingen staat gepland voor dit najaar. Deze trainingscyclus zal een jaarlijks terugkerend karakter krijgen. In samenwerking met P&O zal een goede registratie van de bevoegd-‐ en bekwaamheden van de medewerkers worden ingericht.
6. Tot slot Omdat ’t Huis op de Waard veel waarde hecht aan openheid en transparantie is het voor de organisatie niet meer dan vanzelfsprekend de resultaten van de ZI-‐meting en de CQ-‐index openbaar te maken. Wel wijst de organisatie er nadrukkelijk op dat er sprake is van een ‘verhaal achter de scores’. Er is veel discussie over de totstandkoming en de betrouwbaarheid van de scores en dus over de waarde van het beeld dat van de kwaliteit van zorg wordt geschetst. De scores hebben bovendien invloed op de toekenning van het budget van een zorgorganisatie (voor 2012 telt de CQ-‐index mee), dus het resultaat wordt ook gevoeld in de portemonnee. Ook daarom is het van belang dat de resultaten betrouwbaar zijn. Hier is het laatste woord dan ook nog niet over gezegd en met name
11
branchevereniging Actiz maakt zich sterk voor een juiste aanpak rond de openbaarmaking en gevolgen van de gemeten kwaliteit van zorg. Desalniettemin presenteert ’t Huis op de Waard haar resultaten, gekoppeld aan deze toelichting. Voor vragen en/of opmerkingen hierover kunt u vanzelfsprekend contact opnemen met de organisatie. U kunt zich wenden tot mw. P. de Werdt via 071-‐5132345 of via
[email protected].
12
Bijlagen
-‐ Registratieformulier; -‐ Rapportage Verslagjaar 2010 (alleen dat deel dat relevant is, vandaar afwijkende paginanummering); -‐ E-‐mailbericht aan Helpdesk Zichtbare Zorg i.v.m. openstaande vragen.
13