Uitdagingen en beleid op energiegebied Bijdrage van de Commissie aan de Europese Raad van 22 mei 2013
Uitdagingen en beleid op energiegebied Bijdrage van de Commissie aan de Europese Raad van 22 mei 2013 Als voorbereiding op de Europese Raad van 22 mei 2013 wordt in dit document een overzicht gegeven van de uitdagingen op energiegebied waarvoor Europa geplaatst is, met bijzondere aandacht voor die aspecten die verband houden met de concurrentiekracht van de economie. Het bredere probleem van de klimaatverandering en de milieudimensie van energiegebruik, waarover momenteel een openbare raadpleging aan de gang is1, wordt daarbij niet behandeld. Bepaalde achtergrondgegevens en -cijfers inzake Europa's energiemix en de desbetreffende uitdagingen, alsmede inzake de voornaamste elementen van het EU-beleid en het wetgevingskader, worden gepresenteerd in bijlage bij dit document. De lidstaten hebben een onderling zeer verschillende energiemix. In 2011 werden de totale energiebehoeften van de EU, in termen van bruto binnenlands verbruik, gemiddeld gedekt door de volgende bronnen: 35% olie, 24% aardgas, 17% vaste brandstoffen zoals steenkool, 14% kernenergie en 10% energie uit hernieuwbare bronnen zoals waterkracht en windenergie. Deze mix varieert zeer sterk naargelang van het land (zie bijlage 5) en evolueert over de tijd als gevolg van de geografische omstandigheden van het land, zoals de beschikbaarheid van en toegang tot natuurlijke hulpbronnen, nationale beleidskeuzen, zoals het besluit om al dan niet gebruik te maken van kernenergie, variërende financiële stimulansen, vooruitgang op technologisch gebied, eisen inzake het koolstofarm maken van de economie en de ontwikkeling van de interne markt2. Zij hebben echter gelijke doeleinden … Ondanks hun verschillen hebben de lidstaten drie gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen: verlaging van de energiefactuur voor huishoudens en ondernemingen ("concurrentievermogen"), waarborgen van een betrouwbare en ononderbroken energievoorziening ("voorzieningszekerheid") en beperking van de milieueffecten van productie, transport en verbruik van energie ("duurzaamheid"). In vele gevallen worden deze doelstellingen het best bereikt via een gemeenschappelijk kader en gezamenlijke actie op EU-niveau. Dat is de reden waarom de staatshoofden en regeringsleiders drie centrale, tegen 2020 te behalen streefcijfers (vaak "20 20 20 tegen 2020" genoemd) hebben vastgesteld: een vermindering van de CO2-emissies met 20% in vergelijking met de 1990-niveaus, een toename van het aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen in de totale EU-energiemix tot 20% en een verhoging van de energie-efficiëntie met 20%. Deze doelstellingen vormen ook de kern van de 'Europa 2020'-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei.
1
Op 27 maart 2013 heeft de Europese Commissie een Groenboek gepubliceerd over een kader voor het klimaat- en energiebeleid na 2020 (COM(2013) 169). De resultaten van de desbetreffende raadplegingsperiode (lopend van eind maart tot begin juli) worden door de Commissie meegenomen bij de voorbereiding van concrete Commissievoorstellen die eind 2013 zullen worden ingediend.
2
Nadere informatie over mogelijke scenario's is te vinden in de stappenplannen van de Europese Commissie: "Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050" (COM(2011) 112) en "Stappenplan Energie 2050"(COM(2011) 885).
1
… en beschikken over een gemeenschappelijk kader. Er is een wetgevingskader vastgesteld om de Europese energiemarkt te verdiepen en te verenigen, meer bepaald door de ontwikkeling van infrastructuurinterconnecties, maatregelen ter versterking van de olie- en gasvoorzieningszekerheid, consumentenrechten en een gelijk speelveld inzake mededinging en toezicht voor alle spelers op de energiemarkt. De desbetreffende EU-wetgeving is gericht op bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, versterking van de inspanningen om de energie-efficiëntie te verbeteren en veilige exploitatie van offshore-olie- en -gasbronnen. Een aantal van deze instrumenten moet nog ten uitvoer worden gelegd (zie bijlage 4).
1.
Cruciale uitdagingen voor Europa op energiegebied
Europa wordt steeds afhankelijker van uit derde landen ingevoerde energie Vandaag produceren wij veel minder energie dan wij zelf nodig hebben. Europa's invoerafhankelijkheid is de laatste twee decennia toegenomen en zal, wat olie en gas betreft, in de periode tot 2035 blijven toenemen tot meer dan 80%. Bepaalde lidstaten hangen voor 80% tot 100% van hun gasverbruik af van één leverancier, Rusland, en vaak van één enkele aanvoerroute. Dit stelt hen bloot aan de marktdominantie van hun unieke leverancier die zijn prijzen kan vaststellen zonder daarbij altijd de marktlogica te volgen. Europa is slechts één van de mondiale afnemers van primaire energie. Volgens het Internationaal Energieagentschap (IEA) zal de mondiale energievraag naar verwachting in de periode tot 2035 met meer dan een derde toenemen, waarbij China, India en het Midden-Oosten goed zullen zijn voor 60% van de toename. Een grotere energievraag in andere delen van de wereld kan een directe impact hebben op Europa. Gezien bijvoorbeeld het feit dat Korea en Japan bereid zijn een hoge prijs te betalen voor vloeibaar aardgas (LNG) – ongeveer 60% meer dan de gemiddelde prijs die de EU in februari 2013 voor LNG-invoer heeft betaald – is de invoer van vloeibaar aardgas in de EU met 30% teruggelopen in vergelijking met 2011. De lidstaten met een diverse portfolio van gasleveranciers en aanvoerroutes en met goed ontwikkelde gasmarkten plukken de baten door minder te betalen voor hun invoer. Gemiddeld liggen de geraamde prijzen voor gasinvoer aan de grenzen van het VK, Duitsland en België veel lager (ongeveer 35%) dan de geraamde prijzen voor gasinvoer in landen die slechts over een beperkt aantal leveranciers beschikken, zoals Bulgarije en Litouwen. Terwijl Europa's afhankelijkheid van ingevoerde fossiele brandstoffen toeneemt, zijn de VS op weg om zich van gasimporteur tot netto-exporteur om te vormen. De verschillen qua elektriciteitstarieven worden in grote mate bepaald door de prijs van fossiele brandstoffen en de recente opleving van de binnenlandse productie van olie en gas, voornamelijk schaliegas, in de VS leidt tot een steeds grotere kloof tussen de energieprijzen die ondernemingen in de VS en de EU moeten betalen. In 2012 lagen de gasprijzen voor de industrie in de VS vier keer lager dan in Europa, wat het concurrentievermogen van de Europese industrie aantast. Deze ontwikkeling heeft ook een effect op de rest van de wereld. Op nauwelijks 7 jaar tijd (van 2005 tot 2012) is de industriële prijsindex van het IEA voor de reële elektriciteitstarieven met 37% gestegen in de Europese Oeso2
landen, terwijl die index in diezelfde periode voor de VS met 4% is gedaald. Voor huishoudens is de prijsindex in dezelfde periode in Europa minder gestegen (+22%), maar nog altijd aanzienlijk meer dan in de VS (+8%). Een ander effect van de schaliegasboom in de VS is het toenemend gebruik van CO2-uitstotende kolen in Europese elektriciteitscentrales. Het toenemende gebruik van schaliegas in de VS maakt in de VS gedolven kolen vrij voor export naar Europa. Het EU-verbruik en de EU-invoer van kolen (zowel steenkool als bruinkool) zijn in de eerste 11 maanden van 2012 toegenomen met respectievelijk 2% en bijna 9%. In het VK en in Spanje is het kolenverbruik (steen- en bruinkool) in de eerste 11 maanden van 2012 toegenomen met 28%; in Frankrijk is het kolenverbruik gestegen met 16% en in Duitsland met 3%. De sterkste groei werd opgetekend in Ierland (een verdubbeling van het kolengebruik in de eerste 11 maanden van 2012) en in Portugal (+38%). In een recente studie van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JCR) van de Europese Commissie werd een analyse gemaakt van de mogelijke effecten van de binnenlandse schaliegaswinning op de invoerafhankelijkheid. Hoewel het zeer onwaarschijnlijk is dat Europa zelfvoorzienend zal worden op het gebied van aardgas kan de binnenlandse onconventionele winning van aardgas in een optimistisch scenario de afnemende conventionele aardgaswinning vervangen zodat de invoerafhankelijkheid niet hoger wordt dan de huidige 60%. Onconventionele bronnen worden al geëxploiteerd in Europa: Estland dekt 90% van zijn behoeften voor elektriciteitsproductie met in eigen land gewonnen leisteenolie.
Bepaalde prijsstijgingen in de EU zijn het gevolg van nationale beleidskeuzes De energiefactuur voor de consument loopt op en krijgt een steeds groter aandeel in de totale uitgaven van huishoudens, tussen 7 en 17% naargelang van de lidstaat – waarbij in sommige lidstaten de uitgaven voor energie voor het armere deel van de bevolking wel 22% van de totale uitgaven in beslag nemen. De energie-uitgaven van huishoudens, inclusief belastingen en heffingen, zullen in de periode tot 2030 naar verwachting verder blijven toenemen zelfs als rekening wordt gehouden met alle mogelijke winsten dankzij de voltooiing van de interne energiemarkt . Dit is voor een deel een gevolg van de druk die door de toenemende mondiale vraag op de hulpbronnen wordt uitgeoefend, alsook van de kosten die verband houden met de verouderende en moeilijker te onderhouden infrastructuur. De energieprijzen worden echter ook sterk beïnvloed door beleidsmaatregelen van de lidstaten op het gebied van tarieven, heffingen( inclusief vergoedingen voor steunregelingen) en belastingen. Voor de EU15 (voor de EU27 zijn geen gegevens beschikbaar) waren dergelijke extra kosten in 2011 goed voor 28% van de eindverbruiksprijzen voor de huishoudelijke consument, tegen slechts 22% in 1998. De corresponderende cijfers voor industriële gebruikers waren 19% in 1998 en 27% in 2010. In sommige lidstaten, zoals Denemarken, zijn belastingen en heffingen voor bepaalde categorieën afnemers goed voor 50% van de eindfactuur voor energie.
3
De investeringen in de energiesector bevinden zich op een historisch laag niveau Overeenkomstig de energiestappenplannen van de Commissie met het oog op een koolstofarme economie tegen 2050 vergt de overgang naar voorzieningszekere, concurrerende en koolstofarme energie een volgehouden toenemende investering in productiecapaciteit, netwerken, transporttechnologieën, infrastructuur en efficiënte gebouwen. Deze toegenomen investeringen zullen naar raming jaarlijks ongeveer 1,5% van het BBP vergen over een periode tot 2050. Tegen 2020 is in de EU in het totaal een investeringsbedrag van ongeveer 1000 miljard EUR vereist om de voorzieningszekerheid, diversificatie van bronnen, schonere energieën en concurrerende prijzen binnen een geïntegreerde energiemarkt te waarborgen. Sommige lidstaten bevinden zich nog steeds op een "energie-eiland" als gevolg van ontoereikende infrastructurele verbindingen met de rest van de EU. In Noord- en Oost-Europa wordt aardgas doorgaans nog steeds uit slechts één land ingevoerd. In bepaalde regio's van Europa kan de toegenomen hoeveelheid decentraal opgewekte fluctuerende duurzame energie niet worden getransporteerd naar consumenten ten gevolge van een ontoereikende infrastructuur. Om deze deficiënties te boven te komen moet er in de periode tot 2020 opnieuw worden geïnvesteerd (met een bedrag van ongeveer 200 miljard EUR) in transmissielijnen, interconnectoren, opslagfaciliteiten, enz. Dit vergt een toename van de investeringen met meer dan 50% voor elektriciteit en met ongeveer 30% voor gas in de periode 2000-2010 tot 2010-2020. Het effect van die investeringsinspanning op de kosten voor de consument zal naar verwachting echter zeer beperkt blijven (ongeveer 1% wat elektriciteit betreft) en zal grotendeels worden gecompenseerd door de baten van tariefconvergentie, toename van de voorzieningszekerheid en verlaagde back-up-behoeften, alsook door een sterkere marktpenetratie van hernieuwbare energie. In de periode tot 2020 zal bijna een vijfde van de totale kolencapaciteit van de EU, vergelijkbaar met de totale geïnstalleerde elektriciteitscapaciteit van Polen, uit de markt worden verwijderd. 11% van de nationale elektriciteitsproductiecapaciteit van het VK zal van het net worden gehaald. Naar nu reeds is bekend, zal in de EU en in Zwitserland en Noorwegen 70% meer productiecapaciteit verdwijnen dan in de afgelopen vijf jaar. Ten gevolge van de lage energievraag en de toename van de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen zijn in de afgelopen drie jaar projecten voor de bouw van gascentrales en kolencentrales met een gezamenlijk vermogen van ongeveer 40, respectievelijk 25 GW, uitgesteld of afgevoerd. Dit komt ruwweg overeen met de gezamenlijke capaciteit van Nederland, België en Denemarken. Investeringen in hernieuwbare energiebronnen zijn in het eerste kwartaal van 2013 met 25% gedaald in Europa en zijn bijna volkomen stilgevallen in bepaalde landen zoals Spanje (-96%), Italië en Frankrijk.
4
2.
Het goede beleid is vastgesteld maar de tenuitvoerlegging ervan verloopt te traag
Ten minste op korte en middellang termijn zal Europa op het gebied van de energieprijzen niet kunnen concurreren met zijn grootste handelspartner, de Verenigde Staten, dit ten gevolge van verschillen qua exploitatiepotentieel van natuurlijke rijkdommen. Aangezien Europa een nettoenergie-importeur is, hangt de Europese aanpak voor een voorzieningszeker, concurrerend en duurzaam energiesysteem op cruciale wijze af van de tenuitvoerlegging van een brede strategie, gebaseerd op energie-efficiëntie, totstandbrenging van concurrerende markten met slimme infrastructuur, diversificatie van brandstofbronnen en aanvoerroutes, exploitatie van conventionele en onconventionele energiebronnen en innovatie.
(1) Energie-efficiëntie: investeren in goedkopere en schonere energiebronnen Voldoen aan het 20%-energie-efficiëntiestreefcijfer van de EU tegen 2020 houdt een besparing in die gelijk staat met de productie van 1000 steenkoolcentrales of 500 000 windturbines. Door grotere energie-efficiëntie kan de vraag naar energie worden teruggedrongen, kan de energie-invoer worden verminderd en loopt de luchtverontreiniging terug. Energie-efficiëntie is ook een langetermijnoplossing voor het probleem van brandstofarmoede en hoge energieprijzen. Hoewel energie-efficiëntie dus een cruciale rol speelt bij het terugdringen van de vraag, wordt momenteel slechts een klein deel van het economische potentieel ervan benut. Europa is nog steeds de belangrijkste markt voor energie-efficiëntiemaatregelen (goed voor 40% van de wereldwijde investeringen in energie-efficiëntie in 2011) en de Europese Investeringsbank is de grootste crediteur voor investeringen in schone energie ter wereld. China (dat jaarlijks 3-4% van de inkomsten van de energiesector investeert) en de VS (die hun uitgaven voor het verhogen van de energie-efficiëntie in de periode 2007-2010 meer dan verdubbeld hebben) halen Europa snel in. Tekstvak 1: Minimale energie-efficiëntienormen voor industriële producten (Verordeningen inzake ecologisch ontwerp) De eerste vier verordeningen inzake het ecologisch ontwerp van bepaalde industriële elektrische producten (elektromotoren, circulatiepompen, ventilatoren en waterpompen)3 zullen naar verwachting tegen 2020 resulteren in een jaarlijkse energiebesparing die equivalent is met het huidige energieverbruik van Hongarije (195 TWh) en zullen aanmerkelijk bijdragen tot het bereiken van de EU-streefcijfers voor 2020. Deze verordeningen zijn de eerste ter wereld die betrekking hebben op een reeks samen bekeken gerelateerde producten (uitgebreide benadering voor producten), alsmede op de behoeften en veranderende gebruikspatronen van de consument (gebruikspatroongevoelig). De innovatieve aard van deze wetgeving heeft ook geleid tot belangrijke technologische ontwikkeling. 3
Verordening inzake het ecologisch ontwerp van elektromotoren (Verordening (EG) nr. 640/2009), circulatiepompen (Verordening (EG)nr. 641/2009), door motoren aangedreven ventilatoren met een elektrisch ingangsvermogen tussen 125 W en 500 kW (Verordening (EG) nr. 327/2011) en waterpompen (Verordening (EG) nr. 547/2012).
5
Het succes van bepaalde van die verordeningen heeft de aanzet gegeven tot een Europees en mondiaal standaardiseringsproces. China was het eerste land om de Europese verordening inzake elektromotoren als basis te nemen voor zijn nationale wetgeving. Saudi-Arabië overweegt momenteel om voorschriften vast te stellen die identiek zijn aan die van de Europese verordening inzake elektromotoren. De regering van de VS is momenteel bezig met het proces van replicatie van de Europese wetgeving inzake pompen en ventilatoren en gebruikt ook de desbetreffende begeleidende normen voor metingen.
(2) Open en concurrerende energiemarkten – voldoen aan de behoeften van de EU De door de EU-wetgeving bevorderde marktopening, toenemende grensoverschrijdende handel, marktintegratie en sterkere mededinging, alsook de handhaving van de mededingingsvoorwaarden en de regels voor staatssteun, houden de energieprijzen onder controle. Hoewel de prijzen van primaire-energiegrondstoffen tussen 2002 en 2012 jaarlijks zijn gestegen, met 14% voor ruwe aardolie, bijna 10% voor gas en 8% voor kolen, zijn de groothandelstarieven in de EU veel minder gestegen, namelijk met 3,4% 4. De marktliberalisering heeft een neerwaartse druk uitgeoefend op de prijzen op de groothandelsmarkten waar de liberalisering was toegestaan. Concurrerende markten hebben ook gezorgd voor een optimalisering van het gebruik van de elektriciteitsinfrastructuur en voor prijssignalen voor investeringen. Er is echter nog veel ruimte voor verbetering. Uit aan de gang zijnde analyses inzake de kosten van de afwezigheid van een geïntegreerde Europese gasmarkt blijkt dat de marktbaten van een volledige tenuitvoerlegging van het derde energiepakket in 2015 kunnen oplopen tot maximaal 8 miljard EUR per jaar in vergelijking met 2012 (basisscenario). Deze baten kunnen zelfs oplopen tot 30 miljard EUR per jaar als de EU-27 een volledig geïntegreerde markt zou zijn. Wat de elektriciteitsmarkt betreft, zou marktintegratie (in plaats van nationale zelfvoorziening) kunnen resulteren in een jaarlijkse kostenbesparing van 35 miljard EUR. Volgens de ramingen van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) zijn er besparingen ter waarde van 1 miljard EUR per jaar (10% van de groothandelsprijzen voor gas) mogelijk als de bestaande marktonvolkomenheden, die niet-concurrerende prijsverschillen tussen EU-lidstaten mogelijk maken, worden weggewerkt. Wat de kleinhandelsmarkt betreft, wordt de marktopening nog steeds tegengehouden door regulering van de eindverbruikstarieven. Dit is nadelig voor de concurrentie en voor investeringen. In gevallen waarbij de tarieven bij regulering onder de kostprijs worden gedrukt, leidt dit zelfs tot tekorten die uiteindelijk door de belastingsbetaler moeten worden gedekt.
4
Het verschil tussen groothandels- en kleinhandelstarieven wordt bepaald door nationale belastingen en heffingen, de niet direct van energie afhangende componenten van de energiekosten.
6
Tekstvak 2: Investeringen in grensoverschrijdende energie-infrastructuur De EU moet investeren in grensoverschrijdende interconnecties als onderdeel van de opbouw van een interne energiemarkt en als oplossing voor het bestaan van "energie-eilanden". Dankzij het Europees energieprogramma voor herstel zijn verschillende projecten voor omkeerbare gasstromen opgezet in Midden- en Oost-Europese landen. Zij hebben ertoe bijgedragen gasvoorzieningsproblemen als bij de koudegolf van februari 2012 te voorkomen. Bij de onlangs vastgestelde Richtsnoeren voor trans-Europese energie-infrastructuur is een nieuwe manier voorgesteld om infrastructuurprojecten van gemeenschappelijk belang te selecteren en de uitvoering daarvan te versnellen door versterkte regionale samenwerking, stroomlijning van de vergunningsverleningsprocedures, adequate regulering en Europese financiële bijstand in het kader van de "Connecting Europe"-faciliteit. Regionale samenwerking tussen bepaalde lidstaten kan zeer nuttig zijn om de nodige investeringen te mobiliseren. Op 25 maart 2013 hebben de lidstaten die samenwerken in het Plan voor de interconnectie van de energiemarkten in het Oostzeegebied overeenstemming bereikt over een alomvattend pakket voor de ontwikkeling van een aardgasinfrastructuur en over een stappenplan voor de uitvoering daarvan. De voorgestelde investeringen in een nieuwe LNG-terminal, waarmee 40% van de van de huidige aardgasbehoeften van die landen zou kunnen worden ingevuld, en in pijpleidingsprojecten (de "Baltic connector", verbindingen tussen de Oostzeelanden en de interconnector tussen Polen en Litouwen) zouden ongeveer 1,3 miljard EUR kosten, zouden een einde kunnen maken aan het isolement van de Oostzeelanden en Finland en zouden de energievoorzieningszekerheid kunnen verhogen.
(3) Terugdringen van de kosten van hernieuwbare energie en andere conventionele en onconventionele binnenlandse energiebronnen Om de CO2-uitstoot, de afhankelijkheid op energiegebied van derde landen te verminderen en de kosten van de invoer van fossiele brandstoffen terug te dringen, hebben de lidstaten het aandeel van hernieuwbare energiebronnen opgedreven tot 13,0% van Europa's eindenergieverbruik in 2011 (een stijging met 5 percentpunten in 6 jaar). In 2011 kwam 20,6% van alle geproduceerde elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. Deze ontwikkeling kan bijdragen tot het in bedwang houden van de groothandels-elektriciteitsprijzen aangezien de marginale kosten van de belangrijkste winden zonne-energietechnologieën bijna nul zijn. Investeringen in hernieuwbare energieën kunnen potentieel drie miljoen nieuwe banen opleveren in 2020 (reeds nu werken er 1,19 miljoen werknemers in deze sector in de EU). Hoewel de situatie per individuele lidstaat verschillend is, is de EU tot dusverre goed op weg om de 20%-doelstelling op het gebied van het gebruik van hernieuwbare energie in het eindenergieverbruik, als vastgesteld bij de EU-richtlijn inzake hernieuwbare energie, te bereiken.
7
Nationale ondersteuningsregelingen, overeenkomstig de EU-richtlijn inzake hernieuwbare energie, zijn cruciaal gebleken om de snelle uitrol van dergelijke energiebronnen te bevorderen. De groei van hernieuwbare energie is echter nog in grote mate afhankelijk van subsidies en in bepaalde vrij starre steunregelingen is geen rekening gehouden met de aanzienlijke prijsdalingen bij rijpere technologieën. Dit heeft geresulteerd in overcompensatie op een moment van grote economische problemen. Tezelfdertijd hebben bepaalde, in sommige gevallen zelfs retroactieve, wijzigingen van de steunregelingen investeringsonzekerheid gecreëerd. De krachtens de hernieuwbareenergierichtlijn beschikbare samenwerkingsmechanismen zijn nog niet gebruikt en de nationale steunregelingen moeten convergeren om de Europese dimensie van een geïntegreerde energiemarkt te kunnen benutten. Geraamd wordt dat een EU-brede handel in hernieuwbare energie en het kosteneffectieve bereiken van het 20%-streefcijfer in alle lidstaten de totale kosten van het energiesysteem in de EU tegen 2020 met 8 miljard EUR zouden kunnen drukken. Een hoog aandeel van hernieuwbare energie in de elektriciteitsmix doet de vraag rijzen naar de adequaatheid van de opwekkings- en de netwerkcapaciteit. Dit wordt een probleem wanneer de fluctuerende opwekking van hernieuwbare zonne- en windenergie een back-up uit andere energiebronnen nodig maakt. Sommige lidstaten overwegen te betalen voor de beschikbaarheid van opwekkingscapaciteit op nationaal niveau ("capaciteitsmarkten"), en dergelijke capaciteit is doorgaans op fossiele brandstoffen gebaseerd. Deze aanpak dreigt economisch inefficiënt te zijn en zal naar alle waarschijnlijkheid de versnippering van de interne energiemarkt en het dominante gebruik van fossiele brandstoffen voor de elektriciteitsproductie versterken. Er zijn andere maatregelen mogelijk om het systeem flexibeler te maken en eventuele toereikendheidsproblemen aan te pakken, die in economische zin duurzamer zijn en de interne energiemarkt handhaven en zelfs versterken. Dergelijke maatregelen omvatten investeringen in grensoverschrijdende infrastructuur (hoe breder het net is, des te gemakkelijker het is om hernieuwbare energiebronnen in balans te houden) en vraagrespons- en opslagmaatregelen.
(4) Technologie en innovatie De technologische omslag die vereist is om de doelstellingen van de EU te bereiken, wordt alleen mogelijk als onze bestaande energie-infrastructuur aanzienlijk wordt gemoderniseerd. O&O en innovatie op energiegebied spelen nog steeds een essentiële rol bij de ontwikkeling van goedkopere, efficiëntere en meer duurzame energietechnologieën. Ondanks de crisis komen de EU-uitgaven voor O&O stilaan op het niveau van die van Japan en de VS. De openbare en particuliere investeringen in technologische ontwikkeling in de sectoren waarvoor maatregelen zijn opgenomen in het Europees strategisch plan voor energietechnologie (het "SETplan") zijn toegenomen van 3,2 miljard EUR in 2007 tot 5,4 miljard EUR in 2010. Momenteel is de industrie goed voor ongeveer 70% van de totale investeringen in onderzoek en innovatie op de prioritaire gebieden van het SET-plan, terwijl de lidstaten ongeveer 20% en de Europese Commissie ongeveer 10% voor hun rekening nemen. De O&O-inspanningen blijven versnipperd tussen de lidstaten. Een betere coördinatie en bundeling van de middelen tussen de lidstaten kan de efficiëntie van de onderzoeksinspanningen vergroten, dubbel werk voorkomen en het mogelijk maken een kritische massa te bereiken om technologische doorbraken te verwezenlijken. 8
De onderzoeksinspanningen van de EU hebben de afgelopen twee decennia aanzienlijk bijgedragen tot prijsverlagingen en tot technologische ontwikkeling in diverse cruciale energiesectoren zoals windenergie en fotovoltaïsche (PV) cellen. Om deze en andere redenen zijn de kosten van PVmodules zeer snel gedaald (drie keer lager op enkele jaren tijd). Het SET-plan-streefcijfer van 1 EUR/kW tegen 2030 wordt wellicht al bereikt in 2020. Ook op vervoersgebied hebben de EUinspanningen een positieve start mogelijk gemaakt op het gebied van biobrandstoffen van de tweede generatie. Sinds 2007 heeft het programma "Intelligente energie – Europa" (IEE) de marktdoorbraak van innovatieve technologieën bevorderd en niet-technologische belemmeringen aangepakt via meer dan 300 projecten, waarbij de aanzet is gegeven voor investeringen voor een bedrag van meer dan 4 miljard. In het kader van IEE II is eveneens samenwerking met financiële instellingen tot stand gekomen waardoor met succes ongeveer 2 miljard euro aan investeringen in duurzame energie zijn gegenereerd (waarvan 38 miljoen EUR EU-financiering) via faciliteiten ter ondersteuning van projectontwikkeling (ELENA en het initiatief "mobilisering van plaatselijke investeringen in energie"). Naar verwachting zullen deze investeringen resulteren in een energiebesparing van meer dan 2000 GWh/jaar.
Bijlagen: 1. Voortgang bij het verwezenlijken van de streefcijfers voor 2020 2. Follow-up van de oriëntaties inzake energie die door de Europese Raad van 4 februari 2011 zijn gegeven 3. Tenuitvoerlegging van de essentiële EU-energiewetgeving 4. Overzicht van de financiële instrumenten van de EU ter ondersteuning van het energiebeleid 5. Voornaamste gegevens betreffende energie in Europa
9
Bijlage 1: Voortgang bij het verwezenlijken van de streefcijfers voor 2020 (1) EU-streefcijfer voor de reductie van de broeikasgasemissies met 20% ten opzichte van de emissies in 1990 Naar raming waren de broeikasgasemissies in 2011 met 16% verminderd ten opzichte van de 1990niveaus. Deze doelstelling wordt ten uitvoer gelegd via het emissiehandelssysteem van de EU en de lastenverdelingsbeschikking.
(2) 20% aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het bruto eindenergieverbruik in de EU In 2011 was het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het eindenergieverbruik van de EU 13,0%, in vergelijking met 8,5% in 2005. Met de afgesproken bindende nationale streefcijfers is de groei van hernieuwbare energie toegenomen, maar die groei moet een gemiddelde van 6,3% per jaar bereiken om het totale 2020-streefcijfer te bereiken. De Commissie heeft daarom vier gebieden afgebakend waarbinnen de inspanningen moeten worden opgevoerd: de energiemarkt, steunregelingen, samenwerkingsmechanismen en samenwerking in het Middellandse-Zeegebied5 en werkt nu richtsnoeren uit om die aspecten aan te pakken (meer bepaald in verband met de opening van de interne markt voor elektriciteit, betere marktintegratie van hernieuwbare energiebronnen, samenwerking en handel, infrastructuur en consumenten en technologische innovatie).
(3) 20% besparing op het verbruik van primaire energie in de EU in vergelijking met de in 2007 gemaakte prognoses Dit streefcijfer is niet bindend voor de lidstaten. Het verbruik van primaire energie heeft een piek bereikt in 2005/2006 (ongeveer 1825 Mtoe) en is sinds 2007 lichtjes beginnen dalen (het is teruggelopen tot 1730 Mtoe in 2011). Dit is toe te schrijven aan de economische crisis, de doeltreffendheid van het bestaande beleid en de verminderde energie-intensiteit van de industrie in de EU.
5
Mededeling "Hernieuwbare energie: een belangrijke speler op de Europese energiemarkt" (COM(2012) 271).
10
Bijlage 2: Follow-up van de oriëntaties inzake energie die door de Europese Raad van 4 februari 2011 zijn gegeven Inzake energie-efficiëntie De energie-efficiëntierichtlijn is vastgesteld in oktober 2012 en zal het voor de EU naar verwachting mogelijk maken om in 2020 ongeveer 17% te bereiken in plaats van het vastgestelde energieefficiëntiestreefcijfer van 20%. Eveneens in 2012 is tussen de EU en de VS de "Energy Star"overeenkomst gesloten inzake de etikettering van de energie-efficiëntie van kantoorapparatuur en is het energie-efficiëntiefonds opgericht met een begroting van 265 miljoen EUR. Momenteel wordt overleg gepleegd over het Commissievoorstel voor de uitdaging op energiegebied in het kader van het Horizon 2020-initiatief, met een voorgestelde budgettaire toewijzing van 6,5 miljard EUR. Het is de bedoeling om in dat verband programma's ter bevordering van de energie-efficiëntie te integreren. Tot slot is in juli 2012 het Europese innovatiepartnerschap voor slimme steden en gemeenschappen opgezet dat bedoeld is om innovatieve oplossingen op het gebied van energievervoer-en-ICT-technologieën te verspreiden waarmee de duurzaamheid van steden en gemeenschappen wordt versterkt. Inzake de interne energiemarkt 'Een volwaardig functionerende, onderling gekoppelde en geïntegreerde interne markt voor energie tegen 2014': Dankzij betere interconnecties is er vooruitgang waargenomen wat de versterkte onderlinge koppeling en de convergentie van de groothandelstarieven op de elektriciteitsmarkt, alsook wat de toegenomen gas-tot-gas-concurrentie, betreft. De in november 2012 opgerichte Coördinatiegroep elektriciteit zal naar verwachting de coördinatie tussen de lidstaten versterken om risico's te identificeren en toereikende antwoorden te bieden op crisissen op het gebied van de voorzieningszekerheid. Als onderdeel van de mededeling van de Commissie betreffende de interne energiemarkt is er een actieplan voorgesteld (COM(2012) 663) om de resterende uitdagingen op weg naar de uiterste termijn van 2014 uit de weg te ruimen. 'Tegen 2015 een einde maken aan het isolement van bepaalde lidstaten die niet verbonden zijn met de Europese gas- en elektriciteitsnetten': De voorbereidende werkzaamheden met betrekking tot de ontwikkeling van de infrastructuur in Europa worden voortgezet terwijl wordt gewacht op het definitieve meerjarige financiële kader en op de "Connecting Europe"-faciliteit waarvoor de Commissie een subsidie van 9,1 miljard EUR voor energie-infrastructuur in het vooruitzicht heeft gesteld. De richtsnoeren voor een trans-Europese energie-infrastructuur zijn in maart 2012 vastgesteld en daarin zijn 12 strategische trans-Europese energiecorridors omschreven en is de manier vastgesteld om projecten van gemeenschappelijk belang te selecteren en de uitvoering daarvan te versnellen. ENTSO-E en ENTSO-G hebben ook aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de voorbereiding van de tienjarige netwerkontwikkelingsplannen voor gas en elektriciteit.
11
'Een betere coördinatie van de activiteiten van de EU en de lidstaten om de samenhang en consistentie van de buitenlandse betrekkingen van de EU te waarborgen': De werkzaamheden met het oog op de versterking van de externe dimensie van het EU-beleid op energiegebied zijn voortgezet in reactie op het verzoek van de Europese Raad om tot een betere coördinatie te komen. Er is voortgang gemaakt bij de onderhandelingen over een trans-Kaspische pijpleiding en de zuidelijke gascorridor. Het 2050-energiestappenplan tussen de EU en Rusland is vastgesteld en het overleg met Rusland en Belarus over de werking van het elektriciteitssysteem van de Oostzeelanden wordt voortgezet. Wat China betreft, is overleg gepleegd over het urbanisatiepartnerschap EU-China en is de dialoog betreffende de energievoorzieningszekerheid van start gegaan. In reactie op het verzoek van de Europese Raad om informatie te verkrijgen over bilaterale energie-overeenkomsten met derde landen is een energie-uitwisselingsmechanisme in verband met intergouvernementele overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen vastgesteld dat in november 2012 in werking is getreden.
12
Bijlage 3: Tenuitvoerlegging van de essentiële EU-energiewetgeving Omzetting van de richtlijnen van het derde energiepakket (Situatie op 30 april 2013)
Gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (Richtlijn 2009/72/EG van 13 juli 2009) en Gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas
(Richtlijn 2009/73/EG van 13 juli 2009) Gemeenschappelijke omzettingsdatum: 3 maart 2011 Door de lidstaat aangegeven omzettingsstatus
Door de lidstaat aangegeven omzettingsstatus
-Elektriciteitsrichtlijn -
- Aardgasrichtljn–
België
Volledig
Volledig
Bulgarije
Volledig
Volledig
Tsjechië
Volledig
Volledig
Denemarken
Volledig
Volledig
Duitsland
Volledig
Volledig
Estland
Volledig
Volledig
Ierland
Volledig
Volledig
Griekenland
Volledig
Volledig
Spanje
Volledig
Volledig
Frankrijk
Volledig
Volledig
Italië
Volledig
Volledig
Cyprus
Volledig
Volledig
Letland
Volledig
Volledig
Litouwen
Volledig
Gedeeltelijk
Luxemburg
Volledig
Volledig
Hongarije
Volledig
Volledig
Malta
Volledig
Volledig
Nederland
Volledig
Volledig
Oostenrijk
Volledig
Volledig
Polen
Volledig
Volledig
Portugal
Volledig
Volledig
Roemenië
Volledig
Volledig
Slovenië
Gedeeltelijk
Gedeeltelijk
Slowakije
Volledig
Volledig
Finland
Gedeeltelijk
Gedeeltelijk
Zweden
Volledig
Volledig
Verenigd Koninkrijk
Gedeeltelijk
Gedeeltelijk
Lidstaat
Krachtens het derde energiepakket moeten de transmissiesysteembeheerders nationaal worden gecertificeerd M
Aangemeld/adviezen gegeven
Lopende
Nog aan te melden
Tenuitvoerlegging van de richtlijn hernieuwbare energie (Het EU-streefcijfer inzake een aandeel van 20% energie uit hernieuwbare bronnen (RES) in het bruto-eindenergieverbruik) Richtlijn 2009/28/EG van 23 april 2009 Omzettingsdatum: 5 december 2010 Overzicht van de voortgang naar het eerste tussentijdse streefcijfer* (overeenkomstig het voortgangsverslag van 27 maart 2013) >2% boven tuss. streefcijfer
*
<1% van of <2% boven tuss. streefcijfer
>>1% onder tuss. streefcijfer<
Lidstaat
2005 RESaandeel
2010 RESaandeel
1e tussentijds streefcijfer
2020 RESstreefcijfer
Oostenrijk
23,3%
30,1%
25,4%
34%
België
2,2%
5,4%
4,4%
13%
Bulgarije
9,4%
13,8%
10,7%
16%
Cyprus
2,9%
5,7%
4,9%
13%
Tsjechië
6,1%
9,4%
7,5%
13%
Duitsland
5,8%
11,0%
8,2%
18%
Denemarken
17%
22,2%
19,6%
30%
Estland
18%
24,3%
19,4%
25%
Griekenland
6,9%
9,7%
9,1%
18%
Spanje
8,7%
13,8%
10,9%
20%
Finland
28,5%
33%
30,4%
38%
Frankrijk
10,3%
13,5%
12,8%
23%
Hongarije
4,3%
8,8%
6,0%
13%
Ierland
3,1%
5,8%
5,7%
16%
Italië
5,2%
10,4%
7,6%
17%
Litouwen
15%
19,7%
16,6%
23%
Luxemburg
0,9%
3%
2,9%
11%
Letland
32,6%
32,6%
34,0%
40%
Malta
0%
0,4%
2,0%
10%
Nederland
2,4%
3,8%
4,7%
14%
Polen
7,2%
9,5%
8,8%
15%
Portugal
20,5%
24,6%
22,6%
31%
Roemenië
17,8%
23,6%
19,0%
24%
Zweden
39,8%
49,1%
41,6%
49%
Slovenië
16,0%
19,9%
17,8%
25%
Slowakije
6,7%
9,8%
8,2%
14%
VK
1,3%
3,3%
4,0%
15%
EU
8,5%
12,7%
10,7%
20%
De meest objectieve maatregel om de voortgang te bespreken is na te gaan hoeveel vooruitgang de lidstaten hebben geboekt op weg naar hun eerste tussentijds streefcijfer, berekend als het gemiddelde van hun aandeel voor 2011/2012. Hoewel die vooruitgang in 2010 gemiddeld goed is, geeft dit niet de politieke en economische onzekerheid weer waarin de producenten van hernieuwbare energie zich momenteel lijken te bevinden.
Energie-efficiëntie: omzetting van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen Richtlijn 2010/31/EU van 19 mei 2010 Omzettingsdatum: 9 juli 2012 Richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen*
Lidstaat Omzetting
Verslag BENG**
Berekening kostenoptimaal niveau
Oostenrijk België Bulgarije Cyprus Tsjechië Denemarken Estland Finland Frankrijk Duitsland Griekenland Hongarije Ierland Italië Letland Litouwen Luxemburg Malta Nederland Polen Portugal Roemenië Slowakije Slovenië Spanje Zweden Verenigd Koninkrijk *
De omzettingsstatus is gebaseerd op de omzettingssituatie als vermeld door de lidstaten (Groen: Volledig; Oranje: Gedeeltelijk; Rood: Nee). De Commissie voert prima facie- en conformiteitsverificaties uit voor lidstaten die hun omettingsmaatregelen niet hebben medegedeeld. Voor de verslagen betreffende bijna-energieneutrale gebouwen en de berekening van de kostenoptimale niveaus is de status gebaseerd op het feit of de desbetreffende verslagen al dan niet zijn ontvangen en niet op de volledigheid van die verslagen. De Commissie voert momenteel een analyse uit van de ontvangen verslagen.
**
Bijna-energieneutrale gebouwen.
Bijlage 4: Overzicht van de financiële instrumenten van de EU ter ondersteuning van het energiebeleid Overzicht van de voor energie toegewezen EU-middelen, per programma en financieel instrument (bestaand en eventueel nieuw voor de periode 2014-2020) Commissievoorstel voor de toewijzing van middelen binnen het financieel kader voor 2014-2020
Totaal
Totaal
Elektriciteitsen gasinfrastructuur (1)
Bedrag in M€ Trans-Europese energienetwerken (TEN-E) "Connecting Europe"-faciliteit
Middelen toegewezen binnen het financieel kader voor 2007-2013
Duurzame energie (2)
Kernenergie (3)
EUmiddel en
waarvan financieringsinstrumenten (Europees fonds voor energie-efficiëntie) CIP-programma Intelligente Energie – Europa wat ELENA omvat (technische bijstand) Structuurfondsen
Kernenergie (3)
9 121 (1 000)
2 267
1 712
-
-
-
(B)
(265)
-
730 (A) (132)
1 607
10 100
17 000
OTO-kaderprogramma
2 350 (C)
6 500
Financieringsfaciliteit met risicodeling (EC-EIB)
1 400 (D)
Financiering voor de uitbreiding EURATOM-KP7 Kernsplijting
112 1 382
1 080
EURATOM-KP7 Kernfusie
4 155
3 282
Ontmanteling ( LT,SK,BG)
2 848
860
SUBTOTAAL TOTAAL
Duurzame energie (2)
155
waarvan financieringsinstrumenten Europees energieprogramma voor herstel (EEPR)
Elektriciteits- en gasinfrastructuur (1)
4 029
16 404 28 818
8 385
9 121
23 500 37 843
A. Omvat ELENA in samenwerking met EIB, CEB, EBRD en KfW B. Onderdeel van het nieuwe Kaderprogramma voor Onderzoek ("Horizon 2020") C. OTO 2007-2013: middelen toegewezen aan niet-nucleair onderzoek in het algemeen D. 14% van de totale enveloppe voor de Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF), voornamelijk bestemd voor zonne- en windenergie
5 222
Bijlage 5: Voornaamste gegevens betreffende energie in Europa
1. Europa's energiemix Europa's energiemix is in verandering EU bruto binnenlands verbruik 2011 Hernieuwbaar
Hernieuwbaar
Vaste brandstoffen
10%
Kernenergie
EU bruto binnenlands verbruik 2030 (scenario)
17%
14%
24%
18%
Kernenergie
14%
35%
22%
Gas
Olie
Vaste brandstoffen
12%
33% Olie
Gas
Bron: Europese Commissie
Energie drijft onze samenleving en economie aan Eindenergieverbruik in de EU per sector in 2011 Overige 1%
Diensten
Industrie Landbouw 2%
13% 26%
25% Huishoudens en residentiële behoeften
33% Vervoer Bron: Europese Commissie
De energiemix varieert sterk binnen de EU
Bruto binnenlands verbruik in de lidstaten van de EU in 2011
Olie
0%
10%
Gas
20%
Vaste brandstoffen 30%
40%
50%
Kernenergie
60%
70%
Hernieuwbaar
80%
90%
100%
AT BE BG CY CZ DE DK EE EL ES FI FR HU IE IT LT LU LV MT NL PL PT RO SE SI SK UK
Bron: Europese Commissie
2. Europa's invoerafhankelijkheid Europa voert jaarlijks het equivalent in van 406 miljard EUR (3,2% van het BBP) olie, gas en kolen en de Europese afhankelijkheid wordt naar verwachting groter Aandeel van ingevoerde brandstoffen in het totale EU-verbruik ("business as usual"-scenario) Olie
%
Gas
Vaste brandstoffen
100
80
60
40
20
0 2005
2011
2020
2030
2005
2011
2020
2030
2005
2011
2020
2030
Bron: Europese Commissie
Europa hangt af van een beperkt aantal leveranciers EU-invoer van ruwe aardolie in 2011 Mexico Azerbeidzjan 1% Overige 5% Kazachstan 8% 6% Noorwegen 12%
EU-invoer van aardgas in 2011
Niet gespecificeerd 10%
Nigeria 4%
Egypte, Libië, Trinidad en Tobago, overige 1% elk Rusland* 30%
Opeclanden 33%
Rusland 35%
* Deze cijfers omvatten de gasinvoer uit andere landen dan Rusland die via Rusland naar de EU worden uitgevoerd
Qatar 11%
Algerije 13% Noorwegen 28%
Bron: Europese Commissie
3. De mondiale trends beïnvloeden Europa De mondiale energievraag blijft toenemen Ontwikkeling van de mondiale energievraag in miljoen ton olie-equivalent (Mtoe) Rest van de wereld
China
1990
2005
Rest van de Oeso
EU
18 000 16 000 14 000 12 000
Mtoe
10 000 8 000 6 000 4 000 2 000 0 1995
2000
2010
2015
2020
2025
2030
2035
Bron: Internationaal Energieagentschap
Elektriciteitsprijzen: de VS vergroten hun concurrentievoordeel, voornamelijk dankzij schaliegas Ontwikkeling van de eindgebruikerselektriciteitsprijs voor de industrie, Exclusief belastingen (2005 = index 100) Oeso-Europa
VS
Japan
150 140 130 120 110 100 90 80 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Q3 2012
Bron: Internationaal Energieagentschap
Toenemende levering van onconventioneel gas & LNG draagt bij tot diversificatie van handelsstromen Voornaamste mondiale gashandelsstromen in 2035 Latijns-Amerika Midden-Oosten
Noord-Amerika Afrika
Azië (exclusief OesoAzië, China en India)
Eurazië Oceanië
Bron: Internationaal Energieagentschap
Toename van de wereldwijde investeringen in hernieuwbare energiebronnen Nieuwe investeringen in schone energie per regio 2004-2012 (miljard EUR) Azie & Oceanië
Europa
Midden-Oosten & Afrika
Midden- en Zuid-Amerika
Noord-Amerika & Caraïben
120 100 80 60 40 20 0
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012 Bron: Bloomberg
De subsidies voor hernieuwbare energie nemen wereldwijd toe, met nog steeds een leidende rol voor de EU in 2011. De totale subsidies bedragen 88 miljard USD, 1/6e van de subsidies voor fossiele brandstoffen. Mondiale subsidies voor hernieuwbare energie per regio Rest van de wereld
India
China
VS
EU
Miljard $ 250 $ 200 $ 150 $ 100 $ 50 $0
2007
2009
2011
2015
2020
2025
2030
2035
Bron: Internationaal Energieagentschap
4. Europa's interne energiemarkt is nog niet voltooid Aandeel van belastingen en heffingen in de elektriciteitsprijzen voor huishoudens Elektriciteitsprijs voor huishoudens, eerste helft van 2012 (EUR/kWh) Nettoprijs (exclusief belastingen)
BTW
Andere belastingen en heffingen
0.30 0.25 0.20 0.15 0.10 0.05 0.00
DK CY DE BE IE IT SE PT AT EU NL ES SK MT LU UK HU FI SI CZ PL FR LV LT HR EE RO BG Bron: Europese Commissie
Minder verschil tusen de elektriciteitsprijzen voor de industrie binnen Europa Elektriciteitsprijs voor de industrie, eerste helft van 2012 (EUR/kWh) Nettoprijzen (exclusief belastingen)
BTW
Andere belastingen en heffingen
0.30
0.25
0.20
0.15
0.10
0.05
0.00 CY DK MT IT DE SK IE EU ES PT LT UK LV HU AT BE CZ NL SI PL HR FR LU RO SE EE FI BG Bron: Europese Commissie
De prijsstellingsmechanismen variëren binnen de EU
Retailprijsregulering voor elektriciteit en/of gas (LV voor elektriciteit alleen; IE voor gas alleen)
Geen retailprijsregulering / geleidelijke uitbanning van regulering gepland / Nietconcurrentieverstorende of minder verstorende regulering (bv. ten gevolge van geïsoleerde markten)
Bron: Europese Commissie
De gasprijzen variëren aanzienlijk binnen de EU afhankelijk van het concurrentieniveau Gemiddelde gasprijs in €/MWh
< 25 €
36,7
25 - 30 €
35,9 37,9
30 – 35 €
22,9 24,3
> 35 €
24,3
Geen gegevens beschikbaar
28,9
28,8 24,5
37,0 26,6
29,9 32,3
30,0
43,3 24,9
30,1
34,6 33,3
Bron: Europese Commissie
De gasprijzen worden concurrerender als er meer leveranciers en/of bronnen zijn Vergelijking van de groothandelsgasprijzen in de EU (€/ MWh) Rusland naar Litouwen
Noorwegen naar België
NL naar het VK
Gemiddelde prijs aan de Duitse grens
45 €/MWh 45 €/MWh 40 €/MWh 40 €/MWh 35 €/MWh 35 €/MWh
30 €/MWh 30 €/MWh 25 €/MWh 25 €/MWh 20 €/MWh 20 €/MWh 15 €/MWh 15 €/MWh
10 €/MWh 10 €/MWh 5 €/MWh €/MWh
Bron: Europese Commissie
Groot onbenut potentieel voor energie-efficiëntie in de wereld Prognose in verband met in 2035 (on)benut potentieel voor energie-efficiëntie Benut energie-efficiëntiepotentieel
Onbenut energie-efficiëntiepotentieel
100%
80%
60%
40%
20%
0%
Industrie
Vervoer
Elektriciteitsproductie
Gebouwen Bron: Internationaal Energieagentschap
Er zijn grote investeringen vereist om ons energiesysteem te vernieuwen of te moderniseren Leeftijd van de elektriciteitsproductiecapaciteit in de EU in 2013 (in jaren) Olie
Gas
Kolen
Kernenergie
Hernieuwbaar
140,000 MW 120,000 MW 100,000 MW 80,000 MW 60,000 MW 40,000 MW 20,000 MW 0 MW
Bron: Europese Commissie
Hernieuwbare energiebronnen waren goed voor 13% van het eindenergieverbuik in de EU in 2011 2011
2020-streefcijfer
60%
50%
40%
30%
20%
2020 EU-streefcijfer
10%
0% MT LU UK BE NL CY IE HU CZ SK PL FR IT EL DE EU BG ES SL LT RO DK PT EE AT FI LV SE Bron: Europese Commissie
Het grotere aandeel van fluctuerende bronnen maakt aanvullende maatregelen nodig om de toereikendheid van de productie te waarborgen Aandeel van fluctuerende hernieuwbare energiebronnen (wind- en zonne-energie) per lidstaat in 2010 en 2020 wind en zon 2010
wind en zon 2020
40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% AT BE BG CY CZ DE DK EE EL ES FI FR HU IE IT LT LU LV MT NL PL PT RO SE SK SL UK EU Bron: Europese Commissie