Uit de Oude Doos van
Baron van Hoëvell
Jasper Bruinsma
Jasper Bruinsma schreef in 2015 een zestal artikelen voor de Drietand over de beginjaren van de Nederlandsche Vereeniging van Kustzeilers. In het inleidende artikel schrijft hij: “Peter Schotman redacteur van onze onvolprezen Drietand bezorgde mij enkele weken geleden een doos, die zich in het archief van de vereniging bevond, met zaken uit de nalatenschap van onze oprichter Baron van Hoevell. Mogelijk zijn daarin nog documenten te vinden uit de voorgeschiedenis van de Kustzeilersvereniging.” De oogst was dusdanig rijk dat Jasper in 2015 in ieder nummer van de Drietand een artikel schreef onder de titel “Uit de Doos van Baron van Hoevell”
De inleiding en artikelen zijn in deze uitgave gebundeld. Inleiding ‘De NVvK en de Vrijheid’ Uit de Oude Doos van Baron van Höevell – 1 Uit de Oude Doos van Baron van Höevell – 2 Uit de Oude Doos van Baron van Höevell – 3 Uit de Oude Doos van Baron van Höevell – 4 Uit de Oude Doos van Baron van Höevell – 5 Uit de Oude Doos van Baron van Höevell – 6
15
De NVvK en de Vrijheid In 2015 is het 70 jaar geleden dat ons land werd bevrijd van de onderdrukking door een onmenselijk, racistisch regime. Op 4 mei herdenken we de offers die door burgers en militairen voor de bevrijding zijn gebracht en de slachtoffers van terreur en rassenwaan en op 5 mei vieren we de herwonnen vrijheid met feesten, vrijmarkten en optochten. In 2016 is het 70 jaar geleden dat de Nederlandsche Vereeniging van Kustzeilers werd opgericht. De geboorte van onze vereniging heeft rechtstreeks te maken met de oorlog en de bevrijding. Gedurende vijf jaar waren aan de burgers van ons land de meest essentiële rechten ontnomen. Grote gebieden, zoals de duinen en havengebieden, waren ‘Sperrgebiet’ en mochten niet betreden worden. Ook het IJsselmeer, de Waddenzee en de kustwateren en later ook de plassen waren verboden gebied. Boten en motoren werden ‘gevorderd’ en naar Duitsland afgevoerd. De bezetter voerde de ‘Sperrzeit’ in, waardoor het verboden werd om ‘s avonds na zeven uur en soms voor straf na zes uur en ‘s nachts buitenshuis te verkeren of aan boord te overnachten. De bevrijding op 5 mei 1945 betekende dat deze beperkingen werden opgeheven. Men kon het water weer op, de zeilen hijsen en van de ruimte en de vrijheid genieten. Uit dit gevoel van herwonnen vrijheid is onze vereniging geboren. In de oorlog hadden Willem Baron van Hoëvell en Paul
Verstraten met elkaar afgesproken dat ze, als de gehate bezetters verjaagd zouden zijn en dat zou absoluut gebeuren, daar waren ze zeker van, een vereniging zouden oprichten van vrije zeilers, die met kleine schepen het grote water op wilden. De pretenties van de oprichters waren niet groot, het bevaren van IJsselmeer, Waddenzee en kustwateren was al heel wat; daarom werd het de Nederlandsche Vereeniging van Kustzeilers. De naam dekt de lading allang niet meer, gezien al die leden die ver weg en zelfs rond de wereld zeilen. De oprichters waren voor het overgrote deel dertigers, vrij jong dus, maar voor de naam van de vereniging gebruikten ze de hun vertrouwde vooroorlogse spelling, waarmee ze een verbinding legden met hun eigen verleden en met de ‘sch’ en de dubbele ‘ee’ in de naam van de NVvK doen we het 70 jaar later nog altijd. Het was een Nederlandsche club, er konden alleen Nederlanders en Nederlandse ingezetenen lid worden; dat ooit een Duitser lid zou worden was voor de oprichters ondenkbaar. Toen de Australische ambassadeur in
Sperrgebiet
J a s p e r B r u i n sm a
Nederland zich aanmeldde als lid en later ambassadeur in Frankrijk werd, kon hij alleen hij de NVvK blijven als ‘buitengewoon’ lid. In de tijd van een Verenigd Europa kon deze beperking natuurlijk niet meer en is ze dan ook geschrapt uit de statuten. Wat de oprichters ook absoluut niet wilden, was dat er zich eventueel leden zouden aanmelden die ‘fout’ waren geweest in de oorlog, of op een ‘foute’ manier in en aan de oorlog geld hadden verdiend. Daarom werd er een geheime ballotage ingevoerd. Dit gebruik is al meer dan 20 jaar geleden afgeschaft, maar de NVvK heeft daardoor bij de buitenwacht – ten onrechte – nog altijd een zeker elitair imago. Het moest een vereniging van actieve zeilers worden, men moest zich voor het lidmaatschap kwalificeren door een flinke afstand op groot water te zeilen, want een sociëteitsclub, dat hadden de oprichters niet voor ogen en dat is tot op de dag van vandaag zo gebleven. Peter Schotman van onze onvolprezen Drietand bezorgde mij enkele weken geleden een doos, die zich in het archief van de vereniging bevond, met zaken uit de nalatenschap van onze oprichter Baron van Hoëvell. Mogelijk zijn daarin nog documenten te vinden uit de voorgeschiedenis van de Kustzeilersvereniging. We houden u in de komende nummers van de Drietand op de hoogte in de rubriek Uit de Doos van Baron van Höevell. december 2014
D E
D R I E TA N D
Uit de Oude Doos van Baron van Höevell – 1 J A S P E R B R UI N SM A
In de vorige Drietand schreef ik over de doos uit het archief van onze vereniging met allerlei zaken uit de nalatenschap van Baron van Höevell. In de doos bevinden zich veel foto's en gegevens betreffende jachtontwerpen van zijn hand, maar er zitten mogelijk ook wel zaken in, die ons wat meer laten zien over de persoon die het initiatief nam tot het oprichten van onze vereniging.
Interview in 1986 Eind 1985 werd de ‘Drietand’ heropgericht na meer dan 25 jaar niet te zijn verschenen. De kersverse redactie, Roel Klunder, Ton Gilles en schrijver dezes, leek het een goed idee om in 1986 ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de NVvK alle toen nog levende oprichters, te interviewen. Het waren er op dat moment nog 8, van wie de namen in het Jaarboek waren gemarkeerd met OPR voor oprichter en I voor initiatiefnemer. We kregen de medewerking van Kustzeiler W.H.Fortuin, die tekeningen en beschrijvingen leverde van de schepen waarmee de oprichters destijds lid werden. Roel Klunder en ik namen elk 4 oprichters voor onze rekening. Ton Gilles was het niet schrijvende lid van de redactie, hij zorgde voor de organisatie van de Drietand. Voor het eerste nummer in 1986 zou ik Baron van Höevell, toen 75 jaar oud, interviewen. Ik had Van Höevell zelf niet eerder ontmoet, hij gold als een afstandelijke, wat formele man. Een interview maken, was voor mij nieuw, maar ik had het idee dat ik, met op dat moment inmiddels bijna 25 jaar ervaring als huisarts, in een gesprek niet zo gauw in de problemen zou komen. Maar ik werd toch enigszins verrast toen Van Höevell bij het begin van het interview een aantal voorwaarden stelde en een bandrecorder op tafel installeerde. Zijn opstelling was in eerste instantie nogal formeel, maar ik trof blijkbaar de goede toon, want in de loop van het gesprek werd hij wat losser.
De Baron
Zeepaardje, Kortjakje
Gerrit Willem Wolter Carel Baron van Höevell (1910), werd geboren op Sumatra, waar zijn vader bestuursambtenaar was. Zijn grootvader, met dezelfde reeks initialen, was predikant. In 1919 repatrieerde het gezin naar Nederland en ging het in Delft wonen. Van jongs af was Van Höevell geïnteresseerd in schepen. In Delft was, zoals in vele oude steden en plaatsen in die tijd, een ‘tonnenvloot’ waarmee de fecaliën in tonnetjes uit de huizen werden gehaald (doorspoeltoiletten hadden de meeste huizen niet), waarna ze op platte schuiten werden afgevoerd. De mannen met leren voorschoten fascineerden de jonge Van Höevell en toen hem eens gevraagd werd wat hij later wou worden, schijnt hij te hebben geantwoord: “Admiraal van de tonnenvloot”. Na de HBS-B koos hij voor de studie scheepsbouw aan de TH in Delft, waar hij nog colleges heeft gelopen bij Prof. Vosnack (van de zelfrichtende reddingboten). Hij realiseerde zich dat hij vanwege de beperkte financiële mogelijkheden (zijn vader was overleden) de studie in Delft niet zou kunnen afmaken en zwaaide om naar de studie scheepsbouw aan de MTS (tegenwoordig HTS) in Haarlem, waar hij binnen een jaar zijn diploma haalde; een studie jachtbouw bestond op dat moment nog niet in ons land. Zijn militaire dienst vervulde hij bij de kustwacht. Hij solliciteerde daarna op een advertentie in de Waterkampioen, waarin een technicus werd gevraagd bij het Centraal Bureau voor de Watersport, om metingen te doen op werven; om te controleren of de bouw wel volgens de normen werd uitgevoerd. Hoofd van het bureau was de bekende Ir J. Loef. Zo werd Van Höevell Verbondsmeter, een functie die hij uitoefende van 1935 tot 1955. Hij kwam op de werven als officieel persoon, “niet met de pet in de hand”, zoals hij het in het interview aangaf. Zijn adellijke titel zal ook wel bijgedragen hebben aan het respect dat hij ontmoette. Hij deed in deze functie geweldig veel ervaring op over bouwwijzen, materiaalgebruik, e.d.
Met de opgedane ervaring ontwierp hij in 1936 in een ontwerpwedstrijd het Zeepaardje. In het begin van de oorlog ontwierp hij een klein zeewaardig jachtje Kortjakje. Van dit type zouden 4 scheepjes gebouwd worden bij de werf De Vlijt in Aalsmeer: Kortjakje, voor eigen gebruik en Nimfke, Tippelaar en Quelpaert. Doordat Van Höevell Kortjakje liet bouwen in eiken op eiken spanten en met een gietijzeren kiel kon dat midden in de oorlog nog gerealiseerd worden. Voor een andere opdrachtgever, die loodballast wilde, kon geen schip meer gebouwd worden. Van een inbouwmotor kon in de oorlog al helemaal geen sprake zijn, maar daar had van Höevell geen probleem mee; een motor was zijns inziens
Kortjakje
voor de snelheid schadelijke ballast. Veel jachtjes werden in die tijd zonder motor afgeleverd, men zeilde of boomde het schip de haven in en uit. De bouw liep nog vertraging op doordat Henk de Wit, één van de beide scheepstimmerlieden die bij De Vlijt aan Kortjakje werkten, bij een razzia werd opgepakt en naar Duitsland gedeporteerd om daar als dwangarFEBRUARI 2015
D E
D R I E TA N D
UIT DE OUDE DOOS
23
24
UIT DE OUDE DOOS
verder nog beschikkingen van de Minister van Marine en de Minister van Waterstaat Handel & Nijverheid: “Gezien hebbende eene aanvrage in dato September 1942 ingezonden door den Heer G.W.W.C. Baron Van Höevell te Amsterdam.” Daarna wordt in fraaie volzinnen vermeld, dat van Höevell met Kortjakje als lid van de Nederlandsche Zeil- en Roeivereeniging vrijgesteld is van het betalen van “havengelden mitsgaders loodsgelden in Rijks en Maritieme havens”. In het document is op diverse plaatsen het woord ‘Koninklijke’ licht doorgehaald, maar nog wel zichtbaar, want volgens de bezetter kon er natuurlijk geen sprake van zijn, dat er in ons land een ‘Koninklijke Vereeniging’ zou zijn; Nederland was immers onderdeel van het ‘Deutsche Reich’. Het document is ondertekend door Ernst Crone voorzitter en J. Loeff secretaris.
Het gaat goed met Kortjakje en Nimfke Baron van Höevell was een punctueel man, hij betaalde de prijs van 4500 gulden, waarvoor het werk was aangenomen
Kortjakje na restauratie
beider tewerk te worden gesteld. Van Höevell gaf het jacht de naam Kortjakje, wat in verkleinde vorm de vertaling is van ‘Cutty Sark’, een verwijzing naar de supersnelle theeklipper. Hij dacht bij de naamgeving niet aan de Kortjakje uit het kinderliedje. Volgens diverse bronnen betrof dat een ‘altoos beschonken secreetvrouw’ met een slechte reputatie. Ze was ook bekend als Rachel Valderappus. Er waren verschillende volkse liedjes over haar in omloop, die niet geschikt waren voor de kinderkamer. Eén begon aldus: “Kortjakje zeer hups en fijn, is de meeste tijd beschonken, Kortjakje lust geen brandewijn, het moet beslist jenever D E
D R I E TA N D
FEBRUARI 2015
zijn.” Andere bronnen verwijzen naar een vrouw van lichte zeden die de hele week in bed doorbracht en met de aldaar in een kort jakje verrichte werkzaamheden zoveel verdiende, dat ze zich een kostbaar kerkboek, versierd met zilveren hoeken en sloten, kon aanschaffen, waarmee ze op zondag ter kerke ging.
Vrij van Haven- en Loodsgelden Over Kortjakje vond ik in de doos een officieel document dat aanvangt met “Overwegende dat ingevolge de beschikking van Zijne Excellentie de Minister van Financiën van 7 September 1878.....” Daarna volgen een Koninklijk Besluit en
Nimfke
25
Over Nimfke ontving Van Höevell in 1980 een brief uit Antwerpen van Cesar Offermans, sinds 1945 eigenaar van het in 1942 gebouwde jachtje. Volgens de
briefschrijver zag het scheepje er nog net zo mooi uit als toen het “in onze handen” kwam. Er was inmiddels wel iets aan het schip gedaan, zoals ”polyester in 4 gewapende lagen”, een nieuwe motor en een nieuwe tuigage, maar “het lokt nog altijd bewondering uit”. Deze briefschrijver wilde een model van het schip bouwen en had daarvoor de originele tekeningen nodig, die hij per omgaande ontving. Van de brief is een kopie in het archief.
UIT DE OUDE DOOS
bij de opdracht. Uit de boeken van de werf blijkt dat de kostprijs 3650 gulden bedroeg. Kort na de tewaterlating, moest Kortjakje ‘onderduiken’, omdat het zeilen door de bezetter geheel verboden werd en schepen werden geconfisqueerd en naar Duitsland vervoerd. Kortjakje is na de bevrijding in 1945 gemeten en heeft onder nummer H28 aan een groot aantal wedstrijden deelgenomen en met succes. Toen Van Höevell het schip in mei 1950 te koop aanbood, vermeldde hij dat het schip in 15 starts, 13 maal in de prijzen was gevallen waaronder 8 eerste prijzen. In 1948 zeilde van Höevell zonder motor naar Zuid Engeland om de Olympische zeilwedstrijden bij te wonen. Voor deze prestatie kreeg hij van de Kustzeilersvereniging de Australia Trophy, die geschonken was door de Australische ambassadeur in ons land, sir Frank Keith Officer, die lid was van de NVvK. Kortjakje is eind negentiger jaren gerestaureerd en vaart weer onder haar oude naam.
Met Quelpaert gaat het minder Over Quelpaert is er correspondentie uit begin februari 1994. Het schip had volgens de briefschrijver 10 jaar in een weiland onder een verstikkend dekzeil gestaan, er zat dan ook veel rot hout in. Hij was “vastbesloten om het jacht zoveel mogelijk in de oorspronkelijke staat terug te brengen” en vraagt om “inlichtingen om hem in staat te stellen de restauratie correct te voltooien.” Hij stuurt foto's waaruit de weinig florissante staat van het jachtje blijkt. Op de brief staat nog wel een aantekening van Van Höevell, maar het is niet waarschijnlijk dat de schrijver antwoord heeft gekregen, want op 21 februari 1994 is Baron van Höevell
Quelpaert 10 jaar onder dekzeil
overleden. Hij heeft het 50-jarig jubileum van ‘zijn Vereeniging’ helaas niet meer meegemaakt.
KORT NIEUWS JASPER BRUINSMA
Binnenwater In ‘Yacht’ van december 2014 meldt Alexander Worms, de correspondent voor Nederland, een probleem voor Duitse en andere buitenlandse zeilers, die ons land bezoeken. Als je als zeiler bij de Centrale Meldpost IJsselmeer om een radiocheck vraagt, zal het antwoord zijn: “Luid en duidelijk, maar geen ATIS.” Duitse zeilers wordt in het artikel de voor hen onverwachte situatie uitgelegd, namelijk dat IJsselmeer, Waddenzee en Zeeuwse stromen (m.u.v. de Westerschelde) binnenwateren zijn. Ook wordt hen verteld hoe ze zich tegen eventuele boetes zouden kunnen wapenen.
Brand in grootste Winterberging in Duitsland In Ancora Marina in Neustadt i.H. heeft op 12 november 2014 een grote brand ge-
woed. De tentoonstellingshal vol nieuwe schepen brandde volledig uit. De aanliggende winterbergingshal liep schade op. De schade wordt geschat op €30 miljoen. Het politieonderzoek wijst in de richting van brandstichting.
Conferentie Baltic Sea Cruising Network In ‘Cruising’ van december 2014 staat een verslag van de Baltic Conference van september j.l. Uit praktisch alle landen om de Oostzee waren delegaties naar Londen gekomen om verslag uit te brengen van belangrijke ontwikkelingen in het afgelopen jaar in hun gebied. Uit Rusland was bv. de St Petersburg Yacht Club aanwezig. Uit Zweden en Letland werden problemen gemeld met onvoldoende installaties voor de opvang van toiletafval. In Zweden is een onderzoek gaande naar verschillende aspecten bij
MOB. In de meeste landen is geen regelgeving t.a.v. het dragen van zwem-, resp. reddingsvesten. Uit onderzoek blijkt merkwaardigerwijs dat huisdieren aan boord de meest constante dragers van ‘flotation jackets’ zijn. Er werd een suggestie gedaan in ieder geval het dragen van reddingsvesten verplicht te stellen voor kinderen. Besproken werden ook de veiligheidsproblemen van single-handed zeilers. Uit onderzoek blijkt dat het bij de meeste zwemtrappen praktisch onmogelijk is om die zonder hulp omlaag geklapt te krijgen. Er staat m.i.v. 2017 een EU regel aan te komen voor charterschepen, om de lengte van zwemtrappen zodanig vast te stellen, dat ze uitgeklapt tenminste 50 cm onder water komen. Andere onderwerpen die aan de orde kwamen, waren o.a. weerberichten over de radio, verder windparken en golfen getijdenenergieopwekking. www.cruising.org.uk
FEBRUARI 2015
D E
D R I E TA N D
UIT DE OUDE DOOS
26
JASPE R BRUIN SMA
Uit de Oude Doos van Baron van Höevell – 2
Op de dag van de oorlogsverklaring van het Verenigd Koninkrijk aan Duitsland (3 sept. 1939) tekenden Paul Verstraaten en zijn vriendin Tine Tenholter het contract voor de bouw van een zeiljacht ‘voor de vaart ter zee’.
De Ommelander en Kortjakje Na de te waterlating in 1940 maakte het paar nog enkele tochten op het IJsselmeer, maar dat werd door de bezetter al snel verboden. Van zeilen op zee was tijdens de oorlog uiteraard al helemaal geen sprake. Ze konden nog enige tijd op de Hollandse plassen zeilen tot ook dat verboden werd. In het voorjaar van 1943 lagen ze met hun Ommelander in jachthaven 't Fort in Warmond. Verstraaten zei in een interview dat ik met hem had
in 1986: “Er liep iemand over de steiger, die bij ons schip bleef staan en het met aandacht bekeek en zoals dat gaat, we raakten aan de praat over het schip. Hij vond het een mooi en stoer scheepje. We maakten kennis en hij kwam aan boord. Het was de heer van Höevell.” Van Höevell was op dat moment in afwachting van de te waterlating van Kortjakje en wat doe je dan zonder boot; je loopt maar eens over een steiger en kijkt naar de ‘bootjes’ die er liggen en zo kwam van het een het ander. Zowel Kortjakje als Ommelander hebben zo een intermediaire rol gespeeld in het ontstaan van onze vereniging.
De Koninklijke en de NVvK Van Höevell was bestuurslid van de ‘Koninklijke’. In dat bestuur vroeg hij aandacht voor kleine schepen; hij voorzag in de toekomst een ontwikkeling waarbij zeilers met een in verhouding smalle beurs met kleine schepen het ruime water op zouden gaan. In het bestuur van de Koninklijke was voor deze categorie zeilers op dat moment nog weinig interesse. Bij hem rijpte toen een plan om een vereniging op te richten naar het voorbeeld van de ‘Little Ship Club’ in Engeland. De ontmoeting in Warmond met Paul en Tine met hun zeewaardige jacht, werkte als een katalisator. Na de oorlog zocht hij contact met Verstraaten, in wie hij een medestander had gevonden voor zijn plan; dit heeft geleid tot het initiatief tot de oprichting van de ‘Nederlandsche Vereeniging van Kustzeilers’.
Van Höevell als scheepsontwerper
Lijnenplan Kortjakje W.H.Fortuin, Drietand 1986 Kortjakje (1943) en Ommelander (1939) tonen overeenkomstige lijnen D E
D R I E T A N D
APRIL 2015
Van Höevell had voor de oorlog zelf al enkele kleine zeewaardige schepen ontworpen. In 1936 won hij samen met J.H.Schöder een ontwerpwedstrijd, uitgeschreven door het Watersportverbond, met Zeepaardje, een spitsgatjacht met een loa 8.03 m, lwl 6.00 m, br 2.10, dpg 1.00. In 1937 ontwierp hij Cocksita ll voor eigen gebruik, eveneens een spitsgatter. Het schip werd gebouwd bij E.G.van de Stadt
scheepswerf in Zaandam. In een interview met de Waterkampioen verklaarde Van Höevell, dat het lijnenplan was gecontroleerd “volgens de methode der metacentroïde van dr Harrison Butler”, waaruit volgde dat het jacht “bij helling niet met de kop in de golven zou duiken noch achterover zou gaan liggen”. Met dit schip nam hij voor en in het begin van de oorlog met succes deel aan zeilwedstrijden. In de doos uit ons archief bevindt zich een lijst met door hem gewonnen prijzen, die hij in verband met een lustrum van de Koninklijke in 1992 in bruikleen had afgestaan aan de jubileumcommisie, ten behoeve van een tentoonstelling in het Scheepvaartmuseum. In de lijst staan o.a. een Vouwbeen 2e prijs Nachtwedstrijd 1936, een Zilveren beker 1e prijs Flevorace 1940, een Zilveren beker 2e prijs Flevorace 1940.
Cocksita II
De credits In de Waterkampioen van mei 1941 verscheen een artikel over Noorse jollen met daarbij afgedrukt een tekening van de Tulla. Op dat artikel kwamen verschillende reacties, waaronder een van Baron van Höevell: “Het spijt mij u te moeten mededelen dat er in het artikel “Vier Noorse Jollen” een vergissing is geslopen. Het eerste Tulla-jacht van de heer Simon de Wit was namelijk geen Noorse jol (met aangehangen roer), maar een spitsgatjacht met doorgestoken roerkoning. Ook is het jammer dat er niet bij stond, dat het
Een kleine geschiedenis A D B E R IN G EN
Van de Stadt, Van Höevell en de havenmeester
ontwerp is afgeleid uit de lijnen van het door mij getekende jacht Cocksita ll, dat ik in 1937 bij Van de Stadt liet bouwen. Van de Stadt heeft toen licentie gevraagd om het jacht van Simon de Wit hiervan af te leiden. Deze licentie werd natuurlijk door mij gegeven en door Van de Stadt met minimale som betaald.” Bij het artikel in de Waterkampioen is een tekening afgedrukt van Cocksita ll met een gaffeltuig uit de Waterkampioen van juli 1938 en van Tulla met toren-kottertuig. Hoewel de meeste van Van Höevells ontwerpen platgatjachten betroffen, behielden spitsgatter gedurende zijn hele werkzame leven zijn belangstelling. In de archiefdoos bevinden zich een groot aantal uitgeknipte artikelen over jachten met ‘kanohek’; de meeste knipsels zijn in het Zweeds, het eerste dateert uit 1933 de laatsten uit de 80er jaren.
Stormsvalan, spitsgat
Jaren geleden schreef ik dit stukje, maar naar aanleiding van ‘Uit de oude doos-1’ van Jasper Bruinsma in de Drietand heeft die me gevraagd het verhaal, een beetje ingekort, nogmaals te vertellen:
op geschept papier, dat voorzien was van een watermerk. Hoe het document eruit zag heb je in Drietand 2015-1 kunnen zien. Het geheel stak in een hardkartonnen, linnen map met gouden opdruk.
Enkelen onder ons zullen het nog wel weten: G.W.W.C. Baron Van Höevell was niet alleen een oprichter van de NVvK en tot zijn dood lid van onze Vereeniging, maar ook langdurig een trouw lid van de KNZ&RV. Daarin was hij echter niet de enige. Bijvoorbeeld de jachtbouwers Gait en Siem Kroes uit Kampen. En ingenieur Th.P. Tromp, president-directeur van Philips en eigenaar van de Witte Raaf. En ook de oude heer M. Hofkamp, jarenlang bestuurslid van de NVvK, was lid van de ‘Koninklijke’. Die laatste had de grappige gewoonte om op het hek de ‘Muidense’ vlag te voeren en in de top de Kustzeilerswimpel. Iets wat bij de ‘Koninklijke’ strikt verboden was. Dus kreeg de oude Hofkamp regelmatig op zijn falie in Muiden: “Dat kan zo niet, Hoffie!” Waarop ‘Hoffie’ steevast antwoordde: “0h, ja hoor, dat gaat heel goed, want ik ben een Koninklijke Kustzeiler”. En zo waren er in de jaren veertig en vijftig velen meer die van beide Vereenigingen lid waren.
Je begrijpt het natuurlijk al. De houder van dit chique brevet was onze eerste voorzitter en het hoorde bij de houten torensloep Kortjakje waar Van Höevell veel wedstrijden mee gewonnen heeft. Als men de Vereeniging vaarwel zei, of men had de boot niet meer in eigendom, was men gehouden het document weer in te leveren. Dit laatste heeft Van Höevell echter nooit gedaan, want enige tijd geleden zag ik het te koop liggen bij een bevriende antiquair. Die verleiding kon ik niet weerstaan en dus heb ik het aangeschaft. Nu bevindt het zich in ons archief. ■
Kortjakje
Privileges Nu had men eertijds als lid van de ‘Koninklijke’ enige privileges. Een daarvan was het recht op voorschutting bij bruggen en sluizen. En vergis u niet: bij de Oranjesluizen, de Koninklijke haven was toen in het IJ tegenover het station, kon het ook voor de Tweede Wereldoorlog al razend druk zijn, dus van dat voorrecht werd gretig gebruik gemaakt. Ik moet er niet aan denken wat er zou gebeuren als je dat heden ten dage nog zou doen. De vaarbomen zouden je als speren om de oren vliegen. Het tweede voorrecht was de aanleiding voor dit stukje. Men kon namelijk als lid van de KNZ&RV vrijstelling krijgen van sluis-, brug-, loods- en havengelden, mits men dit bij het bestuur had aangevraagd. Die vrijstelling kreeg men zwart op wit en werd een ‘vlaggebrief’ genoemd. Hij was gedrukt
Tulla
Ad Beringen was jarenlang lid van de Drietand commissie, het laatst als eindredacteur. Daarnaast heeft hij zich ingespannen voor een archief van onze Vereeniging, dat nu wacht op een (digitaal) archivaris. De redactie. APRIL 2015
D E
D R I E T A N D
UIT DE OUDE DOOS
27
JASPER BR UINSMA
Uit de Oude Doos van Baron van Höevell – 3
Nederland bevond zich na de bevrijding in 1945 in een desolate toestand. Steden als Rotterdam, Vlissingen, Arnhem en Nijmegen waren voor een deel verwoest, havens en bruggen waren gebombardeerd, fabrieken waren leeggeroofd. Grote groepen Nederlanders, die als dwangarbeiders naar Duitsland waren gedeporteerd, kwamen uitgeput terug naar ons land. Overlevenden van concentratiekampen moesten hun plaats in de samenleving weer terugvinden. Verzetslieden moesten weer terug naar een normaal gedragspatroon. Werk was er niet, alles moest van de grond af opgebouwd worden.
Watersport getroffen Ook de watersport was zwaar getroffen. Veel zeiljachten waren door de bezetters
geconfisqueerd. Het Watersportverbond heeft na de oorlog een bureau gehad onder leiding van Ton Kasimir (broer van Eilco) om geroofde schepen in Duitsland op te sporen en terug te brengen. IJmuiden was geblokkeerd doordat tussen de pieren de Johan van Oldebarnevelt tot zinken was gebracht. De Noordzee lag bezaaid met mijnen. In het bevrijde Nederland waren de inwoners moeizaam bezig met de toekomst; de sfeer was optimistisch, maar het oprichten van een vereniging van zeezeilers lag vlak na de oorlog niet direct voor de hand.
bleven de initiatiefnemers Van Höevell en Verstraaten trouw aan hun idee om na de oorlog een vereniging van zeilers met kleine zeewaardige schepen op te richten. Van Höevell benaderde eigenaren van gemeten schepen; als verbondsmeter kon hij vrij eenvoudig over de gegevens beschikken. Zo konden hij en Verstraaten op 20 januari 1946 24 zeilers, eigenaren van gemeten schepen, begroeten voor de oprichtingsvergadering van de NVvK. Van Höevell werd daar gekozen tot voorzitter van de nieuwe vereniging en Verstraaten tot penningmeester.
Toch oprichting NVvK
Sixhaven
Paul Verstraaten was na tien jaar verloving getrouwd met zijn Tine en begon met het opzetten van een handelsfirma. Ondanks de moeilijke omstandigheden
Ondanks alle vernielingen in den lande, was de Sixhaven in Amsterdam redelijk ongeschonden door de oorlog gekomen. De Sixhaven was destijds de thuishaven
Start 100 mijls 1951 JUNI 2015
D E
D R I E TA N D
UIT DE OUDE DOOS
25
UIT DE OUDE DOOS
26 uitgeven van een nieuw clubblad kort na de oorlog onmogelijk door de papierschaarste.
De 100 mijls wedstrijd Het wedstrijdelement was in de begintijd van de vereniging van groot belang. Dat lag voor de hand, omdat de selectie van potentiële leden voor de oprichtingsvergadering vrijwel exclusief had plaats gevonden onder eigenaars van gemeten schepen. Nieuwe leden moesten zich voor het lidmaatschap kwalificeren door ononderbroken 100 mijl te hebben gezeild. Al in het oprichtingsjaar 1946 werd om die reden de eerste 100 mijls wedstrijd georganiseerd. Als men deze wedstrijd had uitgezeild, kon men lid worden van de Kustzeilers. Alle oprichters en ook de nieuwe leden waren dus wedstrijdzeilers. In de Drietand werd verslag gedaan Sixhaven
van de ‘Koninklijke’ en Van Höevell was namens de Koninklijke daar de havencommissaris. Het clubgebouw was het bovendeel van een Duits vrachtschip de Chemnitz, daar kon Van Höevell in 1935 een deel van huren. Toen de havenmeester kwam te overlijden en er geen opvolger werd benoemd, betrok hij de havenmeesterswoning. Daar heeft hij tot 1962 gewoond tot de grond nodig was in verband met de aanleg van de IJtunnel.
Internationale Contacten Toen na de bevrijding de mijnen voor de inloop van IJmuiden waren geveegd en de obstakels tussen de pieren waren opgeruimd en het met de zeilerij weer een beetje op gang begon te komen, kwamen de buitenlandse, vooral Engelse, jachten naar de Sixhaven in Amsterdam. Mede hierdoor kreeg van Höevell veel internationale contacten. Hij was voor de oorlog en ook daarna lid van het Technical Committee van de Royal Ocean Racing Club (RORC), de vereniging, die tot ver na de oorlog de meet- en regelgeving voor zeilwedstrijden op zee bepaalde. Van Höevell had door zijn internationale netwerk contact met K. Adlard Coles, een beroemde zeiler en de uitgever van het blad ‘The Yachtsman’. Coles maakte het mogelijk om het verenigingblad de Drietand in Engeland te laten drukken en het samen met zijn blad naar de leden van de NVvK te sturen. In Nederland was het D E
D R I E TA N D
JUNI 2015
Pandion, voormalig Kortjakje
van de wedstrijd. Het ging er volgens Van Höevell niet fanatiek aan toe, men leerde vooral van elkaar.
Ontwerpen In het boek ‘Nederlandse Jachten 18751975’ van Elisabeth Spits, conservator van het Scheepvaart Museum, wordt over Van Höevell vermeld dat hij als zakenman niet zo geslaagd was. Hij was “te goed van vertrouwen” en had geen “goede afspraken gemaakt” met de werven die naar zijn ontwerp schepen bouwden. Ik had, toen ik hem in 1986 in de bescheiden flat waarin hij toen woonde interviewde, ook niet de indruk dat hij een grootverdiener was geweest. Een en ander wordt bevestigd in het liber amicorum ‘Honeste Viverum’, ter gelegenheid van de 70e verjaardag van Van Höevell. Daarin schrijft ir Th.
P. Tromp: “Het ontwerpen en doen bouwen van serie-jachten lijkt voor de ontwerper in financieel opzicht een goede zaak te zijn, maar dan moet men ook een goed zakenman zijn. Maar hier wreekt zich het goed vertrouwen van Wim van Höevell, zijn fatsoen, zijn geloof in een eenmaal gegeven woord; terwijl hij aan zichzelf zo hoge normen van moraal stelt. De naam van de bouwers blijve onvermeld.” Ir Tromp eindigt: “Men ziet, zelfs in die jaren was er ‘zwart geld’ en het onthouden van ontwerpkosten aan een moreel hoogstaande ontwerper.” In 1955, toen Van Höevell zijn baan als verbondsmeter bij het Verbond opzegde, ging het hem blijkbaar wat beter. Hij had in 1953 het voorzitterschap van de NVvK neergelegd en was ook gestopt als eindredacteur van de Drietand, omdat de combinatie
van deze functies met het ontwerperschap hem blijkbaar te veel werd.
Taken gedelegeerd en afgetreden Van Höevell regelde veel zelf, vaak zonder overleg met zijn medebestuursleden. Als hij een evenement of wedstrijd organiseerde, klopte altijd alles. Hij was een perfectionist, maar dat perfectionisme begon hem op te breken toen hij meer werk kreeg als ontwerper. Hij delegeerde een aantal taken aan medebestuursleden, maar toen hij het uit handen had gegeven, ging het niet zoals hij het zich had voorgesteld. In de bestuursvergaderingen had hij kritiek op de organisatie van de 100 mijls, het te laat uitreiken van de prijzen, te laat graveren van de bekers, e.d. Wat de Drietand betreft, het bestuurslid dat de redactie van hem overnam, kon het zich permitteren om een professional aan te nemen om zo een einde te maken aan “het bijeen schrapen van copy”, zoals in de notulen vermeld. Maar dat moeizame en tijdrovende werk had van Höevell tot dan, naast het voorzitterschap, ook verzorgd. Volgens de notulen van de bestuursvergadering meldde Van Höevell dat zijn aftreden in verband stond met ”veranderde omstandigheden in zijn privé leven”. De Drietand meldt daarover: Onze voorzitter is “kortelings getrouwd”. Naast de toename van het werk als ontwerper zal hij in zijn relatie hebben willen investeren. In ieder geval is hij er in geslaagd zijn echtgenote te interesseren voor ‘zijn’ Kustzeilersvereniging. Dit wordt geïllustreerd door het feit dat enkele jaren later, in 1958, aan Mevr. S.F. (Suzanne Frida) Baronesse van Höevell - Teding van Berkhout, wegens haar verdiensten voor de Kustzeilers de Oprichtingsbeker is toegekend. In 1962 verhuisde Van Höevell van de Sixhaven naar Monnikendam waar hij zijn ontwerpbureau vestigde en ook een watersportvereniging oprichtte. Er is een groot aantal schepen afkomstig van zijn tekentafel, waaronder enkele zeer bekende. In de doos uit ons archief bevinden zich veel foto's van schepen en van tewaterlatingen; daarover een volgende keer. ■
Van Höevell en Cees Hofkamp bij start 100 mijls JUNI 2015
D E
D R I E TA N D
UIT DE OUDE DOOS
27
UIT DE OUDE DOOS
26
JASPE R BR UIN SMA
Uit de Oude Doos van Baron van Höevell – 4
Baron van Höevell heeft een groot aantal schepen ontworpen, veel scherpe zeiljachten, maar ook plat- en rondbodemjachten en motorjachten. In de doos uit ons archief bevinden zich veel foto’s van tewaterlatingen, correspondentie met opdrachtgevers en vele andere wetenswaardigheden. Sommige ontwerpen zijn bekend geworden, zoals Oranje Bloesem en Witte Raaf, maar er zijn ook minder bekende ontwerpen, maar dan wel weer met een interessante achtergrond; daarvan hierna enkele voorbeelden. Baron van Hîevell in 1984 bij de herdenking van de vlucht van de Uiver in 1934
Boomke Boomke was de inzending van Baron van Höevell op een prijsvraag in 1948, uitgeschreven door de Burgemeester van Antwerpen en enkele actieve leden van de Royal Belgian Yachtclub, voor het ontwerp voor een Scheldekruiser. Van Höevell won met zijn ontwerp onder het motto Boomke de eerste prijs in een veld van 39 inzenders van verschillende nationaliteiten. Het ontwerp is een overnaads kielmidzwaardjachtje van iets meer dan 22ft in eiken op grenenhout. In het archief bevindt zich een felicitatiebrief van Burgemeester Lode Craeybecks en een felicitatietelegram van Ernst Crone en ir J.Loeff, resp. voorzitter en secretaris van de ‘Koninklijke’. Vele jaren later, in 1982, ontving Van Höevell een brief van Mrs. A.Dawson uit
Telegram van Crone en Loeff
D E
D R I E TA N D
SEPTEMBER 2015
Berkshire; zij had Robina gekocht, een boot van het type Boomke en ze wou graag weten wat de betekenis van de typeaanduiding Boomke was. Van Höevell legt in zijn antwoord aan de briefschrijfster uit wat de achtergrond van de naam is:
Brief van Burgemeester Lode Craeybeckx van Antwerpen
“Boomke is an Old tree on the border of the Schelde, round the first bend in the river from Antwerp, and it was, or still is here, that the yachting people of Antwerp drink their first gin, going out to sea. This is a pure local custom, so everybody in the jury
UIT DE OUDE DOOS
27
Herwig varend erfgoed
thought me to be a Belgian designer, so it worked well.” Op een kaartje heeft Van Höevell – uit de mond van Mevr. Peraer opgetekend – de tekst vermeld van het Gezang van de zeilers van Antwerpen als zij de eerste bocht stroomafwaarts bij Boomke passeren: Olie, olie op de lampen Die de droefheid laat verdampen Breng het glaasje naar de lippen En laat het zachtjes binnen glippen. Er is in de doos meer correspondentie over de betekenis van de type-aanduiding. Uit 1986 is er een brief van Mr. D.G.Davies die eigenaar is van een jachtjeTonquil van de ‘Boomke Class’, met ligplaats in Cardigan Bay. Hij beschrijft het jachtje uitgebreid met alle details en prijst haar als “a real boat with lovely lines and shape.” Uit het antwoord van Van Höevell blijkt wel dat er nogal wat schepen van het type zijn gebouwd ”without my knowledge or consent. Presumably, there are more Boomkes built as I knew. Wishing you the very best with a lovely boat. Yours sincerely...” Herwig, ook een jachtje van het type Boomke, is in 1948 in Antwerpen gebouwd voor Leon Huybrechts, een beroemde Belgische zeiler, die meermalen heeft deelgenomen aan de Olympische Spelen en in 1924 een gouden medaille won. Vanaf 1950 was Herwig eigendom van Sodipa, de zeilclub van Antwerpse ambtenaren. Vele adspirant-zeilers hebben aan boord van dit scheepje hun eerste
Starnakel
zeemijlen gemaakt, met als schipper Edmont Focketeyn, de voorzitter van hun vereniging. Focketeyn was buitengewoon lid van de NVvK en plaatselijk vertegenwoordiger van onze vereniging in Antwerpen. In die tijd had onze vereniging een uitgebreid internationaal netwerk met een groot aantal steunpunten en vertegenwoordigers in tal van Europese landen. Sinds 2011 is Herwig, als varend erfgoed, eigendom van het ‘Museum aan de Stroom’ in Antwerpen.
Starnakel De eerste 24Uurs door de Kustzeilers georganiseerd in 1950, werd gewonnen door Starnakel. Eigenaar was destijds C.Kaars Sijpestein. Bijzonder is dat Starnakel bij de 50e Delta Lloyd 24Uurs in 2014 opnieuw deelnam. Het schip is in 1949 gebouwd in cortenstaal bij Hitters Proost & Zoon te ‘s-Hertogenbosch. Volgens The Yachtsman was het schip gebouwd “to the lowest limit of the R.O.R.C. The hull is made as light as possible of welded steel and there is a minimum of frames, there being in all only seven.” De spantafstand bedroeg 115cm en de plaatdikte was 3mm. Het dek was van hechthout. De afmetingen: l.o.a. 10,69, l.w.l. 7,32, br. 2,85, dpg. 1,85. Het was, zeker voor die tijd, een exceptioneel jacht. Starnakel is het eerste jacht in Nederland met een masttoptuig. In de nalatenschap van Baron van Höevell bevindt zich een artikel: “Het lassen van dunne plaat in de jachtbouw”, met aanwijzingen om te voorkomen dat er bij het lassen vormveranderingen zouden optreden. Het jacht zou in normale uitvoering 4,2 ton gewogen hebben, maar kwam
Pieter de Turk
in deze lichte uitvoering op 3,9 ton. Het schip heeft, ondanks de fragiele constructie, de tand des tijds doorstaan. Starnakel kon na restauratie na 60 jaar opnieuw deelnemen aan de 24Uurs.
Pieter de Turk Een illustratie van het zeilplan van Pieter de Turk werd afgedrukt in de Drietand van het voorjaar van 1952, met het onderschrift: “door onze voorzitter Baron G.W.W.C.van Höevell ontworpen en door hem aan onze vereniging ten geschenke aangeboden.” Leden van de SEPTEMBER 2015
D E
D R I E TA N D
UIT DE OUDE DOOS
28 Twirre
NVvK hoefden voor het ontwerp aan hem niet te betalen. De naam van het ontwerp verwijst naar Piet Lieftinck, na de oorlog en nog vele jaren daarna Minister van Financiën van ons land. De toevoeging de Turk heeft te maken met het feit dat Lieftinck destijds door de Turkse regering was gevraagd om hen te adviseren over geldsanering, iets wat hij vlak na de oorlog in ons land op rigoureuze wijze had gedaan. Iedere Nederlander uit die tijd herinnert zich ‘het Tientje van Lieftinck’. Deze minister legde begin jaren 50 hoge belastingen op aan de bouw van jachten. Van Höevell was een verklaard tegenstander van deze weeldebelasting, die in zijn ogen een zware belemmering betekende voor de ontwikkeling van de Nederlandse jachtbouw.
Twirre Het jacht Twirre tekende Van Höevell voor Gerben Sonderman, een destijds zeer bekende vliegenier, oorlogsheld uit de meidagen van 1940, verzetsman en na de oorlog testvlieger bij Fokker, daarnaast was hij persoonlijk piloot van Prins Bernard. Enkele jaren geleden is er in zijn geboorteplaats Drachten ter gelegenheid van zijn 100e geboortedag een tentoonstelling aan hem gewijd. Bij de opening van de tentoonstelling vlogen oude Fokker toestellen als eerbetoon in formatie over Drachten. Op de tentoonstelling waren ook foto’s van Twirre aanwezig. Sonderman is in 1955 korte tijd bestuurslid geweest van de NVvK, maar daar kwam een einde aan door zijn dood, ten gevolge van een ongeluk bij een testvlucht in de V.S. Aan Sonderman is postuum de gouden wimpel toegekend voor de beste wedstrijdresultaten in 1955. D E
D R I E TA N D
SEPTEMBER 2015
Op de tekening van het zeilplan van het schip, tekent Van Höevell aan: “Na het verongelukken van Sonderman, door mij voor de weduwe verkocht aan Giltay, die het omdoopte tot Abeltje. In 1985 als half wrak gekocht door Bouwman die er een flushdek van maakte naar mijn tekening.”
Yaringa Sir Frank Keith Officer (1889-1969) was officier in de eerste wereldoorlog; hij Yaringa
vocht mee in de beroemde slag om Gallipoli. Nadien trad hij toe tot de Australische diplomatieke dienst. In de tweede wereldoorlog was hij ambassadeur van Australië in de Sovjet Unie. Na de oorlog werd hij benoemd tot ambassadeur in Nederland. Hij had een goede relatie met ons Koninklijk Huis. Koningin Juliana en Sir Frank wandelden vaak samen met hun honden, labradors, die uit hetzelfde nest kwamen. Na ons land was zijn volgende post ambassadeur in China en daarna nog in Frankrijk. (“Hij mocht helaas zijn levensavond niet in ons land doorbrengen”, aldus een bericht in de Drietand.) Hij bleef buitengewoon lid van de NVvK en schreef tijdens zijn verblijf in Frankrijk een verslag voor de Drietand over een tocht van Bretagne naar Santander met zijn jacht Yaringa. In 1965 liet hij nog een stalen jacht ontwerpen door Baron van Höevell van het type Amer 36 dat gebouwd werd bij scheepswerf De Amer in Drimmelen. Sir Frank was zeer verknocht aan ons land en aan de Kustzeilers, de eerste nieuwjaarsreceptie van onze vereniging in 1947 werd gehouden op de Australische ambassade.
UIT DE OUDE DOOS
26
JASPE R BR UIN SMA
Uit de Oude Doos van Baron van Höevell – 5
Na enkele minder bekende ontwerpen in de vorige Drietand, in deze aflevering nog enkele bekende ontwerpen van de hand van Baron van Höevell..
betreft. Enkele weken na aankomst sloeg een baggerschip van haar ankers en nam de Trident mee, die op een krib strandde. De aanzienlijke schade is hersteld. Het schip is later teruggezeild van de Filippijnen naar Nederland en hier ingrijpend gerenoveerd en ze vaart weer onder de originele naam.
De tweede Witte Raaf H82, ontworpen door Van Höevell voor ir Tromp dateert uit 1954, de maten: loa 13.50, lwl
10.35, br 3.50, dpg.1.81. Het casco werd gebouwd bij Kok in Huizen en ingetimmerd bij Van Wijk in Woubrugge. (De prijs van een dergelijk schip bedraagt ongeveer f 150.000 aldus een reportage over de tewaterlating in Het Parool). Met dit schip nam de heer Tromp deel aan veel wedstrijden, o.a. aan de Fastnet in 1961, met wind tot Bft 10 à 11 tussen Lands End en de Scillies. Ir Tromp in het liber amicorum bij de 70e verjaardag van Van Höevell: “De toenmalige schepen waren op sterkte en comfort gebouwd met lage zwaartepunten. En nu! Alles op snelheid. Alles zo licht mogelijk, met hoge zwaartepunten, veel averij en dramatische ongelukken. Wim van Höevell heeft bewust deze trend niet willen volgen.” De Witte Raaf ll is verkocht aan de directeur van Philips in de Filippijnen, onder voorwaarde dat de naam gewijzigd zou worden. Dat is ook gebeurd, het schip is omgedoopt tot Trident, dit vanwege het feit dat het schip drie eigenaren had. Het verhaal dat een naamsverandering ongeluk brengt, klopt, althans wat dit schip
Zeilplan Witte Raaf l
Witte Raaf ll H82
Witte Raaf lll H 920
De Witte Raaf De eerste Witte Raaf is in 1943, in de oorlog, naar ontwerp van Van Höevell gebouwd en afgeleverd; de naam houdt daarmee verband. Door de schaarste aan materiaal was het vrijwel uitgesloten om in de oorlog een jacht te bouwen. In die zin kon het schip met recht dan ook een “witte raaf” worden genoemd. De maten van het schip: loa 10.67, lwl 8.33, br 3.07, dpg 1.50. Na de oorlog is het schip gekocht door ir Th.P. Tromp, de latere president-directeur van Philips. Er is in de doos een ‘Measurement Certificate’ van de ‘Cruising Club of America’ uit 1953; toen is het schip blijkbaar verkocht naar de V.S.
D E
D R I E TA N D
NOVEMBER 2015
Het model van deze derde Witte Raaf werd, zoals in het perscommuniqué werd vermeld, ”onder toezicht van de ontwerper” beproefd in de sleeptank van het Stevens-Institute of Technology te Hoboken(VS). De romp is gebouwd door Scheepswerf De Boer in Zaandam en de intimmering door Scheepswerf Porsius, eveneens te Zaandam. Maten: loa 16.40, lwl 11.50, br 4.28, dpg 1.55, met neergelaten zwaard 2.70, de waterverplaatsing 22 ton, totaal zeilopp. aan de wind 113m2, getuigd als torenkits, te water 1964. Alle berekeningen voor dit, voor die tijd, zeer grote jacht zijn vastgelegd in een eenvoudig schriftje. Ir Tromp zeilde met dit schip veel wedstrijden, o.a. de Gotland Rundt. Van Höevell bemande
nalatenschap zijn enkele foto’s aanwezig van een jachtje met de typeaanduiding Glashart uit 1956, met het onderschrift: “Het eerste plastic kajuitjacht in Nederland”. Bij het interview in 1986 vertelde hij, dat hij over Oranje Bloesem en met name over de mast, nog had overlegd met Van de Stadt. Het materiaal polyester kon volgens Van de Stadt heel wat hebben. “Omdat we niet exact wisten wat het materiaal kon verdragen, zijn de rompen in die tijd dikker gemaakt dan achteraf nodig bleek te zijn”, aldus Van Höevell.
Oranje Bloesem Kits
vaak a/b van de Witte Raaf. Ir Tromp nam ook deel aan de beruchte Fastnet Race in 1979. Van Höevell was toen ook aan boord. Op een gegeven ogenblik had de roerganger geen roer meer. Van Höevell: ”Je denkt dan wel even, ja het zou kunnen, er zou onder zulke extreme omstandigheden iets onderuit kunnen vallen, hoe goed je het ook hebt geconstrueerd, maar gelukkig was dat niet het geval, het schip kwam al snel weer in balans.” Er zijn ook veel tochten gemaakt met de Witte Raaf, o.a. naar de Outer Hebrides. Jaar in jaar uit trad ir Tromp in de winter op voor de Kustzeilers met een verslag van de wedstrijd of tocht die hij in het afgelopen seizoen had gezeild. Een generatie Kustzeilers heeft van zijn kennis en ervaring kunnen profiteren door de uitgebreide schriftelijke documentatie die door ir Tromp op aanvraag werd toegezonden. In een beschrijving
Glashart
van deze derde Witte Raaf wordt vermeld dat het schip vloerverwarming had, omdat mevr. Tromp nogal kouwelijk was; dat kwam een latere eigenaar, die met dit schip zeiltochten voor senioren organiseerde, goed uit.
De Oranje Bloesem Een van de bekendste ontwerpen van Baron van Höevell is zonder twijfel Oranje Bloesem, een polyester jacht met een loa van 9.00, lwl 6.50, br 2.60 en een dpg van 1.30. Voor de tuigage kon gekozen worden tussen masttop- of kitstuigage. De jachten werden gebouwd door Mulder & Rijke, een gerenommeerde bouwer van reddingboten in IJmuiden, die voor jachtbouw een nevenvestiging had in Lemmer. Voor Van Höevell was het ontwerpen in polyester betrekkelijk nieuw terrein; hij had incidenteel wel eerder in polyester ontworpen. In de doos uit zijn NOVEMBER 2015
D E
D R I E TA N D
UIT DE OUDE DOOS
27
28 Dutch Dandy
Baron van Höevell
Het type Oranje Bloesem is vooral bekend geworden door de Takebora, het schip waarmee Luitenant Generaal Vlieger Hans Anton Maurenbrecher als eerste Nederlander een poging deed om single handed rond de wereld te zeilen. Hij vertrok op 14 juli 1964 uit IJmuiden en voer via het Panama Kanaal naar Nieuw Zeeland. Na vertrek van daar in maart 1966 is Maurenbrecher met Takebora vermist in het Great Barrier rif; er zijn slechts enkele wrakstukken aangetroffen. Van zijn tocht heeft hij een journaal bijgehouden, dat als boek is uitgegeven met illustraties van Peter Kuhn (van Kapitein Rob). Het boek is onlangs herdrukt met de originele foto’s naar dia’s van Generaal Maurerbrecher. Van het type Oranje Bloesem zijn er 28 D E
D R I E TA N D
NOVEMBER 2015
gebouwd, alleen Takebora is verloren gegaan, de andere 27 zeilen nog.
De Dutch Dandy Eind zestiger en in de zeventiger jaren werden in ons land veel stalen knikspant jachten gebouwd. Wat uiterlijk betreft niet altijd even fraai, maar door de relatief lage prijs aantrekkelijk voor een groot publiek. Op deze tendens haakte Baron van Höevell in met Dutch Dandy, maar toch even anders. De knik was weggewerkt met een “afgeronde knikgang”, waardoor, aldus de folder, “het aanzien van het jacht niet onder doet voor dat van een rondspantjacht, maar de goedkope bouwwijze behouden is gebleven.” Het ontwerp dateert uit 1966, de maten van het scheepje: een loa van 7.40, lwl 5.56, br 2.30, dpg 1.05,
evt.18. Bouwer was in eerste instantie De Boer en Muller in Den Ilp. Van het type Dutch Dandy, dat zich in vormgeving inderdaad in gunstige zin onderscheidde van een groot aantal Dompkruisers, Meerenpoortkruisers, e.d. is een groot aantal exemplaren gebouwd. In het boek ‘Nederlandse Jachten 1875-1975’* van Elisabeth Spits wordt een aantal van “waarschijnlijk meer dan honderd” genoemd. Volgens ir Tromp in het liber amicorum veel meer: “300, waarvan voor 68 schepen ontwerpkosten werd betaald.” Door dit ontwerp heeft de naam van Van Höevell ook onder een breed zeilerspubliek bekendheid gekregen. ■
* Uitg Walburg Pers ISBN 9789057305078
UIT DE OUDE DOOS
26
JASPE R BR UIN SMA
Uit de Oude Doos van Baron van Höevell – 6
I
n de doos uit de nalatenschap van Baron van Höevell bevinden zich drie ouderwetse opschrijfboeken, zoals ze vroeger gebruikt werden voor het bijhouden van de voorraadadministratie van een winkel. In twee van die ‘kasboeken’ met de titel ‘Jachtregister’, heeft Van Höevell minutieus de gegevens van honderden jachten gerubriceerd. Te beginnen met een waterlijnlengte van onder de 20ft, met 5ft oplopend tot boven 60ft, onderverdeeld in kajuitjachten, centerboarders, motorsailers, motorjachten, rond- en platbodemjachten. Bij alle jachten is vermeld: de naam van het schip, de naam van de ontwerper, de afmetingen, het gebruikte materiaal en de bron waar de publicatie over het betreffende ontwerp te vinden is met nummer, datum en pagina.
opgenomen. Evenals Laurent Giles met o.a. met Wanderer ll en Myth of Malham. Soms is er een opmerking bij een bepaald ontwerp. Bij Whistle Wing, een ontwerp uit 1939 van Philip Rhodes, noteert hij: “mooie spiegel”; bij een ander ontwerp: “plaatje”. Ook Nederlandse ontwerpers die al voor de oorlog actief waren, staan met ontwerpen in het boek, zoals H.W. de Voogt, G.S. Kroes, en H. Tingen. G. de Vries Lentsch is o.a. met Olivier van Noort en Kortenaer vertegenwoordigd. Van Höevell zelf staat er in met zijn eigen ontwerpen, o.a. Cocksita ll uit 1937 en Avontuur lll uit 1939.
Het derde kasboek met technische gegevens Het derde boek heeft een andersoortige inhoud. Het bevat “Technische Gegevens”. Het is bijgehouden over de periode 1956 tot 1981. Bijna 300 ontwerpen van een groot aantal ontwerpers, ook van Van Höevell zelf, worden in dit boek aan bepaalde formules getoetst. Een formule met daarin de tonnage afgezet tegen de lengte op de waterlijn in voeten leidt per schip tot een “coëfficiënt”. Ontwerpen van Van de Stadt gebouwd in hechthout als Zeevalk en Juno, van German Frers Light Crest en enkele ontwerpen van Laurin Koster komen op een coëfficiënt tussen
Twee kasboeken met ontwerpgegevens Het eerste kasboek bevat ontwerpen van eind twintiger jaren tot 1946. De bronnen zijn Yachting, Yachting World, Yachting Monthly, Yachtman, Le Yacht, Die Yacht, Waterkampioen, Uffa Fox en ook het Deense Sejl og Motorbåt en het Zweedse Seglarbladet. De plaats waar de tijdschriften bewaard werden, te weten thuis in zijn eigen archief of op het kantoor van het Verbond, worden vermeld. Een tweede boek bevat gegevens over jachten vanaf 1946, maar na enkele jaren is Van Höevell met deze zonder twijfel tijdrovende bezigheid opgehouden. Bij alle geregistreerde schepen is een typering aangegeven: Platgat, kielmidzwaard, kanohek, bakdek, Noorse Jol, scherenkruiser, knikspant, enz. Tal van ontwerpen, soms van ver voor de oorlog, van ontwerpers als Harrison Butler, Arvid Laurin, Knud Olsen en Kurt Reimers staan in de boeken genoteerd. Vele beroemde ontwerpers als Sparkman & Stephens, Robert Clark en Philip Rhodes zijn ook in de boeken D E
D R I E TA N D
DECEMBER 2015
Laurin Koster 25
100 en 200. Houten schepen als Kortjakje en Cocksita ll van Van Höevell zelf, Jupiter van G.S Kroes en Zeearend van Sparkman & Stephens komen op een coëfficiënt van boven 300. Stalen schepen als Starnakel en Tulla boven 400. Enkele aluminium
Tijdgenoot en jachtontwerper S.M. van der Meer (1917-2013) karakteriseerde Baron van Höevell, in een interview dat ik enkele jaren geleden met hem had, als een ontwerper met een geweldige theoretische kennis, waarvan hij op symposia en congressen regelmatig blijk gaf. Aan de basis van deze kennis ligt zonder twijfel deze door Van Höevell zelf gemaakte database ten grondslag. In het Liber Amicorum ter gelegenheid van de 70e verjaardag van Van Höevell staat een bijdrage van Prof. Ir. J. Gerritsma. In 1966 is een werkgroep opgericht van jachtontwerpers en bouwers en medewerkers van de TU in Delft voor onderzoek aan zeiljachten. Als criterium gold dat de ontwerpers ook enthousiaste zeilers moesten zijn. Vanaf de start tot 1980 is Van Höevell voorzitter van deze werkgroep geweest. “Er werden experts uit binnen- en buitenland uitgenodigd om inleidingen te houden en vele discussies vonden plaats onder de deskundige leiding van Baron van Höevell”, aldus professor Gerritsma. ■
Witte Raaf III
ontwerpen zijn speciaal aangestreept en komen op een coëfficiënt onder 400. Endurance 35, een ontwerp in ferrocement, komt uit op een coëfficiënt boven 500. Er staan aan het eind van de lijst nog enkele berekeningen van polyester schepen, de coëfficiënten daarvan vertonen variaties van onder 200 tot boven 400. In dit derde boek staan verder notities en berekeningen over masten, inclusief bezaansmasten, gieken, bezaansgieken, spibomen, enz. Er zijn bladzijden met berekeningen met een formule waarbij de diepgang gerelateerd is aan de lengte op de waterlijn. Er zijn berekeningen met een formule van de masthoogte in percentage van de lwl. Ook voor een technisch ongeschoold persoon is het interessant om in de berekeningen bekende ontwerpen als Vertue en Myth of Malham tegen te komen. Los achterin het boek ligt een groot aantal kladpapiertjes met berekeningen en ook nog enkele prijsvergelijkingen. Er zijn nog een paar schriftjes met gegevens over bepaalde schepen; één daarvan is geheel gewijd aan de Witte Raaf lll.
Toen ik in 1968 Van Höevell interviewde, was hij bezig met het archiveren van zijn ontwerpen, maar wat ermee moest gebeuren, daar had hij zich nog geen duidelijke voorstelling van gemaakt. We hebben het er toen over gehad of het Nederlands Scheepvaartmuseum in Amsterdam, als het daarin geïnteresseerd zou zijn, mogelijk de plaats zou kunnen zijn om zijn archief in de toekomst onder te brengen. Dat is ook gebeurd; als je googelt op zijn naam blijken er veel ontwerpen van Van Höevell in het museum terecht te zijn gekomen. In het hoofdstuk over Van Höevell in het boek “Nederlandse Jachten 1875 - 1975” van Elisabeth Spits, staat een illustratie van een opschrijfboekje met zijn ontwerpen. Maar veel is blijkbaar ook niet in het museum terechtgekomen, zoals blijkt uit de doos in ons archief.
Liber amicorum
Van Höevell
Met dank aan Ad Beringen, die ‘Honeste Vivere’ opspoorde en ter beschikking stelde. Hij schreef mij: Het is alweer een jaar of vijftien geleden, toen ik nog redacteur was van onze Drietand, dat ik hoorde van het Liber Amicorum ‘Honeste Vivere’, een vriendenboek ter gelegenheid van de 70e verjaardag van G.W.W.C. Baron van Höevell. Eerst eens aan onze oudere leden gevraagd of die een exemplaar hadden en konden missen voor ons archief. Niets. Toen bij antiquaren geïnformeerd, daarna verschillende boekensites geraadpleegd. Nooit wat gevonden. Zo nu en dan de site boekwinkeltjes.nl bezocht; je kunt niet weten. Tot vorige week: beet! Gevonden bij de initiatiefnemer van het geschrift: Rotaryclub Amsterdam Zuid. Kennelijk grote schoonmaak gehouden daar. Onmiddellijk besteld, slechts 11 Euro Ad Beringen, februari 2015 DECEMBER 2015
D E
D R I E TA N D
UIT DE OUDE DOOS
27