1
TIS-project Inbraakbeveiliging 23 november 2006
Type-bestek deel 2 voor inbraakvertragend schrijnwerk en beglazing Inhoudsopgave Deel 1: Algemeenheden ............................................................................................................. 4 1.1. Doelstelling ..................................................................................................................... 4 1.2. Normalisatie .................................................................................................................... 4 1.3. Relatie risicoklasse – weerstandsklasse .......................................................................... 5 1.4. Hoe dient het typebestek gelezen te worden? ................................................................. 6 Deel 2: Type-bestek voor nieuwbouw en nieuw schrijnwerk .................................................... 8 2.4. Dakvlakvenster................................................................................................................ 9 2.5. Rolluik........................................................................................................................... 10 Opmerking ivm veiligheidsophangveer: .......................................................................... 12 Op te kunnen spreken van veiligheidsophangveren dienen aan een aantal factoren voldaan te worden. Zo dienen de lamellen in de kast in een niet geleide toestand dienen echter voldoende sterkte te zijn om volledig rechtop te blijven staan. Bijgevolg is er nood aan een geleider in de kast................................................................................................ 12 2.5.1. Lintbediende en veerasbediende rolluiken............................................................. 12 2.5.2. Stangbediende en motorbediende rolluiken ........................................................... 13 2.6. Garagepoort................................................................................................................... 14 2.6.1. Kantelpoorten ......................................................................................................... 14 2.6.1.1. Stalen kantelpoorten en Beklede kantelpoorten met stalen frame .................. 14 2.6.1.3. Massieve kantelpoorten................................................................................... 15 2.6.2. Sectionaalpoorten ................................................................................................... 15
2
2.6.2.1. Sectionaalpoorten opgebouwd uit sandwichpanelen....................................... 15 2.6.2.2. Beklede sectionaalpoorten met stalen frame ................................................... 15 2.6.2.3. Sectionaalpoorten uit massief hout ................................................................. 16 2.6.3. Zijdelings openende sectionaalpoorten .................................................................. 16 2.6.3.1. Zijdelings openende sectionaalpoorten opgebouwd uit sandwichpanelen...... 16 2.6.3.2. Bekleedde zijdelings openende sectionaalpoorten met stalen frame. ............. 16 2.6.3.3. Zijdelings openende sectionaalpoorten uit massief hout................................. 16 2.6.3. Gemotoriseerde garagepoorten ........................................................................ 16 2.7. Kelderopening ............................................................................................................... 17 2.8. Lichtkoepel.................................................................................................................... 18 2.9. Veranda ......................................................................................................................... 20 2.9.1. Materiaalsoorten..................................................................................................... 20 2.9.2. Glaslatten................................................................................................................ 20 2.9.3. Beglazing................................................................................................................ 20 2.9.4. Bevestigingsprofielen voor beglazing.................................................................... 21
3
Deel 1: Algemeenheden
1.1. Doelstelling De aanwezigheid van potentiële daders en een aantrekkelijk en kwetsbaar doelwit verhogen de kans op criminaliteit. Daartegenover zal juist de sociale controle die kans verlagen. Het beperken van de fysieke toegankelijkheid voor ongewenste personen werkt preventief tegen allerlei vormen van criminaliteit en angstgevoelens. Om als inbraakvertragend gebouw bestempeld te kunnen worden, moet elk bereikbaar schrijnwerkelement (vensters, deuren, garagepoort...) een homogeen inbraakvertragend vermogen bezitten, plaatsing inbegrepen. Het is vanzelfsprekend dat al de van buiten af toegankelijke schrijnwerkelementen in een gebouw op een gelijkwaardige wijze beveiligd worden. Om hieraan te kunnen voldoen, worden elementen gekozen die eenzelfde inbraakvertraging (weerstandsklasse, WK) bezitten. Op het gebied van beveiliging geldt: de ketting is zo sterk als de zwakste schakel. De preventieve waarde van een maatregel wordt mede bepaald door de aanwezigheid van andere, daarmee samenhangende, maatregelen. Zo heeft het beveiligen van een voordeur weinig zin als het raam ernaast eenvoudig te openen is.
1.2. Normalisatie Als basis voor de bepaling van de inbraakvertragende eigenschappen van schrijnwerkelementen worden de Europese normen ENV 1627 t.e.m. ENV 1630 gebruikt. Deze normen geven een classificatie van de schrijnwerkelementen in 6 klassen, namelijk van WK 1 tot en met WK 6. WK 1 staat voor het laagste niveau van beveiliging, terwijl WK 6 voor het hoogste niveau van beveiliging staat. Dit typebestek is er op gericht om het de “gelegenheidsinbreker” zo moeilijk mogelijk te maken. Het gereedschap gebruikt in de Europese norm is vanaf WK 3 te veelzijdig om nog binnen de gereedschapsset van de “gelegenheidsinbreker” te behoren. Daarom wordt de nadruk gelegd op de eerste twee weerstandsklassen. Vanaf weerstandsklasse 3 verwijzen we naar geteste gevelelementen.
Het is mogelijk om aan elk schrijnwerkelement een weerstandsklasse toe te kennen mits het uitvoeren van een statische, een dynamische en een manuele proef. Deze dynamische proef wordt slechts
4
uitgevoerd indien het proefelement de statische beproeving heeft doorstaan en de manuele aanvalsproef wordt enkel voltrokken vanaf weerstandsklasse 2. Deze Europese normalisatie is momenteel nog vrij recent en er zijn slechts een beperkt aantal proefrapporten beschikbaar. Een bijkomend nadeel is dat in principe op elk type element de beproeving zou dienen te gebeuren, voor zover dit element afwijkt van wat standaard getest is. (Enkel en alleen indien de bewuste afmeting de geteste afmeting zou overschrijden.) Indien een gevelelement reeds onderworpen is aan een weerstandsproef, dan hoeft er niet meer voldaan te worden aan de hieronder beschreven richtlijnen. Deze richtlijnen zijn enkel beschrijvend voor niet-geteste gevelelementen. Het zijn voorwaarden opdat een gevelelement een bepaalde weerstand tegen inbraak zou kunnen bieden.
De uitwisselbaarheid van het hang- en sluitwerk is één van de aspecten die van groot belang zijn voor de testen en normalisatie van de inbraakweerstand van het schrijnwerk. Besluiten zullen voortvloeien uit de oprichting van de WG BCCA –Uitwisselbaarheid.
1.3. Relatie risicoklasse – weerstandsklasse De risicoklasse van een bepaald gebouw kan ingeschat worden aan de hand van een checklist, die peilt naar de ligging van dat type gebouw, de vluchtwegen, …. Als resultaat van de risicoanalyse kan aan een gebouw een risicoklasse gegeven worden. Deze risicoklasse dient als uitgangspunt voor dit typebestek. Woningen en appartementsgebouwen hebben een risico variërend van risicoklasse 1 tot risicoklasse 3, terwijl bedrijven, instellingen en winkels, showrooms een risicoklasse hebben tussen risicoklasse 2 en risicoklasse 4.
Om de koppeling te kunnen maken tussen het risico en de weerstandsklasse worden de verschillende modus operandi per bouwdeel opgesomd. De modus operandi beschrijft de verschillende werkwijzen die de inbreker hanteert om zich een toegang tot het gebouw eigen te maken. De manier waarop men zich kan beveiligen tegen deze modus operandi wordt in dit typebestek meer in detail besproken.
Naargelang de risicoklasse van het gebouw kan deze mechanisch en bijkomend elektronisch beveiligd worden door al de gevelelementen uit te rusten met materialen die aan bepaalde weerstandsklasse voldoen, waarbij deze beantwoorden aan de ENV 1627 - 1630 voor de mechanische beveiliging.
Risicoklasse
Weerstandsklasse
bijkomende maatregelen aan ENV 1627
RK 1
WK 1
-
RK 2
WK 2
+ Afsluitbare raamkruk
5
RK 3
WK 2
+ Gelaagd glas 1
RK 4
WK 3
Geteste elementen
De bijkomende maatregelen zijn nodig vermits het gereedschap van de inbreker soms verschillend is en uitgebreider dan de gereedschapsset die gebruikt mag worden bij de bepaling van de weerstandsklasse
Het beveiligen van woningen start bij het treffen van bouwkundige maatregelen aan de buitenzijde van de woning. In veel gevallen (risicoklasse 1) is de zwaarte van deze bouwkundige maatregelen op het eerste niveau voldoende, bij hogere risicoklassen (risicoklasse 2 of hoger) is een zwaardere bouwkundige beveiliging noodzakelijk.
Er wordt geen eenduidig verband gelegd tussen de risicoklasse en weerstandsklasse, omdat de weerstandsklasse enkel voor de mechanische inbraakvertraging geldt. Daarnaast omvat een bepaalde risicoklasse ook organisatorische en eventueel bijkomende elektronische maatregelen. Bij een bepaalde risicoklasse is dus een weerstandsklasse een onderdeel van de oplossing van deze risicoklasse, maar niet zijn totale oplossing.
1.4. Hoe dient het typebestek gelezen te worden? Voor de verschillende bouwdelen zijn een aantal eisen opgesomd. Deze kunnen opgesplitst worden in twee typen: •
Een aantal eisen zijn onafhankelijk van het risico van inbraak. Aan deze eisen moet worden voldaan indien men een minimale beveiliging wil bekomen. Deze eisen zijn opgesomd per paragraaf.
•
Andere eisen zijn afhankelijk van het risico van inbraak en zijn in tabellen weergegeven, zoals onderstaand voorbeeld.
Risicoklasse
Weerstandsklasse
Afhankelijke vereisten
Specifieke vereisten
1
1
ABC
DEF
2
2
GHI
JKL
3
2
MNO
PQR
4
3
STU
VWX
1
Een (inbraakveilige) gelaagd beglazing wordt als bijkomende maatregel aan de Europese Norm 1627 voorgeschreven voor WK 2 (RK 3). In de lager gelegen klassen wordt het aangeraden een gelaagde beglazing te gebruiken die een fysieke bescherming biedt aan de gebruiker
6
Eisen in cursief gedrukt zijn specifiek voor de bedoelde risicoklasse. Zo is DEF enkel vereist in risicoklasse 1 en JKL enkel in risicoklasse 2. Veelal zijn al de cursief gedrukte eisen in één tabel (strenger wordende) alternatieven van elkaar.
De afhankelijke vereisten van een bepaalde risicoklasse zijn ook nodig in de hogere risicoklassen. Voor een welbepaalde risicoklasse gelden eveneens de vereisten beschreven in de lagere risicoklassen. Zo zullen, als voorbeeld, de vereisten ABC en GHI eveneens vereist zijn in risicoklasse 3.
7
Deel 2: Type-bestek voor nieuwbouw en nieuw schrijnwerk Per materiaal worden volgende inbraakvertragende schrijnwerkelementen besproken: •
Dakvlakvenster
•
Rolluik
•
Garagepoort
•
Kelderopeningen
•
Lichtkoepels
•
Verandadak
Voor deze bouwelementen worden vereisten gegeven voor zowel nieuwbouw als renovatie. Onder nieuwbouw verstaan we het plaatsen van een bouwelement in een nieuwe omgeving als het vervangen van een bestaand bouwelement door een nieuw bouwelement. Onder de term renovatie verstaan we de beveiligingswerken aan een bestaand bouwelement ter bevordering van de inbraakweerstand. Het plaatsen van bijvoorbeeld oplegsloten valt onder renovatie.
Gevelelementen met een dagmaatopening kleiner dan 150 mm dienen niet te voldoen aan de gestelde vereisten.
Sommige fabrikanten hebben in hun gamma bouwdelen (vb ramen, deuren...) die getest zijn volgens de Europese normen 1627 – 1630. Indien dit het geval is, hebben deze deuren en/of ramen de voorkeur op niet geteste deuren en/of ramen. Indien de deuren en/of ramen getest zijn, kan dit typebestek als controle dienen. Eventuele uitbreidingen aan de standaard deuren en/of ramen kan men overwegen (zie doelstellingen).
Voor de bovenstaande inbraakvertragende schrijnwerkelementen wordt een opdeling gemaakt volgens de gebruikte materiaalsoorten.
8
2.4. Dakvlakvenster Rekening houdende met de beschrijving in annex 1 van een bereikbaar gevelelement, valt te besluiten dat dakvlakvensters eveneens onder de noemer van bereikbare gevelelementen vallen. Bereikbare gevelelementen dienen uitgerust te worden met inbraakvertragende maatregelen teneinde de bewoner te beschermen / beveiligen tegen een geslaagde inbraakpoging. Momenteel bestaan er op de markt tal van dakvlakvensters, doch geen enkel type met een sluitend inbraakvertragend karakter.
Dakvlakvensters worden uitgerust met een (thermisch) isolerende beglazing al dan niet gecombineerd met een geharde / veiligheidsbeglazing (33.1mm gelaagde beglazing). We spreken echter vanaf een 44.2 mm gelaagde beglazing van een inbraakafschrikkende en vanaf een 44.4 mm gelaagde beglazing van een inbraakvertragende beglazing. Dakvlakvensters kunnen vanuit dit oogpunt niet als inbraakvertragend worden beschouwd.
Toch bestaan er een aantal maatregelen, beschreven in onderstaande tabel, om dakvlakvensters een minimum aan beveiliging te geven.
Handvat met sleutel
Blokkeersysteem
9
Openingsbeperker
2.5. Rolluik [TV 206 en TV 143]
Inbouwrolluiken of traditionele rolluiken Bij inbouw of traditionele rolluiken spreekt men van een geïntegreerd systeem. Bovenaan in het metselwerk wordt een uitsparing voorzien, die het opgerolde rolluik kan herbergen. Dit heeft als voordeel dat de rolluikkast (al dan niet geprefabriceerd) kan ingebouwd worden en quasi onzichtbaar wordt na de binnenafwerking. Wat betreft de rolluikkast zijn er twee mogelijkheden. Ofwel een massieve geïsoleerde rolluikkast achteraf gebouwd door de schrijnwerker. Ofwel een prefab rolluikkast die al een basisisolatie geeft, maar die ook nog extra kan afgewerkt en geïsoleerd worden door de schrijnwerker. De massieve houten inbouwrolluikkast, ter plaatse geconstrueerd door de schrijnwerker en aansluitend bij de binneninrichting dient extra geïsoleerd te zijn met minimum 50 mm purschuimisolatie platen (of vergelijkbaar).
Opbouwrolluiken Is er boven de raamopening weinig vrije ruimte beschikbaar, dan bieden opbouwrolluiken een handig alternatief. Het oprolmechanisme is kleiner dan dat van een traditioneel inbouwmodel en vormt één geheel met het raamkozijn. Deze oplossing leent zich voor nieuwbouw en renovatie.
Wanneer het raam voorzien wordt van een prefab inbouwkast is 25 mm pur-isolatie voor de houten afkasting voldoende. De juiste constructie van deze kasten is sterk afhankelijk van de interieurafwerking en dient door de architect in detail getekend te worden. De rolluikkast moet voor eventueel later nazicht van het bedieningsmechanisme geopend kunnen worden.
Voorzetrolluiken Wanneer rolluiken achteraf geplaatst worden, en er geen rolluikkasten in het metselwerk voorzien zijn, wordt er geopteerd voor voorzetrolluiken. In dit geval wordt de rolluikkast en het oprolmechanisme aan de buitenkant tegen het raam geplaatst. Door de verschillende vormen en afmetingen van rolluikkasten (afhankelijk van het type lamel en van de hoogte van het raam) en het enorme kleurenpallet kan een esthetische oplossing voor elke woning worden aangeboden. Voorzetrolluiken kunnen snel geplaatst worden en het breekwerk blijft beperkt tot een minimum.
Uit de statistieken van de federale overheid kunnen we afleiden dat er evenveel inbraakpogingen overdag als ’s nachts worden gerealiseerd. Daar rolluiken in de meeste gevallen enkel ’s nachts worden neergelaten, kunnen we niet spreken van inbraakbeveiliging. Rolluiken kunnen gezien worden als een bijkomende inbraakvertraging.
10
Toch bestaan er op de markt een aantal mogelijkheden om overdag een ontradend effect te hebben op inbrekers. Rolluiken kunnen ook gedurende de dag gestuurd worden via automatisatie. Dit kan met een tijdklok, maar eventueel ook met bewegingsmelder. Verder zijn er ook rolluiken in combinatie met een domotica-systeem, bijgevolg zullen alle rolluiken naar beneden gestuurd worden bij het verlaten van de woning via 1 schakelaar aan de inkomdeur.
Rolluiken hebben buiten hun effectieve weerstand die zij bieden, ook een sterk ontradend effect op inbrekers. Bij rolluiken spreken we van een inbraakvertraging in plaats van inbraakbeveiliging.
Veiligheidsophangveren
Grendelbeveiliging
Beveiligde onderlat en geleiders
Slotbeveiliging
DVA - automatisch vergrendelingssysteem
11
Pinsluiting
Opmerking ivm veiligheidsophangveer: Op te kunnen spreken van veiligheidsophangveren dienen aan een aantal factoren voldaan te worden. Zo dienen de lamellen in de kast in een niet geleide toestand dienen echter voldoende sterkte te zijn om volledig rechtop te blijven staan. Bijgevolg is er nood aan een geleider in de kast.
2.5.1. Lintbediende en veerasbediende rolluiken Vereisten lintbediende en veerasbediende rolluiken R.K.
W.K.
1
1
Hout, PVC en Metaal Bij langs binnen opengaande ramen Grendelbeveiliging: Bij opengaande ramen kan in het rolluikblad een lamel voorzien worden van twee grendels die zich bij het uitschuiven verankeren in uitsparingen in de geleiders en zodoende het opheffen van het rolluikblad verhinderen.
Slotbeveiliging: Bij opengaande of vaste ramen kan in één van de lamellen of in de onderlat van het rolluikblad een slot voorzien worden. Bij het sluiten van het slot met de sleutel schuift langs beide zijden een verankering in de daartoe voorziene uitsparingen in de geleiders. Hierdoor wordt het opheffen van het rolluikblad verhinderd.
Bij vaste ramen Pinsluiting: De pinsluiting wordt bij vaste ramen op het raamprofiel gemonteerd. De pin gaat bij het inschroeven door het raamkader en de geleider tot in het rolluikblad en verhinderd zo het opheffen van het rolluikblad.
De geleidingen van het rolluik moeten stevig in de ruwbouw verankerd worden om lostrekken te vermijden.
2
2
Idem WK 1 + Bij lintbediende rolluiken: Veiligheidsophangveren: Het rolluikblad is bij middel van oprolbare veren verbonden met de oprolas. Bij het volledig neerlaten van het rolluikblad ontrollen de veren zich en zorgen ervoor dat het rolluiblad bovenaan achter een aanslag wordt gedrukt. Dit belet het opheffen van het rolluikblad.
12
Beveiligde onderlat & geleiders (stormhaken): Aan beide kanten wordt in de extra verstevigde onderlat een T-vormig stalen profiel geschoven. De kraag van het Tprofiel past achter de in de geleider voorziene ribben. Bij pogingen om het rolluikblad uit de geleiders te rukken, zetten de T-profielen zich vast in de geleiders. 3&4
2& 3
Enkel geteste totaalelementen
2.5.2. Stangbediende en motorbediende rolluiken
Vereisten stangbediende en motorbediende rolluiken R.K.
W.K.
1
1
Hout, PVC en Metaal Bij langs binnen opengaande ramen Grendelbeveiliging: Bij opengaande ramen kan in het rolluikblad een lamel voorzien worden van twee grendels die zich bij het uitschuiven verankeren in uitsparingen in de geleiders en zodoende het opheffen van het rolluikblad verhinderen.
Slotbeveiliging: Bij opengaande of vaste ramen kan in één van de lamellen of in de onderlat van het rolluikblad een slot voorzien worden. Bij het sluiten van het slot met de sleutel schuift langs beide zijden een verankering in de daartoe voorziene uitsparingen in de geleiders. Hierdoor wordt het opheffen van het rolluikblad verhinderd.
Bij vaste ramen Pinsluiting: De pinsluiting wordt bij vaste ramen op het raamprofiel gemonteerd. De pin gaat bij het inschroeven door het raamkader en de geleider tot in het rolluikblad en verhinderd zo het opheffen van het rolluikblad.
2
2
Idem WK 1 + Veiligheidsophangveren: Het rolluikblad is bij middel van oprolbare veren verbonden met de oprolas. Bij het volledig neerlaten van het rolluikblad ontrollen de veren zich en zorgen ervoor dat het rolluiblad bovenaan achter een aanslag wordt gedrukt. Dit belet het opheffen van het rolluikblad. of DVA - automatisch vergrendelingssysteem: Een aantal kunststofschakels verbinden het rolluikblad met de oprolas. Bij het neerlaten van het rolluik wordt via de oprolbuis het rolluikblad onder neerwaartse druk gehouden door de tussenliggende kunststofschakels. Dit automatisch vergrendelingssysteem belet
13
het opheffen van het neergelaten rolluikblad.
Beveiligde onderlat & geleiders (stormhaken): Aan beide kanten wordt in de extra verstevigde onderlat een T-vormig stalen profiel geschoven. De kraag van het Tprofiel past achter de in de geleider voorziene ribben. Bij pogingen om het rolluikblad uit de geleiders te rukken, zetten de T-profielen zich vast in de geleiders. De geleidingen van het rolluik moeten stevig in de ruwbouw verankerd worden om lostrekken te vermijden
3&4
2&3
Enkel geteste totaalelementen
2.6. Garagepoort Naar gelang het type van garagepoort worden specifieke vereisten naar voor geschoven. Dit om de zwakke punten van de diverse systemen te beveiligen en de inbraakwerendheid te verhogen. Wanneer een garagepoort onvoldoende kan beveiligd worden, is het aangewezen de eerste binnendeur van de woning tegen inbraak beveiligen.
2.6.1. Kantelpoorten Voor het beveiligen van ingebouwde loopdeuren (steeds naar buiten draaiend) wordt verwezen naar “Deuren”. Het toepassen van een dergelijke uitvoering is echter beperkt tot risicoklasse 2.
2.6.1.1. Stalen kantelpoorten en Beklede kantelpoorten met stalen frame R.K.
W.K.
1
1
Vereisten stalen kantelpoorten en beklede kantelpoorten met stalen frame Minimaal een veiligheidsslot met minimaal twee vergrendelpunten en de tolerantie tussen frame en poortblad mag niet groter zijn dan 30% van de lengte van de sluitpen. De slag van de slotpen is minimaal 20 mm. De cilinder steekt niet verder uit dan 2 à 3 mm uit het vlak van inbraakvertragend beslag. In optie: minimaal drie vergrendelpunten (twee onderaan en één bovenaan) Bevestiging in de ruwbouw: zoals ramen
2+3+
2+3
Enkel geteste totaalelementen
4
14
2.6.1.3. Massieve kantelpoorten Zie 2.6.1.1. maar met toevoeging van de vereisten over de gebruikte houtsoorten. Dit naar analogie met de houten deuren.
2.6.2. Sectionaalpoorten
Vertikaal openende sectionaalpoort
Horizontaal openende sectionaalpoort
2.6.2.1. Sectionaalpoorten opgebouwd uit sandwichpanelen R.K.
W.K.
1
1
Vereisten beklede kantelpoorten met stalen frame Minimaal een veiligheidsslot met minimaal twee sluitpunten en de tolerantie tussen frame en poortblad mag niet groter zijn dan 30% van de lengte van een sluitpen. De slag van de slotpen is minimaal 20 mm. De cilinder steekt niet verder uit dan 2 à 3 mm uit het vlak van inbraakvertragend beslag. Bevestiging in de ruwbouw: zoals ramen Bescherming / afscherming van de scharnieren, de trommels en de hefkabels
2+3+
2+3
Enkel geteste totaalelementen
4
2.6.2.2. Beklede sectionaalpoorten met stalen frame Analoog aan wat hierboven vermeld staat met integratie van de voorwaarden voor kantelpoorten.
15
2.6.2.3. Sectionaalpoorten uit massief hout Analoog aan wat hierboven vermeld staat maar met toevoeging van vereisten over de gebruikte houtsoorten.
2.6.3. Zijdelings openende sectionaalpoorten Een losse deurvleugel mag enkel in risico klasse 1. De slotpennen hebben een minimale slaglengte van 20 mm.
2.6.3.1. Zijdelings openende sectionaalpoorten opgebouwd uit sandwichpanelen. R.K.
W.K.
1
1
Vereisten beklede kantelpoorten met stalen frame Minimaal 2 sluitpunten aan de sluitzijde.
Bevestiging in de ruwbouw: zoals ramen 2+3+
2+3
Enkel geteste totaalelementen
4
2.6.3.2. Bekleedde zijdelings openende sectionaalpoorten met stalen frame. Zie 2.6.3.1. + vereisten zoals opgesteld voor kantelpoorten.
2.6.3.3. Zijdelings openende sectionaalpoorten uit massief hout cf hoger maar met toevoeging van vereisten over de gebruikte houtsoorten. Zie 2.6.3.2. + vereisten vergelijkbare kantelpoorten.
2.6.3. Gemotoriseerde garagepoorten
R.K.
W.K.
1
1
Vereisten beklede kantelpoorten met stalen frame Continu wisselende veiligheidscode zoals bv. Rolling code. Aansluitpunt van de aandrijving vergrendelen. Automatisch (manuele) vergrendeling activeren vanuit één punt.
Bevestiging in de ruwbouw: zoals ramen
16
2
2
Automatische (manuele) vergrendeling activeren vanop 2 punten (één links en één rechts). Wanneer ontgrendeling mogelijk is van buiten uit dan dient een inbraakvertragende cilinder te worden gebruikt en dient deze versterk te worden ingebouwd. Automatische vergrendeling van het poortvlak of de vergrendeling van de diverse secties aan het metselwerk. Ontgrendeling van buiten uit is niet mogelijk en de handgreep / cilinder zijn niet aangebracht. Het poortblad bevat geen doorboringen.
3+4
2+3
Enkel geteste totaalelementen
2.7. Kelderopening De beveiliging van kelderopeningen hangt af van de grote van de opening.
Beveiliging voor kelderrooster
R.K.
W.K.
1
1
Vereisten kelderopening Kelderramen: zoals bij vensters
Kelderdeksels of roosters < 50cm bij 50cm:
17
Vergrendeling door één zware ketting, voorzien van een spanschroef of hangslot en een stevige muurverankering
Kelderdeksels of roosters > 50cm bij 50cm: Vergrendeling door twee stangen voorzien van een stevige muurverankering, of Vergrendeling door twee zware kettingen voorzien van een spanschroef of hangslot en een stevige muurverankering 2
2
Idem WK 1 + Kelderdeksels of roosters < 50cm bij 50cm Afscherming onder het kelderdeksel of rooster door middel van een traliewerk, gelaagd glas of polycarbonaat.
Kelderdeksels of roosters > 50cm bij 50cm Afscherming onder het kelderdeksel of rooster door middel van traliewerk, gelaagd glas of polycarbonaat (PC) 3
2
Idem WK 2
4
3
Idem WK 2
2.8. Lichtkoepel Men spreekt van inbraakwerende koepels indien de lichtkoepels vervaardigd zijn uit polycarbonaat (PC). Dergelijke lichtkoepels zijn zeer geschikt voor inbraakveilige toepassingen. Belangrijk voor alle koepels is de wijze van montage. Aangezien deze laatste van buitenaf gebeurt, dienen maatregelen genomen te worden om te voorkomen dat de koepel van buitenaf kan worden losgemaakt. Met éénrichtingsschroeven bevestigde lichtkoepels kunnen niet als veilig beschouwd worden indien de montage van buitenaf gebeurt, maar bieden een verbetering ten opzichte van de bevestiging met gewone schroeven. Indien er twijfels bestaan over het inbraakvertragende effect van een bepaald systeem, is het wenselijk een bijkomende bescherming langs binnen te voorzien om het binnendringen te verhinderen. Dit kan bv. door het plaatsen van inbraakvertragend glas, een polycarbonaatplaat of een traliewerk onder de lichtkoepel. Deze systemen moeten voldoende mechanische weerstand bezitten en gemakkelijk te reinigen zijn.
18
Inbraakrooster onder de lichtkoepel
Bevestiging van een lichtkoepel met éénrichtingsschroeven
R.K.
W.K.
1
1
Vereisten lichtkoepels Koepel is met éénrichtingsschroeven bevestigd deze mogen niet van buitenaf losgemaakt kunnen worden.
2
2
Idem 1
3
2
Bijkomende bescherming bijvoorbeeld door het plaatsen van inbraakvertragend glas, polycarbonaatplaat, traliewerk onder koepel, … Deze systemen moeten een voldoende mechanische weerstand bezitten en gemakkelijk te reinigen zijn.
Het inbraakrooster wordt onder de lichtkoepel gemonteerd en bestaat uit buizen waarin zich massief stalen staven bevinden. Deze staven kunnen niet doorgezaagd worden, aangezien deze meerollen met de zaagbeweging. 4
3
Idem 3
19
2.9. Veranda Een verandadak is een overkoepelende constructie met al dan niet lichtdoorlatende vlakken, bestaande uit een draagconstructie, glas of paneelvulling en hun bevestigingsprofielen.
Voor dakvlak venster wordt verwezen naar desbetreffend hoofdstuk.
2.9.1. Materiaalsoorten. De stabiliteit van de draagconstructie dient minimaal te voldoen aan de windbelasting, sneeuwbelasting en de gebruiksbelasting en dit volgens de geldende normen en/of voorschriften. Voor een beschrijving van de gebruikte materiaalsoorten wordt verwezen naar paragraaf 2.1.1.
2.9.2. Glaslatten De glaslatten kunnen voorzien te zijn van een dichting, zijnde ingetrokken EPDM, TPE dichting of ingeëxtrudeerde PVC (PCE) dichting.
2.9.3. Beglazing. De beglazing kan geplaatst worden met glaslatten of bevestigingsprofielen. De verrastering van de glaslatten moet over de ganse lengte gebeuren en met security beveiligingsschroeven verankerd te worden.
De beglazing dient geplaatst te worden volgens de NBN S23-002 (STS 38), TV 221 en volgens de instructies van de glasfabrikanten en de systeemleveranciers.
Gelaagd glas steeds langs de binnenzijde plaatsen. •
Bescherming van binnenuit tegen glasbreuk, zowel door interne als externe oorzaken.
•
Inbreker moet eerst het buitenste glasblad breken wat resulteert in een hels lawaai en de inbreker afschrikt.
•
Indien er langs buiten ook bescherming gewenst is, twee gelaagde glasbladen plaatsen
Kunststofbeglazingen zijn door hun licht gewicht en vervormbaarheid niet toelaatbaar.
20
2.9.4. Bevestigingsprofielen voor beglazing. De bevestigingprofielen dienen afneembaar te zijn om de beglazing te kunnen vervangen.
De bevestigingprofielen dienen ofwel geklemd te worden en zijn in dit geval voorzien van inbraakwerende beveiliging, ofwel met security beveiligingsschroeven verankerd te worden.
De bevestigingsprofielen kunnen door een afdekkap beschermd worden.
RK
1
WK
1
Beglazing
Plaatsing van beglazing
Hout
Hout
Pvc
Pvc
Metaal
metaal
Gelaagd veiligheidsglas
Geschroefde glaslatten
(*)
Geklemd bevestigingsprofiel met beveiliging Geschroefd bevestigingsprofiel
2
2
Gelaagd veiligheidsglas
Idem 1
3
2
Idem 2
Idem 1
4
3
Idem 2
Idem 1
( * ) Geteste extrastijve polycarbonaatplaten met geteste afmetingen mogen toegepast worden.
21
Deel 3: Type-bestek voor het aanpassen van bestaand schrijnwerk Er zal gerenoveerd worden indien aan een aantal basiseisen van wonen niet voldaan wordt. Bijvoorbeeld indien het gebouw niet luchtdicht of regendicht is. Indien er vochtplekken zijn, of de thermische verliezen zijn te groot. Het komt zelden voor dat inbraakbeveiliging als één van de basiseisen vermeld wordt. Toch kan er bij renovatie ook ineens iets gedaan worden aan de inbraakbeveiliging van een gebouw.
Indien er beslist wordt om een gevelelement te renoveren zijn er twee opties. Ten eerste kan het zijn dat men beslist om het volledige element te vervangen (bijvoorbeeld nieuwe deur met kader). In dit geval wordt voor de richtlijnen voor inbraakbeveiliging verwezen naar het deel over nieuwbouw. Indien beslist wordt het gevelelement niet volledig te vervangen (bijvoorbeeld glas vervangen, maar niet de ramen; luchtstrippen aanbrengen aan deuren), kan men toch aanpassingen doen om de inbraakweerstand te vergroten.
Bijv: nieuw slot / cilinder meerpuntssluiting bijzetsloten (deurbalk, oplegslot, kanonslot, …) inbraakvertragende folie langs binnenzijde op het van buiten toegankelijk glas aanbrengen van strips aan de deuren die de speling niet toegankelijk maakt verstevigen van de glaslatten (zeker bij vervangen van enkel naar dubbel glas), plaatsen van éénrichtingsschroeven indien deze langs buiten zitten, siliconen aanbrengen, …
Voor het beveiliging van bestaand schrijnwerk wordt verwezen naar het S3-label van de “Vlaamse Slotenmakers Unie VZW “.
Er moet op gelet worden dat het volledige gebouw equivalent beveiligd wordt voor alle mogelijke toegangen. Het plaatsen van een hoog kwalitatieve cilinder haalt niets uit als het rooster van het keldergat los ligt. Best wordt het bestek voor nieuwbouw overlopen voor alle gevelvullende elementen.
22
Annex Annex 1: De Nederlandse Norm (NEN 5087)
De Nederlandse Norm (NEN 5087) geeft aan welke gevelelementen in woningen en gebouwen worden geacht bereikbaar te zijn. Het gebruik van hulpmiddelen zoals ladders buiten beschouwing gelaten. In deze annex is de NEN 5087 beknopt toegelicht. Voor de volledige omschrijving wordt verwezen naar de officiële publicatie van de norm door het NNI.
Een bereikbaar gevelvlak is gedefinieerd als een vlak van 2,40 meter hoog vanaf het horizontale werkvlak waarop de inbreker staat. De afmeting van dit horizontale werkvlak moet tenminste 60 cm bij 60 cm zijn. De breedte van het bereikbare verticale gevelvlak is de breedte van het werkvlak met aan weerszijden nog 60 cm extra.
Een bereikbaar werkvlak moet voldoen aan: Werkvlak ligt horizontaal of in een hoek tussen +30° en -30° Een oppervlakte is minstens 60 cm bij 60 cm De bovenkant van het werkvlak ten hoogste 3,50 meter boven de grond of de vloer van een gemeenschappelijke ruimte ligt.
In bijgaande tekening is duidelijk welke gevelvlakken in de NEN als bereikbaar worden beschouwd.
23
Een werkvlak is minimaal 60x60 cm en mag een hoek hebben van -30° of +30°. Boven de 30° spreekt men niet meer van een werkvlak. A en G Indien er een werkvlak binnen 3.50 meter is, dan is er sprake van opklimbaarheid en moeten alle aanwezige gevelelementen inbraakwerend zijn.
D
Indien er een gevelelement binnen 2.40 meter vanaf het maaivled (deels) aanwezig is, dan moet deze inbraakwerend zijn.
24
F
Een gevelelement dat (deels) binnen 60 cm van een werkvlak ligt en waar het werkvlak zich voor het gevelelement bevindt, is bereikbaar en moet dus
inbraakwerend worden.
C en E Een gevelelement en of werkvlak, dat (deels) binnen de 2.40 meter van een werkvlak ligt, is bereikbaar en moet dus inbraakwerend worden.
25
Annex 2: EN 1303 – Hang- en sluitwerk – Cilinders voor sloten – Vereisten en beproevingsmethoden. Subclausule nummer 4.7.2 4.7.3 4.7.4 4.7.5 4.7.6 4.7.7
Vereiste Min. Aantal effectieve verschillen Min. Aantal beweegbare sluiters Max. aantal identieke acties Rechtstreekse codering op de sleutel Werking van het beveiligingsmechanisme Torsie weerstand van de pen/cilinder
TestSubclausule 5.8.1
Parameter -
1 100
2 300
3 15000
5.8.2
-
2
3
5
5.8.3 5.8.4
-
100 Ja
70 Ja
5.8.5
Torsie
1,5 1)
5.8.6
Torsie
2,5
Graad 4 30000
Eenheid 5 30000
6 100000
Nee
5
6
6
Nee
60 Nee
60 Nee
60 Nee
50 Nee
% -
1,5 1)
1,5 1)
1,5 2)
1,5 2)
1,5 2)
Nm
5
15
15
15
15
Nm
NOTES 1) 2)
Alvorens de duurzaamheidtest aanvangt Nadat de duurzaamheidtest is voltooid Table 1: Samenvatting Sleutel gerelateerde Beveiliging
Annex 3: EN 1906 – Bouwbeslag – Deurkruk en –knop voorschriften en beproevingsmethoden. Test
Paragraaf
Figure
A.1 A.2
A.2.1
-
Categorieën voor de beveiliging van het goed Aanvaarde criteria Graad 1 Graad 2 Graad 3 Graad 4 Ja Ja Ja Ja
Omschrijving Voorschriften voor de opvatting Weerstand van de plaat
26
A.2.2.1 A.3.3
A.3
A.2.2.2 A.3.4
B.10 B.11
B.12
A.2.2.4 A.3.5
-
A.5
A.2.2.4 A.3.6
B.13 B.14 B.15 B.16
A.6
A.2.2.5 A.3.7
A.4
B.17
- kracht ± 50 N - maximale afbuiging - minimale verplichting Weerstand van de bevestiging
7 kN 5 mm 2 mm
10 kN 5 mm 2 mm
15 kN 5 mm 2 mm
20 kN 5 mm 2 mm
- kracht
10 kN 500 N 2 mm
15 kN 500 N 2 mm
20 kN 500 N 2 mm
30 kN 500 N 2 mm
Nee
≥30 s
≥ 3 min
≥ 5 min
Nee
200 N
200 N
300 N
Nee Nee * Nee
1,3 1,2 * 3
1,3,4 1,2,4 * 6
1,2,3,4,5 1,2,3,4 * 12
Nee
10 kN
15 kN
20 kN
+5 % 0
- voorbelasting ± 50 kN - Maximale vormverandering Weerstand tegen boring - testduur
+5 % - Axiale kracht 0
Weerstand tegen beitel - lange plaat – positie van de impact - korte plaat – positie van de impact - rozet (zie A.3.6.2.) - aantal slingerimpacts Weerstand van de berschermingsplaat van de cilinder (indien voorzien) - kracht
+5 0 %
* in overeenstemming met de opvattng en volgens A.3.6.2. Table 2: Parameters voor de veiligheidsvoorziening van een slot met nachtschoot voor deuren met een weerstand tegen inbraak
Annex 4: EN 12209 – Hang- en sluitwerk – Sloten en grendels – Mechanisch bediende sloten, grendels en sluitplaten – Eisen en beproevingsmethoden. Beveiliging van de goederen en weerstand tegen boring (7e karakter) • Klasse 1: Minimale beveiliging van de goederen en geen enkele beveiliging tegen boring. • Klasse 2: Zwakke beveiliging van de goederen en geen enkele beveiliging tegen boring. • Klasse 3: Medium beveiliging van de goederen en geen enkele beveiliging tegen boring. • Klasse 4: Hoge beveiliging van de goederen en geen enkele beveiliging tegen boring. • Klasse 5: Hoge beveiliging van de goederen met beveiliging tegen boring. • Klasse 6: Zeer hoge beveiliging van de goederen en geen enkele beveiliging tegen boring. • Klasse 7: Zeer hoge beveiliging van de goederen met beveiliging tegen boring.
27
ParagraafNummer
5.8.1.1
5.8.1.2 5.8.2.1 5.8.2.2 5.8.3 5.8.4.1 5.8.4.2 5.8.5 5.8.6 5.8.7 5.8.8 5.8.9.1 5.8.9.2
Vereiste Weerstandmoment van de knop bij het geheel van ingebouwde sloten met nachtschoot met halve draai functie Weerstandmoment van de kruk bij het geheel van ingebouwde sloten met nachtschoot met halve draai functie Weerstandmoment van de knop of van de kruk met ingebouwde eendenbeknachtsluiting - Laterale belasting op de nachtschoot - netto boortijd voor de beproeving met de laterale belasting - totale boortijd voor de beproeving met de laterale belasting Vooruitsprong van de nachtschoot - laterale belasting - resulterende vooruitsprong - netto boortijd voor de beproeving met de axiale belasting - totale boortijd voor de beproeving met de axiale belasting Weerstand van de haakschoot/klauw tegen een trekkracht Weerstand van de haakschoot/klauw tegen terugtrekking Weerstand tegen het forceren van de positioneringvoorzieningen van de sloten bij schuifdeuren Weerstand tegen het uittrekken van de knoppen van het slotgeheel ingebouwd in een cilinderboring Weerstand tegen een axiale belasting op de kast van de schootplaat Weerstand van de schootplaat tegen een laterale
TestParamete r
BeproevingsMethode
6.8.1.1
1
Graad van de beveiliging van de goederen 2 3 4 5 6
7
Eenheid
10
15
-
-
-
-
-
Nm
20
30
-
-
-
-
-
Nm
1
1
1
1
1
kN kN
M9
6.8.1.2
M10
6.8.2.1
F4
6.8.2.2
t
6.8.3
L1 F5 L2
6.8.4.1 6.8.4.2
1
3
5
7
7
10
10
-
-
-
-
3
-
5
-
-
-
-
5
-
10
10 1 8
12 2 10
14 4a 11
20 5a 17
20 5a 17
20 6a 17
20 6a 17
-
-
-
-
3
-
5
-
-
-
-
5
-
10
Min
t
Mm kN Mm Min
6.8.5
F6
1
3
5
7
7
10
10
kN
6.8.6
F7
1
2
4a
5a
5a
6a
6a
kN
6.8.7
F8
1
3
4
5
5
6
6
kN
6.8.8
F9
1
1.5
-
-
-
-
-
kN
F5 L3 F4
1
3
4 13 5
5 19 7
5 19 7
6 19 10
6 19 10
kN mm kN
6.8.9.1 6.8.9.2
28
belasting Weerstand van de schootplaat tegen een 6.8.1.3 F6 1 3 5 7 7 10 5.8.9.3 trekkracht Weerstand van de schootplaat tegen een 5.8.9.4 6.8.1.4 F8 1 3 4 5 5 6 opgeheven kracht a Wanneer de nachtschoot beschermd is met een omkasting ter hoogte van de schootplaat, moeten de vereisten voor de axiale belasting 2 kN bedragen
10
kN
6
kN
Table 4: Vereisten voor de beveiliging van de goederen
Annex 5: EN 1935 - 2002 – Hang- en sluitwerk – Scharnieren met enkelvoudige as – Voorschriften en beproevingsmethoden. 1ste kenmerk
2de kenmerk
3de kenmerk
4de kenmerk
5de kenmerk
6de kenmerk
7de kenmerk
8ste kenmerk
Gebruikscategorie
Duurzaamheid
Massa van het
Vuur / rook
Veiligheid
Corrosie-
Inbraak
Scharnierklasse
testelement
geschiktheid
voor
weerstand
personen Gebruiks-
Klasse
toepassing
Gebruik
Klasse
op:
Aantal
Klasse
testcycli
Massa
Beschikbare
Beschikbare
Beschikbare
Beschikbare
Beschikbare
kg
klassen
klassen
klassen
klassen
klassen
licht
1
raam
3
10000
0
10
0 of 1
1
0,1,2,3,4
0 of 1
1
licht
1
raam
3
10000
1
20
0 of 1
1
0,1,2,3,4
0 of 1
2
licht
1
4
25000
1
20
0 of 1
1
0,1,2,3,4
0 of 1
3
medium
2
deur
7
200000
1
20
0 of 1
1
0,1,2,3,4
0 of 1
4
licht
1
raam
3
10000
2
40
0 of 1
1
0,1,2,3,4
0 of 1
5
licht
1
4
25000
2
40
0 of 1
1
0,1,2,3,4
0 of 1
6
medium
2
deur
7
200000
2
40
0 of 1
1
0,1,2,3,4
0 of 1
7
licht
1
raam
3
10000
3
60
0 of 1
1
0,1,2,3,4
0 of 1
8
Deur of raam
Deur of raam
29
licht
1
medium
2
zwaar
Deur of
4
25000
3
60
0 of 1
1
0,1,2,3,4
0 of 1
9
deur
7
200000
3
60
0 of 1
1
0,1,2,3,4
0 of 1
10
3
deur
7
200000
4
80
0 of 1
1
0,1,2,3,4
0 of 1
11
Zeer zwaar
4
deur
7
200000
5
100
0 of 1
1
0,1,2,3,4
0 of 1
12
Zeer zwaar
4
deur
7
200000
6
120
0 of 1
1
0,1,2,3,4
0 of 1
13
Zeer zwaar
4
deur
7
200000
7
160
0 of 1
1
0,1,2,3,4
0 of 1
14
raam
Table 5: Samenvatting van de classificatie van de EN 1935
30
Bibliografie Technische Voorlichtingen
TV 188 : Plaatsing van buitenschrijnwerk TV 206 : Mechanische inbraakbeveiliging van schrijnwerk en beglazing TV 221 : Plaatsing van glas in sponningen
Eengemaakte technische specificaties
STS 38 : Glaswerk STS 52 : Buitenschrijnwerk – Algemene voorschriften STS 53 : Deuren – Algemene eisen STS 56.1 : Dichtingskitten voor gevels
Europese normen
EN 356 : Glass in building - Security glazing - Testing and classification of resistance against manual attack EN 1303 – Hang- en sluitwerk – Cilinders voor sloten – Vereisten en beproevingsmethoden. EN 1906 – Bouwbeslag – Deurkruk en –knop voorschriften en beproevingsmethoden. EN 12209 – Hang- en sluitwerk – Sloten en grendels – Mechanisch bediende sloten, grendels en sluitplaten – Eisen en beproevingsmethoden. EN 1935 - 2002 – Hang- en sluitwerk – Scharnieren met enkelvoudige as – Voorschriften en beproevingsmethoden.
Belgische normen
NBN 62- 002 : Berekening van warmtedoorgangscoefficienten van wanden van gebouwen. NBN S23-002 : Glaswerk. NBN D 50-001 : Ventilatievoorzieningen in woongebouwen. NBN EN 13779 Ventilatie voor niet-residentiële gebouwen. Prestatie-eisen voor ventilatie- en kamerbehandelingssystemen.
Keurmerken
Politie Keurmerk Veilig Wonen Stichting Keurmerk Hout (SKH) Stichting Kwaliteit Gevelbouw (SKG)
31