T
B
t
I T D E P R A K T IJ K t i
j d i s c h r
MDF-PLATEN VOOR SCHRIJNWERK
AANBEVELINGEN VOOR VERWERKING EN PLAATSING (2)
In de vorige uitgave van WTCB-Tijdschrift [1] werd hier Chris Decaesstecker, ir., technologisch een beschrijving gegeven van MDF-platen (medium adviseur Schrijnwerk (met steun van de density fibreboards) : hoe ze worden vervaardigd, welke Gewesten) eigenschappen het materiaal bezit en welke toepassingen mogelijk zijn. In dit tweede deel wordt meer in detail ingegaan op de diverse fasen van de verwerking en afwerking van MDF-platen : zagen, profileren, schuren, bevestigingswijzen enz. Tenslotte wordt kort toegelicht hoe men schade met dit plaatmateriaal kan voorkomen.
1
VERWERKING
1.1
ZAGEN
Voor ingewikkelde vormen en patronen kunnen ook hoog energetische laserstralen aangewend worden, op voorwaarde dat het gebruikte lijmtype aangepast is (fenollijmen geven problemen) en dat verkoolde delen toegelaten zijn of verwijderd kunnen worden door schuren.
MDF kan met goed resultaat zowel met de hand als machinaal gezaagd worden, zonder dat het materiaal splintert of dat vezels uit de plaat losgerukt worden. Voor manuele bewerkingen gebruikt men een zaag met fijne tanden, terwijl voor machinale toepassingen de zaagbladen, die normaal voor spaanplaten geschikt zijn, eveneens voor het zagen van MDF kunnen ingezet worden.
Op basis van onderzoek en de opgedane ervaring kunnen enkele algemene aanbevelingen gegeven worden om gladde oppervlakken en zaagranden te bekomen alsook om de levensduur van het gereedschap te verlengen.
1.1.1
Door het zuiveren van de grondstoffen kan een plaatmateriaal bekomen worden dat betrekkelijk vrij is van kiezel (zandkorrels bv.) of andere afslijtende materialen. Hierdoor wordt de slijtage van de gereedschappen beperkt.
TOERENTAL
Een correcte instelling van het toerental verzekert de optimale werking van het gereedschap en is noodzakelijk voor een redelijke standtijd van de messen. Het op elk zaagblad vermelde maximale toerental mag in geen geval overschreden worden.
Daartegenover staat dat de hoge volumieke massa, in combinatie met het voorkomen van hars als bindmiddel, ervoor zorgt dat MDF iets meer slijtage van de gereedschappen veroorzaakt dan bij het zagen van massief hout. Daar waar voor klassieke machinale houtbewerkingen HSS-snijgereedschap (Hochleistungsschnellstahl) gebruikt wordt, is het bij het bewerken van MDF bijgevolg aan te bevelen speciaal gereedschap te gebruiken, nl. van hardmetaal (HM) (ook Wydia® of Hartmetall genoemd).
Zo is het aan te bevelen voor een zaagblad met Ø 400 mm, met een omtreksnelheid van 60 à 70 m/s (voor MDF), een toerental van 2800 à 3300 toeren/minuut in te stellen.
1.1.2
AANVOERSNELHEID
Bij het zagen van MDF moet het plaatmateriaal met een voldoende hoge aanvoersnelheid over het zaagblad geleid worden.
Omwille van de langere standtijd (d.i. de tijdspanne tussen twee onderhoudsbeurten) is het bij het bewerken van grote hoeveelheden MDF te overwegen gebruik te maken van zaagtanden uit polykristallijne diamant (PCD), ondanks de hogere kostprijs.
Bij een lage aanvoersnelheid zullen de tanden van het zaagblad niet snijden in de plaat maar het plaatmateriaal pletten en afschuren, waardoor “verbranden” kan optreden. De wrijvingswarmte, die door de druk op de tanden ont29
ZOMER 1997
f
U
C
W
T
W
C
B
t
t
staat, kan de levensduur van de zaag (standtijd) heel wat verkorten. Bij hogere aanvoersnelheden zal de kwaliteit van de zaagranden lager zijn. Een goede indicator voor een te lage aanvoersnelheid is het vrijkomen van fijn stof bij het zagen, terwijl een vezelige zaagsnede duidt op een te hoge aanvoersnelheid.
maximale lengte voor de zaagsnede. Bij een hogere instelling verkrijgt men bovenaan een goed resultaat, maar een slechter snijresultaat aan de onderkant van de plaat. Bovendien werkt er slechts één tand, waardoor de standtijd van het gereedschap korter is. De MDF-plaat moet tijdens het zagen goed plat liggen, terwijl het zaagblad vrij moet zijn van trillingen.
Aanbevolen wordt dat de spaangrootte, of de hoeveelheid materiaal die verwijderd wordt door elke tand van het zaagblad, varieert tussen 0,15 en 0,25 mm.
MDF kan ook afgewerkt worden met een laag fineer, een melaminelaag of een gelamineerde kunststofplaat (HPL of high pressure laminate, ook stratifié genoemd). Bij het zagen van dit type platen wordt een zaagblad met een ashoek van 5° en een tophoek van 15° aanbevolen (beide alternerend). Bovendien wordt het uitbrokkelen voorkomen door het gebruik van een voorsnijzaag (voorritser) aan de onderkant.
Wanneer bv. een zaagblad met 40 tanden gebruikt wordt, die, onafhankelijk van de diameter, bediend wordt met 3000 toeren/min, dan moet de aanvoersnelheid van de plaat tussen 18 m/min (spaangrootte 0,15 mm) en 30 m/min (spaangrootte 0,25 mm) liggen.
1.1.3
GEOMETRIE VAN DE ZAAGTANDEN
1.1.4
De vorm en afmetingen van de zaagtanden zijn belangrijke technische kenmerken (afbeelding 1). Een kleine vergroting van de gebruikelijke vrijloophoek wordt aanbevolen voor een efficiënte verwijdering van het fijne stof dat bij het bewerken van MDF vrijkomt. Bovendien zal deze grotere vrijloophoek de afzetting van harsen op de tandpunten voorkomen.
Bij het slijpen moeten alle oorspronkelijke hoeken van de zaagtanden behouden blijven. Kleinere hoeken geven aanleiding tot het afzetten van harsen op de zaagtanden, terwijl grotere hoeken de standtijd verkorten. De tandbasis moet geregeld gereinigd worden om een efficiënte stofafvoer te verzekeren.
Proefondervindelijk werd aangetoond dat de volgende vorm en afmetingen van de tanden bevredigende resultaten geven : ◆ tophoek (alternerend) 15° ◆ zijdelingse vrijloophoek 2-4° ◆ vrijloophoek 20-22° ◆ spaanhoek 15° ◆ vrijloop tussen tip en tand 0,25-0,45 mm.
Tenslotte kan de harsafzetting verminderd worden door de tanden na het slijpen te polieren.
1.2
VOORAANZICHT
PROFILEREN
Een van de belangrijke voordelen van MDF is de grote keuze qua vormgeving : bijna elk willekeurig profiel kan in MDF gefreesd worden. Bovendien kan een hoge afwerkingsgraad van de randen bekomen worden, waardoor het schuren en het aanbrengen van poriënvulsel tot een minimum beperkt worden.
Voor de hoogte-instelling van het zaagblad (ook zaagbladoversteek genoemd) is het in principe voldoende dat de zaagtanden net boven de plaat uitsteken. Hierdoor krijgt men een
Afb. 1 Vorm en afmetingen van de zaagtand. top-
ONDERHOUD VAN HET GEREEDSCHAP
BOVENAANZICHT
ZIJAANZICHT
kerf
hoek tip
vrijloophoek
zijdelingse vrijloophoek
tand tip
tand
radiale vrijloophoek
tip
tand
ashoek
tandbasis
wighoek
spaanhoek tandbasis
vrijloop tussen tip en tand
30
ZOMER 1997
f
i
j d i s c h r
T
C
B
t
I T D E P R A K T IJ K t
U
W
Daarbij zijn eenvoudige profielen met gebogen randen te verkiezen boven scherpe randen. Eenvoudige profielen hebben het voordeel dat ze gemakkelijk te schuren zijn en de voorbereiding voor de afwerking eenvoudiger is. Na afwerking bezitten ze een grotere weerstand tegen harde schokken. De randen worden lichtjes afgerond om een goede dekking door de afwerking (verf of lak) mogelijk te maken en om de weerstand tegen harde schokken te verbeteren.
tage van de tip. Een brede vrijloophoek verhindert dat de rug van het mes tegen het reeds bewerkte materiaal wrijft. Omdat een voldoende dikte metaal aan de tippen moet behouden blijven, is het steeds verder verhogen van deze twee hoeken niet mogelijk. Messen voor de bewerking van MDF zijn normaal voorzien van hoeken in de grootte-orde van (zie afbeelding 3) : ◆ spaanhoek (a) 10-20° ◆ vrijloophoek (b) 20-22°.
Voor randen waar er risico op harde schokken bestaat (bv. bij keukendeuren), wordt een minimale kromtestraal van 3 mm aanbevolen (afbeelding 2). Waar dit risico niet bestaat, volstaat het de kanten te breken om een goede dekking door de afwerking te bekomen. FOUT
a
CORRECT
b
Afb. 2 Minimale kromtestraal van de randen.
1.2.1
Om het inslaan van de messen op de randen van de MDF-plaat te verminderen, kan men de spaanhoek instellen op ± 10°, zodat een progressieve insnijding van de plaat wordt bekomen.
AANVOERSNELHEID
Om gladde randen te verkrijgen, kiest men de aanvoersnelheid zodanig dat 8 à 10 messlagen per cm bekomen worden (bij een typische houtbewerking op massief hout is dat 6 à 8 messlagen per cm). De aanvoersnelheid is afhankelijk van het aantal messen en het toerental. Het op het gereedschap vermelde maximale toerental mag in geen geval overschreden worden.
Naast de klassieke frezen zijn momenteel bovenfrezen in ontwikkeling, in het bijzonder voor de CNC-gestuurde machines. Deze gereedschappen en machines zijn zeer geschikt om de meest ingewikkelde vormen in MDF te vervaardigen.
Dezelfde aanbevelingen als bij het zagen zijn van toepassing (cf. § 1.1.2, p. 29).
Bovenfrezen zijn meestal gekenmerkt door : ◆ een spaanhoek van 15 à 25° ◆ een vrijloophoek van 15 à 18°.
Profileringen waarvoor veel materiaal moet weggenomen worden of die diep ingesneden zijn, kunnen een voorafgaande bewerking vereisen, waarbij een deel van het materiaal eerst wordt weggefreesd. Daarna wordt de definitieve vorm gefreesd en wordt een glad oppervlak bekomen.
1.2.2
f
i
j d i s c h r
1.2.3
GEREEDSCHAP
Het gebruik van bestukte hardmetalen frezen is aan te bevelen omwille van de betere oppervlakteafwerking en de langere standtijd van de messen.
GEOMETRIE VAN DE MESSEN Wegwerpmessen leveren technisch betere prestaties, hoewel het materiaal brosser is. Het gebruik van wegwerpmessen is kostenbesparend dankzij de beperkte buitengebruikstelling van de machines, de correcte profilering en de constante diameter van de frees (geen bijstelling noodzakelijk). Het mes kan ofwel omgedraaid worden, ofwel vervangen
De hoeken van messen die gebruikt worden voor het bewerken van MDF, moeten gekozen worden zodanig dat een compromis gezocht wordt tussen de standtijd van het gereedschap en de kwaliteit van het snijvlak. Een grote spaanhoek is noodzakelijk om een glad snijvlak te bekomen met een minimum aan slij31
ZOMER 1997
Afb. 3 Hoeken van de messen : (a) spaanhoek (b) vrijloophoek.
T
W
C
B
t
t
worden, waarbij het werktuig zelf op de machine kan blijven zitten.
ciënt bij diepe en smalle profileringen of bij heel brede infrezingen (verschillende lagen borstels boven elkaar). Het aanbevolen toerental kan tot 3000 oplopen, afhankelijk van de diameter van de borstel.
Ook bij het frezen in serieproductie wordt gereedschap van polykristallijne diamant meer en meer gebruikt. De hoge aankoopprijs wordt gecompenseerd door de gemiddeld langere standtijd [2]. Een automatische aanvoer is dan wel noodzakelijk.
Bij complexe profielvormen worden bij voorkeur schuurstenen gebruikt omwille van de constante profielvorm. Het beste resultaat bij deze schuurwijze wordt bekomen met een korrel van 60 à 100.
Om een zuiver snijvlak te bekomen, zonder verbranden of losrukken van vezels, en om de levensduur van het gereedschap te verlengen, wordt het regelmatig geslepen. Bij elke slijpbeurt moeten de spaanhoeken en vrijloophoeken behouden blijven.
Voor eenvoudige profielvormen kan een schuurband gebruikt worden. Een fijnere afwerking bekomt men door schuren in twee keer, nl. eerst met korrel 80 tegen de aanvoerrichting in, daarna met korrel 120 met de aanvoerrichting mee. Schuurbanden hebben het voordeel langer mee te gaan omwille van de lagere ontwikkelde temperatuur. Voor ingewikkelde profielen zijn ze evenwel minder geschikt.
Het tijdstip voor een nieuwe slijpbeurt kan bepaald worden door regelmatig nazicht van de geprofileerde randen. Een andere methode bestaat erin het stroomverbruik van de freesmachine te meten : een slijpbeurt kan voorzien worden wanneer het initiële stroomverbruik met bv. 10 % is gestegen.
1.3
1.3.2
Schuurstof dat vrijkomt bij MDF, is fijner dan bij massief hout of spaanplaat. Om die reden zijn voldoende hoge luchtsnelheden aan de machine aan te bevelen, bv. minimaal 20 à 30 m/s aan de afzuigkap. Een correcte dimensionering van de stofafzuiging (bv. ventilator) is hierbij van belang. Deze hoge luchtsnelheden kunnen met bestaande installaties verkregen worden door de afzuigkap dichter bij de schuurbewerking te brengen of deze nauwer te maken, of nog door de stofafzuiging uit te schakelen op machines waar niet gewerkt wordt.
SCHUREN 1.3.1
SCHUURSTOF
SCHUURMETHODES
De kwaliteit van de afwerking hangt in grote mate af van de voorbereiding van de oppervlakken, voornamelijk ter hoogte van de randen. Om sporen van mechanische bewerkingen zoveel mogelijk uit te wissen, is goed schuren daarbij een belangrijke tussenstap. Het is evident dat er minder moet geschuurd worden na een machinale bewerking dan na een manuele bewerking. De keuze bestaat tussen manueel schuren, het gebruik van een schuurborstel, een schuursteen (slijpsteen) of van schuurbanden, afhankelijk van de complexiteit van de profielen, het aantal verschillende vormen, en financiële overwegingen.
1.4
BEVESTIGINGSMIDDELEN
1.4.1
SCHROEVEN
MDF heeft een goed schroefhoudend vermogen, zowel in het vlak als op de randen. De meeste types schroeven kunnen gebruikt worden. Deze met cilindrische schacht, waarbij de verhouding tussen de totale schroefdikte en de dikte van de schacht zo groot mogelijk is, zijn echter aan te bevelen (afbeelding 4).
Bij manueel schuren kan als steun voor het schuurpapier een soepele schuurblok met de vorm van het profiel gebruikt worden. Daardoor vermijdt men het te sterk afronden van scherpe randen en het afplatten van gebogen delen in het profiel. Voor het schuren van randen wordt korrel 150 tot 240 aanbevolen.
Bij het voorboren moet het gat ruimer zijn dan bij massief hout of spaanplaat. Als algemene regel wordt aanbevolen een gat te boren met een diameter die iets kleiner is dan de diameter van de schacht (zie tabel 1) en minstens 1 mm dieper dan de totale schroeflengte. Dit is vooral belangrijk bij het schroeven in de randen van dunne platen.
Schuurborstels kunnen gemonteerd worden op een schuurinrichting van een productielijn of op een manueel bediend apparaat. Ze zijn effi32
ZOMER 1997
f
i
j d i s c h r
T
B
t
I T D E P R A K T IJ K t
U
C
W
Afb. 4 Schroeven in MDF.
Ø schroef
Ø schacht TRADITIONELE HOUTSCHROEF
SCHROEF MET RECHTE SCHACHT
SCHROEVEN VAN DIKKE STUKKEN
Afb. 6 Minimale afstand tot de plaatranden bij schroeven van grotere platen.
Een kleine afschuining aan de kop is wenselijk om het opsteken rond de schroefkop te vermijden. Het gebruik van schroeven met een gedeelte zonder draad is in bepaalde gevallen aan te bevelen (zie afbeelding 4). Tabel 1 Diameter van het boorgat (afgerond tot op 0,5 mm) afhankelijk van de diameter van de schroef.
Ø SCHROEF (mm)
Ø SCHACHT Ø BOORGAT (mm) (mm)
3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 6,0
2,2 2,6 3,1 3,6 4,2 5,2
SCHROEVEN VAN DUNNE STUKKEN
12 mm min. tot de rand 25 mm min. tot de hoek
2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 5,0
tisch nagelpistool. In de randen wordt best genageld onder een kleine hoek met het plaatvlak om de uittrekweerstand te verhogen, terwijl de nagels minstens 150 à 250 mm, naargelang van de plaatdikte, uit elkaar geplaatst worden om onthechting in de plaat te voorkomen.
De minimale afstanden van de schroeven tot de randen van het werkstuk worden beoordeeld afhankelijk van de plaatdikte. Voor het schroeven in de randen (afbeelding 5) wordt aanbevolen 70 mm van de hoek te blijven.
1.4.2 Afb. 5 Minimale afstand tot de rand van het werkstuk bij schroeven.
LIJMEN
Het lijmen van MDF stelt meestal geen bijzondere problemen. De keuze van de lijm hangt af van de karakteristieken van de te lijmen materialen en van het beschikbaar materieel voor het verlijmen, waarbij de voorschriften van de fabrikant dienen opgevolgd te worden. 70 mm min. tot de hoek
Voor een goed resultaat zijn de temperatuur en de relatieve vochtigheid van de omgeving bij het aanbrengen en uitharden van de lijm van essentieel belang. Daarom wordt bv. een minimale temperatuur van 15 °C aanbevolen voor het verwerken en uitharden van de meeste lijmsoorten. Ook het vochtgehalte en de temperatuur van de platen en van de aan te brengen oppervlakteafwerkingen (bv. fineren) dienen in overeenstemming te zijn met de voorschriften van de lijmfabrikant en zo dicht mogelijk te liggen bij het uiteindelijk evenwichtsvochtgehalte van het schrijnwerk na de plaatsing.
Voor het schroeven van platen met grote afmetingen (bv. wanden) respecteert men bij voorkeur een minimale afstand tot de plaatranden, zoals in afbeelding 6 schematisch wordt voorgesteld. Het nieten en het nagelen met speldnagels (nagels met kleine schacht, bv. Ø 1,2 mm, lengte 40 à 60 mm) gebeuren liefst met een pneuma-
33
ZOMER 1997
f
i
j d i s c h r
T
W
C
B
t
t
Afb. 7 Stompe verbindingen.
Net zoals bij de afwerking van MDF het geval is (cf. § 2, p. 35), wordt ook bij het lijmen rekening gehouden met het grote absorptievermogen van de plaat en de verschillen in absorptie tussen de diverse delen van eenzelfde plaat (vlak ⇔ randen). Gezien de specificiteit van het lijmen van verbindingen, fineren, melamineplaten, gelamineerde kunststofplaten (HPL) enz. wordt verwezen naar de vakliteratuur [2].
1.4.3
f
i
j d i s c h r
STOMPE VOEG
GROEF EN VEER
HALFHOUTSE VERBINDING
TAND EN GROEF
VERBINDINGEN 1.4.3.2 Hoekverbindingen
Voor het uitvoeren van stompe verbindingen, hoekverbindingen, drevelverbindingen en meubelverbindingen is de klassieke polyvinylacetaatlijm (PVAc-lijm of witte lijm) aan te bevelen.
Bij meubels of fijne schrijnwerkstukken die achteraf gelakt worden, dient de opvatting van de verbinding aangepast te worden. Meestal gebruikt men hiervoor een verstekverbinding (afbeelding 8). De naden die bekomen worden bij andere types verbindingen, zijn moeilijk te plamuren en op te schuren, en tekenen gemakkelijk af na de afwerking.
Voor het bekomen van een duurzaam resultaat gelden dezelfde regels als bij alle plaatmaterialen. Het grote voordeel van MDF is zijn zuiver oppervlak, waardoor de verbindingen optimaal kunnen uitgevoerd worden.
1.4.3.3 Drevelverbindingen 1.4.3.1 Stompe verbindingen
Bij het uitvoeren van drevelverbindingen wordt bij voorkeur met volgende richtlijnen rekening gehouden : ◆ gebruik van geribde of gegroefde drevels uit een harde houtsoort (bv. beuken) met een vochtgehalte van ± 10 % (afbeelding 9) ◆ trage draaisnelheid en hoge voedingssnelheid bij het boren van de drevelgaten
Stompe verbindingen worden gebruikt bij het samenvoegen in het vlak van twee platen. Afbeelding 7 geeft enkele voorbeelden van courante stompe verbindingen die bij MDF kunnen gebruikt worden.
RECHTE VERBINDING
Afb. 8 Mogelijke hoekverbindingen bij MDF.
Met pen en gat
Met deuvel
Met groef en veer
VERSTEKVERBINDING
Met deuvel
Met groef en veer
34
ZOMER 1997
T
korrel 150/180 (en beter, tot 240) aanbevolen. De schuurmethodes voor de plaatranden zijn in § 1.3.1 (p. 32) behandeld. Het rondfrezen van scherpe hoeken is sterk aanbevolen bij risico op harde schokken alsook in geval van buitentoepassingen. Bij het afwerken van MDF-platen moet men er rekening mee houden dat deze een hoger absorptievermogen hebben aan de randen dan in het vlak van de plaat. Dit kan bij het kleuren leiden tot een donkere rand t.o.v. het vlak van de plaat. Ook tussen platen onderling kunnen verschillen in absorptie voor vloeistoffen voorkomen. Hiervoor kunnen meer lagen of een grotere laagdikte toegepast worden of, meer courant, kan een isolatielaag (fixeerlaag) aangebracht worden. Deze biedt het bijkomend voordeel de afwerking te beschermen tegen eventuele verkleuringen door migratie van kleurstoffen uit de plaat naar het oppervlak.
Gladde drevel
Geribde of gegroefde drevels Speling van 0,2 mm rond de drevel
Naargelang van het afwerkingssysteem en de gewenste afwerkingsgraad kan op de isolatielaag nog een poriënvulsel aangebracht worden. Daarna volgen de grondlaag(lagen) en de eindafwerking. Deze laatste worden, naargelang de afwerking in de werkplaats of op de bouwplaats gebeurt, door spuiten of met de borstel aangebracht.
AFWERKING
Zoals in deel 1 van dit artikel is uitgelegd [1], zijn naakte MDF-platen niet geschikt voor een gebruik waar risico op bevochtiging bestaat, gezien de blijvende vervorming van het materiaal die ontstaat na contact met vocht. Een duurzame afwerking biedt een voldoende bescherming tegen (vooral) vochtinvloeden en is bijgevolg een belangrijke fase bij het verwerken van MDF.
Tussen de verschillende behandelingen wordt fijn geschuurd (180/240).
2.2
AFWERKINGSSYSTEMEN
Afhankelijk van de gewenste schokbestendigheid en krasvastheid worden verschillende types afwerking gebruikt. Binnen dezelfde familie harsen zijn tweecomponentensystemen meer schokbestendig en krasvast dan eencomponentsystemen. Voorbeeld hiervan is de brede waaier polyurethaanlakken (PUR) die momenteel beschikbaar zijn.
Bovendien werkt de afwerking dampremmend, waardoor het “werken” van de plaat beperkt wordt. Volgens het type product en/of het aantal lagen moet de afwerking meer of minder dampremmend zijn.
VOORBEREIDING VAN DE ONDERGROND RISICO OP BEVOCHTIGING Wat betreft de voorbereiding van de ondergrond voor schilderwerken, kan verwezen worden naar de Technische Voorlichting nr. 159 [5]. De ondergrond moet vrij zijn van stof, eventuele freesresten en schuurstrepen.
Bij hoog risico op bevochtiging van de constructie dient aan de afwerking een bijzondere aandacht besteed te worden. Dit is bv. het geval bij de onderkant van deuren of voor de randafwerking bij buitengebruik van MDF. Deze bijzondere voorzieningen bij de afwerking dienen voorgeschreven te worden in het bijzonder bestek (cf. deel 1, §§ 3.2.1 en 3.2.2).
De platen worden geleverd met afwerkingsgraad korrel 100/120 of beter. Voor een matte afwerking is bijkomend schuren meestal niet meer nodig. Voor lakken is licht schuren met 35
ZOMER 1997
t f
i
j d i s c h r
Afb. 9 Drevelverbindingen.
2.1
B
I T D E P R A K T IJ K
◆ goed ontstoffen van de drevelgaten ◆ Ø drevelgat = Ø drevel + 0,2 mm (afbeelding 9) ◆ de diameter van de drevel kiezen afhankelijk van de plaatdikte (bv. Ø drevel 8 mm bij een plaatdikte van 18 mm) ◆ lijmtype : bij voorkeur PVAc of voegvullende ureumformaldehydelijm (UF-lijm).
2
C
t
U
W
T
W
C
B
t
t
2.3
AFWERKING VAN BINNENSCHRIJNWERK
Wanneer een van deze factoren in het gedrang komt, is het correct toepassen van MDF buiten moeilijk te garanderen. Zo kan een gebrekkig onderhoud van het verfsysteem oorzaak zijn van moeilijk te herstellen schade aan het schrijnwerk.
Naargelang van het gewenste uitzicht kan voor een transparante of een dekkende afwerking gekozen worden, of voor een afwerking met fineer of kunststofplaten.
Tussen diverse MDF-platen kunnen kleurverschillen voorkomen, die na het afwerken sterker tot uiting komen. Bij transparante afwerking (vernissen) moet men hiermee rekening houden en dienen deze kleurverschillen aanvaard te worden.
Bij buitengebruik komen enkel de hiertoe geschikte platen in aanmerking (exterior-kwaliteit). Deze mogen slechts voor niet-structurele toepassingen gebruikt worden, omwille van het optreden van kruip (uitgestelde vervorming onder invloed van het eigengewicht of van een permanente belasting). Bijgevolg moet de opvatting van het schrijnwerk aangepast worden aan de toepassing buiten, door bv. het uitvoeren van een onderconstructie in multiplex.
Als afwerking kan bv. volgend systeem gebruikt worden : ◆ isolatielaag ◆ poriënvulsel ◆ grondlaag ◆ 1 of 2 eindlagen (een- of tweecomponenten).
Het plaatmateriaal moet door een daartoe geschikt afwerkingssysteem zoveel mogelijk van het buitenklimaat (vocht) afgeschermd worden. Hiervoor gebruikt men verfsystemen met een voldoende hoge dampdichtheid, waarvan de eindlagen geschikt zijn voor buitengebruik.
2.3.1
2.3.2
TRANSPARANTE SYSTEMEN
Bovendien is het essentieel er terzelfdertijd voor te zorgen dat : ◆ er geen vocht in de constructie binnendringt; dit kan zwelling van de plaat(randen) veroorzaken, terwijl het eventueel binnengedrongen vocht wegens de dampdichte afwerking niet meer kan uitwijken, waardoor zich vochtaccumulatie zal voordoen ◆ de achterzijde of de randen van de platen niet blootgesteld worden aan vochtig metselwerk of aan hoge relatieve luchtvochtigheid.
DEKKENDE SYSTEMEN
Hiertoe behoren verven of lakken. Door het lakken met aangepaste spuittechnieken in de werkplaats bereikt men een hogere afwerkingsgraad dan door verven. Bij een hoog risico op harde schokken kan een tweecomponentensysteem gebruikt worden (bv. keukenkasten, deuren, ...). Een typische opbouw van een laksysteem bestaat uit vijf lagen, naargelang van de kwaliteit van de plaat, het laktype en de spuitinstallatie. 2.3.3
Verven op basis van epoxyhars mogen nooit als eindlaag gebruikt worden, omdat deze niet duurzaam zijn onder invloed van regen en zon.
FINEER – KUNSTSTOF De verschillende behandelingen mogen slechts uitgevoerd worden na voldoende droging van de ondergrond.
Naast vernis of verf kan het oppervlak van MDF eveneens afgewerkt worden met fineer, melamineplaat of HPL-platen. Het aanbrengen van deze afwerkingen vereist aangepaste lijmen en de nodige vakkennis.
2.4
f
i
j d i s c h r
VOORBEELD Een voorbeeld van een voor buitentoepassingen geschikt afwerkingssysteem is : ◆ achterzijde van de panelen : schilderen met één grondlaag dampopen synthetische verf ◆ zichtbare delen + plaatranden : – naden en schroefgaten opstoppen met tweecomponentenplamuur – de geplamuurde delen schuren met fijn schuurpapier – aanbrengen van de grondlaag, bv. tweecomponenten-primer op basis van epoxyhars – schuren met fijn schuurpapier – alle voegen met het metselwerk afdichten met kit (overschilderbare silicone of acrylaat) om waterinsijpeling te vermijden – twee lagen verf voor buitentoepassingen (met vochtregulerende eigenschappen), bv. urethaan-alkydverf.
AFWERKING VAN BUITENSCHRIJNWERK Het buitengebruik van MDF (bv. luifels) vereist steeds de nodige voorzorgen wat betreft : ◆ het type MDF-plaat ◆ de opvatting van het schrijnwerk ◆ de kwaliteit van het afwerkingssysteem, met bijzondere zorg voor naden en plaatranden ◆ het onderhoud van het afwerkingssysteem. 36
ZOMER 1997
T
t
SCHADE
werkt is, kan wegens waterabsorptie (bv. door opspattend of stagnerend water bij het onderhoud) de onderrand opzwellen ◆ door beschadiging van de afwerkingslagen onderaan de deur (bv. intensief gebruik, onderhoud) leidt een toevallige bevochtiging tot opzwellen van het onderliggende houtvezelmateriaal, waardoor op zijn beurt de afwerking steeds meer beschadigd wordt.
Schade aan constructies in MDF doet zich meestal voor bij inwerking van vocht, nl. : ◆ wegens een plaatselijke opzwelling bij contact met vocht ◆ wegens de dimensionele verandering van de plaat (krimp, zwelling) door een al dan niet tijdelijke blootstelling aan een lage of hoge relatieve luchtvochtigheid, d.i. niet in overeenstemming met het evenwichtsvochtgehalte van de platen (zie deel 1, § 3.2.2).
Om deze problemen te vermijden, moet men : ◆ de onderranden van de deuren voorzien van voldoende afwerkingslagen (bv. verf); de afwerking van de deurvleugel en randen wordt beschreven in het bijzonder bestek ◆ de hoeveelheid water bij het onderhoud van de vloer beperken ter hoogte van deuren ◆ de nodige bescherming voorzien bij omlijstingen uit MDF, bv. door het aanbrengen van een kunststofprofiel op de onderranden of door het afwerken van de randen ◆ bouwvocht vermijden (achterkant van omlijsting).
Beide verschijnsels kunnen leiden tot moeilijk te herstellen schade, in het eerste geval omdat de zwelling van de plaat onomkeerbaar is (bv. laminaatvloer), terwijl in het tweede geval het afwerkingssysteem kan beschadigd raken, vooral aan de randen, zodat de plaat op deze plaatsen de nodige bescherming verliest. Schade kan vermeden worden door : ◆ maatregelen te nemen die dimensionele schommelingen opvangen ◆ invloeden van bouwvocht uit te sluiten ◆ ventilatie van de platen te voorzien (streven naar een evenwichtig klimaat aan beide plaatvlakken) ◆ een voldoende afwerking aan te brengen (zie § 2, p. 35).
3.2.2
GEBRUIK VAN MDF BIJ LUIFELS
Hiervoor wordt verwezen naar § 2.4 (p. 36).
3.2.3
LAMINAATVLOEREN
MDF wordt gebruikt als onderlaag van laminaatvloeren. Het risico op beschadiging ter hoogte van de randen is ook hier reëel, vermits de papieren overlay heel dun is en de randen van de lamellen praktisch niet beschermd zijn tegen vochtopname (gebrek aan afwerking op die plaats). De gebruiker dient voldoende geïnformeerd te worden voor een aangepast onderhoud van dergelijke vloeren (bv. risico bij bevochtiging, bloempotten). ■
BOUWDELEN DEUREN
Vaak doen zich problemen voor bij onderranden van deuren; de schade kan op twee manieren optreden en is in beide gevallen moeilijk te herstellen : ◆ doordat de onderkant van de deur niet afge-
LITERATUURLIJST en Technisch Centrum voor 4 Wetenschappelijk het Bouwbedrijf
1
Decaesstecker Chr. MDF-platen voor schrijnwerk. Aanbevelingen voor verwerking en plaatsing (1). Brussel, WTCBTijdschrift, lente 1997.
Houten binnenschrijnwerk. Leidraad voor de goede plaatsing rekening houdend met hygrothermische omstandigheden. Brussel, WTCB, Technische Voorlichting, nr. 166, december 1986.
Association of Medium Density Fi2 European breboard Manufacturers en Technisch Centrum voor 5 Wetenschappelijk MDF. A Users Manual. Giessen, EMB, 1993. het Bouwbedrijf Leidraad voor de goede uitvoering van schilderVan de Velde A. (gebouwen en burgerlijke bouwkunde). 3 Verspaningstechnieken en snijgereedschappen werken Ondergronden, systemen en schilderwerken. Brussel, WTCB, Technische Voorlichting, nr. 159, juni 1985.
voor machinale houtbewerking. Lochristi, eigen uitgave, 1986.
37
ZOMER 1997
f
3.1
j d i s c h r
i
MDF OP DE BOUWPLAATS
3.2.1
B
I T D E P R A K T IJ K
3
3.2
C
t
U
W