Typ hier de naam van de FdR afzender
Actualiteiten overeenkomstenrecht Jac Rinkes Webinar 11-11-2015
Introductie: diversiteit en eclectisch beeld. voorbeelden: ‘woekerpolis’-affaire en reisleed.. Zie documentatie (4x kronieken) Actualiteiten contractenrecht 2e helft 2015
Typ hier de footer
2
Typ hier de footer
3
De klant centraal; zorgplichten uit heden en verleden Hof van Justitie 29 april 2015 Zaak C-51/13, ECLI:EU:C:2015:286 (NN-Van Leeuwen) Hof van Justitie 23 april 2015 Zaak C-96/14, ECLI:EU:C:2015:262 (Van Hove) ism zaken Endress C-209/12 C:2013:864 en Axa Royale Belge C-386/00 C:2002:136 En Hof Den Bosch 6-10-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3895
Typ hier de footer
4
Nationale-Nederlanden Levensverzekering Mij NV en H. W. Van Leeuwen hebben een levensverzekeringsovereenkomst gesloten, die op 29 februari 2000 werd ondertekend, maar is ingegaan op 1 mei 1999. Van Leeuwen is verzekeringnemer en verzekerde. Overeenkomstig de levensverzekeringsovereenkomst moest de premie voor levensverzekering en belegging worden gebruikt. Welk deel van de premie werd belegd, was afhankelijk van het deel van de premie dat voor andere doeleinden werd gebruikt, namelijk om de kosten en de verzekerde risico’s te dekken. De waarde van de participaties in de beleggingsfondsen bepaalde wederom de hoogte van de uitkeringen op grond van de overeenkomst. Er is een verschil van menig gerezen omtrent de vraag of Van Leeuwen vóór de sluiting van de overeenkomst voldoende informatie heeft ontvangen over het gebruik van de premie voor die andere doeleinden en over het deel van de premie dat wordt belegd. Typ hier de footer
5
In artikel 31 richtlijn 92/96/EEG was de informatieverplichting jegens de verzekeringnemer vastgelegd: 1. Vóór de sluiting van de verzekeringsovereenkomst dienen aan de verzekeringnemer ten minste de in bijlage II, onder A, vermelde gegevens te worden medegedeeld. 2. De verzekeringnemer dient gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst te worden ingelicht over elke wijziging van de in bijlage II, onder B, vermelde gegevens. 3. De lidstaat van de verbintenis mag van de verzekeringsondernemingen niet verlangen dat zij aanvullende gegevens naast de in bijlage II vermelde gegevens verstrekken, tenzij deze nodig zijn voor een goed begrip door de verzekeringnemer van de wezenlijke bestanddelen van de verbintenis. […]
Typ hier de footer
6
Typ hier de footer
7
In het algemeen zijn verzekeringsovereenkomsten juridisch complexe financiële producten die aanzienlijk kunnen verschillen per verzekeraar en die belangrijke en potentieel zeer langdurige financiële verplichtingen met zich kunnen brengen. Het gaat om een contractuele verhouding waarbij „de verzekeringnemer [...] zich in een zwakke positie [bevindt] ten opzichte van de verzekeraar. De informatievereisten van artikel 31 hadden ten doel een aspirant-verzekeringnemer in staat te stellen de overeenkomst te kiezen die het beste bij zijn behoeften past: hij moest duidelijke en nauwkeurige informatie ontvangen over de wezenlijke kenmerken van de hem aangeboden producten. De verzekeringnemer moest exacte informatie ontvangen. Op basis van die informatie had hij [aldus A-G] in staat moeten zijn inzicht in de dekkingen en risico’s van het specifieke hem aangeboden product te krijgen en deze te vergelijken met de aan andere producten verbonden dekkingen en risico’s. Typ hier de footer
8
Uit de tekst van artikel 31, lid 1, komt duidelijk naar voren dat „ten minste” deze gegevens aan de verzekeringnemer moeten worden meegedeeld. Er kan echter nog andere informatie zijn die in de zin van artikel 31, lid 3, „nodig” is voor een goed begrip van de wezenlijke bestanddelen van verbintenissen. Mits aan de daarin vastgestelde voorwaarden is voldaan, hebben de lidstaten de mogelijkheid te verlangen dat ook dergelijke gegevens aan de aspirant-verzekeringnemer worden meegedeeld.
Typ hier de footer
9
HvJ: 1) Artikel 31, lid 3, van richtlijn 92/96/EEG van de Raad van 10 november 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG (derde levensrichtlijn), moet aldus worden uitgelegd dat het niet eraan in de weg staat dat een verzekeraar op grond van algemene beginselen van intern recht, zoals de in het hoofdgeding aan de orde zijnde „open en/of ongeschreven regels”, gehouden is de verzekeringnemer bepaalde informatie te verstrekken in aanvulling op die vermeld in bijlage II bij die richtlijn, mits – het is aan de verwijzende rechterlijke instantie om dit te verifiëren – de verlangde informatie duidelijk en nauwkeurig is en noodzakelijk voor een goed begrip door de verzekeringnemer van de wezenlijke bestanddelen van de verbintenis en zij voldoende rechtszekerheid waarborgt. Typ hier de footer
10
2) Hetgeen naar nationaal recht het gevolg is van het niet verstrekken van die informatie is in beginsel irrelevant voor de vraag of de informatieplicht in overeenstemming is met artikel 31, lid 3, van richtlijn 92/96.
Typ hier de footer
11
Van Hove:
Artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moet aldus worden uitgelegd dat een beding in een verzekeringsovereenkomst dat ertoe strekt de betaling van de aan de kredietgever verschuldigde aflossingen te garanderen in geval van volledige arbeidsongeschiktheid van de kredietnemer slechts onder de in die bepaling bedoelde uitzondering valt voor zover de verwijzende rechter vaststelt dat dat beding:
Typ hier de footer
12
– ten eerste, gelet op de aard, de algehele opzet en de voorwaarden van het contractuele kader waarvan het deel uitmaakt alsook op de juridische en feitelijke context ervan, een kernprestatie van dat contractuele kader vastlegt, die er als zodanig kenmerkend voor is en – ten tweede duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd, dat wil zeggen dat het beding uit grammaticaal oogpunt begrijpelijk is voor de consument en dat bovendien in de overeenkomst de concrete werking van het mechanisme waarop het betrokken beding betrekking heeft, alsook de verhouding tussen dit mechanisme en het mechanisme dat is voorgeschreven door andere bedingen op een transparante wijze wordt uiteengezet, zodat de consument op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de economische gevolgen die er voor hem uit voortvloeien, kan inschatten. Typ hier de footer
13
GHSHE 2015:
Geschil over kosten en premies voor in 1997 gesloten beleggingsverzekering. Partijen mogen zich uitlaten over arrest Hof van Justitie van 29 april 2015(ECLI:EU:C:2015:286) en over mogelijk oneerlijk karakter algemene voorwaarden.
Typ hier de footer
14
Gelet op het feit dat partijen tijdens het pleidooi zijn ingegaan op de conclusie van Advocaat-Sharpston en het (toen nog niet bekende, JGJR) arrest van het Hof van Justitie deels lijkt af te wijken van deze conclusie, ziet het hof aanleiding om, alvorens verder te beslissen, partijen eerst in de gelegenheid te stellen om zich in ieder geval bij memorie na tussenarrest uit te laten over het arrest van het Hof van Justitie. Het hof verwacht dat beide partijen zich bij de hierboven bedoelde memorie na tussenarrest ook nader uitlaten over de in deze zaak relevante en toegepaste artikelen uit de Algemene voorwaarden AV ’97 en – in die gevallen waarin zij dit aan de orde vinden – zich tevens desgewenst uitlaten over het (mogelijke) karakter van kernbeding en in hoeverre aan het transparantiecriterium als door het Hof van Justitie geformuleerd (zie hierboven) is voldaan of juist niet. Typ hier de footer
15
Typ hier de footer
16
Op reis
Typ hier de footer
17
ECLI:NL:GHAMS:2015:2724 30-06-2015
Reisovereenkomst. Valpartij reiziger in badkamer behorend bij hotelkamer na herhaalde lekkage. Schouderletsel. Reisovereenkomst beantwoordt niet aan verwachtingen die reiziger redelijkerwijs mocht hebben. Aansprakelijkheid reisorganisator voor schade als gevolg van val. Schade op te maken bij staat. Typ hier de footer
18
Partijen zijn in maart 2012 een reisovereenkomst aangegaan waarbij Corendon, als reisorganisator, zich heeft verbonden aan [X] en diens echtgenote, als reizigers, een reis te verschaffen bestaande uit luchtvervoer van Amsterdam naar Ohrid, Macedonië, en terug alsmede verblijf in een tweepersoonskamer in hotel Desaret te Pestani, Macedonië, met ontbijt, van 21 augustus 2012 tot 28 augustus 2012. De reissom bedroeg € 570,50. Partijen zijn daarnaast een annuleringsverzekering overeengekomen. Typ hier de footer
19
Toen [X] voor de eerste maal van bovenbeschreven douche gebruik maakte, heeft zich een lekkage voorgedaan waarbij water afkomstig uit de douchecel, in de badkamer is gevloeid en op de badkamervloer is blijven staan. [X] heeft daarover geklaagd bij […] , hierna ‘ [de reisleider] ’, die destijds werkzaam was voor Fibula Air Travel, een plaatselijke reisagentuur van wier diensten Corendon gebruik maakte. [de reisleider] trad tijdens de reis op als reisleider voor Corendon. [X] heeft daarbij voorts, en later nogmaals, om een andere hotelkamer gevraagd. Deze is hem aanvankelijk geweigerd.
Typ hier de footer
20
Op 25 augustus 2012 is [X] , na te hebben gedoucht, in de eerder beschreven badkamer ten val gekomen. Hierbij heeft hij zijn rechterschouder bezeerd. Diezelfde dag is hem een andere kamer in het betrokken hotel ter beschikking gesteld. Naar aanleiding van de genoemde val heeft [X] op 25 en 27 augustus 2012 een ziekenhuis te Ohrid, Macedonië, bezocht. Na terugkeer in Nederland heeft hij in verband met aanhoudende schouderklachten zijn huisarts, een fysiotherapeut en een orthopedisch chirurg bezocht. Bij onderzoek aan de hand van een mri-scan is bij hem, onder andere, een zogeheten cuff-ruptuur in zijn rechterschouder vastgesteld. [X] is vervolgens aan die schouder geopereerd in een ziekenhuis te Hoogeveen. Naderhand heeft de betrokken orthopedisch chirurg nog het beeld van een ‘frozen shoulder’ waargenomen.
Typ hier de footer
21
[X] heeft gesteld dat zijn onder 3.4 beschreven val het gevolg was van de lekkage die op 25 augustus 2012 is opgetreden, doordat hij na te hebben gedoucht op de natte badkamervloer is uitgegleden en op zijn zijde is gevallen, waarbij door hem voor het douchen op die vloer neergelegde handdoeken zijn weggegleden toen hij, komende uit de douchecel, daarop ging staan. Corendon betwist dat de val het gevolg is geweest van de lekkage op 25 augustus 2012, aangenomen dat deze heeft plaatsgevonden. Zij heeft die betwisting onderbouwd door te wijzen op de mogelijkheid dat de val is veroorzaakt doordat [X] bij het verlaten van de douchecel met zijn voet achter de rand van de douchebak is blijven haken. Aanwijzingen waaruit volgt dat deze mogelijkheid zich heeft verwezenlijkt, ontbreken echter geheel.
Typ hier de footer
22
Ontoereikend daarvoor is de stelling van Corendon dat [X] bij het door hem gestelde uitglijden niet voorover, maar achterover zou zijn gevallen en dat het door Corendon genoemde blijven haken wel strookt met een val naar voren, welke val naar voren Corendon afleidt uit de door [X] in eerste aanleg beschreven toedracht. De desbetreffende stelling houdt wederom niet meer in dan een mogelijkheid, waarbij niet valt in te zien dat het door [X] gestelde uitglijden noodzakelijkerwijs tot een val achterover zou hebben geleid, daargelaten nog dat [X] heeft gesteld op zijn zijde, dus zijwaarts, te zijn gevallen en dit strookt met het optreden van pijnklachten aan zijn rechterschouder.
Typ hier de footer
23
Corendon heeft voorts aangevoerd dat de door [X] neergelegde handdoeken eveneens zouden zijn weggegleden als de badkamervloer droog zou zijn geweest, zodat de beschreven val ook hierom niet als een gevolg van de opgetreden lekkage kan worden aangemerkt. Deze stelling miskent dat sprake is geweest van een lekkage en dat de vloer daardoor in werkelijkheid níet droog was. Corendon gaat bovendien eraan voorbij dat de handdoeken op de badkamervloer waren neergelegd juist wegens de eerdere lekkage, teneinde weglekkend douchewater op te vangen, en dat die doeken op de natte vloer zijn weggegleden nadat zij door weggelekt water waren verzadigd. Gelet op deze omstandigheden wettigt de genoemde stelling van Corendon niet de gevolgtrekking dat de beschreven val ook zou hebben plaatsgevonden zonder de opgetreden lekkage.
Typ hier de footer
24
Het voorgaande brengt mee dat Corendon evenals in eerste aanleg, in hoger beroep niet voldoende heeft betwist dat [X] niet zou zijn gevallen zonder de lekkage, zodat als vaststaand moet worden aangemerkt dat diens val een gevolg is geweest van de lekkage op 25 augustus 2012. In samenhang met het onder 3.7 overwogene volgt hieruit dat Corendon aansprakelijk is voor de schade van [X] als gevolg van de val. Vast staat dat [X] naar aanleiding van de val in Macedonië onder behandeling in een ziekenhuis is geweest, dat hij naderhand ook in Nederland medische bijstand heeft gehad in verband met schouderklachten en dat daarbij in zijn rechterschouder een cuff-ruptuur is vastgesteld, waaraan hij is geopereerd, een en ander zoals onder 3.4 beschreven. Op grond van deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de mogelijkheid dat [X] als gevolg van de val schade heeft geleden, in het bijzonder schouderletsel en hieruit voortvloeiende schade, aannemelijk. Typ hier de footer
25
Begroting van die schade in dit geding is, bij gebreke van voldoende concrete aanknopingspunten daarvoor, niet mogelijk. Een veroordeling van Corendon tot vergoeding van schade op te maken bij staat, zoals bij het bestreden vonnis uitgesproken, is daarom op zijn plaats. Anders dan Corendon kennelijk meent, is voor een zodanige veroordeling niet vereist dat reeds vast staat dat, en in welk opzicht of welke opzichten, [X] schade heeft geleden. In de schadestaatprocedure zal de omvang van de schade moeten worden vastgesteld. Daarbij zal tevens aan de orde kunnen komen welke schade Corendon als een gevolg van de val kan worden toegerekend, mede rekening houdend met de leeftijd van [X] , en of sprake is van een grond voor vermindering van de vergoedingsplicht van Corendon, zoals bedoeld in artikel 6:101 BW.
Typ hier de footer
26
ECLI:NL:HR:2015:3192 30-10-2015
Art. 81 lid 1 RO. Contractenrecht. Bedrijfsschade bij callcenter door het afsluiten van telefoonlijnen door provider. Omvang rechtsstrijd in appel; devolutieve werking. Causaal verband. Misbruik economische machtspositie en/of bevoegdheid door provider? Omvang schade.
Typ hier de footer
27
ECLI:NL:GHDHA:2014:1862 In de onderhavige procedure vordert PBSG – zakelijk weergegeven – de veroordeling van KPN tot vergoeding van de schade die TTT Europe B.V. (verder: TTT) heeft geleden als gevolge van het feit dat KPN op 29 augustus 2000 de telefoonlijnen van het callcenter dat TTT exploiteerde, buiten gebruik heeft gesteld. Dit heeft geleid tot het faillissement van TTT. PBSG (de holding van de groep waartoe TTT behoorde) heeft deze vordering van de curator in het faillissement van TTT gekocht. 2.In tussenarrest 1 heeft het hof geoordeeld dat KPN, door de lijnen van TTT al op 29 augustus 2000 buiten gebruik te stellen, terwijl zij hiertoe volgens haar eigen algemene voorwaarden eerst gemachtigd was per 6 september 2000, jegens TTT toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, zodat zij jegens TTT schadeplichtig is. Typ hier de footer
28
16.Dit betekent dat het hof het ervoor moet houden, dat TTT, ook wanneer KPN haar een brief had gestuurd met daarin de juiste termijn, de factuur niet binnen die termijn zou hebben voldaan, waarna KPN de lijnen had mogen afsluiten. Omdat dit afsluiten dan ongetwijfeld tot het faillissement van TTT had geleid, zij het circa tien dagen later dan feitelijk is gebeurd, is niet aannemelijk geworden dat de toerekenbare tekortkoming tot enige schade heeft geleid aan de zijde van TTT. Het softwareprogramma TeleData had immers ook in dat geval niet kunnen worden uitontwikkeld en geëxploiteerd. Het komt er op neer dat het causale verband tussen de tekortkoming van KPN en de schade niet is aangetoond. Dit betekent dat de gewijzigde primaire vordering van PBSG tot vergoeding van de door haar geleden schade dient worden afgewezen. Voor deskundigenonderzoek bestaat gelet op het vorenstaande geen aanleiding.
Typ hier de footer
29
ECLI:NL:HR:2015:3195 30-10-2015
Procesrecht. Aanvulling grondslag vordering. Twee conclusie-regel. Aanpassen stellingen na cassatie en verwijzing. Ongerechtvaardigde verrijking. Vergoeding redelijk?
Typ hier de footer
30
3.4.1Onderdeel 1 van het middel klaagt dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden door bij zijn onderzoek te betrekken of de vordering van [verweerster] toewijsbaar is op grond van ongerechtvaardigde verrijking. Het onderdeel voert aan dat [verweerster] in dit geding uitsluitend nakoming heeft gevorderd van de door haar gestelde overeenkomsten. Ongerechtvaardigde verrijking heeft zij niet aan haar vordering ten grondslag gelegd.
Typ hier de footer
31
3.4.2Deze klacht is gegrond. [verweerster] heeft blijkens de stukken van het geding uitsluitend nakoming van de door haar gestelde overeenkomsten gevorderd. Het hof heeft derhalve in strijd met art. 24 Rv gehandeld door de vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking toe te wijzen. Dit wordt niet anders door de door het hof in rov. 13 van zijn tussenarrest bedoelde omstandigheid dat blijkens de inleidende dagvaarding van [verweerster] [eiser] die grondslag zelf ter sprake heeft gebracht voorafgaande aan de procedure, en de inleidende dagvaarding van [verweerster] daarvan melding maakt in de context van de in art. 111 lid 3 Rv verlangde opgave van de verweren van de gedaagde. [verweerster] heeft noch in die dagvaarding, noch nadien (mede) ongerechtvaardigde verrijking aan haar vordering ten grondslag gelegd.
Typ hier de footer
32
3.4.3Aan de gegrondheid van het onderdeel doet niet af dat partijen na het tussenarrest van het hof zijn ingegaan op de vraag of en in hoeverre sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Het hof heeft immers niet aan zijn beslissing ten grondslag gelegd dat [verweerster] na het tussenarrest haar vordering alsnog op ongerechtvaardigde verrijking heeft gebaseerd, en dat in dit bijzondere geval grond bestaat om dit toe te staan, bijvoorbeeld omdat [eiser] daarin ondubbelzinnig heeft toegestemd, laat staan dat het dit heeft gemotiveerd (vgl. o.m. HR 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7064, NJ 2013/6).
Typ hier de footer
33
3.4.4Nu de mogelijkheid bestaat dat [verweerster] na het tussenarrest bij haar standpuntbepaling is beïnvloed door de aanvaarding in dat arrest van de grondslag van ongerechtvaardigde verrijking, met name wat betreft haar beslissing om af te zien van bewijslevering, dient zij na verwijzing opnieuw in de gelegenheid te worden gesteld tot de in het tussenarrest genoemde bewijslevering, en mag zij haar stellingen en de grondslag van haar aan het hiervoor overwogene aanpassen. Voor een aanpassing van die grondslag geldt daarbij het hiervoor aan het slot van 3.4.3 overwogene.
Typ hier de footer
34
ECLI:NL:HR:2015:3092 HR 16 oktober 2015
Broomderivaten Procesrecht. Executiegeschil. Dwangsom verbeurd? Beroep op gezag van gewijsde arbitrale uitspraak naar Engels recht. Onderbouwing beroep op buitenlands recht.
Typ hier de footer
35
3.1In deze zaak kan, voor zover in cassatie van belang, worden uitgegaan van de volgende feiten. ( i) ICL is leverancier van elementair broom. PPC is een onderneming die zich bezighoudt met het ontwikkelen en produceren van verschillende broomderivaten. Op 1 oktober 1995 hebben rechtsvoorgangsters van ICL en PPC een overeenkomst gesloten ter zake van de verkoop en levering van broom (hierna: de overeenkomst), waarin onder meer een arbitrageclausule is opgenomen.
(ii) Begin 2007 heeft de rechtsvoorgangster van ICL aan PPC bericht de overeenkomst niet langer geldig te achten en de leveranties van broom met ingang van 16 februari 2007 te beëindigen. Uiteindelijk zijn de leveranties in mei 2008 stopgezet.
Typ hier de footer
36
(iii) Bij vonnis van 28 mei 2008 heeft de voorzieningenrechter op vordering van PPC de rechtsvoorgangster van ICL bevolen conform de overeenkomst broom te leveren op straffe van een dwangsom van € 50.000,-- per dag dat zij dit gebod niet naleeft, met een maximum van € 5.000.000,--. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de dwangsom “vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zulks mede in aanmerking
genomen de mate waarin de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan”. Dit vonnis is in hoger beroep bekrachtigd. Er is geen cassatieberoep ingesteld.
Typ hier de footer
37
(iv) In 2008 is tussen partijen tevens een arbitrageprocedure in Engeland aanhangig gemaakt. Nadat de arbiter een First Partial Award had uitgesproken, hebben partijen een regeling getroffen en heeft PPC op grond daarvan aan de arbiter bericht: “Further, PPC would note that it does no intend tot pursue its monetary claim for the breach of the Bromine Supply Agreement set out in its Statement of Defence dated 23 February 2009 and is thus willing to withdraw such claim with prejudice. ICL-IP’s concerns are therefore fully addressed.”
( v) De arbiter heeft op 6 september 2010 in zijn Final Award by Consent, voor zover thans van belang, het volgende overwogen: “1. The representatives of the Claimant (“ICL-IP”) and the Defendant (“PPC”) have notified me of an agreement covering the matters outstanding (…), namely the payment of costs by ICL-IP to PPC and the dismissal of PPC’s claim under Part III of its Statement of Defence, namely paragraphs 98 to 103, and Part IV, namely the second and third bullet points under paragraph 104 of the same document. 38 (…) Typ hier de footer
4. Dismissal of PPC’s claim 4.1.PPC’s claim identified in its Statement of Defence dated 23 February 2009 at Part III, Paragraphs 98 to 103 inclusive, and Part IV, the second and third bullet points under paragraph 104 therefore is fully and finally dismissed with prejudice.” 3.2In deze procedure vordert ICL, voor zover in cassatie van belang, een verklaring voor recht dat zij geen van de bij het hiervoor in 3.1 onder (iii) genoemde vonnis opgelegde dwangsommen heeft verbeurd. De rechtbank heeft die verklaring uitgesproken.
3.3Het hof heeft bij tussenarrest PPC in de gelegenheid gesteld om gemotiveerd en voorzien van bewijsstukken uiteen te zetten welke bestellingen in de periode van 28 mei 2008 tot 6 september 2010 niet conform de overeenkomst door ICL zijn geleverd. Desverzocht heeft het hof vervolgens tussentijds cassatieberoep van dit arrest opengesteld, van welke mogelijkheid ICL gebruik heeft gemaakt.
Typ hier de footer
39
3.5.1Onderdeel 2 keert zich tegen de verwerping door het hof van het betoog van ICL dat ICL geen dwangsommen heeft verbeurd. ICL heeft daartoe aangevoerd dat de door PPC in de Engelse arbitrageprocedure gevorderde verklaring voor recht dat ICL niet aan haar leveringsplicht conform de overeenkomst heeft voldaan, bij de hiervoor in 3.1 onder (v) genoemde Final Award by Consent door de arbiter is afgewezen, en dat die beslissing gezag van gewijsde toekomt.
Het hof heeft deze stelling verworpen met de overweging dat het gezag van gewijsde enkel toekomt aan de beslissingen van de arbiter die gegrond zijn op zijn beoordeling van het geschil, en dat de afwijzing van de vordering van PPC uitsluitend is gebaseerd op een schikking tussen partijen (rov. 3.4).
Typ hier de footer
40
3.5.2Het onderdeel klaagt dat het hof aldus heeft miskend dat, nu de plaats van arbitrage Londen was, het gezag van gewijsde van de Final Award by Consent moet worden beoordeeld naar Engels recht, en dat ICL heeft aangevoerd dat naar dat recht aan de afwijzing van de vordering van PPC in die uitspraak gezag van gewijsde toekomt.
Typ hier de footer
41
3.5.3De aan de Final Award by Consent ten grondslag liggende schikking tussen partijen betreft een regeling die onder meer inhoudt dat PPC afziet van haar vordering tot schadevergoeding wegens de tekortkoming van ICL in haar leveringsplicht (zie hiervoor in 3.1 onder (iv)). Op grond van deze regeling zijn in de Final Award by Consent de vorderingen van PPC afgewezen. ICL heeft inderdaad aangevoerd dat hieraan naar Engels recht gezag van gewijsde toekomt, maar haar stellingen houden niet in, laat staan dat zij op enige wijze heeft onderbouwd door overlegging van Engelse wetgeving, rechtspraak of literatuur, dat dit gezag van gewijsde zich naar dat recht mede zou uitstrekken tot een aldus op een schikkingsregeling gebaseerde afwijzing bij een arbitrale uitspraak. Om deze reden heeft ICL, ook indien juist is dat de vraag naar het gezag van gewijsde van de Final Award by Consent naar Engels recht moet worden beoordeeld, geen belang bij haar klacht. Het onderdeel kan daarom niet tot cassatie leiden.
Typ hier de footer
42
ECLI:NL:HR:2015:3018 9-10-2015
Prejudiciële vraag (art. 392 Rv). Collectieve actie effectenlease-overeenkomst, art. 3:305a BW. Geldt stuitende werking ook voor bevoegdheid tot buitengerechtelijke vernietiging ex art. 1:89 BW? Zesmaandentermijn van art. 3:316 lid 2 BW.
Typ hier de footer
43
3.3.2Voor het aangaan van een effectenleaseovereenkomst als hier aan de orde, is ingevolge art. 1:88 lid 1, aanhef en onder d, BW de toestemming van de andere echtgenoot vereist, met als gevolg dat die andere echtgenoot op de voet van art. 1:89 BW een beroep op de vernietigingsgrond kan doen bij ontbreken van zijn of haar toestemming (HR 28 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2837, NJ 2009/578). 3.3.3Een vernietigbare rechtshandeling wordt vernietigd hetzij door een buitengerechtelijke verklaring, hetzij door een rechterlijke uitspraak (art. 3:49 BW). Ingevolge art. 3:52 lid 1, aanhef en onder d, BW verjaart de rechtsvordering tot vernietiging op de voet van art. 1:89 BW drie jaren nadat de bevoegdheid om deze vernietigingsgrond in te roepen aan degene aan wie die bevoegdheid toekomt ten dienste is komen te staan.
Typ hier de footer
44
Na de verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging van de rechtshandeling kan deze niet meer op dezelfde vernietigingsgrond door een buitengerechtelijke verklaring worden vernietigd (art. 3:52 lid 2 BW). Aan dit voorschrift ligt de regel ten grondslag dat een bevoegdheid tot buitengerechtelijke vernietiging gelijktijdig verjaart met de rechtsvordering tot vernietiging, waaruit volgt dat deze bevoegdheid ook niet verjaart voordat die rechtsvordering door verjaring wordt getroffen. Het hof heeft dan ook terecht tot uitgangspunt genomen dat voor beantwoording van de eerste vraag dient te worden beoordeeld of door het instellen van een collectieve actie de verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging wordt gestuit. Is dit niet het geval, dan is immers ook de bevoegdheid van [betrokkene 1] tot buitengerechtelijke vernietiging intussen verjaard.
Typ hier de footer
45
3.3.4Met de regeling van art. 3:305a BW is beoogd een effectieve en efficiënte rechtsbescherming te bieden aan personen voor wier belangen een rechtspersoon als bedoeld in die bepaling opkomt. Een collectieve actie is in beginsel mogelijk als de bij de vordering betrokken belangen zich voor bundeling lenen. Met de regeling van art. 3:305a BW is tevens beoogd de totstandkoming van collectieve schikkingen te bevorderen. Denkbaar is dat vorderingen van belanghebbenden voor wie de rechtspersoon opkomt, tijdens onderhandelingen over een collectieve schikking dreigen te verjaren. De rechtspersoon, de belanghebbenden voor wie hij opkomt, maar evenzeer de schuldenaar, hebben dan ook belang erbij dat de verjaring kan worden gestuit op een wijze die niet onnodig belastend is. (HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:766, NJ 2015/306)
Typ hier de footer
46
3.3.5Over de mogelijkheid tot stuiting van de verjaring van individuele rechtsvorderingen door het instellen van een collectieve actie op de voet van art. 3:305a BW is in de parlementaire geschiedenis het volgende opgemerkt (MvA, Kamerstukken II, 1992-1993, 22 486, nr. 5, p. 3-4): “5. De leden van de CDA-fractie hebben voorts gevraagd in te gaan op de verjaringsproblematiek. Zij vroegen zich af of in individuele gevallen de verjaringstermijn wordt gestuit door het instellen van een collectieve actie. Artikel 3:316 lid 1 BW bepaalt dat de verjaring van een rechtsvordering wordt gestuit door het instellen van een eis, alsmede door iedere andere daad van rechtsvervolging van de zijde van de gerechtigde. De woorden “van de zijde van de gerechtigde” brengen hierbij tot uitdrukking dat de verjaring niet alleen gestuit wordt door een handeling van de gerechtigde zelf, maar ook door een handeling van een ander aan diens zijde. Typ hier de footer
47
Zie Parl. Gesch. Boek 3, p. 934. Die ander kan ook een belangenorganisatie zijn die mede ten behoeve van de gerechtigde een collectieve actie instelt. Dit is ook wenselijk omdat een gerechtigde individueel verder kan afzien van een daad van rechtsvervolging indien hij weet dat mede ten behoeve van hem een collectieve actie is ingesteld. Men houde hierbij overigens wel het tweede lid in gedachten, voor het geval de vordering in collectieve actie wordt afgewezen: er kan dan binnen zes maanden een nieuwe eis worden ingesteld. De regeling van het gezag van gewijsde brengt hier in principe mee dat een gerechtigde dezelfde eis nogmaals kan instellen. Overigens moet worden aangetekend dat voor stuiting niet van belang is welke eis wordt ingesteld. Een vordering tot een verklaring voor recht in een collectieve actie stuit derhalve de verjaringstermijn van een eventueel daarop aansluitende individuele rechtsvordering tot bijvoorbeeld schadevergoeding.” Typ hier de footer
48
3.4.4Gelet op het voorgaande moet vraag 1 aldus worden beantwoord dat de stuitende werking op de voet van art. 3:316 lid 1 BW van een collectieve vordering in de zin van art. 3:305a BW zich uitstrekt tot de verjaring vanop die collectieve actie aansluitende individuele vorderingen tot vernietiging van rechtshandelingen krachtens art. 1:89 BW, hetgeen ingevolge het bepaalde in art. 3:52 lid 2 BW ertoe leidt dat ook de verjaring van de bevoegdheid tot het uitbrengen van een buitengerechtelijke verklaring wordt gestuit.
Typ hier de footer
49
3.5.3Het uitbrengen van een buitengerechtelijke verklaring tot vernietiging is niet aan te merken als het instellen van een nieuwe eis als bedoeld in art. 3:316 lid 2 BW. Niettemin ziet de Hoge Raad aanleiding het uitbrengen van zodanige verklaring in geval van stuiting door een collectieve actie voor de toepassing van art. 3:316 lid 2 BW op één lijn te stellen methet instellen van een nieuwe eis. Daartoe wordt het volgende overwogen. 3.5.4Uit de op art. 3:305a BW gegeven toelichting blijkt niet dat is gedacht aan het bijzondere geval van de in art. 3:52 lid 2 BW geregelde verjaring van de bevoegdheid om een overeenkomst buitengerechtelijk te vernietigen. Zoals hiervoor in 3.4.2-3.4.4 is overwogen, is het uit een oogpunt van effectieve en efficiënte rechtsbescherming wenselijk dat een gerechtigde na stuiting van de verjaring door
Typ hier de footer
50
de collectieve actie vooralsnog kan afzien van stuitingshandelingen en van buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomst. Nu de wet een partij die een rechtshandeling kan vernietigen de mogelijkheid biedt om, in plaats van het instellen van een rechtsvordering tot vernietiging, een daartoe strekkende buitengerechtelijke verklaring uit te brengen, zou afbreuk worden gedaan aan het doel van effectieve en efficiënte rechtsbescherming indien de stuitende werking van een collectieve actie in dat geval slechts zou kunnen worden behouden door het in rechte instellen van een tot vernietiging strekkende vordering. 3.5.5Gelet op het voorgaande moet vraag 2 aldus worden beantwoord dat een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring als bedoeld in vraag 1, die wordt uitgebracht voor het tijdstip waarop de in art. 3:316 lid 2 BW bedoelde termijn van zes maanden is verstreken, tijdig is uitgebracht.
Typ hier de footer
51
ECLI:NL:HR:2015:3013 9-10-2015
Verbintenissenrecht. Telefonisch gesloten overeenkomsten tot levering potgrond. Toepasselijkheid op afleverbonnen afgedrukte exoneratieclausule. Art. 3:33 en 3:35 BW, omstandigheden van het geval.
Typ hier de footer
52
3.3.2Deze klachten, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling, slagen. Tot de omstandigheden waarvan in cassatie - deels veronderstellenderwijs - de juistheid moet worden aangenomen behoren de volgende. [verweerder] heeft van 2006 tot 2009 regelmatig potgrondproducten afgenomen van MeeGaa en van MeeGaa’s rechtsvoorganger [A] . Daarbij heeft [verweerder] ook al van [A] facturen en afleverbonnen ontvangen met daarop een verwijzing naar de Algemene Voorwaarden van Potgrondfabrikanten, waarin dezelfde aansprakelijkheidsbeperking is opgenomen. [verweerder] is een professionele partij die ermee bekend is dat potgrondfabrikanten deze voorwaarden hanteren; een dergelijke aansprakelijkheidsbeperking is ook gebruikelijk bij de levering van potgrond.
Typ hier de footer
53
Een afleverbon was na iedere bestelling – welke bestellingen steeds telefonisch geschiedden – het eerste tussen partijen uitgewisselde document (waarna een factuur volgde waarop nogmaals naar de algemene voorwaarden is verwezen). Uit de ondertekening van de afleverbonnen volgt dat [verweerder] deze heeft gezien en van de daarop weergegeven tekst kennis heeft kunnen nemen. [verweerder] heeft nimmer tegen de op de afleverbonnen vermelde aansprakelijkheidsbeperking geprotesteerd.
Typ hier de footer
54
3.3.3Indien het oordeel van het hof aldus moet worden begrepen dat de hiervoor in 3.3.2 vermelde omstandigheden niet relevant zijn omdat in een geval als het onderhavige de toepasselijkheid van een op de afleverbonnen afgedrukte exoneratieclausule slechts kan worden aangenomen indien hetzij de ontvanger op die afleverbonnen een handtekening heeft geplaatst met het oog op de uitdrukkelijke aanvaarding van de toepasselijkheid van die clausule, hetzij partijen voorafgaand aan de eerste levering over de toepasselijkheid van die clausule hebben gesproken, getuigt zijn oordeel van een onjuiste rechtsopvatting.
Typ hier de footer
55
Bij de beantwoording van de vraag of partijen de toepasselijkheid van die exoneratieclausule zijn overeengekomen, mogen immers geen andere maatstaven worden aangelegd dan die welke in het algemeen gelden voor het tot stand komen van een overeenkomst, zoals neergelegd in art. 3:33 en 3:35 BW (vgl. HR 5 juni 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0623, NJ 1992/565 en HR 1 juli 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1033, NJ 1993/688). Indien het hof dit niet heeft miskend, is zijn oordeel niet begrijpelijk, nu uit die maatstaven voortvloeit dat het bij de beantwoording van de vraag of de exoneratieclausule deel uitmaakt van de tussen partijen gesloten overeenkomst aankomt op alle omstandigheden van het geval. Uit het oordeel van het hof blijkt niet of, en zo ja op welke wijze, het de hiervoor aangeduide omstandigheden, welke relevant kunnen zijn bij de beantwoording van voormelde vraag, in zijn oordeel heeft betrokken. Typ hier de footer
56
Zie ook: ECLI:NL:HR:2015:1125 24-5-2015
Algemene Voorwaarden. Twee sets algemene voorwaarden van toepassing op de overeenkomst. Onderling strijdige bedingen. HR 28 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2507, NJ 1998/705 (Visser/Avéro) niet van toepassing. Vaststelling welk beding prevaleert door middel van uitleg. Wijze waarop de bepalingen in de overeenkomst zijn vermeld/opgenomen (HR 13 juni 2003, ECLI:NL:HR:AF5538, NJ 2003/506 ) Typ hier de footer
57
.3.1Onderdeel 1 klaagt dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft beslist dat zich in het onderhavige geval niet een situatie voordoet als bedoeld in HR 28 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2507, NJ 1998/705 (Visser/Avéro). Het hof heeft miskend dat, niettegenstaande het toepasselijk verklaren door [verweerster] van twee sets algemene voorwaarden en de aanvaarding daarvan door ForFarmers, deze beide sets wegens hun onverenigbare onderlinge verschillen ten aanzien van onder andere de geschillenregeling, niet tegelijk van toepassing kunnen zijn. Net als in de zaak Visser/Avéro is dus sprake van een situatie waarin niet is aangegeven welke van de beide sets ook daadwerkelijk van toepassing is. Daaraan doet volgens het onderdeel niet af dat een van de verwijzingen in grotere letters en hoger op het door [verweerster] opgestelde contractsformulier was geplaatst, terwijl de dubbelverwijzing in Visser/Avéro in één volzin op de achterkant van de facturen stond, en evenmin doet daaraan (zonder meer) af dat beide sets tegelijk, maar onafhankelijk van elkaar van toepassing zijn verklaard, terwijl in Visser/Avéro sprake was van alternativiteit door het woordje “of”. Typ hier de footer
58
3.3.2In de zaak Visser/Avéro, waarop het onderdeel een beroep doet, was in geschil of de toepasselijkheid van algemene voorwaarden was overeengekomen. Het betrof het geval waarin naar twee onderling verschillende sets algemene voorwaarden was verwezen, met gebruik van het woord “of”, zonder dat op enigerlei wijze was aangegeven of nader geregeld welke van die sets in het gegeven geval van toepassing zou zijn. Voor zodanig geval heeft de Hoge Raad beslist dat geen van de sets algemene voorwaarden deel uitmaakt van de overeenkomst en dat de gebruiker dat niet kan verhelpen door zelf alsnog een van de sets algemene voorwaarden te kiezen. 3.3.3Anders dan het onderdeel bepleit, bestaat er geen grond ook voor een geval als het onderhavige, waarin de toepasselijkheid van beide sets algemene voorwaarden is bedongen en aanvaard, deze sets algemene voorwaarden niettemin buiten toepassing te laten indien daarin onderling onverenigbare bedingen voorkomen. In zodanig geval is sprake van een overeenkomst met onderling strijdige bedingen en dient door uitleg te worden vastgesteld welke van die bedingen prevaleert. Typ hier de footer
59
3.3.4Bij de beoordeling van hetgeen partijen in dit verband over en weer redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden en te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, kan de rechter gewicht toekennen aan onder meer de wijze waarop de desbetreffende bedingen in de overeenkomst zijn vermeld, dan wel geïncorporeerd (vgl. HR 13 juni 2003, ECLI:NL:HR:AF5538, NJ 2003/506). Het hof heeft dit gedaan door betekenis te hechten aan de omstandigheid dat de verwijzing naar de CNGD, anders dan die naar de Algemene Voorwaarden van [verweerster], niet is voorgedrukt, maar is vermeld in het gedeelte van de overeenkomst dat per transactie wordt ingevuld.
Typ hier de footer
60
Intermezzo: uitlegperikelen
Typ hier de footer
61
Uitleg
Certainty and Efficiency Accuracy and Fairness Rechtszekerheid en rechtvaardigheid
Uit de praktijk 2015 en FOUT:
‘Het is vaste jurisprudentie dat aan de uitleg van de inhoud van een bepaling in een overeenkomst niet wordt toegkomen indiendeze helder en duidelijk is en dus niet voor 2-erlei uitleg vatbaar: S&S 1981, 34 Hof Dhg 8 nov ‘79: Onder die dekking valt niet diefstal door iemand die zich met een valse sleutel toegang verschaft: ‘braak’ omvat niet het gebruik van een valse sleutel; het gebruik van een valse sleutel is noch taalkundig noch juridisch gelijk te stellen met ‘braak’, taalkundig niet omdat braak (bij diefstal) slechts duidt op verbreking waarbij iets beschadigd of geforceerd wordt, en juridisch niet omdat braak (bij diefstal) zich slechts in verband laat brengen met de artt. 311 en 312 Sr. die braak en het gebruik van valse sleutels afzonderlijk als strafverzwarende omstandigheden noemen zodat het hier kennelijk naar de mening van de wetgever onderscheiden begrippen betreft. Nu de bewuste polisvoorwaarden niet voor tweeerlei uitleg vatbaar zijn, bestaat er — indien het ten deze al zou gaan om een eenzijdig door de verzekeraar geredigeerd adhesiecontract waartoe de verzekerde is toegetreden — geen mogelijkheid tot uitleg ten gunste van de verzekerde op de voet van art. 1385 BW.
Wat is rechtens juist?
Bij uitleg van schriftelijke overeenkomsten gaat het om de vaststelling van de juridische betekenis van de door de contractanten afgelegde afgelegde verklaringen en de daardoor ontstane rechtsgevolgen voor deze contractanten. Bij uitleg van overeenkomsten komt het niet enkel aan op de taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract; het komt aan op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan onder meer van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen zij behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. (Haviltexarrest, HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158)
Beslissend blijft aldus de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
HR 16 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:83
Bij de uitleg van dat beding gelden de maatstaven van het arrest DSM/Fox (HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427, NJ 2005/493).
DSM-Fox
Het gaat in deze zaak om de uitleg van een pensioenreglement. Dit reglement wordt gehanteerd door een pensioenfonds waarvan DSM ten behoeve van haar werknemers onder bepaalde, in dat reglement nader uitgewerkte, voorwaarden het recht op een pensioenuitkering heeft bedongen. In de onderhavige zaak heeft de werknemer, [verweerder], zijn uit deze bepaling voortvloeiende rechten aanvaard, zodat hij heeft te gelden als partij bij de tussen de werkgever en het pensioenfonds gesloten overeenkomst (art. 6:254 lid 1 BW). Aan de orde is hoe dit pensioenreglement moet worden uitgelegd in de relatie tussen de werknemer en dat pensioenfonds, waarbij aantekening verdient dat de werknemer op de bewoordingen waarin het reglement is gesteld, geen invloed heeft gehad en dat de overwegingen die ten grondslag hebben gelegen aan de wijze waarop deze bepaling is geredigeerd, voor hem niet kenbaar zijn. De kantonrechter heeft het anti-cumulatiebeding uitgelegd overeenkomstig de doelstelling daarvan; de rechtbank heeft echter gekozen voor een taalkundige uitleg van die bepaling. Het cassatiemiddel is met rechts- en motiveringsklachten tegen die uitleg gericht.
In zijn arrest van 13 maart 1981, nr. 11647, NJ 1981, 635 (Haviltex) heeft de Hoge Raad - daarmee voortbouwend op oudere rechtspraak over de uitleg van overeenkomsten - overwogen dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (hierna ook: de Haviltexnorm). Bij deze uitleg dient de rechter rekening te houden met alle bijzondere omstandigheden van het gegeven geval; het Haviltexarrest bevat tevens een reeks bij die uitleg in aanmerking te nemen gezichtspunten, welke reeks in latere arresten verder is uitgewerkt.
In zijn arresten van 17 september 1993, nr. 15064, NJ 1994, 173 en 24 september 1993, nr. 15078, NJ 1994, 174, heeft de Hoge Raad echter ten aanzien van de uitleg van de bepalingen van een CAO een anders geformuleerde norm aanvaard: voor die uitleg zijn de bewoordingen van de desbetreffende bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis (hierna ook: de CAO-norm). De CAO-norm is ook toegepast op andere geschriften waarin een overeenkomst of een andere regeling is vastgelegd die naar haar aard bestemd is de rechtspositie van derden te beïnvloeden, zonder dat die derden invloed hebben op de inhoud of de formulering van die overeenkomst/regeling, terwijl de onderliggende partijbedoeling voor die derden niet kenbaar is, zoals de uitleg van een sociaal plan dat niet zelf een CAO is (HR 26 mei 2000, nr. C 98/318, NJ 2000, 473), een trustakte bij een obligatielening (HR 23 maart 2001, nr. C 99/054, NJ 2003, 715) en het Bindend Besluit Regres 1984 (HR 16 mei 2003, nr. C 01/250, NJ 2003, 470).
Tussen de Haviltexnorm en de CAO-norm bestaat geen tegenstelling, maar een vloeiende overgang. Enerzijds heeft ook bij toepassing van de Haviltexnorm te gelden dat, indien de inhoud van een overeenkomst in een geschrift is vastgelegd nog afgezien van het bepaalde in art. 3:36 BW in de verhouding tot derden - de argumenten voor een uitleg van dat geschrift naar objectieve maatstaven aan gewicht winnen in de mate waarin de daarin belichaamde overeenkomst naar haar aard meer is bestemd de rechtspositie te beïnvloeden van derden die de bedoeling van de contracterende partijen uit dat geschrift en een eventueel daarbij behorende toelichting niet kunnen kennen en het voor de opstellers voorzienbare aantal van die derden groter is, terwijl het geschrift ertoe strekt hun rechtspositie op uniforme wijze te regelen.
Anderzijds leidt de CAO-norm niet tot een louter taalkundige uitleg; in het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2002, nr. C 00/186, NJ 2003, 110, is de hiervoor in 4.3 aangehaalde rechtspraak in die zin verduidelijkt dat hier sprake is van een uitleg naar objectieve maatstaven, waarbij onder meer acht kan worden geslagen op de elders in de CAO gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. In het zojuist aangehaalde arrest is voorts nog beslist dat ook de bewoordingen van de eventueel bij de CAO behorende schriftelijke toelichting bij de uitleg van de CAO moeten worden betrokken. In een latere uitspraak (HR 28 juni 2002, nr. C 01/012, NJ 2003, 111) werd geoordeeld dat, indien de bedoeling van de partijen bij de CAO naar objectieve maatstaven volgt uit de CAO-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, ook daaraan bij de uitleg betekenis kan worden toegekend.
De hiervoor weergegeven rechtspraak heeft als gemeenschappelijke grondslag dat bij de uitleg van een schriftelijk contract telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Ten behoeve van de werkbaarheid voor de praktijk en van de toetsbaarheid van het rechterlijk oordeel in cassatie, heeft de Hoge Raad een uitwerking van die vage norm gegeven voor de boven aangegeven, in het maatschappelijk verkeer vaak voorkomende, typen van gevallen. In deze typologie heeft de CAOnorm betrekking op geschriften en verhoudingen waarvan de aard meebrengt dat bij die uitleg in beginsel objectieve maatstaven centraal dienen te staan.
Opmerking verdient ten slotte dat zowel aan de CAO-norm als aan de Haviltexnorm de gedachte ten grondslag ligt dat de uitleg van een schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift vaak wel van groot belang.
De rechtsklacht van het middel strekt ertoe dat de rechtbank, waar zij heeft overwogen "dat in een geval als het onderhavige dat zich afspeelt tussen partijen als de onderhavige waarbij een woord (in casu 'pensioen') moet worden uitgelegd dat in een regeling staat terwijl de persoon waarop de regeling moet worden toegepast niet bij de totstandkoming van de regeling betrokken is geweest, de grammaticale uitleg voorop dient te staan", heeft miskend dat zij niet alleen op de bewoordingen van de betrokken bepaling diende te letten, maar tevens aandacht moest besteden aan alle omstandigheden van het geval, met uitzondering van de niet-kenbare bedoeling van degenen die de betrokken bepaling hebben geredigeerd. Derhalve had de rechtbank mede acht moeten slaan op de ratio van de onderhavige regeling, de redelijkheid van (de uitkomst van) de uitleg die het pensioenfonds voorstaat en de mate waarin die uitleg past binnen het systeem van het pensioenreglement, waarvan de anti-cumulatie-bepaling deel uitmaakt, als geheel.
Deze rechtsklacht doel treft. Weliswaar heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 18 oktober 2002, nr. C 01/007, NJ 2003, 258, beslist dat - kort gezegd - de uitleg van een pensioenreglement in de verhouding tussen de oorspronkelijk contracterende partijen aan de hand van de Haviltexnorm moet geschieden, maar in de verhouding tussen de werknemer - voor wie de bedoeling van de oorspronkelijk contracterende partijen (zijn werkgever en het pensioenfonds) niet kenbaar is en die op de formulering daarvan geen invloed heeft gehad - en het pensioenfonds is toepassing van de CAO-norm aangewezen. Uit hetgeen hiervoor is opgemerkt, volgt dat de rechtbank, die met haar oordeel dat "de grammaticale uitleg voorop dient te staan", mede gezien haar daarop volgende overwegingen, klaarblijkelijk heeft bedoeld dat de onderhavige uitleg dient plaats te vinden aan de hand van de taalkundige betekenis van de desbetreffende bepaling, is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting omdat bij toepassing van de CAO-norm op een geval als het onderhavige, mede de door het middel aangehaalde gezichtspunten van belang kunnen zijn en door de rechter in zijn motivering moeten worden betrokken.
HR 16-1-2015:
3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) Op 30 oktober 2008 heeft [verweerder] als bestuurder van een personenauto een aanrijding veroorzaakt met een door [betrokkene] bestuurde personenauto. [verweerder] was ten tijde van de aanrijding bij TVM verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid voor met het motorrijtuig veroorzaakte schade. De toepasselijke "Algemene Polisvoorwaarden PP 01012006" van TVM hielden onder meer in: "Artikel 4. Uitsluitingen Van de verzekering is uitgesloten: (…) 4.9Opzet De schade of het ongeval, welke met opzet, voorwaardelijk opzet of goedvinden van een verzekerde is veroorzaakt."
(ii) TVM heeft aan [betrokkene] als schadevergoeding een bedrag van € 25.315,57 betaald. (iii) [verweerder] en [betrokkene] hebben na het ongeval een aanrijdingsformulier ingevuld. [verweerder] heeft daarin onder meer genoteerd: "Ik heb er bovenop gezeten met alcohol op" en "Reed met alcohol op. Zal wel een politierapport volgen". (iv) Een proces-verbaal van de politie naar aanleiding van de aanrijding houdt onder meer in: "(…) Ademanalyse voltooid onderzoek (…) Aan de verdachte is aanstonds medegedeeld, dat het onderzoeksresultaat van de ademanalyse van zijn adem, 840.0 µg/l bedroeg. (…)"
3.5 In deze zaak is aan de orde of [verweerder] bij de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst met TVM heeft moeten begrijpen dat door het hiervoor in 3.1 onder (i) vermelde beding van dekking werd uitgesloten schade als gevolg van gedragingen zoals de onderhavige, te weten het besturen van de verzekerde auto na gebruik van een zeer aanzienlijke hoeveelheid alcohol, in samenhang met de gewoonte waarover [verweerder] bij de politie heeft verklaard
3.6 Bij de uitleg van dat beding gelden de maatstaven van het arrest DSM/Fox (HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427, NJ 2005/493). Indien de verzekerde de verzekeringsovereenkomst is aangegaan als consument in de zin van afdeling 6.5.3 van het Burgerlijk Wetboek, geldt daarnaast de eis dat voor hem bij de totstandkoming van de overeenkomst in de omstandigheden van het geval duidelijk en begrijpelijk moet zijn geweest dat een schadevoorval zoals het onderhavige met dit beding van dekking zou zijn uitgesloten, en prevaleert bij twijfel over de betekenis van het beding de voor hem gunstigste uitleg (art. 6:238 lid 2 BW).
3.7 In het licht van het voorgaande is het oordeel van het hof in de rov. 3.14 en 3.16 onvoldoende gemotiveerd. De door het hof vermelde omstandigheid over de wetenschap van het algemene publiek bij het afsluiten van een WAM-verzekering is kennelijk ontleend aan rov. 4.2.3 van het hiervoor in 3.2.2 genoemde arrest, waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat het geen feit van algemene bekendheid is dat in WAM-verzekeringen veelal van dekking is uitgesloten schade die is toegebracht door de verzekerde auto terwijl de bestuurder daarvan meer alcohol in zijn bloed had dan de wettelijk toegestane hoeveelheid. Gezien hetgeen hiervoor in 3.5-3.6 is overwogen, volstaat die omstandigheid niet om te oordelen dat TVM geen beroep toekomt op de uitsluitingsclausule in de onderhavige polis voor schade die met voorwaardelijk opzet is veroorzaakt, nu in het bestreden oordeel niet is ingegaan op de concrete, door TVM ingeroepen omstandigheden van het geval. De hierop gerichte klachten slagen eveneens.
Context? (Bakker MvV 2015)
Indien uitleg moet worden gegeven aan een contract dienen tekst en context in hun onderlinge verhouding normatief gewaardeerd te worden. Aan taalkundige betekenis mag voorlopig/voorshands gewicht worden toegekend bij B2B aan de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis.Wordt een andere betekenis gesuggereerd, dan is bewijs toegelaten.
Onderlinge verhouding tekst en context?
Doorsnee-contracten: volledig meewegen Soms: context geheel wegdenken (cao’s, akten, cessieverboden met goederenrechtelijke werking in algemene voorwaarden) Soms (B2B en met zorg en hulp van deskundigen geredigeerde contracten): wegdenken van bepaalde context (Lundiform)
actualiteiten contractenrecht
vervolg
Typ hier de footer
84
ECLI:NL:HR:2015:2745 18-9-2015
Beroepsaansprakelijkheid advocaat indien opdracht aan advocatenmaatschap is gegeven. Maatstaf, HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1406, NJ 2015/267. Praktijkvennootschap; persoonlijk ernstig verwijt vereist?
Typ hier de footer
85
3.3Onderdeel 2 van het middel in het principale beroep klaagt dat het hof heeft miskend dat een advocaat die een beroepsfout maakt, onrechtmatig handelt jegens zijn cliënt, ongeacht of hij contractueel als opdrachtnemer heeft te gelden. Anders dan het hof overweegt, kan de stelling van [eiser] dat [verweerder 1] en [verweerder 2] ernstig zijn tekortgeschoten in hun dienstverlening als advocaat, een door hen persoonlijk jegens [eiser] gepleegde onrechtmatige daad opleveren. Ten onrechte stelt het hof de eis dat van een onrechtmatige daad pas sprake zou kunnen zijn indien hen persoonlijk een ernstig verwijt treft. Deze maatstaf geldt bij bestuurdersaansprakelijkheid maar niet bij aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad van een advocaat die een beroepsfout maakt. Het oordeel dat de stelling van [eiser] dat [verweerder 1] en [verweerder 2] ernstig tekort zijn geschoten in hun dienstverlening als advocaat, onvoldoende is voor de conclusie dat [verweerder 1] en [verweerder 2] een persoonlijk ernstig verwijt treft of hen een persoonlijk gepleegde onrechtmatige daad kan worden verweten, is bovendien onvoldoende gemotiveerd. Zonder toelichting valt niet in te zien dat het door [eiser] gestelde ernstig tekortschieten door [verweerder 1] en [verweerder 2] in hun dienstverlening als advocaat, geen persoonlijk verwijt of een persoonlijk gepleegde onrechtmatige Typ hier de footer 86 daad kan opleveren.
3.4.1Bij de beoordeling van de klacht is uitgangspunt dat een advocaat als beroepsbeoefenaar de zorgvuldigheid dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Deze zorgvuldigheidsplicht brengt onder meer mee dat een advocaat die een cliënt adviseert in het kader van een door een cliënt te nemen beslissing over een bepaalde kwestie, de cliënt in staat stelt goed geïnformeerd te beslissen (vgl. HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1406, NJ 2015/267). 3.4.2Als de cliënt de advocaat aanspreekt die de opdracht feitelijk heeft uitgevoerd, maar die niet zijn contractuele wederpartij is, kan aansprakelijkheid slechts worden aangenomen met inachtneming van de daarvoor in art. 6:162 BW gestelde eisen. Een dergelijk geval doet zich bijvoorbeeld voor als de cliënt een opdracht heeft gegeven aan een advocatenmaatschap, maar de opdracht feitelijk wordt uitgevoerd door een werknemer van die maatschap of door een advocaat die feitelijk aan de maatschap deelneemt door tussenkomst van een praktijkvennootschap. Ook in een zodanig geval is de hiervoor in 3.4.1 omschreven maatstaf mede bepalend voor de beoordeling van de gegrondheid van de vordering. Typ hier de footer
87
3.4.3Uit het vorenstaande volgt dat het oordeel van het hof op een onjuiste rechtsopvatting berust, en het onderdeel dus doel treft, voor zover het de tegen [verweerder 2] (werknemer van de maatschap) ingestelde vordering betreft. Voor het slagen van deze vordering is niet vereist dat aan [verweerder 2] persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt ter zake van zijn advieswerkzaamheden voor [eiser] . Zoals hiervoor in 3.4.2 overwogen, gelden in zoverre de in het algemeen door art. 6:162 BW gestelde eisen, zoals nader bepaald door het hiervoor in 3.4.1 aangehaalde arrest.
Typ hier de footer
88
3.4.4Hetzelfde geldt voor zover de vordering gericht is tegen [verweerder 1] (naar in cassatie moet worden aangenomen: bestuurder van [B] B.V., welke vennootschap lid is van de maatschap). Ook in zoverre kan aansprakelijkheid niet pas worden aangenomen als [verweerder 1] persoonlijk een ernstig verwijt van zijn handelwijze kan worden gemaakt. Voor het aanvaarden van deze verhoogde aansprakelijkheidsdrempel is immers slechts plaats met betrekking tot het handelen van betrokkene bij zijn taakvervulling als bestuurder van een vennootschap die door een toerekenbare tekortkoming of een onrechtmatige daad schade heeft veroorzaakt (HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2628 en ECLI:NL:HR:2014:2627, NJ 2015/21 en 22).
Typ hier de footer
89
De vordering van [eiser] berust echter op een door [verweerder 1] gepleegde onrechtmatige daad, die is gelegen in de wijze waarop hij de onderhavige werkzaamheden feitelijk heeft verricht. Indien een advocaat door zijn cliënt wegens een beroepsfout uit onrechtmatige daad wordt aangesproken, betreft dit zijn aansprakelijkheid als beroepsbeoefenaar en niet zijn aansprakelijkheid als bestuurder van een vennootschap.
Typ hier de footer
90
ECLI:NL:HR:2015:2741 18-9-2015
Stuiting verjaring, art. 3:317 BW. Schriftelijke mededeling met voldoende duidelijke waarschuwing? HR 24 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0418, NJ 2006/642. Formulering en context mededeling; onbegrijpelijke uitleg. I look forward to hearing from you: stuiting of uitnodiging tot confraternele bespreking? Typ hier de footer
91
ECLI:NL:HR:2015:2191 14-8-2015
Beleggingsadvies, bijzondere zorgplicht bank. Mocht de bank ervan uitgaan dat belegger ‘stop loss order’ (na fout bank) had ingetrokken? Beoordelingsmaatstaf (instemming met) wijziging overeenkomst (HR 4 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4732, NJ 2000/258). Bijzondere zorgplicht bij beleggingsadviesrelaties met particuliere beleggers (HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4600, NJ 2014/497), omvang bijzondere zorgplicht (HR 9 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2536, NJ 1999/285), waarschuwingsplicht (HR 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU4914, NJ 2012/95). (Voortdurende) bijzondere zorgplicht na eventuele intrekking ‘stop loss order’? Typ hier de footer
92
ECLI:NL:HR:2015:1737 26-6-2015
Contractenrecht. Ruimtelijke ordening. Projectontwikkelaar stelt gemeente aansprakelijk wegens wanprestatie/afgebroken onderhandelingen (niet doorgaan recreatiebungalowpark: gemeenteraad wilde noodzakelijke bestemmingsplan niet vaststellen zonder verbod van ‘uitponden’ bungalows). Hof past r & b i.v.m. art. 6:23 BW toe: gemeente had zelf belang bij vervulling van de in het contract gestelde voorwaarde. Klachten van gemeente over verhouding Gemeentewet tot art. 6:23 BW: gemeenteraad mag zelf beslissen. Verder over: uitleg art. 6:23 BW, onderscheid tussen voorbehoud en een ontbindende voorwaarde; verrassingsbeslissing; betekenis voor dit geding van uitspraak van de ABRvS over het besluit van de gemeenteraad.
Typ hier de footer
93
ECLI:NL:HR:2015:1520 12-6-2015
Verbintenissenrecht. Ontbinding overeenkomst. Vordering tot ongedaanmaking ontvangen prestaties, art. 6:271 BW. Waardevergoeding, art. 6:272 BW. Appelprocesrecht. Gevolg van niet-instellen incidenteel hoger beroep tegen vonnis in reconventie voor verweer in conventie.. Samenloop gevorderde renteschade en wettelijke rente, art. 6:119 BW. Berekening renteschade. Typ hier de footer
94
3.3.1Onderdeel 1 bestrijdt het oordeel van het hof dat AIS wat betreft fase 2 tot en met 5 van de opleiding niet heeft gepresteerd en dat [verweerder] daarom recht heeft op terugbetaling van een deel van het lesgeld. Het betoogt, samengevat, dat AIS de overeengekomen prestatie, te weten het verzorgen van onderwijs gedurende achttien maanden, heeft verricht en dat [verweerder] wegens onvoldoende presteren in fase 1 niet tot enige verdere prestatie gerechtigd was. 3.3.2Het onderdeel faalt. Het betoog dat de verbintenis van AIS bestond uit het verzorgen van opleiding gedurende achttien maanden en dat van verdere verbintenissen geen sprake was, stuit af op de andersluidende uitleg die het hof aan de overeenkomst heeft gegeven. Het hof heeft geoordeeld dat de overeenkomst strekte tot het verzorgen van een opleiding tot verkeersvlieger in vijf fases. Deze uitleg, waarin niet de verwachte duur van de opleiding de kern van de prestatie is, is niet onbegrijpelijk. Hiervan uitgaande heeft het hof kunnen oordelen dat op AIS uit hoofde van art. 6:271 BW de verplichting is komen te rusten een gedeelte van het vooruit betaalde lesgeld aan [verweerder] terug te betalen, nu de daar tegenover staande verbintenis tot het geven van onderwijs in zoverre ten gevolge van de ontbinding was vervallen. Typ hier de footer
95
3.4.1Onderdeel 3 komt op tegen het oordeel van het hof dat bij het bepalen van de omvang van de verbintenis tot waardevergoeding geen rekening wordt gehouden met de waarde van de door AIS gegeven extra begeleiding en het afnemen van extra toetsen, omdat AIS geen incidenteel appel heeft ingesteld van de afwijzing van haar, daarop betrekking hebbende, reconventionele vordering. Volgens het onderdeel heeft het hof miskend dat deze waardering binnen de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep valt, omdat AIS de extra begeleiding en examens mede ten grondslag heeft gelegd aan haar verweer tegen de terugbetalingsvordering van [verweerder] in conventie. 3.4.2Het onderdeel slaagt. Het verweer van AIS strekte niet ertoe dat haar vordering alsnog zou worden toegewezen, maar dat haar extra inspanningen om [verweerder] fase 1 met succes te doen afronden in aanmerking zouden worden genomen bij de, met het oog op de beoordeling van de toewijsbaarheid van de vordering van [verweerder] noodzakelijke, waardering van de door haar verrichte prestatie. Het hof heeft miskend dat AIS daartoe geen incidenteel beroep behoefde in te stellen. Typ hier de footer
96
3.5.1Onderdeel 4 is gericht tegen de toewijzing van wettelijke rente over het door AIS aan [verweerder] terug te betalen bedrag van € 57.050,--, naast de vergoeding van een bedrag van € 15,67 per dag als renteschade. Het betoogt dat wanneer de werkelijke renteschade wordt vergoed, er geen grond is om ook wettelijke rente toe te kennen. 3.5.2Ingevolge art. 6:119 BW kon [verweerder] ter zake van de vertraging in de voldoening van de ongedaanmakingsverbintenis door AIS in beginsel slechts aanspraak maken op de wettelijke rente en niet (tevens) op de vergoeding van de in verband met die vertraging door hem betaalde rente. Waar AIS een dergelijk verweer niet heeft gevoerd, mocht het hof daaruit afleiden dat AIS aanvaardt dat in plaats van wettelijke rente deze door [verweerder] betaalde rente wordt toegewezen. Het hof had evenwel dienen te oordelen dat niet daarnaast ook nog wettelijke rente over het door AIS terug te betalen bedrag is verschuldigd. Het onderdeel slaagt dus.
Typ hier de footer
97
3.6.1Onderdeel 5 klaagt dat het hof ten onrechte de rente heeft toegekend over het door [verweerder] teruggevorderde bedrag (€ 83.500,-). Nu het hof het door [verweerder] teveel betaalde bedrag op een lager bedrag (€ 57.050,--) heeft bepaald, had het het bedrag van € 15,67 ook naar beneden moeten bijstellen. De betwisting van de rentevordering door AIS, inhoudend dat deze niet toewijsbaar is omdat geen sprake is van door [verweerder] teveel betaalde opleidingskosten, was in dat kader afdoende. 3.6.2De klacht is gegrond. [verweerder] heeft aan zijn vordering tot vergoeding van renteschade ten grondslag gelegd dat hij over het door hem ter financiering van de opleidingskosten geleende bedrag 6,85% rente moet betalen en dat AIS deze schade dient te vergoeden voor zover zij het teveel betaalde lesgeld ten onrechte onder zich heeft gehouden. Uitgaande van een aan hem terug te betalen bedrag van € 83.500,-- heeft [verweerder] deze schade berekend op 6,85% x € 83.500,--/365 per dag. Nu het hof een bedrag van € 57.050,- toewijsbaar heeft geoordeeeld, had het, gelet op het door AIS op dit punt gevoerde verweer, de door AIS te vergoeden renteschade moeten vaststellen op 6,85% x € 57.050,--/365 = € 10,71 per dag. Typ hier de footer
98
ECLI:NL:HR:2015:1076 17-4-2015
Internationale koop; Weens Koopverdrag. Beroep op non-conformiteit. Verborgen gebrek; overgang van het risico, art. 69 Weens Koopverdrag. Essentiële stelling. Onbegrijpelijke uitleg door hof van bewijsoordeel rechtbank.
Typ hier de footer
99
3.3.1Onderdeel 1 van middel I komt op tegen de hiervoor in 3.2.5 weergegeven rov. 16.4.2 van het eindarrest. Het onderdeel klaagt onder meer dat dit oordeel onjuist of onbegrijpelijk is in het licht van de stelling van [eiseres] dat de tomaten reeds bij de levering in [vestigingsplaats] non-conform waren, aangezien zij behept waren met een verborgen gebrek bestaande in ziektekiemen die verband hielden met omstandigheden rondom de productie en het oogsten van de tomaten in Marokko. Indien komt vast te staan dat de tomaten reeds vóór de levering in [vestigingsplaats] gebrekkig waren, komt de schade op grond van art. 69 Weens Koopverdrag voor rekening van Primar, aldus de klacht.
Typ hier de footer
100
3.3.2Deze klacht slaagt. Het hof heeft in rov. 16.4.2, in cassatie onbestreden, geoordeeld dat ingevolge art. 69 Weens Koopverdrag het risico dat er iets met de tomaten zou kunnen gebeuren, in ieder geval in [vestigingsplaats] op [eiseres] is overgegaan. Vervolgens heeft het hof de schade voor rekening van [eiseres] gelaten op de grond dat zij onvoldoende heeft gesteld dat de tomaten tijdens het transport van [vestigingsplaats] naar Moskou goed zijn gekoeld en op de juiste temperatuur zijn gehouden. [eiseres] had echter gemotiveerd betoogd dat de tomaten reeds bij de levering in [vestigingsplaats] gebrekkig waren. Indien dat betoog juist zou zijn, komt de schade voor rekening van Primar op grond van het in cassatie onbestreden oordeel van het hof in rov. 16.4.1 dat de verkoper ingevolge het Weens Koopverdrag aansprakelijk is indien de zaken niet aan de overeenkomst beantwoorden op het moment dat het risico op de koper overgaat. In dat geval is niet meer van belang of de tomaten tijdens het daaropvolgende transport van [vestigingsplaats] naar Moskou goed zijn gekoeld en op de juiste temperatuur zijn gehouden. Het betoog van [eiseres] over de gebrekkigheid van de tomaten bij de levering in [vestigingsplaats] behelst derhalve een essentiële stelling, waaraan het hof niet voorbij had mogen gaan. Typ hier de footer
101
Tot slot
Trends en ontwikkeling contractenrecht
Typ hier de footer
102
Drion NJB 2015/1786:
De rechter vindt het recht zoals het altijd is geweest en immer blijven zal.
Typ hier de footer
103
De civiele kamer van de Hoge Raad hanteert, zij het goeddeels impliciet en daarom voor menigeen in de praktijk niet onmiddellijk evident, een iets bescheidener variant van het eerste motto, waarbij het laatste zinsdeel wel wordt ingeslikt, maar het eerste kaarsrecht overeind staat. Men noemt dat ook wel het leerstuk van de terugwerkende kracht van de rechterlijke uitspraak. Die terugwerkende kracht, die deels natuurlijk welhaast onverbrekelijk samenhangt met het feit dat de rechterlijke uitspraak nu eenmaal pas na verloop van tijd volgt op een (soms veel) eerder voorgelegd dispuut, is niet problematisch waar de uitspraak het oude recht weerspiegelt en herhaalt.
Typ hier de footer
104
Maar het gaat wringen wanneer de rechter in zijn uitspraak varieert op het oude recht en vooral wanneer hij (substantiële) wijzigingen daarin aanbrengt. In de woorden van Blackstone: ‘[I]t is impossible that the party could foresee that an action, innocent when it was done, should be afterwards converted to guilt by a subsequent law’. In gewoon Nederlands, wordt iemand niet zo eigenlijk per definitie onrecht aangedaan? Toch lijken wij dat in grote lijnen te accepteren, en dat geldt misschien zelfs ook wel voor de verliezende partij in de procedure. Maar hoe zit het met al die anderen die niet bij de procedure betrokken waren, de tijdgenoten, maar ook degenen die hen voorgingen? Is het niet vreemd dat ook hun rechtspositie als het ware door een onzichtbare hand vanuit de toekomst met terugwerkende kracht wordt gewijzigd?
Typ hier de footer
105
Praktijkvoorbeeld Drion: ‘Any express or implied reference to an enactment includes references to that enactment as amended, extendedor applied by or under any other enactment before or after the date of this agreement.’ In contracten zou in die benadering standaard kunnen worden opgenomen dat partijen niet wensen dat hun rechtsverhouding met terugwerkende kracht wordt gewijzigd door een rechterlijke beslissing in een procedure waarbij zij geen partij zijn, en dat zij hun contract zo nodig zullen wijzigen om de effecten daarvan, waar mogelijk, teniet te doen.
Typ hier de footer
106