Witte Els Vrije Universiteit Brussel/BRIO 2010
Twintig jaar Vlaamse Gemeenschapscommissie in Brussel : sterke groei in een model onder spanning (1989-2009)
De VGC en haar maatschappelijk-‐politieke omgeving Politieke instellingen functioneren in een welbepaalde samenleving en binnen een welbepaald politiek-‐ ideologisch model. Ze zijn de emanatie van de maatschappij en van haar sociaal-‐politieke verhoudingen. Als ze, zoals dat bij de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) het geval is, een onderdeel uitmaken van een groter geheel, de taakafbakening het gevolg is van verschillende politieke strategieën en de interactie met de andere onderdelen van het model een essentieel element vormt, dan wordt het overzicht van twintig jaar functioneren een complex verhaal, zeker als de samenleving waarbinnen de instelling opereert in die periode ook sterk wijzigt. De VGC dankt haar bestaan in 1989 inderdaad aan verschillende politieke strategieën. De oudste is ontegensprekelijk die van de Vlamingen in Brussel. In hun decennialange moeizame strijd voor een plaats in de verfranste hoofdstad zijn ze na verloop van tijd tot het besluit gekomen dat de uitbouw van een eigen gemeenschap met eigen instellingen de meeste vruchten kan afwerpen. Vooral vanaf de tweede helft van de jaren 1960, als een nieuwe generatie van democratische Vlamingen zich laat horen, zien tal van nieuwe verenigingen, sociaal-‐culturele raden, trefcentra en overkoepelende organisaties het licht. De Nederlandse Commissie voor Cultuur geeft er vanaf 1971 vorm aan en zorgt voor nieuwe impulsen en vooral voor 1 continuïteit . De VGC kan in1989 dus bouwen op een bestaande en goed uitgewerkte traditie. Haar voornaamste taak bestaat er dan ook in om, over de zuilen heen, de Nederlandstalige gemeen-‐ schapsvoorzieningen met betrekking tot cultuur, onderwijs en persoons-‐ gebonden materies in het Brusselse gewest uit te bouwen. Maar de VGC ligt ook diep ingebed in de strategie die de Vlamingen ten aanzien van Brussel ontwikkeld hebben. Sedert lang legt men in de Vlaamse beweging immers de nadruk op de twee grote gemeenschappen (Neder-‐ landstalige en Franstalige) en bepleit men een tweeledige federale staatsstructuur. Een sterke band tussen de Vlamingen in Vlaanderen en de Vlamingen in Brussel maakt 2 daar deel van uit. Via de VGC moet die band toegehaald kunnen worden . Met de Brusselwet van 1989 wordt echter een compromis tussen twee visies bereikt. Tegenover de tweeledigheid van de gemeenschappen zetten de Franstaligen immers de drieledigheid van de gewesten voorop, waarbij Brussel evenals Vlaanderen en Wallonië het statuut van gewest moet krijgen. In dat compromis vervult de VGC een belangrijke rol. Voor de gewestmateries functioneert voortaan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG), maar de beide gemeenschappen beschikken op het terrein van de gemeenschapsmateries over een eigen bestuur : de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en de Commission Communautaire Française (CoCof) . Hun bevoegheden slaan op de unicommunautaire instellingen voor cultuur, onderwijs en persoonsgebonden aangelegenheden en op de Brusselaars die zich op vrijwillige basis tot een van beide gemeenschappen richten. Er is dus sprake van een vrije aansluiting en 3 de keuze zelf is ook herroepbaar . Op die manier ontstaan er voor de VGC verschillende institutionele verbanden. Voor de Vlaamse gemeenschap (regering) is ze een ondergeschikt bestuur, waarover deze de voogdij heeft. De VGC kan wel eigen projecten opstarten maar deze moeten zoveel mogelijk ingepast worden in de Vlaamse decreten en reglementen. Haar aanbod moet zich oriënteren op de basis-‐ behoeften van de Vlamingen in Brussel. De Vlaamse minister voor Brusselse aangelegenheden, een functie die ook in 1989 het licht ziet, is belast met de voogdij en hij/zij maakt met raadgevende stem deel uit van het college van de VGC. Tussen het college en de Vlaamse regering heeft er ook regelmatig overleg plaats. Op administratief vlak bestaat er een 4 Brusselse Cel die belast is met de dossierbehandeling, de opvolging van de begroting en de voogdij . Intense banden zijn er echter ook met het BHG. De gekozenen van de Nederlandse taalgroep van de Raad van het BHG vormen immers samen de Raad van de VGC. De Vlaamse ministers van de regering 1
Zie S.Parmentier, Vereniging en identiteit. De opbouw van een Nederlandstalig sociaal-‐cultureel netwerk te Brussel (1960-‐1986). VUBPress, 1988 (Taal en Sociale Integratie,10). 2 E.Witte & R. De Groof, Vlamingen denken over Brussel (1995-‐2005), in R. De Groof e.a., Politiek, taal, onderwijs en samenleving in beweging. VUBPress, 2005,39-‐42 (Brusselse Thema’s, 14). 3 J.Velaers, ‘Vlaanderen laat Brussel niet los’ : De Vlaamse invulling van de gemeenschapsautonomie in het tweetalig gebied Brussel-‐Hoofdstad, in E.Witte, A.Alen, H.Dumont, R.Ergec, Het statuut van Brussel. Bruxelles et son statut.Brussel, 1999, 597-‐615. 4 J.Velaers, De Vlaamse invulling van de gemeenschapsautonomie, 604-‐611.
2 BRIO – Pleinlaan 5 – 1050 Brussel – T +32 (0) 2 614 82 32 –
[email protected]
van het BHG maken samen het college van de VGC uit. Samenhang tussen het Brussels gewestelijk en het Brussels gemeenschapsbeleid wordt op die manier gestimuleerd en zeker ook gegarandeerd, want het gaat 5 telkens om dezelfde mandatarissen en regeerders . Maar de VGC sluit ook nog aan bij het gemeentelijke niveau. De vast-‐ stelling dat de meeste Brusselse gemeenten tekortschieten in de belangen-‐ behartiging van de Vlamingen in hun gemeente, heeft tot gevolg dat de Vlamingen de VGC een gemeentevervangende rol toebedelen en van haar dus een soort zesde provincie maken. Ze kan bijgevolg substituerend optreden, als een intermediair bestuursorgaan dat 6 nauw bij de gemeenten aanleunt . Met de federale instanties zijn er eveneens banden. Brussel vervult immers een centrumfunctie, met niet enkel een regionale, maar ook een nationale en internationale dimensie. Die functie bepaalt op sommige vlakken ook het bereik van de Nederlandstalige instellingen. Universitair en hoger onderwijs, maar ook sommige culturele instellingen zijn daar sprekende voorbeelden van. Publieksonderzoek toont aan dat de bezoekers meestal een ruime geografische spreiding kennen, en niet enkel uit Brussel afkomstig 7 zijn, maar voor een heel belangrijk deel uit het Vlaamse gewest en zelfs uit Wallonië . De federale overheid zal na verloop van tijd dan ook een subsidiërende taak innemen ten aanzien van de VGC. Als er wijzigingen worden aangebracht in het globale politieke model, dan ondergaat de VGC daar vanzelfsprekend de invloed van . En wijzigingen zijn er in de loop van die twintig jaar zeker geweest. Zo heft het Sint-‐Michielsakkoord (1993) de provincie Brabant op en nemen de Brusselse gemeenschaps-‐ commissies verschillende provinciale onderwijstaken over, terwijl de financiering ten laste van het BHG verhoogd wordt. De verdeelsleutel van de dotatie om deze onderwijskosten te dekken wordt vastgesteld op 34/66 voor de VGC en de CoCof, terwijl de dotatie voor andere overgedragen provinciale taken volgens de 8 80/20 verdeelsleutel wordt geregeld . De Franse gemeenschap draagt ondertussen heel wat belangrijke bevoegdheden over aan de CoCof. Ter financiering hiervan kloppen de Franstaligen bij het gewest aan. Het BHG voorziet sindsdien in trekkingsrechten : als een van de commissies er aanspraak op maakt, dat 9 ontvangt de andere automatisch een bedrag berekend volgens de 80/20-‐verdeelsleutel. Het Sint-‐Michielsakkoord voorziet tevens in de rechtstreekse verkiezing van een Vlaams parlement. De Vlaamse regering stelt zich voortaan veel zelfstandiger op en versterkt haar banden met Brussel. In het Vlaamse parlement zetelen van nu af zes Brusselse vertegenwoordigers. De samenhang van de uitoefening van de bevoegdheden verbetert ook door de Brusselse beleidsbrieven die tot stand komen en door de oprichting eind 1995 van de Gemengde Ambtelijke Commissie Brussel in de Vlaamse administratie en waarin de VGC zetelt. Deze Commissie houdt zich bezig met de Brusselse invulling van de decreten en de besluiten en met de onderlinge afstemming van de initiatieven van de Vlaamse regering en 10 de VGC . De Lambertmont-‐Lombardakkoorden (2001) zorgen dan weer voor andere ingrepen. Onder meer om de rol van het extreem rechtse Vlaams Belang af te zwakken, zetelen er voortaan zeventien leden in de raad van het VGC en worden de Brusselse verkozenen uit het Vlaams parlement als waarnemers toegevoegd. Een operatie die natuurlijk aan Franstalige kant voor een zeer gevoelige versterking van het aantal BHG-‐mandatarissen zorgt. De akkoorden breidden bovendien het aantal bevoegdheden, de financiële middelen en de fiscale mogelijkheden van het Brussels gewest uit, waarna de trekkingsrechten
5
J.Velaers, De Vlaamse invulling van de gemeenschapsautonomie, 604. J.Fransen & M.Rodriguez, De relatie tussen en het beleid van de Brusselse gemeenten en de Vlaamse gemeenschapsinstellingen, 1994-‐2001, in E.Witte, A.Alen, H.Dumont, P.Vandernoot, R. De Groof, De Brusselse negentien gemeenten en het Brussels model. Les dix-‐neuf communes bruxelloises et le modèle bruxellois. Brussel, 2003, 427-‐467. 7 W.Naudts & M.Plompen, Onderzoek Brusselnorm en Brusseltoets. BRIO-‐Rapporten, 2008,169,191; M.Van der Hulst, Brussel als hoofdstad van de federale staat en van de Vlaamse gemeenschap, in E.Witte e.a., Het statuut van Brussel. Bruxelles et son statut, 627-‐650; Ontwerp van verordening tot vaststelling van de begroting voor het dienstjaar 2009, dl.1,10; dl.2,11-‐13. 8 J.Velaers, De Vlaamse invulling van de gemeenschapsautonomie, 616-‐617. 9 J.Velaers, De Vlaamse invulling van de gemeenschapsautonomie, 615-‐617; H.Dumont, Les matières communautaires à Bruxelles du point de vue francophone, in E.Witte e.a., Het statuut van Brussel. Bruxelles et son statut, 557-‐593. 10 E.Witte & R. De Groof, Vlamingen denken over Brussel, 39-‐46 ; J.Velaers, De Vlaamse invulling van de gemeenschapsautonomie, 604-‐607. 6
3 BRIO – Pleinlaan 5 – 1050 Brussel – T +32 (0) 2 614 82 32 –
[email protected]
voor de gemeenschapscommissies eveneens uitbreidden. De CoCof wil meer trekkingsrechten, en de VGC 11 profiteert er via de verdeelsleutel mee van . Twintig jaar VGC laat ook zien hoe niet enkel institutionele wijzigingen aan de basis van een gewijzigd functioneren kunnen liggen, maar hoe de maatschappelijke en vooral linguïstische veranderingen eveneens een ingrijpende invloed op de instelling uitoefenen. In de loop van die twee decennia is Brussel immers gevoelig multicultureler geworden. Nog meer dan voorheen, verliest Brussel inwoners aan de rest van het land, maar de buitenlandse migraties zijn voldoende groot om de binnenlandse vertrekbewegingen te compenseren. Volgens sommige tellingen is ondertussen 46% van de inwoners van buitenlandse origine. Het duale karakter van de stad, met zijn rijkere en armere wijken, blijft even sterk aanwezig. Ook jonge Vlaamse gezinnen ontvluchten de stad. Jongeren die hun hoger onderwijs in Brussel hebben gedaan, blijven 12 wel een aantal jaren “hangen” , maar de klassieke Vlaamse doelgroep neemt hoe dan ook in aandeel af . Dat Brussel op linguïstisch vlak nog complexer is geworden, moet dan ook niet verbazen. De Taalbarometers van BRIO tonen dat overduidelijk aan : de Fransééntalige en Nederlandsééntalige gezinnen nemen procentsgewijs in aantal af, ten voordele van de taalgemengde en de anderstalige gezinnen. Het onderzoek toont echter ook aan dat de interesse voor de Nederlandstalige instellingen zich niet beperkt tot 13 de klassieke doelgroep. Ook anderstaligen voelen er zich toe aangetrokken . De analyse van het VGC-‐beleidsdiscoursen laat zien dat de meerderheid van de leden zich aan 14 deze situatie aanpassen . We moeten wel niet overdonderd worden door Franstaligen, maar in een geest 15 van openheid moeten zij ook kunnen deelnemen aan onze activiteiten, luidt het al in 1989 . Twintig jaar later is deze ingesteldheid volledig ingeburgerd. De doelgroep van de VGC bestaat nu ook uit taalgemengde gezinnen, die hun kinderen naar Nederlandstalige scholen sturen of geïnteresseerd zijn in de activiteiten van de VGC. Als we niet willen uitsterven, dan moeten we ons ook tot die mensen richten, zo luidt het nu in 16 het college . Met de Brusselse linguïstische complexiteit houdt de VGC dus terdege rekening.
Een vrij spectaculaire groei
Laat ons vervolgens nagaan welke impact deze veranderingen op het beleid van de VGC hebben. We doen dat aan de hand van begrotingsonderzoek. Begrotingen vormen immers een uitstekende barometer om de groei van verschillende domeinen te meten. In het financiële beleid komen de beleidsprioriteiten aan bod evenals de activiteiten waarnaar minder aandacht gaat. Om het contrast tussen de beginperiode en 2009 te kunnen aangeven, leggen we beide begrotingen naast elkaar, samen met de verslagen van de commissie-‐ 17 vergaderingen en van de plenaire begrotingsvergaderingen van de Raad . Uiteraard houden we bij deze
11
E.Witte, J.Craeybeckx, A.Meynen, Politieke geschiedenis van België van 1830 tot heden. Antwerpen, 2008,449-‐453. R.Janssens, Nederlandstalige verhuizers van en naar Brussel. Een wetenschappelijk onderzoek naar de verhuisbewegingen van de Nederlands-‐ talige bevolkingsgroep in en uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. BRIO-‐ Rapporten, 2006,passim; W.Naudt & M.Naudts, Onderzoek Brusselnorm,193. 13 R.Janssens, Taalgebruik in Brussel. Taalverhoudingen, taalverschuivingen en taalidentiteit in een meertalige stad. Brussel, VUBPress, 2001 (Brusselse Thema’s,8); R.Janssens, Van Brussel gesproken. Taalgebruik, taalverschuivingen en taalidentiteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Taalbarometer 2). Brussel, VUBPress, 2007 (Brussels Thema’s, 15). 14 Deze analyse werd gedaan op basis van de beleidsverklaringen van de VGC, de verslagen van de Raadsbesprekingen van deze beleidsverklaringen en de jaarverslagen (1989-‐2004). : E. Witte, Een terugblik op vijftien jaar VGC-‐beleid (1989-‐2004), in D.Buyle (ed.), Brussel, Vlaamse en kosmopolitische hoofdstad. Brussel, Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, z.d.,23-‐36. 15 VGC. De Raad, Handelingen van de vergadering van 15 dec.1989, 85. 16 VGC. De Raad. Integraal verslag. Vergadering van vrijdag 12 dec. 2008, 85,174. 17 VGC. De Raad. Ontwerp van verordening houdende de begroting van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het begrotingsjaar 1990. Zitting 1989-‐1990; VGC. De Raad. Handelingen van de vergadering van 15 december 1989 ; VGC. De Raad. Ontwerp van verordening tot vaststelling van de begroting voor het dienstjaar 2009. Zitting 2008-‐2009, 3 delen. VGC. De Raad. Ontwerp van verordening tot vaststelling van de begroting voor het dienstjaar 2009.Verslag namens de Commissie voor Algemene Zaken, Financiën en Begroting; VGC. De Raad. Integraal verslag. Vergadering van vrijdag 12 december 2008 (Archief VGC-‐Raad; met dank aan D.Buyle voor de toegang tot deze stukken). 12
4 BRIO – Pleinlaan 5 – 1050 Brussel – T +32 (0) 2 614 82 32 –
[email protected]
18
comparatieve oefening rekening met de inflatiecijfers , met de omzetting van de BEF in euro en met de verschillen in de begrotingsmethodiek. Er blijkt hoe dan ook een spectaculaire groei uit af te leiden. De toename van de ontvangsten is zonder meer overtuigend. In het begin van haar bestaan werkt de VGC voor 80% met middelen die van de Vlaamse dotatie afkomstig zijn. De dotatie bedraagt dan 325,7 miljoen BEF en ligt, wegens de toevoeging van de persoonsgebonden materies aan de bevoegdheden van 19 de VGC, 14,6% hoger dan de dotatie die de NCC kreeg . Tegen het einde van de jaren negentig bereikt de dotatie 500 miljoen BEF, een bedrag dat rekening houdend met de inflatiecijfers (21,4 %), echter niet zo 20 substantieel gestegen is . Tien jaar later liggen de inflatiegecorrigeerde globale inkomstencijfers bijna acht keer hoger dan in 1990, een stijging die zich vooral vanaf het midden van de jaren 2000 in een versneld 21 tempo voortzet en van dan af zelfs 13% bedraagt . De financieringskanalen zijn ondertussen ook gewijzigd. De Vlaamse gemeenschap zorgt niet langer meer alleen voor het leeuwenaandeel. Dat komt nu ook van het BHG. Tussen 2005 en 2009 verhoogt zijn aandeel van 38,6 tot 39,7 % van de totale ontvangsten. De Vlaamse gemeenschap neemt in 2005 34,6 % voor haar rekening en in 2009 38,5%. Die stijging is goeddeels toe te schrijven aan de toepassing van de Vlaamse decreten. Vanaf 2002 kan de VGC ook op een federale bijdrage rekenen. Meer dan 4,2% van het 22 totaal bedraagt ze echter niet . Investeren in gebouwen, in herstellingen, renovaties en inrichtingen, waarmee de Vlaamse aanwezigheid in Brussel duidelijk zichtbaar wordt gemaakt, behoorde al tot de politiek van de NCC. De VGC zet die onverminderd voort. Dat betekent dus dat er nood is aan leningen. In 1990 is de buitengewone begroting nog zes maal kleiner dan de gewone begroting, terwijl de schuldenlast slechts 6,4% van de 23 uitgaven bedraagt . De schuldenlast neemt echter zienderogen toe. Tegenover 1990 ligt ze in 2006 meer 24 dan zeven maal hoger . Gelukkig neemt de Vlaamse gemeenschap dan de helft van de uitstaande schuld (15 miljoen euro) over. Dit gebeurt in het kader van de toeslag van 100 euro per inwoner die de Vlaamse gemeenten dan krijgen. De totale schuld wordt op die manier kleiner dan het totaal van de uitgaven en tegenover het totaal van de ontvangsten daalt ze van 4,8% tot 2,5 %, terwijl de schuldenratio nu nog 25 slechts 0,1 aangeeft . Op basis van deze cijfers kan de VGC in 2009 dus zonder meer als een financieel gezonde instelling gekwalificeerd worden. De infrastructurele noden weerspiegelen zich sinds 2006 in vijfjaarlijkse investeringsplannen. Om de noden op te vangen verschijnen er in de begrotingen ook reservefondsen. Voor de grote uitgaven waartoe men wil overgaan, zijn de middelen dus beschikbaar. In 2009 wordt het investeringsprogramma 26 voor bijna twee vijfden gefinancierd met de opgebouwde reserves van de fondsen . De optie om met een fonds voor kinderdagverblijven te starten, neemt men al in 1997. Eind 2000 ziet een begrotingsfonds voor 27 onderwijsinstellingen het licht. Jaarlijks wordt er een bedrag in ondergebracht . Sinds de VGC verantwoordelijk is voor de van de provincie overgenomen onderwijsinrichtingen, stijgen de noden immers meer dan voorheen. Met een gedeelte van de middelen die de VGC uit de Lambertmont-‐ 28 Lombardaccoorden haalt, richt ze in 2002 het Lambertmontfonds op . Het Stedenfonds ten slotte is een programma van de Vlaamse overheid, met als opdracht de steden financieel te ondersteunen bij het voeren van een duurzaam beleid (de leefbaarheid verhogen, de dualisering tegengaan, etc.). Voor Brussel gebeurt dit in partnership met de VGC, die dus als doorgeefluik fungeert, maar met de middelen – in 2009 lopen ze
18
Voor de periode tot 2004: Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie. Jaarlijkse inflatie en historische en sociale statistieken van het NIS; vanaf 2005 : Jaarverslag van de Nationale Bank. Tussen 1990 en 2008 bedraagt de inflatie 42,9%. Met dank aan J.Vaesen voor de cijfers. 19 Begroting 1990,3,4,8. 20 J.Velaers, Vlaamse invulling van de gemeenschapsautonomie, 615. 21 Begroting 2009,dl 1,3,5,7,8,9; VGC. De Raad. Vergadering 12 dec. 2008,158,175. 22 Begroting 2009,dl.1,7,8,9,10. 23 Begroting 1990,3,5,9-‐10,16 24 Begroting 2009,dl.1,43. 25 Begroting 2009,dl.1,4,6,43,44,45; VGC. De Raad. Vergadering van 12 dec. 2008, 156,167,173. 26 Begroting 2009,dl.1,4,6,7,13,17,83; VGC. De Raad. Vergadering van 12 dec. 2008,176. 27 Begroting 2009,dl.1,30,31,88; VGC. De Raad.Vergadering van 12 dec. 2008, 150,158. 28 Begroting 2009,dl.1,34,89.
5 BRIO – Pleinlaan 5 – 1050 Brussel – T +32 (0) 2 614 82 32 –
[email protected]
op tot 12,4 miljoen euro – wel een eigen beleid kan voeren. De VGC oriënteert dit Stedenfonds ook vooral 29 naar investeringskredieten . Dat de personeelsformatie in dergelijke financiële omstandigheden een groeifactor vormt, hoeft ons niet te verbazen. Niet dat haar aandeel in de totale uitgaven zo’n toename kent. Het tegendeel is zelfs waar. In 1990 gaat nog zowat de helft van de uitgaven naar de personeelskost. In gemeenten is het aandeel 30 soms veel groter, oordeelt men echter in de Raad . In 2006 bedragen deze kosten nog slechts een derde van de gewone uitgaven. Tussen 2005 en 2009 stijgen ze wel met 26% en in 2009 zijn ze tot 36% opgelopen. Kijken we naar de absolute cijfers, dan gaat het natuurlijk wel om aanzienlijk hogere en forsere bedragen ten opzichte van 1990. In 2009 zijn er kredieten voor 730,5 voltijdse equivalenten in de begroting ingeschreven, waarvan 25% in het onderwijs, 30% in cultuur en 29% in de administratie tewerk gesteld 31 32 zijn . Een indrukwekkend cijfer, noemt een raadslid het tijdens het begrotingsdebat . De redenen voor deze toename in absolute cijfers zijn vlug op een rij te zetten. De VGC neemt eerst het personeel van de NCC over, dan dat van de voormalige provincie Brabant, later dat van de gemeenschapscentra en van sommige vzw’s, terwijl er ook bijkomend personeel gerekruteerd wordt. Aanvankelijk stelt de VGC heel wat mensen te werk in nepstatuten (DAC,BTK). Al in 1989 gaan er stemmen om “een normaal personeelskader” 33 op te bouwen . Daar wordt de volgende jaren inderdaad progressief aan gewerkt. In 2009 zijn er nog slechts contractuelen, gesubsidieerde contractuelen en vastbenoemden op de loonlijst. In de loonlast zitten dan stadspremies, hospitalisatieverzekeringen, maaltijdcheques, abonnementen voor werkverkeer en 34 metro en vormingskosten . De lat is nu gelijk gelegd en de verloningen verlopen via duidelijke en 35 objectieve criteria, klinkt het dan ook tevreden in de plenaire raadszitting .
De evolutie van de belangrijkste beleidssectoren
Zoals bekend is het Nederlandstalig onderwijs voor de Vlamingen in Brussel steeds een preferentiële beleidsector geweest. De Vlaamse Gemeenschap zelf zorgt voor de reguliere financiering van personeel en gebouwen. De VGC heeft bij de uitbouw van zowel vrij als gemeenschapsonderwijs een ondersteunende rol. Aanvankelijk gaat het dan ook maar om beperkte bedragen : in 1990 wordt slechts 11% van de uitgaven 36 aan het onderwijs besteed . Door de overname van de (provinciale) COVI-‐campus, het complex Elishout en de Elisschool, Kasterlinden, een basisschool voor kinderen met gezichts-‐, gehoor-‐ en autismestoornissen, en Zaveldal, een basisschool voor aangepast beroeps-‐ onderwijs, stijgen de uitgaven voor onderwijs snel. In 2009 zijn ze tot 30 miljoen euro opgelopen, wat 28 % van de gewone begroting inhoudt, en gaat 40% van 37 de investeringskredieten naar de sector . Er is nu ook nood aan een Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB). Het begeleidt de eigen instellingen, Nederlandstalige gemeentescholen in Brussel en in Vlaams-‐ 38 Brabant en een paar vrije neutrale scholen. In totaal sluit de CLB een overeenkomst met 74 scholen af . Naarmate het Nederlandstalig onderwijs op anderstalige ouders meer aantrekkingskracht uitoefent – 22% van de Brusselse kinderen volgen ons onderwijs waarvan 80% uit anderstalige gezinnen, 39 weet de minister in 2008 te melden – komt er echter ook meer kritiek van Nederlandstalige ouders die hun kinderen vanuit taalkundig oogpunt benadeeld vinden. De VGC neemt de klachten ernstig en besteedt extra aandacht aan taal en taalverwerving. Van bij het begin stelt ze bijkomende kleuterleidsters en 40 logopedisten aan . Als het ondersteuningsbeleid, dat gelijke kansen in het basis-‐ en middelbaar onderwijs 29
Begroting 2009, dl. 1,31,76,90; dl. 2, 91,174,177. Begroting 1990, 4,5,8,81. 31 Begroting 2009,dl.1,15,28-‐29,62,63,66,71,93; VGC. De Raad. Vergadering van 12 dec. 2008,177. 32 VGC. De Raad, Vergadering van 12 dec. 2008,150,160. 33 Begroting 1990, 5,6; VGC. De Raad. Vergadering van 15 dec. 1989,78,83,86. 34 Begroting, 2009,dl. 1, 63; dl. 2,19,21,27. 35 VGC. De Raad, Vergadering van 12 dec. 2008,160. 36 Begroting 1990,75. 37 Begroting, 2009,dl.1,13,35,80. 38 Begroting 2009, dl. 2, 40,44-‐46,51; VGC. De Raad. Vergadering van 12 dec. 2008, 161 ; W.Naudts & M.Plompen, Onderzoek Brusselnorm, 93. 39 Begroting 2009. Verslag van de Commissie, 15. 40 VGC. De Raad. Vergadering van 15 dec. 1989,75; Vergadering van 12 dec. 2008, 156; E. Witte, Terugblik op vijftien jaar VGC-‐beleid, 32-‐34. 30
6 BRIO – Pleinlaan 5 – 1050 Brussel – T +32 (0) 2 614 82 32 –
[email protected]
wil stimuleren, zijn intrede doet, dan geeft de VGC eveneens specifieke aandacht aan de GOK-‐groep en aan scholen met een hoge concentratiegraad. Er worden in het algemeen analyses van de pijnpunten gemaakt 41 en ze worden op een concrete manier aangepakt, zo luidt het commentaar in een begrotingsdebat . Taallessen voor laaggeschoolde anderstalige ouders, een Brusselse Zomerschool, taalbegeleidingsinitiatieven voor de basisscholen, uitwisselingsprojecten, naschoolse opvang, een alfabetiseringplan : de VGC subsidieert al deze activiteiten. In Elisschool lopen eveneens projecten voor 42 taalzwakke leerlingen en in Zaveldal wordt een opvangklas ingericht met de nadruk op taalonderricht . Sinds 2008 gaat de VGC de versnippering van al deze begeleidings-‐ en omkaderingsmaatregelen tegen door 43 de verschillende diensten te integreren in één Onderwijscentrum Brussel . Sinds het Huis van het 44 Nederlands in Brussel actief is, worden er ook in dat kader tal van taalactiviteiten samen op touw gezet . Kortom, er kan moeilijk beweerd worden dat de VGC de pedagogisch-‐didactische ondersteuning en de stimulering van de taalverwerving , op maat van het Brusselse publiek, verwaarloost. Een gelijkaardige spong voorwaarts kent de sector Cultuur. Ook het aandeel van deze sector neemt (in absolute cijfers) vooral vanaf 2005 aanzienlijk toe. Van 18 miljoen euro klimt hij naar 28 miljoen euro in 45 2009 en kan dus goed concurreren met Onderwijs . Hoewel het algemeen cultuurbeleid, kunsten, erfgoed en musea evenmin lage percentages scoren, zijn het toch vooral de posten bibliotheek en gemeenschapscentra die de stijgingen doorheen de tijd veroorzaken. Reeds de eerste VGC-‐budgetten maken voor de omschakeling van de bibliotheek naar een centrale bibliotheek en voor haar informatisatie 46 heel wat kredieten vrij. Van nauwelijks 2 miljoen BEF gaat het in één jaar naar 9 miljoen BEF . Zolang er in de gemeenten geen erkende bibliotheek functioneert, subsidieert de VGC de vrije en aangenomen 47 inrichtingen en wordt er sinds 1995 een forfaitair bedrag voor voorzien . Het decreet van 2001 vraagt de openbare bibliotheken de gebruikers antwoorden te geven op vragen naar kennis, cultuur, informatie en ontspanning. Met de VGC wordt in dat kader in 2003 een convenant afgesloten ter verdere ondersteuning 48 (ook financieel) van de Hoofdstedelijke Bibliotheek (HOB) en haar filialen . De VGC heeft dus een dubbele opdracht : ze concretiseert het beleid in het gewest en organiseert de bibliotheekvoorzieningen die alle onder haar bevoegdheid vallen. Hoewel de gemeenten ter zake nog problemen blijven stellen, doet de 49 Hoofdstedelijke het niet slecht : voor sommige functies haalt ze zelfs het 300.000-‐cijfer . Voor de sociaalculturele sector ligt het uitgavenpercentage in 2009 nog heel wat hoger : het benadert zelfs 30% van het cultuurbudget. In de beginjaren liggen de verhoudingen nauwelijks anders. In 1990 gaat er 22 miljoen BEF naar de sociaalculturele werkers en naar toelagen aan de raden en de verenigingen. Voor de infrastructuur worden vzw-‐Trefcentra opgericht en ten belope van 34 miljoen BEF 50 gefinancierd . In 1998 legt een VGC-‐beleidsbrief een eenheids-‐ structuur vast om het beheer van deze middelen te optimaliseren. Vanaf 2001 kan de VGC met elke vzw een convenant afsluiten. De VGC is met andere woorden de inrichtende overheid van de ondertussen omgevormde gemeenschapscentra geworden, die de inhoudelijke erkenning, het personeel, de infrastructuur en de werkinstrumenten ter 51 beschikking stelt . De band met de VGC wordt nog nauwer aangehaald als er voor de gemeenschapscentra een eigen investeringsprogramma wordt uitgewerkt en de personeelsleden worden overgenomen. Vooral 52 dit personeelsbeleid doet het cultuurbudget met 20% stijgen . Geleidelijk aan richten de centra zich, naast hun klassieke doelgroep, op een bredere groep van Brusselaars. De centra staan in 2009 open voor mensen 41
Begroting 2009,80; Begroting 2009, Verslag Commissie, 17. Begroting 1990, 75,78; Begroting 2009, dl.2 , 38,39,44,45,72,93,184-‐185,192 43 Begroting 2009, dl 2,38; VGC. De Raad. Vergadering van 12 dec. 2008,&56. 44 Huis van het Nederlands Brussel. Beleidsplan 2008-‐2010,47-‐67. 45 Begroting 1990,8; Begroting 2009,dl.1,15,17; Begroting 2009.Verslag van de Commissie, 6; VGC. De Raad. Verslag van de vergadering van 12 dec. 2008,150,156. 46 Begroting 1990,4,6,7,46,50. 47 Begroting 2009, dl. 2,127; VGC. De Raad. Verslag van de vergadering 12 dec. 2008,156. 48 W.Naudts & M.Plompen, Onderzoek Brusselnorm, 146. 49 Ibidem, 198. 50 L.Van Mensel & R.Janssens, Publieksonderzoek gemeenschapscentra. BRIO-‐ Rapporten, 2006; W.Naudts & M.Plompen,Onderzoek Brusselnorm 153-‐154; Begroting 1990, 18,43,45,55. 51 L. Van Mensel & R.Janssens, Publieksonderzoek gemeenschapscentra, passim; W.Naudts & M.Plompen, Onderzoek Brusselnorm,151. 52 W.Naudts & M.Plompen, Onderzoek Brusselnorm, 155. 42
7 BRIO – Pleinlaan 5 – 1050 Brussel – T +32 (0) 2 614 82 32 –
[email protected]
die geïnteresseerd zijn in het Nederlandstalige gemeenschapsleven van de hoofdstad. Op jaarbasis nemen 53 er nagenoeg 400.000 mensen deel aan hun activiteiten . Een heel ander beeld vertoont de evolutie van de sector Welzijn, gezin en gezondheid. De persoonsgebonden materies horen vanaf 1990 thuis in het VGC-‐budget, maar de bedragen die ervoor uitgetrokken worden, liggen aan de lage kant. Er wordt met bestaande posten geschoven, enkele nieuwe geïntroduceerd en meer subsidies aan bestaande initiatieven gegeven. Men bereikt echter amper 30 miljoen BEF, wat slechts 5% van het budget betekent. In armoedebestrijding investeert de VGC niet : ze 54 hoopt daarvoor een beroep te kunnen doen op het Europese armoedeprogramma . Twintig jaar later is er in absolute cijfers veel veranderd, maar niet zozeer wat het procentuele aandeel betreft. Welzijn, gezin en gezondheid nemen nu 11% van het globale budget in beslag. Jeugdwelzijn en etnisch-‐culturele activiteiten nemen daarbinnen 18% voor hun rekening, terwijl thuiszorg en ouderwelzijn 23% bereiken. Ook de 55 investeringen zijn opgelopen tot 28% . Toch klinkt er tijdens het begrotingsdebat van 2009 nog heel wat kritiek : de inhaalbeweging verloopt te traag, het beleid is te ondoorzichtig, het bereik te weinig bekend, 56 terwijl bepaalde onderdelen onderbelicht blijven . Een systematisch beleid in deze sector voeren, is voor de VGG echter niet altijd gemakkelijk. Sommige bevoegdheden, zoals inburgering, vallen buiten haar bevoegdheid. Wegens het beperkt aantal Nederlandstalige residentiële voorzieningen richt de zorgverzekering in Brussel zich ook tot de tweetalige instellingen. Armoedeprogramma’s lopen dan weer langs het BHG, etc. Aandacht voor de typisch grootstedelijke ontwikkelingen blijft echter een constante in het VGC-‐beleid : centra voor geestelijke gezondheidszorg, dagcentra voor probleem-‐ jongeren, opvang voor daklozen, straathoekwerkers, een databank om het aanbod van Nederlandstalige geneesheren en 57 specialisten bekend te maken, taallessen voor zorgverstrekkers, blijven alle gesubsidieerd . Interessant is het ten slotte ook om de veranderingen in de communicatie-‐ en mediasector aan te geven. Tijdens het begrotingsdebat van 1989 wordt Deze Week in Brussel ronduit als een mislukking bestempeld. De informatie is beperkt tot ontspanning en cultuur en de verspreiding beperkt tot een kleine Vlaamse kring. Zoals de Franstaligen recht hebben op hun stadstelevisie, moeten de Vlamingen ook hun televisie hebben, een kwaliteitsproduct waarmee ontzag voor de cultuur van de Vlamingen kan worden afgedwongen. Een haalbaarheidsonderzoek moet verricht worden, maar het college is er zich van bewust 58 dat de VGC het (te) dure project niet alleen kan realiseren . Twintig jaar later kent de sector merkwaardig veel vooruitgang. Met de financiële hulp van de Vlaamse gemeenschap is TV Brussel tot stand gekomen en een vaste waarde geworden in het ruimere Brusselse medialandschap. Deze Week in Brussel is geëvolueerd tot een echte wekelijkse informatieve stadskrant, met een aparte cultureel-‐informatieve bijlage. Het weekblad staat tevens in voor de administratieve en financiële afhandeling van de website Brusselnieuws. Een Nederlandstalige stadsradio (FM) is ook opgericht en wordt door de VGC projectmatig ondersteund. De dienst Onthaal en promotie, de HOB en de Vlaamse gemeenschap realiseren samen het Monnaiehuis, een 59 Vlaams Communicatiehuis in het hartje van Brussel . Van een armzalig onderdeel in het budget is de Communicatie dus tot een belangrijke, actieve sector uitgegroeid. Maar hij niet alleen, zeker ook Onderwijs en Cultuur, en in mindere mate Welzijn, gezin en gezondheid, laten zien welke enorme groei het VGC-‐beleid tussen 1989 en 2009 heeft gekend.
Spanningen in het model
Als we tot slot van dit overzicht naar de institutionele samenwerkingsverbanden kijken, dan blijken die hoe dan ook spanningen te vertonen. Tussen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap zijn de relaties in de beginfase vrij moeizaam. Vlaanderen heeft te weinig middelen over voor Brussel, luidt het. Minister Weckx 53
L.Van Mensel & R.Janssens, Publieksonderzoek gemeenschapscentra, passim; W.Naudts & M.Plompen, Onderzoek Brusselnorm, 153,157,160. 54 Begroting 1990,6,7,58,59 ; VGC. De Raad. Vergadering van 15 dec. 1989, 75,77,91. 55 Begroting 2009, dl. 1, 13,17,25,32,35; dl.2, 156,192; VGC. De Raad. Commissievergadering Begroting 2009,6,16; VGC. De Raad.Vergadering van 12 dec. 2008, 171-‐172. 56 VGC. De Raad. Vergadering van 12 dec. 2008,165. 57 W.Naudts & M.Plompen, Onderzoek Brusselnorm, 102,111,113,116,135; Begroting 2009, dl.1,22,32,35; dl.2,156. 58 Begroting 1990,17; VGC. De Raad. Vergadering van 15 dec. 1989, 76,77,80,82,88. 59 Begroting 2009,dl.2,125,152; VGC. Commissie Begroting 2009,20.
8 BRIO – Pleinlaan 5 – 1050 Brussel – T +32 (0) 2 614 82 32 –
[email protected]
beschikt als minister voor Brusselse aangelegenheden over 40 miljoen BEF – nauwelijks een duizendste van de begroting – maar de VGC weet zelfs niet of ze bij de besteding ervan betrokken zal worden. Meerdere 60 raadsleden pleiten dan ook voor inspraak en voor dialoog over de partijgrenzen heen . Tot diep in de jaren negentig houdt deze klaagzang en dit wantrouwen aan en voelt de VGC zich niet au sérieux genomen. Rond de eeuwwisseling komt er een kentering. Nu wordt Vlaanderen genereus genoemd en geniet de VGC het vertrouwen, meer zelfs er wordt nu niet meer over een ondergeschikt bestuur gesproken maar over 61 partnership . Van nu af duiken er in de VGC-‐begrotingen talrijke en verschillende samenwerkingsverbanden op. De rechtstreekse tussenkomsten worden aanzienlijk opgetrokken, zoals de terugbetaling van personeelskosten uit de onderwijssector, middelen voor buitengewoon onderhoud, de overname van de schuldenlast en de ondersteunende rol inzake de gemeenschapscentra. De toepassing van de Vlaamse decreten (cultuur, sport, erfgoed, jeugd, Stedenfonds) legt de VGC geen windeieren. In 2009 brengt ze zelfs 18 miljoen euro op. Er is de laatste tijd goed onderhandeld met de minister voor Brussel, luidt het in het 62 college . Dat de Vlaamse Gemeenschap de Brusselnorm en –toets invoert, wordt uiteraard geapprecieerd. Voor haar Brusselbeleid beschouwt de Vlaamse regering 300.000 Brusselaars als haar doelgroep, wat met 5% van de Vlaamse bevolking overeenkomt. Vlaamse decreten en regelgeving worden voortaan getoetst op hun toepasbaarheid voor Brussel en op het effect van de band met Vlaanderen. Brusselparagrafen kunnen voor aanvullingen zorgen. De VGC wordt ter zake geconsulteerd en een Brusselkenner zetelt in de desbetreffende Vlaamse adviesraden. Als het Vlaams decreet niet van toepassing is, dan wordt met de VGC een convenant afgesloten. Voor het lokaal sociaal beleid en de erfgoedsector kwamen dergelijke akkoorden 63 al tot stand . Verschillende projecten worden nu ook veel systematischer samen gefinancierd. We hadden het al over TV Brussel, over het Monnaiehuis, over de samenwerking met het gemeenschapsonderwijs, over de HOB, over het Huis van het Nederlands, maar ook de cofinanciering van het stadstheater, van het jeugdtheater, het AMVB, het lokaal gezondheidsoverleg zijn duidelijke voorbeelden van deze gezamenlijke politiek. Verloopt de relatie voortaan dus vlekkeloos ? Toch niet. Vlaanderens wens om de tweeledigheid in Brussel beter tot zijn recht te laten komen en zelf het heft van het Vlaamse beleid in de hoofdstad in handen te nemen, blijft voor wrijvingen zorgen. Uitspraken van de Vlaamse minister die tot doel hebben de 64 rol van de VGC af te zwakken, zaaien verdeeldheid in de Raad . Toch kan evenmin ontkend worden dat deze Vlaamse opstelling tevens een reactie is op de sterker geworden band van de VGC met het BHG – we zagen dat de VGC meer middelen krijgt van het BHG dan van de Vlaamse Gemeenschap -‐ en op de gemeenschapspolitiek die het gewest voert, ook al hoort die strikt genomen niet tot zijn bevoegdheid. Er zijn meerdere redenen waarom het BHG in gemeenschapsmateries investeert. Aan Franstalige kant heeft men de neiging om de ernstige financiële problemen van de CoCof op te vangen met de hulp van het Gewest. Het BHG neemt verschillende bevoegdheden over : onderwijs-‐ en sportinfrastructuur, 65 toerisme en cultuur . De tweedeling op gemeenschapsvlak – een essentieel gegeven voor Vlaanderen – komt op die manier op de helling. Vanuit Europa is het BHG de gesprekspartner. De Europese programma’s slaan echter zowel op het bevoegdheidspakket Gewest als op dat van de Gemeenschap. Het BHG fungeert 66 als centrale actor waaraan de gemeenschapscommissies hun beleid moeten koppelen . Bij de wijkherwaardering zien sociaalculturele projecten dus ook het licht. Het Centrum voor Hedendaagse Kunst in Molenbeek is er een goed voorbeeld van. Het BHG wil bovendien meer en meer een globaal beleid voeren en zich niet tot de grondgebonden materies beperken. Zo omvat het Gewestelijk Ontwikkelingsplan een visie over cultuur en andere persoonsgebonden materies. Ruimtelijke ordening moet zowel gaan over 60
VGC. De Raad. Vergadering van 15 dec. 1989, 77,78,81,82,83,84,89; E. Witte, Terugblik op vijftien jaar VGC-‐beleid,27. E.Witte, Terugblik op vijftien jaar VGC-‐beleid,27; E. Witte & R. De Groof, Vlamingen denken over Brussel, 43-‐44. 62 Begroting 2009, dl.1,32-‐33,65; dl.2,91,98,110,111,113,114,125,152,156,163, 177,197,206,208; VGC. De Raad. Vergadering van 12 dec. 2008,176,178; Commissie Begroting 2009,5. 63 W.Naudts & M.Plompen, Onderzoek Brusselnorm, 4,6,200,201,213-‐214. 64 VGC. De Raad. Vergadering van 12 dec. 2008,163. 65 H.Dumont, Les matières communautaires à Bruxelles,passim; J.Vaesen, Osmose, dwang en tegenmacht ? De verhoudingen tussen de openbare besturen in Brussel, 1970-‐2004. VUB, onuitgegeven proefschrift, 2008,233; Begroting 2009. Commissie, 14; VGC. De Raad. Vergadering van 12 dec. 2008,153,163. 66 J.Vaesen, De verhouding tussen de openbare besturen in Brussel, 582,607,609. 61
9 BRIO – Pleinlaan 5 – 1050 Brussel – T +32 (0) 2 614 82 32 –
[email protected]
huisvesting, economie als over sociaalculturele aspecten, luidt het immers in de kringen van de minister-‐ 67 president . Stedelijke beleidsmakers worden zich de laatste tijd bovendien sterk bewust van het belang van cultuur in processen van stedelijke heropleving. Ook het economisch potentieel van de culturele industrieën wordt herontdekt. Cultuur moet dus gezien worden als een sleutelelement in de herwaardering van de openbare sociale leven en de constructie van een stedelijk identiteitsgevoel. Brussel volgt deze lijn en wil het imago van grote cultuurstad verwerven. De bescherming van het onroerend erfgoed – een gewestelijke materie – wordt als een toeristische troef gezien. Ter verhoging van de aantrekkingkracht koppelt het BHG er dan ook culturele projecten aan vast. De imagokredieten stijgen behoorlijk en ook bij de 68 subsidies voor de externe betrekkingen gaat het vooral om culturele projecten . Gemeenschapsmateries worden dus meer en meer “vergewestelijkt”, zeker in de grijze zones tussen culturele en gewestmateries. Deze politiek vindt trouwens heel wat ondersteuning in Brusselse culturele kringen, ook Nederlandstalige, die voor hun financiering en hun bereik door de tweedeling gehinderd worden. Een aantal intellectuelen en academici sluiten er bij aan en willen dit Brussels gemeenschapsdenken ook toepassen op het onderwijs in 69 Brussel . Voor de VGC is deze situatie niet gemakkelijk te beheersen. Zeker niet voor de Collegeleden. Zij zetelen immers ook in de regering van het BHG en werken dus mee aan dit beleid, terwijl ze tegelijkertijd de VGC-‐belangen moeten verdedigen. Ze zitten soms in een pijnlijke spagaat, die de leden van de Raad tot 70 kritiek kan aanzetten . Maar ook in de Brusselse achterban van de VGC zijn er voorstanders van deze Brusselse gemeenschapspolitiek. Manifestaties, stad-‐ festivals en cultuurspreidingsinitiatieven ondersteunt 71 de VGC dan ook. Met het Brusselse Kunstenoverleg wordt onder meer een conventie afgesloten. Indirect is de VGC dus ook betrokken bij het Cultuurplan voor Brussel, waarin het gemeenschapsdenken sterk 72 voorop gezet wordt . Om zijn aandeel in deze gewestelijke projecten op te eisen, kost het de VGC heel wat moeite. Voor de door Europa gefinancierde wijkcontracten zag een nieuw overlegorgaan het licht. Het Gewestelijk Secretariaat voor Stedelijke Ontwikkeling fungeert als transversaal orgaan. Concrete projecten worden 73 opgestart waarin de VGC opgenomen is. Veel Nederlandstalige dossiers worden er echter niet ingediend . Bij het Museum voor Hedendaagse Kunst is de VGC dan weer weinig betrokken geweest. Het crêcheplan 74 van het BHG is ook een goed voorbeeld van een project met nauwelijks Nederlandstalige voorzieningen . De taalcheques die het Gewest in het kader van zijn tewerkstellingsbeleid verschaft, blijven een zaak van het Franstalige volwassenenonderwijs. En wellicht kunnen er nog andere sprekende voorbeelden gegeven worden. Van Vlaamse zijde zijn er ondertussen voorstellen gedaan om een reglementair kader te scheppen, 75 met een fonds, een adviesraad en veel transparantie. Het plan is niet doorgegaan . Dat de dualiteit tussen gemeenschaps-‐ en gewestmateries het Brussels model onder druk zet, lijkt bijgevolg een terechte vaststelling. In de verhouding tussen de VGC en de gemeenten is tijdens deze twintig jaar ten gronde niet zoveel verandering gekomen. Als gemeenten inspanningen doen dan reageert men positief, maar de klachten blijven aanhouden. Als het om de Vlamingen gaat dan kijken de gemeenten de andere kant op, 76 luidt het nog steeds in het begrotingsdebat van 2009 . De zwakke vertegenwoordiging van de Vlamingen in de gemeenten zorgt voor weinig persoonlijke contacten, in tegenstelling tot de vele electorale
67
J.Vaesen, De verhouding tussen de openbare besturen in Brussel, 147,233,274. J.Vaesen, De verhouding tussen de openbare besturen in Brussel, 233. J.Fransen, Cultuur en stedelijke heropleving : een evaluatie van de beleidspraktijk van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 1995-‐2005, in R. De Groof e.a. (eds.), Politiek, taal, onderwijs en samenleving in beweging. VUBPress, 2005 (Brusselse Thema’s 14), 147-‐164,174,177,179. 69 E.Witte & R. De Groof, Vlamingen denken over Brusssel, 47-‐61. 70 VGC. De Raad. Vergadering van 12 dec. 2008,153,163,171. 71 Begroting 2009, dl. 2, 106,109,135. 72 Plan culturel pour Bruxelles. Cultuurplan voor Brussel. Brussel, 2009. 73 J.Vaesen, De verhouding tussen de openbare besturen in Brussel, 610-‐612; Begroting 2009. Commissieverslag, 14. 74 VGC. Begroting 2009. Commissieverslag, 14. 75 VGC. De Raad. Vergadering van 12 dec. 2008,183. 76 E.Witte, Een terugblik op vijftien jaar VGC, 27-‐28 ; VGC. De Raad. Vergadering van 12 dec. 2008,151,157. 68
10 BRIO – Pleinlaan 5 – 1050 Brussel – T +32 (0) 2 614 82 32 –
[email protected]
77
dubbelmandaten die men aan Franstalige kant kent . De Conferentie van de Vlaamse schepenen brengt daar kennelijk weinig wijzigingen in. Het zou echter overdreven zijn om te stellen dat de VGC helemaal geen resultaten heeft geboekt. Vorst, Sint Joost en Koekelberg zijn bijvoorbeeld ingegaan op de bibliotheekvoorstellen van de VGC. Ganshoren, Jette, Sint Lambrechts Woluwe, Sint Joost, Molenbeek en Brussel zijn ingegaan op de financiële ondersteuning van speelpleinen. Voor sportaccomodatie worden ook een paar convenanten afgesloten. Hier en daar lukt het al eens om samen met een gemeenten een kinderdagverblijf te openen, maar daar 78 staan dan weer gemeenten tegenover die lang aarzelen om vergunningen af te leveren . Kortom, de intermediaire rol van de VGC is nog lang niet uitgespeeld. Laat ons nu besluiten. Dit overzicht is zeker niet volledig, maar uit deze hoofdlijnen kunnen toch een paar conclusies getrokken worden. Zoals dit zo dikwijls het geval is als men een onderdeel van het complexe Brussel onder de loep neemt, dan blijkt die evolutie zelden éénduidig te zijn. Dat is ook nu weer het geval. Enerzijds hebben we immers gezien dat de VGC in twintig jaar tijd enorme sprongen heeft gemaakt. Van een kleine, vrij onbeduidende instelling groeide ze uit tot een belangrijke speler op het Brusselse terrein. Ze profileert zich als een financieel gezonde instelling die aan de hand van drie grote sectoren vrij evenwichtig is opgebouwd. Haar bevoegdheden neemt ze zonder meer ter harte. Op personeelsvlak kent ze een sterke verambtelijking en dus ook een zekere professionalisering. Over het bereik van haar activiteiten mag evenmin geklaagd worden. Ze past haar beleid alleszins aan het meertalige Brusselse veld aan. Haar rol bij de verspreiding van het Nederlands via onderwijs en cultuur moet echter ook niet onderschat worden. Ze dankt die uitbreiding zowel aan haar relaties met de Vlaamse Gemeenschap als aan die met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Maar anderzijds tasten die twee instellingen tegelijkertijd het wezen van de VGC aan. Het BHG door op haar terrein te komen, gemeenschapsmateries uit te bouwen en een Brussels gemeenschapsbeleid op te zetten waarin ze onvoldoende aan haar trekken komt. De Vlaamse Gemeenschap vindt dan weer dat zij in Brussel best de grootste Vlaamse speler kan zijn. De concurrentie tussen beide Vlaamse instellingen is dus niet helemaal verdwenen. Twintig jaar VGC levert met andere woorden een paradox op : een sterke groei in een model onder spanning.
77
J. Vaesen, Voor gemeente en lokaal belang ? De verwevenheid van het lokaal en regionaal niveau in Brussel via de cumulatie van mandaten, 1989-‐2004, in Res Publica, 2006,1,40-‐65. 78 Begroting 2009, dl.2,125,127,139; VGC. De Raad. Vergadering van 12 dec. 2008, 162,182.
11 BRIO – Pleinlaan 5 – 1050 Brussel – T +32 (0) 2 614 82 32 –
[email protected]