Tweede Deel: Appendices
93
Appendix 1: Bibliografie ABS. Nationale rekeningen. Een kwantitatieve en systematische beschrijving van het economische proces in de Republiek Suriname 1980, 1985, 1990-1994. Paramaribo: Algemeen Bureau voor de Statistiek (Suriname in Cijfers # 178/96-03), september 1996 (rapport). ABS. Demografische data tot en met 1997 Suriname. Paramaribo: Algemeen Bureau voor de Statistiek (Suriname in Cijfers # 185-99/01), mei 1999 (rapport). ABS. Statistisch jaarboek Suriname 1999. Paramaribo: Algemeen Bureau voor de Statistiek (Suriname in Cijfers # 189-2000/02), november 2000 (rapport). ABS. Huishoud budget onderzoek Suriname 1999/2000. Paramaribo: Algemeen Bureau voor de Statistiek/Inter-American Development Bank (Suriname in Cijfers # 190-2001/01), januari 2001a (rapport). ABS. Armoedegrenzen en armoede in Suriname. Paramaribo: Algemeen Bureau voor de Statistiek, mei 2001b (rapport). ASFA. Een economische omwenteling voor Suriname. Paramaribo: Associatie van Surinaamse Fabrikanten, juli 2000 (rapport). Azimullah, Evert. Jagernath Lachmon. Een politieke biografie. Paramaribo: Ministerie van Onderwijs, Wetenschappen en Cultuur, 1986. Bankiersvereniging. Memorandum van de Surinaamse Bankiersvereniging aan de regering Venetiaan. Paramaribo: Surinaamse Bankiersvereniging, september 2000 (rapport). Basisdocumenten Ontwikkelingssamenwerking Suriname-Nederland, 1975-1997. Paramaribo: PLOS, 1997 (rapport). Beleidsnota ministerie van openbare werken voor de jaren 2000 – 2005. Definitieve versie. Paramaribo: Ministerie van Openbare Werken, 2 april 2001 (rapport). Berg Rob A. van den, et al. Nederland en Suriname. Ontwikkelingssamenwerking van 1975 t/m 1996. Den Haag: Ministerie van Buitenlandse Zaken/Directie Voorlichting Ontwikkelingssamenwerking (DVL/OS), augustus 1998. Bovenkerk, Frank. Emigratie uit Suriname. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam/Antropologisch-Sociologisch Centrum (rapport). Breeveld, Hans. Jopie Pengel, 1916-1970. Leven en werk van een Surinaams politicus. Schoorl: Uitgeverij Conserve, 2000 Buddingh, Hans. Geschiedenis van Suriname. Utrecht: Uitgeverij Het Spectrum, 1995. Buddingh, Hans. Geschiedenis van Suriname. Utrecht: Het Spectrum, 1999, 2e druk.
94
BuZa. Ontwikkeling relatie Suriname-Nederland 1988. Paramaribo: Ministerie van Buitenlandse Zaken, 25 januari 1989 (rapport). Choenni, Chan E. S. ‘Aantal Surinamers in Nederland: Verdubbeld sinds onafhankelijk-heid.” OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis 20 (1), voorjaar 2001, pp. 95-108. Demmers, Jolle, Alex Fernández Gilberto en Barbara Hogenboom, eds. Miraculous Methamorphoses. The Neoliberalization of Latin American Populism. Londen: Zed Books, 2001. Dew, Edward W. The Difficult Flowering of Suriname. Ethnicity and Politics in a Plural Society. Paramaribo: Vaco (2e druk), 1996. Dew, Edward W. The Trouble in Suriname, 1975-1993. Westport: Praeger, 1994. Dijck, Pitou van. “Economic Development in a Long-Term Perspective.” in Pitou van Dijck, ed. The Suriname Economy. Experiences of the 1990s and Challanges Ahead. Kingston/Princeton: Ian Randle Publishers/Markus Wiener, 2001b, pp. 9-41. Dijck, Pitou van, ed. The Suriname Economy. Experiences of the 1990s and Challanges Ahead. Kingston/Princeton: Ian Randle Publishers/Markus Wiener, 2001b, pp. 189-219. Essed, F. E., Een volk op weg naar zelfstandigheid. Paramaribo: Stichting Planbureau Suriname, october 1973. Essed, F. E. Standpunt van de Surinaamse leden van de CONS naar aanleiding van de 9e CONS-vergadering op 25 januari 1978. Paramaribo: eigen beheer, 1978 (vertrouwelijk rapport). Essed, F. E. et al. De mobilisatie van het eigene. Een ruimtelijk-fysieke bijdrage aan de Integrale Planning. Paramaribo: Stichting Planbureau, januari/februari 1975 (rapport). Evaluatie Samenwerking Justitie en Politie Suriname – Nederland. Eindrapportage. Paramaribo: Ministerie van PLOS, maart 1995 (rapport). Ferrier, Deryck et al. Globale inventarisatie van de reguliere en informele economische bedrijvigheid in Suriname, anno 1999. Deel II: Beknopt overzicht van de opzet van de bedrijvigheid in de economische sectoren. Paramaribo: CESWO, september 2000a (rapport). Ferrier, Deryck et al. Globale inventarisatie van de reguliere en informele economische bedrijvigheid in Suriname, anno 1999. Deel III: Globaal overzicht van de kenmerken van de economische bedrijvigheid in de distrikten. Paramaribo: CESWO, september 2000b (rapport). FOB. Fonds Ontwikkeling Binnenland (FOB) Suriname. Rapport van de evaluatiemissie. Paramaribo: Ministerie van PLOS, october 2000. Furnivall, J. S. Netherlands India. A Study of a Plural Economy. Londen: Cambridge University Press, 1939.
95
Furnivall, J. S. Colonial Policy and Practice. A Comparative Study of Burma and Netherlands India. New York: New York University Press, 1956. Gelder, Paul van. Werken onder de boom. Subtitel. Dordrecht: Foris Publications, 1985. Gobardhan, Lila, Maurits S. Hassankhan en Jerry Egger, eds. De erfenis van de slavernij Paramaribo: Anton-de-Kom Universiteit, 1995. Gouvernementsblad. Landsverordening houdende machtiging tot het oprichten van de naamloze vennootschap N. V. Grasshopper Aluminium Company. Paramaribo: Gouvernementsblad van Suriname 1971, 14 augustus 1971, # 145 (verordening). Gowricharn, Ruben. ‘Sociale cohesie in een plurale samenleving.’ OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis 20 (1), voorjaar 2001a, pp. 7082. Gowricharn, Ruben. “Moral Capital in Surinamese Transnationalism”. Paper gepresenteerd op de Caribbean Diaspora Conference, South Bank University, Londen, 30 augustus – 2 september 2001b. Haas-Bledoeg, R. de en G. Sankatsing. Hoger kader in Suriname: Onderzoek verricht met technische bijstand van de Organisatie van Amerikaanse Staten. Paramaribo: Stichting Planbureau Suriname, maart 1996 (rapport). Haas-Bledoeg, R. de. Hoog geschoolden bij de overheid: onderzoeksrapport. Paramaribo: Stichting Planbureau Suriname, maart 1997 (rapport). Hasselbach, J. Rapportage “Technische bijstand aan het Ministerie van Defensie Suriname”. SR 007702. Paramaribo: Ministerie van Defensie, april 1996 (rapport). Heemskerk, Marieke. Driving Forces of Small-Scale Gold Mining Among the Ndjuka Maroons: a Cross-Scale Socio-economic Analysis of Participation in Gold Mining in Suriname. Dissertation, University of Florida., 2000a (dissertatie). Hoetink, Hermannus. Caribbean Race Relations. A Study of Two Variants. Londen: Oxford University Press, 1967. Herzien Projectdossier “Continuering Institutionele Versterking Ministerie van Openbare Werken 1998 – 2001. Paramaribo: ministerie van Openbare Werken, 26 maart 1998 (rapport). Hoetink, Hermannus. De gespleten samenleving in het Caraïbisch gebied. Bijdrage tot de sociologie der rasrelaties in gsegmenteerde maatschappijen. Assen: Van Gorcum, 1968. Höefte, Rosemarijn en Peter Meel, eds. The Surinamese Economy. Continuities and Discontinuities in a New World Society. Kingston/Princeton: Ian Randle Publishers/Markus Wiener, 2001. Hoogbergen, Wim, Dirk Kruijt en Thomas Polimé. ‘Goud en Brazilianen.’ OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis 20 (1), voorjaar 2001, pp. 109-127.
96
Hoogbergen, Wim en Hans Ramsoedh, eds. Suriname, 25 jaar hier en daar. Themanummer van OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis 20 (1), voorjaar 2001. IDB. IDB Project “Descentralization and Local Govenment Strenghtening Program”. Projectdocument I: Financiële decentralisatie en versterking van het districtsbestuur in Suriname. Paramaribo: PPIU Office Inter-American Development Bank/Ministerie van Regionale Ontwikkeling, 30 april 1999 (rapport). IDB. IDB Project “Descentralization and Local Govenment Strenghtening Program”. Projectdocument II: Financiële decentralisatie en versterking van het districtsbestuur in Suriname. Paramaribo: PPIU Office Inter-American Development Bank/Ministerie van Regionale Ontwikkeling, juli 2000a (rapport). IDB. IDB Project “Descentralization and Local Govenment Strenghtening Program”. Projectdocument III: De interim-regeling fiscale decentralisatie regionaal bestuur Suriname. Staatsbesluit van 2 mei 2000 (S. B. 2000 # 53) en aanverwante reglementen, richtlijnen en voorzieningen van 31 juli 2000. Paramaribo: PPIU Office Inter-American Development Bank/Ministerie van Regionale Ontwikkeling, juli 2000b (rapport). IDB. IDB Project “Decentralization and Local Govenment Strenghtening Program” (DLGSP). Program Design (DGLSP). Het decentralisatieprogramma zoals vervat in het Program Design Rapport van 30 november 2000. Paramaribo: PPIU Office Inter-American Development Bank/Ministerie van Regionale Ontwikkeling, januari 2001a (rapport). IDB. IDB Project “Decentralization and Local Govenment Strenghtening Program” (DLGSP) Project # SU-0019. Projectdocument. Eind-concept van het decentralisatieprogramma (Hoofdstuk II uit het Landocument/Projectdocument, samengesteld door het projectteam onder leiding van Robert Daughters, IDB-Mission Chief in Washington D. C. , U. S. A. ) ( Paramaribo: PPIU Office Inter-American Development Bank/Ministerie van Regionale Ontwikkeling, 1 maart 2001b (rapport). IDB. Governance in Suriname. Washington D.C.: Inter-American Development Bank (Economic and Sector Study Series RE-01-001), april 2001c. (rapport). ISS. Social Development and Poverty Reduction Strategy for Suriname. The Hague and Paramaribo: Institute of Social Studies, augustus 1999 (rapport). Jacobs, Ludo. ‘Armoede in Suriname en familienetwerken in Nederland.’ OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis 19 (2), najaar 2000, pp. 297-308. James, Vanus. A Strategy for Social Development and Poverty Eradication. Scarborough, Tobago: Policy Research and Development Institute, november 2000 (rapport, elektronische versie). James, Vanus. Final Report on The Poverty Eradication Program Plan of Suriname. Scarborough, Tobago: Policy Research and Development Institute, juni 2001a (rapport, elektronische versie).
97
James, Vanus. Suriname Poverty Reduction Scenarios. Scarborough, Tobago: Policy Research and Development Institute, juni 2001b (rapport, elektronische versie). James, Vanus. Annex 1. The Poverty Problem in Suriname. Scarborough, Tobago: Policy Research and Development Institute, juni 2001c (rapport, elektronische versie). Jansen van Galen, John. Kapotte plantage. Suriname, een Hollandse erfenis. Amsterdam: Balans, 1995. Jansen van Galen, John. ‘Een proefpolder voor Nederlands ontwikkelingsbeleid: Suriname, 1975-1982.’ in Nekkers, J.A. en P. A. M. Malcontent, eds. De geschiedenis van vijftig jaar Nederlandse ontwikkelingssamenwerking, 1949-1999. Den Haag: SDU, 1999, pp. 237-262. Jansen van Galen, John. Het Suriname-syndroom. De PvdA tussen Den Haag en Paramaribo. Amsterdam: Bert Bakker, 2001a. Jansen van Galen, John. ‘De PvdA en het Suriname-syndroom.’ OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis 20 (1), voorjaar 2001b, pp. 8394. Kruijt, Dirk, Carlos Sojo & Rebecca Grynspan. Informal Citizens. Poverty, Informality and Social Exclusion in Latin America. Amsterdam: Rozenberg/Thela Latin America Series # 15, 2002. Kruijt, Dirk & Marion Maks. Terms of Reference Studie “Lessons Learned” uit de Ontwikkelingssamenwerking Nederland - Suriname. Paramaribo/Den Haag: Ministerie van Planning en Ontwikkelingssamenwerking (Evaluatie en Monitoring)/Ministerie van Buitenlandse Zaken (DWH/IOB), mei 2001a. Kruijt, Dirk & Marion Maks. Een belaste relatie. 25 jaar ontwikkelingssamenwerking Nederland – Suriname, 1997 – 2000.. Den Haag en Paramaribo: Ministerie van Buitenlandse Zaken (DWH) en Ministerie van Planning en Ontwikkelingssamenweking (PLOS), 21 december 2001b. Kruyer, G. J. Suriname. Neokolonie in rijksverband. Meppel: J. A. Boom, 1973. Lamur, Humphry H.E. “Berekeningen over de groei van de Surinaamse bevolking, 19751985.” in: Programma voor de sociaal-economische ontwikkeling van Suriname. Rapport van de Surinaams-Nederlandse commissie van deskundigen. Paramaribo: eigen beheer, januari 1975, bijlage 4 (rapport). Libretto, Hermes R.M. Het gezags- en bestuurssysteem in het binnenland van Suriname. Paramaribo: Drukkerij “De West”, 1990. Lier, Rudolf. Samenleving in een grensgebied. Een sociaal-historische studie van Suriname. Deventer: Van Loghum Slaterus, 1971a [eerste druk: Den Haag: Martinus Nijhoff, 1949]. Lier, R. A. J. Van. Frontier Society. A Social Analysis of the History of Surinam. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1971b.
98
Lijphart, Arend. Democracy in Plural Societies. A Comparative Exploration. New Haven: Yale University Press, 1977. Mackenzie, G. A., G Bindley-Taylor, M. Gapen, A. Gomez_Oliver en M. Papiaoannou. Suriname. Re3cent Economic Developnments. Washington: International Monetary Fund/Western Hemisphere Department, 24 april 2001 (rapport). May, Ingrid M. Privatisering: Een optie van herstructurering van staatsbedrijven? Paramaribo: Firgos, 1994. Memorie van Toelichting. De ontwikkelingssamenwerking tussen Nederland en Suriname sedert 1975: Een balans, juli 1981. Den Haag: tweede Kamer der Staten Generaal, zitting 1981, # 13-893 (44-45) (rapport). Menke, Jack. ’Het potentieel van micro-ondernemingen in Suriname.’ SWI-Forum 11/12, 12/1, 1995, pp. 7-22. Menke, Jack. Restructuring Urban Employment and Poverty. The Case of Suriname. Paramaribo: SWI Press, 1998. Menke, Jack. Een nieuwe agenda voor sociale ontwikkeling en armoedebestrijding. Op weg naar een grotere participatie, effectiviteit en efficiëntie. Position paper van de regering van Suriname. Paramaribo: Ministerie van Regionale Ontwikkeling, februari 2000 (rapport). Menke, Jack. Suriname Multiple Indicators Cluster Survey, 2000. Paramaribo: Ministerie van Sociale Zaken en Volkshuisvesting en UNICEF, maart 2001 (rapport). Menke, Jack et al. Politiek in Suriname. Politieke ontwikkelingen en verkiezingen voor en na 23 mei 1996. Paramaribo: SWI, 1996. Menke, Jack et al. Suriname. Traditie en verandering rond het jaar 2000. Paramaribo: SWI, 2000. Mennes, L. B. M. Suriname – Nederland. Een onderzoek naar de rechtmatigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid van de bestedingen van de Verdragsmiddelen; 1987 – 1999. Paramaribo: Ministerie van planning en ontwikkelingssamenwerking, januari 2000 (vertrouwelijk rapport). Mhango, Baijah. Aid and Dependence. A Study in Bilateral Aid Relations: The Case of Suriname. Paramaribo: SWI Press, 1984. Minujin, Alberto. `Squeezed: The Middle Class in Latin America.' Environment and Urbanization, 1995, 7, 2, pp. 36-49. Miranda, W. A. D. de. Analyse van de economische ontwikkeling in Suriname in de periode 1980/1987. Een visie op het te voeren financieel – economisch beleid. Leiden: Eigen beheer, 20 juni 1988 (rapport).
99
Mitrasing, Benjamin en Carlo Badal. De cultuurstudie. Een cultuursociologische enquete onder 3161 ondervraagde scholieren van de examenklassen van VOJ- en VOS-scholen. Paramaribo: MINOV/UNESCO (00 Sur 602), 2001 (draft-versie rapport). MOP. Meerjaren Ontwikkelingsprogramma 1994-1998. Suriname op een keerpunt. Paramaribo: Regering van Suriname, september 1993 (rapport). Neri, Marcelo en Jack Menke. Poverty in Suriname. Assessment, Monitoring and Capital Enhancement Policies. Paramaribo: UNDP, september1999 (rapport). Neri, Marcelo en Jack Menke. Sustainable Combat against Poverty in Suriname. Paramaribo: UNDP, maart 2001a (rapport, elektronische versie), deel 1. Neri, Marcelo en Jack Menke. Sustainable Combat against Poverty in Suriname. Paramaribo: UNDP, maart 2001b (rapport, elektronische versie), deel 3. Oostindie, Gert. ‘Ethnicity, nationalism and the exodus: The Dutch Caribbean Predicament.’ in Gert J. Oostindie, ed. Ethnicity in the Caribbean. Essays in Honour of Harry Hoetink. Londen: MacMillan Caribbean (Warwick University Caribbean Studies # nummer), 1996a, pp. 206-231. Oostindie, Gert. ‘Tussen verantwoordelijkheid en schuldbesef. Wrevel en vriendschap: Hoe moet Nederland verder met Suriname?’ Internationale Spectator 50 (4), 1996b, pp. 203-207. Oostindie, Gert. Het paradijs overzee. De ‘Nederlandse’ Caraïben en Nederland. Amsterdam: Bert Bakker, 1997. Oostindie, Gert en Inge Klinkers. Knellende koninkrijksbanden. Het Nederlandse dekolonisatiebeleid in de Caraïben, 1940-2000. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2001, 3 delen. Programma voor de sociaal-economische ontwikkeling van Suriname. Rapport van de Surinaams-Nederlandse commissie van deskundigen. Paramaribo: eigen beheer, januari 1975 (rapport). Pronk, Jan. De autonomie van Suriname. Breda, eigen beheer, november 2002 (Multatulilezing 1 november 2002). Rakowski, Cathy A. (ed.). Contrapunto. The Informal Sector Debate in Latin America. Albany: State University of New York Press, 1994. Regeringsverklaring 2000-2005, uitgesproken in de Nationale Assemblee op woensdag 15 november 2000 door de president van de republiek van Suriname, zijne excellentie Drs. R. R. Venetiaan. Paramaribo: Kabinet van de President, 15 november 2000 (rapport). Rekenkamer. Verslag van de Algemene Rekenkamer over 1982. Den Haag: Tweede Kamer der Staten Generaal (zitting 1982-1983 # 17.847), 1982 (rapport) Rapport inzake accountantscontrole “Meerjaren Ontwikkelingsprogramma” over het vierde kwartaal 1989 en de periode tot en met 31 december 1989. Paramaribo: Moret, Ernst & Young/Ritfeld, 31 maart 1990 (rapport).
100
Samenwerking overheidsfinanciën Nederland - Suriname. Evaluatie en vooruitblik. Paramaribo/Den Haag: Ministerie van Financiën en Belastingdienst Suriname/Ministerie van Financiën en Belastingdienst Nederland, maart 2001 (rapport). Schalkwijk, Aart. On- en minvermogenden in Paramaribo. Een onderzoek naar hun kenmerken als armen. Paramaribo: Leo Victor, 1994a (rapport). Schalkwijk, Maarten. Suriname. Het steentje in de Nderlandse schoen. Van onafhankelijkheid tot raamverdrag. Paramaribo: Firgos Suriname, 1994. Schalkwijk, Maarten. : Suriname: Het moeizame spel van emancipatie en integratie.” in: Walter Lotens. Gesprekken aan de waterkant. Suriname 2000. Paramaribo/Mol: Firgos/Libertas, 2000, pp. 37-52. Schuster, John. “’De komst van nog meer rijksgenoten vervult mij zorg’; De Nederlandse overheid en de naoorlogse immigratie van Surinamers.” OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis 20 (1), voorjaar 2001, pp. 23-35. Sedney, Jules. De toekomst van ons verleden. Democratie, etniciteit en politieke machtsvorming in Suriname. Paramaribo: VACO, 1997. Sedney, Jules. “Het romantisch nationalisme van de jaren vijftig begint plaats te maken voor het nationaal realisme van het jaar 2000.” in: Walter Lotens. Gesprekken aan de waterkant. Suriname 2000. Paramaribo/Mol: Firgos/Libertas, 2000, pp. 17-34. Simons, P. Vorming en behoud van hoger gekwalificeerd kader in Suriname. Een programma gericht op het verhogen van de capaciteit van Suriname om hoger geschoold en top kader te vormen en te behouden als aspect van de ontwikkelingsstrategie. Paramaribo: Bureau Onderwijs Informatie en Studie Faciliteiten, december 1997 (rapport). SPS. Voorstel actualisering M.O.P. en herallocatie N.H.A.S. en overige ontwikkelingsinvesteringen via de overheid, 1982-1986/1990. Paramaribo: Stichting Planbureau Suriname, 24 oktober 1981 (rapport). SPS. Hooggeschoolden bij de overheid. Onderzoeksrapport. Paramaribo: Stichting Planbureau Suriname, 1997 (rapport). Stegeman, M. en H. Wezenhagen. Rapport review raamprogramma welzijn en cultuur. Paramaribo/Den Haag: MINOV, Ministerie van Sociale Zaken en Volkshuisvesting en Ministerie van Binnenlandse Zaken/Ministerie van OCW en Ministerie van VWS, februari 1999 (rapport). Studiemateriaal voor de evaluatie van de raamovereenkomst accountantscontrole Suriname. Paramaribo: Ministerie van Planning en Ontwikkelingssamenwerking, juni 1997 (conceptrapport). Termeer, Stan. ‘Twintig jaar onafhankelijkheid: Pronk’s mooiste project is mislukt.’ Onze Wereld 38 (12), 1995, pp. 14-19. Tjon-A-Joe, Stuart. ‘The Crafting of Democracy in Suriname.’ Journal of Social Sciences/Tijdschrift voor Maatschappijwetenschappen 2 (1), 1995, pp. 4-22.
101
Tjon Yaw Chong, M. en R.P. Dubbeldam. Health Planning: Panacee of … Fata Morgana? Evaluatie van het Project “Versterking Planning Capaciteit van het Ministerie van Volksgezondheid Suriname. Paramaribo: Ministerie van Volksgezondheid, september 1998 (rapport). Tussentijdse evaluatie van het project: “Institutionele Versterking OW” SR 010103. Paramaribo: ministerie van Openbare Werken, oktober - december 1997 (rapport) ”Uitverkoop van de tropische natuur. Het ontwikkelingsprojekt West Suriname.” Ekologie 1979, # 7, pp. 385-448. Veiga Marcello M, 1997. Artisanal Gold Mining Activities in Suriname. Report United Nations Industrial Development Organization. Vancouver, BC, University of British Columbia; Dept. Mining and Mineral Process Engineering, 1997 (rapport). Voorstel voor financiering van het Herstelprogramma Infrastruktuur I, periode 1998 – 2001 met verdragsmiddelen. Paramaribo: Ministerie van Openbare Werken/Directoraat Civieltechnische Werken, februari 1998. Vos, Rob, Niek de Jong en Geske Dijkstra. “Employment, Poverty and Income Distribution.” in Pitou van Dijck (ed). The Suriname Economy. Experiences of the 1990s and Challanges Ahead. Kingston/Princeton: Ian Randle Publishers/Markus Wiener, 2001, pp. 189-219 VSB. Jaarverslag 1999. Paramaribo: Vereniging Surinaams Bedrijfsleven, 1999a (rapport). VSB. Strategisch Beleidsplan 1999 – 2002. Paramaribo: Vereniging Surinaams Bedrijfsleven, 1999b (rapport). VSB. Concept Jaarverslag 2000. Paramaribo: Vereniging Surinaams Bedrijfsleven, 25 juni 2000a (rapport). VSB. Met kennis en goede normen verder. Paramaribo: Vereniging Surinaams Bedrijfsleven 2000b (rapport). VSB. Jubileum Bulletin Maart 2000. Overdenkingen bij 50 Jaar Vereniging Surinaams Bedrijfsleven door George R. Bijne, VSB secretaris 1975-1996. Paramaribo: Vereniging Surinaams Bedrijfsleven , maart 2000c (rapport). VSB. Jubileum Bulletin – II. Paramaribo: Vereniging Surinaams Bedrijfsleven, 2000d (rapport). VSB. Informatiebulletin januari – maart 2001. Paramaribo: Vereniging Surinaams Bedrijfsleven, 2001(rapport). Vijf en twintig jaren Centrale Bank van Suriname, 1957 – april 1982 (Jubileumverslag). Paramaribo: Centrale Bank van Suriname, mei 1982 (rapport). WB. Suriname. A Strategy for Sustainable Growth and Poverty Reduction. Country Economic Memorandum. Washington DC: The World Bank, Casribbean Country Managent Unit, maart 1998 (Report # 16673 SR).
102
Werners, Siegfried E. Johan Adolf Pengel en de geest van zijn tijd. Paramaribo: Firgos, 1998. Wilde, Ton de, Winston Ramautarsing en Bas van Noordenne. Evaluatie Investeringsfonds ontwikkelingssamenwerking Nederland – Suriname. Paramaribo/Den Haag: Proplan Suriname/Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1 december 2000 (rapport). Willemsen, Glenn. ‘Diaspora, nationalisme en ontwikkeling.’ OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis 20 (1), voorjaar 2001, pp. 103108).
103
APPENDIX 2: TABELLEN BIJ HOOFDSTUK 2 Tabel 1
:
Tabel 2 Tabel 3
: :
Tabel 4
:
Tabel 5
:
Tabel 6 Tabel 7 Tabel 8
: : :
Tabel 9 : Tabel 10A : Tabel 10B :
De overheidsuitgaven op kasbasis. Periode 1975-1992. (in miljoenen SFL). Door de staat verstrekte subsidies naar sectoren (in miljoenen SFL) De overheidsoptvangsten op kasbasis. Periode 1975-1992. (in miljoenen SFL). Aandeel van de ontvangsten uit de bauxietsector in de lopende en totale overheidsontvangsten. (op kasbasis; in miljoenen SFL). Belastingontvangsten van de overheid over de periode 1975-1992 (op kasbasis; in miljoenen SFL) Financiering van begrotingstekorten 1975-1995 (in miljoenen SFL). Suriname. Macro-economische grootheden (in miljoenen SFL). Omvang van het ambtelijk apparaat (ambtenaren en contractanten), 19752000. Percentage ambtenaren naar sector. Armoede-indicatoren door Vos, De Jong en Dijkstra (2001). Armoede-indicatoren door James (2000, 2001a).
104
TABEL 1 DE OVERHEIDSUITGAVEN OP KASBASIS periode 1975-1992 (in miljoenen SFL)
1975
1976
1977
1978
1979
1980
1981
1982
Lopende Uitgaven personele uitgaven subsidies/transfers overige uitgaven (w.v. rente)* Ontwikkelingsuitgaven
286,1 142,0 41,0 103,1 (1,1) 78,6
314,0 154,0 43,0 117,0 (2,1) 125,2
379,4 202,8 52,0 24,6 (1,3) 163,6
399,3 234,5 45,0 119,8 (3,0) 141,6
417,7 245,0 60,0 112,7 (4,7) 130,2
455,9 258,0 107,8 90,1 (5,6) 131,5
542,0 306,5 101,7 133,8 (9,2) 175,6
613,9 371,6 102,6 139,7 (6,6) 174,6
Totale Uitgaven
364,7
439,2
543,0
540,9
547,9
587,4
717,6
788,5
1983
1984
1985
1986
1987
1988
1989
1990
1991
1992**
Lopende Uitgaven personele uitgaven materiële uitgaven rente subsidies/transfers leningen u/g voorschotten Ontwikkelingsuitgaven
682,7 355,2 179,6 20,6 127,3 117,7
712,2 379,3 186,9 24,7 121,3 77,7
810,8 409,7 226,5 41,4 102,2 31,0 36,3
855,8 433,1 252,2 60,3 103,0 7,2 37,9
939,4 470,6 287,1 84,0 97,7 28,6
1126,3 523,1 358,9 107,3 128,9 8,1 41,7
1099,3 562,8 233,4 134,6 149,8 18,7 62,5
1128,2 563,6 253,8 134,3 149,0 27,5 72,1
1588,6 691,5 439,6 166,9 269,7 20,9 4,8
1803,6 886,9 ***429,9 188,1 290,3 8,4 71,0
Totale Uitgaven
800,4
789,9
847,1
893,7
968,0
1168,0
1161,8
1200,3
1626,6
1874,6
Bronnen: Jaarverslagen Centrale Bank van Suriname en Ministerie van Financiën ** ***
* Micromacrodataset (van Schaaijk, 1991) Voorlopige cijfers Inclusief bijzondere uitgaven SFL 58,0 miljoen
105
TABEL 2 DOOR DE STAAT VERSTREKTE SUBSIDIES NAAR SECTOREN (in miljoenen SFL) 1975 t/m 1979
1980*
1981*
1982*
I Productieve sectoren waarvan: - Landbouw, veeteelt, visserij en bosbouw - industrie - transport en communicatie II Volksgezondheid III Sociaal-educatief IV Overige
n.a.
n.a n.a n.a
27,3 11,8 10,5 5,0 20,9 10,0 3,9
32,2 11,4 13,8 7,0 29,4 4,8 3,4
35,8 15,8 15,7 4,3 35,9 4,3 2,2
31,6 16,4 11,5 3,7 21,9 14,7 1,007
31,5 13,8 13,6 4,1 20,9 15,0 0,2
Totaal
n.a
62,1
69,8
78,2
68,3
67,6
1985
1986
1987
1988
1989
1990
1991
1992
I Productieve sectoren waarvan: - Landbouw, veeteelt, visserij en bosbouw - industrie - transport en communicatie II Volksgezondheid III Sociaal0educatief IV Overige
17,0 10,9 2,5 3,6 25,2 18,5 -
32,3 28,3 0,2 3,8 24,4 19,9 -
25,3 22,8 0,5 2,0 21,2 26,3 -
23,4 22,8 0,4 0,2 25,0 23,2 -
32,6 28,4 0,5 3,7 24,1 28,1 -
33,8 27,3 4,7 1,8 39,1 24,7 -
65,2 55,6 7,9 1,7 66,8 30,3 -
76,9 62,4 4,2 10,2 32,0 35,8 3,5
Totaal
60,7
76,6
72,8
71,6
84,8
97,6
162,3
148,2
OMSCHRIJVING
Bron: Centrale Bank van Suriname en Ministerie van Financiën * Iclusief lezingen en werkvoorschotten
95
1983
1984
TABEL 3 DE OVERHEIDSONTVANGSTEN OP KASBASIS periode 1975-1992 (in miljoenen SFL)
OMSCHRIJVING
1975
1976
1977
1978
1979
1980
1981
1982
Gewone dienst Belastingontvangsten NietBelastingontvangsten (waarvan Meeropbrengst uit bauxiet) (waarvan winst CbvS) Buitengewone Dienst Ontwikkelingsdienst (waarvan schenkingen) (waarvan leningen)
293,2 138,6 154,6 (67,5) (6,4) 1,1 79,2 n.a. n.a.
286,0 182,4 103,6 (69,4) (12,8) 3,3 159,2 (159,2) (-)
335,9 231,3 104,6 (64,8) (17,7) 12,9 138,4 (138,4) (-)
412,9 267,5 145,4 (103,6) (16,5) 6,2 139,0 (99,0) (40,0)
419,5 275,2 144,3 (88,3) (21,5) 7,7 144,1 (144,1) (-)
475,7 316,6 159,1 (92,6) (28,4) 6,5 131,5 (131,5) (-)
486,0 328,0 158,0 (96,0) (40,7) 6,0 169,0 (169,0) (-)
516,4 329,3 187,1 (68,8) (60,2) 0,3 172,9 (172,9) (-)
Totale Ontvangsten
373,5
448,5
487,2
558,1
571,3
613,7
661,0
689,6
LOPENDE ONTVANGSTEN
1983
1984
1985
1986
1987
1988
1989
1990
1991
1992
Belastingontvangsten NietBelastingontvangsten (waarvan Meeropbrengst uit bauxiet) (waarvan winst CBvS)
314,9 172,3 (67,5) (53,4)
328,4 150,0 (47,9) (33,7)
331,4 143,9 (30,5) (38,7)
310,1 122,1 (2,4) (48,1)
334,8 148,0 (-) (68,9)
497,1 160,4 (-) (75,0)
520,7 238,0 **(3,1) (101,2)
665,7 266,2 (-) (135,8)
778,6 187,8 (-) (119,5)
850,2 587,7 (-) (153,1)
Totale Ontvangsten
487,2
478,4
475,3
432,2
482,8
657,5
758,7
931,9
966,4
1437,9
Bron: Jaarverslagen Centrale Bank van Suriname * Voorlopige cijfers ** Finale afrekening 1986 en 1987 *** Inclusief >Bijzondere Ontvangsten= SFL 345,9 miljoen
96
TABEL 4 AANDEEL VAN DE ONTVANGSTEN UIT DE BAUXIETSECTOR IN DE LOPENDE EN TOTALE OVERHEIDSONTVANGSTEN (op kasbasis; in miljoenen SFL).
OMSCHRIJVING
1975
1976
1977
1978
1979
1980
1981
Lopende ontvangsten (1) w.v. ontvangsten bauxietsector (2) w.v. inkomstenbelasting* en levy) TOTALE ONTVANGSTEN (3) (2) in % van (1) (2) in % van (3)
294,3 98,6 (83,9) 373,5 33,5 26,4
289,3 100,2 (86,2) 448,5 34,6 22,3
348,8 123,6 (107,7) 487,2 35,4 25,4
419,1 151,7 (134,6) 558,1 36,2 27,2
427,2 149,9 (130,9) 571,3 35,1 26,2
482,2 170,0 (145,1) 613,7 35,3 27,7
492,0 154,4 (132,1) 661,0 31,4 23,4
1983
1984
1985
1986
1987
1988
487,2 88,9 (72,4) 18
478,4 80,6 (59,9) 16,8
475,3 71,3 (55,0) 15,0
432,2 36,3 (21,5) 8,4
482,8 14,8 (0,0) 3,1
657,5 31,1 (15,2) 4,7
Lopende (=totale) ontvangsten (1) w.v. ontvangsten bauxietsector (2) (w.v. inkomstenbelasting* en levy) (2) in % van (1)
Totaal
Gemiddeld
516,7 106,3 (87,1) 689,6 20,6 15,4
3269,6 1054,7 4402,9
408,7 131,8 (113,5) 550,4
1989
1990
1991
1992
758,7 92,3 (71,4) 12,2
931,9 139,3 (111,1) 14,9
966,4 78,7 (56,8) 8,1
1437,9 47,0 (26,0) 3,3
Bron: Jaarverslagen Centrale Bank van Suriname en Bauxiet Instituut Suriname. * **
Exclusief loonbelasting en A.O.V. Voorlopige cijfers
97
1982
TABEL 5 BELASTINGONTVANGSTEN VAN DE OVERHEID OVER DE PERIODE 1975-1992 (op kasbasis; in miljoenen SFL) OMSCHRIJVING Directe Belastingen (inkomen en vermogen) w.v. inkomstenbelasting [natuurlijke personen] [lichamen] - overige [w.v. vermogensbelasting] Indirecte belastingen Totale Belastingontvangsten
Directe Belastingen (inkomen en vermogen) w.v. inkomstenbelasting [natuurlijke personen] [lichamen] - overige [w.v. vermogensbelasting] Indirecte Belastingen Totale Belastingontvangsten
**
1975
1976
1977
1978
1979
1980
1981
1982
48,6
68,8
89,4
113,3
117,0
141,4
131,0
134,7
(47,6) [18,9] [28,7] (1,0) [0,3]* 90,0
(67,6) [23,2] [44,4] (1,2) [0,5]* 113,6
(87,4) [28,0] [59,4] (2,1) [0,3] 141,9
(111,5) [37,4] [74,1] (2,0) [0,3] 154,2
(112,8) [42,3] [70,5] (1,2) [0,3] 158,2
(137,8) [52,0] [85,8] (3,6) [0,3] 175,2
(124,5) [61,5] [63,0] (7,6) [0,9] 197,0
(131,7) [83,3] [48,4] (3,0) [0,8] 194,6
138,6
182,4
231,3
267,5
275,2
316,6
328,0
329,3
1983
1984
1985
1986
1987
1988
1989
1990
1991
1992*
139,2
155,3
171,4
145,2
181,8
244,5
282,3
363,1
431,1
414,0
(135,0) [103,1] [31,9] (4,2) [0,9] 175,7
(150,0) [92,8] [57,2] (5,3) [0,9] 173,1
(166,0) [111,8] [54,2] (5,4) [0,9] 160,0
(140,5) [110,2] [40,4] (4,7) [0,8] 154,9
(160,0) [112,3] [47,7] (21,8) [1,1] 153,0
(222,7) [126,0] [96,7] (21,8) [0,7] 252,6
(259,6) [141,7] [117,9] (22,7) [0,3] 238,4
(335,4) [153,3] [182,1] (27,7) [0,7] 302,6
(398,5) [229,2] [169,3] (32,6) [1,3] 347,5
(373,8) [253,2] [120,6] (41,8) [1,9] 439,2
314,9
328,4
331,4
300,1
334,8
497,1
520,7
665,7
778,6
850,2
Bron: Jaarverslagen Centrale Bank van Suriname, Ministerie van Financiën en Ontvangkantoor Directe Belastingen * Incl.huurbelasting en successierechten Voorlopige cijfers
98
TABEL 6 (in miljoenen SFL) FINANCIERING VAN BEGROTINGSTEKORTEN 1975-1995 (in mil. SFL) Jaar
1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
Saldo lopende dienst (op kasbasis)
Ontwikkelingsuitgaven
Financieringstekort(-)/ overschot(+)
Financieringswijze Binnenlands Buitenlands kapitaal kapitaal Totaal w.v. NHAS*
Liquiditeitstekort (-)**/ overschot(+)
8.2 -24.8 -37.8 19.8 6.1 24.0 -50.0 -97.2 -195.5 -233.8 -335.5 -425.9 -456.6 -468.8 -340.6 -196.3 -655.4 -405.8 -1997.3 -274.0 3816.7
-78.6 -125.2 -163.6 -141.6 -130.2 -131.5 -175.6 -174.6 -117.7 -77.7 -36.3 -35.6 -28.6 -41.7 -62.5 -72.1 -4.8 -71.1 -335.8 -364.0 -3100.0
-70.4 -150.0 -201.4 -121.8 -124.1 -107.5 -225.6 -271.8 -313.2 -311.5 -371.8 -461.5 -485.2 -510.5 -403.1 -268.4 -660.2 -476.9 -2333.1 -638.0 716.7
1.4 -0.2 4.0 -3.8 0.7 0.4 -0.5 -1.6 -1.5 3.9 3.3 -1.5 -5.4 -2.3 -5.3 442.6 -1.4 134.7 0 0 N.B.
76.9 154.1 134.0 135.7 143.2 127.4 169.0 173.5 3.1 27.9 16.5 7.1 9.7 31.4 53.6 57.4 43.6 75.8 633.5 2150.9 N.B.
79.2 159.2 138.4 98.9 144.0 131.5 169.0 172.9 0 2.1 2.4 4.9 5.6 15.0 37.4 43.9 20.5 46.6 427.0 1403.8 N.B.
7.9 3.9 -63.4 10.1 19.8 20.3 -56.8 -99.9 -311.6 -279.7 -352.0 -455.9 -480.9 -481.4 -354.8 231.6 -618.0 -266.4 -1699.6 1512.9 9766.5
(in miljarden Sf.)
(in miljarden Sf.)
(in miljarden SF.)
(in miljarden Sf.)
(in miljarden SF.)
w.v. >Grants= ***
(in miljarden Sf.)
-20.5 -24.1 -36.1 -51.5 -140.3
-16.2 -17.0 -49.1 -46.2 -27.5
-36.7 -41.1 -85.2 -97.7 -167.8
2.8 5.9 24.1 37.4 225.7
32.4 29.6 49.8 54.0 -53.5
43.3 28.6 26.5 20.3 22.5
-1.5 -5.6 -11.3 -6.3 4.4
Bron: Centrale Bank van Suriname (1975-1995) en I.M.F. (1996-2000) 2000 voorlopige cijfers NHAS: Ned. Hulp Allocatie aan Suriname * Liquiditeitstekort (-) = liquiditeitscreatie t.b.v. de overheid ** Volgens het I.M.F. bedroeg het aandeel van Nederland in het totaal der schenkingen in 1996: 84%, 1997: 73%, 1998: 77%, 1999: 88% en 2000: 98%. Buitenlands kap. (totaal) 1980: SF. 127.4, w.v. schenkingen: SF. 131.5 mln.; aflossingen: SF. 4.1 mln. Liquiditeitsoverschot 1990: incl. 6% premie-obligatielening SF. 445 mln.
99
TABEL 7 SURINAME (miljoenen SFL) MACRO-ECONOMISCHE GROOTHEDEN Jaar
1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000*
(+) Liquidi teitscreatie t.b.v. overheid (mln. Sf.) **
-7.9 -3.9 63.4 -10.1 -19.8 -20.3 56.8 99.9 311.6 279.7 352.0 455.9 480.9 481.4 354.8 -231.6 618.0 266.4 1699.6 -1512.9 -9766.5 1504.1 5626.5 11340.3 6264.2 -4406.20
Maatsch. Geldhoeveelh. (M1) (mln.Sf.) per einde jaar
168.7 198.7 219.3 246.1 273.5 294.2 358.0 421.1 455.0 577.3 880.2 1230.2 1562.0 1945.3 2164.6 2250.8 2886.1 3221.1 6042.7 20882.7 57727.6 56067.1 68290.8 91639.6 135547.9 270056.4
Binnenlandse Liquiditeitsmassa (M2) (mln. Sf.) per einde jaar
190.6 230.2 252.4 282.8 312.3 344.0 426.3 480.1 555.5 668.6 955.4 1350.2 1660.1 2034.5 2267.5 2417.3 3172.2 3572.4 6651.4 23301.6 61806.6 77855.0 90620.1 116620.3 159755.4 308726.8
Bron: C.B.v.S. en A.B.S. * Voorlopige cijfers ** Aandeel netto krediet (+) bij C.B.v.S. = monetaire financiering
100
Parallelmarktkoers US$ (in Sf.) (jaargemiddelde)
4.81 6.64 9.81 16.2 13.9 14.6 16.84 18.00 24.04 62.25 235.17 493.42 414.38 435.29 555.58 1250.99 1941.59
Prijsindexcijfer v.d. gezinsconsumptie (>68/=69=100)
146.2 159.8 173.9 187.8 214.0 242.3 263.4 282.6 295.0 305.9 339.2 402.6 617.5 662.7 667.7 812.9 1024.0 1471.1 3582.4 16782.8 56316.0 55920.7 59916.3 71320.9 141816.9 225978.3
Inflatiecijfers %
7.50 9.30 8.82 7.99 13.95 13.22 8.71 7.29 4.39 3.69 10.89 18.69 53.38 7.32 0.75 21.75 25.97 43.66 143.52 368.48 235.55 -0.70 7.15 19.03 98.84 59.30
TABEL 8 OMVANG VAN HET AMBTELIJK APPARAAT (ambtenaren en contractanten*) 1975-2000 Eind v/h jaar
Aantal (incl. Kontraktanten)
1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
Toe- of afname 25748 28631 31721 36664 35216 33503 34982 36475 37550 38126 38986 39560 40686 43304 42197 40370 41921 39832
Toe- of afname in %
2883 3090 4943 -1448 -1713 1479 1493 1075 576 860 574 1126 2618 -1107 -1827 1551 -2089
39083
38393
Bron: Ministerie van Financiën en Cebuma-tellingen. * Betreft ambtenaren en contractanten waarvan de loonandministratie door Cebuma geschied. N.B.:
Vanaf 1979 exclusief parastatale bedrijven.
101
11,2 10,8 15,6 -4,0 -4,9 4,4 4,3 3,0 1,5 2,3 1,5 2,9 6,4 -2,6 -4,3 3,8 -5,0
TABEL 9 PERCENTAGE AMBTENAREN NAAR SECTOR
1975 openbare orde/veiligheid
1980
1985
1990
1995
2000
6
10
14
15
16
15
bestuur en beheer
12
12
12
17
18
17
>productie= ministers
21
21
18
17
13
1
Fysieke en sociale infrastr.
61
57
56
52
63
57
25.748
33.503
38.986
40.370
39.083
38.393
100%= Bron: CEBUHA-tellingen
102
TABEL 10 A. ARMOEDE-INDICATOREN BIJ VOS, DE JONG EN DIJKSTRA (2001) source/reference
Year
Poverty incidence
Comments
IDB (1996)-Table III-7
1990
41.0
Menke (1998)
1993 1993
89.0 69.5
1993
52.5
1993
59.7
Neri and Menke (1999)
Extreme poverty, remittance income excluded; computed from household survey data, estimate probably for urban areas only. Ibid. Income poverty (based on household income and standardized adult equivalent scales). Food income poverty (extreme poverty); share of food in total household expenditure estimated to be 62.8 per cent. Income poverty (based on non-standardized per capita household income).
Bron: Vos,. De Jong en Dijkstra (2001: 208).
B. ARMOEDE-INDICATOREN BIJ JAMES (2000, 2001A) Category The Monthly Food Poverty Line The Headcount Food Poverty Rate The Food Poverty Gap The Monthly Food and Non-Food Poverty Line The Headcount Food and Non-Food Poverty Rate (Neri and Menke, 1999) The Headcount Food and Non-Food Poverty Rate (Menke, 2000) The Food and Non-Food Poverty Gap
Estimate NA 63.11% 30.27% NA 76.45%
Sf 101,060 Sf 30,590 Sf 154,730
72.3 43.62%
Bron: James (2001a: 13).
103
Sf 67,493
APPENDIX 3: BOXEN BIJ DE HOOFDSTUKKEN 3 EN 4 Box 1 Box 2 Box 3 Box 4
: : : :
Box 5 Box 6
: :
Sfeertekening tijdens de eerste CONS-vergadering. Surinaamse irritatiepunten over de Nederlandse CONS-leden. Nederlandse ‘Schuld en Boete’ als Surinaamse onderhandelingstactiek. Typering door Nederlandse Resource Persons van de Surinaamse onderhandelingstactiek. Surinaamse beoordelingen van de activiteiten binnen het West-Surinameprogramma. De Surinaamse overheid als ontwikkelingsinstrument.
104
Box 1: Sfeertekening tijdens de eerste CONS-vergadering “Nee, het was altijd een heel moeizaam overleg. Alles was stroef en moeizaam.” De Nederlandse delegatie ‘moest zwaar zijn wegens het Surinaamse gebrek aan kwaliteit.’ Van Surinaamse zijde werd dit beantwoord met: ‘Nederlandse delegatieleider] moet zijn mond houden want hij weet te weinig.’ Even later werd een van de drie Surinaamse delegatieleden werd door zijn twee collega’s op nogal botte wijze het woord ontnomen: “’Voornaam], en nu je mond dichthouden.’ Dit delegatielid nam daarop nog nauwelijks deel aan het debat. ‘Het belang van Suriname,’ zei de Surinaamse voorzitter aan het begin van de eerste projectenronde in het kader van de CONS ‘is de Nederlandse hulpgelden zo snel mogelijk op te maken. Ze zijn namelijk niet waardevast.’ Naar aanleiding van een verzoek om meer gedetailleerde informatie door de Nederlandse leden merkte hij op: ‘Kosten-baten-analyses zijn gevaarlijk want de [Surinaamse] regering heeft speelruimte nodig.’ Bij een poging tot vergelijking met andere concentratielanden door een Nederlands delegatielid antwoordde de voorzitter: ‘Ik sta geen opmerkingen toe over andere concentratielanden… U moet niet aan mijn leiding komen. Er is hier sprake van een uitsluitend Surinaamse verantwoordelijkheid voor de [keuze uit] ontwikkelingsprojecten. K-61 mag slechts toetsen, die is niet verantwoordelijk voor de uitgaven. Verheffing van mijn volk gaat boven geld.’ Verhitte discussies en schorsingen wisselden elkaar op die dag af. Na de zoveelste schorsing belde de ene delegatieleider naar het Surinaamse kabinet en zond de andere delegatieleider een lang memo naar Den Haag. De dag daarop werd door de Surinaamse voorzitter gerefereerd aan overleg met premier Arron en minister Cambridge: ‘De regering … stelt dat de grondslagen van het verdrag in het geding zijn. Op grond daarvan heeft [verdere] voortgang geen zin tot aan een topgesprek over de nadere grondslagen van het verdrag. De Nederlandse ambassadeur zal heden worden ontboden voor een komend gesprek.’ Een tweede Surinaams delegatielid merkte op: ‘Ik heb vooral bezwaar tegen het optreden van [naam Nederlands delegatielid]. Hij treedt te zeer op als lasthebber, hij toont irritant gedrag en is te weinig betrokken geweest bij de voorgeschiedenis…K-6 [de CONS] heeft geen leven meer… Maar ik zal trachten de zaak te redden… Cambridge heeft bezwaar tegen het gebrek aan herinneringsvermogen van Pronk over positieve toezeggingen betreffende WestSuriname [die hij heeft gedaan] op de ochtend waarop het verdrag werd gesloten. En Arron’s reactie was heftig. Hij heeft bezwaar tegen de begeleiding uit de ambassade door Erath. Die controleert namens de Nederlandse regering en dat is niet in overeenstemming met de afspraken.’ Daarop volgde weer een informeel overleg. De Nederlandse delegatievoorzitter ‘wilde af van een [mogelijk] telefoontje van Arron naar Pronk, want die zou door de knieën gaan.’ Een Surinaams delegatielid begon met zijn tas te smijten. Iedereen was over de rooie. Het werd bijna slaande ruzie.” Bron: verbatim notulering van de eerste CONS-vergadering.
1
Bedoeld is de CONS. K-6 {de commissie van zes} was de ambtelijke voorganger van de CONS vóór de onafhankelijkheid.
105
Box 2: Surinaamse irritatiepunten over de Nederlandse CONS-leden (1978) “… er wordt gezeurd over bedrijfseconomische rentabiliteit van projecten, zonder dat men aan de Surinaamse regering vraagt, welke rentabiliteitsvorm ze wenst aan te leggen bij overheidsprojecten … Nederlanders [werken] juist de grote projecten, waarmee deze [economische] weerbaarheid snel kan worden bereikt duidelijk tegen … de Nederlanders werken juist die projecten tegen, die de overheid geld in het laatje brengen, dus de middelen opvoeren … van Nederlandse zijde wordt in toenemende mate genegeerd dat in het programma alle sectoren en regio’s (ook en met name West-Suriname) zijn betrokken, en dat ook alle vormen van investering, ook z.g. Infrastructurele vervangingsinvesteringen zijn opgenomen … de Nederlandse leden willen elk project apart en minutieus toetsen zonder te letten op de daaromheen geplande projecten … alhoewel bij de totstandkoming van het verdrag nadrukkelijk is afgesproken dat er geen voorwaarden aan Suriname worden gesteld voor wat zijn bijdrage uit eigen besparingen betreft willen de Nederlanders steeds weer hiermee bemoeien … het inschakelen van deskundigen wordt een ware plaag … de Nederlanders gaan steeds meer tot een apartheidspolitiek over waarbij de z.g. Nederlandse sectie apart toekijkt, alhoewel er volgens het verdrag zo’n sectie niet bestaat, althans geen enkele taak heeft en er gezamenlijk getoetst moet worden … “ Bron: Essed (1978).
106
Box 3: Nederlandse ‘Schuld en Boete’ als Surinaamse onderhandelingstactiek “Onze onderhandelings-cultuur is niet altijd even productief geweest voor de kwaliteit van de hulp,” zegt de een, “maar het werkte wel. Ik ben er zelf een aantal jaren onderdeel van geweest. Natuurlijk, je kwam wel lacherig terug van het beleidsoverleg: na een uurtje lag er weer voor x miljoen op tafel. Ik heb het een keer meegemaakt dat er in één ronde van het beleidsoverleg voor DFL 80 miljoen werd goedgekeurd. Maar kon Suriname dat aan? Hadden we de capaciteit? En het gekke was dat Nederland goedkeurde zonder voorstudies, zonder sterkte-zwakte-analyse. Er werd goedkeuring verleend op basis van projectvoorstellen die, in plaats van door ministeries, door PLOS zijn geschreven. Zo krijg je zwakke projecten in een land zonder uitvoeringscapaciteit. Uiteindelijk is de hulp dan erg pover.” “Was dit nu de hulp die Suriname nodig had?” vraagt zich een ander af. “Heeft dit ons nu voor lange termijn versterkt? Daar zet ik vraagtekens bij. Schuldgevoelens en emoties speelden mee. Maar uiteindelijk ging het meer om symptoombestrijding dan om lange termijn aanpak. Ook de lokale politiek was natuurlijk schuldig. Het ging steeds om korte succesjes, om te scoren: ‘Kijk eens waarmee ik terugkom uit Nederland!’ Om eye catchers. Van gidsing door het Planbureau was nauwelijks sprake. Mijn collega uit Guyana noemde het een ander soort Dutch Disease: de overvloedigheid van de hulp. Het kon niet op. En Suriname heeft zich altijd blind gestaard op de hulp uit Nederland”. “Nederland was een waardeloze onderhandelaar,” zegt een derde. “Men weet natuurlijk best hoe het moet. Maar aantafel met Surinamers, dan geven ze teveel toe. Ze willen niet vervelend doen. Surinaamse onderhandelaars zeggen: ‘Het is ons geld.’ De Nederlander aan de andere kant van de onderhandelingstafel krijgt een rood hoofd en geeft toe. Als ze eens eindelijk hun poot zouden stijf houden, dan zou Suriname er beter van worden. Uiteindelijk is Nederland een lamme goedzak die altijd alles goedkeurde. Nederland is passief. Ze weten alles, maar ze spelen nooit op hun poot. Ze geven altijd toe, ze zeggen altijd ja. Als donor is Nederland zo soft, zo aardig. Soms snap ik er niets van. Nederland laat zich, desnoods tegen beter weten in, voor de gek houden. Ze weten ook wel dat er patronage plaatsvindt, dat politici spelletjes spelen. Maar ze grijpen niet in.” “Een balans? Mijn analyse is dat het niet goed is gegaan,” zegt een vierde. “Het kon ook niet goed gaan. De oplossing moet niet van buiten komen. We gebruiken veel lip service, zo van ‘Suriname moet het zelf doen.’ Maar Suriname verwacht in feite dat Nederland het zal doen. Dat is jezelf voor de gek houden … De militairen en Wijdenbosch kochten altijd af om hun wankele populariteit te behouden. Misschien was de regering-Wijdenbosch de combinatie van alle negatieve elementen uit de oude politiek en de militairen. Maar ook de oude democratische politici van vóór en ná de militairen regeren bij de gratie van een dodelijk patronagestelsel. Uiteindelijk subsidiëren we dit systeem via bauxiet en ontwikkelingshulp … Maar ook de ontwikkelingshulp doet mee. Pronk heeft me eens gezegd: ‘Elk project in Suriname gaat in drieën. Een agrarisch project is een Chipproject, voor de Hindoestanen. Dus moet ik ook een Javaans project en een Creools project financieren. Zo werkt het in Suriname. Voor één goed project moet ik twee slechte financieren.’ Ontwikkelingsprojecten zijn etnisch-politieke projecten. Vrijwel geen enkel project is ingebed in een lange termijn visie. Dus leveren ze ook geen oplossing voor lange termijn problemen.”
107
“We hebben onze etnische verzuiling gefinancieerd uit de ontwikkelingshulp, “ zegt de vierde. “Via de hulp kochten we etnische spanningen af … En de Nederlanders wisten dat ook wel. Maar wat wil je? De meeste Nederlandse onderhandelaars komen op Zanderij aan met goede gedachten. Maar na een paar dagen zijn ze aangestoken door het Suriname-virus. Ze worden verliefd op het land en verliezen het perspectief. Ze verontschuldigen zich over de slavernij en het kolonialisme. Ineens kennen ze het land en haar behoeften. En dat kost geld, natuurlijk.” Bron: Interviews met voormalige Surinaamse politieke en ambtelijke onderhandelaars.
108
Box 4: Typeringen van de Surinaamse onderhandelingstactiek door Nederlandse resource persons Een beleidsambtenaar van het eerste uur herinnert zich nog hoe op Buitenlandse Zaken de stapels dossiers binnenkwamen, van KABSNA vandaan. “Die waren eerst door Suriname verneukt. Suriname heeft Nederland altijd in de luren gelegd, heel geraffineerd… Wij lieten het maar toe. De PvdA-jongens waren als de dood dat ze van neokolonialisme zouden worden beticht. R [de Nederlandse minister] gaf bevel om alles goed te keuren, uit angst voor een rel over het troetelkind van Essed. ‘Neokolonialisme’ zou dan het verwijt zijn. In de CONS hadden ze af en toe grote ruzies, het ging er soms pijnlijk aan toe. X [een Surinaams CONS-lid) ging dan huilen en zei: ‘Vertrouwt u me dan niet?’ De Nederlandse CONS-leden zeiden dan schoorvoetend van ja. En dan rolden de miljoenen weer over de tafel… Tot nu toe hebben we ten opzichte van Suriname altijd bakzijl gehaald. We hadden Suriname voorgesteld projectvoorstellen voor te bereiden. Maar we kregen voorstellen op een A4-tje, dat was alles. Uiteindelijk nam men politieke beslissingen, bijna steeds op basis van door Suriname onvoldoende voorbereide documenten. Het geld ging met scheppen de deur uit. Voor ‘volkswoningbouw’ lieten ze betonnen dakpannen uit Nederland overkomen. ‘En 10 % is voor Roy’, iemand bij het ministerie die geld voor de dakpannen ving…We hebben ons voortdurend laten verneuken, sorry dat ik het zeg. Beschamend, we lieten alles toe. Zij gingen hun gang, potveterend. Eigenlijk een schande. Politici hadden het steeds over ‘belastinggeld’. Maar dat is met scheppen, als een zootje, uitgegeven.” “De Surinamers begrepen dat zeer goed. Dus bij elk mogelijk conflict in de CONS zei [een Surinaams delegatielid]: “O.K., er is een conflict, op naar de minister.” Dat verlamde de CONS. Want alle Nederlandse ministers, Pronk voorop, hielden nooit de poot stijf. Ze gingen meteen door de knieën. Het kabinet dacht dat Suriname’s onafhankelijkheid een pronkstuk was, iets wat niet door ruzie kon worden verstoord. Elk idioot plan van Cambridge was aanleiding voor een telefoongesprek van Cambridge naar Pronk. Een bron van ruzie, een onhoudbare situatie… Den Haag overrule-de alles ten gunste van Cambridge. En ze voelden dat feilloos aan, [naam van een delegatielid] buitte elk incident uit… Bij elk conflict was er een absurde geneigdheid om toe te geven. [Niet alleen] met de spoorweg maar met alles. Over de spoorweg, dat ging om 90 miljoen gulden…Ik stelde voor dat we het samen zouden financieren: ‘We doen het 50-50, jullie betalen de helft uit de eigen deviezenvoorraad.’ Men ging daarmee accoord. Ik stuurde een telegram naar Den Haag… Maar bij aankomst had mijn tweede man dat naar Pronk in Cairo gestuurd. Pronk seine terug: ‘O.K., maar we moeten gul zijn, we betalen het helemaal.’ Dat was inmiddels naar Suriname doorgeseind. Kassa!” “Maar natuurlijk,” zegt een voormalige parlementariër, “Nederland had altijd slappe knieën. Ik heb dat van nabij kunnen bezien als lid van een parlementaire delegatie… Derby begon met een klaagzang over het falen van de Nederlandse hulp, van Nederland in het algemeen… Ik kreeg er de pest in. Vier jaar lang ging het er zo aan toe, dezelfde soort onderhandelingen, dezelfde soort ruzies. En Nederland laat zich voortdurend een oor aannaaien. Wie het niet neemt wordt voor racist uitgemaakt…”
109
“De [Surinaamse] onderhandelaars kennen alle zwakke plekken van de Nederlanders. Ze kennen ons schuldcomplex en ze gaan over de rand.” zegt een voormalig topambtenaar op Buitenlandse Zaken. “We trapten er steeds weer in, of, liever gezegd, we moesten er in trappen vanwege onze politieke correctheid. ‘Mogen wij soms niet in bad?’ ‘ Zijn we soms minder dan de Nederlanders?’ vroegen ze dan. Het is bezopen, maar alles gaat terug op de politiek. Venetiaan zei een keer: ‘Reizen naar Nederland is een basic need.’ Dus zat de KLM business class vol met Surinaamse beambten… Op het IMF en de Wereldbank keken ze ons meewarig aan. Ze wisten dat we politiek kwetsbaar waren.” “Suriname
heeft altijd op het Nederlandse schuldcomplex gewerkt.” zegt een voormalige hooggeplaatste diplomaat die te Paramaribo was gestationeerd. “Steeds maar werd op de slavernij gehamerd, in de trant van ‘Uw grootouders hebben ons gediscrimineerd.’ En Nederland trapte er altijd in. O ja, op dat schuldgevoel werd voortdurend ingespeeld: de slavernij, de koloniale tijd. Den Uyl en Pronk waren daar heel gevoelig op, dat wisten ze. Nee, daar werd steevast op ingespeeld. En Nederland liet zich dan weer keer op keer in de luren leggen.” “Ik kreeg een laf gevoel [bij aankomst],” zegt een voormalige politicus. “Lachmon zei me: ‘Ter ondersteuning van de democratie moet er rode kool en pindakaas op de schappen staan.’ … Ze waren sjachrijnig omdat ik geen geld bij me had… Na mijn eerste bezoek waren ze pisnijdig. Maar ik vond het niet verantwoord het nieuwe bewind financieel in de watten te leggen. Bij terugkomst zei ik: ‘Geen blanco cheque geven.’ Na twee maanden kwam ik terug, ditmaal met geld. Toen was iedereen vriendelijk… Maar toen kwam er een enorm gevecht over procedures. Men vond Nederland kinderachtig. Ze hadden een pot geld verwacht die ik de president ter hand had moeten stellen… Suriname is altijd verwend geweest.” Bron:
Interviews met voormalige Nederlandse politieke en ambtelijke onderhandelaars.
110
Box 5: Surinaamse Surinameprogramma.
beoordelingen
van
de
activiteiten
binnen
het
West-
De Centrale Bank (Jubileumverslag, 1982::4) oordeelt op niet mis te verstane wijze aldus: “Toen de spoorlijn gereed was bleek dat met de aanleg van de bauxietmijn in het Bakhuysgebergte en de bouw van de aluinaardefabriek te Apoera nog een aanvang gemaakt moest worden. Eerst in september 1979 toen de bouw van de spoorlijn bijna voltooid was werd de opdracht gegeven aan een tripartiete Kommissie bestaande uit vertegenwoordigers van Suriname, Suralco en Shell/Billiton om een studie te maken van de ekonomische haalbaarheid van dit projekt. De opdracht luidde: het zoeken naar een ekonomische uitvoerbare oplossing voor de ontginning van de bauxietreserves in West-Suriname en de bestudering van de mogelijkheden voor samenwerking tussen Suriname en de in Suriname opererende bauxietmaatschappijen. Acht maanden [nadien] kwam de Kommisie uit met het rapport waarin zij konkludeerde: dat onder de huidige omstandigheden het Bakhuis-bauxiet niet verkoopbaar is op de wereldmarkt en dat de konstruktie en exploitatie van een aluinaardefabriek te Apoera ekonomisch niet verantwoord is. De Kommissie deed tevens het voorstel om het bauxiet via de spoorlijn naar Apoera te transporteren en vervolgens naar Paranam over water, om aldaar verwerkt te worden”. Oud-minister De Miranda (1988: 49-66) merkt in zijn analyse over de economische ontwikkelingen tussen 1980 en 1987 op dat, gelet op de gunstige bauxietconjunctuur in de jaren zeventig de bouw van een spoorlijn in West-Suriname niet misplaatst was maar dat het begeleidend overheidsoptreden niet heeft bijgedragen aan een effectieve benutting van de spoorlijn na het gereedkomen. Evenzo betreurt hij de beslissing van de regering Chin A Sen om het Kabalebo project ‘on hold’ te zetten ondanks een gunstige appraisalrapport, uitgebracht door de Wereldbank op 23 oktober 1981: “Realisatie van o.m. het Kabaleboproject zou ongetwijfeld geleid hebben tot een structurele versterking van de bauxietsector van Suriname en daarmede van de weerbaarheid van de gehele economie, zulks in tegenstelling tot de situatie van uitsluitend teruglopen van de opbrengsten uit de bauxietsector … Naast de bauxietsector zou uiteraard een op de beschikbaarheid van goedkope energie gebaseerde industriele diversificatie mogelijk zijn geweest.”
111
Box 6: De Surinaamse overheid als ontwikkelingsinstrument “De Commissie is van mening dat de ontwikkeling die in dit rapport in grote lijnen is geschetst, alleen kan worden bereikt als de regering bereid is het bestuursapparaat ingrijpend te reorganiseren. Het beste plan, ook al wordt dat gedragen door hoge intenties van de overheid en door een belangrijke kapitaalstroom, moet tekort schieten als het niet actief wordt gesteund door de grote massa van de bevolking, als geen gebruik wordt gemaakt van de bekwaamheden en aspiraties van de gewone man. Hiervoor is nodig het creëren van bestuursvormen die tot aan de bodem van de samenleving reiken, waardoor deze bekwaamheden ten behoeve van de publieke zaak kunnen worden gebruikt” “Het is juist dat kleine verbeteringen in het jongste verleden zijn aangebracht om de grootste bezwaren van centralisatie op te heffen. De Commissie is echter van oordeel dat dit onvoldoende resultaat heeft gehad, waardoor –naar de mening van de Commissie- de koloniale structuur van het bestuursapparaat de grootste hindernis zal blijken te zijn op weg naar modernisering van de samenleving”. “Zowel de eisen van efficiency en effectiviteit als die van democratie vragen om een nietbureaucratische en dicht bij de bevolking staand bestuursapparaat”. Bron: “Programma voor sociaal-economische Ontwikkeling”(1975:9-1)
112
113
Appendix 4: Geïnterviewde Resource Persons in Suriname ·
Abrahams, R., partner Ernst & Young Suriname
·
Ahmadali, B., coördinator IDB project “Decentralization and Local Government Strenghtening Program”, voorheen DC Wanica en voorheen DC Saramaca
·
Ameerali, R., voorzitter Kamer van Koophandel en Fabrieken
·
Assen, R., minister van defensie, oud-minister van PLOS
·
Brands, A., oud-sectorrspecialist Nederlandse ambassade te Paramaribo, voorheen West-Indisch, DTH en DGIS deskundige (1963 - 1992)
·
Brahim, A., regeringsadviseur, oud-directeur ministerie van financiën, oud-financieel en daarop oud-algemeen directeur van Billiton
·
Brunings, E., docent en oud-bestuursvoorzitter Anton de Kom Universiteit, oud-minister van PLOS
·
Brunings-Stolz, M., hoofd afdeling openbare financiën van de Centrale Bank van Suriname
·
Caldeira, W., consultant voor, de IDB, oud-minister van financiën, oud-directeur Stchting Planbureau Suriname, oud-lid van de (Surinaamse) CONS
·
Cicilson, W., onderdirecteur en coördinator economische statistieken Algemeen Bureau voor de Statistiek
·
Consen, J., senior stafmedewerker ministerie van PLOS, oud-algemeen directeur ministerie van transport, handel en industrie
·
Ezechiels, O., directeur Centrale Bank van Suriname
·
Ferrier, D., directeur CESWO
·
Geiser, H., UNDP resident representative UNDP Trinidad and Tobago
·
Gessel, R., financieel directeur Surinaamsche Waterleiding Maatschappij
·
Goedhart, J., gemeen directeur Surinaamsche Waterleiding Maatschappij
·
Gowricharn, R., senior research staflid Sociale Zaken en Werkgelegenheid gemeente Rotterdam en research fellow IMWO van de Anton de Kom Universiteit
·
Groenfelt, E., coördinator sociale statistieken Algemeen Bureau voor de Statistiek
·
Hassenkham, M., directeur IMWO en bestuurslid van de Anton de Kom Universiteit, lid Nationale Assemblee
114
·
Illes, H.L., ambassadeur van de Republiek Suriname te Washington, voorheen ambassadeur op andere posten, oud-onderdirecteur van Stichting Planbureau Suriname, oud-minister van arbeid en volksgezondheid
·
Kamperveen, D. L., chef staf Het Nationale Leger
·
Kasdipowidjojo, J., decaan Faculteit der Maatschappijwetenschappen, Anton de Kom Universiteit
·
Khan Kallan, A., directeur ministerie van onderwijs en volksontwikkeling, lid Nationale Assemblee
·
Kortram, I., financieel directeur Staatsolie Maatschappij Suriname, oud-directeur Stichting Planbureau Suriname
·
Kruisland, F., bestuurslid Stichting Juridische Samenwerking Suriname-Nederland, voorzitter Advocatenvereniging Suriname, oud-hoofdofficier van justitie
·
Le Poole, P., plaatsvervangend chef de poste en hoofd ontwikkelingssamenwerking Nederlandse ambassade te Paramaribo
·
Lim A Po, H., directeur F. H. R. Lim A Po Institute for Social Studies, voorzitter van de voorbereidingscommissie van de Sociaal-Economische Raad
·
Meyer, M., voorzitter Vereniging Surinaams Bedrijfsleven VSB, voorzitter van de Caribbean Employer’s Confederation
·
Miranda, I. de, secretaris Stichting Juridische Samenwerking Suriname-Nederland, bestuurslid Jonge Balie Suriname
·
Miranda, M. de, plaatsvervangend rechter Hof van Justitie, oud-directeur ministerie van justitie, oud-procureur-generaal
·
Mitrasing, B., onderdirecteur cultuur van het ministerie van onderwijs en volksontwikkeling
·
Mungra, S., oud-ambassadeur van de Republiek Suriname te Washingon, oud-minister van BuZa, oud-minister van Financiën, oud-minister van Financiën en Planning
·
Naarendorp, H., bestuurslid Kamer van Koophandel en Fabrieken, voorheen Suriname’s vertegenwoordiger in de International Bauxite Association (IBA)
·
Noordenne, B. van, plaatsvervangend hoofd ontwikkelingssamenwerking Nederlandse ambassade te Paramaribo
·
Ori, H., beleidsadviseur ministerie van PLOS
·
Pigot, C., senior consultant Pall Projects Supply Suriname en beleidsadviseur ministerie van BuZa, oud-minister van onderwijs en volksontwikkeling
·
Plantinga, P., themadeskundige Nederlandse ambassade te Paramaribo en voordien sectorspecialist en themadeskundige op andere posten
115
·
Raghoebarsing, K., minister van PLOS
·
Raghoenath, N., directeur ministerie van openbare werken, voorheen coördinator programma’s Stichting Planbureau Suriname/Ministerie van PLOS
·
Ramadhin, H., districtscommissaris van Nickerie
·
Rambharse, I., waarnemend directeur ministerie van PLOS
·
Rogers, H., directeur Nationale Ontwikkelings Bank (NOB), economische zaken, oud-directeur ministerie van PLOS
·
Rooij, Chr. de, assistant resident representative UNDP-Suriname Office, voorheen onderdirecteur Stichting Planbureau Suriname/Ministerie van PLOS
·
Schalkwijk, M., directeur NIKOS, voorheen directeur IMWO van de Anton de Kom Universiteit
·
Sedney, J., adviseur ministerie van handel en industrie, oud-minister-president en voordien minister in verschillende kabinetten, oud-president van de Centrale Bank van Suriname
·
Shankar, R., adviseur van de vicepresident van de Republiek Suriname, oud-president van de Republiek Suriname en voordien minister in verschillende kabinetten, oud-lid van de CONS (19751980)
·
Silos, M., directeur Human Rights Organization Moiwana ‘86
·
Sno, I., directeur Algemeen Bureau voor de Statistiek
·
Soerjoesing, G., directeur ILACO Suriname, secretaris Orde van Raadgevend Ingenieurs in Suriname (ORIS), voordien lid CONS (1980-1982), oud-directeur ministerie van landbouw, ouddirecteur ministerie van openbare werken
·
Spa, R., onderdirecteur ministerie van defensie
·
Staphorst, S., directeur Nationale Vrouwen Beweging (NVB), oud-minister van sociale zaken en volkshuisvesting en voordien onderminister van sociale zaken
·
Strijk, R., districtscommissaris van Sipaliwini
·
Telting, A., president Centrale Bank van Suriname
·
Tjon Ahin, S., sectorspecialist IDB, voorzitter Surinaamse vereniging van economen, oud-directeur ministerie van PLOS
·
Tjang A Tjoi, Ph., coördinator infrastructurele programma’s ministerie van PLOS
·
Tjon A Joe, St., onderdirecteur en voorheen waarnemend directeur ministerie van PLOS
116
infrastructurele
oud-directeur ministerie van
· ·
Treffers, R., Nederlands ambassadeur te Paramaribo Wesenhagen, H., directeur bureau Forum NGO’s, oud-medewerker Stichting Planbureau Suriname en oud-onderdirecteur ministerie van onderwijs en volksontwikkeling Willemse, M., adviseur ministerie van PLOS, voordien adviseur Stichting Planbureau Suriname, voordien deskundige UNDP Wijdenbosch, J., director of operations The Wanica Group of Suriname, directeur Buro “Intermediair” en voormalig voorzitter van de AFSA
117
Appendix 5: Geïnterviewde Resource Persons in Nederland ·
Berg, R. van den, voormalig Hoofd Ontwikkelingssamenwerking Paramaribo, thans directeur IOB/ Ministerie van Buitenlandse Zaken
·
Bukman, P., voormalig politicus voor het CDA, verschillende malen minister en voorzitter van de Tweede Kamer, minister voor Ontwikkelingssamenwerking 1988 - 1991
·
Dam, F. van, voormalig (eerste) directeur Directie Ontwikkelingssamen-werking Suriname (DOS), lid van de CONS, plaatsvervangend DG Internationale samenwerking Ministerie van Buitenlandse Zaken en bewindvoerder van de Wereldbank
·
Erath, W., voormalig Hoofd Ontwikkelingssamenwerking Paramaribo en, voorafgaand aan zijn pensionering, raadsadviseur Ontwikkelingssamenwerking Ministerie van Buitenlandse Zaken
·
Geer, R. van de, diplomaat en voormalig ambassadeur, voormalig directeur Westelijk Halfrond en thans directeur Afrika Ministerie van Buitenlandse Zaken
·
Gennip, J. van, lid van de Eerste Kamer voor het CDA, voorheen o.m. plaatsvervangend DG Internationale Samenwerking Ministerie van Buitenlandse Zaken en daarvoor o.m. algemeen directeur CEBEMO (thans CORDAID)
·
Gonçalvez, L., juriste, (ex-)bestuurslid of (ex–)voorzitter van stichtingen rond het thema van mensenrechten en ontwikkelingshulp, thans voorzitter van Amnesty International (Nederland) en collegelid van de OPTA
·
Gortzak, W., voormalig hoofdredacteur van Het Parool, laatstelijk lid van de Tweede Kamer voor de PvdA en lid van zowel de Vaste Kamercommissie voor Ontwikkelingssamenwerking als die voor Koninkrijkszaken
·
Harkema, R., voormalig directeur Latijns Amerika en waarnemend plaatsvervangend DG Internationale Samenwerking Ministerie van Buitenlandse Zaken
·
Hirsch Ballin, E., hoogleraar en voormalig politicus voor het CDA, voorheen minister van Justitie en thans als staatsraad verbonden aan de Raad van State
·
Houten, D.J. van, diplomaat en voormalig ambassadeur, o.a. te Paramaribo, thans gepensioneerd
·
Klipp, E., diplomaat en ambassadeur, indertijd ambassaderaad te Paramaribo
·
Pronk, J., voormalig politicus, kamerlid en verschillende malen minister voor de PvdA, waarvan driemaal als minister voor Ontwikkelingssamenwerking
·
Schermel, R., voormalig Hoofd Ontwikkelingssamenwerking Paramaribo en thans algemeen secretaris van de Surinaams-Nederlandse Kamer voor Handel en Industrie en van de NetherlandsCaribbean Chamber ofTrade and Industry
118
·
Sneep, J., voormalig stafmedewerker Suriname, uitgezonden deskundige en sectorspecialist alsmede bureauhoofd Latijns Amerika Ministerie van Buitenlandse Zaken
119