Een passend onderwijsprogramma voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs Samenvatting In principe volgen leerlingen het onderwijs volledig op de school waar zij staan ingeschreven. Als dat tijdelijk niet het geval is, bijvoorbeeld in OPDC’s of voorzieningen voor (de huidige projecten) Rebound, Herstart en Op de Rails, dan gelden de volgende ‘spelregels’ voor ‘tussenvoorzieningen’: Tussenvoorzieningen zijn onderwijsarrangementen die ‘tussen’ scholen onder verantwoordelijkheid van meerdere besturen plaatsvinden. Inrichting tussenvoorziening Het samenwerkingsverband neemt de inrichting van een tussenvoorziening op in het ondersteuningsplan. In het ondersteuningsplan staat welke leerlingen in aanmerking komen voor toelating tot een tussenvoorziening. Leerling en de school van inschrijving De leerling blijft ingeschreven op reguliere school. Het bevoegd gezag van deze school ontvangt bekostiging voor de leerling en is verantwoordelijk voor de leerling. Inschrijving bij een reguliere school betekent dat de verwachting is dat de leerling een diploma kan halen. Zo niet, dan is inschrijving in het pro of vso aan de orde. Een leerling die een deel van de tijd onderwijs volgt op een tussenvoorziening en een deel op de reguliere school moet op de school van inschrijving worden geregistreerd als leerling op een tussenvoorziening. Het bevoegd gezag van de school van inschrijving stelt voor deze leerling een ontwikkelingsperspectief op. Doel is terugkeer van de leerling in het reguliere onderwijs. Onderdeel van het ontwikkelingsperspectief is de verblijfsduur op de tussenvoorziening. Er is formeel geen maximale verblijfsduur, echter een verblijf van maximaal twee jaar ligt in de rede. Hierbij geldt het principe ‘pas toe of leg uit’. De voortgang van de leerling dient regelmatig te worden geëvalueerd. Dit gebeurt door tussenvoorziening, waar het gaat om de ontwikkelingen van de leerling. Daarnaast vindt overleg plaats tussen de tussenvoorziening en de school van inschrijving over de ontwikkelingen van de leerling, of bijstelling van het ontwikkelingsperspectief nodig is en of terugkeer naar de reguliere school mogelijk is. De opbrengstgegevens van de leerling op de tussenvoorziening tellen mee voor de opbrengstbepaling van de school waar de leerling is ingeschreven. Als leerlingen en hun ouder(s)/verzorger(s) het niet eens zijn met een eventuele plaatsing op de tussenvoorziening, dan wenden ze zich tot het bevoegd gezag van de school waar de leerling staat ingeschreven. Indien schoolbesturen binnen het samenwerkingsverband bekostiging ten behoeve van de tussenvoorziening overhevelen naar het samenwerkingsverband nemen zij dat op in hun jaarverslag. Tussenvoorziening Het bevoegd gezag van het samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs op de locatie. Het samenwerkingsverband is door de inspectie hierop aanspreekbaar. De inspectie houdt toezicht op de kwaliteit van het onderwijs van de tussenvoorzieningen via kwaliteitsonderzoek. De school van inschrijving is op dit moment verantwoordelijk voor de verzuimregistratie van de leerling die tijdelijk geplaatst is op een tussenvoorziening (op basis van de leerplichtwet). Zodra het mogelijk is om tussenvoorzieningen te registreren, kan de registratie via de tussenvoorziening. Het is niet mogelijk om op een tussenvoorziening zelfstandig te examineren. Het is wel mogelijk om examens af te nemen onder de verantwoordelijkheid van de school waar de leerling staat ingeschreven. Het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA)
914/12 PB-ts
1
van die school is dan in principe leidend. Hiervan kan voor een speciale categorie leerlingen worden afgeweken als de bevoegde gezagen van de scholen waar de leerlingen staan ingeschreven, daarmee instemmen. Het centrale deel van het eindexamen kan alleen op de school van inschrijving worden afgenomen. Docenten die lesgeven op een tussenvoorziening moeten voldoen aan de bevoegd- en bekwaamheidseisen zoals die zijn vastgelegd in de W.V.O. om onderwijs te mogen geven. De tussenvoorziening is het eerste aanspreekpunt voor leerlingen die daar onderwijs volgen en hun ouder(s)/verzorger(s). Mochten er daar problemen ontstaan over de gang van zaken op de tussenvoorziening, dan kunnen leerlingen en hun ouder(s)/verzorger(s) zich wenden tot de klachtencommissie van het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband legt via het jaarverslag verantwoording af over de middelen waarmee de tussenvoorziening wordt gefinancierd en de inzet daarvan.
914/12 PB-ts
2
Een passend onderwijsprogramma voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs Veel scholen hebben te maken met leerlingen die specifieke ondersteuning nodig hebben om onderwijs te kunnen volgen. Om hierin te kunnen voorzien zoeken scholen, schoolbesturen en samenwerkingsverbanden naar (nieuwe) voorzieningen om voor alle leerlingen een zo passend mogelijk arrangement te kunnen aanbieden. Hieruit zijn diverse soorten zogenaamde ‘tussenvoorzieningen’ ontstaan. In principe heeft het volgen van regulier onderwijs op een reguliere school voor voortgezet onderwijs de voorkeur. Tussenvoorzieningen zijn onderwijsarrangementen die ‘tussen’ scholen onder verantwoordelijkheid van meerdere besturen plaatsvinden. Daarbij is de ondersteuningsbehoefte van de individuele leerling leidend. Met de invoering van passend onderwijs vanaf 1 augustus 2014 vervalt de landelijke indicatiestelling voor de rugzak en voor plaatsing in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Scholen en samenwerkingsverbanden kunnen dan zelf bepalen welke ondersteuning de leerling nodig heeft. Er is ruimte, binnen de wettelijke kaders, om de ondersteuning vorm te geven. Deze brochure is bedoeld om duidelijkheid te scheppen over de kaders waarbinnen scholen, schoolbesturen en samenwerkingsverbanden in de onderlinge samenwerking kunnen opereren. In deze brochure gaan we achtereenvolgens in op: - Orthopedagogisch-didactische centra (OPDC) - Rebound, Herstart en Op de Rails - Plusvoorzieningen - Integratieklassen voortgezet onderwijs - Symbiose - Voortgezet speciaal onderwijs cluster 3 en 4 - Voortgezet speciaal onderwijs cluster 1 en 2 OPDC Om voor alle leerlingen een zo passend mogelijk onderwijsprogramma te bieden, kunnen samenwerkingsverbanden ervoor kiezen om een orthopedagogisch-didactisch centrum (OPDC) in te richten. Op het OPDC kunnen leerlingen die niet mee kunnen in het reguliere voortgezet onderwijs, tijdelijk onderwijs volgen. Op het OPDC is gebundelde expertise aanwezig en het is mogelijk om op een OPDC onderwijs te verzorgen. Mogelijke routes naar het OPDC: Een leerling staat ingeschreven op een reguliere school voor voortgezet onderwijs en volgt tijdelijk onderwijs op een OPDC. Een leerling staat ingeschreven op een basisschool, maar is nog maar is nog niet klaar voor het reguliere voortgezet onderwijs. De leerling wordt wel ingeschreven op een reguliere school voor voortgezet onderwijs, maar volgt tijdelijk onderwijs op een OPDC. Een leerling staat ingeschreven op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en krijgt geen nieuwe toelaatbaarheidverklaring, maar is nog niet klaar voor het reguliere voortgezet onderwijs. De leerling wordt wel ingeschreven op een reguliere school voor voortgezet onderwijs, maar volgt tijdelijk onderwijs op een OPDC. Toelating en verblijfsduur van de leerling Het samenwerkingsverband neemt de inrichting van een OPDC op in het ondersteuningsplan. Dat geldt ook voor een eventuele doorstart van de bestaande OPDC’s. Ook bepaalt het samenwerkingsverband welke leerlingen in aanmerking komen voor toelating tot een tussenvoorziening en stelt daarbij de verblijfsduur van een leerling op de tussenvoorziening vast. Deze toelatingscriteria neemt het samenwerkingsverband op in het ondersteuningsplan. Er is formeel geen maximale verblijfsduur op een OPDC, echter een verblijf van maximaal twee jaar ligt in de rede. Hierbij geldt het principe ‘pas toe of leg uit’. Het doel is om de leerling (zo snel mogelijk) te laten terugkeren in het reguliere onderwijs.
914/12 PB-ts
3
Het moet dan ook voor iedere leerling duidelijk zijn hoe lang zijn of haar verblijf op het OPDC duurt. Deze informatie maakt onderdeel uit van het ontwikkelingsperspectief.1 De voortgang van de leerling dient regelmatig te worden geëvalueerd. Dit gebeurt door tussenvoorziening, waar het gaat om de ontwikkelingen van de leerling. Daarnaast vindt overleg plaats tussen de tussenvoorziening en de school van inschrijving over de ontwikkelingen van de leerling, of bijstelling van het ontwikkelingsperspectief nodig is en of terugkeer naar de reguliere school mogelijk is. Verantwoordelijkheid voor de leerling op het OPDC Het bevoegd gezag van de school waar de leerling staat ingeschreven ontvangt bekostiging voor de leerling en is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de leerling. Voor alle leerlingen die naar een OPDC gaan, stelt de school waar de leerling staat ingeschreven een ontwikkelingsperspectief op. Het schoolbestuur dat de leerling heeft ingeschreven, beoogt met de tijdelijke uitplaatsing een toegevoegde waarde te bereiken. De inspectie kan via het reguliere toezicht het schoolbestuur aanspreken op de gerealiseerde toegevoegde waarde van het tijdelijke onderwijs op het OPDC. Dit betekent onder meer dat de opbrengstgegevens van de leerlingen meetellen voor de opbrengstbepaling van de school waar de leerling is ingeschreven. De inspectie compenseert scholen bij de beoordeling van de resultaten indien de school veel leerlingen heeft met een lwoo-indicatie en/ of leerlingen met een sociaaleconomisch zwakkere achtergrond. De plaatsing in het OPDC is geen basis voor het niet meetellen/ compenseren van de opbrengsten bij de school van inschrijving. Verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs op het OPDC Het samenwerkingsverband is als bevoegd gezag verantwoordelijk voor de toelating van leerlingen en voor de kwaliteit van het onderwijs op de locatie. Het samenwerkingsverband is door de inspectie hierop aanspreekbaar. Positie van leerlingen en hun ouder(s)/verzorger(s) Het OPDC is het eerste aanspreekpunt voor leerlingen die daar onderwijs volgen en hun ouder(s)/verzorger(s). Mochten er problemen ontstaan tussen leerlingen en hun ouder(s)/verzorger(s) en het OPDC over de gang van zaken op het OPDC, dan kunnen tussen leerlingen en hun ouder(s)/verzorger(s) zich wenden tot de klachtencommissie van het samenwerkingsverband. Mocht de uitspraak van de klachtencommissie geen oplossing bieden voor de leerlingen en/of hun ouder(s)/verzorger(s) dan kan uiteindelijk de gang naar de rechter worden gemaakt. Het samenwerkingsverband is op dat moment verantwoordelijk. Als leerlingen en hun ouder(s)/verzorger(s) het niet eens zijn met een eventuele plaatsing op het OPDC, dan wenden ze zich tot het bevoegd gezag van de school waar de leerling staat ingeschreven. Dat bevoegd gezag is immers verantwoordelijk voor het opstellen van het ontwikkelingsperspectief van de leerling. Toezicht Het bevoegd gezag van het samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs op het OPDC. De inspectie houdt toezicht op de kwaliteit van het onderwijs van een OPDC via kwaliteitsonderzoek. Het is belangrijk dat altijd duidelijk is welke leerlingen geen onderwijs volgen op de school waar ze staan ingeschreven, maar in plaats daarvan onderwijs volgen op een OPDC. Op dit moment is dat nog niet mogelijk. Ter voorbereiding op de invoering van passend onderwijs wordt daarom een aanpassing van BRON voorbereid. Op grond daarvan kunnen leerlingen met een ontwikkelingsperspectief en leerlingen die (een deel van het onderwijs volgen) op een tussenvoorziening (en op welke) geregistreerd kunnen worden.
1
Het is nog niet vastgesteld voor welke leerlingen een ontwikkelingsperspectief moet worden opgesteld. De verwachting is wel dat dat voor deze groep leerlingen het geval is. Besluitvorming hierover vindt naar verwachting in oktober 2012 plaats.
914/12 PB-ts
4
Verzuimregistratie De school van inschrijving is op dit moment verantwoordelijk voor de verzuimregistratie van de leerling die tijdelijk geplaatst is op het OPDC (op basis van de leerplichtwet). Zodra het mogelijk is om tussenvoorzieningen zichtbaar te maken in de registratie, kunnen ook afspraken worden gemaakt over de registratie van verzuim door de tussenvoorziening. Examens Het is niet mogelijk om op een OPDC zelfstandig te examineren. Het is wel mogelijk om examens af te nemen onder de verantwoordelijkheid van de school waar de leerling staat ingeschreven. Het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) van die school is dan in principe leidend. Hiervan kan voor een speciale categorie leerlingen worden afgeweken als de bevoegde gezagen van de scholen waar de leerlingen staan ingeschreven, daarmee instemmen. Op het niveau van het samenwerkingsverband kunnen afspraken worden gemaakt over een PTA voor alle leerlingen die onderwijs volgen op het OPDC. De inschrijfscholen kunnen deze dan opnemen in de PTA’s. Het centraal schriftelijk examen doen de leerlingen altijd op de school van inschrijving. Wel is het mogelijk dat de leerlingen van een OPDC in een apart lokaal examen doen (en niet met alle andere leerlingen van de school in de gymzaal). Personeel Docenten die lesgeven in een OPDC moeten voldoen aan de bevoegd- en bekwaamheidseisen zoals die zijn vastgelegd in de W.V.O. om onderwijs te mogen geven. Over het algemeen zullen de personeelsleden die werkzaam zijn in een OPDC in dienst zijn van het samenwerkingsverband. Op dit personeel is in principe de CAO VO van toepassing. Financiering Er zijn meerdere mogelijkheden om een OPDC te financieren: 1. Het samenwerkingsverband (gezamenlijke schoolbesturen) houdt het OPDC in stand door de inzet van ondersteuningsmiddelen (uit het lichte of zware ondersteuningsbudget). 2. Schoolbesturen binnen het samenwerkingsverband hevelen bekostiging ten behoeve van het OPDC over naar het samenwerkingsverband. Over de omvang van het bedrag maken de schoolbesturen en het samenwerkingsverband onderling afspraken. 3. Andere geldstromen, zoals gemeentelijke subsidies of middelen voor plusvoorzieningen. 4. Een combinatie van bovenstaande mogelijkheden. Verantwoording Zowel samenwerkingsverbanden als schoolbesturen leggen verantwoording af over de OPDC’s via de hun jaarverslagen. Samenwerkingsverbanden worden verantwoordelijk voor de OPDC’s als deze zijn ingericht. Indien het samenwerkingsverband het OPDC in stand houdt door de inzet van de eigen ondersteuningsmiddelen vindt de verantwoording van die middelen plaats via het jaarverslag van het samenwerkingsverband. Indien schoolbesturen binnen het samenwerkingsverband bekostiging ten behoeve van het OPDC overhevelen naar het samenwerkingsverband nemen zij dat op in hun jaarverslag. Daarnaast neemt het samenwerkingsverband in dat geval de middelen die zij hebben ontvangen van de schoolbesturen ten behoeve van het OPDC op in hun jaarverslag en leggen verantwoording af over de inzet ervan. Rebound, Herstart en Op de Rails Samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs krijgen in het nieuwe stelsel passend onderwijs het budget voor Rebound, Herstart en Op de Rails gebundeld in de middelen voor lichte ondersteuning. De doelstellingen voor Rebound worden verbreed, zodat de doelstellingen van Herstart en Op de Rails hier ook onder vallen. Er is dus ook geen sprake van aparte projecten, maar van geïntegreerde onderwijszorgarrangementen op de reguliere school of op het OPDC. Wanneer de projecten worden vormgegeven buiten de school waar
914/12 PB-ts
5
de leerling staat ingeschreven, dan gelden de ‘spelregels’ zoals benoemd in het kader van het OPDC. Doelstelling Doel van zowel Rebound, Herstart als Op de Rails is dat leerlingen tijdelijk extra worden ondersteund in een niet vrijblijvend traject om terug te keren naar het regulier onderwijs. Dit kan zijn vanwege gedragsproblemen die de veiligheid van medeleerlingen en docenten negatief beïnvloeden (Rebound), vanwege gedragsproblemen op school waardoor conflicten zijn ontstaan met medeleerlingen, docenten of de school (Op de Rails) of vanwege het feit dat leerlingen vier weken of langer niet naar school gaan zonder uitzicht op een schoolplaatsing (Herstart). Leeftijd In de praktijk gaat het met name om leerlingen in de leeftijd van het voortgezet onderwijs (75%-80%), maar ook in de bovenbouw van het basisonderwijs en de overgang naar het voortgezet onderwijs speelt deze problematiek. De schoolbesturen in het samenwerkingsverband primair onderwijs zijn daarbij verantwoordelijk voor de leerlingen die in het basisonderwijs zijn ingeschreven en de schoolbesturen in het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs voor de leerlingen die in het voortgezet onderwijs zijn ingeschreven. Organisatie, financiering en verantwoording Ook ten aanzien van de invulling van de projecten Rebound, Herstart en Op de Rails geldt dat het duidelijk moet zijn welke leerlingen op welke plaats tijdelijk onderwijs volgen. o Wanneer de projecten worden vormgegeven op een reguliere school voor voortgezet onderwijs, volgen de leerlingen gewoon onderwijs op de school van inschrijving. Het samenwerkingsverband legt dit vast in het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. De school ontvangt een vergoeding van het samenwerkingsverband en het samenwerkingsverband neemt in het jaarverslag op dat de middelen voor de projecten zijn overgeheveld naar de schoolbesturen. De schoolbesturen leggen op hun beurt verantwoording af over de ontvangen middelen via hun jaarverslag. o Wanneer de projecten worden vormgegeven buiten de school waar de leerling staat ingeschreven, dan gelden de ‘spelregels’ zoals benoemd in het kader van het OPDC. Plusvoorzieningen In het kader van de aanpak voortijdig schoolverlaten, is het in het voortgezet onderwijs mogelijk om plusvoorzieningen in te richten. In sommige regio’s worden de plusvoorzieningen gecombineerd met een OPDC en/of een voorzieningen voor Rebound, Herstart en/of Op de Rails. De plusvoorzieningen zijn bedoeld voor jongeren die in principe beschikken over de capaciteiten om hun schoolloopbaan met minimaal een startkwalificatie af te sluiten, maar door een opeenstapeling van problemen (bijvoorbeeld gedragsproblemen, psychische problemen, instabiele thuissituatie, schulden en criminaliteit in de directe omgeving) een groot risico lopen op zowel school- als maatschappelijke uitval. Doel is om deze jongeren toch een startkwalificatie te laten halen door een gecombineerd programma aan te bieden van onderwijs, arbeidstoeleiding, zorg en hulpverlening. De financiering van plusvoorzieningen loopt via een contactschool in een regionaal meld- en coördinatiefunctie regio (RMC-regio). De regelgeving en bekostiging van de plusvoorzieningen veranderen niet met de invoering van het nieuwe stelsel passend onderwijs. Samenwerkingsverbanden kunnen binnen de RMC-regio afspraken maken over de inrichting van plusvoorzieningen. Integratieklassen in het voortgezet onderwijs Onder een integratieklas wordt een groep (klas) leerlingen met een verstandelijke handicap verstaan die onderwijs krijgt in een reguliere school voor voortgezet onderwijs. Deze leerlingen voldoen niet aan de toelatingseisen van het regulier voortgezet onderwijs en zullen vanwege hun beperking geen regulier vo-diploma kunnen halen. Daarmee voldoen ze niet aan de in artikel 4 van het Inrichtingsbesluit W.V.O. opgenomen bepaling dat de
914/12 PB-ts
6
leerling geschikt moet zijn ‘om het onderwijs aan de school waarvoor toelating wordt gevraagd te volgen’. Dit artikel is niet van toepassing op het praktijkonderwijs. In een nu nog lopend experiment is afgeweken van de bepaling in het inrichtingsbesluit. De leerlingen zijn ingeschreven op een school voor regulier voortgezet onderwijs en krijgen leerlinggebonden financiering (rugzakje) voor de extra ondersteuning. Door deze middelen te bundelen is het mogelijk om een aparte klas in te richten en te faciliteren. In het nieuwe stelsel passend onderwijs is het niet mogelijk om af te wijken van de bepaling dat een leerling geschikt moet zijn om het onderwijs aan de school waarvoor toelating wordt gevraagd, te volgen. Daarnaast vervalt dan het systeem van het rugzakje, maar worden andere oplossingen mogelijk: o Samenwerkingsverbanden passend onderwijs kunnen het uitgangspunt van de integratieklassen omarmen en instemmen met het voornemen van een bevoegd gezag van een school voor zeer moeilijk lerende leerlingen om een nevenvestiging in een school voor regulier voortgezet onderwijs te vestigen. Als het bevoegd gezag van een school een nevenvestiging wil inrichten, dan moet daarover overeenstemming zijn met het samenwerkingsverband en de gemeente waar die nevenvestiging zal worden gevestigd. Als het bevoegd gezag voor 1 februari een verzoek indient bij de minister, met de gegevens waaruit de bedoelde overeenstemming blijkt, beslist de minister vervolgens voor 1 april daaropvolgend. Bij goedkeuring start de bekostiging van die nevenvestiging op 1 augustus volgend op de goedkeuring. Voor de bekostiging wordt de nevenvestiging aangemerkt als deel van de school die de nevenvestiging in stand houdt. Qua bekostiging valt de nevenvestiging dan ook onder de WEC en niet onder de W.V.O. Ook de leerlingen zijn ingeschreven op de school die de nevenvestiging in stand houdt. o Daarnaast kunnen samenwerkingsverbanden, eventueel in combinatie met het inrichten van een nevenvestiging, kiezen voor symbiose. Dan kunnen leerlingen ook gezamenlijk aan onderwijsactiviteiten deelnemen. Leerlingen kunnen dan een deel van de tijd doorbrengen op een reguliere school, waarmee ook tegemoet gekomen kan worden aan de wens tot integratie (zie ook de volgende paragraaf). Symbiose2 Voor leerlingen die staan ingeschreven in het (voortgezet) speciaal onderwijs is en blijft het mogelijk om een deel van het onderwijs, zoals dat is beschreven in het schoolplan, op een reguliere basisschool, school voor speciaal basisonderwijs, een school voor voortgezet onderwijs of een instelling voor educatie en beroepsonderwijs te volgen. Regulier en speciaal onderwijs maken onderling afspraken over het programma en de bekostiging en leggen die vast in een symbioseovereenkomst. Voorwaarden zijn dat het gaat om minimaal 180 minuten per week en voor een termijn van ten minste twee aaneengesloten schooljaren. In de wet staat geen maximum aantal uren voor symbiose. De bepaling in de wet dat het gaat om een deel van het schoolplan, impliceert dat niet het volledige onderwijsprogramma op een school of instelling voor regulier onderwijs mag worden gevolgd. De inspectie hanteert als richtlijn een verhouding van 60:40. Dat betekent dat het aantal onderwijsuren dat door het regulier onderwijs wordt verzorgd 60% mag zijn van het totaal aantal uren dat de school gemiddeld per week verzorgt. Mochten er meer onderwijsuren in het regulier onderwijs worden gevolgd, dan geldt het principe ‘pas toe of leg uit’. Symbiose tussen verschillende scholen voor voortgezet speciaal onderwijs cluster 3/4 wordt mogelijk in de wet kwaliteit (v)so, behalve voor de zogenaamde ‘zelf- examinerende scholen’. Eén van de voorwaarden om voor een examenlicentie in aanmerking te komen is immers dat de school het volledige onderwijsprogramma moet kunnen bieden. Uitbesteding van een deel van dat programma ligt dan niet in de rede. Symbiose is daarnaast niet mogelijk tussen (v)so-instellingen voor het onderwijs aan visueel en auditief en/of 2
Onderwijskundig besluit Titel IV
914/12 PB-ts
7
communicatief gehandicapte leerlingen en scholen voor voortgezet speciaal onderwijs cluster 3/4. Voortgezet speciaal onderwijs cluster 3 en 4 Leerlingen die geen regulier onderwijs kunnen volgen, kunnen naar het voortgezet speciaal onderwijs (vso). Tot de invoering van passend onderwijs is hiervoor een beschikking van de commissie voor de indicatiestelling (cvi) nodig. Na invoering van passend onderwijs worden in het samenwerkingsverband afspraken gemaakt over welke leerlingen in het vso geplaatst kunnen worden. Dan geldt dat leerlingen alleen ingeschreven kunnen worden in het vso als ze een toelaatbaarheidverklaring (tlv) hebben van een samenwerkingsverband. Dat kan zijn van het samenwerkingsverband in de regio, maar ook van een ander samenwerkingsverband. Op de tlv geeft het samenwerkingsverband de bekostigingscategorie aan en wordt aangegeven hoe lang de tlv geldig is. De tlv is landelijk geldig. Dit betekent dat een kind met een geldige tlv na verhuizing niet eerst een nieuwe tlv aan hoeft te vragen, maar direct naar een andere school voor vso kan. Als de indicatie afloopt en de speciale school is van mening dat voortgezet verblijf op die school wenselijk is, dan vraagt de vso school bij het samenwerkingsverband dat de tlv heeft afgegeven, een nieuwe tlv aan. Het samenwerkingsverband beslist vervolgens of zij een nieuwe tlv afgeeft of doet een ander passend aanbod. Voortgezet speciaal onderwijs cluster 1 en 2 Leerlingen die geen regulier onderwijs kunnen volgen, kunnen naar het voortgezet speciaal onderwijs (vso). Tot de invoering van passend onderwijs is hiervoor een beschikking van de commissie voor de indicatiestelling (cvi) nodig. Na invoering van passend onderwijs bepaalt de Commissie van Onderzoek cluster 1/2 welk onderwijsarrangement het meest passend is voor de leerling (op de instelling cluster 1/2 of op het regulier onderwijs met ondersteuning). Indien dat (deels) is op een reguliere school met ondersteuning vanuit cluster 1 en 2, dan wordt vanzelfsprekend ook met de reguliere school afgestemd hoe de ondersteuning wordt vormgegeven. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat een leerling er aan toe is om de overstap van het (voortgezet) speciaal onderwijs naar het regulier onderwijs te maken, maar dat het gedurende een beperkte periode noodzakelijk is om nog een aantal lessen te volgen in het (voortgezet) speciaal onderwijs. De leerling wordt in dat geval ingeschreven op een reguliere school. Deze school krijgt voor deze leerling de bekostiging en is in het kader van het toezicht ook verantwoordelijk voor de leerling. In het kader van de ondersteuningsplicht die de instellingen cluster 1 en cluster 2 bij de invoering van passend onderwijs krijgen, is het mogelijk om een aantal lessen te volgen op het (voorgezet) speciaal onderwijs. De lessen tellen dan ook mee voor de onderwijstijd. Dat geldt ook voor de lessen die in het (voortgezet) speciaal onderwijs of op een instelling cluster 1 en 2 worden gevolgd. Deze afspraken maken inhoudelijk onderdeel uit van het ontwikkelingsperspectief van de leerling. Momenteel vindt overleg plaats of er nog aanvullende afspraken moeten worden vastgelegd. In het kader van thuisnabij onderwijs is het ook mogelijk om een nevenvestiging van de instelling voor cluster 1 of 2 in een reguliere school te huisvesten. Voorwaarde is dat deze leerlingen niet ‘gemengd’ worden met leerlingen die ingeschreven staan bij de reguliere school, anders dan met symbiose of in het kader van de ondersteuningsplicht. Met de invoering van de wet passend onderwijs, wordt de termijn waarbinnen een aanvraag al dan niet wordt goedgekeurd ingekort tot circa een half jaar.
914/12 PB-ts
8