Tussen Denia en Marbella
Verdoken nazi’s in Spanje
1
2
Tussen Denia en Marbella
Verdoken nazi’s in Spanje
Hugo Renaerts 3
4
Inleiding Begin 2014 zag ik op het tweede net van de Spaanse televisie een documentaire over nazi’s en oorlogsmisdadigers die zich na de Tweede Wereldoorlog in Spanje verscholen hielden. In de documentaire was sprake van plaatsen die heel dicht in mijn buurt lagen, Moraira en Denia. Het wekte mijn belangstelling. Niet dat er (waarschijnlijk) nog overlevenden waren, maar het was een onderwerp waar ik meer wou over weten. Na algemene informatie te hebben opgezocht, greep het onderwerp me aan en ik begon te grasduinen in archieven van gereputeerde Spaanse kranten als El País, El Mundo en La Vanguardia, maar ook in de archieven van plaatselijke Spaanse en buitenlandse bladen en ik stuitte op een heleboel informatie, die ik kon aanvullen met informatie van diverse bronnen op Internet. Nu was en is die informatie uiteraard niet altijd betrouwbaar, want vaak vond ik tegenstrijdige berichten. Van sommige oorlogsmisdadigers was veel bekend, anderen lieten raadsels na en getuigenissen van mensen die hen persoonlijk hebben gekend, maar waarvan die getuigenissen niet konden worden bevestigd en die we dus moeten aanvaarden zoals die ‘getuigen’ ze hebben nagelaten. Officieel was veel geweten over deze clandestiene oud-nazi’s, hoge officieren vaak, van andere is de informatie heel beperkt omdat velen een Spaanse naam kregen. Maar bijna een jaar opzoekingwerk heeft veel aan het licht gebracht en dat heb ik proberen te bundelen in dit boek dat, zoals ik reeds schreef, informatie bevat die misschien niet altijd betrouwbaar is, al heb ik me wel trachten te richten naar zo veel mogelijk officiële bronnen. Het dagblad ‘El País’ had inzage in de lijst van 104 verdachte nazi’s die in Spanje een onderkomen hadden gevonden. Maar vaak hebben de geallieerden zich vergist. Of niet? Vragen over schuld en onschuld blijven.
Hugo Renaerts 5
6
Vlucht naar de vrijheid Na de Tweede Wereldoorlog hebben honderden agenten, militairen en spionnen die behoorden tot het nazi-regime een onderkomen gevonden in Spanje en Zuid-Amerika, in hun vlucht en verdokenheid geholpen door het Vaticaan en door het regime van Franco. De meesten overleden in de jaren ’80 en ’90 van vorige eeuw en enkelen haalden nog het begin van de 21ste eeuw. In 1997 ontdekte het dagblad El País in het Archivo General van het Spaanse ministerie van Buitenlandse Zaken een verslag uit 1945 van de geheime dienst van de geallieerden, die een ‘repatriatielijst’ met de namen van 104 nazi-officieren bevatte, die ondergedoken zouden leven in Spanje. Na hen kwamen er nog dozijnen naar Spanje, vooral naar de Costa del Sol, de Costa Blanca en de Balearen, toeristische centra waar buitenlanders in massa opdoken en waar ze dus niet opvielen. Vele van hun namen vinden we op grafstenen op de kerkhoven van dorpen en steden in die gebieden. Enkele onder hen, zoals Leon Degrelle, Otto Skorzeny of Otto Ernst Remer zijn relatief bekend, maar andere leefden totaal anoniem en beschermd door het Francoregime. Een grote meerderheid kreeg valse papieren en een Spaanse naam en kon tot aan de dood een rustig leven leiden in Denia, Marbella of Madrid. Leon Degrelle was de belangrijkste man van het Nazisme in België, stichter van een beweging die bekend stond als het Rexisme. Hij kwam naar Spanje in een vliegtuig dat zonder benzine kwam en neerstortte in de baai van San Sebastián. Hij werd gered en kreeg politiek asiel, de Spaanse nationaliteit en de naam José León Ramirez Reina. Hij leidde een bouwbedrijf. Hij woonde in Torremolinos en overleed in Málaga in 1994. Otto Skorzeny verdeelde zijn verscholen leven tussen Madrid en Pollença op de Balearen, waar hij in 1975 overleed. Hij was ingenieur en creëerde de mysterieuze organisatie ODESSA (bekend door de best seller van Frederick Forsyth – zie verder). Zij memoires verschenen in een boek onder de titel “Vive peligrosamente” en “Luchamos y perdimos”. 7
Hij was een van de belangrijkste helpers van Hitler en de leider van het bevrijden van Mussolini in El Gran Sasso en de operatie Greif in de Ardennen. Otto Remer kwam later naar Spanje, in 1994. Hij was de leider van de lijfwacht van Hitler en verhinderde de aanslag tegen de Führer die was gepland door Claus von Stauffenberg, later gespeeld door Tom Cruise in de film hierover. Anton Galler leefde ondergedoken in Denia. Hij was de hoofdverantwoordelijke voor de slachting in Santa Ana (Italië). Hij overleed in Denia in 1995 op 95-jarige leeftijd. De Costa Blanca werd het geliefkoosde schuiloord van de nazi’s, zoals Gerard Brehmer, een andere officier van de SS, die deel uitmaakte van de lijfwacht van Hitler. Hij had een bouwbedrijf en een hotel en men zegt dat hij de verjaardag van Hitler jaarlijks vierde met champagne en een groot feest. Ook Skorzeny woonde een tijd in Denia. Wolfgang Jugler bereikte in Marbella ook een hoge ouderdom. Een verzekeringsagent die bij hem thuis kwam, verzekerde dat zijn woonkamer een ‘monument aan Hitler’ was, met diens foto’s en schilderijen. Paradoksaal genoeg kocht Jugler zijn appartement van een jood. Hauke Pattist, een andere oorlogsmisdadiger, kwam in 1951 in Spanje, gevlucht uit Nederland, waar hij levenslang had gekregen en rond die tijd arriveerde ook Hans Juretschke. Hoe slaagden deze mensen er in om na de oorlog te vluchten en hun heil te zoeken in andere landen en waarom werden ze daar onthaald en gesteund? In de anarchie die na de oorlog ontstaan is door de vele vluchtelingen, de sloop van Duitsland en het gebrek aan een goede bestuursstructuur zagen veel nazi's hun kans schoon en probeerden te vluchten. Mannen als Adolf Eichmann (SS-Obersturmbannfuehrer, verantwoordelijk voor de deportatie van drie miljoen Joden), Klaus Barbie (Hoofd van de GeStaPo in Frankrijk) en Heinrich Müller (Hoofd GeStaPo) moesten terecht vrezen voor hun leven. 8
De bezettingsmacht was druk op zoek naar Nazi-kopstukken en hun namen stonden bovenaan de lijst. De beste manier om je nek te redden was door zonder paspoort te vluchten, hopende dat niemand je herkende en op zoek te gaan naar een instantie die je kon helpen. Gelukkig voor deze heren bestonden er toen meerdere instanties die je verder konden helpen met het redden van je hachje. ODESSA is daar een bekend voorbeeld van. Maar de schaal waarop ODESSA kon helpen was, door gebrek aan kapitaal en mankracht miniem. Ze konden je wél verder helpen naar een betere instantie, een instantie met een hoop geld, macht en mankracht. We komen zo bij Bisschop Alois Hudal (1885-1963), rector van de Duitse nationale kerk, die er een publiek geheim van maakte dat hij sympathiseerde met de nazi's. Hudal zag in het Hitler-regime een werkzame kracht tegen het oprukkende communisme. In 1937 schreef hij ‘Die Grundlagen des Nationalsozialismus’ waarin hij voorstelde dat de Kerk de macht over de opvoeding van de jeugd zou worden overgelaten, terwijl de Duitse nazi-regering door de Kerk in haar politieke en militaire beslissingen zou worden gesteund. Deze Hudal kreeg het voor elkaar om samen met een aantal andere nazi-bannelingen een vluchtroute op te zetten richting Zuid-Amerika voor de nazi's. Deze vluchtroute werd bekend als de "Vatican Ratline". Een hoop kopstukken verdwenen zo richting Argentinië, met een valse identiteit en een vals paspoort verstrekt door het Vaticaan. Een smak geld, voor het opbouwen van een leven aldaar, daar werd ook voor gezorgd. Anderen werden ‘ondergebracht’ in Spanje, waar de hevig katholieke dictator Franco bescherming bood. In 1947 werd Hudal op last van paus Pius XII en na interventie van Giuseppe kardinaal Siri op non-actief gesteld en werd zijn diplomatieke Vaticaanse paspoort afgenomen. Hudal ging wonen in Grottaferrata, vlak bij Rome, waar hij met een erfenis van rijke Oostenrijkse familieleden een villa had gekocht, en stierf daar in 1963. Hij verdedigde tot op de dag van zijn overlijden zijn hulp aan nazi- en andere Duitse kopstukken na het einde van de oorlog; het Neurenberger Tribunaal noemde hij "overwinnaarsjustitie" van de geallieerden en de Sovjet-"bolsjewisten". 9
Van links naar rechts: Hudal, Pius XII en Franco, drie belangrijke personen in het ‘redden’ van nazi’s door hen de mogelijkheid te bieden zich te verschuilen in Zuid-Amerika en Spanje.
Duitse bedrijven hebben een belangrijke inbreng gehad in Spanje tussen 1937 en 1944. Vele Spanjaarden, zoals de vader van de markies van Villaverde, schoonzoon van Franco, maakten fortuin in de schaduw van de nazi-bedrijven. Na de nederlaag van de Duitse troepen in de Tweede Wereldoorlog en vanaf 1948 werden de contacten tussen Duitsers en Spanjaarden hersteld om de controle over vele Duitse bedrijven opnieuw in handen te nemen. Toen de Duitse nazi’s vluchtten uit hun land, was Spanje de eerste optie om zich te verschuilen voor het gerecht van de geallieerden. Paus Pius XII gaf in 1949 een ‘pauselijke donatie’ voor de ‘Duitse vluchtelingen in Spanje’, wat in feite een andere naam was voor de gevluchte nazi’s. Dit blijkt in een brief uit het archief van een der belangrijkste nazivluchtelingen in Spanje, Otto Skorzeny. De brief is gedateerd in februari 1952, ondertekend door de priester Konrad Simonsen en gericht aan monseigneur Montini (1897-1978), toen staatssecretaris van het Vaticaaan en toekomstig paus Paulus VI. In de brief ondertekent Simonsen met "Padre Conrado de Hamburgo", en stelt zich aan Montini voor als ‘gemachtigde van zijne Excellentie en nuncio pontifico in Madrid voor het verdelen van de pauselijke donatie voor de Duitse vluchtelingen in Spanje’. 10