www.pwc.nl
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen Een beslissingskader voor bestuurders van ondernemingen voor de invulling van corporate real estate management in de eigen organisatie Augustus 2010
ir R.P.G.C. Mattousch MSRE
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen Een beslissingskader voor bestuurders van ondernemingen voor de invulling van corporate real estate management in de eigen organisatie
Augustus 2010
Voor meer informatie inzake het in deze rapportage beschreven transformatiemodel, kunt u contact opnemen met de heer R. Mattousch van PwC
[email protected] 088-792 75 79
Het is niet toegestaan om zonder uitdrukkelijke toestemming van de auteur delen van deze rapportage over te nemen. PwC
Samenvatting
Door koppeling van fasen van Joroff aan het spanningsveld van CREM kan worden
uitvoeren. Dit vraagt ook om nieuwe kennis en competenties (inhoudelijk en
geconcludeerd dat het nieuw ontstane transformatiemodel ondernemingen de
management) binnen de organisatie.
mogelijkheid biedt inzichtelijk te maken waar een vastgoedorganisatie nu (in haar ontwikkeling) staat. De activiteiten die de vastgoedorganisatie nu uitvoert zijn daarin
De introductie van waardedisciplines maakt het mogelijk om inzichtelijk te maken wat
leidend.
de gewenste kenmerken van de (professionele) vastgoedorganisatie moeten zijn, om bij te dragen aan het onderscheidend vermogen van een onderneming en daarmee te
Door het introduceren van ‘evolutie’- en ‘revolutie’-momenten in samenhang met de
kunnen functioneren in een concurrerende marktomgeving. De waardediscipline is
fasen van Joroff kan inzichtelijk worden gemaakt wat een vastgoedorganisatie moet
daarmee
doen om de transformatie van beheerder naar strateeg door te lopen: het model van
vastgoedorganisatie.
een
geschikte
leidraad
voor
de
vaststelling
van
de
gewenste
Joroff voorziet daar niet in. Het transformatiemodel is onderscheidend is ten opzichte van bestaande CREM•
Evolutiemomenten hebben te maken met een inhoudelijke verdieping waar
modellen:
efficiëntie en effectiviteit een belangrijke rol spelen. Inhoudelijke kennis van de activiteiten is een kritieke succesfactor om groei binnen een fase te realiseren; •
•
•
Het combineren van het spanningsveld van CREM met de modellen van Joroff en
Revolutiemomenten hebben te maken met een verbreding van de dienstverlening
Treacy maakt het mogelijk bestuurders van ondernemingen inzicht te geven in de
en activiteiten. De juiste management kwaliteiten is een kritieke succesfactor om
huidige inrichting van de vastgoedorganisatie (IST) en een (goed) beeld van de
groei naar een nieuwe fase te realiseren.
gewenste inrichting (SOLL).
Een heldere visie en missie van de organisatie wordt als kritieke succesfactor
•
De toevoeging van ‘evolutie’- en ‘revolutie’-momenten (Greiner, Churchill) maakt
gezien om groei naar nieuwe fasen te realiseren. Alleen dan is het mogelijk om een
het ook mogelijk bestuurders inzicht te geven in de concrete veranderingen die
duidelijk groeipad te schetsen.
nodig zijn om de gewenste inrichting te realiseren. •
Een overgang naar een nieuwe fase betekent dat de organisatie nieuwe activiteiten gaat
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
Door het koppelen van activiteiten aan de evolutiemomenten en het koppelen van veranderingen aan de revolutiemomenten is het transformatiemodel inhoudelijk
Augustus 2010 3
concreet.
…
Het transformatiemodel geeft invulling aan de beperkingen van de bestaande modellen. Het transformatiemodel zou daarmee bestuurders wel de benodigde handvatten moeten bieden bij het professionaliseren van de vastgoedorganisatie. Transformatiemodel vastgoedorganisaties inclusief evolutie en revolutiemomenten en waardedisciplines voor leidraad gewenste situatie
Bron: Mattousch, 2010
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
Augustus 2010 4
1. Ontwikkeling van vastgoedorganisatie kent vijf transformatiefasen waarbij de overgang wordt gekenmerkt door een ‘revolutie’ 1.1
Vijf transformatiefasen kenschetsen de
ontwikkeling van een
‘Business Strategists’. Bij bestudering van de referenties valt op dat genoemde auteurs
vastgoedorganisatie
andere accenten leggen in de omschrijving van de afzonderlijke fasen. In dit
Binnen het vakgebied CREM geldt dat de mate waarin een organisatie in staat is om
onderzoekis geprobeerd de termen daar waar mogelijk in lijn met elkaar te brengen. Dit
beslissingen ten aanzien van het vastgoed te maken, bepalend is voor de mate waarin
heeft geresulteerd in onderstaande definities.
het vastgoed als productiefactor kan bijdragen. Dit betekent dus dat het mogelijk is organisaties op basis van deze bijdrage te groeperen. In de literatuur worden diverse
De ‘beheerder’ (fase 1)
modellen beschreven aan de hand waarvan inzichtelijk kan worden gemaakt in welke
Vastgoedorganisaties die in deze fase bevinden zijn gericht het organiseren van de
groep/ fase een organisatie zich kan bevinden. Voor vastgoedorganisaties wordt veelal
dagelijks (bestaande) huisvestingsbehoefte van bedrijfsonderdelen door het bieden
gerefereerd naar het model ‘Five stages of Corporate Real Estate Development’ van
geschikte huisvesting (vanuit het oogpunt van vierkante meters) én het kwalitatief in
Joroff. [Joroff, 1993; Krumm, 1999; Driel, 1998; Dewulf et al, 2000; Fritzsche et al,
stand houden ervan. De beheerder is aanbod gestuurd, operationeel gericht, technisch
2005; Kort, 2007; ASRE, 2010]
van aard en reactief in haar handelen. Er is geen sprake van kostenaansprakelijkheid (cost center) en de waardetoevoeging aan de organisatie is neutraal.
Joroff
geeft aan dat organisaties
een
transformatie doorlopen
waarbij de
vastgoedorganisatie vanuit haar (van oorsprong) technische rol transformeert naar een
De ‘controller’ (fase 2)
bedrijfsonderdeel dat (strategische) toegevoegde waarde levert. [Joroff, 1993] Deze
Vastgoedorganisaties die zich in deze fase bevinden zijn (nog steeds) gericht op het
transformatie kan worden verdeeld in vijf afzonderlijks fasen. Met het doorlopen van
dagelijks invullen van de huisvestingsbehoefte door het bieden van geschikte
deze fasen kan een vastgoedorganisatie toegevoegde waarde leveren aan het primaire
huisvesting én het kwalitatief in stand houden ervan. Hét verschil met de beheerder is
proces. Of anders gezegd: de fase waarin de vastgoedorganisatie zich bevindt, is volgens
dat bij de controller dit plaatsvindt tegen een achtergrond van het minimaliseren van
het model van Joroff een indicator voor de toegevoegde waarde die het
de huisvestingslasten. Tevens worden de huisvestingslasten deels in rekening gebracht
bedrijfsonderdeel levert aan de totale organisatie.
bij de eindgebruikers (afschrijvingslasten). Het huisvestingsvraagstuk staat op de ‘radar’ van de Raad van Bestuur. De controller is aanbod gestuurd, operationeel gericht,
Joroff definieert zijn fasen als ‘Taskmaster’, ‘Controller’, ‘Dealmaker’, ‘Intrapreneurs’ en
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
technisch én financieel van aard en reactief in haar handelen. De waardetoevoeging
Augustus 2010 5
is gericht op het verlagen van de kosten.
draagt zo positief bij aan het bedrijfsresultaat, onderscheidend
vermogen en
concurrentiepositie van de gehele onderneming. De beslissingen zijn strategisch van De ‘handelaar’ (fase 3)
aard. De strateeg is vraag gestuurd, leidend richting bedrijfsonderdelen, proactief in
Vastgoedorganisaties die zich in deze fase bevinden zijn gericht op het bieden van
haar handelen, draagt bij aan de algehele strategievorming van de onderneming en is
optimale huisvesting (organisatorisch, financieel, functioneel) door het verbinden van
eindverantwoordelijk op het gebied van het huisvestingsgebruik (organisatorisch,
vraag en aanbod, eventueel in concurrentie met de (externe) marktomgeving. Het doel
financieel, functioneel). De strateeg kan invloed uitoefenen op de formulering van de
is om toegevoegde waarde/ waardecreatie te realiseren voor de eindgebruiker. De
ondernemingsstrategie.
handelaar is vraag gericht, adviserend en (wordt) proactief in haar handelen. De waardetoevoeging is gericht op het verlagen van de kosten (mede door standaardisatie)
Figuur 1: De vijf fasen conform Joroff
en het behalen van een (mogelijk beperkt) financieel rendement (financiering en risico). De ‘ondernemer’ (fase 4) Vastgoedorganisaties
die
zich
in
deze
fase
bevinden
benaderen
het
huisvestingsvraagstuk (organisatorisch, financieel, functioneel) niet primair op individueel objectniveau, maar vanuit het perspectief van de totale portefeuille. Het doel is om toegevoegde waarde/ waardecreatie te realiseren voor de totale organisatie. De vastgoedorganisatie is veelal een apart bedrijfsonderdeel/ afdeling en is verantwoordelijk voor de eigen kosten en opbrengsten (profit center). De organisatie werkt marktconform en berekent aan de eindgebruikers een marktconforme interne huur. De ondernemer is vraag gestuurd, adviserend en proactief in haar handelen. De ondernemingsstrategie is voor de ondernemer een gegeven. De waardetoevoeging is
Bron: Bron: Joroff, 1993; Krumm, 1999; Dewulf et al, 2000; Fritzsche et al, 2005; Kort, 2007; ASRE, 2010.
gericht op het behalen van een (mogelijk beperkt) financieel rendement (financiering
Het model van Joroff biedt de mogelijkheid om de vastgoedorganisatie van
en risico).
ondernemingen te ordenen al naar gelang zij in meer of mindere mate voldoen aan de
De ‘strateeg’ (fase 5)
omschrijving van de vijf fasen. Daarmee kan inzichtelijk worden gemaakt in welke fase een organisatie zich nu bevindt.
De strateeg anticipeert met het huisvestingsbeleid op het ondernemingsbeleid en
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
Augustus 2010 6
Door de auteurs worden wel enkele aandachtspunten benoemd bij het gebruik van het
waar een vastgoedorganisatie nu (in haar ontwikkeling) staat. Het model kent ook twee
model van Joroff [Joroff, 1993; Fritzsche et al, 2005; Kort, 2007; ASRE, 2010]:
belangrijke beperkingen:
• •
Het succesvol invullen van een fase is afhankelijk van de beschikbare kennis en
•
competenties;
voor de organisatie. [Joroff, 1993] Joroff geeft niet aan welke kritieke
Het model is een ontwikkelmodel. Als een organisatie de transformatie naar een
succesfactoren een rol spelen om de transformatie naar een volgende fase
volgende fase doorloopt (van fase 1 naar 5), betekent dit dat de organisatie de kennis en competenties uit de vorige fase behoudt; •
Joroff geeft aan dat elke keer als men van een fase verandert, dit gevolgen heeft
succesvol te laten verlopen; •
Het model biedt niet de mogelijkheid om te bepalen welke fase voor een
Elke keer als een organisatie van fase verandert vraagt dit om een nieuwe insteek
individuele organisatie gewenst is. Conform de constatering van Krumm is er niet
van de organisatie. De kenmerken van een volgende fase (activiteiten en
één algemene oplossing die voor alle organisaties geldt. Dit wordt door De Kort
competenties) kunnen sterk verschillen ten opzichte van de fase waarin de
onderschreven.
organisatie zich nu bevindt. Joroff geeft in zijn model aan wat nodig is als men in
•
de nieuwe fase is, maar geeft niet aan wat nodig is om de overgang naar een nieuwe
1.2 Koppeling van transformatiefasen aan spanningsveld CREM
fase te realiseren;
Indien er sprake is van het inzetten van het ondernemingvastgoed als bedrijfsmiddel
De keuze voor de gewenste fase kan per onderneming verschillen: er is geen sprake
(naast personeel, kapitaal, technologie en informatie) en ten behoeve van het vervullen
van een goede of slechte fase. De organisatie stelt zelf vast of de mate waarin
van de kerntaken, wordt gesproken over Corporate Real Estate Management: [Dewulf
invulling wordt gegeven aan het vastgoedmanagement op een juiste wijze bijdraagt
et al, 2000]
aan het primaire proces; •
Een professionele vastgoedorganisatie vraagt om een heldere aansluiting van ondernemings- en vastgoedactiviteiten. Volgens De Kort betekent dit dat een organisatie binnen het gewenste stadium alle activiteiten volledig uitvoert en betekent dit niet dat organisatie automatisch voor het hoogste stadium van
“Het management van de vastgoedportefeuille van een onderneming, door portefeuille en diensten af te stemmen op de behoeften van het primaire proces, om daarmee maximale toegevoegde waarde te creëren voor de onderneming en optimaal bij te dragen aan diens algehele prestatie.”
strateeg moet kiezen. Er is dus sprake van een professionele vastgoedorganisatie
Qua activiteiten omvat CREM een breed scala aan aandachtsvelden: enerzijds gericht
als een organisatie, binnen de gewenste fase, in staat is alle activiteiten met succes
op het managen van de bestaande portefeuille en anderzijds gericht acquisitie en
in te vullen.
dispositie van objecten. [Dewulf et al, 2000] Het primaire doel van CREM is niet het
Uitgaande van de fasen van Joroff en de bovengenoemde aandachtspunten kan worden geconcludeerd dat het model van Joroff mogelijkheden biedt om inzichtelijk te maken
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
behalen van een hoog rendement op vastgoedinvesteringen, zoals bij commercieel vastgoed. Bij CREM gaat het om te komen tot een zodanige afstemming tussen
Augustus 2010 7
ondernemings- en vastgoedstrategie dat een bijdrage wordt geleverd aan het behalen
Figuur 2: Het spanningsveld van CREM organisaties
van een hoger rendement op het algehele ondernemingsresultaat. [Krumm, 1998] Belangrijke criteria voor het maken van keuzen zijn dus gericht op de toegevoegde waarde die het vastgoed biedt in het realiseren van de primaire processen. Daarmee ontstaat een belangrijke afhankelijkheid: keuzes ten aanzien van het vastgoed zijn afhankelijk, en staan in dienst van de strategie van de organisatie. [Dewulf et al, 2000; ASRE, 2010] Diverse auteurs hebben deze afhankelijkheid schematisch weergegeven en schetsen daarmee een beeld van het spanningsveld waar de CREM organisatie mee te maken heeft. [Driel, 1998; Dewulf et al, 2000; ASRE, 2010] Hierbij wordt op verschillende
manieren
onderscheid
gemaakt
in
enerzijds
een
ondernemingsperspectief versus een vastgoedperspectief en anderzijds in een indeling op strategisch, tactisch en operationeel niveau. Uitgaande van de definitie van CREM waarbij het vastgoed een maximale toegevoegde waarde creëert voor de onderneming en optimaal bijdraagt aan diens algehele prestatie, lijkt de gehanteerde schematisering van Van Driel onvoldoende licht te werpen op de
Bron: Driel, 1998; Dewulf et al, 2000; Keeris, 2001;Keuning et al, 2004; ASRE 2010; bewerking Mattousch, 2010
tactische niveau en het strategisch niveau, betekent dit dat er zes momenten zijn te onderscheiden: 1.
onderzoek wordt gekozen om beide schematiseringen te groeperen tot één schema. In
niveau); 2.
Het binnen de vastgoedorganisatie van de onderneming aansluiten van het asset management (tactisch niveau) op het portefeuille management (strategisch
figuur 2 is het resultaat ten aanzien van de samenvoeging van de individuele
niveau);
spanningvelden weergegeven. 3.
Het binnen de vastgoedorganisatie van de onderneming aansluiten van het vastgoedbeheer (operationeel niveau) op het asset management (tactisch niveau);
Uit het spanningsveld is op te maken dat de koppeling van de ondernemingskant en vastgoedkant van belang is om het vastgoed optimaal te laten bijdragen aan de algehele
Het aansluiten van de vastgoedportefeuille (op de lange termijn) en de vastgoedorganisatie op de ondernemingsstrategie/ -doelstellingen (strategisch
organisatie en lijkt de schematisering van ASRE (welke voortbouwt op Dewulf) teveel gericht op de financiële aspecten van de bijdrage van het vastgoed. Vandaar dat in dit
aansluitings-
4.
Op operationeel niveau de aansluiting van het facilitair beheer (ondernemings-
prestatie van de onderneming. Indien daarbij ook rekening wordt gehouden met de
gerelateerd, activiteiten des huurders) en het vastgoedbeheer (vastgoedgerelateerd,
koppelingen tussen het operationele niveau en het tactische niveau en tussen het
activiteiten des eigenaars);
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
Augustus 2010 8
5.
6.
Binnen de onderneming de aansluiting van de vastgoedorganisatie (individuele
In figuur 3 zijn ook de afstemmingsmomenten weergegeven zoals deze in figuur 2 zijn
entiteit, individuele afdeling of onderdeel van een afdeling) in de totale structuur
benoemd. Uit het figuur is op te maken dat binnen een organisatie welke in de beheer-
van de onderneming;
en controllerfase bevindt geen koppeling plaatsvindt van activiteiten met het tactische
Binnen de onderneming de aansluiting van de facilitaire organisatie, mede in
niveau: de nadruk ligt op het technische en financiële vlak. Een totaal beeld van de
relatie tot de structuur.
portefeuille ontbreekt. Voor de handelaar en de ondernemer geldt in het algemeen, dat het beeld over de portefeuille wel begint te ontstaan, maar dat de bijdrage aan de
Op basis van bovengenoemde beschrijvingen van de vijf fasen en het geschetste
doelstellingen van de organisatie niet (expliciet) zijn gedefinieerd. De activiteiten zijn
spanningveld, is het nu mogelijk het model van Joroff te koppelen aan de indeling van
met name nog van uitvoerend en intern gericht. De strateeg is proactief en anticipeert
een vastgoedorganisatie op strategisch, tactisch en operationeel niveau. In figuur 3 is
met het huisvestingsbeleid op het ondernemingsbeleid. De strateeg (en de naam zegt
deze koppeling weergegeven.
het al) opereert op het strategische niveau. Voor de strateeg geldt dat alle
Figuur 3: Koppeling van transformatiefasen Joroff aan organisatieniveaus
afstemmingsniveaus binnen de organisatie plaatsvinden. De strateeg geeft dus invulling aan CREM volgens het spanningsveld voor vastgoedorganisaties, dat in figuur 2 is gepresenteerd. In diverse literatuur is de verdeling van de organisatieniveaus uitgesplitst naar concrete activiteiten. Dit maakt een verdere verdiepingsslag van fase, naar organisatieniveau, naar concrete activiteiten mogelijk. Door het koppelen van concrete activiteiten aan de faseverdeling van Joroff is het voor ondernemingen mogelijk om, aan de hand van de activiteiten die worden verricht, na te gaan in welke fase een vastgoedorganisatie zich bevindt. In hoofdstuk 3 worden de activiteiten per niveau voor vastgoedorganisaties nader toegelicht. Daarbij is onder andere gebruik gemaakt van de processen zoals deze door (commerciële) vastgoedpartijen zijn ingericht. [Van Driel, 1998; Gool et al, 2001; PwC]
De cijfers refereren naar de afstemmingsmomenten zoals benoemd in figuur 2 Bron: Mattousch, 2010, combinatie van diverse auteurs waaronder Joroff, 1993; Driel, 1998; ASRE, 2010; PwC, 2009
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
Augustus 2010 9
1.3
Evolutie-
en
revolutiemomenten
bieden
inzicht
in
kritieke
doormaakt binnen een fase;
succesfactoren voor transformatie naar volgende fase
−
Revolutie: dit is kenmerkend voor de verandering die een organisatie
Naast Joroff, zijn er binnen de bedrijfskunde in de loop der tijden diverse andere
doormaakt tussen twee fasen. Net als bij Steinmetz is er volgens Greiner
organisatiemodellen over de fasen die een organisatie in haar ontwikkeling doormaakt
sprake van een kritische overgangsmomenten.
beschreven: •
•
McGuire heeft in 1963 een model ontwikkeld waarin wordt aangegeven dat een organisatie in haar economische ontwikkeling vijf fasen doorloopt. [McGuire,
•
Verder stelt Greiner dat het doorlopen van de verschillende fasen een direct lineair verband heeft met de omvang van de organisatie (omzet en aantal werknemers).
•
Evenals Greiner, McGuire en Joroff maakt Churchill onderscheid in 5 fasen.
1963] Dit model bouwt voort op een eerdere theorie uit 1960 van Rostow; [Rostow,
[Churchill et al, 1983] Afwijkend op Greiner gaat Churchill niet uit van een lineair
1960]
verband tussen ontwikkeling en omvang. Churchill geeft aan dat er meerdere
Uitgangspunt voor het model dat Roland Christensen publiceerde in 1964, is dat
factoren van belang zijn en schetst het verband als een S-curve (fase 1 en 2
een organisatie zich ontwikkelt op basis van product-marktcombinaties:
toename van de omvang, fase 3 sterke toename omvang en fase 4 en 5 wederom
ontwikkeling is gericht op een toename van het aantal producten, op een
beperkte omvang).
uitbreiding van het marktsegment of op de groei van de totale organisatie (product
•
•
én marktsegment). [Roland Christensen et al, 1964] Roland Christensen gaat dus
Uit een verdere beschouwing van de modellen van Greiner en Churchill volgt dat er is
niet in op mogelijke faseringen om deze ontwikkeling te realiseren;
niet één juist en alles omvattend model is. De bestaande modellen kunnen echter wel
Steinmetz is van mening dat (kleine) organisaties in de ontwikkeling vier fasen
worden gebruikt om te begrijpen wat transformatie betekent voor een organisatie en
doorlopen. [Steinmetz , 1969] In tegenstelling tot de eerder genoemd modellen
wat mogelijke oplossingen zijn om de bijbehorende veranderingen antwoord te bieden.
maakt Steinmetz melding van een kritisch overgangsmoment. Dit kritische
Verder volgt uit de beschouwing dat:
overgangsmoment moet worden overwonnen om door te kunnen gaan naar de
•
de fasering van de genoemde bedrijfskundige modellen niet direct één-op-één
volgende (hogere) fase. Er is dus geen sprake van een geleidelijke overgang naar
toepasbaar zijn om de transformatiefasen van een vastgoedorganisatie helder in
een nieuwe fase.
kaart te brengen.
Greiner
maakt,
evenals
McGuire
en
Joroff,
ook
onderscheidt
in
vijf
−
Bij de genoemde modellen wordt er veelal vanuit gegaan dat ondernemingen
ontwikkelingsfasen welke een organisatie doorloopt om uiteindelijk het stadium
in de eerste fase worden gekenmerkt door ondernemingsgeest met een visie
van volwassenheid te bereiken. [Greiner, 1972] Volgens Greiner is daarbij sprake
op een markt (startup- organisatie). Bij veel vastgoedondernemingen binnen
van twee afzonderlijke groeipaden:
CREM is dit niet van toepassing: hier is veelal in het begin juist sprake van
−
Evolutie: dit is kenmerkend voor de verandering die een organisatie
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
gedwongen winkelnering en is marktwerking juist een prikkel welke in latere
Augustus 2010 10
−
fasen tot uitdrukking komt.
eerdere faseverandering (bijvoorbeeld van 1 naar 2) niet bruikbaar is voor een
Bij het merendeel van de modellen worden organisatieomvang en de
volgende faseverandering (bijvoorbeeld van 2 naar 3). De oorzaak ligt in het feit
groeisnelheid als uitgangspunten voor het model gehanteerd. Met name voor
dat er sprake is van een andere type overgang (in de modellen aangeduid als
vastgoedondernemingen binnen CREM is het niet per definitie zo dat
crisis).
organisaties streven naar een hogere fase en geldt dat begrippen als
•
toegevoegde waarde, flexibiliteit, risico beheersing en imago ook belangrijke
Verder volgt uit de beschouwing dat kritieke succesfactoren voor transformatie liggen
graadmeters zijn [Kort, 2007; Krumm, 1999].
in:
als organisaties lang in een fase actief zijn, het steeds lastiger wordt om de
•
realiseren;
organisatie te veranderen om zo de stap naar een volgende fase te realiseren. •
het voor de twee genoemde modellen kenmerkend is dat in periode van evolutie,
• •
het voor de twee genoemde modellen kenmerkend is dat in periode van revolutie, een organisatie bezig is met het realiseren van een transformatie naar een nieuwe fase. Deze transformatie kan worden omschreven als het verder verbreden van de dienstverlening en activiteiten.
•
een overgang naar een nieuwe fase betekent dat de organisatie nieuwe activiteiten gaat uitvoeren. Dit vraagt om additionele kennis en competenties (inhoudelijk als management) binnen de organisatie.
•
•
management
kwaliteiten
om
veranderingen
in
een
organisatie
Een heldere visie en missie van de organisatie om het transformatiepad naar de gewenste fase te kunnen bepalen (waar wil de organisatie staan).
(verdieping). Dit resulteert in een meer effectieve en efficiënte organisatie. •
Juiste
daadwerkelijk te realiseren om transformatie naar een nieuwe fase te realiseren;
een organisatie bezig is met het realiseren van groei binnen de fase. Deze groei kan dan worden omschreven als het verder inhoudelijk verbeteren van de activiteiten
Inhoudelijke kennis van de activiteiten om deze transformatie binnen een fase te
Uit de beschouwing van de modellen kan worden geconcludeerd dat de fasering van Joroff geschikt(er) is voor het in kaart brengen van vastgoedorganisaties dan het model van
Greiner
en
Churchill.
[Joroff,
1993]
Toevoeging
van
evolutie-
en
revolutiemomenten aan het model van Joroff, leidt echter wel tot een breder beeld bij het inzichtelijk maken wat een overgang van fasen voor een vastgoedorganisatie betekent. Een schematisering van het aangepaste model is weergegeven in figuur 4.
ontwikkeling van een organisatie wordt gedreven door een duidelijke visie en
Met de schematisering zoals weergeven in figuur 4 is het mogelijk om inzichtelijk te
missie. Deze visie en missie moeten antwoord geven op de vraag waar de
maken waar een vastgoedorganisatie nu (in haar ontwikkeling) staat en om aan te
organisatie in de toekomst wil staan. Alleen dan is het mogelijk om een duidelijk
geven dat er momenten zijn van evolutie en revolutie die de organisatie moet doorlopen
transformatiepad te schetsen.
om te komen tot de gewenste inrichting. De invulling van de evolutie- en
een belangrijke constatering is dat ‘Resultaten uit het verleden geen garantie zijn
revolutieaspecten voor vastgoedorganisaties, volgt in hoofdstuk 3.
voor de toekomst’. Daarmee wordt benadrukt dat (management)ervaring bij een
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
Augustus 2010 11
Figuur 4: Transformatiefasen vastgoedorganisaties inclusief evolutie- en revolutiemomenten
Bron: Mattousch, combinatie van diverse auteurs waaronder Greiner, 1972; Churchill et al, 1983; Joroff, 1993; Driel, 1998; ASRE, 2010; PwC
De schematisering zoals weergegeven in figuur 4 geeft bestuurders van ondernemingen nog geen leidraad om te bepalen wat de gewenste fase van de vastgoedorganisatie is. Wel is al aangegeven dat deze gewenste fase gerelateerd is aan de visie en missie van de onderneming. In hoofdstuk 2 wordt daar nader op ingegaan.
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
Augustus 2010 12
2. Waardediscipline van onderneming als leidraad voor vaststellen van de gewenste vastgoedorganisatie Ondernemingen zijn (veelal) actief in één of meerdere segmenten (ook wel aangeduid
waardediscipline legt vast wat de onderneming, in essentie, doet en heeft een alles
met product-marktcombinaties). Binnen hun segmenten proberen de ondernemingen
overheersende
doelen te bereiken aan de hand van een gekozen strategie. Deze document gaat niet
doelstellingen en dus ook de (toegevoegde) waarde van het vastgoed voor de
over het ontwikkelen van een strategie van de onderneming. Zoals eerder aangegeven
onderneming. Het onderzoek van Treacy toont aan dat ondernemingen welke ten
kan het vastgoed echter niet los van de onderneming worden gezien. Sterker nog: de
opzichte van zijn concurrenten uitblinken in één waardediscipline in staat zijn om
visie, missie en strategie van de onderneming worden als belangrijkste uitgangpunt
onderscheidend te zijn en daarmee de markt in het algemeen, en de concurrentie in het
gehanteerd voor het vaststellen van de vastgoedstrategie, -doelstellingen en -
bijzonder, voor te blijven.
invloed
op
de
bedrijfscultuur,
organisatiestructuur,
gewenste
organisatie. De zogenaamde waardediscipline van een onderneming kenmerkt zich door een Ondanks dat het ontwikkelen van een ondernemingsstrategie niet een (hoofd)
specifieke combinatie van drie dimensies: productleiderschap, klantparticipatie en
onderwerp van deze studie is, is het wel belangrijk om daar kort bij stil te staan. De
kostenleiderschap. Het zijn de eigenschappen waaraan de markt de onderneming
vraag is namelijk wat ondernemingen in staat stelt het hoofd boven water te houden en
herkend: [Treacy et al, 2007]
wat (de) vastgoed(organisatie) hieraan kan bijdragen.
•
Een onderneming die productleiderschap nastreeft is altijd bezig de grenzen van producten of diensten te verleggen. De productleider speurt voortdurend naar wat
2.1 Drie waardedisciplines om als onderneming onderscheidend te zijn in
nog niet geprobeerd is, naar wat nog onbekend is, naar wat klanten zal verbazen.
een concurrerende marktomgeving
Het waardebod van een productleider is het nieuwste en het beste product.
Treacy geeft aan, op basis van praktijkonderzoek bij ruim 80 marktleiders verdeeld
•
Kostenleiders proberen een combinatie van prijs, kwaliteit en koopgemak te
over en veertigtal markten, dat geen enkele onderneming succes kunnen hebben door
vinden die geen van zijn concurrenten kunnen evenaren. Zij houden zich niet of
het iedere klant op alle fronten naar zijn zin te maken. [Treacy et al, 2007] Treacy geeft
nauwelijks bezig met innovaties of één-op-één relaties met klanten. Ze bieden hun
verder aan dat ondernemingen in plaats daarvan moeten proberen een unieke waarde
klanten een gegarandeerde lage prijs en probleemloze service.
te vinden die alleen zij kunnen aanbieden. Deze keuze voor een unieke waarde wordt aangeduid met het begrip ‘waardediscipline’. De keuze voor een
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
bepaalde
•
Een klantenpartner bouwt met klanten een relatie op. Er wordt niet zozeer naar de markt, maar naar specifieke wensen van de klant gekeken. Het bedrijf wordt
Augustus 2010 13
opgebouwd door bekendheid met klanten en met producten en diensten die zij
Door de introductie van waardedisciplines is het dus mogelijk inzichtelijk te maken wat
nodig hebben.
de gewenste kenmerken een vastgoedorganisatie zouden moeten zijn, om bij te dragen aan het onderscheidend vermogen van een onderneming om te kunnen functioneren in
Zie figuur 5 voor een grafische weergave van de waardedimensies Figuur 5: Grafische weergave van waardedimensies
een concurrerende marktomgeving. Tevens biedt de introductie van waardedisciplines de mogelijkheid om het streven naar ‘een professionele vastgoedorganisatie’ te concretiseren. Door aansluiting van de waardediscipline van de vastgoedorganisatie aan de waardediscipline van de onderneming, kan worden gewaarborgd dat de wijze van het vastgoedbeheer wordt ingevuld in overeenstemming met de strategie van de onderneming. 2.2 Waardedimensie onderneming leidend voor de invulling van de gewenste vastgoedorganisatie In de vorige paragraaf is aangegeven dat de vastgoedorganisatie moet passen binnen de waardedimensie van de onderneming. Met andere woorden: als de waardedimensie van de
onderneming
vastgoedorganisatie.
bekend Om
is, de
volgt
koppeling
daaruit tussen
de
waardedimensie
de
waardedimensies
van
de
en
het
transformatiemodel te maken, zijn de eigenschappen van de waardedimensies Bron: Treacy, 2007, bewerking Mattousch, 2010
gekoppeld aan de organisatieniveaus (strategisch, tactisch en operationeel).
Het onderzoek van Treacy toont aan dat deze marktleiders handelen conform de
Kostenleiderschap
volgende vier regels:
Als
1.
Probeer de beste van de markt te zijn door uit te blinken in één waardedimensie;
kostenleiderschap dan is het volgende te constateren:
2.
Zorg dat de andere twee waardedimensies op drempelniveau blijven;
•
3.
Beheers de markt door de waarde die je biedt ieder jaar te verhogen;
betekent dit onder andere dat de nadruk ligt op het goed technisch onderhouden
4.
Ontwerp een goed werkmodel dat volledig in dienst staat van het creëren van de
van het bezit, tegen een goede prijs/ kwaliteit verhouding;
gekozen waarde .
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
•
nader
wordt
gekeken
naar
de
eigenschappen
van
het
waardeprofiel
Een kostenleider is gericht op kosten en kwaliteit. Voor een vastgoedorganisatie
Een kostenleider is erg gericht op het (steeds verbeteren van het) proces en het
Augustus 2010 14
goed uitvoeren van de (dagelijkse) activiteiten; •
Een kostenleider vraagt om efficiency, korte doorlooptijden en foutloos werken;
•
Een kostenleider is geen innovatieve organisatie en zal vanuit haar oorsprong niet
flexibele organisatie; •
Een klantpartner is veelal nog reactief op de behoefte van de klant en daarmee niet primair innovatief om vooruit te lopen op de behoefte van de klant.
in eerste instantie zich laten leiden door de specifieke wensen van de klant. Op basis van de eigenschappen van een klantenpartner kan worden geconcludeerd dat Op basis van de eigenschappen van een kostenleider kan worden geconcludeerd dat
deze met name gericht is op het invullen van de individuele vraag van een klant. Vanuit
deze met name gericht is op het (beheersen en) uitvoeren van operationele activiteiten
het organisatieniveau ligt, voor de vastgoedorganisatie, de nadruk op het tactische
om daarmee een zo efficiënt mogelijk werkende organisatie neer te zetten. Vanuit het
niveau: de manier waarop men te werk gaat om aan de behoefte van de klant te voldoen
organisatieniveau ligt, voor de vastgoedorganisatie, de nadruk op het operationele
staat centraal.
niveau met een mogelijke uitloop op tactisch niveau. Als we kijken naar de verschillende fasen van het transformatiemodel, dan passen de Als we kijken naar de verschillende fasen van het transformatiemodel, dan passen
kenmerken van handelaar en ondernemer beide binnen de waardedimensie van
kenmerken van beheerder en controller binnen de waardedimensie kostenleider. Een
klantenpartner. Ondanks dat de strateeg vraaggericht is, is deze vanwege het
deel van de kenmerken van een handelaar vallen ook binnen de waardedimensie van
innovatieve karakter niet direct te kenschetsen als klantenpartner. De strateeg is vanuit
kostenleider. De kenmerken van de ondernemer en de strateeg komen niet overeen met
zijn innovatieve kracht juist in staat om een vraag naar zijn diensten te creëren (‘het
de kostenleider.
schetsen van de mogelijkheden waar men nooit aan gedacht heeft’).
Klantenpartnerschap
Productleider
Als nader wordt gekeken naar de eigenschappen van het waardeprofiel klantenpartner
Als nader wordt gekeken naar de eigenschappen van het waardeprofiel van de
dan is het volgende te constateren:
productleider dan is het volgende te constateren:
• •
Een klantenpartner is gericht op het bieden van ‘op maat’- oplossingen
•
Een productleider is innovatief en vernieuwend;
(vraaggericht);
•
Een productleider is gericht op het constant introduceren van nieuwe producten
Een klantpartner kijkt naar de mogelijke toegevoegde waarde die de onderneming
en diensten. Daarmee is de productleider in staat te anticiperen op nieuwe trends
kan bieden richting de klant en wil daarmee onderscheidend zijn ten opzichten van
en ontwikkelingen;
concurrenten. Het reageren op (behoeften uit) de markt is essentieel; •
•
Een klantpartner is niet gericht op het alleen maar standaardiseren van haar
Een productleider is niet gericht op het steeds efficiënter maken van de huidige diensten en zal zich ook niet primair richten op de individuele vraag van de klant.
dienstverlening (producten en processen) maar juist op een meer klantgerichte en
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
…
Augustus 2010 15
Op basis van de eigenschappen van een productleider kan worden geconcludeerd dat
De koppeling van de waardedisciplines van Treacy aan de fasen van Joroff stelt
deze met name gericht is op het ontwikkelen van nieuwe ideeën en het vooroplopen ten
bestuurders in de gelegenheid, op basis van de (ondernemings)strategie, vast te stellen
opzichte
de
wat de gewenste fase is van de (professionele) vastgoedorganisatie voor hun eigen
vastgoedorganisatie, de nadruk op het strategische niveau: als een vastgoedorganisatie
onderneming. Deze inhoudelijke koppeling tussen de ondernemingsstrategie en de
op dit niveau acteert is het in staat de meest toegevoegde waarde te leveren (breder dan
vastgoedorganisatie maakt dat het transformatiemodel afwijkt van bestaande CREM-
financieel) door een juiste koppeling tussen bedrijfsactiviteiten en vastgoed.
modellen.
van
concurrenten.
Vanuit
het
organisatieniveau
ligt,
voor
Aan de hand van de waardedimensie van de organisatie is het dus mogelijk een verband te leggen met de fasen van het transformatiemodel van de vastgoedorganisatie. In figuur 6 is deze koppeling tussen de waardedimensies en het transformatiemodel van weergegeven. Figuur 6: Transformatiemodel vastgoedorganisaties inclusief evolutie en revolutiemomenten en waardedisciplines voor leidraad gewenste situatie
Bron: Mattousch, 2010
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
Augustus 2010 16
3. Professionalisering van vastgoedorganisatie leidt tot veranderingen op gebied van activiteiten en aansturing In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de activiteiten van het spanningsveld van
Activiteiten van portefeuille management (strategisch niveau)
CREM (zie figuur 2). Er wordt een koppeling gemaakt tussen de activiteiten en de fasen
De taken van portefeuille management zijn gericht op het managen van de
zoals deze in hoofdstuk 1 zijn gedefinieerd. Inzicht in de activiteiten biedt de
vastgoedportefeuille binnen de gestelde (ondernemings)doelstellingen, zodanig dat
mogelijkheid om focus aan te brengen in het verbeteren van de efficiëntie en
deze portefeuille maximale toegevoegde waarde creëert (aan het primaire proces) voor
effectiviteit van de vastgoedorganisatie (‘evolutie’).
de onderneming en optimaal bijdraagt aan diens algehele prestatie.
Daarnaast wordt ook ingegaan op de veranderingen die een organisatie kan doorlopen
Voor de onderneming betekent het invullen van het portefeuille management
in het geval van een transformatie naar een nieuwe fase (‘revolutie’).
(strategisch niveau) dat proactief afstemming wordt gezocht met ‘de business’ om na te gaan op welke wijze het vastgoed toegevoegde waarde kan bieden aan het primaire
3.1 Koppeling activiteiten aan fasen biedt basis voor definiëring van
proces. Daarnaast betekent dit ook dat de samenstelling van de vastgoedportefeuile
evolutiemomenten om professionalisering te realiseren
wordt afgestemd op de behoefte van de bedrijfs(activiteiten). Dit resulteert in een
In hoofdstuk 1 is aangegeven dat de veranderingen die een organisatie doormaakt
strategie, kaders en doelstellingen voor het vastgoedbeleid en de gewenste
binnen een fase resulteren in een meer efficiënte en effectieve organisatie. Om deze
vastgoedportefeuille. Managementinformatie vanuit het operationele en tactische
‘evolutie’ te concretiseren is in eerste instantie inzicht nodig in de activiteiten van een
niveau alsmede de doelstellingen van de onderneming vormen hierbij de input.
onderneming op het gebied van portefeuille management, asset management en vastgoedbeheer. Vervolgens kunnen de individuele activiteiten worden gekoppeld aan
Qua activiteiten betekent dit onder andere :
de fasen van het transformatiemodel.
•
het analyseren van de ondernemingsstrategie ten behoeve van proactieve advisering vanuit vastgoed naar de onderneming;
Voor het vaststellen van de activiteiten is gebruik gemaakt van bestaande literatuur, de
•
het opstellen van een strategisch vastgoedbeleidsplan, waarin vastgoedstrategie en
activiteiten conform de fasebeschrijvingen, en ‘best practices’ van PwC bij het opstellen
-beleid voor de komende 5 – 10 jaar zijn verwoordt, in lijn met de
van strategische vastgoedplannen en het inrichten van processen bij commerciële
ondernemingsdoelstellingen;
vastgoedpartijen, woningcorporaties en eigenaar-gebruikers.
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
•
het vertalen van het strategisch vastgoedbeleidsplan naar concrete doelstellingen
Augustus 2010 17
(SMART) voor de totale portefeuille.
•
het vaststellen van (interne) huurprijzen en jaarlijkse indexatie;
•
het opstellen van managementrapportages.
Gerelateerd aan de fasen van het transformatiemodel, betekent dit dat de activiteiten op strategisch niveau worden ingevuld door organisaties die passen binnen de
Relaterend aan de fasen van het transformatiemodel, betekent dit dat de activiteiten op
omschrijving van ‘de strateeg’ en (deels) ‘de ondernemer’.
tactisch niveau worden ingevuld door organisaties die passen binnen de omschrijving van ‘de ondernemer’ en ‘de handelaar’. Voor de handelaar geldt wel dat deze niet alle
Een verdere uitwerking en koppeling van concrete activiteiten van het portefeuille management,
activiteiten van het asset management vervuld.
inclusief een concrete toewijzing aan de fasen, is beschikbaar bij PwC. U kunt daarvoor contact Een verdere uitwerking en koppeling van concrete activiteiten van het asset management,
opnemen met de heer Mattousch van PwC.
inclusief een concrete toewijzing aan de fasen, is beschikbaar bij PwC. U kunt daarvoor contact
Activiteiten van asset management (tactisch niveau)
opnemen met de heer Mattousch van PwC.
De taken van het asset management zijn bedoeld om invulling te geven aan het analyseren van de bestaande portefeuille (de ‘assets’) en het toetsen van nieuwe
Activiteiten voor het vastgoedbeheer (operationeel niveau)
initiatieven. De focus ligt op het vertalen van het strategisch vastgoedplan naar
Op operationeel niveau worden alle noodzakelijke informatiestromen uit drie
concreet objectbeleid en het stellen van kaders voor het operationeel vastgoedbeheer.
activiteitsgebieden (administratief/ financieel beheer, contract-/ juridisch beheer en
Het analyseren van de portefeuille vormt daar een belangrijk onderdeel in. Deze
technisch
analyses dienen om ‘per object vast te stellen in hoeverre deze bestaande objecten of
managementinformatie. Van Driel verwoordt de (hoofd)activiteit op operationeel
locaties voldoen aan de criteria volgens het strategisch vastgoedplan’.
niveau als ‘het dagelijks doelmatig, gestructureerd en klantgericht uitvoeren van
beheer)
vastgelegd
ten
behoeve
van
het
genereren
van
administratieve, technische en commerciële activiteiten ten behoeve van een Qua activiteiten betekent dit onder andere:
ongestoorde uitoefening van bedrijfs-/ werkprocessen. [Driel, 1998]
•
het opstellen van acquisitie- en dispositieplannen;
•
het benoemen van uitgangspunten en kaders voor het vastgoedbeheer;
Relaterend aan de fasen van het transformatiemodel betekent dit dat de activiteiten op
•
het vertalen van het strategisch vastgoedbeleidsplan naar concreet objectbeleid;
operationeel niveau worden ingevuld door organisaties die passen binnen de
•
het verschaffen van inzicht in de totale ruimtebehoefte
omschrijving van ‘de controller’ en ‘de beheerder’. Voor de beheerder geldt wel dat deze
en –criteria van de
(afzonderlijke) bedrijfsactiviteiten;
niet alle activiteiten van het asset management vervult, maar dat deze met name zijn
•
het uitvoeren van performanceanalyses;
gericht op het technisch beheer.
•
het doen van (des)investeringsvoorstellen in lijn met het portefeuille beleid;
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
Een verdere uitwerking en koppeling van concrete activiteiten van het vastgoedbeheer
Augustus 2010 18
inclusief een concrete toewijzing aan de fasen, is beschikbaar bij PwC. U kunt daarvoor contact
veranderingen door te voeren en nieuwe manieren en werkwijzen te introduceren en
opnemen met de heer Mattousch van PwC.
borgen. Alleen dan is er voldoende basis om binnen een nieuwe fase weer een
Door
de
(eenduidige)
koppeling
van
activiteiten
aan
de
fasen
van
het
transformatiemodel is het mogelijk om:
evolutieperiode te beginnen. In de literatuur worden diverse veranderingen benoemd die CREM-organisaties
•
aan te geven welke activiteiten een vastgoedorganisatie momenteel per fase invult;
(moeten) doorlopen om een verdere professionalisering van de vastgoedorganisatie te
•
vast te stellen of de organisatie volledig invulling geeft aan de activiteiten passend
realiseren.
bij de huidige fase en, indien dit niet volledig is, welke ‘evolutie’ de organisatie •
moet doormaken om wel volledig invulling te geven;
Door het koppelen van deze veranderingen aan de overgangsmomenten van het
op basis van de gewenste fase vast te stellen welke evoluties en aantal revoluties de
transformatiemodel, is het mogelijk om inzicht te geven de veranderingen die een
organisatie moet doormaken om invulling te geven aan de gewenste
vastgoedorganisatie op het gebied van CREM op gezette tijden kan/ moet maken.
vastgoedorganisatie.
Daarmee is een beeld te schetsen van wat een revolutie voor een organisatie kan betekenen.
Door koppeling van concrete activiteiten aan een fase is verdere concretisering van het transformatiemodel gerealiseerd. Er is een beeld te schetsen wat de evolutie voor een
In het transformatiemodel zijn vier overgangen (revoluties) te onderscheiden. De
organisatie betekent. Bestuurders hebben op deze wijze de mogelijkheid om de
bundeling van de veranderingen leidt tot het benoemen van de volgende vier
(gewenste) professionaliseringslag, inhoudelijk, verder te concretiseren.
revoluties: 1.
De ‘beheer’-revolutie
3.2 Ontwikkelingen binnen CREM bieden basis voor definiëring van
2.
De ‘klanten’-revolutie
revolutiemomenten om professionalisering te realiseren
3.
De ‘kosten en efficiëntie’-revolutie
Conform hetgeen Greiner aangaf, kan men naast de evolutiemomenten ook
4.
De ‘integratie’-revolutie
revolutiemomenten definiëren. [Greiner, 1972] Gedurende zo’n revolutiemoment zijn er organisaties welke niet in staat blijken te zijn oude gewoonten en werkwijzen opzij te
Beheer-revolutie
zetten en nieuwe organisatieveranderingen door te voeren, resulterend in het niet
De ‘beheer’-revolutie is de eerste revolutie van het transformatiemodel. De vastgoed
bereiken van het gewenste transformatiefase. De transformatieopgave komt daarmee
organisatie verandert van een beherende naar een controlerende organisatie. De
onder druk te staan. Een kritieke succesfactor voor de transformatie is de wijze waarop
nadruk komt meer te liggen op het beheersen van ‘de stenen’ vanuit een kwalitatief en
de organisatie in het algemeen en het management in het bijzonder in staat zijn om
financieel oogpunt dan vanuit het oogpunt van technisch beheer. Kostenbewustzijn bij
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
Augustus 2010 19
de eigenaar van het vastgoed doet hier zijn intreden. Er wordt een begin gemaakt met
organisatie. De nadruk komt te liggen op de ‘klant van de klant’ van de
het in rekening brengen van vastgoedkosten bij de gebruiker (op basis van
vastgoedorganisatie: de afnemer of consument. Belangrijke toevoeging ten opzicht van
afschrijvingen).
de vorige revolutie is dat de efficiëntie een belangrijkere rol gaat spelen: men gaat toegevoegde waarde bieden door in te spelen op de behoefte van de klant maar wel
Een verdere uitwerking van de ‘beheer’-revolutie, door de koppeling veranderingen aan de transformatie van beheerder naar controller, is beschikbaar bij PwC. U kunt daarvoor contact opnemen met de heer Mattousch van PwC.
binnen gestelde (financiële) kaders: optimalisatie op gebouw- (ruimtegebruik, functionaliteit) en portefeuilleniveau doen hun intrede. De vastgoedorganisatie wordt nu zelf verantwoordelijk voor de (dekking van de) inkomsten en uitgaven.
Klanten-revolutie
Waardedenken met risico-opslag (kosten plus mogelijke risico-opslag) en (externe)
De ‘klanten’-revolutie is de tweede revolutie van het transformatiemodel. De
prestatie metingen zijn nieuw voor deze organisatie.
vastgoedorganisatie verandert van een controlerende naar een handelende organisatie. De nadruk komt te liggen op de (interne) klant van de vastgoedorganisatie, namelijk de bedrijfsonderdelen. Er vindt een splitsing plaats tussen de bedrijfsactiviteiten en de
Een verdere uitwerking van de ‘kosten en efficiëntie’-revolutie, door de koppeling veranderingen aan de transformatie van handelaar naar ondernemer, is beschikbaar bij PwC. U kunt daarvoor contact opnemen met de heer Mattousch van PwC.
stenen. Vraaggerichte dienstverlening doet hier zijn intrede. Dit betekent dat de organisatie verder gaat dan de stenen alleen: de vastgoedorganisatie gaat door middel
Integratie-revolutie
van (interne) analyses van de prestaties van de huisvesting een adviesrol vervullen naar
Tot slot is er nog de vierde revolutie: de ‘integratie’-revolutie. De vastgoedorganisatie
de
intrede:
verandert van een ondernemende naar een strategische organisatie. De nadruk komt te
gebouwgebonden kosten worden in rekening gebracht bij de eindgebruiker in plaats
liggen op de (huisvestings)behoefte van de (interne) klant van de onderneming (de
van een doorbelasting die gebaseerd is op afschrijvingslasten.
bedrijfsonderdelen) op de lange termijn. Het anticiperen van de huisvestingsbehoefte
bedrijfsonderdelen.
Tevens
doet
het
waardedenken
hier
zijn
Een verdere uitwerking van de ‘klanten’-revolutie, door de koppeling veranderingen aan de transformatie van controller naar handelaar, is beschikbaar bij PwC. U kunt daarvoor contact opnemen met de heer Mattousch van PwC. ‘Kosten en efficiëntie’-revolutie De ‘kosten en efficiëntie’-revolutie is de derde revolutie van het transformatiemodel. De vastgoedorganisatie verandert van een handelende naar een ondernemende
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
op de het primaire proces voor de lange termijn (ondernemingsstrategie) doet hier zijn intreden. Dit betekent dat de vastgoedorganisatie haar strategische plannen afstemt met de bedrijfsactiviteiten van de onderneming. Het waardedenken gaat nu verder dan alleen financieel (direct en indirect) rendement. De focus ligt nu op de totale toegevoegde waarde aan het ondernemingsresultaat (financieel alsook niet financieel). Een verdere uitwerking van de ‘integratie’-revolutie, door de koppeling veranderingen aan de transformatie van ondernemer naar strateeg, is beschikbaar bij PwC. U kunt
Augustus 2010 20
daarvoor contact opnemen met de heer Mattousch van PwC. Het benoemen van concrete veranderingen en het koppelen van deze veranderingen aan de vier revoluties biedt bestuurders van ondernemingen de mogelijkheid om de (gewenste) professionaliseringslag, op het gebied van het transformeren naar een volgende fase, verder te concretiseren. Dit leidt tot het transformatiemodel zoals weergegeven in figuur 7. Figuur 7: Transformatiemodel vastgoedorganisaties inclusief evolutie en revolutiemomenten en waardedisciplines voor leidraad gewenste situatie
Bron: Mattousch, 2010
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
Augustus 2010 21
Literatuurlijst
ASRE, Collegedictaat ‘De gebruiker centraal: CREM, deel 1’, 2010, Amsterdam School of Real
Keuning, D; Eppink, D.J., ‘Management & organisatie’, 2004, Wolters-Noordhoff [Keuning et al]
Estate [ASRE, 2010] Kort, ir J. de, ‘ Beheermonitor Gemeentelijk Vastgoed’, 2007, Amsterdam School of Real Estate Churchill, N.C; Lweis, V.L., ‘The Five Stages of Small Business Growth’ 1983, Harvard business
[Kort, 2007]
review [Churchill et al, 1983] Krumm, P.J.J.M., ‘De waarde van ondernemingsvastgoed’, mei 1998, B.O.S.S. Magazine [Krumm, Dewulf, G; Krumm, P; Jonge, H. de, ‘Successful corporate real estate strategies’, 2000, TU Delft
1998]
[Dewulf et al, 2000] Krumm, P.J.J.M., ‘Corporate Real Estate management in multinational corporations’, november Driel, A. Van, ‘Strategische inzet van vastgoed’, 1998, DeltaHage [Driel, 1998]
1999, Department of Real Estate and Project Management, Delft University of Technology [Krumm, 1999]
Fritzsche, C; Hoepel, H; Kaper, L; Ommeren, A van, ‘Huisvesting is strategisch goed’, 2005, Twynstra Gudde Management Consultants [Fritzsche et al, 2005]
McGuire, J.W, ‘ Factors Affecting the Growth of Manufacturing Firms’, 1963, University of Washington [McGuire, 1963]
Gool, P. van; Jager, P; Weisz, R.M., ‘Onroerend goed als belegging’, 2001, Wolters-Noordhoff [Gool et al; 2001]
Roland Christensen, C; Scott, B.,’Review of Course Activities’, 1964, IMEDE [Roland Christensen et al, 1964]
Greiner, L.E, Evolution and Revolution as Organisation Grow, 1972, Harvard business review [Greiner, 1972]
Rostow,W.W.,’The Stages of Economic Growth’, 1960, Cambridge University press [Rostow, 1960]
Joroff, M; Louargand, M; Lambert, S; Becker, F., Strategic Management of the Fifth Resource:
Steinmetz, L.L, ‘Critical Stages of Small Business Research’, 1969, Business Horizons [Steinmetz ,
Corporate Real Estate, 1993, IDFR [Joroff, 1993]
1969]
Keeris, W.G., ‘Vastgoedbeheer Lexicon’, 2001 (2e druk), Wolters-Noordhoff [Keeris, 2001]
Treacy, M; Wiersema. F., ‘De Discipline van Marktleiders’, 2007 (1e druk 1995), Scriptum Books [Treacy et al, 2007]
Transformatiemodel voor vastgoedorganisaties van ondernemingen PwC
Augustus 2010 22
© 2010 PwC. All rights reserved. Not for further distribution without the permission of PwC. "PwC" refers to the network of member firms of PricewaterhouseCoopers International Limited (PwCIL), or, as the context requires, individual member firms of the PwC network. Each member firm is a separate legal entity and does not act as agent of PwCIL or any other member firm. PwCIL does not provide any services to clients. PwCIL is not responsible or liable for the acts or omissions of any of its member firms nor can it control the exercise of their professional judgment or bind them in any way. No member firm is responsible or liable for the acts or omissions of any other member firm nor can it control the exercise of another member firm's professional judgment or bind another member firm or PwCIL in any way.