8 Genomen en nog te nemen besluiten
TrajednoWMER VERA
Deel B 'Achtergronden'
Deel A 'Hoofdlijnen'
I
Hoofdmik 1: Inleiding
1
HooMmik 5: Altamatiefontwikkeling i
I
1
Hoofdstuk 6:
Hoofdstuk 3: Bexhwwde aitematieven en varianten
t
-
effectbeschrijving
Hoofdstuk 8: Genomen en nog te nemen besluiten
Vergelijking van aitematieven
Natuur
Leemten in kennis en infomatie
Deel A l
Aandachtsgebieden
Exteme Veiligheid
Hoofdstuk 7:
i
Hoofdstuk 10: Evaluatie
u l Bodem en Water
1
Landbouw
l-7
Ruimtelijkefumtier
8.1
inleiding
Bij de beschrijvingwordt met name aandacht besteed aan de
In dit hoofdstuk wordt in het kader van de voorgenomen
overheidsbesluiten die beperkingen en randvoorwaarden
activiteit een overzicht gegeven van het relevante beleids-
kunnen opleggen aan het besluit waarvoor de Trajectnota/
kader. In paragraaf 8.2wordt aandacht besteed aan het
MER VERA wordt opgesteld. Bij de beschrijvingvan het be-
bestaande en vastgestelde beleid op het gebied van:
leidskader is uitgegaan van het beleid dat is vastgesteld per
-
verkeer en vervoer;
1 maart 1999.Voor plannen in voorbereidingwordt, indien
geluid;
relevant, een doorkijk gegeven tot het jaar 2020.In de
-
trillingen;
beschrijvingis een vierdelingaangebracht naar rijksbeleid,
-
externe veiligheid; milieu (landschap, cultuurhistorie, archeologie, natuur en
provinciaal beleid, gemeentelijk beleid en overig beleid, eens meldinggemaakt van beleid op internationaalniveau.
-
bodem en water); ruimtelijke ordening (landbouw, ruimtelijkefuncties, sociale aspecten en recreatie);
De nog te nemen besluiten worden in paragraaf 8.3 ver-
-
economie.
zoals het beleid van waterschappen. Waar relevant is even-
meld. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar de besluiten die in het kader van de TrajectnoWMER VERA, en de beslui-
Daarbij wordt steeds de status en de mate van hardheid van
ten die in de periode daarna (OTB-fase) moeten worden ge-
de besluiten aangegeven en wordt vermeld door welke
nomen, voordat tot realiseringkan worden overgegaan.
overheidsorganen de besluiten zijn of worden genomen.
Tevens wordt in paragraaf 8.3 een overzicht gegeven van de procedures en de tijdplanning.
-
TrajectnoWMER Verbinding Roosendaal Antwerpen
8 Genomen en nog te nemen besluiten
8.2
Relevant beleidskader
8.2.1 Verkeer en vervoer
Op Rijksniveau is het verkeers- en vervoersbeleid neergelegd in de volgende beleidsdocumenten: SW-llwat verder uitgewerkt is in het MIT en wat betreft de verbinding Roosendaal - Bergen op Zoom verder is uitgewerkt in de Vierde Partiële Herziening van het SW-ll.Daarnaastzijn de nota's Samen werken aan bereikbaarheid (SWAB), Transport in Balans (TIBI en het Tweede Tactisch Pakket belangrijke verkeers- en vervoersdocumenten. Op Rijksniveauspeelt ook CRANT-deel A en CRANT-deel B een rol. Tenslotte staat in het Nationaal Milieubeleidsplan-2 (NMP-2) eveneens informatie met betrekkingtot verkeers- en vervoersbeleid op
Het beleid ten aanzien van barribrewerking is in het SW-li
rijksniveau.
niet duidelijk aangegeven. Uitgegaan dient te worden van een goede oversteekbaarheid van railverbindingen binnen
SVV-I1
de bebouwde kom. Het streefbeeldis dat verschillende
Het landelijk verkeers- en vervoersbeleid is neergelegd in het
modaliteiten niet meer met elkaar in conflict komen.
Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SW-II) [3231.
Weggebruikers (auto's, fietsers en voetgangers) maken hier-
Centraal in dit plan staan de doelstellingen van de rijksover-
bij gebruik van ongelijkvloersekruisingen ten opzichte van
heid ten aanzien van mobiliteit, bereikbaarheid, veiligheid en
het railverkeer. Voor wat betreft de algemene kwaliteit van
leefbaarheid.
het woon- en leefmilieu spreekt het SW-ll zich uit voor een goede bereikbaarheidvoor iedereen, zonder dat in de direc-
Uitgangspunten van het SW-llbeleid zijn het bereiken van
te omgeving van de woning het verkeer merkbaar is.
een 'duurzame' samenleving en het verbeteren van de bereikbaarheid. Duurzame ontwikkeling betekent dat grenzen
MIT
moeten worden gesteld aan de exteme effecten van het ver-
Het Meerjarenprogramma Infrastructuuren Transport (MIT)
keer en vervoer, waarbij onder meer aandacht moet worden
[l961 beschrijft de operationele uitwerking van het SW-li in
besteed aan de luchtverontreiniging, het energieverbruiken
de periode tot 2004. Eén van de uitgangspunten van het
de geluidshinder. Het behouden en versterken van de trans-
MIT voor het goederenvervoer is dat de ontwikkeling van de
port- en distributiefunctievan Nederlandis tevens een be-
goederenvervoercorridorRotterdam-Antwerpen
langrijk doel van het regeringsbeleid. Voor het goederenver-
(CRANT) meer prioriteit krijgt. De goederenroute
voer over de rail wordt daarom gezorgd voor een goede
Rotterdam - Roosendaal - Antwerpen/Sloe is opgenomen in
verbinding tussen de belangrijkstezeehavengebieden en het
het Integraal Verkenningenprogrammamet als probleem-
achterland. Het streefbeeld uit het SW-llvoor wat betreft
omschrijving 'capaciteitstekort' en als referentiekaderhet
het goederenvervoerover de rail richt zich op de volgende
SWII. De verkenningis eind 1999 opgeleverd. De verbin-
ontwikkelingen.Tot 2010 wordt gezorgd voor een goede
ding Roosendaal - Antwerpen is in het MIT als Planstudie
achterlandverbinding met en tussen de belangrijkstezeeha-
aangegeven. De voorliggende TrajectnoWMER is het resul-
vengebieden, waarbij het Nederlandse net volledig is gektte-
taat van de tweede fase van deze planstudie.
greerd in het Europese net. Verder staat in het SW-11" dat de hoofdtransportassengeschikt zijn voor asdrukken van
In het MIT is de Goederenroute Antwerpen - Roergebied
22,5 ton en de omvang van het goederenvervoer per spoor
(IJzeren Rijn) opgenomen als Planstudie. In het tripartiete over-
is in 2010 gestegen tot ca 22 miljoen ton per jaar.
legtussen de verkeersministersvan België, Duitslanden
44 Het SW-l1is in 1990 uitgegeven. Binnenkort zullen meer recente gegevensworden gepresenteerd in het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NWP)
Hoofdrapportdeel B: Achtergronden
8 Genomen en nog te nemen besluiten
Nederlandis overeengekomen dat er een gezamenlijke en in-
achterlandverbindingenvan de mainports. Deze plannen
tegrale studie naar de diverse tracévariantenvan de IJzeren
moeten leiden tot een infrastructurele verbeteringvan de
Rijn zal worden opgezet. In Nederland krijgt deze studie de
belangrijkste (goederen en personenvervoer)corridors.
vorm van een tracé/m.e.r.-studie conform de Track-Wet. De
De overheid zet in haar ruimtelijk beleid in op een efficiënte-
Startnotitie IJzeren Rijn is eind 1999 uitgebracht.
re bundeling van goederenstromenvia corridors. De rol van de overheid richt zich verder onder meer op de zorg voor
Het ministerie van V&W is in samenwerking met de taakor-
voldoende infrastructuur om de groei in het goederen-
ganisaties Railned en NS Railinfrabeheer bezig het Neder-
vervoer per spoor te kunnen accommoderen.
landse overwegenbeleid te evalueren en bij te stellen. Als doelstelling van het beleid wordt voor het jaar 2010 ge-
In TiB wordt de nadruk gelegd op efficiënter en schoner
streefd naar een halveringvan het aantal dodelijke slacht-
wegvervoer en een verschuiving naar minder milieubelas-
offers op overwegen ten opzichte van het peiljaar 1985. Het
tende vervoersmodaliteiten als spoor, binnenvaarten short-
accent ligt hier in beginsel op het verbeteren van de veilig-
sea. De nota TiB geeft aan dat er een modal-shift bewerk-
heid van overwegen en een geleidelijke verschuiving naar
stelligd moet worden van circa 50 miljoen ton. Hiervan zal
het vervangen en opheffen van overwegen. Extra risico's ten
circa 20 miljoen naar het spoor gaan, circa 20 miljoen naar
gevolge van de verwachte toename van intensiteitenen
de binnenvaart, circa 11 miljoen naar de short sea en ook de
snelheden van het treinverkeer (uitvoering SW-II) worden
buisleidingenzullen waarschijnlijk een groei te zien geven.
in beginsel gecompenseerd. Daarnaastworden nieuwe tracés uitgevoerd met ongelijkvloersekruisingen. Als uitvoe-
Tweede Tactisch Pakket
ring van dit beleid is er een meerjarenprogramma'veiligheids-
Het Rijk investeert in versterking van de positie van het
beleid' opgenomen in het MIT [1961. In het MIT wordt
spoorvervoer (inclusief het goederenvervoer). Eén en ander
prioriteit gegeven aan het systematisch aanpakken van vei-
is vastgelegd in het Tweede Tactisch Pakket; investerings-
ligheidsknelpunten in het spoorwegnet. Naast de ombouw
programma spoorweginfrastruduur [345]. In dit document
van AKI'Stot AHOB'Swordt de toepassing van ongelijk-
wordt uitgegaan van realiseringvan de Betuweroute en de
vloerse kruisingen als belangrijke oplossing gezien.
HSL-Zuid. Het investeringsprogrammais als beleidsnota
Vierde Partiële Herzieningvan het SVV-11 Met het vaststellen van de Vierde Partiële Herzieningvan
een nieuwe eeuw 12681opgesteld en vormt daarin het tweede uitvoeringspakket. Hierin wordt prioriteit gegeven
het SVV-I1in 1998 [3241 is de goederenspoorlijnAntwerpen
aan investeringen met betrekkingtot de mainports
- Bergen op Zoom indicatief als nieuwe verbinding opgeno-
SchiphoVAmsterdam en Rotterdam en hun achterland-
men in de bij het SW-llbehorende staten en kaarten. Voorts
verbindingen.
door de NederlandseSpoorwegen in Rail 21, sporen naar
is het 'Verdrag tussen het Koninkrijk Nederlanden het Koninkrijk België betreffendede aanleg van een spoorverbin-
CRANT
ding voor hogesnelheidstreinen tussen Rotterdam en Ant-
In opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat
werpen' (Tractatenblad1997, nr. 22 Brussel 21 december 1996) [3401van belang, waarin is opgenomen dat de door-
heeft Railned een verkenningsstudieuitgevoerdvoor de Corridor Rotterdam - Antwerpen, kortweg CRANT. Het doel
trekking van goederenlijn 11 op haar eigen merites en in
van deze verkenningsstudieis het inzichtelijk maken van de
goed overleg en nabuurschap zal worden behandeld. Daarin
huidige en toekomstige capaciteitsbehoefteen eventuele
is tevens overeengekomen ernaar te streven voor 1 januari
knelpunten (deel A CRANT studie) en het verkennen van
2000 een trackkeuze te maken (zie ook deel 3 van de Vierde
oplossingsrichtingen(deel B CRANT studie). De bevindingen
Partiële Herziening van het SW-II: kabinetsstandpunt).
en conclusies van CRANT-deel A zijn als volgt samengevat: de groei van het goederenvervoerin combinatie met de
SWAB en Ti6
groei van het personenvervoer in de corridor, zal in 2010 tot
De uitgangspunten van het SW-llzijn verder vorm gegeven
een overbelasting van het spoorwegennet op het traject
in de nota's Samen werken aan bereikbaarheid(SWAB)
Roosendaal - Antwerpen leiden. Deze overbelasting zal met
[290] en Transport in Balans (XE) 13421.
name optreden op het Belgische deel van het traject en op
In SWAB zijn plannen opgenomen voor verbeteringvan
de splitsingspuntenvan het spoor in Roosendaal, door een
Trajectnota/MER Verbinding Roosendaal - Antwerpen
8 Genomen en nog te nemen besluiten
toename in het aantal kruisende bewegingen van zowel het
ven om tot wijziging van de modal-splitte komen. Het wijzi-
goederen- als het personenvervoer.Wat betreft het goede-
gen van de modal-splitvraagt om goed functionerende
renvervoer neemt de gewenste vervoervraag (goederen-
overslagterminals op strategische locaties waar de uitwisse-
transport) ten opzichte van 1998 met ruim een factor 4 toe.
ling kan plaatsvindenvan weg-, water- en railvervoer.
In CRANT deel B wordt enerzijds aandacht geschonken aan
Het bestaande railnet wordt op dit moment, op basis van
emplacement Roosendaal om na te gaan of de huidige lay-
Rail 21, Prorail en het Tweede Tactische Pakket, aangepast.
out de verwachte groei zowel uit het oogpunt van capaciteit
In samenwerking met andere betrokken partners start een
als milieu kan verwerken. Anderzijds is in CRANT voor de
strategische studie naar de noodzakelijke railinfrastructuur
vrije baan (de doorgaande sporen) gekeken of er een dienst-
in Noord-Brabant. De studie heeft betrekkingop zowel het
regelingsontwerp te maken is, gegeven de verwachte ver-
personenvervoer als het goederenvervoer en beziet de mo-
keersomvang en infrastructuur. De uitkomsten uit CRANT
gelijkheden om het vervoer per spoor te stimuleren.
deel B zijn in voorliggende studie 'waar relevant' deels opge-
Knelpunten in het spoorwegennet worden hierbij in samen-
nomen.
hang met elkaar onderzocht, waarbij tevens de effecten van deels buiten de provincie gelegen railverbindingen zoals de
Overige beleidsdocumenten Daarnaastworden belangrijke randvoowaarden en parallel-
Betuweroute, de HSL, Lijn 11 (Bergen op Zoom - Antwerpen) en de Ijzeren Rijn worden betrokken.
le doelstellingen gevonden in het Nationaal Milieubeleidsplan 2 (NMP-2) 12161. In het NMP-2 zijn taakstellingen
Het Regionaal Verkeer en Vervoersplan (1996) [271l van
gedefinieerd om de verdere verandering van vervoerswijze-
het Streekgewest Westelijk Noord-Brabant geeft invulling
keuze verder vorm te geven. Naast het bewerkstelligenvan
aan het verkeers- en vervoersbeleid. Hoofddoelstellingvan
modal-shift speelt ook hier het 'locatiebeleid goederen'
het beleid is het beperken van de negatieve effecten van
(de mogelijkheid om te komen tot verbeteringvan de vesti-
verkeer en vervoer en het verbeteren van het woon-, leef-
gingsmogelijkhdenvoor bedrijven in relatie tot rail, buis en
en vestigingsmilieuvoor de inwoners en bedrijven in de
water) een belangrijke rol.
regio. Deze doelstelling dient bereikt te worden door het terugdringen van de overlast van het autoverkeer en het
Provlnclaal niveau
stimuleren van het gebruik van andere vervoerswijzen.
Noord-Brabant
Teneinde de rol van trein en schip te vergroten is het van be-
Het regionaal beleid sluit zich aan bij het landelijk beleid.
lang dat bij de planning van nieuwe bedrijventerreinen reke-
In het Streekplan Noord-Brabant [305] wordt prioriteit ge-
ning wordt gehouden met de ligging ten opzichte van
geven aan het zakelijk verkeers- en goederenvervoer, waar-
spoor- en waterwegen. De bereikbaarheid binnen alle delen
bij versterking van de positie van het goederenvervoerper
van de regio dient daarbij gewaarborgd te blijven. De aan-
spoor en over water bijzondere aandacht verdient. Het mo-
dacht richt zich met name op het oplossen van de proble-
biliteitsbeleid is gericht op het afremmen van de groei in het
men ten aanzien van bereikbaarheid, verkeersveiligheid en
autogebruik en het stimuleren van andere ve~oerswijzen.
(leefimilieu.
Nieuw aan te leggen infrastructuurdient gebundeld te worden met bestaande verbindingslijnen en ruimtelijk zo veel
Zeeland
mogelijk gescheiden te worden van de groene hoofdstruc-
De algembne beleidsdoelstellingin het StreekplanZeeland
tuur. Bij een zorgvuldige inpassing echter kan bundelingvan
(1997) 13071op het gebied van verkeer en vervoer is hand-
de groene hoofdstruduur met spoorwegen, vaarwegen en
having en verbeteringvan de bereikbaarheid en het leveren
het wegennet een toegevoegde waarde hebben voor na-
van een bijdrage aan het veiligstellen en verbeteren van leef-
tuurontwikkeling.
baarheid. Om dit te bereiken is het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid gericht op het stimuleren van milieuvriendelijk perso-
Gelet op de (interInationaleschaal van het goederenvervoer
nen- en goederenvervoer, het oplossen van knelpuntenin
sluit de provincie met het goederenvervoerbeleid aan bij de
de bereikbaarheid, het beperken van de groei van de auto-
lijn die het Rijk in 'Transport in balans' aangeeft.
mobiliteit, bundelingvan verkeersstromen en het verhogen
In Mobiel blijven! Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan
van de verkeersveiligheid. Gestreefd wordt naar het meer
Noord-Brabant(1998) [z081worden activiteiten aangege-
gebruik maken van milieuvriendelijkertransportvormen:
Hoofdrapportdeel B: Achtergronden
8 Genomen en nogte nemen besluiten
vervoer over water, rail of per buisleiding. Ook kansen voor
heid met betrekkingtot het fietsverkeer moeten worden
intermodaal vervoer, waarbij onderlinge uitwisseling plaats-
verbeterd. Om dit te bereiken zijn concrete maatregelen
vindt van verschillende vervoerssoorten, dienen in de zee-
gedefinieerd, waaronder een passage voor voetgangers en
havens te worden benut. Vergrotingvan de intermodaliteit
fietsers tussen het Stationsplein en het bedrijventerrein
buiten de zeehavengebieden is vooralsnog niet aan de orde.
Borchwerf, bij voorkeur een tunnel (op een termijn van meer
In de Hals van Zuid Beveland (Reimerswaal) kan het samen-
dan 10jaar). Verder wordt op het gebied van sociale veilig-
gaan van hoofdinfrastructuurop termijn wellicht kansen
heid voorgesteld om de oversteeksituatie voor fietsers bij het
bieden voor een multimodaalcentrum (actiepunt SP17:
station te verbeteren, de verlichtingte verbeteren en het
na 1997 onderzoek door de provincie naar multimodaal
beheer van de bosschages op de fietsroutes te verbeteren.
centrum Oost-Reirnerswaal). Op de streekplankaart is de spoorverbinding met goederenlijn 11 in Belgie opgenomen
In de Structuurschets binnenstadRoosendaal (1998) [3 141
als spoorlijn met nader te bepalen tracé. Voor de versterking
wordt ingegaan op de problematiek van de huidige spoor-
van de mogelijkheden van railvervoer zijn de aanleg van de
wegovergangen. 'Omdat de spoorbomen door toename in
goederenspoorlijn Bergen op Zoom - Antwerpen met een
intensiteit van treinverkeer steeds vaker gesloten zijn, ont-
aftakking daarvan richting Vlissingen en de verbeteringvan
staat het probleem dat het Kade Havengebiedslechter met
de aansluiting van het Sloegebied op de spoorlijn Vlissingen
het stadscentrum verbonden zal zijn.' Een ongelijkvloerse
- Bergen op Zoom van belang.
kruisingvoor het langzaam verkeer wordt noodzakelijk geacht.
In de uitwerking van het streekplan in (intedgemeentelijke plannen dienen verkeers- en vervoersaspecten nadrukkelijk
In het BestemmingsplanStationswerf (1994) 1461wordt in-
een onderdeel te vormen en moet worden aangegeven op
gegaan op de barribrewerkingals gevolg van de spoorlijnen
welke wijze wordt bijgedragen aan de doelstellingen van het
in Roosendaal. Het emplacement is essentieel voor het func-
verkeers- en venroeflbeleid. Bundeling en ontsnipperingzijn
tioneren van Roosendaal als spoorstad, maar de ligging er-
daarbij centrale begrippen.
van is belemmerendvoor de verbinding tussen de gebieden
Het Provinciaal Verkeer en Vervoersplan (1995) [263] geeft
werking te verminderen wordt een passarellevoorzien om
invulling aan het verkeers- en vervoersbeleid. Hoofdtaakstellingvan het beleid is het waarborgen van de bereikbaar-
op de binnenstad te ontsluiten.
ten noorden en ten zuiden van het station. Om de barrierede westkant van de stad voor langzaam verkeer adequater
heid van het goederenvervoervanuit Zeeland naar Rotterdam en Antwerpen, waarbij de aandacht uitgaat naar de relatie met de havens van Vlissingen en Terneuzen.
Bergen op Zoom In het Verkeersveiligheidsplanvan de gemeente Bergen op Zoom (1998) [3621 wordt het verkeenveiligheidsbeleid van de gemeente beschreven. De rapportage bevat een beschrij-
Halderberge
ving van de verkeenonveiligheid in de gemeente (zowel ob-
In het Concept Verkeers(vei1igheids)plan (1998) r3601
jectief als subjectief) alsmede een visie en daaruit voortvloei-
wordt de spoorlijn Roosendaal - Rotterdam genoemd als een
ende plannen en maatregelen om tot een Duurzaam Veilige
belangrijke bambre voor het fietsverkeer. Het fietsverkeer is
verkeersstructuurte komen.
hierdoor gedwongen om gebruik te maken van oversteekplaatsen die niet in de directe verbinding liggen (omrijbewegingen) en waarvan het autoverkeer ook gebruik maakt. Riiksniveau Roosendaal
Het beleid ten aanzien van geluidhinder is beschreven in het
In het Gemeenteliik Verkeers- en Vervoerplan Roosendaal
SW-l113241en richt zich voor wat betreft het railverkeerop
en Nispen (1995) [l 131wordt aandacht besteed aan de bar-
het treffen van geluidbeperkende maatregelen. In het SW-I1
rieres die fietsers in de gemeente Roosendaalondervinden
is aangegeven dat door technische maatregelen het trein-
door de rijkswegenen spoorlijnen. Hierdoor moeten fietsers
materieel in 2010 zo'n 5 tot 10 dB(A) stiller zal zijn ten op-
soms flink omrijden. Ook verkeersveiligheid en sociale veilig-
zichte van het niveau van 1986. De geluidwetgevingvoor
TrajectnoWMER Verbinding Roosendaal- Antwerpen
8 Genomen en nog te nemen besluiten
-
railverkeersgeluid is uitgewerkt in het Besluit geluidhinder
In tweede instantie - in geval van een bestaande sane-
spoorwegen (Bgs) 1281. Het doel van dit besluit is het stellen
ringssituatie - een sanering tot 65 dB(A) of lager. Dit
van regels om nieuwe geluidhindersituatieste voorkomen.
geldt alleen indien doelmatige maatregelen mogelijk zijn.
Het besluit is van toepassing op de aanleg van een nieuwe spoorweg of de wijziging van een bestaandespoorweg.
Overigens zijn de aantallen saneringswoningenper gemeente
Daarnaaststelt het besluit ook regels aan het bouwen van
veel hoger dan de aantallen die in het onderzoek voor VERA
woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen in de
zijn bepaald. Dit is toe te schrijven aan de meer verfijnde
geluidzone van bestaandespoorwegen. In het kader van dit
rekenmethodedie in dit onderzoek toegepast is en waarbij
onderzoek wordt door NS Railinfrabeheer op enkele punten
ondermeer rekening is gehouden met afschermingvan het
een ten opzichte van het Bgs aangescherpte normstelling
geluid door woonbebouwing(Standaard - rekenmethode II
gehanteerd. Alvorens deze besproken wordt, zal eerst de
i.p.v. Standaard - rekenmethode I). Deze meer nauwkeurige
grenswaardestellingconform het Bgs aan de orde komen.
benaderinglevert met name in de bebouwde kom van Roosendaal en Bergen op Zoom een aanmerkelijk lager aantal woningen op met een geluidbelastingboven de 65 dB(A).
De huidige voorkeursgrenswaarde voor railverkeersgeluid is 57 dB(A) etmaalwaarde. Als hoogst toelaatbare waarde geldt voor het nieuwe spoor 70 dB(A). Voor het bestaande
Benaderinggrenswaardestelling
spoor geldt een hoogst toelaatbare waarde van 73 dB(A)
Bij het project VERA wordt door NS Railinfrabeheer op enke-
(zie tabel 8.2.1).
le punten een ten opzichte van het Bgs aangescherpte normstellinggehanteerd conform het wetsvoorstel wijziging
..................................................................................................................... Woningen
70 m)')
57
.................................................................................................................... Scholen"", zkken- en vetpkeghuken m
andere g
u
o
n
d
~
e
55
70 (73)''
n
voor het krtunde spoor gekit ook na 1 januari 2000 nog een ten hoogst toeiaatbanwaarde van 73 d B 0 ** voor zovme deze bestemâzijn voor de In de gebouwen gegevenzorg *** d.gperbdc of avondpeilode bepaknd P
L
- .
G
,
8
.
*
P
-
Tabel 8.2.1 Grenswaarden voor railverkeersgeluidconform Besluit geluidhinder spoorwegen
Wijzigen bestaande baan
trackwet. Voor de te hanteren grenswaardestellingwordt
Voor de woningen en overige geluidgevoeligeobjecten
namelijk in alle gevallen zowel bij nieuw als bestaand spoor
langs het bestaandespoor die nu al een geluidbelastingon-
uitgegaan van een voorkeursgrenswaarde van 57 dB(A),
dervinden hoger dan de voorkeursgrenwaarde,geldt het
conform hetgeen in het Bgs vermeld staat. De afweging van
volgende: - In eerste instantie is het 'stand-still' principe van toe-
de te treffen voo~ieningenzal in Bijlage4: Achtergronden effectbeschrijving worden toegelicht.
passing. In principe betekent dit dat de geluidbelasting niet mag toenemen. Als de geluidbelasting lager blijft
In het MIT [l 961wordt, in vervolg op de doelstellingen uit
dan 65 dB(A) is echter de toename van maximaal
het SW-11,aangegeven dat de geluidemissie door het goe-
2 dB(A) toegestaan bij wijziging spoor (spoorverbreding
derenvervoer per spoor in toenemende mate een (mogelijk)
en grote groei van de intensiteit). Als referentiejaargeldt
belemmerend aspect van de voorgenomen groei worden.
1987, tenzij de huidige geluidbelasting (1998) lager is
Bijzondere aandacht zal daarom worden geschonken aan de
dan in 1987; in dat geval geldt de huidige geluidbelas-
stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van geluids-
ting als referentie;
arm materieel. Voor emplacementen geldt het regime van industrielawaaizoals vastgelegd in de Wet geluidhinder
Hoofdrapportdeel B: Achtergronden
8 Genomen en nog te nemen besluiten
[3891. Voor emplacementen (die gezien worden als gezo-
waar regels gelden voor het voorkómen of beperkenvan ge-
neerde industrieterreinen) wordt een zonegrens gehanteerd
luidhinder. Dit betreft gebieden waar de natuurlijke rust nog
op basis van de 50 dB(A) etmaalwaardecontour.
niet of nauwelijks door menselijke activiteiten is verdrongen.
Provlnclaal nlveau
hoofdstuk 6. In de Provinciale MilieuverordeningZeeland
De in dit onderzoek relevante gebieden zijn beschreven in Noord-Brabant
r2641 is opgenomen dat op de grens van het stiltegebied het
Op grond van de Wet milieubeheerzijn door de Provincie
, ,L equivalente geluidniveau
Noord-Brabant bijzondere gebieden (stiltegebieden) aange-
periode niet hoger mag zijn dan 40 dB(A).
in de dag-, avond- en nacht-
wezen, waar regels gelden voor het vóorkomen of beperken van geluidhinder [3601. Dit betreft gebieden waar de na-
8.2.3 Trillingen
tuurlijke rust nog niet of nauwelijks door menselijke activiteiten is verdrongen. Deze gebieden zijn aangegeven in de Voor trillingshinderwordt vooruitlopend op een wettelijke
Provinciale MilieuverordeningNoord-Brabant en in het UitwerkingsplanStiltegebieden. Als normstellingvoor de
methodiek en normstellinguitgegaan van de richtlijnen van
stiltegebieden geldt een etmaalwaardevan circa 40 tot
de Stichting Bouw Research (SBR): 'Hinder voor personen in
50 dB(A): 40 dB(A) in de kern van het gebied en 50 dB(A)
gebouwen door trillingen. Meet- en beoordelingsrichtlijn' [1981. De SBR hanteert voor het vaststellen of er sprake is
langs de rand van het gebied.
van hinder of schade zelf ontwikkelde richtlijnen voor het In het kader van dit ondetzoek is vooralsnog uitgegaan van de
meten en beoordelen van trillingsniveau's voor de dag-,
normstellingvan 40 dB(A) etrnaalwaardein het centrum van
avond- en nachtperiode., ,V
(de hoogst optredende tril-
het stiltegebied en van 50 dB(A) op de rand van het stilte-
lingssterkte) moet onder het niveau van 0.1 mm/s blijven
gebied. Mochten nabij de stiltegebiedenop grond van de
(dag-, avond- en nachtperiode). Als, ,V
hoger is dan
40 dB(A) etmaalwaardecontourmitigerende maatregelen
0,l mm/s dan geldt dat, ,V
wenselijk zijn, dan wordt bij de afwegingen over het al dan niet
siteit en de trillingssterkte per treintype) onder de 0.05 mm/s
(afhankelijk van de treininten-
treffen van maatregelen rekening gehouden met de maximaal
moet blijven, waarbij eveneens voldaan moet worden aan
toelaatbare waarde van 50 dB(A) aan de rand van het gebied.
een,,V ,,
Zeeland
de en een V v,an (zie figuur 8.2.1).
van maximaal 0.3 mm/s in de dag- en avondperiomaximaal 0.15 mm/$ in de nachtperiode
Op grond van de Wet milieubeheerzijn door de Provincie Zeeland bijzondere gebieden (stiltegebieden) aangewezen,
V- bepalen ter plaatse (in wonlng)
Dag/avond:
V
~lnder *)
c0.37
hinder" v< ,
m. 8
2
.mrn-
. . .. a-
Geen hinder op basis van de SER-richtlijn-2 (trillingshinder is subjectiefl
'
0.05 7
.
Figuur 8.2.1 Beoordelingtrillingshinder in woningen door treinverkeer op basis van de SBR richtlijn-2(nieuwe situatie)
-
TrajectnoWMERVerbinding Roosendaal Antwerpen
8 Genomen en nog te nemen besluiten
sprake van een saneringssituatie (in tabel 8.2.2 staan de
8.2.4 Externe veiligheid
mogelijke gevolgen). Er wordt niet een op zich zelf staand saneringsbeleid gevoerd. Het is mogelijk om bij nieuwe Het streefbeeldzoals opgenomen in het SW-llis dat de vei-
ontwikkelingen te anticiperen op een verbeteringvan de si-
ligheid van het vervoer van gevaarlijkestoffen tenminste ge-
tuatie. Er moet dan wel binnen een termijn van maximaal vijf
handhaafd is ten opzichte van het huidige niveau. In de nota
jaar daadwerkelijk uitzicht zijn op die verbetering.
'Risiconormeringvervoer gevaarlijkestoffen' (RNVGS) van de ministeries van V&W en VROM [2831 is aangegeven aan
In figuur 8.2.2 is een voorbeeld van IR-contouren rondom
welke risiconormen moet worden voldaan als er sprake is van
een vervoersas te zien. Bij inrichtingen (zoals bijvoorbeeld
het transport van gevaarlijke stoffen over een transportas.
emplacementen) vormen de contouren gesloten krommes
Risico ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen
rond de gevaarlijkeactiviteiten. De IR-contouren die worden
wordt op twee manieren uitgedrukt in het IndividueelRisico
berekend en gepresenteerd op kaartmateriaalzijn meestal
(IR) en in het Groepsrisico(GR).
1O-5, 1
en 1O-' per jaar45).
Figuur 8.2.2 Voorbeeld Individueel Risico (vrije baan)
Individueel risico
Het beleid voor nieuwe en bestaande situaties met betrek-
Voor het IR geldt de IR-norm van 10-6per jaar als grens-
king tot IR is in tabel 8.2.2 samengevat.
waarde. Voor bestaande situaties met een IR hoger dan 10-6 per jaar wordt ernaar gestreefd om bij kwetsbare bestemmingen het IR te verlagen tot het gestelde normniveau. Wanneer dergelijke situaties zich voordoen geldt het 'standstill' beginsel voor nieuwe ontwikkelingen. Dit houdt net zolang aan totdat aan de norm wordt voldaan. Kwetsbare bestemmingen zijn op gelijke wijze gedefinieerd als bij het reeds bestaande beleid voor stationaire situaties. Voor bestaande situaties waar kwetsbare bestemmingen binnen een gebied liggen met een IR hoger dan
is
45 Een IR van 1W6 per jaar is een schrijfwijze voor 1/1.000.000, dus &n keer per miljoen jaar
Hoofdrapportdeel B: Achtergronden
8
Háiitk
>l@ perjaar
Bestaand: gem mindcring in
Wordt nergens in
Genomen en nogte nemen besluiten
..
.................................................................................... BostMndesltwtk in principe toelaatbaar.
Nederland aangetroffen
de-
m in de omgeving
.
................
............
Nieuw: verandering in deomgeving
Nieuwe situatie ontoeiaatbaar
...................................... Nieuw: nkuwe route
....................................... Ontwikkeling ontoelaatbaar
......................................... Nkuw: verandering in
%tie
toelaatbaar
~tnvennaar Rducöc van hetdsko ...................................................................................... Nieuwe situatie ontdaatOntwikkelingtoeiaatbaar baar, afwijking is alieen bij uitzonderingmogelijk in bepaaldel3eb-n .... .............. OntwikkelingontoelaatOntwikkdingtoelaatbaar baar; afwijking k alleen bij uitzonderingmogdijk in bepaaldegebieden <.......m............<<...
..............................................
Verandering ontoelaatbaar
bestaande
-P'-'
Verandering in principe ontodaatbaarals risico's groter worden ten opzichte van de bestaande route
Verandering toelaatbaar
iabel 8.2.2 Omgaan met normen voor het IR bij vervoer gevaarlijke swnen
Croepsrisico
De wijze waarop met het CR wordt omgegaan, brengt met
Voor de risiconormering van het CR geldt dat de kans op
zich mee dat het lokaal en regionaal bevoegd gezag zelf ver-
een ongeval met 10 doden niet groter mag zijn dan &n op
antwoordelijk is voor situaties waar een hoger CR wordt
tienduizend per jaar (10-4/jaar). Voor ongevallen met nog
geaccepteerd. Overigens is de beslissingom van de oriënte-
grotere gevolgen wordt gesteld dat een n-maal groter ge-
rende waarde af te wijken vatbaar voor beroep.
volg dan 10 doden moet corresponderen met een n-kwa-
In figuur 8.2.3 zijn twee fictieve CR-curves opgenomen.
draat maal kleinere kans op dat ongeval. Deze oriënterende
De curves A en B (zie figuur 8.2.3) mogen in principe de lijn
waarde geldt alleen voor transportrisico's. De oriënterende
die de oriënterende waarde aangeeft niet overschrijden. In
waarde voor inrichtingen (waaronder emplacementen) ligt
dit geval is er voor situatie A sprake van een ruime onder-
een factor l 0 lager (strenger). De orienterende waarden met
schrijding. In situatie B wordt de oriënterende waarde voor
betrekking tot het transport van gevaarlijkestoffen zijn hier-
het CR minimaal overschreden. Er staan twee lijnen met be-
onder aangegeven: - de kans op een ongeval met 10 slachtoffers is 10-4
trekking tot de oriënterende waarde in de grafiek. Dit is niet alleen omdat de orienterende waarde tussen inrichtingenen transport een factor tien verschilt, maar komt ook omdat het
-
per jaar; de kans op een ongeval met 100 slachtoffers is 1C6
-
per jaar; de kans op een ongeval met 1000 slachtoffers is 10-8
een spoortracé. Het GR als gevolg van een inrichting betreft een begrensde locatie en populatie. Langs een vervoers-as
per jaar;
worden de slachtofferaantallenteruggerekend naar een CR
etc.
per kilometer.
-
CR rond inrichtingeneen andere betekenis heeft dan langs
De oriënterende waarde voor het CR dient in eerste instantie ter afweging op lokaal/regionaal niveau. (Uitdrukkelijk wordt hier een discretionaire bevoegdheid voor het CR bij de betrokken lagere overheden gelegd.) Er moet sprake zijn van een openbare en goed inzichtelijke belangen afweging. Daarbij moet worden aangegeven waarom in specifieke gevallen daarvan wordt afgeweken, uitgaand van de situatie dat aan de oriënterende waarde voor CR wordt voldaan.
TrajectnoWMER Verbinding Roosendaal- Antwerpen
8 Genomen en nog te nemen besluiten
In PACE zijn daartoe mogelijke en te nemen maatregelen per I
1,E-O1 1,E-02 -
emplacement geïnventariseerd. Voor reductie van de
I
Transport ( p r
groepsrisicoproblemen is daarbij een budget beschikbaar
km)
gesteld van f 30 miljoen door V&W, VROM, NS. Ook voor Roosendaal is het de bedoeling dat deze maatregelen in de periode 1998-2003worden gerealiseerd. Voor Roosendaal stelt PACE: Er is sprake van een knelpunt voor zowel IR als CR;
-
-
Door elektrificatie van de Sloelijn wordt minder locgewis-
-
de brengen; Het resterend CR probleem kan waarschijnlijk niet wor-
seld en dat zal het IR waarschijnlijk onder de grenswaar-
Auitil sl.chtonarr (N)
1
L
Figuur 8.2.3 GR uitgedrukt in een FN-curve
den weggewerkt met de (in PACE verband) toegewezen infrastructurele en logistieke maatregelen. In PACE verband is een aantal concrete maatregelen genoemd voor emplacement Roosendaal. De verdere uitwer-
De (wettelijke) toetsing van het CR aan de oriënterende
king en implementatievan deze maatregelen maakt deel uit
waarde wordt uitgevoerd per kilometervak. Daarnaast kan
van 'Uitvoering PACE'. Voor verdere afstemming is de werk-
met het groepsrisico per kilometer ook een totaal CR per
groep Veilig Vervoer over het Spoor (WoS) onder supervisie
deelgebied worden uitgerekend. Het totaal CR is de som
van het ministerie van Verkeer en Waterstaat opgericht.
van alle afzonderlijke groepsrisico cuwes (die per kilometer zijn uitgerekend). Dit totaal CR speelt alleen een rol in de deelgebieden waarin de totale lengte en ligging van het spoor kan wijzigen, bijvoorbeeld door nieuwe traces. Door gebruik te maken van een totaal CR kunnen na de effectrapportage verschillende alternatieven en varianten per compleet deelgebied met elkaar en met de referentiesituatie vergeleken worden. In het Plan van Aanpak Goederenemplacementen (PACE) heeft de minister van VROM een plan van aanpak opgesteld voor de problemen bij het vinden van geïntegreerde oplossingen voor de verminderingvan de ongevalsrisico's bij het
I
rangeren met spoorwagons met gevaarlijkestoffen op binnenstedelijkespoorwegemplacementen 12541. Het project beoogt een evenwichtige afweging te bieden van de belangen van ruimtelijkeordening, het vervoer van gevaarlijke
Emplacement Roosendaal. gezien vanuit goederentrein
stoffen, en de verminderingvan ongevalsrisico's. De belangrijksteconcrete beleidsdoelen zijn:
In de werkgroep WoS wordt gewerkt aan begeleidingvan
Een inspanningsverplichtingom in 2010 het CR rond
de totstandkomingvan lijsten maatregelen en de kwantifi-
binnnenstedelijkeemplacementen terug te brengen tot
cering van de effecten van deze maatregelen op de risico's.
of onder de oriënterende waarde van het CR;
De projectgroep Uitvoering PACE houdt zich ondertussen
Doorgaan van gewenste binnenstedelijkebouwplannen
bezig met de concrete uitwerking en uitvoeringvan maatre-
waarbij tevens uitzicht is op het bereiken van een vol-
gelen. Binnen de projectgroepzijn daartoe, naast algemene
doende veiligheidsniveau.
werkgroepen, projectgroepenper emplacement geformeerd. Roosendaalis een van zeven emplacementen die in het kader
Hoofdrapport deel B: Achtergronden
8 Genomen en nog te nemen besluiten
van PACE op grond van de situatie Externe veiligheid en/of
-
Toepassen van de oriënterende waarde voor het GR leidt
geluid als eerste in beschouwingworden genomen. Voor een
vooralsnog niet tot knelpunten. Een uitzonderingdaarop
dergelijk emplacement is binnen Uitvoering PACE een
is het spoorwegemplacementRoosendaal. Ook het stre-
Emplacements-teamgeformeerd. Voor Roosendaalis de
ven naar een CR met een fador 10 lager dan de orignte-
projectgroep geïntegreerd opgezet, wat betekent dat men
rende waarde leidt, op basis van de beschikbare gege-
zich niet uitsluitend met Externe veiligheid bezig houdt, maar met zowel de functionaliteitenals de milieuaspecten (het
-
vens niet tot extra knelpunten; Voor emplacement Roosendaal wordt, naast boven-
omvat bijvoorbeeld ook het geluidsproject Project Reduce-
staand brongericht beleid, ook rekening gehouden met
ring Industrie Lawaai emplacement (PRIL)).
effectgericht beleid. Voor de 10-6wordt verwacht dat maatregelen de overschrijding in de toekomst terugbren-
Het emplacemententeamstelt een tussenrapportage op
gen tot een aanvaardbaar niveau, rekening houdend met
voor de minister van Verkeer en Waterstaat. Deze rappor-
een prognose van de vervoersomvangtot 2010. Voor
tage is mede bedoeld om het door de minster toegezegde
het GR zal, conform het beleid, nagegaan moeten wor-
nadere overleg met de gemeente Roosendaal te faciliteren.
den welke acceptabele risicosituatiehaalbaar is en dient
De voorgenomen toekomstige acties zijn achtereenvolgens:
een hoger CR dan de oriënterende waarde gemotiveerd
1 duidelijkheid Sloe-electrificatie;
te worden.
2 effecten en mogelijkheden door VERA; 3 wensen NS Reizigers en effecten op geluid;
Zeeland
4 uitvoering PACE en vaststellen restproblemen.
In 'Kerend Tij Twee' behandelt de provincie eventuele afwijkingen van het rijksbeleid. Onder het themaverstoring [l701
Provinclaal niveau
wordt het onderwerp exteme veiligheid behandeld. In de
Noord-Brabant
transportsector doen zich de grootste risico's als gevolg van
In 'Milieu in uitvoering' behandelt de provincie eventuele
vervoer van gevaarlijkestoffen over de Westemhelde. De pro-
afwijkingen van het rijksbeleid. Als hoofdpunten in de
peen- LPG, en etheenleiding (zie hoofdstuk 6) worden als aan-
milieubelasting worden genoemd de economische groei, de
dachtspunt voor Zuid-Beveland genoemd. Verstoring dient al-
toename van mobiliteit en de intensieve landbouw. In de
lereerst bij de bronnen aangepaktte worden. Door toepassing
paragraaf 'Verstoring' is het onderdeel externe veiligheid
van ALARA wordt gestreefd naar minimaliseringvan hinder en risico's. Naast bronmaatregelenhoudt de provincie op het ter-
opgenomen. Als doelstellingen hiervoor zijn gemeld: in 2000 maximimaal toelaatbaar risico 10-6(IR per jaar)
-
-
per inrichting; in 2010 verdere reductie door toepassing ALARA (dat is risico's zo laag maken als redelijkerwijsmogelijk is).
rein van de ruimtelijkeordening nadrukkelijk rekening met effedmaatregelen(beperkingen in ruimtelijkeontwikkeling) om risico's uit te sluiten. Op basis van een onderzoek naar de planologische consequentiesvan het hanteren van deze normen zal bij de streekplanadualiseringeen ruimtelijketoetsings-
in de Notitie Externe Veiligheid provincie Noord-Brabant geeft de provincie een uitgebreidoverzicht van de stand van zaken, dat voor wat betreft vervoer grotendeels gebaseerd is
kader voor stank en externe veiligheid worden ontwikkeld. Gemeentelijk beleid
op de Evaluatie [1041. Het vigerende beleid zoals dat in deze
Voor de gemeente Roosendaal zijn plannen bekend voor de
notitie staat wijkt voor het IR niet af van dat verwoord in de
ontwikkeling van het voormalig Van Cend en Loos - terrein,
RNVCS. Een belangrijke toevoeging betreft het CR, waarbij
in de nabijheid van het emplacement (Bestemmingsplan
de provincie aangeeft dat terughoudendheid betracht wordt
Stationswerf [47]). Het beleid rond de beheersingvan de
met het afwijken van de orienterende waarde van het CR
groepsrisicosituatie is niet bekend. Daarnaast heeft Roosen-
voor vervoer. Voor emplacement Roosendaal is in deze noti-
daal het Asselbergsterreinnabij het emplacement aangewe-
tie het volgende opgenomen [2361: - Afgaande op de nu beschikbaregegevens is alleen bij em-
zen als locatie voor het nieuw te bouwen RBC-stadion [1321. Dit heeft mogelijk consequenties voor de hoogte van het CR
placementRoosendaal sprake van een overschrijdingvan
ten gevolge van het emplacement. Voor de overige ge-
de grenswaarde IR=l
meenten zijn geen vastgestelde besluiten of plannen be-
voor nieuwe situaties. De provin-
cie is bevoegd gezag voor de nieuweWm-vergunning;
treffende externe veiligheid in het studiegebied bekend.
TrajectnoWMERVerbinding Roosendaal - Antwerpen
8 Genomen en nog te nemen besluiten
Een aantal voornemens betreffendeoverwegen en dergelijke zijn meegenomen in de mitigerende maatregelen.
die van belangzijn voor trekvogels vallen binnen deze richtlijn. Indien natuurgebiedenzijn of worden aangewezen als speciale beschermingszones in de zin van de Vogelrichtlijn, is
8.2.5 Milieu
op deze gebieden het 'nee-tenzij1-principeen compensatie-
Onder milieu wordt het beleid met betrekkingtot de aspec-
beginsel van toepassing.
ten 'landschap', 'cultuurhistorie en archeologie', 'natuur' en 'bodem en water' beschreven.
Van plannen die significante gevolgen kunnen hebben voor speciale beschermingszones dient een passende beoordeling te worden gemaakt. Toestemming voor dergelijke plannen
Voor het aspect natuur dient naast het beleid op Rijksniveau
kan slechts worden gegeven nadat zekerheid is verkregen
ook het internationale beleid beschreven te worden. Inter-
dat de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet
nationaal gezien zijn met name de Conventie van Bern P51,
worden aangetast, tenzij zwaarwegende maatschappelijke
de EG-Vogelrichtliin [97], de EG-Habitatrichtlijn [96] en de
belangen van toepassing zijn. Voor gebieden die in het kader
Ramsar-conventie [393] van belang. Het doel van de Con-
van de Vogelrichtlijn zijn aangewezen als speciale bescher-
ventie van Bern P51 is de instandhoudingvan in het wild
mingszone is de bescherming van toepassing die is vastge-
voorkomende dier- en plantensoorten en de daarbij beho-
legd in de Habitatrichtlijn. Binnen het studiegebiedvalt het
rende leefmilieus. De verdragsluitendepartijenzijn daartoe
Markiezaatsmeer onder de Vogelrichtlijn. De Brabantse Wal
verplicht: - Passende en noodzakelijkemaatregelen te nemen in de
is opgenomen op een extra lijst met gebieden die aanvullend aangewezen zijn als speciale beschermingszones in de zin
vorm van wetten en voorschriften gericht op boven-
van de Vogelrichtlijn. In het najaar van 1999 is over deze
staand doel; Bij hun beleid op gebied van ruimtelijkeordening en ont-
aanvullende lijst een besluit genomen.
-
-
wikkeling rekening te houden met de behoeftenvan de
Met aanmelding van een gebied onder de Wetland-conven-
instandhoudingvan beschermde gebieden (gebieden
tie (Ramsar. 7971) neemt de regering de morele verplichting
van belang voor bovenstaand doel), teneinde iedere ach-
op zich het wetland te beschermen tegen vernietiging en
teruitgang van deze gebieden zoveel mogelijk te vermij-
achteruitgangvan de natuurwaarden. De Europese richtlij-
den of te verminderen; Bijzondereaandacht te bieden aan gebieden die van
nen en de Wetland-Conventie schrijven voor dat gebieden die aan bepaalde criteriavoldoen als zodanig moeten wor-
belang zijn voor trekkende soorten en die gunstig liggen
den aangemeld of aangewezen. Door Nederland is het
ten opzichte van de trekroutes, zoals overwinterings-,
Markiezaatsmeer aangewezen als wetland.
rust-, voeder-, broed- en ruiplaatsen. Rljksnlveau
Op de lijst van soorten die in het bijzonder beschermd die-
De Nota Landschap(1992) [2301 legt het beleid voor het
nen te worden staan ondermeer alle vleermuizen (behalve
landschapvast en vormt tevens een bouwsteen voor het
de Dwergvleermuis),Otter, alle soorten reptielen en amfi-
eerdergenoemde SCR. De hoofddoelstellingvan het land-
bieën.
schapsbeleid in de Nota Landschap luidt als volgt: 'Het be-
Ook de EG-Habitatrichtliin 1961richt zich op de bescher-
vorderen van de instandhouding, het herstel en de ontwik-
ming van planten, dieren en leefgebieden. Habitats dienen
keling van een kwalitatief hoogwaardiglandschap, dat wil
op grond van hun internationale betekenis beschermd te
zeggen een landschapwaarin identiteit en duurzaamheid
worden. De EG-Vogelrichtlijn [g71 richt zich op de bescher-
centraal staan'. Aan het landschap worden vervolgens drie
ming van vogels.
maatschappelijke eisen gesteld die in de Nota Landschap verder worden uitgewerkt:
De EG-Vogelrichtlijn[97] verplicht de regering om gebieden
e
Het landschap moet esthetisch waardevol zijn;
die aan een aantal criteriavoldoen als speciale bescher-
Het landschap moet ecologisch waardevol zijn;
mingszone aan te wijzen. Het gaat hierbij om gebieden die
Het landschap moet een goede en duurzame econo-
van belangzijn voor vogelsoorten die binnen de Europese
misch-functionele basis vormen voor de verschillende
Unie zeldzaam, bedreigd of kwetsbaarzijn. Ook gebieden
grondgebruiksvormen.
Hoofdrapportdeel B: Achtergronden
8 Genomen en nog te nemen besluiten
In de Nota Landschap zijn ook enkele uitgangspunten gefor-
tuurmonument. Voorts bevat de wet een aantal bepalingen
muleerd met betrekkingtot de vormgeving en inpassing van
ter bescherming van planten- en diersoorten. Als gevolg van
grootschalige infrastructuur. Van belang hierbij is om vooral
een aanwijzingals beschermd natuurmonumentwordt in
de aard en de relatie met de onderliggende landschappelijke
het aangewezen gebied een vergunningenstelselvan kracht
patronen en elementen zichtbaar te maken. Tegelijkertijd
voor schadelijke handelingen.
zouden de eigen vormkenmerken van deze lineaire elementen geaccentueerd kunnen worden. De ordenende werking
Momenteel zijn de verschillende bepalingen ter bescherming
die bovenregionale infrastructuurop regionaal schaalniveau
van planten- en diersoorten, verspreid over diverse wettelij-
kan hebben, moet zoveel mogelijk benut worden voor de
ke regelingen. Het gaat hierbij in het bijzonder om'de Vogel-
ontwikkeling en versterking van de landschapstructuur.
wet (1936) [372], de Natuurbeschermingsweten [2201 de
Bij de vormgeving moet tot uiting komen met welke land-
Jachtwet [166]. Bedoelde regelingen strekken alle, geheel of
schapspatronen er wel, en met welke er geen samenhang
mede, ter bescherming van de individueleexemplaren van
bestaat en kan aandacht worden besteed aan het opheffen
de soorten. Het gaat hierbij om verboden, gericht op het
van negatieve effecten van de barrierewerking van eventu-
voorkomen van het doden, beschadigen of verhandelen
ele kunstwerken.
daarvan. In voorbereidingis een Flora- en Faunawet [l061 en een nieuwe Natuurbeschermingswet[2201. Deze wetten
In de Nota Landschap staat verder: voor grote delen van het
zullen op een samenhangendewijze de bovengenoemde
Nationaal Landschapspatroon - met name waar het samen-
regelingenvervangen.
valt met de ecologische hoofdstructuur - dient voorkomen te worden dat nieuwe doorsnijdingen optreden. In het kader
De Flora en Faunawet 11061omvat ondermeer:
van 'versnipperingsprojecten' (Nota Landschap, 1992)
-
wordt gezocht naar mogelijkheden om de barrierewerking van infrastructuurte verminderen of op te heffen. Tevens zal
Aanwijzing van beschermde soorten; Algemene verbodsbepalingen ten aanzien van deze beschermdesoorten; Aanwijzing van plaatsen tot beschermde leefomgeving;
schap een integraal onderdeel vormen van grote infrastruc-
-
tuurprojecten. Bij de 'versnipperingsprojecten'die in samen-
Met name beschermde leefomgevingen (mits als zodanig
werking met het ministerie van Verkeer en Waterstaat en met de N.V. Nederlandse Spoorwegen worden uitgevoerd
aangewezen door Gedeputeerde Staten) kunnen beperkingen en randvoorwaarden opleggen aan aanleg en aanpas-
zal extra aandacht worden besteed aan de landschappelijke
sing van infrastructuur.
worden gestimuleerddat maatregelen voor natuur en land-
Faunabeheer en jacht.
inpassing van infrastructurele elementen in het Nationaal Landschapspatroon. Het gebied ten zuiden van Bergen op
In de nieuwe Natuurbeschermingswet[220] wordt onder-
Zoom, oostelijk van de Brabantse Wal is in het SGR aange-
meer geregeld: - De aanwijzingvan gebieden als beschermd natuurmonu-
duid als kerngebied en deels natuurontwikkelingsgebied. De buitendijkse gebieden bij de Oosterschelde en Westerschelde zijn in het SCR aangewezen als belangrijk gebied voor kwetsbare ganzensoortenen kleine en Wilde ganzen.
-
ment of als beschermd landschapsgezicht; Internationaleverplichtingen met betrekking tot natuuren landschapsbehoud.
Het grensgebied is aangeduid als potentieel nationaal park De beschermde natuurmonumentenen landschapsgezich-
De Zoom-Kalmthoutseheide. Het gebied maakt tevens deel uit van het nationaal landschapspatroon. De bos- en land-
ten (mits als zodanig aangewezen door respectievelijk de
goederenzone ten oosten van de lijn Ossendrecht-Bergen
Minister of Gedeputeerde Staten) leggen beperkingen en
op Zoom maakt deel uit van het nationaal landschapspa-
randvoorwaarden op aan aanleg en aanpassing van infra-
troon.
structuur.
In het kader van de Natuurbeschermingswet(1967) 12201
De Boswet (1961) [691 regelt het behoud, beheer en onder-
kunnen terreinen die van algemeen belang zijn om hun na-
houd van bossen en andere houtopstanden, via een stelsel
tuurschoon of natuurwetenschappelijkebetekenis worden
van regelingen en besluiten. Relevant zijn de kapvergun-
aangewezen als beschermd natuurmonument of Staatsna-
ning, de herplantplicht(compensatie) en de bijdrageregeling
TrajectnoWMER Verbinding Roosendaal - Antwerpen
8 Genomen en nog te nemen besluiten
aanplanten. Indien bossen fysiek aangetast worden door het
zaamheid, identiteit en gebruikswaarde ervan zo goed mo-
voornemen is deze wet aan de orde.
gelijk worden behouden of ontwikkeld. Grote waarde wordt in het SGR gehecht aan het duurzaam behoud en herstel van
De Natuurschoonwet(1928) [2211 heeft tot doel versnippe-
natuur-, bos-, en recreatiewaarden. Om deze waarden te
ring van het eigendom van landgoederen alsmede aantas-
beschermen is in het SGR het compensatiebeginselopgeno-
ting van het natuurschoonvan landgoederen te voorkomen
men. Dit geeft aan dat gebieden waar één van de waarden
door de eigenaar van een dergelijk landgoed fiscale voorde-
van de EHS wordt geschaad door een ander zwaarwegend
len te bieden in ruil voor een instandhoudingsplicht.Voor
maatschappelijk belang, deze schade zal moeten worden
landgoederen die vallen onder de Natuurschoonwet geldt
beperkt door mitigerende maatregelen. Indien deze niet vol-
dus een strikte wettelijke bescherming.
doende zijn, moeten tevens compenserende maatregelen worden getroffen. Het gebied ten zuiden van Bergen op
Het Natuurbeleidsplan(NBP, 1990) r2181verwoordt het na-
Zoom, oostelijk van de Brabantse Wal is in het SGR aange-
tuurbeleid van het Rijk voor de lange termijn (30 jaar). Hierin
duid als kerngebied en deels als natuurontwikkelingsgebied.
geeft de regering onder meer aan het natuurbeleid niet alDe BeleidsregelNatuurcompensatieen Tracéwet (Staats-
leen te willen richten op het behoud van bestaande waardevolle gebieden, maar ook op de ontwikkeling van nieuwe
courant 6 juli 1998) beschrijft hoe natuurcompensatiein de
gebieden met natuurlijke en landschappelijke waarden.
procedurevan de TrajectnoWMER behandeld moet wor-
Daarmee kan op nationaal niveau een stelsel van ruimtelijk
den. Ruimtebeslag moet op kaart weergegeven worden,
samenhangendegebieden tot stand gebracht worden
evenals mitigerende en compenserendemaatregelen die aan
(Ecologische Hoofdstructuur, EHS). Hierbinnen worden
het tracé worden genomen. Compenserendemaatregelen
kerngebieden, natuurontwikkelingsgebiedenen verbin-
buiten het tracé moeten beschrevenworden. Tenslotte die-
dingszones onderscheiden. Daarnaastgaat het NBP ook in
nen verschillen tussen alternatieven duidelijk gemaakt te
op het soortenbeleid, het maatschappelijk draagvlak en de
worden. Voor natuur en landschap is het treffen van voor-
relatie met andere beleidwelden. Het beleid voor de kernge-
zieningen om schade aan natuur- en landschapswaardente
bieden is gericht op duurzame instandhoudingvan de na te
voorkomen gewaarborgd door het Structuurschema Natuur-
streven natuurwaarden (bestaande dan wel verder te ont-
en Landschapsbehoud[3 121.
wikkelen). Het beleid beoogt in de eerste plaats voor alle kemgebiedeneen basisbeschermingte garanderen.
Met de Derde Nota waterhuishouding(NW3,1989) [92] is onder de noemer integraal waterbeheer, een nieuwe strate-
De hier aangegeven basisbeschermingis nagenoeggeheel
gie uitgezet. Een strategie die als uitgangspunt neemt dat de
verankerd in het vigerend ruimtelijk beleid, zoals dat is neer-
na te streven doelen voor het waterbeheer alleen door een
gelegd in het Structuurschema Groene Ruimte (SGR) [31O],
integrale benadering kunnen worden bereikt. Deze strategie
streek- en bestemmingsplannen. De ruimtelijkeconsequen-
is een succes gebleken. De Vierde Nota waterhuishouding
ties van het Natuurbeleidsplanworden daarom bij het pro-
(NW4,1997) [3691 gaat door met deze ingeslagen weg.
vinciaal beleid behandeld. Ten aanzien van verkeer en ver-
Hierbij wordt gepleit voor meer samenhang tussen het be-
voer worden de volgende beleidsdoelstellingen gehanteerd:
leid voor water, ruimtelijkeordening en milieu. Een samen-
Beperken van het ruimtebeslagdoor wegen en het te-
hang die gericht is op de verschillende belangenzoals veilig-
gengaan van versnipperingvan het landelijk gebied
heid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport,
(bundelingvan infrastructuur);
recreatie en visserij. Problemen die lokaal en regionaal
Verminderen van de barnerewerkingvan bestaande
spelen moeten zo veel mogelijk op dat niveau worden aan-
infrastructuur;
gepakt. De hoofddoelstellingvan de NW4 is: het hebben en
Aanleggen of uitbouwen van ecologische infrastructuur
houden van een veilig en bewoonbaar land en het instand-
langs bestaande infrastructurele voorzieningen.
houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegaran-
Hoofddoelstellinguit het SGR is het bieden van voldoende
e
deerd. Het beleid van de vierde Nota waterhuishouding
ruimte voor het voorbestaan of het ontwikkelen van ver-
beslaat de periode 1998-2006 met een doorkijk naar latere
schillende functies in het landelijk gebied, terwijl de duur-
jaren.
Hoofdrapportdeel B: Achtergronden
8 Genomen en nog te nemen besluiten
In het kader van degrondwaterwet [l381 zijn afhankelijk
gebied ligt het accent op natuur en op landbouw. Voor na-
van de hoeveelheid en de onttrekkingsduurvergunningen
tuur wordt de realisatie van een Groene Hoofdstructuur
benodigd voor het onttrekken van grondwater. De vergun-
(CHS) beoogd. De CHS bestaat uit een samenhangend
ningen worden verleend door de provincies.
stelsel van kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden, ecologische verbindingszones en multifunctioneel bos.
In het kader van de Wet Bodembescherming13881dienen
Het beleid in de CHS is gericht op het bieden van een plano-
bodemverontreinigingen gesaneerd te worden. De urgentie
logische basisbescherming. De CHS is ruimer dan de in di-
waarmee de sanering uitgevoerddient te worden is afhan-
verse Begrenzingenplannen uitgewerkte Ecologische Hoofd-
kelijk van de aard, de omvang en de locatie van de veront-
structuur.
reiniging. De mate van urgentie wordt bepaald door het uitvoeren van een risicoanalysewaarbij gekeken wordt naar
Het Brabantse deel van het plangebied valt in het streekplan
humane-, ecologische- en verspreidingsrisico's. Voor de aan-
in het gebied De Zoom. Het beleid voor dit gebied is vooral
leg van de spoortrac& dienen milieukundige bodemonder-
gericht op versterking van de ecologische waarden en de
zoeken uitgevoerdte worden langs het inpassingsgebied.
toeristisch recreatieve voorzieningen. Voor versterkingvan
Afhankelijk van de resultaten is nader onderzoek benodigd.
de ecologische waarden is in eerste instantieinternationale
Indien bodemverontreinigingen aangetroffen worden die-
aanpak van de luchtverontreinigingnoodzakelijk, vanwege
nen deze gesaneerd te worden.
de negatieve invloed van het Antwerps industriegebied op
De Wet verontreiniging oppervlaktewater(WVO) 13921
de verdere ontwikkeling van de natuurkerngebieden aan de
heeft tot doel het verbeteren van de kwaliteit van de opper-
voet van de Brabantse Wal en het HalsterscheLaag. De ver-
vlaktewateren. De wet verbiedt het zonder vergunningen
beteringvan de oppervlaktewaterkwaliteit,uitbreiding van
de ecologische waarden. Daarnaast is het beleid gericht op
lozen van vervuilende of schadelijke stoffen in het opper-
het aantal amfibieënbiotopenen behoud van rust in de bos-
vlaktewater. Verder regelt de WVO de taakverdeling tussen
sen zijn uitgangspunten voor het beleid in deze regio.
diverse overheden. Het Rijk heeft de zorg voor de waterkwaliteit van o.a. de grote rivieren, het IJsselmeer,de Delta-
Gebaseerd op het Streekplan Noord-Brabant en het provin-
wateren en territoriale deel van de zee. De zorg voor overige
ciaal Natuurbeleidsplan,biedt het Regionaal Ontwikkelings-
wateren zoals sloten en kleine rivieren is overgedragen aan waterschappen. Voer de studiegebiedenin Noord-Brabant is
perspectief West-Brabant mogelijkheden om een regionale ecologische infrastructuurte ontwikkelen en mogelijkheden
het Hoogheemraadschap West Brabantde kwaliteitsbeheer-
van het buitengebiedvoor toerisme en recreatie.
der. Voor het in Zeeland liggende deel is dit het waterschap de Zeeuwse Eilanden. De waterkwaliteit van de Wester-
Het NatuurbeleidsplanNoord-Brabant (1993) 12171beoogt
schelde, de Oosterschelde en de Schelde-Rijnverbinding
een duurzame oplossingte bieden voor de problemen die
wordt door Rijkswaterstaat beheerd.
zich op het gebied van de natuur voordoen. In het Natuurbeleidsplan wordt het beleid voor de CHS uitgewerkt, zoals
De Wet op de Waterhuishouding[3911 geeft het wettelijk kader voor de planstructuuraan Rijk, provincie en water-
deze ook in het Streekplan is opgenomen. Deze is opgebouwd uit natuurkerngebieden, natuurontwikkelingsgebie-
schappen ten aanzien van de waterhuishouding. Dit kader is
den, ecologische verbindingszones en multifunctionele bos-
in de provinciale waterhuishoudingsplannen terug te vinden
sen. De kerngebiedenzijn onderverdeeld naar soortengroep
als hoofdlijnen. Deze wet geeft tevens de procedurevan
(natuurkerngebied voor moerasvogels, kweldervogels, amfi-
vastleggingvan de plannen.
bieën en reptielen etc.). Rond het Markiezaatsmeerliggen verschillende kerngebiedenvoor met name kweldewogeis,
Provlnclaal nlveau
moerasvogelsen plantengezelschappen. De landgoederen-
Noord-Brabant
en bosgebieden bij Bergen op Zoom en Roosendaal zijn aan-
Het Streekplan Noord-Brabant (7992) 13051geeft het ruim-
gewezen als natuurkerngebied voor bosvogels en/of amfi-
telijke beleid, gericht op de bevorderingvan de gewenste
bieën en reptielen. Binnen de CHS wordt een EHS onder-
ontwikkeling van de provincie weer. In het ontwikkelings-
scheiden. Deze omvat alle gebieden waarbinnen de functie
perspectief worden per regio accenten gelegd. In het plan-
natuur reeds is veilig gesteld of in de toekomst naar alle
TrajectnotdMER Verbinding Roosendaal - Antwerpen
8 Genomen en nog te nemen besluiten
waarschijnlijkheidveilig gesteld gaat worden. Het ontwikkelingsperspectief voor dit gebied is primair gericht op de ont-
-
wikkeling van zoetwatermoerassen. Daarnaast is vooral
Herstel van vennen en natte heide op de Brabantse Wal; Beschermingen herstel van de kwelgebieden aan de voet van de wal.
extensivering van het grondgebruik en verminderingvan de recreatiedruk van belang voor de ontwikkeling van natuurwaarden. Het provinciaal beleid is voor wat betreft landschapgericht op de versterking van het contrast tussen het open zeekleigebied en het besloten zandgebied én de vergroting van de herkenbaarheid van de Brabantse Wal door handhavingvan de steilranden, met accentueringvan de hoogteverschillen met beplantingen en (in stedelijk gebied) door middel van stedenbouwkundige ingrepen. Het Waterhuishoudingsplan2 (1998) r3771vormt de basis voor de uitvoering van maatregelen door de waterschappen, waterleidingbedrijven, gemeenten en door de provincie zelf.
Brabantsewal bij Woensdrecht
Het hoofddoel is het bereiken en in stand houden van watersystemen, die ruimte bieden aan een gezond leefmilieu voor mens, dier en plant. Economischeen ecologische ont-
In het WaterhuishoudingsplanWHP) legt de provincie de
wikkeling zijn daarbij met elkaar in evenwicht en het hebben
hoofdlijnen voor het waterbeleid vast voor de periode
en houden van een veilige bewoonbare provincie is een randvoorwaarde.
1998-1002. Het hoofddoel is het instandhoudenvan watersystemen, die ruimte bieden aan een gezond leefmilieu voor
In de Wet op de waterhuishouding(1989) r3911heeftde
mens, dier en plant. Het plan kent drie uitgangspunten: - Handhavingvan de bestaande beleidslijnen
beleid in een plan vast te leggen, gericht op integraal water-
-
(eerste Waterhuishoudingsplan); Accent op versterking van de uitvoering;
beheer. Het Waterhuishoudingsplanl3771 houdt rekening
-
Afstemming met andere beleidwelden.
provincie de taak gekregen de hoofdlijnen van het water-
met de belangrijkste ideeën uit de Vierde nota waterhuishouding.
In dit plan worden vijf functies onderscheiden met bepaalde
Naast verticale afstemming tussen de plannen van Rijk, pro-
zwemwater. Voor de functie 'water voor de Groene Hoofd-
vincie en waterschappen vindt ook horizontale afstemming
structuur' worden de deelfuncties 'water voor de land-
plaats. De provincie zorgt voor een goede afstemming tus-
natuur', 'waternatuur', 'ecologische verbindingszone' en
doelstellingen; landbouw, wonen, natuur, viswater en
sen het Waterhuishoudingsplan,het streekplan en het pro-
'overige delen water voor de groene hoofdstructuur'
vinciaal Milieubeleidsplan. In dit Waterhuishoudingsplan
onderscheiden. De functie 'waternatuur' is ondermeer
legt de provincie de hoofdlijnen voor het waterbeleid vast
toegekend aan het Markiezaatsmeer en De Zoom. De doel-
voor de periode 1998-2002.
stellingen richten zich op het behoud en het scheppen van
Binnen het Waterhuishoudingsplan2 zijn zes waterhuis-
vlaktewateren met bestaandeof potentiële (semi-laquati-
randvoorwaardenvoor ecologische ontwikkeling van opperhoudkundigeaandachtsgebiedenvastgesteld. Van belang is
sche natuurwaarden. Het Markiezaat en het krekengebied
het aandachtsgebied de Brabantse Wal. De provincie partici-
ten zuiden van Woensdrecht hebben de functie 'water voor
peert vanuit beleidsveld water actief in dit aandachtsgebied.
de landnatuur' (terrestrische en moerasecosystemen die
In de gebiedsgerichte doelstellingen voor de Brabantse Wal
afhankelijk zijn van de toevoer van kwel of van een hoge
staat de verdrogingsaanpak centraal. Relevantedoelstellin-
grondwaterstand).
gen zijn:
Hoofdrapportdeel B: Achtergronden
8 Genomen en nog te nemen besluiten
In het Streekplan Noord-Brabant i3061 wordt voor het
watervoorzieningte beschermen tegen verontreinigende
beleid voor bodem en water een regionale indeling gehan-
stoffen.
teerd. Per regio wordt het beleid ten aanzien van het ontwikkelingsperspectief bepaald. Voor onderhavige studie zijn
De provinciale milieuverordeningonderscheidt beleid ten
drie regio's van belang: het zeekleigebied, het stroomgebied
aanzien van inrichtingenen ten aanzien van niet-inrichtin-
van de RoosendaalseVliet en Dintel en de Zoom. De uit-
gen. Voor voorliggende studie is met name het beleidten
gangspunten voor het beleid ten aanzien van deze gebieden
aanzien van niet-inrichtingenvan belang. In de milieuveror-
zijn als volgt:
dening is een aantal verboden opgenomen. Deze verboden betreffen onder meer het opslaan, vervoeren dan wel ge-
Zeekleigebied - Een goede ontwatering en het beschikbaar zijn van vol-
-
bruiken van schadelijke stoffen met de daarbij behorende voorzieningen en het verrichten van grondroeringen. Onder
doende water; Handhavingvan het waterpeil in grondwaterafhankelijke
samengevat die aanleiding kunnen geven tot aantasting of
natuurgebieden.
vernietiging van de van nature aanwezige barrihres, die het
het 'roeren van de grond' wordt een aantal activiteiten
Stroomgebied Roosendaalse Vliet en Dintel - Handhavingvan kwel en hoge grondwaterstanden in de
doordringenvan verontreinigingen vanaf de oppervlakte in
natuurgebieden voor weide- en moerasvogelsin de
dacht worden aan een diepe grondbewerking, ontginning,
overgangszone zand-zeeklei langs de Mark.
graven van sleuven voor leidingen, grondboringen, het
Zoom - Handhavingvan de kweldruk aan de voet van de
een watervoerend pakket belemmeren. Hierbij moet ge-
heien en trekken van palen en dergelijke.
Brabantse Wal, onder meer door beperking van grona-
Zeeland
waterwinning;
Het provinciaal natuurbeleidis gericht op realiseringvan de Ecologische Hoofdstructuur en daarmee behoud, verster-
De hoofddoelstellingin het ProvincialeMilieubeleidsplan
king en ontwikkeling van natuurwaarden in de provincie
(1995) r2031 is het bevorderenvan een duurzame ontwikke-
Zeeland. Zeeland heeft voor het behoud en ontwikkeling
ling door middel van integraal ketenbeheer. Het integraal
van binnen het studiegebied gelegen natuurwaarden als del-
ketenbeheer wordt gekenmerkt door energie- en grondstoffen-extensiveringalsook kwaliteitsbevordering. In het
tawateren en dijken (interInationaleverantwoordelijkheid. In het Streekplan Zeeland (1997) 13071is de provinciale
Milieubeleidsplan zijn zogenaamde 'milieu-stimuleringsge-
Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) uitgewerkt, bestaande
bieden' aangewezen, bestaande uit voormalige bodembe-
uit kerngebieden met actuele ecologische waarden, natuur-
scherrnings-gebieden, stiltegebieden en natuurmonumen-
ontwikkelingsgebieden, ecologische verbindingszones (nat
ten en wetlands. Het stimuleren van maatregelen waarmee
en droog) en aan te leggen bosgebieden.
de belasting van het milieu wordt teruggedrongen staat hierin centraal. Ten aanzien van het beleid op het gebied van
Bestaande natuurgebieden binnen het studiegebied zijn de
bodem en water is het in het Milieubeleidsplan opgenomen thema bodemsaneringrelevant. Als onderdeel van het
buitendijkse natuurgebieden bij de Oostenchelde en Westerschelde: Het Markiezaat, het Verdronken Land van
Provinciaal milieuprogramma heeft de provincie een (water)
Zuid-Beveland en Appelzak. Twee kleinere natuurgebieden
bodemsaneringsprogramma opgezet. Dit programma
liggen in de omgeving van Bath ten westen van de Schelde-
beschrijft voor 1998 het onderzoek en de sanering van
Rijn verbinding. De PEHS bestaat verder uit enkele kleinere
gevallen van ernstige bodemverontreiniging. die worden
lijnvormige elementen met de functie 'agrarisch gebied met
gefinancierd uit het provinciale bodemsaneringsbudget.
ecologische betekenis' (kerngebied). Op de streekplankaart zijn bovenstaande gebieden, uitgezonderd de ecologische
De grondwaterbeschermingsgebiedenzijn ingevolge de Wet
verbindingszones, aangegeven met 'ecologische ontwikke-
Milieubeheer aangewezen in de Provincialemilieuverorde-
ling richtinggevend'.
ning (1995) [2051 (voorheen grondwaterbeschermingsverordening). Deze verordening is erop gericht om het
De kerngebiedendienen planologischeveiliggesteld te wor-
grondwater dat gewonnen wordt voor openbare drink-
den. Ruimtelijke ingrepen in de kerngebieden met negatieve
TrajectnoWMER Verbinding Roosendaal - Antwerpen
8 Genomen en nog te nemen besluiten
effecten op de natuurwaarden kunnen alleen in geval van zwaarwegend maatschappelijk belang en bij het ontbreken van d e alternatieven toegestaan worden. In dat geval wordt het compensatiebeginseltoegepast. Het landschapsbeleid,zoals verwoord in het Streekplan Zeeland, is gericht op het instandhoudenvan een goed functionerend landschap. Het provinciaal beleid heeft speciale aandacht voor het ontwikkelen van specifiek Zeeuwse landschapspatronen. Er zijn beleidsrichtingenaangegeven voor de indeling van het Zeeuwse landschap in landschapstypen. Het Zeeuwse deel van het studiegebiedvalt onder het zogeheten 'nieuwlandgebied'. Het beleid laat hier ruimte voor nieuwe landschappelijkeontwikkelingendie de specifieke structuur van het gebied versterken.
Wcsterschelde bij Bath
De werkingsduur van het Waterhuishoudingsplan1993-
In de ProvincialeMilieuverordening(1996) L2641zijn
1997 (1993) 13761is in 1997 verlengd tot september 1999,
grondwaterbeschermingsgebieden en integralemilieu-
in verband met afstemming op de Vierde Nota Waterhuis-
beschermingsgebiedenaangewezen. In het projectgebied
houding [369], de tweede generatie beheersplannenvan de
komen geen drinkwaterwinningenen grondwaterbescher-
waterschappen en de discussie rond integraalomgevingsbe-
mingsgebieden voor. De jonge kreekopvullingen zijn teza-
leid. De hoofddoelstellingvoor het waterbeheer is het zor-
men met de Westerschelde en de Oosterschelde aangeduid
gen voor gezonde watersystemen, die een duurzaam ge-
als integrale milieubeschermingsgebieden. Het belang hier-
bruik garanderen voor de uiteenlopendefuncties. Deze
van is bescherming van de kwaliteit van het grondwater, de
hoofddoelstellingis uitgewerkt in vier aparte doelstellingen:
bodem en oppervlaktewater en het voorkomen of beperken
1 Zorgen voor een duurzaam gebruik en een rechtvaardige
van geluidhinder. Voor het eerste belang gelden geen mi-
verdeling van het beschikbarezoete water;
lieukwaliteitseisen,voor het tweede belang wel. In de
2 Herstel en versterking van de natuurwaarden;
Milieuverordeningzijn voorschriften voor milieuvergunnin-
3 Terugdringen van de verontreinigingvan het oppervlak-
gen voor inrichtingenen voor lozingen op oppervlaktewater
tewater en grondwater; 4 Beheersing van de grondwaterstand en het oppervlaktewaterpeil met het oog op de verschillende belangen. In het Waterhuishoudingsplanis beleid uitgewerkt voor de
opgenomen en regels voor gedragingen in milieubeschermingsgebieden, specifiek gericht op waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden.
In milieubeschermingsgebiedengeldt een zorgplicht, hande-
thema's verzilting, zoet water, natuur en water, verdroging,
lingen die het bijzonderebelangvan het gebied kunnen
grondwater in bebouwd gebied, verspreiding, vermesting en
schaden dienen te worden nagelaten. Wanneer dit redelijker-
zuurstofbindende stoffen. Daarnaast zijn functies toegekend
wijs niet mogelijk is dient schade te worden voorkomen, of
aan de watersystemen en is voor vier aandachtsgebieden
zoveel mogelijk te worden beperkt en ongedaan gemaakt.
gebiedsgerichtbeleid geformuleerd. Voor voorliggende studie is alleen de omgeving van Rilland van belang. Het wa-
In Kerend Tij Twee; Milieubeleidsplan1995-1998 (1994)
tersysteem is hier grotendeels aangeduid als jong schorge-
[l 701zijn binnen het studiegebied het wetland Oosterschel-
bied, met langs de Ooster- en Westerschelde enkelejonge
de en de platen en schorren van de Westerschelde
kreekopvullingen met brakke tot zoute natuurwaarden. Aan
(bij Bath) aangewezen als Integraalmilieubeschermings-
het jong schorgebied is de functie landbouw toegekend, met
gebied. Voor de integralemilieubeschermingsgebiedendient
vier inliggende natuurgebieden,aan de jonge kreekopvullin-
geluidhinder voorkomen of beperkt te worden (maximale
gen is de functie natuur toegekend.
geluidsniveau voor inrichtingen buiten de gebieden van 40 dB(A)) en moet de kwaliteit van het grondwater, de bodem en het oppervlaktewater beschermd worden.
Hoofdrapportdeel B: Achtergronden
8 Genomen en nog te nemen besluiten
Cemeentelljk nlveau
drager door de plaatsing van 'landmarks' aan het begin
Roosendaal
en het einde van de as; Er wordt een ecologische verbinding tussen de steilrand
Het Landschapsbeleidsplangemeente Roosendaal en
-
en het Markiezaat ontwikkeld ter hoogte van de
881voor het buitengebied van de gemeenNispen (1991) [l te Roosendaal en Nispen is er op gericht om de huidige landschapsstructuur zoveel mogelijk in stand te houden.
-
Augustapolder; Aan de oever van het Markiezaatmeer wordt de aanleg van een natuureducatie / bezoekerscentrum overwogen.
De maatregelen bestaan vooral uit de aanleg van structurerende beplantingen langs doorgaande wegen en beken (Rissebeek, Molenbeek etc.).
Reimerswaal In het Ontwerp LandschapsbeleidsplanReimerswaal(1992)
901 is het In het Landschapsbeleidsplan van Wouw (1990) [l
12431worden de landschappelijke en ecologische waarden
beleid er vooral op gericht om de landschappelijke diversiteit
binnen het open polderlandschap aangeduid als bescher-
tussen Bergen op Zoom en Roosendaal te versterken.
menswaardig. Een aantal nieuwe functies zoals intensieve
Voor het studiegebiedzijn de volgende punten van belang: - Accentuering van de noord-zuidrichtingvan het beekdal
zones, kan hierin worden ingepast. Hierbij wordt vooral aan-
-
waterrecreatie, een windturbinepark en extensieve recreatie
van de Smalle beek door het aanbrengen van beplantin-
dacht besteed aan de verdichting van het landschapsbeeld
gen langs en haaks op de beek; Verbijzondering van de Plantage Baan (de historische
die veel van deze functies met zich meebrengen. Er wordt
verbinding tussen Wouw en Wouwse plantage) door de
te koppelen aan de Schelde-Rijnverbinding. De nieuwe
aanplant van eikenbomen.
nagestreefdom de nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk (kleinschalige) identiteit van deze concentratiezone rond het kanaal tast het open landschap van de zeekleipolders minder
De gemeente Wouw heeft in het verleden geprobeerd om
aan dan dat de diverse functies verspreid over het gebied
de status van beschermd dorpsgezichtte verkrijgen.
worden ingepast.
Tot nu toe is dit nog niet toegekend. Mogelijkerwijszal in de toekomst nogmaals een verzoek tot beschermingvan het
Overig beleld
dorpsgezichtworden ingediend.
In het studiegebiedzijn de volgende Waterschappen verte-
Bergen op Zoom
genwoordigd: - Waterschap Het Scheldekwartier;
In het Landschapsbeleidsplan Bergen op Zoom (1996) [l 81l
-
worden de volgende ontwikkelingen nagestreefd: - Aanleg van sterk structurerende laanbeplantingenaan de
Deze waterschappen zijn kwantiteitsbeheerders.Het Hoog-
Waterschap Zeeuwse Eilanden.
heemraadschap West-Brabant is kwaliteitsbeheerder in het
oostzijde van de stad ('De Zoom'); Versterking van de landschapsstructuurvan de zandgron-
gebied.
-
den door de aanleg van houtwallenen singels tussen het
Waterschappen zijn verplicht om een waterbeheersplanop te stellen op grond van artikel 9 van de Wet op de Waterhuis-
-
gebied 'De Zoom' en het landgoed 'Zoomland'; Aanplant van nieuwe boslocaties om de overgang tussen het open gebied rond Heerle en Wouw en het gebied
IntegraalWaterbeheersplan (1992) [l 601opgesteld dat is af-
'De Zoom' te verzachten.
gestemd op de beheerstaken van de verschillende beheerders.
houding. De waterschappen in West-Brabant hebben een
Bij het formuleren van de doelstellingwordt het provinciale In de Structuurschets Bergen op Zoom (1995) 13131wordt
Waterhuishoudingsplan als uitgangspuntgenomen.
een aantal ontwikkelingsmogelijkheden geschetst:
-
-
Het beleidsaccentvoor de oostzijde van de bebouwde
711dat Het Waterschap Scheldekwartierstelt in haar Keur [l
kom van Bergen op Zoom (gebied 'De Zoom') komt te
er een meldingsplicht geldt voor degene die meer dan 10 m3
liggen op 'natuur'. Het treffen van ontsnipperende maat-
per uur loost in, afvoert naar, onttrekt aan of aanvoert uit
regelen in dit gebied heeft prioriteit; De ontwikkeling van de leidingenzonedoor het gebied
het oppervlaktewater. Deze regelgeving geldt slechts voor bepaalde gebieden. Voor zogenaamde Bodembescher-
'De Zoom' kan opgewaardeerd worden tot structuur-
mingsgebieden, dit zijn gebieden omvattende de Groene
TrajednotdMERVerbinding Roosendaal - Antwerpen
8 Genomen en nog te nemen besluiten
Hoofdstructuur (natuurgebieden), welke door de provincie
voor de groene koers. Ecologische kwaliteiten zijn daar rich-
Noord-Brabant zijn aangewezen, geldt een meld- en ver-
tinggevend voor de ruimtelijke ontwikkeling. Nieuwe vor-
gunningsplicht voor lozen en onttrekken. Het Waterschap
men van verstedelijking en grootschalige infrastructuurdie
Zeeuwse Eilanden heeft niet een dergelijke lozings-
leiden tot aantasting van de natuur worden vermeden.
en onttrekkingsnorm, waarvoor meld- danwel vergunningsplicht bestaat. Echter, het Waterschap Zeeuwse Eilanden
Bij de tracékeuze, het ontwerp en de uitvoering van de
heeft wel een lijst met verbodbepalingen t.a.v. de water-
infrastructurele werken, alsmede inrichting en beheer dient
kwantiteit en -kwaliteit. Hierbij wordt bijvoorbeeld genoemd
rekening gehouden te worden met de aanwezige waarden
hoeveel ruimte langs een watergang onbewerkt en onbe-
van het gebied. De ontwikkeling van Zuidwest Nederland
spoten dient te blijven.
wordt in het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief bezien in relatie tot met name de ligging tussen de havens van Rotter-
8.2.6 Ruimtelijke ordening
dam en Antwerpen. Op de Regiokaart Zuid zijn in de VINEX
Onder ruimtelijkeordening wordt het beleid met betrekking
enkele hoofdtransportassenvoor personen- en goederen-
tot de aspecten 'landbouw', 'ruimtelijke functies' en 'sociale
vervoer via weg, rail en vaarweg aangegeven. De internatio-
aspecten en recreatie' beschreven.
nale verbinding van de Randstad en Zuidwest Nederland met het Belgisch/Franse achterland wordt versterkt.
De belangrijkste uitgangspunten met betrekkingtot het na-
Het nationale ruimtelijke beleid wordt eveneens uitgewerkt
tionale ruimtelijke beleid zijn weergegeven in de Vierde nota
in het Structuurschema Groene Ruimte (SCR, 1995) [3101.
over de ruimtelijke ordening Extra (VINEX, 1992) [3671.
Het SGR beschrijft doelstellingen en hoofdlijnen van het
De ontwikkeling van Zuidwest Nederlandwordt in het ruim-
ruimtelijk beleid voor een aantal functies in het landelijk ge-
telijk ontwikkelingsperspectief bezien in relatie tot met name
bied, waaronder recreatie. Voor recreatie geeft de Uitwer-
de ligging tussen de havens van Rotterdam en Antwerpen.
king Compensatiebeginsel een nadere invulling aan het be-
Het beleid is gericht op het bevorderenvan de concurrentie-
grip 'geen netto verlies' uit het SCR. Hierbij wordt in eerste
positie van Nederland onder meer door het versterken van
instantie uitgegaan van fysieke compensatie met een kwali-
de mainports Schiphol en Rotterdamse haven door investe-
teitstoeslag, dat wil zeggen de verloren gegane natuur/
ringen in achterlandverbindingenover weg, water en rail
(grootschalige) recreatiegebieden worden gecompenseerd
(goederen en personen) in zuidelijke en oostelijke richting.
door gelijk(waardig)e gebieden. Tevens dient een overcom-
Concentratie van wonen, werken en voorzieningen op ver-
pensatie in oppervlakte plaats te vinden als compensatie van
schillende schaalniveau's is een kernpunt van beleid. Mobili-
het ontstane kwaliteitsverlies.
teitsbewegingen zijn niet het enige argument voor concentratiebeleid. Ook in de belangen van landbouw, landschap,
Voor wat betreft het beleid met betrekkingtot recreatie
ecologie en inrichtingskwaliteitliggen argumenten om niet-
spreekt de nota Kiezen voor recreatie, Beleidsnota Open-
stedelijke gebieden open te houden. Concentratie is ook van
luchtrecreatie 1992-2010 (1993) [l 731zich uit over de
sociaal-economisch belang. In de VINEX zijn stadsgewesten
bescherming van gebieden met recreatieve functies. Indien
aangewezen waar de concentratie van verstedelijking plaats
deze gebieden worden aangetast dienen deze te worden
moet vinden. De steden Roosendaal en Bergen op Zoom zijn
hersteld in omvang en kwaliteit. Het gaat hierbij met name
hierin niet opgenomen.
over grootschalige recreatieve voorzieningen.
Voor het gebied rond Roosendaal is in de VINEX gekozen
Provinciaal niveau
voor de bruine koers. In gebieden met een bruine koers
Noord-Brabant
vindt ontwikkeling van de landbouw plaats. Dit gebeurt in
Het landbouwbeleid van de provincie Noord-Brabant is in
een ruimtelijk mozaiekpatroon met andere functies, waarbij
het Streekplan (1992) r3051gericht op instandhoudingvan
grondgebonden landbouw de overheersendefunctie zal
de agrarische productiestructuur en totstandkoming van een
zijn. Grootschalige infrastructuur kan in deze gebieden ruim-
duurzame landbouw. Binnen de agrarische hoofdstructuur
telijk worden ingepast. Voor het gebied ten zuiden van
wordt onderscheid gemaakt in agrarische ontwikkelings-
Bergen op Zoom, oostelijk van de Brabantse Wal is gekozen
gebieden en agrarische gebieden. De agrarische gebieden
Hoofdrapportdeel B: Achtergronden
8 Genomen en nog te nemen besluiten
onderscheiden zich van ontwikkelingsgebieden, doordat
ruimtevragende opslag- en assemblage-activiteiten);
hier geen beleid wordt gevoerd gericht op het bevorderen
De noodzakelijkevoorzieningenop het gebied van de
van een bepaald regionaal agribusiness-complex. Onder een
infrastructuur,voor zover die betrekkinghebben op de ex-
agribusiness-complex wordt in dit verband verstaan: een
terne (waaronder internationale) relaties van West-Brabant,
goed ontwikkeld, samenhangend stelsel van industrie,
waaronder het vervoer per spoor of over het water.
handel, banken, voorlichting en gespecialiseerde land- en tuinbouwbedrijven, dat zich kenmerkt door haar bijzondere
Het beleid van de provincie is gericht op versterking van de
concurrentiekracht. In het studiegebied is naast de agrari-
stedelijke structuur en het openhouden van het landelijk
schegebieden een aantal agrarische ontwikkelingsgebieden
gebied. Om dat te bereiken is het noodzakelijk de groei te
te onderscheiden: - Het zeekleigebied ten zuiden van Bergen op Zoom. In dit
het landelijk gebied tegen te gaan. Het beleid is gericht op
-
bundelen in de stedelijke gebieden en suburbanisatie van
gebied dient de akkerbouw verder ontwikkeld te worden;
de huisvestingvan de eigen inwoners en op de opvang van
De positie van vollegrondsgroenteteelt dient (met name
immigratie.Vestigingsoverschottendienen in de stedelijke
rond Roosendaal) versterkt te worden door het bieden
gebieden opgevangen te worden. Het streven naar verster-
van mogelijkheden voor areaaluitbreiding en structuur-
king van de stedelijke structuur en het open houden van het
verbetering.
landelijk gebied vormt de grondslag voor het provinciale
In het studiegebied ligt een aantal landinrichtingsprojecten
groeiklassebeleid. De steden Roosendaal en Bergen op
in uitvoering of in voorbereiding. Het gaat in dit geval om
Zoom behoren tot groeiklasse 5. Van de overige kernen in
Agger (herinrichting in voorbereiding), Kruisland - Wouw,
het studiegebied behoort Woensdrecht tot groeiklasse 3, de
Oud Gastel - Oudenbosch en Nispen - Schijf (allen ruilverka-
andere tot de groeiklassen 1 of 2. De dorpen hebben een lo-
veling in uitvoering).
kale functie, de ontwikkelingsmogelijkheden zijn beperkt. De woningbouw dient uitsluitend ten goede te komen aan
Het Streekplan Noord-Brabant (7992) [305] geeft aan dat
de opvang van de eigen woningbehoefte. In het buitenge-
de ruimtelijke ontwikkelingen in West-Brabant in hoge mate
bied dienen bebouwing en andere activiteiten, die niet func-
worden beïnvloed door de ligging van dit gebied tussen de
tioneel aan dat gebied gebonden zijn, te worden geweerd.
havengebiedenvan Rotterdam en Antwerpen. De ontwikkelingsmogelijkhedenzijn vooral gelegen in activiteiten die
Het provinciaal beleid is verder gericht op het bieden van
zijn afgeleid van de Rotterdamse en Antwerpse haven en
voldoende ruimte voor de gewenste sociaal-economische
ruimtevragende opslag- en assemblage-activiteitendie geen
ontwikkelingen. De werkgelegenheid dient in alle kernen
vestiging in de onmiddellijke nabijheid van een haven ver-
kansen op ontplooiing te hebben, het hoofdaccent in de
eisen. Gezien de ligging op een oost-west-verbindingsasen,
werkgelegenheidsontwikkeling ligt echter op de stadsregio's
nadrukkelijker nog, op de belangrijkste noordzuid-verbin-
en het Moerdijkterrein. Buiten de stadsregio's ligt het accent
dingsas door Noord-Brabant speelt ook de transportsector
op de steden en dorpen met een regionale functie.
een belangrijke rol in deze regio. Voor West-Brabant wordt een regionaal ontwikkelingsperspectief opgesteld dat tevens
De mogelijkheden van de steden om bedrijvigheidaan te
kan dienen als de Brabantse bijdrage aan de nadere Uitwer-
trekken en tot ontwikkeling te laten komen moeten opti-
kingvan de Rijn-Scheldedelta in het kader van de VINEX.
maal benut worden. Het aanbod aan bedrijventerreinen
Het regionaal ontwikkelingsperspectief voor West-Brabant
dient qua aard en omvang op deze mogelijkheden afge-
binnen de Rijn-Scheldedelta is onder meer gericht op: - De invulling van de betekenis van de steden Bergen op
en (grootschalige) bedrijventerreinen dient aan te sluiten op
stemd te zijn. De ontwikkeling van nieuwe kantoorlocaties
Zoom en Roosendaal voor de ontwikkeling van West-
de plaatselijkewerkgelegenheidsstructuurin het algemeen
Brabant. Deze steden ve~ulleneen belangrijke functie
en de hieruit voortvloeiende kansrijke sectoren in het
voor de opvang van de ruimtebehoeftevoortkomend uit
bijzonder.
de eigen ontwikkeling van West-Brabant en uit hun ligging ten opzichte van Antwerpen, vooral als het afgelei-
In het ProvinciaalBeleid BedrijventerreinenOp Maat
de activiteiten in de transportsector betreft (activiteiten
(1998) 12621 staat aangegeven dat industriële ontwikkeling
afgeleid van de Rotterdamse en Antwerpse haven en
voor alle West-Brabantse steden tot de aandachtsvelden
-
TrajectnoWMER Verbinding Roosendaal Antwerpen
8
behoort. In Roosendaal ligt het hoofdaccent op transport en
Genomen en nog te nemen besluiten
houden van de agrarische produktiefunctieen het verster-
distributie en in Bergen op Zoorn wordt de wat zwaardere
ken van de agrarische productiestructuur. Voor het gebied
bedrijvigheid aangetroffen. Roosendaal en Bergen op Zoorn
ten rond het Schelde-Rijnkanaalwordt een flexibele land-
zullen op korte termijn plannen ontwikkelen voor respectie-
bouwontwikkeling beoogd (voornamelijk akkerbouw),
velijk de terreinen Borchwerf-l1en Auvergnepolder.
terwijl in het zuidelijke gebied kansen worden gezien voor fruitteelt en intensieveteelten. Nabij Rilland is hier een
In de kleine kernen worden de bedrijventerreinenslechts uit-
projectlocatie glastuinbouw voorzien.
gegeven voor de vestiging of uitbreiding van bedrijven welke inpasbaar zijn in de dorpsstructuur.
Het StreekplanZeeland (7997) L3071geeft voor wat betreft de ruimtelijke ontwikkelingen aan dat de centrale doelstel-
Voor wat betreft recreatie is het beleid in het Streekplan
ling het waarborgen van de ruimtelijke kwaliteit als uit-
Noord-Brabantgericht op een versterking van het toeristisch
gangspunt genomen wordt. Voor de functies in het be-
recreatief produkt door ontwikkeling van bestaande
bouwd en landelijk gebied zijn 'bundeling' respectievelijk
faciliteiten en vestigingvan nieuwe kwalitatief hoogwaardi-
'zonering' de belangrijkste uitgangspunten van het beleid.
ge voorzieningen die een verbreding van het totale voorzieningenpakket betekenen. Hierbij streeft men naar realisering
Bij de bundelingvan activiteiten in het landelijk gebied
van een dicht netwerk van routestructuren ten behoeve van
wordt een indeling gemaakt in drie categorieën. De kernen
extensieve vormen van recreatie, gebruikmakend van de
in de gemeente Reimerswaal worden daarbij aangemerkt als
karakteristiekeomgevingskwaliteiten. In de toeristisch-re-
woonkern. De woonkernen hebben op het gebied van
creatieve gebieden staat behoud en versterking van de kwa-
wonen, werken en voo~ieningenvooral lokale betekenis.
liteit van de bestaandevoorzieningen centraal. Uitbreiding
De ontwikkelingsmogelijkheden zijn geënt op de lokale be-
van bestaande voorzieningen behoort tot de mogelijkheden.
hoefte en op verbeteringvan het woonklimaat. Dit betekent onder meer bouwmogelijkheden voor lokale woningbehoef-
In de Beleidsvisie toerisme en recreatie provincie Noord-
te en bedrijventerreinontwikkelingtoegesneden op de lokale
Brabant (1995) [24] van de provincie Noord-Brabant wor-
maat. Buiten de kernen dient de woonfunctie niet te worden
den de sterke punten waarmee Brabant zich kan onderschei-
uitgebreid.
den van andere gebieden (themapunten) genoemd: - De aanwezigheidvan grote dagattractieparken;
In het streekplan wordt onderstreept dat het bedrijventerrein
-
De combinatie van cultuur, stedelijk toerisme en grens-
nabij Rilland bovenlokale ontwikkelingsmogelijkheden
-
regio's; De recreatieve medegebruiksmogelijkheden van het
opzichte van de Zoomas. Er zijn mogelijkhedenvoor de ver-
heeft. In Rilland zijn potenties door de gunstige ligging ten
landelijk gebied met de routenetwerken voor fietsen,
bredingvan het bedrijventerrein tot een regionale functie
wandelen en varen.
voor de transport- en distributiesector en de groothandel.
Het zwaartepunt ligt bij de in het Streekplan Noord-Brabant vastgelegde toeristisch-recreatieve hoofdstructuur. Toeris-
In het StreekplanZeeland is de doelstelling voor de toeris-
tisch-recreatievefietsverbindingen die behoren tot het
tisch-recreatieveontwikkeling gericht op het op zorgvuldige
provinciale primaire fietsnetwerk zullen nader worden
wijze veilig stellen van de economische positie van de toeris-
bezien binnen het verkeen- en vervoerbeleid.
tisch-recreatievesector in Zeeland. Dit doel wordt nagestreefd door vernieuwing, verbreding en versterking van het
Zeeland
toeristisch produkt en door behoud van versterking van de
Voor wat betreft het landbouwbeleid van de provincie
Zeeuwse omgevingskwaliteit. In het streekplan wordt het
Zeeland zijn binnen het studiegebied twee functies te onder-
belang van goede, aantrekkelijke verbindingen voor het
scheiden, te weten 'ecologische ontwikkeling richting-
functioneren van het toeristisch-recreatiefcomplex Zeeland
gevend' en 'agrarische ontwikkeling richtinggevend'.
en als belangrijke recreatieve voorzieningop zich erkend.
De ecologische ontwikkeling is gesitueerd aan de zuidoever
De totstandkoming van een Zeeuws recreatienetwerkwordt
van de Oosterschelde. de rest van het gebied heeft een
nagestreefd. Dit wordt gevormd door bewegwijzerde rond-
agrarische ontwikkelingsfunctie. Dit betekent het in stand
rijroutes, lange afstandsroutes en overige beschreven routes.
Hoofdrapportdeel B: Achtergronden
8 Genomen en nog te nemen besluiten
De bewegwijzerde routes worden als basis gehanteerd. Het
In het toeristisch-recreatief profiel voor de gemeente
net zal tevens dienen om de bereikbaarheidvan recreatieve
Roosendaal (1998) [3351 wordt een aantal gebieden onder-
voonieningen te verzorgen en er wordt aandacht geschon-
scheiden met een belangrijke toeristisch-recreatievefunctie,
ken aan de omgeving van woongebieden en verblijfsacco-
waaronder landgoed Wouwse Plantage en Recreatiepark
modaties in relatie tot het recreatieve fietsverkeer. Voor het
De Stok.
fietsen wordt een uitwerking gemaakt in het Actieplan Fiets Zeeland (1995) El.
Bergen op Zoom Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen en werken is beschreven in de Structuurschets Bergen op Zoom
Het gemeentelijk beleid met betrekkingtot ruimtelijkeorde-
(1993) L3131en de UitwerkingStructuurschets Bergen op
ning is vastgelegd in een aantal documenten, waarvan de
Zoom (1993) [3491.
inhoud uitgebreid aan de orde komt bij de beschrijvingvan de huidige situatie en de autonome ontwikkeling van het
In het Toeristisch Recreatief Actieplan Bergen op Zoom
studiegebied (hoofdstuk 6). Voor wat betreft een uitgebrei-
(1995) L3331is het ambitieniveau van de gemeente Bergen
de beschrijvingvan de relevante plannen wordt verwezen
op Zoom op het gebied van het toerisme weergegeven,
naar deze paragrafen en wordt in het onderstaande volstaan
zowel voor de korte (2 a 3 jaar) als de lange termijn
met een opsommingvan de meest relevante plannen.
(7 a 10jaar). Op de lange termijn is de gemeente onder
Halderberge
verblijfsrecreatietot stand te brengen.
andere voornemens om een kwalitatieveverbeteringvan de De gemeente Halderberge heeft het ruimtelijk beleid beschreven in de Structuurvisie 7997-2015 (1997) 13181en in
Gemeente Woensdrecht
de mini-paraplunotaBuitengebiedHalderberge West
Voor het buitengebiedvan Woensdrecht is het beleid vast-
(1998) 12071.
gelegd in het bestemmingsplanbuitengebied (1998) [371.
In het Toeristisch-recreatiefBeleids- en Actieplan (1998)
gemeente Woensdrecht wordt het toeristisch-recreatiefaan-
In het Toeristisch RecreatiefActieplan Woensdrecht van de L3341van de gemeente worden de belangrijkstetoeristisch-
bod beschreven en worden kansrijke mogelijkheden om toe-
recreatieve produkten van de gemeente Halderberge aange-
risme en recreatie te stimuleren genoemd.
merkt. Voor de toeristisch-recreatieveontwikkeling van Halderbergewordt een betere samenwerkingtussen de
Reimerswaal
middenstand, de toeristisch-recreatievesector en de ge-
Het relevante beleid van de gemeente Reimerswaalis om-
meente noodzakelijk geacht.
schreven in het Bestemmingsplanbuitengebied (1998, in-
Roosendaal
bedrijventerreinen(1995) [22].
clusief 2de partiële herziening) [35,34] en de Beleidsvisie De gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente Roosendaal zijn beschreven in de Ruimtelijke Ontwikke-
Toerisme en recreatie nemen in de gemeente Reimerswaal
lingsstrategie 2030 (1998) [2881. Voor de uitbreiding van
een bescheiden plaats in. Reimerswaalis geen gebied met
het bedrijventerrein Borchwerf is in samenwerking met de
grote toeristisch-recreatievepotenties. De aandacht voor re-
gemeente Halderbergehet ProjectenprogrammaBorchwerf
creatie in de gemeente blijkt echter toe te nemen en er zijn
11 (1998) L2611opgesteld. Voor het buitengebiedvan
ook verwachtingen ten aanzien van kansen en mogelijk-
Roosendaal zijn de ontwikkelingen beschrevenin het
heden voor de toeristisch-recreatieveontwikkeling van
Bestemmingsplanbuitengebied Roosendaal (1998) [361.
Reirnerswaal. EBn en ander wordt beschreven in de Beleids-
Het BestemmingsplanRecreatiepark de Stok (1998) [441 ligt
visie Recreatie (1996) 1231.
ingeklemd tussen de A17 en de buisleidingenstraaten herbergt een groot aantal recreatieve voorzieningen.
TrajectnoWMER Verbinding Roosendaal - Antwerpen
8 Genomen en nog te nemen besluiten
Aanleg buisleidingen
Overig beleid
ruimtelijkeontwikkelingen van kleinschalige aard worden
In de Intergemeentelijkestructuurschetsvoor het land-
vermeden. Andere bebouwingscategorieënen ruimtelijke
schapspark Kempen-Zeeland(1998) [316l wordt door de
ontwikkelingen van grootschaliger aard zijn in de strook ver-
gemeenten Antwerpen, Stabroek, Woensdrecht en Reimers-
boden. Bij een dergelijke strook behoort een toetsingsgebied
waal gezamenlijk aangegeven hoe de ruimtelijkeontwikke-
(breedte 175 meter ter weerszijden van de strook) en als
ling van het gebied tussen de gemeenten wordt gezien.
verbijzondering van het toetsingsgebiedeen veiligheidsge-
Het Structuurschema buisleidingen (1984) [3091 is
strook. De buisleidingenstrooken het veiligheidsgebiedzijn
richtinggevend voor de benodigde planologische reserverin-
als planologische reservering opgenomen in het streekplan.
gen door de provincie en gemeente. Voor de hoofdverbin-
In de buisleidingenstrookzijn grote ruimtelijkeontwikkelin-
bied met een breedte van 55 meter ter weerszijden van de
dingen worden verschillende zones onderscheiden
gen als woonwijken en grote infrastructuurwerkenniet toe-
(zie figuur 8.2.4). Voor de hoofdverbindingin de vorm van
gestaan. In het veiligheidsgebiedis de aanleg van infrastruc-
een buisleidingenstrookdient voor het directe ruimtebeslag
tuur toegestaan buiten de veiligheidsafstanddie voor deze
een reservering gemaakt te worden van tenminste 70 meter
ontwikkeling geldt.
breed. In deze strook moeten incidentele bebouwing en In de Nota Visie BuitengebiedZuidwesthoekgemeenten (1996) [396] wordt door de (voormalige) gemeenten Huijbergen, Ossendrecht, Putte en Woensdrecht gezamelijk aangegeven hoe integraal beleid voor het buitengebied ontwikkeld dient te worden. De verschillende (grensoverschrijdende) en ruimtelijke plannen in het gebied worden hierbij integraal bekeken. Een aantal van deze plannen zijn in de periode na 1996 verder ontwikkeld en als zodanig in deze nota opgenomen. Het betreft hier onder meer de ontwikkeling van het landschapspark Kempen Zeeland en de landbouwkundige herinrichtingvan het gebied De Agger. Figuur 8.2.4 Schematische weergave van de buisleidingstrook, veiligheidszone en toetsingsgebied
Hoofdrapport deel B: Achtergronden
8 Genomen en nog te nemen besluiten
8.2.7 Economie
In het Regionaal Ontwikkelingsperspectief West-Brabant is gezocht naar ruimte voor grootschalige terreinen voor be-
Rljksnlveau
drijven met specifieke vestigingcondities. Roosendaal en
In de nota Ruimte voorregio's (1995) 12871 heeft het minis-
Bergen op Zoom zullen plannen ontwikkelen voor de terrei-
terie van Economische zaken haar visie weergegeven voor
nen Borchwerf II en Auvergnepolder, die een bijdrage kun-
de periode tot en met 1999. In het algemeen wordt ge-
nen leverenvoor de opvang van die specifieke bedrijvigheid.
streefd naar een verbeteringvan de fysieke bedrijfsomgeving, om een substantiële bijdrage te leveren aan een groei
Zeeland
van de nationale werkgelegenheid en inkomen. Overeen-
In het Streekplan Zeeland (1997) 13071wordt voor het stu-
komstig het stimuleringsbeleidvan de Europese Unie wordt
diegebied het samengaan van hoofdinfrastructuurals streef-
ook op nationaal niveau gestreefd naar een regionaal toege-
beeld benoemd. In de Hals van Zuid-Beveland kan dit op
spitst beleid. Speciale aandacht wordt er geschonken aan de
termijn wellicht kansen bieden voor een MTC (multimodaal
minder florerende regio's.
transportcentrum). Een haalbaarheidsonderzoeken overleg op bovenregionaal niveau is hiervoor noodzakelijk.
De positie van de Zeeuwse zeehavens in groter verband komt aan de orde in het grensoverschrijdende project
De beide havengebieden Vlissingen-Oost en Kanaalzone
Rijn-Scheldedelta (RSD), een uitwerking van de VINEX.
zijn de trekpaarden van de Zeeuwse economie. De aanleg
Om flexibel op de markt te kunnen inspelen is samenwer-
van de Westerscheldetunnel zal een belangrijke impuls voor
king en intensieve uitwisseling van goederen en diensten
de regio vormen. Complexvormingtussen de twee haven-
vereist. Bij infrastructurele investeringenzal niet elke haven
gebieden wordt mogelijk en biedt nieuwe perspectieven.
apart kunnen doen wat nodig is om internationaaleen ster-
Er is een verschuiving van activiteiten waarneembaar: van
ke positie te verwerven. Er zijn duidelijke signalen dat het
industriële activiteiten naar op- en overslagen transportge-
railtransportin de toekomst een sleutelrol gaat vervullen.
relateerde activiteiten. Om goed te kunnen inspelen op de
Juist op dat punt is in Zeeland sprake van ontbrekende of
tendensen in de transportsector zal de infrastructuur hierop
kwetsbaretussenschakels. De nationale en internationale
beter moeten worden afgestemd.
samenwerking in het RSD-project kan hiervoor van positieve betekenis zijn.
Een aantal kernen heeft in verband met de specifieke functie van de bedrijfsterreinen bovenlokale ontwikkelingsmogelijk-
Provlnclaal niveau
heden. In Rilland (gemeente Reimerswaal) zijn potenties
Noord-Brabant
door de gunstige ligging ten opzichte van de Zoomas. Er zijn
De provincie heeft in het streekplan een Regionaal
mogelijkheden tot een regionale functie voor de transport-
Ontwikkelingsperspectief West-Brabant (1992) 12711op-
en distributiesector en de groothandel. Daarnaast kunnen er
gesteld. Hierin worden de uitgangspunten van het beleid
op termijn mogelijkheden zijn voor de ontwikkeling van een
geschetst per sector. De provincie onderscheidteen aantal
multimodaalcentrum op het kruispunt van spoor, binnen-
ontwikkelingsassen. De Bredase as (A16) wordt gezien als
vaart en rijksweg.
(inter-)nationale ontwikkelingszone. De Oost-west as (Breda - Roosendaal - Bergen op Zoom) wordt gezien als (bo-
Gemeentelijk niveau
ven-) regionale ontwikkelingszone. Meer werkgelegenheid
Het gemeentelijk beleid in het studiegebied stemt over het
moet vooral ontstaan in de stedelijke gebieden zoveel mo-
algemeen overeen met de lokale doelstelling van het provin-
gelijk aansluitend bij stedelijke productiestructuren. Indus-
ciaal beleid. Het aantrekken van werkgelegenheid is een
triële ontwikkeling behoort voor alle West-Brabantse steden
speerpunt in het beleid. Het beleid van de gemeente
tot aandachtsvelden. Breda kan uitgroeien tot een nationaal
Roosendaal is op het gebied van ontwikkeling bedrijventer-
dienstverleningscentrum,Roosendaal ontwikkelt zich steeds
reinen helder. Het economisch beleid van Roosendaal moet
meer tot logistiek dienstverleningscentrumen in Bergen op
in het kader van de versterking van de positie van West-
Zoom liggen met name kansen in de sector toerisme en re-
Brabant worden vormgegeven. Het beleid richt zich op het
creatie.
aantrekken van werkgelegenheid die is toegesneden op het arbeidspotentieel in de regio. In Roosendaal wordt voort-
-
Trajectnota/MER Verbinding Roosendaal Antwerpen
8 Genomen en nog te nemen besluiten
durend gestreefd naar een evenwichtige economisch struc-
Op 17 november 1998 heefi de Commissie voor de milieu-
tuur, waarin de aandacht met name uit gaat naar het uitbou-
effectrapportage advies uitgebrachtover de richtlijnenvoor
wen van sterke sectoren als distributie, handel en industrie,
Hierbij is rekening gehouden de inhoud voor het MER [7].
alsmede het stimuleren van de zakelijke dienstverlening.
met de inspraakreactiesvan betrokkenen en van provincies,
Bergen op Zoom bijvoorbeeld, zoekt in aansluiting op het
gemeenten, waterschappen en wettelijke adviseurs. Op ba-
provinciaal beleid naar uitbreiding voor middel- en zware in-
sis van dit advies heeft het Bevoegd Gezag de Richtlijnen
dustrie. De Auvergnepolder, die in het verlengde ligt van het
waaraan het MER moet voldoen, op 5 februari 1999 vastge-
grote industrieterrein in het noordwesten van de stad, is
steld 12791. De TrajectnoWMER VERA is daarna opgesteld
aangewezen als een uitbreidingslocatie.Tussen gemeente
door NS Railinfrabeheer. In de trajectnota wordt een uit-
Reimerswaalen provincie Zeeland is overleg gaande over de
gebreid beeld geschetst van het probleem, de verschillende
mogelijkheid van een multimodaaltransportcentrum aan de
alternatieven en het probleemoplossend vermogen van de
oostzijde van het Schelde-Rijnkanaal.Een goede aansluiting
verschillende alternatieven. Het MER-gedeelte bevat een
op het spoor is hierbij gewenst.
objectieve beschrijvingvan de milieugevolgen van de verschillende tracé-alternatieven.
8.3
Te nemen basluiten
De voorliggende TrajectnoWMER vormt dan ook een belangrijk hulpmiddelvoor het Bevoegd Gezag bij het nemen Voor de besluitvormingover de mogelijke capaciteitsuitbrei-
van een besluit over de mogelijke capaciteitsuitbreiding.
ding Roosendaal - Antwerpen dient de procedurevan de
Tijdens het opstellen van de TrajectnoWMER heeft overleg
Tracéwet gevolgd te worden, die sinds 1 januari 1994 van
plaatsgevonden met derden (provincies, gemeenten etc.) en
kracht is46).Deze procedure is erop gericht dat het Bevoegd
het Bevoegd Gezag. Nadat de TrajectnoWMER is geaccep-
Gezag (in dit project de Minister van Verkeer en Waterstaat
teerd, wordt deze ter inzage gelegd en kunnen inspraakreac-
(V&W) samen met de Minister van Volkshuisvesting, Ruim-
ties worden ingebracht.
telijke Ordening en Milieubeheer (VROM)) een besluit kan nemen op basis waarvan de capaciteitsuitbreiding kan wor-
Op basis van het onderzoek van diverse alternatieven neemt
den gerealiseerd.
het Bevoegd Gezag een standpunt in over de vraag of aan-
De Tracéwetprocedure bestaat uit twee fasen: die van de
van de alternatieven in overwegingwordt genomen. Zo ja,
trajectnota en die van het tracébesluit. De procedurevan mi-
dan wordt deze beslissing aan de betrokken provincies en
leg van de nieuwe goederenspoorverbindingvolgens één
lieu-effectrapportage is geïntegreerd in de procedurevoor
gemeenten kenbaar gemaakt en wordt het gekozen alterna-
de trajectnota. In figuur 8.3.1 is de te volgen procedure
tief uitgewerkt tot een ontwerp-tracébesluit (OTB). Het ont-
schematisch weergegeven. In het onderstaande is de proce-
werp-tracébesluit wordt ter inzage gelegd en er worden in-
dure nader toegelicht. De formele start van de Tracéwet-
spraakavonden met belanghebbendengeorganiseerd.
procedure is de kennisgevingvan de Startnotitie [3001 in de
Provincies, gemeenten en waterschappen dienen vervolgens
Staatscourant nr. 169 van 7 september 1998. In de Startno-
aan te geven of zij bereid zijn de gekozen variant in hun
titie presenteertde initiatiefnemer, Rijkswaterstaat directie
plannen op te nemen (planologische medewerking).
Noord-Brabant in samenwerking met NS Railinfrabeheer,
Tenslotte neemt het Bevoegd Gezag, het definitieve tracébe-
het voornemen om de capaciteit uit te breiden. In de Start-
sluit (TB). Tegen dit besluit is beroep mogelijk bij de afdeling
notitie is daartoe een aantal alternatieven gepresenteerd.
bestuur-rechtspraak van de Raad van State. Gemeenten die-
De Startnotitie is door de initiatiefnemerter inzage gelegd.
nen het tracébesluit binnen 1 jaar in een bestemmingsplan
Met het oog op het grensovenchrijdende karakter van het
op te nemen.
project heeft de Startnotitieook in Vlaanderen te inzage gelegen.
46 Op 14 december 1998 is er door de Minister van Verkeer en Waterstaat een wijziging van de Eerste Tranche van de Tradwet bij de Tweede Kamer ingediend.
Hoofdrapport deel B: Achtergronden
8 Genomen en nog te nemen besluiten
Inspmak/Advks
..................................................... Aàvies ricMlijnen Cornmissk MER
1
....................................................................................... M
............ 8 weken
............................................... ToetsingradvmCommissieMER
........................ l 6 weken
.................. 8 weken
.........................."..
....................... .......... ...'....'.." Standpuntbcpal'i Minister van Verkmen W.tenMen de mlnistervan Volkshuisvesting, Ruimtelijke O h i n g en Milieubeheer
..................................................... Inspraak
............................................................ Advies betrokken ovemcidsorganm
.......... Beroep Evaluatiemilieugevolgen
Figuur 8.3.1 Schematischeweergave van de te doorlopen procedure
Als de beslissingover de capaciteitsuitbreidingis gevallen, dienen de betrokken gemeenten op verzoek van de Ministervan VROM het uitgewerkte plan planologisch in te passen. Hierbij dienen de nodige vergunningen aangevraagden verleend te worden. Nadat het Tracébesluit onherroepelijk is geworden en voldoende financigle middelen in de Rijksbegroting beschikbaar zijn, kan met de realisatie worden begonnen. Tijdens en na realisatie moet het bevoegd gezag de feitelijke optredende milieugevolgenvan de activiteit vergelijken met de vooraf in het MER voorspelde effecten. Hiertoe wordt een evaluatieprogrammaopgesteld. In dit programma is bepaald hoe en op welke termijn er evaluerend onderzoek zal worden verricht. Indien de gevolgen ernstiger zijn dan voorspeld, kan het Bevoegd Gezag aanvullende maatregelen nemen. Het evaluatieverslagwordt na afronding ter inzage gelegd.
TrajectnotdMER Verbinding Roosendaal - Aniwerpen
9 Leemten in kennis en informatie
TrajectnoWMER VERA
Deel A 'Hoofdlijnen'
I
Hoofdstuk 1: Inleiding
Hoofdstuk 2: Probleem- en doebtelling
Deel B 'Achtergronden'
h
Hoofdstuk 5: Altematiefontwikkeling
-
Trillingen Beschrijvinghuidige situatn Achtergronden
Hoofdstuk 3: Beschouwde altematieven en varianten Hoofdstuk 4: Vergelijking van altematieven en varianten
-
H Hoofdstuk B: Genomen en nog te nemen besluiten
I
Natuur
I
l-7
Bodem en Water
Deel A l
Landbouw
Aandachtsgebieden
Ruimtelijke fundies
9.1
Inleiding
In paragraaf 9.2 wordt een overzicht gegeven van de diverse
Bij het opstellen van de effectbeschrijving is een aantal leem-
leemten, waarbij wordt ingegaan op de consequentiesvoor
ten in kennis en informatie geconstateerd. Deze leemten zijn
de onderlinge vergelijking van de (milieu-)effecten van de
tijdens de studie naar voren gekomen door bijvoorbeeld een
alternatieven en varianten en op de gevolgen voor het be-
gebrek aan gegevens over bepaalde aspecten of het ontbre-
sluit. Daarbij wordt de volgende relatieve driepuntsschaal
ken van de adequate voorspellingsmethoden.Deze leemten
gehanteerd:
kunnen in de besluitvormingrondom dit project (mogelijk)
(+) relatief belangrijk;
een belangrijke rol spelen. Bij de beschrijvingvan de diverse
(0) relatief neutraal;
leemten in kennis zal de volgende indeling worden aange-
(-) relatief minder belangrijk.
houden: (k)
(i) (W)
Leemten in kennis: Deze leemten hebben betrekking
Hierbij moet wel worden bedacht dat de aard en omvang
op het ontbreken van adequate voorspellings-
van de leemten een adequaat oordeel over de effecten van
methoden;
de capaciteitsuitbreidingvan de spoorlijn en een verant-
Leemten in informatie: Deze leemten hebben betrek-
woorde vergelijking van de varianten en alternatieven niet in
king op het ontbreken van gegevens;
de weg staan. Bij het evaluatie-programmazoals opgeno-
Leemten in wetgeving: Deze leemten hebben betrek-
men in hoofdstuk 10 is rekening gehouden met de leemten
king op het ontbreken van adequate wetgeving.
in kennis uit deze paragraaf.
Hoofdrapportdeel B: Achtergronden
9 Leemten in kennisen informatie
9.2
,. seerd op de maximale trillingsterkte V=
Leemten per aspect
Het bo-
venstaande betekent dat als woningen binnen de Geluld (+,i)
vastgestelde trillingscontour liggen, dit niet autoHet is momenteel niet geheel duidelijk hoe het
matisch betekent dat in deze woningen de streef-
bronbeleid met betrekkingtot geluidhinder vorm
waarden van SBR-Richtlijn2 worden overschre-
gaat krijgen. In drie deelprojecten is onderzocht
den. Bij een gedetailleerde beoordelingkan blijken
hoe geluidhinder door treinverkeer verminderd
dat de trillingen toch toelaatbaar zijn. Voor de Tra-
kan worden (zie ook bijlage 4). In het kader van
jectnota/MER geeft het gebruikte detailniveau
VERA is geen voorschot genomen op de mogelijk
voldoende informatie.
stillere treinen. Er zijn op dit moment onvoldoen-
(-,k)
Kantoren en scholen zijn beoordeeld op basis van
de garanties (wetgeving en subsidie) om dergelij-
dezelfde trillingscontourenals de woningen, zie-
ke ontwikkelingen af te dwingen. De beschreven
kenhuizen, verzorgtehuizen e.d. SBR-Richtlijn2
situatie is evenwel een wo&-case scenario.
staat voor kantoren en scholen echter een factor
Cumulatie van geluidhinder door vliegvelden met
1.5 hogere trillingsterktes toe dan voor zieken-
overige bronnen is buiten beschouwing gelaten.
huizen e.d. Voor de TrajectnoWMER wordt een
Voor zowel vliegbasis Seppe als Woensdrecht be-
nadere analyse niet noodzakelijk geacht.
staan geen dB(A) contouren die in de berekenin-
(-,i)
De duur en intensiteitvan trillingshinder in de
gen gebruikt kunnen worden.
aanlegfase is nog niet goed aan te geven, omdat
De duur en intensiteit van geluidshinder in de
de bouw- en aanlegwijze nog niet bekend is. Het
aanlegfase is nog niet goed aan te geven, omdat
is daarom niet mogelijk deze effecten van de ver-
de bouw- en aanlegwijze nog niet bekend is. Het
schillende varianten in beeld te brengen en te ver-
is daarom niet mogelijk deze effecten van de ver-
gelijken.
schillende varianten in beeld te brengen en te vergelijken.
Externe velligheld (O,i,k,w)
Trllllngen (O,k,i,w)
De hoogte van de risico's door cumulatie van railtransport en overige bronnen, zoals wegverkeer
Voor de beoordelingvan het aspect trillingen zijn op dit moment nog geen wettelijke kaders vastge-
of inrichtingen is niet te kwantificeren. (0,i)
De verdeling over bonte- en bloktreinen is niet
steld. De beoordelingis gebaseerd op SER-Richt-
precies bekend, maar heeft juist voor de risicobe-
lijn 2 [198]. Deze richtlijn is echter opgesteld met
palende categorie brandbare gassen, een doorwerking tot een factor twee.
als doel het meten en beoordelen van trillingen in gebouwen met het oog op hinder voor personen.
(+,i)
De intensiteitenzijn afgeleid uit prognoses en zo-
Voor de TrajectnoWMER is het niet mogelijk en
genoemde goederenpaden, maar betreffen uit-
noodzakelijk het grote detailniveau van deze
eindelijk reserveringen. Dat betekent dat er is ge-
richtlijn te volgen. De belangrijkste afwijking is
rekend vanuit een worst-case scenario, dat op een
dat de beoordelingniet gebaseerd is op metingen
aantal kilometers resulteert in een overschatting
op vloervelden in gebouwen, maar op prognose-
van de hoogte van zowel het IR als GR. De mate
berekeningengericht op de trillingsterkte op
waarin dit is gebeurd verschilt, zodat voorzichtig-
maaiveld. Voor de huidige situatie zijn deze
heid is geboden bij het vaststellen van het aantal
berekeningengevalideerd door metingen. Voor
aandachtspuntenen aanwezigen binnen de con-
het omrekenen van de streefwaarden in een wo-
touren.
ning naar streefwaardenop maaiveld is het uitgangspunt gehanteerd dat de trillingsterkte op vloervelden in woningen circa een factor twee hoger is dan de trillingsterkte op maaiveld. In voorkomende gevallen kan het verschil echter zowel groter dan kleiner zijn. De beoordelingis geba-
TrajectnoWMER Verbinding Roosendaal- Antwerpen
9 Leemten in kennis en informatie
Landbouw
Landschap
(0,i)
Door het ontbreken van een gedetailleerde
(0,i)
Er is onvoldoende informatie beschikbaar over ge-
archeologische inventarisatie is het niet mogelijk
bruiksgegevensvan landbouwpercelen, in ver-
om op een correcte wijze de effecten op archeolo-
band met het aspect verkaveling en ontsluiting.
gische waarden te bepalen. Binnen het invloeds-
i
Op basis van de geïnventariseerde milieuvergun-
gebied zijn tot heden maar een beperkt aantal
ninggegevens is in dit rapport aangegeven hoe
archeologische vindplaatsen geclassificeerd.Ge-
groot de veehouderijbedrijven zijn waarvan het
zien de historische ontwikkeling van het gebied
bouwblok en/of de bedrijfsgebouwen worden
en de relatief grote 'potentieel archeologisch
doorsneden. Hierdoor is aan te geven hoe groot
waardevolle' gebieden is het aannemelijk dat er
het effect is indien een bedrijf in een later stadium
meer waarden aanwezigzijn. Alleen een Aanvul-
van het project moet worden verplaatst of uitge-
lende Archeologische Inventarisatie(AAI), welke
kocht. Voor andere bedrijven (niet zijnde veehou-
in het kader van het OTB zal worden uitgevoerd,
derijen) zijn deze gegevens vanuit de milieuver-
kan hier uitsluitsel over geven.
gunningen niet beschikbaar en kan een dergelijke inschattingdus niet worden gemaakt.
Natuur
(-,i)
i
Het effect van de verminderde bereikbaarheid van
Er is onvoldoende informatie beschikbaar over
percelen is beschrevenop basis van de beschikba-
het voorkomen van zoogdieren (behalve vleer-
re gegevens. Een complete beschrijvingvan dit
muizen). Omdat dit ook voor andere faunagroe-
effect kan echter alleen gegeven worden met be-
pen belangrijke gebieden betreft zijn deze gebie-
hulp van data betreffende het grondgebruik per
den al als waardevol of zeer waardevol
individueel bedrijf. Voornoemde gegevens zijn in
gewaardeerd, zodat dit voor de vergelijking van
het kader van de effectbeschrijving landbouw
varianten en alternatieven geen gevolgen heeft.
voor deze trac6h.e.r.-studie niet geïnventariseerd.
Er ontbreken voldoende gegevens over dagvlinders ten oosten van Bergen op Zoom. Van een deel van deelgebied 3 zijn geen volledige gegevens over broedvogels aanwezig; een enkele
Ruimtelijke functies
i
landschapsecologische eenheid kan hierdoor te laag gewaardeerd zijn. Gezien de ligging van de
kend. Voor de TrajectnoWMER geeft het ge-
tracb's (in vergelijkbaregebieden en gebundeld
bruikte detailniveau ruim voldoende informatie.
met bestaande doorsnijdingen) heeft dit weinig
In een latere studiefase (OTB) is een gedetailleer-
gevolgen voor de vergelijking van varianten en al-
dere inventarisatie noodzakelijk.
ternatieven.
i
Voor bedrijfsterreinen is niet op bedrijfsniveau
De gegevens over herpetofaunain Zeeland zijn
bekeken of een bedrijf wel of niet op die locatie
beperkt. Dit heeft geen gevolgen voor de effect-
gevestigd kan blijven. Voor de TrajectnoWMER
beschrijving (het gaat hier om kleigebiedenmet
geeft het gebruikte detailniveau ruim voldoende
alleen betekenis voor algemeen voorkomende
informatie. In een latere studiefase (OTB) is een
soorten amfibieen).
gedetailleerdere inventarisatie noodzakelijk.
Bodem en water
i
Het precieze aantal woningen (of wooneenheden) dat gesloopt dient te worden is nog niet be-
De kennis omtrent bodemverontreinigingbeslaat
Soclale aspecten
k
De methodiek voor het bepalen van de veiligheid
enkel bekende verontreinigde lokaties. Het is mo-
van overwegen houdt geen rekening met bijna-
gelijk dat verontreinigingen die in het verleden
ongevallen of ongevallen waar geen of alleen
zijn opgetreden (nog) niet in kaart zijn gebracht.
materiële schade is ontstaan. (0,k)
De gehanteerde methodiek voor sociale veiligheid houdt geen rekening met sociale omstandigheden in de buurt van de kruising.
Hoofdrapportdeel B: Achtergronden
9 Leemten in kennis en informatie
De methodiek voor bereikbaarheidbeoordeelt
k
-
de aantallen diesellocs die worden ingezet. NS Cargo
alle kruisingen even zwaar, ongeacht omvang van
kan zowel met diesel als electrisch materieel rijden, waar-
feitelijk of gewenst gebruik.
bij bedacht moet worden dat alle nieuwe trajecten in het kader van VERA worden geëlektrificeerd en bovendien
Economie
i
wordt uitgegaan van electrificatie van de Sloelijn, waarVoor het verkrijgen van inzicht in de economische
door de aantallen diesellocs in de autonome situatie
knelpuntenvan de regio, dienen locatiefactoren
reeds afnemen ten opzichte van de huidige situatie. De
die op het eerste gezicht niet aan infrastructuur
NMBS heeft in de huidige situatie een surplus aan bi-
gekoppeld zijn, toch te worden bestudeerd.
courant materieel en rijdt derhalve met electrisch mate-
Pas dan kan worden bezien in hoeverre de be-
rieel. Van eventuele nieuwe vervoerders is het locomoti-
schikbaarheid van railinfrastructuurwel of niet de
venpark niet bekend. De verwachting is dat maximaal
kern v o n t van een economisch ontwikkelings-
20 tot 40% van het ingezette materieel bestaat uit die-
probleem. Onderzoek naar deze locatiefactoren
selmaterieel. De onzekerheid over de inzet van diesellocs
specifiek voor deze regio is enigszins beperkt.
9.3
is dus vrij groot; een geschikte effectvoonpellingsmethode. Voor immissieberekeningen (luchtkwaliteit op leefniveau) bestaan
Afwijkingen van de richtlijnen
In deze paragraaf is aangegeven op welke punten van de
voor lijnbronnen zoals spoorwegen geen geschikte mo-
richtlijnen is afgeweken en wordt kort ingegaan op de ach-
dellen. Voor puntbronnen zoals industriële installatiesen
tergronden van deze afwijkingen.
lijnbronnenzoals wegen zijn wel geschikte modellen voorhanden (Pluim-Plus, LTFD, Stacks resp. CAR-TNO).
9.3.1 Lucht
Deze kunnen echter niet worden gebruikt voor het uit-
De richtlijnenvoor de TrajectnoWMER VERA geven ten
voeren van immissieberekeningen voor spoorwegen.
aanzien van het aspect lucht het volgende aan:
Bovendien wordt een weg in dit verband modelmatig gezien als een continue bron, terwijl een dieselloc maar
'Er dient aandacht te worden besteedaan de huidige lucht-
eens per tijdseenheid passeert (en bovendien maximaal
kwaliteit op leefniveau i n het studiegebieden aan de te ver-
40% van de tijd, zoals hiervoor beschreven). Qua
wachten invloed daarop indien op de spoorverbinding
immissieniveau is in dat geval de conclusie te trekken dat
Roosendaal-Antwerpen diesellocszullen worden ingezet.
de discontinue uitstoot van luchtverontreinigende com-
Hierbij zijn de volgende stoffen van belang: NO,, zwarte
ponenten slechts in beperkte mate en niet-permanent
rook (roet) en fijn stof. '
bijdraagt aan en verhoging van de heersende achter-
Er wordt gesteld dat de optredende effecten op voorhand
grondconcentraties; welke typen locs worden ingezet?Dit zijn mogelijk de
-
niet onderscheidend zijn tussen de verschillende alternatie-
Nederlandse DE6400 locs (waarop de emissiegetallen
ven en de referentiesituatie. Voor VERA zijn de (absolute) ef-
van het CBS zijn gebaseerd), maar mogelijk worden er
fecten op lucht door de aanleg en gebruik van de verbinding
ook andere locs (internationaalmateriaal) ingezet.
op lokaal en (boven)regionaal niveau nagenoeg nihil. Als men daarbij het ontbreken van geschikte effectvoorspel-
Volgens de richtlijnen dient gestreefd te worden naar het in
lingsmethoden en de onzekerheden rondom de emissiege-
beeld brengen van absolute veranderingen in de luchtkwali-
tallen van diesellocs in 2010/2015 betrekt, is ervoor geko-
teit. De belangrijke uitgangspunten ontbreken echter om in
zen de beschrijving van het aspect lucht in het kader van de
absolute termen iets te kunnen zeggen over deze verande-
TN/MER VERA niet verder uit te werken. Hieronder is deze
ringen. De vraag uit de richtlijnen kan om deze reden enkel
conclusie nader onderbouwd.
kwalitatief worden onderbouwd.
Voor het in kaart brengen van de effecten van VERA moet
Daarnaast moet ook de relatieve bijdrage van het dieselma-
een aantal zaken op een rij worden gezet. Naast bekende ge-
terieel op de totale emissie van luchtverontreinigende com-
gevens zoals emissiegetallenvoor diesellocs, vrachtwagens
ponenten in Nederland in beschouwing worden genomen.
en dergelijke. Is er sprake van een aantal onzekerheden:
Uit gegevens van het CBS blijkt dat van de totale emissie van
TrajectnotdMERVerbinding Roosendaal - Antwerpen
9 Leemten in kennis en informatie
luchtverontreinigende stoffen door mobiele bronnen over
zijn en de NO,-emissie 30% lager dan bij het huidige diesel-
heel Nederland in 1997 het railverkeer (dieseltractie en slijta-
materieel (DE6400). Hiervoor is wel substantieel schonere
ge bovenleidingen) voor CO, 0,26%, NO, 0,54%, 50,
technologie nodig. Deze vergelijking is inclusief emissies bij
0.41 % en fijn stof 0,35% voor haar rekening nam. Naast
raffinage en het natransport van brandstof. Alleen wat be-
emissie door mobiele bronnen worden veel verontreinigen-
treft de uitstoot van NO, is er een relevant verschil tussen
de stoffen uitgestotendoor stationaire bronnen. Behalve
elektrische en dieseltractie. Bij de genoemde aannames
voor NO, (respectievelijk 163 miljoen kg voor stationaire
wordt bij dieseltractie 7,5 maal zoveel NO, uitgestotenals bij
bronnen en 291 voor mobiele bronnen) is dit voor alle stof-
elektrische tractie (dit is bij een snelheid van 110 km/h voor
fen meer dan het totaal dat door mobiele bronnen wordt
elektrische tractie en 80 km/h voor dieseltractie). Als voor
geëmitteerd. De bijdrage van het railverkeer op de totale
beide tracties een snelheid van 80 km/h wordt aangehou-
luchtverontreinigingin Nederland is zeer marginaal te noe-
den stoot dieseltractie 15 maal zo veel NO, uit. Dit geldt
men.
echter bij bovenleidingen met een spanning van 25 W, hetgeen het geval is bij de Betuweroute. Bij het project VERA is
Uit het rapport 'De Betuweroute en het milieu' 1801blijkt dat
sprake van een bovenleidingspanningvan 1500 V. In het
bij de verwachte ontwikkelingen de verschillen in milieu-
ontwerp wordt rekeninggehouden met het mogelijk opvoe-
effecten van de drie vervoerswijzen (binnenscheepvaart, weg-
ren van de spanning in de toekomst tot 25 W, maar dit ligt
vervoer en railvervoer) in 2010 zeer beperkt zijn. Dit geldt
nog niet in de planning. De energieverliezen zullen hierdoor
met name voor de effecten op lucht door de emissies van
voor elektrische tractie bij VERA hoger zijn, waardoor het
NO,, SO, roetdeeltjesen CO,. Met andere woorden: voor
verschil tussen diesel en elektrische tractie kleiner wordt.
de effecten op luchtkwaliteit maakt het niet uit welke modaliteit wordt gebruikt voor de afwikkeling van het goederen-
9.3.2 Cumulatie van hinder
transport door Nederland. De conclusies uit dit rapport wer-
Er wordt in de richtlijnen gevraagd om aandacht te besteden
den op 1 oktober 1999 aangescherpt door de schrijver van
aan gezondheidseffectendoor cumulatieve hinder (geluid,
dit rapport op basis van recente inzichten. Uit de onderzoe-
trillingen, risico's) en de beleving hiervan. In algemene zin
ken bleek dat een elektrisch aangedreven goederentrein die
kan worden gesteld dat er een relatie is tussen hinder, de be-
niet harder rijdt dan 80 km/h ook in 2010 nog aanmerkelijk
leving daarvan en -na langdurige blootstelling- psychische,
schoner en ook zuiniger is dan een vrachtwagen, maar door
en psychosomatischegezondheidseffecten. De kennis van
de aanleg en in gebruikname van de Betuweroute een
verbanden tussen de cumulatie van diverse vormen van hin-
slechts geringe invloed zou hebben op de emissies door het
der enerzijds en gezondheidseffectenanderzijds is evenwel
goederenvervoer in Nederlands grondgebied: deze zouden
onvoldoende specifiek om daarover in het kader van deze
met O tot maximaal 2,5% verminderen. Voor het project
studie zinvolle uitspraken te kunnen doen.
VERA betekent dat, door vergelijking van de aantal tonkilometers (4 miljard venus 193 miljoen), de emissies door het goederenverkeer op Nederlands grondgebied door VERA met maximaal O tot 0,1% zullen afnemen. Elektrischaangedreven treinen die 120 km/h rijden verbruiken 75% meer energie. Emissies nemen in dezelfde orde toe, waardoor elektrische tractie bij 120 km/h niet meer beduidend schoner is dan wanneer vrachtwagens worden ingezet. In het rapport 'Betuweroute en het milieu' wordt daarnaast onderzocht of er een verschil in uitstoot is bij het gebruik van elektrische en dieseltractie in het jaar 2010. Voor elektrische tractie wordt veronderstelddat het opwekkingsrendement tot 2010 nog zo'n 10-15% zal stijgen en de NO, en SO, emissies met enkele tientallen procenten dalen. Voor dieseltractie wordt veronderstelddat het rendement 5% hoger zal
Hoofdrapportdeel B: Achtergronden
10 Evaluatie
TrajectnoWMER VERA
Deel A 'Hoofdlijnen'
I
Hoofdstuk 1: Inielding
1
I
Vergeiijking van altematieven
l
Deel B 'Achtergronden'
Maatgevende kenmerken
Hoofdstuk 5: Alternatiefontwikkeling
u Hoofdstuk L: Bahrijving huidige situatie en autonome ontwikkeling
Hoofdstuk 2: Probkern- en doclstdling Hoofdstuk 3: Beschouwde alternatieven en varianten
I
I
l Trillingen
Achtergronden eííectbeschrijving
u Externe Veiligheid
m
Genomen en nog te nemen
Natuur
Hoofdstuk 9: Leemten in kennis
Deel A l
L==-! I
Landbouw
Aandachtsgebieden
Ruimtelijke functies
10.1 Inleiding
2
In deze paragraaf is een eerste aanzet gegeven voor het op-
I
Toetslng van voorspelde effecten aan daadwerkelijk optredende effecten
stellen van een evaluatie-programma. Het evaluatie-
De daadwerkelijk optredende effecten kunnen anders blij-
programma zal in een later stadium door het bevoegd gezag
ken te zijn dan in de TrajectnoWMER beschreven, bijvoor-
worden opgesteld en heeft een drieledig doel:
beeld doordat: - voor de effectbepaling niet altijd gebruik is gemaakt van
l voortgaande studle naar leemten In kennis
-
modelleringsberekeningen; de gehanteerde voorspellingsmethodiekentekort blijken
in kennis en informatienaar voren gekomen. Het effect van
-
te schieten; bepaalde effecten niet werden voorzien;
deze leemten op de kwaliteitvan de besluitvormingwordt
-
elders onvoorziene, maar invloedrijkeontwikkelingen
Bij de beschrijvingvan de bestaande situatie, de autonome ontwikkelingen de optredende effecten is een aantal leemten
(zeer) klein geacht. Deze leemten in kennis zijn met name te
hebben plaatsgevonden.
wijten aan het ontbreken van juiste of voldoende gegevens,
Het evaluatieprogrammastrekt mede ten doel om de in deze
respectievelijk aan het ontbreken van de juiste voorspellings-
nota weergegeven voorspellingen te toetsen aan de daad-
en onderzoeksmethoden. Desalniettemin is het belangrijk dat
werkelijk optredende effecten. Een voorbeeld hiervan is een
de gegevens die in de toekomst beschikbaar komen, worden
evaluatie van de prognosesdoor het monitoren van de groei
gebruikt om de effectente evalueren en op basis daarvan
van het goederentransportover de corridor. Op basis van de
eventuele aanvullende maatregelente nemen.
hieruit te verkrijgen inzichten kan niet alleen meer zekerheid
-
Trajectnota/MER Verbinding Roosendaal Antwerpen
10 Evaluatie
ontstaan over in de verdere toekomst optredende effecten
kunnen worden. In het evaluatieprogrammazal aan de be-
op bijvoorbeeld het gebied van externe veiligheid en geluid,
langrijkste effecten extra aandacht moeten worden besteed.
maar kunnen bovendien de gehanteerde voorspellingsme-
Het betreft de volgende aspecten:
thoden verder worden verfijnd en worden toegepast in toe-
-
geluid;
-
omgevingskwaliteit.
komstige vergelijkbare projecten. 3
externe veiligheid;
Monitoring effectiviteit van mltigerende en compenserende maatregelen
Het verdient aanbeveling om in het kader van het evaluatieHet evaluatieprogrammaheeft ook tot doel om de nood-
programma aandacht te besteden aan een goede onderlinge
zaak te bepalen tot aanvullende mitigerende en compense-
afstemmingen colirdinatie van de door de verschillende par-
rende maatregelen op basis van het verkregen inzicht in de
tijen te nemen maatregelenin het studiegebied. Nadat be-
betrouwbaarheid van de gedane effectvoorspellingen. In
sluitvorming heeft plaatsgevondenzal het evaluatieprogram-
een later stadium zal ook de effectiviteit van deze aanvullen-
ma nader worden uitgewerkt. De te onderzoekeneffecten, te
de mitigerende en compenserendemaatregelen wederom
hanteren onderzoeksmethoden,het te volgen tijdpad en de
getoetst moeten worden.
wijze van verslaglegging zullen nader worden gedetailleerd. In het definitieve evaluatie-programma, welke in het kader van
In tabel 10.1 is een aanzet gegeven voor het evaluatiepro-
het Trac&esluit zal worden opgesteld, zal per milieu-effect
gramma. Hierbij is aangegeven op welke wijze de optreden-
moeten worden vastgelegdwie het benodigde onderzoek uit-
de effecten voor de onderscheidende effecten geevalueerd
voert en wie voor de uitvoeringverantwoordelijkis.
........................... ......................... ...................................... ............................ Geluid
Ondenak naar het aanbrengen van aanvuiknde geluidwerende vooizkningen
Verhoging geluidbelasting en toename geluidbelast gebied, invloedbronbdeid
Bmkcnmv~ d u i d niveaus op gwoeUge bestemmingen
N1.5
Externeveiligheid
Kwetsban bestemmingen binnen de IR lOa rkkocontour
Monitorenp ivan gevaadijke stoffen, ongevalsfrrquentiemeten en contour bepakn
N,1,2,3.5
Landschap
Belnvkeding landschappelijke kwaliteit toename visuele hinder
ecschrijving door hndsdiapsarchitcctcn
N,l
Archeologische waarden
Veidonderzoek (AAI)
N
BeK&mingsmaabcgelen
Biotooprlies
Kartenn en wpardenn van íbra en fauna
N.1,3,5
Extra b&mmaatregeien, kmibeheer
MonitorenspoorbcmKn
1,3,5
........................... ......................... ................................................................... Ruimtelijkescheidingvan , kwetsbare locatie, adquate rampenbesbijding. beperken ~ ~ ~ o e r s s t r ogevsulijke om stoffen
......................... ................................................................... Landschappelijkeinpassing op basis van inpassingsvbleMRA
......................... ...................................................................
......................... ......................... ................................................................... Natuur
......................... ................................................................... Natuurontwikkeling
.........................
en -sloten
O p t i n u l i m bdmr ai naar gelang ontstane Motoop
Toename verstoringfauna door geluid
......................... ...................................................................
Toename banikcwerking fauna
M0nrn-i~
w-
N,1,2,3,5
Extra khmmratregeien of aankg aanvuilendeeco-
......................... ................................................................... Inspecteren bebouwing N,1 Bexhermlngunaatnpeien I .................................................... .................................................................. Bodem
Waterhuishouding
Verandering waberpdkn
Meten pdkn grond- en
oppervlaktewaw N 1.2,3,5
nulmeting, vlak voor de aankgfase (ter verkrijging van nfemntiewsardcn)
aantal iann na beCindigingvan de aankrietiviteiim I w + p b & s h p i
Tabel 10.1 Aanzet evaluatieprogramma
Hoofdrapportdeel B: Achtergronden
N.1.5
Extra beheerunaatregelen
-I
Trajectnota verbinding J Roos~GG
i