TRAINING & OPLEIDING Opleidingen in de lift: + 25% in 2001 Training en opleiding (T&O) van werkzoekenden en werknemers is één van de kerntaken van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB). De trainingen en opleidingen worden gegeven in eigen centra van de VDAB, in erkende centra en in centra opgericht in samenwerking met derden. Daarnaast bestaan er ook nog trainingen en opleidingen onder de vorm van individuele opleidingen in bedrijven (IBO), deze worden hier niet behandeld, net als de nieuwe ontwikkelingen in het kader van ODL (open en afstandsleren) en Webleren. In onderstaand overzicht wordt nagegaan of de opleidingen bijdragen tot de tewerkstellingskansen van de opgeleiden. De opleidingen van werkzoekenden worden geëvalueerd aan de hand van de tewerkstelling 6 maanden na het beëindigen van de opleiding. In 2001 werden 68.472 opleidingen beëindigd door werkzoekenden, dit is een stijging van 25,4% ten opzichte van 2000 toen er 54.615 opleidingen aan werkzoekenden werden gegeven. In 1999 werden door werkzoekenden 45.327 opleidingen beëindigd. In tegenstelling tot 1999 konden alle opleidingen die in 2000 en 2001 beëindigd werden, weerhouden worden voor deze evaluatie. Er dient ook nog vermeld dat de cijfers het aantal opleidingen betreft en niet het aantal opgeleiden. Een werkzoekende kan meerdere, al of niet aansluitende, opleidingen volgen.
1
Evaluatiegegevens Na 6 maanden blijft een klein derde van de cursisten nog werkzoekende Van de cursisten die in 2001 een opleiding volgden is 50,2% aan het werk na 6 maanden (46,6% voltijds en 3,6% deeltijds). 17,7% volgt een vervolgopleiding. In 2000 was 57,7% aan het werk (53,8% voltijds en 3,9% deeltijds) en in 1999 60,0% (55,6% voltijds en 4,4% deeltijds). Door de krapper wordende arbeidsmarkt boden zich minder geschoolde werkzoekenden aan voor opleiding. Dit vroeg verhoogde inspanningen van de opleidingscentra. Het hoger aandeel cursisten dat een verder gezette opleiding volgt is hiervan een indicatie (in 2001 volgden 17,7% een vervolgopleiding en in 1999 was dit nog 12,7%). Het resultaat na 6 maanden werd hierdoor lichtjes negatief beïnvloed. Daarentegen nam het aantal opleidingen wel sterk toe: (+25%) t.o.v. vorig jaar. 32,1% van de cursisten die in 2001 een opleiding beëindigden zijn na 6 maanden nog werkzoekend. In 2000 waren dit er 27,7% en in 1999 27,4%. Het betreft hier absolute resultaten. De netto-effecten voor T&O versus een controlegroep kennen een 13 percentpunten hogere uitstroom.1 Opleidingsresultaten na 6 maanden, 1999-2001 70% 60%
55,6%
40% 30%
53,8% 46,5%
50% 27,7% 32,1% 27,4%
20%
12,7% 14,5%
17,7%
10%
4,4% 3,9% 3,6%
0% nog WZ
terug T&O 1999
2000
werk DT 2001
1 Topic Maandverslag Arbeidsmarkt Vlaanderen oktober 2001
2
werk VT
Evaluatiegegevens 2001 volgens kenmerken van de cursisten Het bestaan van een eventuele associatie2 tussen bepaalde kenmerken en het al of niet vinden van werk na het volgen van een beroepsopleiding wordt hierna onderzocht. 1. Geslacht Iets meer mannen dan vrouwen vinden werk na een opleiding Globaal beschouwd werden er in 2001 meer opleidingen gevolgd door vrouwen (56,2%) dan door mannelijke werkzoekenden (43,8%). In 2001 waren 32,1% van de werkzoekenden die een beroepsopleiding beëindigden, na 6 maanden nog werkzoekend; de vrouwen scoren hier met 32,4% iets slechter dan de mannelijke cursisten (31,9%). Ook in de twee vorige jaren stelden we deze verhouding vast. Opleidingsresultaten 2001 na 6 maanden, volgens geslacht 60%
51,6%
50% 40%
31,9%
49,1%
32,4%
30% 16,5%
20%
18,6%
10% 0% nog WZ
terug T&O mannen
werk
vrouwen
2 Het betreft bivariate associaties waarbij telkens de samenhang tussen 1 kenmerk en het al of niet vinden van werk na een beroepsopleiding wordt onderzocht. Deze aanpak is beschrijvend en laat bijvoorbeeld niet toe om de sterkte van de samenhang te vergelijken tussen de verschillende combinaties van kenmerken tewerkstelling.
3
2. Subsector In de subsector social profit is na 6 maanden nog slechts 1/5 werkzoekend De opleidingen worden ingedeeld in verschillende subsectoren. Voor enkele belangrijke subsectoren zoals metaal, bouw, automatisering, zwaar vervoer, social profit en de tertiaire sector werd een vergelijking gemaakt naar geslacht en percentage dat na 6 maand nog werkzoekend is. % nog werkzoekend na 6 maanden 2001, volgens subsector en geslacht 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
42,7% 38,2% 29,6%
33,6% 31,1%
31,0%
27,3%
27,5%
25,3%
24,3% 20,8% 20,5%
metaal
bouw
automatisering zwaar vervoer
mannen
tertiaire sector
social profit
vrouwen
Uitgezonderd de tertiaire sector, scoren de mannen bij alle weerhouden subsectoren beter dan het gemiddelde. Bij de vrouwen zijn de sterke sectoren metaal, zwaar vervoer, tertiaire sector en vooral social profit. Opmerkelijk is de slechte score bij de automatisering bij de vrouwen. Daartegenover scoort de sector social profit zeer goed, zelfs beter dan in 2000. Slechts 20,8% bij de mannen en 20,5% van de vrouwen is nog werkzoekend 6 maanden na het beëindigen van de opleiding.
4
3. Werkloosheidsduur Slechts 40% van de zeer langdurig werkzoekenden zijn nog werkzoekend 6 maanden na hun opleiding Het aantal werkzoekenden dat 6 maanden na het beëindigen van een beroepsopleiding nog werkzoekend is, is duidelijk gerelateerd tot de werkloosheidsduur: bij de kortdurige werkzoekenden vindt slechts 26,6% na 6 maanden geen baan, bij de werkzoekenden met een werkloosheidsduur tussen 1 en 5 jaar klimt dit aandeel tot 32,8%, om vervolgens te pieken op 39,3% bij de zeer langdurig werkzoekenden.
Opleidingsresultaten 2001 na 6 maanden, volgens werkloosheidsduur 60%
56,3% 50,6% 49,0%
50%
30%
45,1%
39,3%
40%
31,0% 32,8% 26,6% 17,1% 18,5% 18,2% 15,5%
20% 10% 0% nog WZ
terug T&O - 6m
6m - 1j
werk 1j - 5j
5j +
Uit de cijfers blijkt duidelijk dat de kans op werk kleiner wordt naarmate de werkloosheidsduur stijgt. Opvallend hierbij is dat het aandeel van het vinden van deeltijds werk toeneemt naargelang de werkloosheidsduur stijgt. Dit fenomeen doet zich vooral voor bij de vrouwen.
5
Ook langdurig werkzoekenden mannen en vrouwen vinden een job
% nog werkzoekend na 6 maanden 2001, volgens werkloosheidsduur en geslacht 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
40,5%
31,1% 26,0%
30,8%
33,0%
38,7%
32,7%
27,2%
- 6m
6m - 1j mannen
1j - 5j
5j +
vrouwen
Globaal kan men stellen dat de kans om werkzoekend te blijven na het volgen van een opleiding, zowel bij mannen als vrouwen stijgt met de duur van de werkloosheid. Het aandeel nog werkzoekend na 6 maanden is bij de vrouwen tot 1 jaar werkloos groter dan bij de mannen. In de groep met een werkloosheidsduur groter dan 1 jaar is de kans om werkloos te blijven na een opleiding iets lager en dus gunstiger bij de vrouwen.
6
4. Leeftijd Bijna de helft van de oudere werkzoekenden aan het werk Uit de cijfers uitgesplitst naar leeftijd blijkt een dalende kans op tewerkstelling naargelang de leeftijd stijgt, van 52,3% bij de -25 jarigen tot 48,7% voor de +40 jarigen. Opvallend is wel dat het aandeel van de tewerkstelling in de vorm van deeltijds werk groter is bij de leeftijdsgroep van 30 tot 40 jaar.
Opleidingsresultaten 2001 na 6 maanden, volgens leeftijd 60%
52,3%
50% 40%
30,7% 29,5% 32,6%
51,4%
48,8% 48,7%
35,1%
30% 17,0%
20%
19,1% 18,6%
16,2%
10% 0% nog WZ
terug T&O - 25j
25j -30j
30j -40j
werk 40j en +
7
-30 jarige mannen blijven het minst in de werkloosheid % nog werkzoekend na 6 maanden 2001, volgens leeftijd en geslacht 40% 35% 30%
32,7% 32,6%
30,4% 31,1%
29,4% 29,5%
- 25j
25j -30j
34,7% 35,4%
25% 20% 15% 10% 5% 0%
mannen
30j -40j
40j en +
vrouwen
De leeftijdsklasse 25 tot 30 jaar heeft minder kans om werkzoekend te blijven, op de voet gevolgd door de -25 jarigen,verklaring is evenwel de grotere participatie aan een vervolgopleiding. De verschillen tussen de geslachten m.b.t. het restpercentage zijn miniem.
8
5. Studieniveau Opleiding helpt meer dan 50% van de lager geschoolden aan een job Globaal gezien is de kans op een job, 6 maanden na het beëindigen van een opleiding, het grootst voor personen met een universitaire opleiding (59,7%), gevolgd door afgestudeerden hoger onderwijs tweede graad (55,8%). Opleidingsresultaten 2001 na 6 maanden, volgens studieniveau
50,2% 45,8% 50,5% 47,5% 51,3% 51,6% 53,0% 54,4% 55,8% 59,7% 53,5%
80% 70%
40% 30% 20%
13,4% 20,1% 19,0% 14,6% 19,4% 20,3% 18,0% 16,9% 18,8% 14,3% 16,8%
50%
36,4% 34,1% 30,5% 37,8% 29,4% 28,1% 29,0% 28,7% 25,5% 25,9% 29,7%
60%
10% 0% nog WZ L.O.
L.S.
terug T&O L.S.T.
L.S.B.
H.S.
H.S. T .
H.S.B.
werk HO1C
HO2C
UNIV
Middenst
Globaal stellen we een stijging van de tewerkstellingsresultaten vast naarmate het studieniveau toeneemt. Opvallend is het positieve resultaat van het lager onderwijs dat een betere score haalt dan het algemeen lager secundair en het lager secundair beroeps. Middenstandsonderwijs, hoger secundair beroeps en hoger eerste graad leveren ook relatief goede tewerkstellingsresultaten. Afgestudeerden van het hoger onderwijs van de tweede graad hebben de minste kans om nog werkloos te blijven 6 maanden na het beëindigen van de opleiding (25,5%).
9
27,8% 31,5%
HO1C
30,7% 22,6%
H.S.B.
26,0% 24,9%
H.S.T.
28,8% 28,6%
28,7% 27,7%
H.S.
27,1% 29,7%
32,0% 27,4%
L.S.
38,0% 37,7%
L.O.
30%
29,1% 32,1%
40%
33,3% 34,6%
50%
34,3% 38,7%
Opleidingsresultaten 2001 na 6 maanden, volgens studieniveau en geslacht
HO2C
UNIV
M iddenst
20% 10% 0%
L.S.T.
L.S.B.
mannen
vrouwen
Bij de vergelijking per geslacht, valt op dat de mannen met een lager scholingsniveau via een bijscholing meer kansen op de arbeidsmarkt hebben. Universitair geschoolde vrouwen hebben na een aanvullende opleiding de beste tewerkstellingskansen.
10
6. Nationaliteit en etniciteit Meer dan 40% van de allochtone werkzoekenden vinden werk na een opleiding, meer dan 1/5 volgt een bijkomende opleiding Uit de volgende cijfers blijkt duidelijk dat er een verband bestaat tussen de nationaliteit en etniciteit van een cursist en het nog werkzoekend zijn, 6 maanden na het beëindigen van een opleiding. Van de Belgen blijft slechts 30,7% na het volgen van een opleiding, nog werkzoekend. Voor de andere EU-inwoners bedraagt dit 37,7%. Maar ook de niet EU-inwoners blijven slechts voor 37,1% werkloos, 6 maanden na het volgen van een beroepsopleiding.
Opleidingsresultaten 2001 na 6 maanden, volgens nationaliteit en etniciteit 60% 50% 40% 30%
52,3% 45,9% 43,6% 40,9%
37,7% 40,1% 37,1% 30,7% 22,0% 17,1% 16,4% 16,3%
20% 10% 0% nog WZ nationaliteit Belgen
terug T&O nationaliteit andere EU
nationaliteit niet EU
werk etniciteit genat. MR en TR
Opvallend is hier wel bij de niet EU-inwoners, het hogere aandeel dat een andere bijkomende opleiding volgt, na voornamelijk taalopleidingen. De tot Belg genaturaliseerde Marokkanen en Turken3 hebben eveneens goede tewerkstellingskansen na het volgen van een opleiding. Los van het aandeel dat een verdere opleiding volgt stelt men vast dat 52% van deze laatste groep werk vind 6 maanden na de opleiding, namelijk 43,6% t.o.v. 83,7% (nog werkzoekend + werkend). 3 Cijfers gebaseerd op een door de VDAB ontwikkeld programma dat op basis van de naam, tot Belg genaturaliseerde Marokkanen en Turken detecteert. Dit programma kan niet gebruikt worden voor andere genaturaliseerde groepen.
11
% nog werkzoekend na 6 maanden 2001, volgens nationaliteit en etniciteit
50% 40% 30%
30,5% 30,9%
36,1%
38,8%
40,6% 34,5%
42,1%
38,5%
20% 10% 0% nationaliteit Belgen
nationaliteit andere EU
mannen
nationaliteit niet EU
etniciteit genat. MR en TR
vrouwen
Het is duidelijk dat de mannen voor alle categorieën, uitgezonderd de tot Belg genaturaliseerde Turken en Marokkanen, betere tewerkstellingskansen hebben dan vrouwen. Vrouwelijke ex-cursisten die tot Belg genaturaliseerd zijn hebben betere kansen op de arbeidsmarkt dan de niet genaturaliseerden.
12
Besluiten Positief is dat het aantal opleidingen met 1/4 toenam, maar t.o.v. 2000 daalde wel de kansen op tewerkstelling in 2001 van 57,7% naar 50,2%. Worden de verder gezette opleidingen buiten beschouwing gelaten is 61% aan het werk. Nagenoeg 1/5 volgt een vervolgopleiding. Deze cijfers moeten geïnterpreteerd worden in functie van volgende factoren: Ò Door de gunstige economische conjunctuur was het niveau van de instroom van kandidaten lager in 2001; Ò De trajectwerking veroorzaakte een sterke stijging van het aantal opleidingen. Personen die in andere omstandigheden niet zouden opteren voor een opleiding werden nu wél toegeleid (stijging van het aantal opleidingen met 25,4%); Ò In absolute aantalen steeg het aantal tewerkgestelden in 2001 t.o.v. 2000 met 2.801 eenheden hetzij met 8,9%; Ò Door de minder gunstige conjunctuur in een deel van de meetperiode (2002) werden de kansen op tewerkstelling gelimiteerd. De vaststelling dat van de cursisten die in 2001 een opleiding beëindigden slechts 32,1% na 6 maanden nog werkzoekend is (31,9% voor de mannen, 32,4% voor de vrouwen) onderstreept het belang en de rol van de beroepsopleiding van de VDAB. Verder stellen we volgende zaken vast: Ò Na 6 maanden is 50,2% van de ex-cursisten aan het werk; Ò Het aandeel dat een vervolgopleiding volgt stijgt tot bijna 20 %; Ò Mannen hebben een iets grotere kans op het vinden van een job dan vrouwen na het volgen van een beroepsopleiding. Vrouwen volgen meer bijkomende opleidingen; Ò 45% van de zeer langdurig werkzoekenden geraken via opleiding terug aan het werk na het volgen van een opleiding. 13
Ò De helft van de oudere werkzoekenden vindt werk na het volgen van een opleiding. De groep van de -30 jarige mannen vinden het vlugst een job. Het aandeel deeltijdse tewerkstelling stijgt naarmate men ouder is. Ò Waar vroeger de kansen op tewerkstelling na opleiding stegen naarmate men hoger geschoold was, stellen wij nu vast dat ook lager geschoolden zich eveneens goede tewerkstellingskansen creëren via een opleiding. Ò De nationaliteit en etniciteit van de cursisten heeft een invloed op de tewerkstellingsresultaten. Toch zijn de tewerkstellingsresultaten van de niet-Belgen hoopgevend. Het verwerven van de Belgische nationaliteit werkt eveneens positief. Het gegeven dat de verschillende doelgroepen door de opleidingen aangesproken worden en deze ook beëindigen met uitgesproken gunstige tewerkstellingsresultaten, onderlijnt het belang van het element opleiding binnen het traject van een werkzoekende.
14