Training OER voor gevorderden
Guan Schellekens Juriaan van Kan Schellekens en Van Kan training en advies
© Schellekens & Van Kan training en advies | 2014
-
november 2014
Programma
1. Introductie 2. Wettelijke achtergrond 3. Casusopdracht 4. Afsluiting
Introductievraag
Hoe kan het dat er onwenselijke regelingen in de OER worden opgenomen terwijl je er instemmingsrecht over hebt?
Mogelijke antwoorden Faculteitsraad of opleidingscommissie is niet daadkrachtig genoeg Vergadertrucjes faculteitsbestuur (opgelegd van hogeraf!) Verschil in opvatting met de onderdeelcommissie
Initiatiefrecht faculteitsbestuur Uitwisseling met voordelige regelingen Taalgebruik OER
Wettelijke achtergrond
Organogram
college van bestuur
UGV
FGV’s
OLC’s
decaan faculteit
opleiding 1
opleiding 2
decaan faculteit
opleiding n
op
Relevante reglementen Formele rechten en plichten Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) (Structuurregeling) Bestuurs- en beheersreglement Faculteitsreglement UGV-FGV reglement Model onderwijs- en examenreglement (Model OER)
Daarnaast van belang USR en FSR reglement Regels en Richtlijnen examencommissie
Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek De OER is onderdeel van het studentenstatuut en wordt aan iedere student uitgereikt (Art. 7.59) In de OER worden de procedures en rechten en plichten vastgesteld met betrekking tot tentamens en examens (Art. 7.13) De decaan is belast met het vaststellen van de OER (Art. 9.15) De OLC brengt advies uit over de OER (Art. 9.18) De FGV heeft instemmingsrecht op een gedeelte van de OER (Art. 9.38 juncto Art. 7.13) Bijzondere universiteiten kunnen onder omstandigheden van de WHW afwijken (Art. 9.51)
Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Structuurregeling Radboud De OER is onderdeel van hetUniversiteit studentenstatuut en wordt aan iedere student uitgereikt (Art. 7.59) DeOER decaan stelt de de procedures OER vast alsmede regels tot regelmatige Inde worden en rechten en plichten beoordeling vastgesteld met betrekking tot tentamens en examens (Art. 7.13) Het UGV-FGV reglement wordt vastgesteld door het CvB met Art 7.14? van de UGV De instemming decaan is belast met het vaststellen van de OER (Art. 9.15) De OLC adviseert de OER en de toepassing van de OER De OLC brengt adviesover uit over de OER (Art. 9.18) De FGV heeft instemmingsrecht op een gedeelte van de OER (Art. 9.38 juncto Art. 7.13) Bijzondere universiteiten kunnen onder omstandigheden van de WHW afwijken (Art. 9.51)
Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Structuurregeling Radboud De OER is onderdeel van hetUniversiteit studentenstatuut en wordt aan iedere student uitgereikt (Art. 7.59) Bestuursen beheersreglement DeOER decaan stelt de de procedures OER vast alsmede regels tot regelmatige Inde worden en rechten en plichten beoordeling vastgesteld met betrekking tot tentamensdat en er examens (Art. is 7.13) In de OER wordt ook opgenomen vrije ruimte en een Het UGV-FGV reglement wordt vastgesteld door het CvB met Art 7.14? filosofisch vak instemming van UGV De decaan is belastde met het vaststellen van de OER (Art. 9.15) De OLC adviseert de OER en de toepassing van de OER De OLC brengt adviesover uit over de OER (Art. 9.18) De FGV heeft instemmingsrecht op een gedeelte van de OER (Art. 9.38 juncto Art. 7.13) Bijzondere universiteiten kunnen onder omstandigheden van de WHW afwijken (Art. 9.51)
Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Structuurregeling Radboud De OER is onderdeel van hetUniversiteit studentenstatuut en wordt aan iedere student uitgereikt (Art. 7.59) Bestuursen beheersreglement DeOER decaan stelt de de procedures OER vast alsmede regels tot regelmatige Inde worden en rechten en plichten beoordeling Faculteitsreglement vastgesteld met betrekking tot tentamensdat en er examens (Art. is 7.13) In de OER wordt ook opgenomen vrije ruimte en een Het UGV-FGV reglement wordt vastgesteld door het CvB met Art 7.14? filosofisch vak instemming van UGV Het faculteitsbestuur stelt de OER van vast de en OER de beoordeling De decaan is belastde met het vaststellen (Art. 9.15) De OLC adviseert over de OER en de toepassing van de OER Samenstelling OLC De OLC brengt advies uit over de OER (Art. 9.18) De FGV heeft instemmingsrecht op een gedeelte van de OER (Art. 9.38 juncto Art. 7.13) Bijzondere universiteiten kunnen onder omstandigheden van de WHW afwijken (Art. 9.51)
Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Structuurregeling Radboud De OER is onderdeel van hetUniversiteit studentenstatuut en wordt aan iedere student uitgereikt (Art. 7.59) Bestuursen beheersreglement DeOER decaan stelt de de procedures OER vast alsmede regels tot regelmatige Inde worden en rechten en plichten beoordeling Faculteitsreglement vastgesteld met betrekking tot tentamensdat en er examens (Art. is 7.13) In de OER wordt ook opgenomen vrije ruimte en een Het UGV-FGV reglement wordt vastgesteld door het CvB met UGV-FGV Art 7.14? reglement filosofisch vak instemming van UGV Het faculteitsbestuur stelt de OER van vast de en OER de beoordeling De decaan is belastde met het vaststellen (Art. 9.15) De OLC adviseert over de OER en toepassing van de OER Samenstelling OLC De De OLC brengt advies uit over de op OER (Art. 9.18) FGV heeft instemmingsrecht dede OER. NB dit is zonder voorbehoud, De FGV heeft instemmingsrecht op een gedeelte van de OER (Art. dwz op de gehele OER! 9.38 zittende juncto Art. 7.13) De leden van de FSR hebben gezamenlijk 4/10 van de stemmen Bijzondere kunnen onder omstandigheden van de in universiteiten de FGV. WHW afwijken (Art. 9.51)
NB: instemmingsrecht hele OER of instemmingsrecht wijzigingen t.o.v. vorig jaar?
Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Structuurregeling Radboud De OER is onderdeel van hetUniversiteit studentenstatuut en wordt aan iedere student uitgereikt (Art. 7.59) Bestuursen beheersreglement DeOER decaan stelt de de procedures OER vast alsmede regels tot regelmatige Inde worden en rechten en plichten beoordeling Faculteitsreglement vastgesteld met betrekking tot tentamensdat en er examens (Art. is 7.13) In de OER wordt ook opgenomen vrije ruimte en een Het UGV-FGV reglement wordt vastgesteld door het CvB met UGV-FGV Art 7.14? reglement filosofisch vak instemming van UGV Het faculteitsbestuur stelt de OER van vast de en OER de beoordeling De decaan is belastde met het vaststellen (Art. 9.15) Model-OER De OLC adviseert over de OER endede toepassing van de OER Samenstelling OLC De OLC brengt advies uit over de op OER (Art. 9.18) De FGV heeft instemmingsrecht OER. NB dit is zonder De FGV heeft instemmingsrecht op een gedeelte van de OER (Art. voorbehoud, dwz op de gehele OER! Opmerkingen 9.38 juncto Art. 7.13) De zittende leden van deisFSR De Model-OER in Nijmegen niet hebben centraalgezamenlijk vastgesteld 4/10 van de Bijzondere universiteiten kunnen onder omstandigheden van de stemmen in de FGV. Op de bepalingen in de Model-OER gelden onverminderd de WHW afwijken (Art. 9.51) rechten en plichten van de FSR en OLC.
college van bestuur
UGV
FGV’s
OLC’s
decaan faculteit
decaan faculteit
opleiding 1
opleiding 2
opleiding n
Examencom missie
Examencom missie
Examencom missie
op
De examencommissie Sinds de wet versterking besturing is de examencommissie grotendeels onafhankelijk van bestuurlijke invloed! De examencommissie toets of een student voldoet aan de eisen omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van de OER (Art. 7.12 WHW)
Het CvB benoemt de leden van de examencommissie. (Art 7.12a WHW) De examencommissie heeft tot taak het borgen van de kwaliteit (Art 7.12b WHW)
Regels en richtlijnen worden vastgesteld binnen het kader van de OER (Art 7.12b WHW) Daarnaast: vrijstellingen, graden enz.
Casusopdracht
Casus 1 – Frauderegeling (I) Bron: OER bacheloropleiding sociologie 2011-2012 Artikel 5.6 Regels en richtlijnen examencommissie De examencommissie stelt regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens en met betrekking tot de in dat verband te nemen maatregelen.
Casus 1 – Frauderegeling (II) Bron: OER bachelor managementwetenschappen 2011-2012 Artikel 6.5 – Fraude 1. Onder fraude wordt verstaan elk moedwillig handelen of nalaten van een student dat het vormen van een juist oordeel omtrent zijn of haar kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt en elk moedwillig handelen of nalaten van een student dat het vormen van een juist oordeel omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van een medestudent geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt. 2. Bij het vermoeden van fraude stelt de examinator/surveillant de examencommissie hiervan onverwijld op de hoogte. 3. De examencommissie kan de examinator/surveillant en de student horen voordat wordt vastgesteld dat er inderdaad fraude heeft plaatsgevonden, en moet dat in ieder geval doen indien één van hen daarom verzoekt. 4. De examencommissie stelt vast of er werkelijk fraude is gepleegd. 5. De uitslag van tentamens waarbij door de examencommissie fraude is vastgesteld is ongeldig. 6. De examencommissie zorgt ervoor dat vastgestelde fraude wordt vastgelegd in het dossier van de betrokken student. 7. De student van wie is vastgesteld dat hij of zij fraude heeft gepleegd, kan door de examencommissie van zijn of haar opleiding voor ten hoogste één jaar van tentamens en examens in de Faculteit worden uitgesloten. Bij ernstige fraude kan het instellingsbestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving voor de opleiding van de betrokkene definitief beëindigen. 8. Van een student van wie de examencommissie van de desbetreffende opleiding heeft vastgesteld dat deze fraude heeft gepleegd, komen de nog te behalen examens van de opleiding niet in aanmerking voor een judicium.
Casus 1 – Frauderegeling (III) Bron: OER bacheloropleiding rechten 2011-2012 Universiteit Utrecht art. 5.13 – fraude en plagiaat 1. Onder fraude en plagiaat wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt. Onder fraude valt onder meer:
zonder aanhalingstekens en verwijzing; het parafraseren van bovengenoemde teksten zonder verwijzing. Een parafrase mag nooit bestaan uit louter vervangen van enkele woorden door synoniemen; het overnemen van beeld-, geluids- of testmateriaal van anderen zonder verwijzing en zodoende laten doorgaan voor eigen werk;
sancties conform het bepaalde in het vierde lid mede, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens. 4. Fraude en plagiaat wordt door de examencommissie als volgt bestraft: a. In ieder geval: ongeldig verklaren van het ingeleverde werkstuk of tentamen
tijdens het tentamen spieken. Degene die gelegenheid biedt tot het overnemen van werk van andere studenten en dit laten spieken is medeplichtig aan fraude; doorgaan voor eigen werk. Indien dit gebeurt met toestemming van de andere student is de laatste medeplichtig aan plagiaat; tijdens het tentamen in het bezit te zijn van hulpmiddelen (voorgeprogrammeerde rekenmachine, mobiele telefoon, ook wanneer in een gezamenlijk werkstuk door een van de boeken, syllabi, aantekeningen etc.), waarvan de raadpleging auteurs plagiaat wordt gepleegd, zijn de andere auteurs niet uitdrukkelijk is toegestaan; medeplichtig aan plagiaat, indien zij hadden kunnen of moeten weten dat de ander plagiaat pleegde; door anderen laten maken van (delen van) een studieopdracht; het indienen van werkstukken die verworven zijn van een zich voor de datum of het tijdstip waarop het tentamen zal commerciële instelling (zoals een internetsite met uittreksels of plaatsvinden, in het bezit te stellen van de vragen of opgaven papers) of die tegen betaling door iemand anders zijn van het desbetreffende tentamen; geschreven fingeren van enquête- of interviewantwoorden of onderzoekgegevens; Van plagiaat is sprake bij het in een scriptie of ander werkstuk gegevens of tekstgedeelten van anderen overnemen zonder bronvermelding. Onder plagiaat valt onder meer:
2. a. Wanneer fraude wordt geconstateerd of vermoed, deelt de examinator dit schriftelijk mee aan de examencommissie. b. Wanneer de examinator plagiaat constateert of vermoedt:
deelt hij dit schriftelijk mee aan de student; het knippen en plakken van tekst van digitale bronnen zoals encyclopedieën of digitale tijdschriften zonder aanhalingstekens stelt hij de student in de gelegenheid schriftelijk daarop te en verwijzing; reageren;
berisping, die aangetekend wordt in OSIRIS. b. En eventueel voorts, afhankelijk van aard en omvang van de fraude of plagiaat, en van de studiefase van de examinandus, één of meer van de volgende sancties: verwijderen uit de cursus het niet meer in aanmerking komen voor een positief judicium (cum laude) als bedoeld in art.6.2 uitsluiting van deelname aan tentamens of andere vormen van toetsing die behoren bij het betreffende onderwijsonderdeel voor het lopende academisch jaar, dan wel voor een periode van 12 maanden volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens of andere vormen van toetsing voor een periode van 12 maanden. c. Indien de student reeds eerder een berisping heeft gekregen:
volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens of andere vormen van toetsing voor een periode van 12 maanden. het knippen en plakken van teksten van het internet zonder stuurt hij daarna de schriftelijke stukken en bevindingen naar de d. aanhalingstekens en verwijzing; examencommissie. Bij zeer ernstige en/of herhaalde fraude kan de c. De examencommissie stelt de examinandus in de examencommissie het college van bestuur voorstellen de het overnemen van gedrukt materiaal zoals boeken, tijdschriften gelegenheid te worden gehoord. inschrijving voor de opleiding van de betrokkene definitief te of encyclopedieën zonder aanhalingstekens of verwijzing; 3. beëindigen. De examencommissie stelt vast of er sprake is van fraude of het opnemen van een vertaling van bovengenoemde teksten plagiaat en deelt de examinandus schriftelijk haar besluit en de
Casus 2 – Harde Knip (I) Bron: OER masteropleiding sociologie 2011-2012 2. Een student die het bachelordiploma nog niet heeft behaald, kan desalniettemin door de examencommissie worden toegelaten tot het onderwijs van de aansluitende masteropleiding als bedoeld in artikel 7.30a van de WHW. 3. De student bedoeld in het tweede lid mag pas deelnemen aan tentamens van de masteropleiding indien de bachelorthesis is afgerond en ten minste 162 EC van de opleiding zijn behaald. 4. De student bedoeld in het tweede lid mag pas beginnen aan de masterthesis wanneer het bachelordiploma is behaald.
Casus 2 – Harde Knip (II) Bron: OER masteropleiding rechtsgeleerdheid 2011-2012 UU art. 2.1 – toelatingseisen opleiding Lid 1 van dit artikel geldt niet voor de opleiding Criminologie; zie daarvoor art. 2.5. 1. Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands bachelor of doctoraal diploma van wetenschappelijk onderwijs op het terrein van het recht, die aantoont te beschikken over de volgende kennis, inzicht en vaardigheden: a. heeft kennis van en inzicht in de grondslagen, de beginselen, het systeem, de samenhang en de ontwikkeling van het recht alsmede de rechtswetenschappelijke methoden; b. heeft kennis van en inzicht in de kerngebieden van het recht, te weten: privaatrecht, strafrecht, staats- en bestuursrecht en internationaal en Europees recht; c. heeft kennis van en inzicht in de internationale en nationale maatschappelijke context waarin het recht functioneert; d. is in staat bestaande wetenschappelijke kennis te vergaren, deze op waarde te schatten en zich deze eigen te maken, ongeacht of de bronnen van deze kennis in het Nederlands of in het Engels zijn gesteld; e. kan regelgeving analyseren en toepassen in concrete gevallen, juridische casus oplossen en rechtspraak analyseren en toepassen; f. kan een juridische argumentatie opbouwen en een juridisch oordeel vormen; g. kan een wetenschappelijk onderzoek uitvoeren en kan daartoe een probleemstelling formuleren en een onderzoek voorbereiden; h. kan zowel schriftelijk als mondeling voldoende helder presenteren en kan in het Engels over zijn vakgebied communiceren; i. kan een schriftelijk of mondeling betoog van een ander kritisch analyseren en waarderen; j. kan op kritische wijze reflecteren op eigen handelen; k. is in staat om kennis, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten; l. heeft een attitude gericht op de wetenschappelijke beroepsuitoefening en gericht op levenslang leren. 2. De specificieke toelatingseisen voor de verschillende masteropleidingen zijn opgenomen in bijlage 1. Voor het komend academisch jaar gelden de in deze OER geformuleerde toelatingseisen1. 3. Indien er sprake is van een deficiëntie in de vooropleiding kan de toelatingscommissie van de desbetreffende masteropleiding bepalen dat deze bachelorcursus gevolgd moet worden als onderdeel van de Master. Deze deficiëntieregeling is alleen van toepassing indien het bachelorexamen rechtsgeleerdheid is behaald, maar er één cursus ontbreekt die geldt als toelatingseis om te worden toegelaten tot de desbetreffende masteropleiding.
Casus 3 – Tentamenvolgorde (I) Bron : OER bachelor sociologie – theorieconstructie: sociale ongelijkheid; Artikel 11.1 Volgorde van tentamens – statistiek b: toetsende statistiek; 1. Onder voorwaarde dat tenminste 42 EC van het – grootschalig veldonderzoek; propedeutisch examen zijn behaald, mag de student in zijn – onderzoeksontwerpen; tweede studiejaar de onderdelen van het tweede cursusjaar – regressie analyse; en de vrije keuze – meetmodellen; onderdelen/minor van de postpropedeutische fase – theorie en onderzoek: leerproject 2: criminaliteit; gaan behalen. Per cursus of groep cursussen van het – theorie en onderzoek: leefstijlen: seksualiteit, cultuur en tweede cursusjaar zal voldaan moeten zijn aan nader te media; bepalen onderdelen van het c. de onderdelen: propedeutisch examen. – grootschalig veldonderzoek; 2. Ten aanzien van de volgorde van de postpropedeutische – onderzoeksontwerpen; onderdelen geldt: – regressie analyse; a. de onderdelen uit het tweede en derde bachelorjaar pas – meetmodellen; kunnen worden gevolgd en getoetst nadat zijn behaald: kunnen pas worden gevolgd en getoetst nadat statistiek b: – hoofdvragen van de sociologie; toetsende statistiek behaald is; – sociologische vraagstukken; d. het onderdeel leerstage sociologie kan pas worden – methoden van onderzoek a; gevolgd en getoetst nadat behaald zijn: – statistiek a: beschrijvende statistiek; – alle onderdelen van de propedeuse; – leerproject 1: de sociale kaart van Nijmegen; – leerproject 2: criminaliteit; b. de onderdelen: – leefstijlen: seksualiteit, cultuur en media; – theorie en onderzoek: vergelijkend onderzoek naar religie; – statistiek B: toetsende statistiek; – theorie en onderzoek: weerstand tegen minderheden; – grootschalig veldonderzoek; kunnen pas gevolgd en getoetst worden nadat behaald zijn: – onderzoeksontwerpen; – theorieconstructie: hedendaagse sociologische theorieën; – regressie analyse; – theorieconstructie: sociaal kapitaal; – meetmodellen.
Casus 3 – Tentamenvolgorde (II) Bron: OER bachelor bestuurskunde Artikel 3.1 – Het bachelorprogramma De bacheloropleiding omvat de volgende cursussen: Semester 1.1 Inleiding bestuurskunde
Enz….
Casus 4 – Toelatingseisen (I) Bron: WHW september 2012 1.Voor de inschrijving voor een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs die in relatie tot een bacheloropleiding is aangewezen op grond van artikel 7.13, derde lid, geldt als toelatingseis dat aan betrokkene een graad als bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid, is verleend, van de desbetreffende bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs aan dezelfde instelling. Indien op grond van de in de eerste volzin genoemde bepaling een afstudeerrichting is aangewezen, geldt in afwijking van de eerste volzin als toelatingseis voor een in die volzin bedoelde masteropleiding dat aan betrokkene een graad als bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid, is verleend die betrekking heeft op die afstudeerrichting. In afwijking van de eerste volzin kan het instellingsbestuur desgevraagd besluiten dat degene die voor een bacheloropleiding als bedoeld in die volzin is ingeschreven, toch wordt ingeschreven voor een masteropleiding als bedoeld in die volzin voor zover het achterwege laten van de inschrijving gelet op het belang dat de voorgaande volzinnen beogen te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Casus 4 – Toelatingseisen (II) Bron: WHW september 2012 1.Voor de inschrijving voor een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs die in relatie tot een bacheloropleiding is aangewezen op grond van artikel 7.13, derde lid, geldt als toelatingseis dat aan betrokkene een graad als bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid, is verleend, van de desbetreffende bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs aan dezelfde instelling. Indien op grond van de in de eerste volzin genoemde bepaling een afstudeerrichting is aangewezen, geldt in afwijking van de eerste volzin als toelatingseis voor een in die volzin bedoelde masteropleiding dat aan betrokkene een graad als bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid, is verleend die betrekking heeft op die afstudeerrichting. In afwijking van de eerste volzin kan het instellingsbestuur desgevraagd besluiten dat degene die voor een bacheloropleiding als bedoeld in die volzin is ingeschreven, toch wordt ingeschreven voor een masteropleiding als bedoeld in die volzin voor zover het achterwege laten van de inschrijving gelet op het belang dat de voorgaande volzinnen beogen te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Casus 4 – Toelatingseisen (III) Bron: WHW 2012 Artikel 7.30a. Toelatingseisen aansluitende masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs 1.Voor de inschrijving voor een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs die in relatie tot een bacheloropleiding is aangewezen op grond van artikel 7.13, derde lid, geldt als toelatingseis dat aan betrokkene een graad als bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid, is verleend, van de desbetreffende bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs aan dezelfde instelling. Indien op grond van de in de eerste volzin genoemde bepaling een afstudeerrichting is aangewezen, geldt in afwijking van de eerste volzin als toelatingseis voor een in die volzin bedoelde masteropleiding dat aan betrokkene een graad als bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid, is verleend die betrekking heeft op die afstudeerrichting. In afwijking van de eerste volzin kan het instellingsbestuur besluiten dat degene die voor een bacheloropleiding als bedoeld in die volzin is ingeschreven, toch wordt ingeschreven voor een masteropleiding als bedoeld in die volzin onder de voorwaarde dat is voldaan aan bij de onderwijs- en examenregeling van de desbetreffende masteropleiding te stellen eisen.
Casus 4 – Toelatingseisen (IV) Bron: wetsvoorstel Ruim Baan voor Talent In artikel 7.30a, eerste lid, derde volzin, wordt «besluiten» vervangen door «desgevraagd besluiten» en wordt «onder de voorwaarde dat is voldaan aan bij de onderwijs- en examenregeling van de desbetreffende masteropleiding te stellen eisen» vervangen door: voor zover het achterwege laten van de inschrijving gelet op het belang dat de voorgaande volzinnen beogen te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Take Home Messages • Lees nauwkeurig en vergelijk • Ken je rechten en plichten • Laat je niet overschreeuwen
• Wees voorbereid op vergadertrucjes • Bereid je extra voor op essentiële onderwerpen (zoals de Harde Knip)