Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers Implementatie van een methode
Colofon © mei 2012, Pharos Kennis- en adviescentrum migranten, vluchtelingen en gezondheid, GG&GD Utrecht, Ginkgo Zorgprojecten en Ortho consult. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door druk, fotokopie of microfilm of op een andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming. Dit project is mede mogelijk gemaakt door subsidie van het Ministerie van VWS.
Auteur: Joke C.M. van Wieringen Pharos
Projectgroep: Petra Welboren tot 1 november 2011; Gerard de Geus vanaf 1 november 2011 Jeannette Fregeres Lucia Tielen Petra Nijdam
GG&GD Utrecht GG&GD Utrecht in opdracht van GG&GD Utrecht Ginkgo Zorgprojecten Ortho Consult
Projectsecretariaat: Pharos Herenstraat 35 Postbus 13318 3507 LH Utrecht Telefoon 030 234 98 00 E-mail
[email protected] www.pharos.nl
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
2
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
4
2.
Doel
7
2.1.
Doelgroep ...................................................................................................... 7
2.2. Werkwijze ...................................................................................................... 7 2.2.1. Ontwikkelen van een cultuursensitieve training ............................................. 7 2.2.2. Presenteren van de handreiking aan VO en MBO scholen met .................... 8 aanbod voor adviesgesprek en/of training ..................................................... 8 2.2.3. Uitvoeren van de trainingen op scholen ........................................................ 8 2.2.4. Evalueren van de trainingen .......................................................................... 8 2.3. 2.3.1. 2.3.2. 2.3.3.
Resultaten ..................................................................................................... 9 Uitvoeren van de trainingen ......................................................................... 10 Evaluatie van de trainingen direct na afloop ................................................ 10 Evaluatie enkele maanden later................................................................... 11
3.
Conclusies en aanbevelingen
17
4.
Samenvatting
20
5.
Uitvoering
21
6.
Bronnen
22
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
3
1. Inleiding De laatste jaren is de aandacht voor jonge mantelzorgers gelukkig steeds groter geworden. Onder jonge mantelzorgers verstaan we kinderen en jongeren tot 24 jaar, die opgroeien met een zieke ouder, broer, zus of met een zieke opa of oma die in de directe omgeving van het gezin woont en die intensieve zorg nodig heeft. Er kan sprake zijn van een lichamelijke ziekte of handicap, een psychische ziekte of verslavingsproblematiek of van een verstandelijke beperking (Mezzo 2010). In 2007 hebben ruim 2011 leerlingen op het voortgezet onderwijs in Utrecht een vragenlijst ingevuld over gezondheid en ziekte. In totaal geeft bijna een kwart van de scholieren aan minstens één vader, moeder, broer of zus te hebben die ziek of verslaafd is. Naar schatting gaat het om tenminste 3500 leerlingen in het voortgezet onderwijs. 20% Van de onderzochte scholieren heeft één ziek of verslaafd familielid en 4% heeft meerdere zieke familieleden, samen komt dit op 24%. De grootste groep jonge mantelzorgers heeft een lichamelijk zieke of gehandicapte ouder (11%) of broer of zus (9%). Psychische ziekte is te vinden bij 4% van de ouders en 1% van de broers of zussen. Verslaving komt voor bij 4% van de ouders en 2% van de broers of zussen. Naar verwachting is vooral bij het noemen van psychische ziekten en verslaving van familieleden onderrapportage opgetreden. Het zijn vooral allochtone meisjes en meisjes op VMBO-TL, en scholieren die niet bij de eigen ouders wonen, die relatief vaker rapporteren een ziek/verslaafd familielid te hebben dan hun leeftijdgenoten (Carlier 2008). Een paar jaar later, in de periode 2008-2009 geeft zelfs meer dan een kwart van de leerlingen (26%) op het voortgezet onderwijs aan thuis te maken te hebben met één of meer familieleden met een langdurige (psychische) ziekte of verslaving. 17% Van de leerlingen meldt een chronisch zieke of verslaafde ouder te hebben. Van de leerlingen met een langdurig ziek gezinslid heeft meer dan de helft (52%) problemen met de ziekte of verslaving van dit gezinslid, meisjes significant vaker dan jongens (50 vs 39%) (Tak en Schreurs 2012). In de Utrechtse Jeugdmonitor (2009-2010) onder basisscholieren geeft iets meer dan een vijfde van deze leerlingen aan (21%) op te groeien in een gezin met een ouder, broer of zus die ernstig ziek of gehandicapt is, psychisch ziek is of een verslavingsprobleem heeft. Voor 15% van de basisschoolleerlingen geldt dat één van de ouders langdurig ziek of verslaafd is. Een kwart (25%) van de basisschoolleerlingen met een langdurig ziek gezinslid heeft hier problemen mee. Kinderen met een chronisch ziek of verslaafd gezinslid ervaren hun eigen gezondheid minder vaak als goed (82% versus 90%), hebben vaker een verhoogd risico op psychosociale problemen (18% versus 11%) en ervaren vaker dan andere kinderen één of meer problemen thuis (26% versus 17%) (Tak en Schreurs 2012). Kinderen die opgroeien met een ziek gezinslid kunnen uiteenlopende taken moeten vervullen, bovenop die van een gewoon kind. Het kan gaan om instrumentele zorg, zoals huishoudelijke hulp, lichamelijke zorg voor het zieke gezinslid, medische zorg (bijv. geven van medicatie of geven van injecties), begeleiding bij bezoeken buitenshuis, en regelen van zaken. Soms geven zij ook emotionele zorg aan de ouder, zorgen voor broertjes en zusjes, zijn gezelschap voor het zieke gezinslid of blijven thuis zodat er iemand aanwezig is. Het verlenen van mantelzorg kan een leerzame en waardevolle ervaring zijn en goed voor de persoonlijkheidsontwikkeling en het verantwoordelijkheidsgevoel. Kinderen die opgroeien met zorg zijn relatief vroeg zelfstandig en leren al vroeg allerlei praktische vaardigheden. Toch overheersen de negatieve gevolgen op korte en langere termijn, met name wanneer de zorglast te zwaar is voor het kind in relatie tot zijn leeftijd. Jonge mantelzorgers hebben meer
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
4
kans op opvoed- en opgroeiproblemen, op lichamelijke en emotionele klachten, als gevolg van overbelasting, en chronische stress door de situatie thuis. Ook hebben zij meer kans om sociaal geïsoleerd te raken doordat ze te weinig tijd hebben voor vrienden, sport en vrijetijdsactiviteiten. Als groep hebben jonge mantelzorgers meer dan gemiddeld te maken met internaliserende problemen, zoals depressief, teruggetrokken en angstig gedrag. Ze hebben dus veel verborgen zorgen. De zorgsituatie thuis heeft ook invloed op de schoolcarrière en leidt bijvoorbeeld tot verzuim en uitval, concentratieproblemen, onderprestatie en emotionele en sociale problemen in de omgang met volwassenen en leeftijdgenoten. De kern van de problematiek bestaat uit chronische stress en loyaliteitsconflicten als gevolg van de spanning tussen de taken en verantwoordelijkheden die ze thuis en op school hebben. Jonge mantelzorgers willen het liefst ‘gewoon’ naar school. Met persoonlijke aandacht en adequate begeleiding kan de school hen daarbij helpen. De gemeente Utrecht is vanuit de WMO verantwoordelijk voor het ondersteunen van jonge mantelzorgers. Zij lopen een verhoogd risico om overbelast te raken. Aandacht en steun kan gezondheidsklachten, psychosociale problemen en schooluitval voorkomen. De GG&GD Utrecht werkt samen met netwerkpartners, waaronder scholen, om jonge mantelzorgers te bereiken. Scholen doen al veel en goed werk in de begeleiding van leerlingen die kans hebben op overbelasting of die al problemen hebben door de zorgsituatie thuis. Om deze begeleiding op een nog hoger plan te tillen is in opdracht van de GG&GD Utrecht de handreiking Aandacht voor jonge mantelzorgers op vo en mbo gemaakt voor de begeleiding van overbelaste jongeren in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs (Tielen en van Schaik 2011). Deze handreiking is in samenwerking met VO en MBO scholen ontwikkeld. Deze handreiking bevat een visie en strategie, begeleidingsdoelen en specifieke beleidsmaatregelen en taakomschrijvingen voor optimale begeleiding van jonge mantelzorgers op het vo en het mbo. Tevens worden suggesties gedaan voor de invoering van de handreiking. De wenselijke manier om aandacht te besteden aan jonge mantelzorgers is samengevat in een stappenplan. Bij deze handreiking zijn hulpmiddelen beschikbaar, zoals een checklist voor het ontwikkelen en invoeren van deze methodiek en een Sociale kaart jonge mantelzorgers. In de strategie wordt gesteld dat begeleiding van jonge mantelzorgers op school bestaat uit een combinatie van vroegsignalering, verschillende vormen van preventie en toeleiding naar zorg. Vroegsignalering is het tijdig en actief opsporen van jonge mantelzorgers en het in kaart brengen van bijzonderheden in hun leefsituatie, zodat niet aan het toeval wordt overgelaten of signalen van ontregeling worden opgepikt. Voor een optimale begeleiding van jonge mantelzorgers is het nodig dat de school: • de thuissituatie in beeld heeft; • vroegtijdig signaleert; • positieve aandacht schenkt aan ziekte en zorg; • begeleiding ‘op maat’ biedt aan leerlingen met problemen of een groot risico daarop; • bij een zorgvraag samenwerkt met en toeleidt naar externe zorgverleners. Deze handreiking is begin 2011 verspreid binnen het werkgebied van de GG&GD Utrecht en is tevens geplaatst op de website: www.utrecht.nl/mantelzorg. Omdat alleen verspreiden van een handreiking doorgaans weinig effect heeft, heeft de GG&GD Utrecht een aanbod samengesteld voor ondersteuning bij de implementatie. Dit aanbod bestaat uit een adviesgesprek voor het management en de zorgcoördinatoren en een heel praktische
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
5
training voor mentoren en leerlingbegeleiders op de scholen. Deze training is specifiek gericht op het in gesprek gaan met leerlingen, waaronder migrantenjongeren, die overbelast zijn of dreigen te raken en met hun ouders: jonge mantelzorgers zijn niet alleen geholpen door steun en hulp aan henzelf, maar ook door ondersteuning van de ouders in hun rol als opvoeders. Gebleken is dat mentoren dit gesprek wel willen aangaan met leerlingen en ouders, maar vaak niet weten hoe.
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
6
2. Doel Het doel van het onderhavige project is het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van een cultuursensitieve training voor mentoren en leerlingbegeleiders, om het gesprek aan te gaan met jongeren die overbelast zijn of dreigen te raken en met hun ouders. Deze training is, te samen met een adviesgesprek voor management en interne zorg van de betrokken school, onderdeel van het implementatietraject van de handreiking ‘Aandacht voor jonge mantelzorgers op het VO en MBO’. In het evaluatieonderzoek staan de volgende vragen centraal: 1. Hoe beoordelen de mentoren/leerlingbegeleiders de training zelf: hebben ze er iets aan gehad, kunnen ze nu een gesprek aangaan met jongeren die overbelast zijn of dreigen te raken? 2. Is de zorgstructuur op de scholen voldoende ontwikkeld om jongeren die overbelast zijn of dreigen te raken in een vroegtijdig stadium te signaleren, met hen in gesprek te gaan, binnen school de nodige steun te verlenen en zo nodig door te verwijzen? 3. Hebben de mentoren voldoende mogelijkheden om een zinvol preventief vervolg te geven aan het gesprek met de jongeren, bijvoorbeeld door informatie te geven over het aanbod aan preventieve steun in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning, zoals lotgenotencontacten (is er in de gemeente een passend aanbod van steun en zorg voor deze jongeren?)?
2.1. Doelgroep De doelgroep van de training bestaat uit mentoren en leerlingbegeleiders op scholen voor VO en MBO. Uiteindelijk zijn het de jongeren op scholen voor voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs die overbelast dreigen te raken of zijn door een stressvolle thuissituatie (lichamelijke en psychische ziekte, handicap, verslaving, verstandelijke beperking van de ouders of andere familieleden) die de doelgroep vormen van het gehele project.
2.2. Werkwijze In het kader van het implementatietraject van de handreiking zijn de volgende stappen uitgevoerd: • ontwikkelen van een cultuursensitieve training; • presenteren van de handreiking aan ZorgAdviesTeams (ZAT’s) met aanbod voor adviesgesprek en/of training; • uitvoeren van training op scholen; • evalueren van trainingen.
2.2.1. Ontwikkelen van een cultuursensitieve training Door Ortho Consult is een training ontwikkeld die ingaat op de situatie van jonge mantelzorgers, vanuit de contextuele benadering. Aan de hand van beeldmateriaal en informatie wordt het begrip jonge mantelzorger verkend: wie zijn ze, hoe herken je ze. Hierbij kan ook eigen casuïstiek ingebracht worden. De training is gericht op het versterken van vaardigheden om (dreigend) overbelaste leerlingen te signaleren en met hen in gesprek te gaan over de thuissituatie. Deze communicatieve vaardigheden, zoals het luisteren vanuit een open houding, het ‘dom’ durven zijn, het doorvragen en het zich bewust zijn van het eigen referentiekader en een sensitiviteit voor cultuurgebonden dynamiek, komen overigens ook bij andere (zorg)leerlingen van pas. Daarnaast wordt inzicht gegeven in de loyaliteitsconflicten waarmee jonge mantelzorgers te maken kunnen hebben tussen de eisen
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
7
die vanuit school gesteld worden en die vanuit thuis. Door een discussie over de rol van de school en de interne zorgcoördinatie en mentoren, ontwikkelen deelnemers een eigen visie en trekken hieruit conclusies over de organisatie van de zorg op school. Een trainer van Pharos heeft geadviseerd over de cultuursensitiviteit van de training. De omvang van de training was aanpasbaar aan de wensen van de school en kon variëren van 1 tot 3 dagdelen. In het kader van dit pilotproject waren er voor de school geen kosten aan verbonden.
2.2.2. Presenteren van de handreiking aan VO en MBO scholen met aanbod voor adviesgesprek en/of training In het schooljaar 2011/2012 heeft de GG&GD Utrecht alle VO en MBO scholen in Utrecht benaderd om de handreiking onder de aandacht te brengen. Op een aantal (V)MBO scholen is uitgebreid geworven voor de training, Daarnaast is gekozen om de handreiking te presenteren in een overleg van het ZorgAdviesTeam (ZAT), waar ook de jeugdverpleegkundige van de GG&GD deel van uitmaakt. Deze jeugdverpleegkundige is als verbindende schakel met het ZAT betrokken bij de voorbereiding op de presentatie. Het doel van de presentatie is de school zich bewust te laten worden van de problematiek en de behoeften van jonge mantelzorgers, hen enthousiast te maken om deze groep leerlingen beter te gaan ondersteunen en hen te stimuleren om hierbij de handreiking te gaan gebruiken. Een vervolgtraject in de vorm van een adviesgesprek en/of training wordt actief onder de aandacht gebracht.
2.2.3. Uitvoeren van de trainingen op scholen Voordat de presentaties van de handreiking op de scholen van start ging was er reeds contact gelegd met twee scholen in Utrecht die mogelijk belangstelling hadden voor de training. Er zijn verschillende gesprekken gevoerd om uiteindelijk omvang en inhoud van de training af te stemmen op de wensen en mogelijkheden van deze twee scholen.
2.2.4. Evalueren van de trainingen Direct na de training hebben de deelnemers een kort evaluatieformulier ingevuld met vragen over hetgeen men geleerd heeft tijdens de training over verschillende begrippen en gesprekstechnieken om jonge mantelzorgers te herkennen en met ze in gesprek te gaan. Een aantal vragen betrof de opbouw en de inhoud van de training en het functioneren van de trainster. Met een rapportcijfer beoordeelde men de training in totaliteit. Op het evaluatieformulier konden de deelnemers naam en telefoonnummer invullen wanneer men bereid was een aantal maanden na de training aan een telefonisch interview mee te doen. Deze vraag was voorafgaand aan de evaluatie al toegelicht door de trainster. In het telefonisch interview kwamen de volgende vragen aan bod: • Wat hebben de deelnemers aan de training gehad: kunnen ze nu daadwerkelijk het gesprek aangaan met overbelaste leerlingen en hun ouders? • Wat zijn hun ervaringen met de zorgstructuur op de scholen: worden de overbelaste leerlingen tijdig gesignaleerd en, als het gesprek is aangegaan, zijn er binnen de school voldoende mogelijkheden om daar een vervolg aan te geven? • Zijn er buiten de school voldoende mogelijkheden om een zinvol vervolg te geven aan een gesprek met een overbelaste leerling in de vorm van concrete hulp/ondersteuning? Er is gekozen voor individuele telefonische interviews in plaatst van de aanvankelijk geplande focusgroepgesprekken. Vanwege de uiteenlopende en volle agenda’s van de
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
8
deelnemers bleek het niet mogelijk om naast de moeizaam te plannen training nog een extra keer bij elkaar te komen. De telefonische interviews waren in de vorm van semigestructureerde gesprekken aan de hand van een vragenlijst en duurden ongeveer een half uur.
2.3. Resultaten 2.3.1. Presentatie van de handreiking aan scholen Er zijn 16 scholen voor VO benaderd. Op 13 scholen is een adviesgesprek over de handreiking en de training gehouden: • 6 keer tijdens een ZAT-overleg met deelname van leerplicht, schoolmaatschappelijk werk, het samenwerkingsverband VO, intern leidinggevenden en medewerkers met taken in de zorg voor leerlingen. • 5 keer op een Intern zorgoverleg, waaronder 1 keer als vervolg op het ZAT-overleg. Sommige scholen vonden het interne overleg een geschikter platform voor de presentatie dan het ZAT. Op 1 school is geen ZAT. • 2 keer tijdens een individueel gesprek met de zorgcoördinator. Van de vier scholen waar geen presentatie gehouden is waren er twee al voldoende geïnformeerd over de ondersteuning van jonge mantelzorgers; één van deze scholen was betrokken bij de ontwikkeling van de handreiking. Een andere school is eerder geïnformeerd en besloot na intern beraad dit jaar geen gebruik te maken van het aanbod. Eén school had vanwege tijdgebrek geen belangstelling voor de presentatie. Tijdens de presentatie is aandacht besteed aan het bestaan van jonge mantelzorgers (hoeveel zijn er, welke gevolgen zijn bekend) en aan wat de school kan doen ter ondersteuning van hen. Daarbij werd de inhoud van de handreiking kort toegelicht. De rol van de GG&GD en de verschillende lopende projecten in de ondersteuning van mantelzorgers zijn besproken. Tenslotte werd het aanbod van een adviesgesprek en/of een training gedaan. Alle deelnemers aan het overleg ontvingen de handreiking; in totaal zijn er 126 uitgedeeld. Voor veel gespreksdeelnemers was er nieuwe informatie in de vorm van de aantallen jonge mantelzorgers en hun zware belasting. Anderen ‘herkenden’ direct jonge mantelzorgers onder de leerlingen. Discussies na de presentatie gingen vaak over het beleid van de school in de begeleiding van jonge mantelzorgers, vooral als de jongere er zelf niet mee komt, het beleid ten aanzien van het verzuim, ook vanuit leerplicht, en de privacy van alle betrokkenen. Enige tijd na de presentatie is contact opgenomen met de zorgcoördinatoren om na te gaan wat ze van de presentatie en de handreiking vonden, hoe ze verder aandacht denken te besteden aan het thema jonge mantelzorgers en wat hun behoefte is aan een vervolg in de vorm van een adviesgesprek of training. De presentatie en de handreiking werden als nuttige informatie beoordeeld. Op veel scholen werd deze informatie verder verspreid naar nieuwsbrieven, schoolkranten, mentoren en leerlingen (bijvoorbeeld door middel van themalessen). Geen van de scholen wilde gebruik maken van het vervolgaanbod in de vorm van een adviesgesprek of een training. Redenen waren vooral dat dit onderwerp, als één van de vele thema’s, nu geen prioriteit had, dat de planning voor het jaar al vast stond en/of dat er al voldoende kennis in school aanwezig was. Eén school, die overigens wel geïnteresseerd is
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
9
in dit onderwerp, zat midden in een fusietraject en daarbij was een van de zorgcoördinatoren langdurig ziek.
2.3.2. Uitvoeren van de trainingen Op twee scholen in Utrecht zijn trainingen gegeven. Op school A is een training van een dagdeel gegeven aan 8 deelnemers. Deze deelnemers geven zelf geen onderwijs maar zorgen voor de ondersteuning van de docenten/mentoren en voor leerlingen met problemen. Op school B is globaal de helft van de deelnemers eerder betrokken geweest bij de zorg aan jonge mantelzorgers (door trainingen of anderszins), voor de andere helft was dit een nieuw onderwerp. Op school B is gekozen voor een meerdaagse aanpak: • Een inleiding op het thema jonge mantelzorgers, gedurende 1,5 uur, tijdens een regiodag; 11 mentoren en 3 leidinggevenden waren hierbij aanwezig. In deze inleiding werd onder meer met behulp van een film een theoretisch kader geschetst over wie jonge mantelzorgers zijn en wat hun aanwezigheid betekent voor het beleid van de school. Bij de aanwezigen werden leervragen voor de (volgende) training verzameld. • Een training ‘aandacht voor jonge mantelzorgers’ van een dagdeel; 5 deelnemers • Thematische bijeenkomst: hoe zetten we de verworvenheden van de training verder uit in de school? gedurende twee dagdelen. Aanwezig waren 8 docenten, alle zeer betrokken bij het onderwerp jonge mantelzorgers. Het beleid van de school met betrekking tot jonge mantelzorgers werd gepresenteerd en de interne zorgstructuur werd verduidelijkt. Daarna werd het actief gebruik maken van de handreiking gestimuleerd door stapsgewijze projectie en bespreking van het materiaal uit de handreiking. Geen van de aanwezigen bleek de handreiking doorgenomen te hebben en middels deze presentatie werd bevorderd dat docenten aandacht aan jonge mantelzorgers in de lessen inbouwen met behulp van het materiaal op de cdrom.
2.3.3. Evaluatie van de trainingen direct na afloop Direct na afloop van de training is de schriftelijke evaluatie op school A door alle 8 deelnemers ingevuld. Het gemiddelde rapportcijfer voor deze training is 7,3. Zowel de opbouw, de inhoud, de gebruikte casuïstiek en het functioneren van de trainer werden door alle deelnemers met voldoende of goed beoordeeld. Doordat veel van deze deelnemers al bekend waren met zorg voor jonge mantelzorgers was het voor hen vooral een opfriscursus, maar wel ‘goed om weer even bewust te worden van het feit dat er zoveel zijn en dat je er alert op moet zijn’. Driekwart van de deelnemers had meer geleerd over gesprektechnieken om het gesprek met jonge mantelzorgers en hun ouders aan te gaan. Eén deelnemer merkt op dat zij zich er meer bewust van is geworden dat de school één van de belangrijkste leefplekken voor een jonge mantelzorger is, en dat daarmee de rol van de school bij de ondersteuning van hen groot is. Anderen geven aan nog niet precies te weten welke rol de school moet spelen; wanneer moet de school stappen nemen en wanneer niet, men ziet het als een leerproces. Bijna alle deelnemers hebben ideeën opgedaan hoe zij collega’s (docenten/mentoren) kunnen ondersteunen, juist op het punt van jonge mantelzorgers is het belangrijk ‘verder te kijken dan wat je ziet’. Bij de opmerkingen aan het eind bleken beeldmateriaal/filmpjes goed gewaardeerd te worden, die bieden een goede aanleiding om er over te praten. Er werd opgemerkt dat deze benadering verder gaat dan alleen jonge mantelzorgers, dat deze ook toepasbaar is bij de begeleiding van leerlingen met andere problemen. Eén deelnemer gaf aan te hebben geleerd niet te snel in oplossingen te willen denken en de valkuil van ‘redder spelen’ te zullen vermijden.
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
10
e
Op school B is het evaluatieformulier direct na de training (de 2 bijeenkomst) ingevuld door de 5 deelnemers. De training werd in totaliteit beoordeeld met een gemiddeld rapportcijfer van 7,2. Ook hier werden de opbouw, de inhoud, de gebruikte casuïstiek en het functioneren van de trainer door de deelnemers met voldoende of goed beoordeeld. Allen gaven aan (een beetje of veel) geleerd te hebben over de situatie van jonge mantelzorgers, over de begrippen balans tussen thuis-school, parentificatie en loyaliteitsconflicten. De deelnemers hadden geleerd over de verschillende technieken om met jonge mantelzorgers in gesprek te gaan, maar een aantal had daar meer mee willen oefenen.
2.3.4. Evaluatie enkele maanden later Op school A zijn 8 deelnemers aan de training telefonisch bevraagd naar hun ervaringen met jonge mantelzorgers sindsdien. Op school B is met 7 deelnemers uitgebreid gesproken over hun ervaringen na de training of een van de andere bijeenkomsten. Eén deelnemer is langdurig ziek en een andere was niet te bereiken. Daar de deelnemers aan de trainingen op de twee scholen zo verschillend zijn qua functie en takenpakket (meer ondersteunende experts op school A en docenten/mentoren op school B) worden de antwoorden van de deelnemers gescheiden gepresenteerd Op school A vonden bijna alle deelnemers de training zinvol; voor de helft was de informatie nieuw, voor de andere helft die eerder trainingen over dit onderwerp had gevolgd was het een goede opfrisser. Men werd zich weer meer bewust van de impact van mantelzorg en kon mede door de training bepaalde (gedrags)problemen van leerlingen beter duiden. Het was goed weer even met de neus op de feiten gedrukt te worden. Alle deelnemers van school B hebben de training(en) als zinvol ervaren, hoewel geen van hen bij alle drie aanwezig heeft kunnen zijn. Dat laatste werd wel betreurd maar was te wijten aan logistieke problemen. Naast het verwerven van nieuwe kennis over dit onderwerp, werd vooral het delen van ervaringen met collega’s over de aanpak van jonge mantelzorgers binnen de school gewaardeerd. Men weet nu van elkaar dat anderen er ook mee bezig zijn en waar ze tegen aanlopen. Geconstateerd werd dat met alle leerlingen wel iets aan de hand is en dat het goed is te beseffen dat je bij langdurig of frequent verzuim ook aan mantelzorg moet denken. Voor deelnemers die al eerder een training over dit onderwerp hadden gevolgd was vooral de informatie over de interne zorgstructuur nieuw en verhelderend. Op de vraag of men meer behoefte heeft aan trainingen op dit gebied, en zo ja, over welke aspecten wordt vooral genoemd het oefenen met het voeren van gesprekken met deze jongeren; één (overigens ervaren) deelnemer merkt op toch vaak het idee te hebben dat zij niet alles naar boven weet te halen. Eén respondent wijst op de onrustige situatie op school, vanwege dreigende bezuinigingen, waardoor de behoefte aan training nu minder actueel is (school B). Op school A heeft slechts 1 deelnemer behoefte aan meer training en dan vooral voor docenten en mentoren, over het aangaan van de dialoog met leerlingen en hun ouders. De geringe belangstelling voor meer training heeft deels te maken met de al eerder gevolgde trainingen en voor een deel met een inmiddels ander takenpakket. Ook wordt geconstateerd dat er te weinig tijd is om nog meer aandacht aan dit onderwerp te besteden.
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
11
Op school A hebben 2 deelnemers de handreiking goed gelezen en zij vinden het bruikbaar materiaal. Eén van hen heeft ook de cd-rom bekeken: het materiaal is zeker bruikbaar maar je moet niet de hele cd-rom achter elkaar bekijken, vanwege de vele overlap bij verschillende doelgroepen. Twee anderen hebben alleen direct na de training de handreiking kort doorgenomen, daarna niet meer; zij hebben niet echt een oordeel over de bruikbaarheid van het materiaal. De overige 2 deelnemers hebben de handreiking (en het overige materiaal) niet gelezen/bekeken. De handreiking is door alle respondenten op school B, al dan niet globaal, doorgenomen; voor een deel is dat tijdens de laatste bijeenkomst gebeurd toen het materiaal stapsgewijs doorgenomen is. Iedereen vindt de handreiking goed geschreven en het materiaal goed bruikbaar. Eén respondent mist specifieke informatie over migrantenjongeren. Opgemerkt wordt dat het moeilijk zal zijn deze handreiking als werkdocument binnen de school verspreid te krijgen; je moet echt even gaan zitten om het materiaal door te nemen en als dat niet tijdens zo’n trainingsbijeenkomst gebeurt, bestaat het gevaar dat men het op de stapel legt voor ‘later’. Vier van de zeven respondenten hebben ook de cd-rom bekeken en met name de lessenserie wordt heel bruikbaar geacht, daar zullen ze zeker iets mee gaan doen. Het stappenschema wordt heel nuttig gevonden; één respondent heeft het bij al zijn collega’s binnen de sectie aan de muur gehangen. Ook andere respondenten suggereren in ieder geval die kaart te kopiëren en te verspreiden onder de docenten. Volgens de handreiking zou de thuissituatie van alle leerlingen goed in beeld moeten zijn. Op school A is de thuissituatie van de leerlingen volgens alle respondenten goed in beeld: bij de intake wordt daar uitgebreid en op gestandaardiseerde wijze naar gevraagd en vaak is er een uitgebreide overdracht vanuit een vorige school. Er is zeer regelmatig contact met alle leerlingen en met alle ouders; de ouders komen ook met een vaste regelmaat op school, en dan komt vaak de thuissituatie ook ter sprake. Geconstateerd wordt dat het op deze school wel beter in kaart is dan op andere scholen vanwege de achtergrond van de leerlingen. Eén deelnemer zou graag zien dat ook op andere scholen bij de intake de relevante informatie over de thuissituatie vastgelegd wordt en dat deze informatie bij overgang naar een andere school wordt overgedragen. Respondenten op school B geven aan dat dit zeker niet voor alle leerlingen op de school het geval zal zijn. Bij de intake worden vaak sociaal wenselijke antwoorden gegeven omdat men graag aangenomen wil worden. Eén respondent denkt zelfs dat bijna alle aanmelddossiers onjuiste informatie bevatten als het gaat om de thuissituatie. Men zou ook niet moeten streven alles bij de intake op te diepen, dat komt later wel. Als het gaat om hun eigen leerlingen hebben alle respondenten namelijk wel goed zicht op de thuissituatie van de leerlingen. Door de vele contactmomenten en individuele gesprekken, is er bij deze opleiding voldoende gelegenheid ook over de thuissituatie te praten. Soms is een in de les besproken thema, bijvoorbeeld KOPP kinderen, aanleiding voor leerlingen om met de docent te praten. Meerdere respondenten melden dat er een basis van vertrouwen nodig is om over de thuissituatie te praten, en dan nog blijft het een keuze van de leerling hoeveel die kwijt wil. Eén respondent vindt dat met name Marokkaanse leerlingen liever niet over de problemen thuis praten. Het zou wel goed zijn als er vaker tussen collega’s overdracht is van informatie over bepaalde leerlingen die zwaar belast zijn of al in zorg zijn, nu gaat er soms veel tijd overheen voordat de ‘nieuwe’ docent daar zelf achter is gekomen. Of men door de training beter in staat is jonge mantelzorgers te herkennen/signaleren kan nog niet iedereen beamen. Wel geven alle respondenten aan er meer oog voor te hebben en er alerter op te zijn om dóór te vragen.
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
12
Op school A zijn de deelnemers zich meer bewust geworden wat er allemaal kan spelen bij leerlingen en hoe zij bepaald gedrag kunnen verklaren. Zij menen in staat te zijn jonge mantelzorgers eerder te herkennen/signaleren hoewel niet alle deelnemers zelf direct contact hebben met leerlingen. Deze deelnemers zien het als hun taak docenten/mentoren te begeleiden in hun ondersteuning van leerlingen en dragen de opgedane kennis aan hen over, bijvoorbeeld in de vorm van een handreikingen voor gespreksvoering. Geconstateerd wordt dat de gespreksvoering door docenten/mentoren nog wel de nodige aandacht behoeft: er moet meer sprake zijn van een dialoog in plaats van eenrichtingverkeer en van een betere aansluiting bij de mogelijkheden van de ouders. Erkend wordt dat gesprekken met migrantenouders meer aandacht vragen; men moet eerst contact maken en vertrouwen opbouwen voordat men tot een goede dialoog komt. Taalproblemen, maar soms ook trots en/of schaamte, maken het lastiger goed over de thuissituatie te spreken. Door zonder (voor)oordelen en via andere ingangen de ouders te benaderen lukt het meestal wel. Door verschillende deelnemers wordt opgemerkt dat het onderwerp mantelzorg bij migranten wel een andere betekenis heeft dan bij autochtonen: bij migrantengroepen is het meer vanzelfsprekend om voor anderen te zorgen en wordt dit minder snel als belasting ervaren. Het vraagt extra gespreksvaardigheden om het belang van voldoende tijd voor school aan ouders duidelijk te maken. De interne zorgstructuur is op school A goed geregeld en ook de verwijzingen ernaartoe verlopen prima. Vanwege de vele leerlingen met problemen zijn er veel leerlingbesprekingen, iedere mentor is in zekere zin zorgcoördinator. Er is een goed functionerend ZorgAdviesTeam, leerplicht is erg betrokken en de Jeugdgezondheidszorg roept leerlingen op bij (veel) ziekmeldingen. Op deze school worden heel regelmatig leerlingen naar externe zorgverleners verwezen maar men kijkt daarbij wel of de organisatie de vraag echt oppakt en er actief mee aan de slag gaat. Van alle verwezen leerlingen wordt gevolgd of ze aangekomen zijn en of ze geholpen worden. Op school B worden leerlingen met problemen doorgaans wel herkend, of het ook alle jonge mantelzorgers zijn weet men niet zeker. Opgemerkt wordt dat er zoveel leerlingen met problemen op deze school zijn: één respondent weet zo al dat 5 van de 25 leerlingen in haar klas zwaar belast zijn, voor een deel betreft het leerlingen met een migrantenachtergrond. Het in gesprek gaan met leerlingen waarbij men problemen vermoedt, is voor deze respondenten doorgaans geen probleem, als er maar gezorgd wordt voor een veilige situatie. Wel is men er na de training alerter op eerder het gesprek aan te gaan als men vermoedt dat er iets speelt. Soms kan een bepaald thema in de les aanleiding geven voor een gesprek. Als voorbeeld wordt genoemd dat migrantenjongeren in de les opmerken dat ‘Nederlanders hun ouderen wegstoppen in verzorgingshuizen’ en dat het bij hen heel gewoon is dat zij voor hun ouders zorgen als die hulpbehoevend zijn. Dat kan voor autochtone leerlingen, waarbij mantelzorg toch een beetje een taboeonderwerp is, net een duwtje zijn om het gesprek erover met de docent aan te gaan. Deze respondenten ervaren geen specifieke problemen in gesprekken met migrantenjongeren; wel moet je bij hen meer fragmentarisch gegeven informatie zelf aan elkaar koppelen en rekening houden met de familiebanden, die soms belangrijker worden gevonden dan school. Maar als je leerlingen laat merken dat je met hen meevoelt gaat het in het algemeen goed. Het in gesprek gaan met de ouders en hen betrekken bij de oplossing van het probleem is soms wel problematisch; sommigen zouden daar meer ondersteuning bij willen hebben. Anderzijds vraagt men zich ook af of de school daarbij een rol moet spelen en zo ja welke.
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
13
Verreweg de meeste respondenten achten zichzelf in staat jonge mantelzorgers die overbelast dreigen te raken goed in te schatten en hen te begeleiden. De training heeft hen daar alerter op gemaakt en bepaalde handvatten aangereikt. Wel merkt een respondent op dat leerlingen wel zelf mee moeten werken, er zijn ook leerlingen die niet geholpen willen worden. Een andere respondent merkt op dat je in eerste instantie docent/mentor bent en les moet geven, het begeleiden van dreigend overbelaste jongeren is wel een verzwaring van het takenpakket. Docenten moeten ervoor waken dat deze begeleiding teveel wordt door overbelaste leerlingen tijdig door te verwijzen. Weer een andere respondent pleit voor een flexibelere verzuimbegeleiding van jonge mantelzorgers; deze docent probeert deze jongeren vooral te beschermen tegen de stress van leerplicht en studiefinanciering. In de derde bijeenkomst over jonge mantelzorgers is veel aandacht besteed aan de interne zorgstructuur. Respondenten die daarbij aanwezig waren vonden dat heel verhelderend, maar ook de anderen weten leerlingen op de juiste wijze te verwijzen binnen de school. Het is wel handig als je deze mensen een keer gezien hebt, dat werkt makkelijker, het is ook prettig dat ze op locatie komen. Eén respondent suggereert de 1e keer met een leerling mee te gaan na verwijzing, dat werkt drempelverlagend. Een ander geeft aan al verschillende leerlingen te hebben verwezen naar de interne zorg of naar de huisarts, maar beseft dat niet bekend is of dit advies opgevolgd wordt. Gepleit wordt voor een goede terugkoppeling van de interne zorgstructuur naar de verwijzende docent/mentor. Of de interne zorgstructuur op de school voldoende is om jonge mantelzorgers te begeleiden, wordt niet door alle respondenten van school B bevestigend beantwoord; door tijdgebrek en beperkte mogelijkheden zou de interne zorg niet alle leerlingen met problemen goed kunnen begeleiden, ook al omdat het er zoveel zijn. Men weet wel dat er verschillende experts binnen de school zijn om de leerlingen te ondersteunen. Gepleit wordt voor flexibelere tijden van de zorg, meer na schooltijd, nu moeten leerlingen vaak (weer) lessen missen om naar de zorg te gaan. De helft van de respondenten op school B weet zelf aardig de weg in de externe verwijsmogelijkheden als het gaat om ondersteuning van jonge mantelzorgers, maar de meeste verwijzingen daarnaartoe verlopen via de interne zorgstructuur. Een enkele mentor wil wel, op verzoek van een leerling, contact opnemen met een externe hulpverlener, bijvoorbeeld als het contact niet goed loopt. Bijna alle respondenten vinden dat jonge mantelzorgers met problemen goed gevolgd worden binnen school B, maar dan moeten ze wel eerst bekend zijn en ze moeten zelf geholpen willen worden. Aan beide voorwaarden schort het nogal eens. Of er binnen de school voldoende aandacht besteed wordt aan zorg en ziekte, bijvoorbeeld in de lessen, verschilt volgens de respondenten per opleiding. Het geldt zeker niet voor de hele school. Op school A is het erg afhankelijk van de mentor of het onderwerp ‘aandacht voor zorg en ziekte’ tijdens een mentoruur besproken wordt. Ook is het nodig dat leerlingen elkaar redelijk goed kennen en dat er een veilige omgeving is om te praten; dat is niet in alle klassen/groepen het geval. Eén van de deelnemers aan de training zal het materiaal van de cd-rom onder de aandacht van de mentoren brengen opdat zij dit kunnen gebruiken in hun lessen. Op school B is er bij de opleidingen die gaan over zorg veel meer gelegenheid om aandacht te besteden aan zorg en ziekte en die wordt ook gebruikt. Bij de meer administratieve en technische richtingen ligt het minder voor de hand een les te besteden aan zorg en/of ziekte, daar moet het vooral binnen de mentoruren gebeuren. Een paar van de respondenten is
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
14
door de training wel gemotiveerd meer aandacht aan het onderwerp jonge mantelzorgers te besteden in de lessen, om de schaamte ervoor weg te nemen en het contact tussen leerlingen te verbeteren. Op school B vinden alle respondenten dat er voldoende aandacht is voor jonge mantelzorgers. Net als voor alle andere leerlingen met problemen wordt er per leerling een plan op maat gemaakt met eigen afspraken. Zowel met ouders als met leerlingen is er heel regelmatig contact, met ouders ook over de thuissituatie. In collectieve zin kan de aandacht voor mantelzorgers tot uiting komen in mentoruren, in levenslessen of op andere contactmomenten. Op de vraag of school B voldoende aandacht besteedt aan jonge mantelzorgers wordt wisselend geantwoord: sommigen vinden dat er voldoende aandacht is voor jongeren met problemen in het algemeen, anderen vinden dat het binnen de opleidingen rondom zorg wel voldoende is maar niet op de hele school en nog weer anderen denken dat het toch beter kan, dat het nu in gang gezette traject vooral door moet gaan. Twee respondenten vinden dat er niet voldoende aandacht is, maar met verschillende verklaringen: er is te weinig tijd om met dit onderwerp bezig te zijn; er zijn soms al te weinig docenten voor de gewone lessen, terwijl de ander meent dat de sfeer verandert: het geduld met (migranten)ouders die te veel leunen op hun kinderen en geen andere hulp accepteren begint op te raken. Om de aandacht voor jonge mantelzorgers nu vast te houden merkt men op school A op dat die aandacht er altijd wel is; toch worden nog enkele suggesties gedaan om die aandacht beter vast te houden dan wel te vergroten: • Terugkoppelen van deze informatie naar collega’s/mentoren: door één van de deelnemers wordt een handreiking voor mentoren gemaakt over het signaleren en in gesprek gaan met jonge mantelzorgers. De handreiking ‘Aandacht voor jonge mantelzorgers’ en het materiaal op de cd-rom zal daar zeker bij gebruikt worden. • Via hun contacten met andere scholen/ZAT’s stimuleren dat daar ook aandacht is voor jonge mantelzorgers. • Regelmatig een training met collega’s organiseren rondom jonge mantelzorgers, waarbij uitdrukkelijk ruimte is voor onderlinge uitwisseling en discussie en van elkaar leren: hoe pak je het aan en hoe ver gaat jouw bemoeienis. • Verdeel de thema’s en maak iemand expert/aandacht functionaris jonge mantelzorgers; deze persoon kan door anderen geconsulteerd worden en houdt het onderwerp zelf actief op de agenda. Deze expertvorming kan plaatsvinden op het niveau van de school, maar ook op bovenschools niveau. Om de aandacht voor jonge mantelzorgers vast te houden worden op school B de volgende suggesties gedaan dan wel acties ondernomen: • De nu getrainde docenten zijn een soort ambassadeurs als het gaat om jonge mantelzorgers; zij dragen hun kennis over op collega’s en kaarten het onderwerp regelmatig aan in het teamoverleg. • Allerlei nieuwe ontwikkelingen en/of lesmaterialen rondom jonge mantelzorgers verspreiden via de interne mail; soms is de frequentie van het teamoverleg te laag maar ook omdat informatie ook buiten de teams gedeeld moeten worden, bijvoorbeeld met de interne zorgstructuur. • Het is wel van belang dat de school de juiste randvoorwaarden creëert en er vanuit de leiding ook regelmatig aandacht is voor dit onderwerp, zodat het niet afhankelijk is van de inzet van enkele individuele docenten.
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
15
•
•
• •
•
Het onderwerp mantelzorg meer structureel behandelen tijdens de lessen, en ook de leerlingen bij het onderwerp betrekken door projecten of presentaties. Zorg dat het een vast onderdeel wordt van een schoolbreed programma en dat de benodigde materialen (lessenserie, films e.d.) voor alle docenten beschikbaar zijn. In de opleidingen zorg en welzijn komt het onderwerp wel makkelijk aan bod, maar in andere opleidingen niet. Door op een vast moment, in een vast onderdeel van een programma, aandacht te besteden aan jonge mantelzorgers wordt dit binnen de hele school geborgd. Een aantal klassen heeft in het voorjaar 2012 al meegedaan aan de Week van de jonge mantelzorgers die georganiseerd werd door Jongerenwerk Utrecht. Leerlingen hebben een presentatie gehouden in aanwezigheid van de wethouder van Utrecht. De deelnemers aan de trainingen hebben een onderlinge afspraak om in mei weer bijeen te komen om ervaringen te delen en mogelijke vervolgstappen te bespreken. Het zou goed zijn wanneer een arts (bijvoorbeeld van de jeugdgezondheidszorg) regelmatig spreekuur houdt op school en een juiste beoordeling kan maken van de ernst van de situatie van een leerling. Deze jeugdarts zou ook contact op kunnen nemen met leerlingen die veelvuldig verzuimen en de oorzaak daarvan bespreken. Nu voelen docenten zich soms klem zitten tussen zorg voor de leerling en het reduceren van het verzuim. Persoonlijk contact bij een verzuimmelding (in plaats van een bandje inspreken) kan soms tot een snellere oplossing voor de leerling leiden.
Opgemerkt wordt wel dat de school erg veel, en veel verschillende, problemen op het bord heeft liggen. Jonge mantelzorgers is er daar maar één van. Tegelijkertijd is er een tendens waarneembaar dat de school andere prioriteiten moet stellen, namelijk lesgeven. Men kan dat zien als een verschraling maar het is wel een realiteit.
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
16
3. Conclusies en aanbevelingen De bedoeling van dit project was de training op tenminste 3 verschillende scholen te geven om daarmee de handreiking te implementeren. Dat is niet gelukt; ondanks de vele presentaties op ZAT-bijeenkomsten en het aanbod van een gratis training, waren maar 2 scholen bereid de training aan (een deel van) het personeel aan te bieden. Redenen om niet op het aanbod in te gaan werden bepaald door tijd en prioriteit. Vaak wordt het thema vóór een (school)jaar bepaald en daarmee de bijbehorende scholingsdagen ingevuld. In dit project is gekozen om via de ingang van de jeugdverpleegkundige het thema binnen een ZAT te presenteren. Mogelijk is deze insteek niet de juiste geweest: in de ZAT’s worden immers leerlingen besproken die (al) problemen hebben en die dus al als zodanig herkend zijn. Verondersteld was dat juist daar de urgentie van een training voor docenten/mentoren in het beter signaleren wel gevoeld zou worden, maar dat bleek niet het geval. Ook is door verschillende respondenten opgemerkt dat mantelzorg één van de vele oorzaken is waardoor een leerling overbelast kan raken. In dat opzicht zou het een te klein thema zijn om veel aandacht aan te besteden. Voor scholen met veel problemen op hun bord kan het meer benadrukken van een bredere (contextuele) benadering van overbelaste leerlingen wellicht aanleiding zijn toch op het trainingsaanbod in te gaan. De behoefte aan signaleren en herkennen van, en in gesprek gaan met, overbelaste leerlingen is namelijk wel degelijk aanwezig. Aanbeveling: Ruim voor een nieuw schooljaar het thema jonge mantelzorgers met de bijbehorende training onder de aandacht van de scholen brengen, opdat deze het in hun jaarplanning kunnen meenemen. Daarbij benadrukken dat de training een veel bredere groep betreft dan alleen jonge mantelzorgers maar in feite het signaleren, herkennen en in gesprek gaan met alle overbelaste leerlingen betreft. Een training over het herkennen van en in gesprek gaan met jonge mantelzorgers blijkt wel een goede manier om dit onderwerp onder de aandacht van docenten/mentoren te brengen en de handreiking te implementeren. Wel is het nodig dat de handreiking tijdens de training stapsgewijs doorgenomen wordt, evenals het materiaal op de cd-rom. De handreiking en cdrom zonder verdere begeleiding verspreiden zal de stapel te lezen literatuur doen groeien. Aanbeveling: Tijdens de training het materiaal van handreiking en cd-rom kort doornemen en toelichten opdat men weet waar welke informatie te vinden is. In beide trainingen was het startniveau van de deelnemers erg verschillend; sommige deelnemers hadden al eerder trainingen op dit gebied gevolgd en voor hen was het vooral een opfriscursus. Voor de deelnemers die nog niet eerder met de zorg voor jonge mantelzorgers bezig waren geweest was de materie nieuw en hadden sommige onderwerpen juist wat meer uitgediept mogen worden, met name de gesprekstechnieken. De beschikbare tijd voor de training varieerde behoorlijk per school. Overigens werden beide trainingen met ruim voldoende beoordeeld. Aanbeveling: De ontwikkelde training in essentie handhaven maar flexibel aanpassen aan de mogelijkheden van een school qua tijdsinvestering en aan het startniveau en verwachtingspatroon van de deelnemers. De handreiking wordt als goed geschreven en bruikbaar materiaal beoordeeld. Als er iets gemist wordt is dat specifieke aandacht voor migrantenjongeren. Opgemerkt wordt dat er op
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
17
de scholen vaak te weinig kennis is over migranten en in dit geval over het belang dat door hen aan mantelzorg gehecht wordt. Aanbeveling: Bij een herziening van de handreiking aandacht besteden aan het in gesprek gaan met jonge mantelzorgers en hun ouders met een migrantenachtergrond. Het stappenschema wordt als nuttig materiaal gezien en zou bij iedere docent/mentor aan de muur moeten hangen. Aanbeveling: Als het niet mogelijk is de gehele handreiking middels een training in de school te implementeren zou wel het stappenschema naar alle docenten verspreid kunnen worden om aan de muur te hangen. Het zou goed zijn wanneer er verwezen wordt naar een vaste persoon binnen de school wanneer men vragen heeft over een jonge mantelzorger. Beide scholen verschillen sterk in de mate waarin de thuissituatie van leerlingen in beeld is. Op school A wordt daar bij de intake niet diep op ingegaan en wordt het aan docenten/mentoren overgelaten om deze in beeld te krijgen. Dat vraagt om een bepaalde vertrouwensbasis en dat kost tijd; hierdoor worden problemen van leerlingen die te maken hebben met de thuissituatie langer onopgemerkt en wellicht groter. Op school B wordt er bij de intake standaard en uitgebreid naar gevraagd zodat de thuissituatie van alle leerlingen goed bekend is. Aanbeveling: Op iedere school voor voortgezet onderwijs wordt op gestandaardiseerde wijze relevante informatie over de thuissituatie vastgelegd. Niet alleen bruikbaar binnen de school maar ook bij overdracht naar een andere school. Als alle scholen er standaard naar vragen is er minder reden voor leerlingen om bang te zijn niet te worden aangenomen vanwege de thuissituatie. De interne zorgstructuur verschilt sterk per school. Op school A is deze goed geregeld en via de interne zorgstructuur worden leerlingen zo nodig naar externe hulpverlening verwezen. Deze verwijzingen worden ook gevolgd. Op school B was de interne zorgstructuur niet voor alle docenten/mentoren op de training duidelijk. Deze zorgstructuur is op de derde bijeenkomst verhelderd en dat werd door de deelnemers zeer gewaardeerd. Met deze kennis zullen zij overbelaste leerlingen eerder doorverwijzen. Verwijzing naar externe hulpverlening wordt doorgaans niet door mentoren gedaan maar verloopt via de interne zorg. Terugkoppeling naar de verwijzer moet wel plaatsvinden. Aanbeveling: Zorg dat de interne zorgstructuur voor alle docenten en mentoren op de school duidelijk is. Laat de mensen van de interne zorg zich een keer presenteren op een docentenbijeenkomst, of desnoods via e-mail, zodat hun gezicht bekend is; dat verkort de lijntjes. Binnen opleidingen zorg en welzijn is het makkelijker om in lessen aandacht te besteden aan (mantel)zorg en ziekte dan in administratieve en technische opleidingen. Bij laatstgenoemde opleidingen is er nog te weinig kennis hoe dit onderwerp te behandelen. Als de aandacht voor jonge mantelzorgers structureel geborgd moet worden binnen de hele school, moet er op een vast moment in een schoolbreed programma aandacht aan dit onderwerp besteed worden; de inhoud en het materiaal daarvoor moeten al kant en klaar zijn.
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
18
Aanbeveling: Borg de aandacht voor jonge mantelzorgers door dit een vast onderdeel te doen zijn van het schoolprogramma. Zorg dat de beschikbare lesmaterialen op een centrale plek voor alle docenten beschikbaar zijn. Deelnemers aan de trainingen zijn zich allen bewust (geworden) van de grote impact die mantelzorg kan hebben voor een leerling. Op beide scholen zijn afspraken gemaakt hoe de opgedane kennis verder te verspreiden binnen de school en hoe de aandacht voor jonge mantelzorgers op de agenda kan blijven. Meerdere respondenten zien echter het gevaar dat de aandacht snel verwatert door andere problematiek. Aanbeveling: Benoem op schoolniveau of op bovenschools niveau een aandacht functionaris Jonge mantelzorgers, die als taak heeft het onderwerp op de agenda te houden. Deze functionaris kan nieuwe ontwikkelingen, trainingen en/of lesmaterialen via de interne mail bekend maken binnen de school. Deelnemers aan de training kunnen als ambassadeur van de jonge mantelzorgers hun kennis overdragen aan collega’s. Frequent verzuim kan een indicatie zijn van een (dreigend) overbelaste jonge mantelzorger. Verzuimbegeleiding wordt op beide scholen anders geregeld. Docenten/mentoren weten soms niet goed hoe (serieus) het verzuim te duiden. Als leerlingen die veel verzuimen worden opgeroepen door de jeugdarts voor een gesprek naar de redenen daarvan, zou dat een verlichting voor de docenten betekenen. Ook meer in het algemeen is mantelzorg verlenen op jonge leeftijd een risicofactor voor de gezondheid en daarmee een aandachtspunt voor de jeugdgezondheidszorg. Aanbeveling: Leerlingen die veel verzuimen worden opgeroepen voor een gesprek met de jeugdarts.
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
19
4. Samenvatting In dit onderzoek zijn de volgende drie vragen onderzocht en beantwoord. 1. Hoe beoordelen de mentoren/leerlingbegeleiders de training zelf: hebben ze er iets aan gehad, kunnen ze nu een gesprek aangaan met jongeren die overbelast zijn of dreigen te raken? Hoewel er maar op twee scholen een cultuursensitieve training gegeven is beoordelen alle deelnemers deze als goed en zinvol. De training heeft hen geleerd alert te zijn op het fenomeen mantelzorg en wat dat kan betekenen voor een leerling. Deelnemers hebben geleerd hen eerder te signaleren en het gesprek met hen aan te gaan. De meeste deelnemers ervaren geen verschil in gesprekken met autochtone en migrantenleerlingen, soms hebben zij moeite met migrantenouders. Verschillende deelnemers zullen het onderwerp mantelzorg ook bespreekbaar maken bij de leerlingen door er in een les aandacht aan te besteden. Dat kan er ook toe leiden dat jonge mantelzorgers zich spontaan bij de docent melden. 2. Is de zorgstructuur op de scholen voldoende ontwikkeld om jongeren die overbelast zijn of dreigen te raken in een vroegtijdig stadium te signaleren, met hen in gesprek te gaan, binnen school de nodige steun te verlenen en zo nodig door te verwijzen? Het signaleren en in gesprek gaan met jonge mantelzorgers is op beide scholen een taak voor docenten en mentoren. Wanneer zij er in de begeleiding niet uitkomen kunnen ze doorverwijzen naar de interne zorgstructuur die op beide scholen goed geregeld is. Tijdens één van de trainingen bleek dat de interne zorgstructuur op één van de scholen niet goed bekend was bij de docenten en mentoren; daar is toen tijdens een volgende trainingsbijeenkomst uitgebreid aandacht aan besteed. Weten wie en wat de interne zorgstructuur is kan de drempel verlagen om leerlingen daarnaar toe te verwijzen. 3. Hebben de mentoren voldoende mogelijkheden om een zinvol preventief vervolg te geven aan het gesprek met de jongeren, bijvoorbeeld door informatie te geven over het aanbod aan preventieve steun in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning, zoals lotgenotencontacten (is er in de gemeente een passend aanbod van steun en zorg voor deze jongeren?)? Deze vraag kan met dit onderzoek niet beantwoord worden. De mentoren verwijzen dreigend overbelaste leerlingen naar de interne zorgstructuur en die regelt indien nodig externe hulp. Een aantal deelnemers aan de training is evenwel zelf goed op de hoogte van de externe hulpverleningsinstanties maar ook zij verwijzen doorgaans niet rechtstreeks. Geconcludeerd kan worden dat het geven van een training over herkennen van en in gesprek gaan met jonge mantelzorgers een goede manier is om het onderwerp onder de aandacht van docenten en mentoren te brengen. Het zou goed zijn wanneer meer mensen binnen de school deze training gevolgd hebben. Om de aandacht voor jonge mantelzorgers zowel bij de deelnemers aan de training als bij de rest van de school vast te houden is het aan te raden het onderwerp een vast onderdeel te maken van een schoolbreed lesprogramma. De benodigde materialen daarvoor zijn reeds ontwikkeld en te vinden op de cd-rom in de handreiking.
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
20
5. Uitvoering Dit project is uitgevoerd door: • GG&GD Utrecht; afdeling Mantelzorg: Petra Welboren tot 1 november 2011, daarna Gerard de Geus • In opdracht van GG&GD Utrecht: Jeannette Fregeres • Ginkgo Zorgprojecten: Lucia Tielen • Ortho Consult: Petra Nijdam • Pharos: Joke van Wieringen, Naïma Abouri De projectgroep is vijf keer bijeengekomen om de voortgang en resultaten van het project te bespreken.
School B: ROC ASA Utrecht biedt een breed pakket aan mbo-opleidingen op verschillende niveaus en is onderdeel van de Amarantis onderwijsgroep. “Bij ROC ASA vinden we het belangrijk dat al onze vestigingen kleinschalig zijn en dat jij als deelnemer centraal staat. Je zult je bij ons snel thuis voelen en leert na verloop van tijd zowel je mededeelnemers als docenten en andere medewerkers persoonlijk kennen. Belangrijk voor ons is dat we met elkaar om willen gaan, zoals dat past bij onze christelijke identiteit. Met respect voor elkaars meningen en ideeën. Bij ROC ASA in Utrecht besteden we aandacht aan religieuze feestdagen en ethische vraagstukken. Bij iedere opleiding krijg je levensbeschouwelijke vorming. Bovendien willen we als school iets betekenen voor de buurt waarin we gevestigd zijn”. (website www.rocasa.nl, geraadpleegd 11 mei 2012)
Dank! Veel dank aan alle deelnemers aan de trainingen die de evaluatie hebben ingevuld en tijdens een telefonisch interview hun ervaringen met de ondersteuning van jonge mantelzorgers hebben gedeeld. Ook dank aan de schoolleiding voor het mogelijk maken van dit implementatietraject.
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
21
6. Bronnen Carlier B., H. Schreurs, E. van Ameijden en L. Tielen (2008). Factsheet Jongeren met een langdurig ziek familielid. Utrecht: GG&GD Utrecht. www.utrecht.nl Tak, N. en H. Schreurs (2012). Mantelzorg in de Gemeente Utrecht. Stand van zaken op basis van de gezondheidspeiling 2010. Gemeente Utrecht; GG&GD Utrecht, 2011 Mezzo (2010). Opgroeien met zorg; werkwijzer voor het herkennen, erkennen en helpen van jonge mantelzorgers. Bunnik: Mezzo en AJN Tielen, L. en S. van Schaik (2011). Aandacht voor jonge mantelzorgers. Een handreiking voor vo en mbo bij de begeleiding van overbelaste leerlingen. Te downloaden van: www.utrecht.nl/mantelzorg
Training en advies voor VO en MBO scholen over steun aan jonge mantelzorgers
22