Tot de dood ons scheidt en niet eerder
Eerste druk, 2013 © 2013 Azucena Lemmens Corrector: Chantal De Cat Coverfoto: Arwen Herygers Portretfoto: Joost Joossen isbn: nur:
9789048430574 343
Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl
Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (I) ten behoeve van een onderneming, organisatie of instelling of (II) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet strikt privé van aard is.
Azucena Lemmens Tot de dood ons scheidt en niet eerder
Kinderwens
2007. Om vijf voor zes begon de wekkerradio op Studio Brussel te jengelen. Gestoord in zijn slaap mepte Johan er met zijn vlakke rechterhand op alsof de radio een bloeddorstige mug was die ergerlijk rond zijn oren zoemde. Hij dommelde in tot het nieuws hem weer wekte. Toen sloeg hij het rode dekbed van zich af en zette hij zich op de rand van het bed. Hij krabde even op zijn rechterbovenarm. Blijkbaar schrok zijn tatoeage van een schorpioen de muggen niet af, want hij voelde dat hij er een beet had. Met een halfopen oog schakelde hij de radio helemaal uit en rekte zich uitgebreid uit. Langzaam wekten zijn hersenen zijn andere lichaamsfuncties. Alles was wazig en hij tastte naar zijn bril op het nachtkastje. Hij ging naar de badkamer voor zijn ochtendtoilet. Alweer een dag. Hoelang was het geleden? Twee maanden en vier dagen, om precies te zijn. Johan zuchtte. Waarom deed hij eigenlijk nog al die moeite? Waarom maakte hij er geen einde aan zodat hij niet nodeloos bleef lijden? Hij zag het niet langer zitten om op deze manier verder te leven. Zijn vrouw Els verbleef het grootste deel van het jaar in Italië voor haar werk sinds ze hoofd van de programmeurs van medische software geworden was, ondertussen zo’n vijf jaar geleden. Hij had zich toen de moeite bespaard om haar te overtuigen een andere job te zoeken omdat hij zich op dat moment al gerealiseerd had dat hun huwelijk op de klippen aan het lopen was. Ze wilde namelijk geen kinderen en dat was voor hem een steek in het hart, daar ze hem jarenlang aan het lijntje gehouden had. Eerst was het: ‘Nog niet, pas wanneer we getrouwd en gesetteld zijn.’ Daarna werd het: ‘Ik weet het niet zo goed, we hebben het naar onze zin zo.’ Toen ging het over in: ‘Nog niet, ik ga binnenkort promotie maken.’ Vlak daarop eindigde het met: ‘Neen, ik wil geen kinderen, ik heb er geen tijd voor.’ Hij had haar gesmeekt om op zijn minst ééntje te krijgen, maar ze wilde er niets van weten. Wanneer ze weer thuis was en hij met haar wilde vrijen, raakte ze telkens mateloos geïrriteerd, had ze hoofdpijn of was ze ongesteld. Op den duur had hij de hoop opgegeven. Johan bleef haar nochtans trouw, hoewel hij soms door de schrik bevangen werd dat zij hem daar in Italië níét trouw bleef. Dat ontkende ze echter met klem. Naar eigen zeggen, had ze geen tijd om zich met zulke dingen bezig te houden. Sinds een halfjaar had hij vaak een scheiding overwogen om daarna op zoek te gaan naar een vrouw die wél kinderen wilde, en dan zou dat dé voorwaarde zijn om aan een nieuwe relatie te beginnen. Ain’t no doubt, it’s plain to see, a woman like you’s no good for me. Your heart’s beating at another door. I’m a damned fool for to ask for more… 5
Nadat Johan lenzen in zijn hemelsblauwe ogen ingebracht had, groette de omgeving hem veel scherper. Hij schoor zich zorgvuldig, want hij stond het zichzelf niet toe om met een stoppelbaard van één nacht op het werk te verschijnen. In zijn netjes geordende dressing koos hij een wit hemd met verticale lichtblauwe strepen, een effen donkerblauwe stropdas en een donkerblauwe broek. Hij kleedde zich aan. Hij kamde zijn dikke blonde haar en vroeg zich af of hij vandaag een geschikte kandidate zou vinden. Drie maanden geleden had hij zijn secretaresse ontslagen omdat ze zijn productieafdeling in de plasticspuitgieterij op háár manier had willen leiden, wat tot ernstige wrijvingen tussen haar, hem en zijn ingenieurs geleid had. Straks zou hij een zestal gesprekken afnemen en hij was benieuwd naar de sollicitanten. Hij had erop gestaan aanwezig te zijn, aangezien hij nu zelf wilde beslissen wie hij zou nemen. Zijn vorige secretaresse was door hun HRM gekozen, met haar ontslag na amper vier maanden als gevolg. Op kousenvoeten daalde hij de trap af en liep naar de grote keuken. Die was glanzend wit met inox handvaten en een zwart granieten werkblad. De ovale keukentafel was eveneens wit, de acht stoelen er rond waren zwart. Aangezien zijn neefjes met de regelmaat van een klok bleven eten, werden alle stoelen ten volle benut. Johan koesterde nog steeds de ijdele hoop dat hij kinderen zou krijgen, maar wanneer en van wie, dat waren natuurlijk de hamvragen. Tijdens zijn allerslechtste momenten had hij wel eens op het punt gestaan om in een café een of andere vrouw op te pikken, met haar te vrijen en negen maanden later hun baby in zijn armen te sluiten, of zij nu geïnteresseerd was om zijn echtgenote te worden of niet. Maar zo zat hij niet in elkaar, dus bleef hij braaf en kinderloos aan zijn vrouw gekluisterd. Al met zijn hoofd op het werk zette hij een mok op het zwarte Senseo-apparaat, deed er een klontje suiker in en drukte op de twee-kopjestoets. De Senseo bromde, terwijl Johan zijn laptop in zijn werkkamer ophaalde en terug naar de keuken ging. Op de koffie blazend en in gedachten verzonken dronk hij de mok leeg, spoelde die uit en liet die ondersteboven afdruipen. Ontbijten deed hij niet. Hij stopte altijd onderweg aan een broodjeszaak op de Noorderlaan. Dat deed hij al sinds Els zowat permanent in Italië verbleef, en de eigenaars kenden hem ondertussen heel goed. Elke ochtend lag een smos tonijn op hem te wachten. Hij overwoog om binnenkort over te schakelen op een broodje tomaat met mozzarella en pesto. In de gang trok hij zijn schoenen en een beige kasjmieren trui aan. Hij begaf zich naar de garage, waar een Goldwing en een zwarte blinkende Volvo V70 stonden. Een man had zijn leven pas onder controle als hij de week met een propere auto begon, net zoals hij zijn werkdag gladgeschoren moest beginnen. Johan opende het portier van de Volvo en bedacht dat het een mooie voorjaarsdag zou worden. Hij keek om naar de Goldwing en kwam in de verleiding 6
om ermee naar het werk te rijden. Maar dan zou hij zich weer helemaal moeten uitkleden om zijn motorkledij aan te trekken. Ach, hij zou in het weekend wel een toertje maken. Hij opende de garagepoort. Er kwam iemand aangelopen en hij keek naar buiten. ‘Hej, Axel, wat nieuws?’ zei hij in het Zweeds. Axel was al even groot, blond en blauwogig, maar hij droeg een montuurloze bril. ‘Hej, Johan, ik zal later op kantoor zijn. Thomas is van de trap gevallen en het ziet ernaar uit dat zijn schouder ontwricht is,’ zei hij rustig. Zijn stem had zelfs bijna hetzelfde timbre als die van Johan, maar hij sprak veel zachter, alsof hij bang was de buurt wakker te maken. Hij had het evengoed over de groei van de bomen kunnen hebben. ‘Och god,’ zei Johan ontzet. ‘Heeft hij veel pijn?’ ‘Het gaat wel. Britta is meer over haar toeren dan hijzelf. Dat is nu eenmaal eigen aan moeders.’ Axel glimlachte bedeesd en Johan liep met hem door de heg tussen de villa’s naar Axels zilverkleurige Ford Galaxy. Johan opende het portier. Een stevige blonde knaap in pyjama en kamerjas zat met zijn rechterhand op zijn linkerschouder voor zich uit te kijken. Hij zag er wat bleekjes uit. ‘Wel, maatje, wat heb ik gehoord?’ ‘Ik ben van de trap gevallen, nonkel Johan,’ zei hij. ‘Mijn schouder doet een beetje pijn.’ ‘Als het maar een beetje pijn doet, dan zal een cadeautje niet nodig zijn,’ zei Johan met een knipoog naar Axel. Thomas trok ogen open. ‘Krijg ik geen cadeautje omdat mijn schouder maar een beetje pijn doet?’ vroeg de twaalfjarige jongen teleurgesteld. ‘Ik had gedacht dat het zoveel pijn zou doen, dat een cadeautje die wel zou verzachten.’ ‘Eigenlijk doet het wel veel pijn,’ zei Thomas gretig. ‘Ha, dat dacht ik wel,’ lachte Johan. Axel rolde met zijn ogen. Als het op cadeautjes van hun nonkel aankwam, deden de jongens er alles voor. ‘Ik zal zien wat ik kan vinden,’ zei Johan, voor wie elke aanleiding om een cadeautje te kopen ook goed was. ‘Lego!’ riep Thomas uitbundig. ‘Thomas, heb je daar nog niet genoeg van?’ vroeg Axel berispend, maar door zijn zachte stem en rustige manier van spreken leek het alsof hij een doodgewone vraag stelde. ‘Het laboratorium van Spiderman nog niet, papa,’ zei de jongen. ‘Hm, ik zal eens zien. Dag, maatje,’ zei Johan, sloot het portier en vroeg aan Axel: ‘Zal ik Stefan naar school brengen?’ 7
‘Neen, dank je, dat doet Britta zelf.’ ‘Goed dan.’ Axel keek Johan na die naar zijn auto liep en zijn hek met de afstandsbediening opende. ‘Els komt woensdag terug thuis, niet?’ veronderstelde hij. ‘Hm,’ snoof Johan sceptisch, ‘ja, misschien, als er geen idiote virus tussenkomt, zoals gewoonlijk. Tot straks.’ Axel had medelijden met zijn broer en diens huwelijk dat geen huwelijk was. Hij onthield zich echter van commentaar. De broers bemoeiden zich niet met het liefdesleven van de ander, maar hij had zo wel zijn mening over Els. Johan verspilde zijn tijd met haar. Hij was misschien beter af met een Zweedse. ‘Tot straks,’ zei Axel en stapte in zijn auto. Johan reed achteruit de straat op en liet de poort en het hek weer dichtgaan. Hij zette de boordcomputer op. De drums van Fighting the world van Manowar daverden uit de luidsprekers, maar na een paar maten voelde hij dat hij niet in de stemming was voor heavy metal. Zonder het te weten, had Axel een zeer gevoelige snaar geraakt. Terwijl Johan aan het kruispunt wachtte tot hij groen licht kreeg, zocht hij naar een rustiger nummer dat beter bij zijn humeur paste. Ain’t no sunshine when she’s gone. It’s not warm when she’s away. Ain’t no sunshine when she’s gone and she’s always gone too long. Any time she goes away… Hij zette het lied op herhalen en zong mee, weliswaar niet altijd even toonvast, maar toch met een mooie zangstem. De hele weg naar de Noorderlaan in Antwerpen zong hij alleen dat nummer in een poging om zijn verdriet te verdringen. Hij was geboren in Stockholm als de jongste van vier zonen, een ongepland nakomertje, maar niettemin erg gewenst en verwend door zijn moeder en zijn broers Markus, Matthias en Axel. Twee maanden later, in januari 1971, verhuisde het gezin naar België voor het werk van zijn vader Olov, een ingenieur voor een multinationale plasticspuitgieterij. Oorspronkelijk zou Olov ‘slechts’ projectmanager zijn, maar om een werknemer meer uit te sparen, werd hij ineens gebombardeerd tot general manager. Daar zei hij geen neen tegen. Hij verdiende goed en kocht bij wijze van erfenis vier bouwgronden naast elkaar voor zijn zonen, drie straten van zijn huis vandaan, om hen bij zijn overlijden niet te belasten met erfenisrechten en alles waar Vadertje Staat gewoonlijk bij die droevige gebeurtenis meedogenloos mee gaat lopen. De band tussen de broers was enorm hecht en dat werd nog extra versterkt door het feit dat hun vrouwen onderling ook familie waren. Åsa en Karin waren zussen en Britta was hun nicht. Alleen Johans vrouw Els viel als Belgische uit de toon. Hij wist dat zijn drie schoonzussen haar niet zo mochten, ook al deden ze moeite om dat niet te tonen. Els sprak geen Zweeds en dat ergerde hen. Zij spraken wel Vlaams. 8
Renier en Tarina
2001. Tarina Leysen y del Castillo was enig kind. Haar moeder Margarita had vier miskramen gehad vóór ze Tarina kreeg en de dokter had haar aangeraden niet meer te proberen. De kans was groot dat Margarita het niet zou overleven omdat ze aan extreme zwangerschapsdiabetes en verhoogde bloeddruk leed. In haar familie waren de vrouwen altijd erg broos geweest. Zelfs naar Spaanse maatstaven was Margarita tenger, op het anorectische af, hoewel ze helemaal niet aan die ziekte leed. Steven daarentegen had een stevige lichaamsbouw dankzij het zware werk op de boerderij, waar hij en zijn twee jongere broers als authentieke Vlaamse boerenzonen opgegroeid waren. Toen hij Margarita tijdens het uitwisselingsprogramma van de universiteit leerde kennen, was hij meteen verkocht. Dat fragiele meisje was de personificatie van zijn ideale vrouw. Na negen maanden zorgvuldige opvolging, voortdurende controles en ziekenhuisopnames van haar moeder, kwam Tarina klein en fijn, maar gezond en wel ter wereld. Haar geboorte was de mooiste dag in het leven van haar ouders. Eindelijk hadden ze een baby en ze zouden het wijselijk bij Tarina houden. Steven wilde zijn vrouw niet verliezen bij een volgende risicovolle zwangerschap en liet zich steriliseren. Tarina groeide overbeschermd op. Steven zou niet toestaan dat er ook maar iets met zijn kleine meisje zou gebeuren. Hij waakte over haar als een piraat over een gouden schat. Toen ze twee jaar oud was, verhuisde het gezin van het warme Alicante in Spanje naar het druilerige Kalmthout in België, zijn geboorteplaats, omdat hij veel beter betaald werd in België dan in Spanje. Tarina was vrij fragiel en liep de ene verkoudheid en oorontsteking na de andere op. Hij had omwille van haar gezondheid vaak spijt van zijn beslissing om terug naar België te keren, maar eenmaal in de lagere school verbeterde haar weerstand een beetje. Haar ouders hadden nooit een geheim gemaakt van de reden waarom ze geen broertjes of zusjes had. Naarmate ze ouder werd, groeide het verlangen om kleuterleidster te worden. Ze besefte zelf dat het waarschijnlijk een reactie op het gemis aan broers en zussen was. De profs en schoolpsycholoog achtten haar echter veel te verlegen en niet in staat een klasje de baas te zijn. Dat was een enorme teleurstelling. Met veel pijn in het hart veranderde ze haar studiekeuze en begon na de middelbare school aan een opleiding voor vertaler. Haar tweetaligheid kwam haar nu goed van pas en ze was per slot van rekening altijd goed in talen geweest. Tarina wilde niet op kot, ze wilde niet weg uit de geborgenheid van haar ouderlijk huis, hoewel het veel praktischer zou zijn. Ze volgde namelijk nog avondschool Zweeds en Portugees tot negen uur. 9
In de derde week van september begon de hogeschool met twee initiatiedagen op donderdag en vrijdag. De eerstejaars kregen een rondleiding en uitgebreide uitleg over wat hen te wachten stond gedurende de vierjarige opleiding. Tarina maakte kennis met Tinne, die toevallig naast haar zat. Het was een vrolijke en enthousiaste tante en het klikte meteen tussen de twee jongedames. Ze bleken dezelfde talencombinatie te hebben, namelijk Engels en Spaans. In tegenstelling tot Tarina die zou pendelen, had Tinne een kot in de Bredestraat. De eerste schooldag zat erop. Tarina was moe en ze had een sluimerende hoofdpijn. Ze stapte op de trein en ging met haar leerboek Portugees tegenover een lezende vrouw zitten. Slechts twee seconden later begonnen twee meisjes verderop in het rijtuig luidkeels te wauwelen in een taal die Tarina als Noord-Afrikaans definieerde. Daarbij zette een van hen muziek op met het volume zo luid, dat Tarina zich in een Arabische discotheek waande. Ze keek naar de andere passagiers die ook aan het lezen waren en vroeg zich af of zij zich nog wel konden concentreren. Geen van hen leek op de meisjes te letten. Ze keek over de rand van de banken en onderscheidde één met en één zonder hoofddoek. De meisjes waren niet ouder dan zijzelf. Op zich zag het meisje zonder hoofddoek er niet slecht uit. Al dan niet gekleurd kastanjebruin haar, grote ronde oorbellen, een lang, wit T-shirt dat zich over de borsten opbolde. Het andere meisje had ietwat zachtere gelaatstrekken en meer viel er niet over te zeggen, want haar haar, hoofd en hals waren angstvallig onder de witte hoofddoek weggestopt. Tarina overwoog of ze ertegen zou zeggen dat niemand gediend was met hun luidruchtige gesprek. Met haar hoofdpijn kon ze dat lawaai best missen. Gelukkig voor haar floot de treinbegeleider af en sloot de deuren. De trein startte en de man kwam hun rijtuig binnen. Tarina toonde haar abonnement en vroeg hem zacht of hij de meisjes wilde vragen hun muziek af te zetten. Hij knikte. De vrouw tegenover haar glimlachte en Tarina vroeg zich of het een glimlach van dank of bemoediging voorstelde, maar ze glimlachte terug. De meisjes zetten de muziek inderdaad af, maar op het moment dat de treinbegeleider hun rijtuig verlaten had, ging hun gesprek weer impetueus verder en ze stonden recht, hetgeen het volume ook deed toenemen. Tarina voelde de ritmische druk in haar slapen bonken. ‘Zeg! Kan het niet wat stiller?’ barstte ze ineens boos uit. ‘Ta gueule, pute!’ schold het meisje zonder hoofddoek. ‘Ge zait main moeder nie!’ ‘Ha zelf a bakkes dicht!’ viel het meisje met de hoofddoek haar vriendin bij. ‘Doe het wat rustig aan!’ reageerde Tarina fel, vol adrenaline. ‘We willen jullie lawaai niet horen!’ ‘Gai zait stoemme buitenlander!’ spotte Zonder Hoofddoek. Tarina vroeg zich verbluft af hoe dat mens geraden had dat zij buitenlands was. ‘Kzennekik tenminste ier geboren en getogen!’ Dat kon best zijn, maar ze heette toch nog altijd Karima Abdelkhalfaoui M’Hamed Ibn El Aarab en haar gezellin Saïda Ipziou Ououtari El Hihi en met 10
zulke namen en een zuiders uiterlijk kon je je met de beste wil van de wereld nooit als Belg, Fransman, Duitser of van welke nationaliteit boven de Middellandse Zee dan ook profileren. Blijkbaar belette dat haar absoluut niet een grote mond op te zetten. ‘Ik hoor het,’ zei Tarina minachtend, want haar haren gingen overeind staan van hun Marokkaans-Antwerps dialect doorspekt met Franse scheldwoorden. ‘Ik spreek beter Vlaams dan jullie.’ ‘Kspreek beter Vloms,’ bauwde Zonder Hoofddoek haar na en Tarina besefte dat ze zich daar had laten vangen. ‘Van woar komde gai? Van de Filippainen zekers? Stom waif! Oe zie aa haar derut? Trekt oep niks! Zien ze drin de Filippainen allemoal zo lelek ut?’ De twee stonden ondertussen bij de deur naast Tarina. ‘Ga op een ander rochelen!’ siste ze. ‘Ta gueule, pute, pute, pute! Ik zal je anders een mep verkopen!’ dreigde Zonder Hoofddoek en hield haar hand uitdagend op 5 cm van Tarina’s wang, maar Tarina negeerde dat, hoewel ze met veel plezier de pols wilde breken. ‘Schelden en ambras zoeken, dat is het enige dat jullie kunnen doen. Bol het af!’ zei ze en stond recht. Tot haar voldoening torende ze met haar 1m75 lengte en 8 cm hakken een volledig hoofd boven de twee Marokkaanse meisjes uit. Blijkbaar hadden ze dat niet verwacht, want ze leken wel even onder de indruk van haar lengte, maar ze herstelden zich snel. ‘Bol het zelf af!’ riep Hoofddoek. ‘Moet dat nu echt?’ vroeg de vrouw die tegenover Tarina zat. ‘Jullie zitten daar te roepen en lawaai te maken en waarvoor? We willen rust!’ Eindelijk iemand die reageert! dacht Tarina. Al de andere passagiers zwegen echter nog steeds in alle talen, maakten zich zo onzichtbaar mogelijk. Stelletje lafaards! De vrouw stond zelf recht om ook aan de Luchtbal uit te stappen. De meisjes verlieten het rijtuig, maar draalden aan de deur. Tarina wilde die achter de rug van Hoofddoek sluiten en zo een einde maken aan de situatie. De deur klemde echter en bleef een tiental centimeter open. Zonder Hoofddoek was blijkbaar niet van plan om de ruzie te staken en trok scheldend de deur weer een beetje open. Tarina nam opnieuw plaats. Ze trachtte zich op haar boek te concentreren, maar haar hart ging vervaarlijk tekeer, om van het gebonk in haar slapen maar te zwijgen. Plotseling voelde ze een mep tegen de bovenkant van haar hoofd, geen echte klap maar meer een hardere aanraking. Ze keek verbluft om. Zonder Hoofddoek had haar arm door de opening gewrongen en haar geslagen! Hoe was het mogelijk? Waar haalde ze het lef vandaan?! Hadden die meisjes dan geen opvoeding gekregen?! En dan vragen ze zich af waarom een derde van de Antwerpenaren op extreemrechts stemmen… Tarina overwoog wraakzuchtig of ze erachter aan zou gaan en hen van de trap zou duwen, maar besloot uiteindelijk dat het haar niets dan problemen zou op11
leveren. Die twee teven waren dat absoluut niet waard. Haar avond was verpest, dat was al erg genoeg. Met een hartslag ver boven het gezonde bleef ze zitten en keek toe hoe de meisjes haar smalend aanstaarden en hun middenvingers naar haar opstaken. Tarina reageerde niet, ze moest weer kalmeren. Ze sloeg de meisjes gade tot ze uit haar zicht verdwenen waren. Ze zou zich wreken als ze hen nog eens tegenkwam. Hoe, dat zou ze dan wel zien. Maar ineens vroeg ze zich af of ze hen zou kunnen herkennen. Al die Hoofddoeken leken immers zo erg op elkaar. Ze meende dat het eerder andersom zou zijn. De meisjes zouden haar gegarandeerd als eerste herkennen. De trein zette zich weer in beweging. Tarina kon zich niet op haar leerboek concentreren. Ze kwam niet verder dan dezelfde twee zinnen en daarom stak ze haar boek in haar rugzak. Haar handen trilden alsof ze Parkinson had. Ze streek over de plek waar Zonder Hoofddoek haar geraakt had. Er was absoluut niets mis met haar haar, integendeel. Iedereen was jaloers op haar lichtbruin golvend haar. Het lag er nu misschien wat verward bij, maar dat was niet meer dan normaal na een drukke schooldag. Steven haalde haar aan het station op en Tarina vertelde hem geagiteerd en half huilend van frustratie wat er gebeurd was. ‘Rustig maar, hija,’ suste hij en omhelsde haar. ‘Je hebt juist gehandeld. Als je hen achterna gegaan was, wat zou er dan van gekomen zijn? Ze zouden hoogstwaarschijnlijk hun vijftien broers en neven die opgepropt in een huis samenhokken optrommelen en ons in ons eigen huis aanvallen en voor dood achterlaten, in het beste geval. Jij hebt geen vijftien broers en neven om jou te beschermen, ik ook niet. Je hebt je verstand gebruikt. Daarom ben ik trots op je. Kijk, dat soort trutten eindigt toch slecht. Dat wordt aan een veel oudere man uitgehuwelijkt, krijgt permanent een boerka over het hoofd, wordt geregeld door de man geslagen en vreet zich dik uit pure miserie en verveling. Dat zweet zich te pletter onder al die lange overjurken en stinkt daardoor uren in de wind. Waar staat dat dan met hun zogezegd mooie haar en het feit dat het in België geboren en getogen is? Juist nergens.’ Ze keek hem aan. Wat zou ze zonder haar vaders nuchtere kijk op zaken moeten beginnen? ‘Hoe kon ze nu weten dat ik, zij het deels, buitenlandse ben? Dat verbaasde mij wel.’ Hij glimlachte. ‘Hoogstwaarschijnlijk door die groenbruine ogen van je. Die schakering is niet zo veel voorkomend.’ Overbezorgd als hij was, besloot hij haar in het vervolg aan de school zelf op te halen, zodat ze niet meer met de trein van Antwerpen naar Kalmthout hoefde te rijden. Nu waren het maar twee feeksen geweest. De volgende keer konden het wel meerdere stuks mannelijk crapuul zijn. 12