transfe r
vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs
Topwetenschappers in vlak Nederland
2
jaargang 15 | november 2007
karl dittrich: ‘stop academisch toerisme’ | heineken gaat in hoger onderwijs |
hbo mist internationaal profiel | ‘breng kennis naar afrika’ | zuid-koreaanse studenten massaal naar buitenland | mbo zoekt contact met andere culturen
2 Transfer is een onafhankelijk vakblad voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs en onderzoek. Transfer is een uitgave van de Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs. Verschijnt negen keer per jaar.
transfer
Redactie Els Heuts (hoofdredacteur), Vera Ros Aan dit nummer werkten mee Annemieke Bosman, Dorrit van Dalen, Jon van Langeveld, Ornella Porcu, Martine Postma, Maarten Regouin, Klari Simonet, Simon Trommel, Robert Visscher Beeld Laurens Aaij/Het Hoge Noorden, Annelieke Aalstein, Niels Bongers, Roel Burgler, Merlin Daleman/Hollandse Hoogte, Michael Szulc Krzyzanowski/ Hollandse Hoogte, Laif/Hollandse Hoogte, Jon van Langeveld, Serge Ligtenberg, Arenda Oomen, Fred Prak, Toma Tudor Fotografie, Simon Trommel Redactieraad David Bohmert (Nether), Madeleine Gardeur (Universiteit van Groningen), Joep Huiskamp (Technische Universiteit Eindhoven), Yvonne van de Meent, Fred Paats (ITC) Redactieadres Nuffic, postbus 29777, 2502 LT Den Haag, tel. 070 – 426 0126 / 426 0122, fax 070 – 426 0399, e-mail
[email protected],
[email protected] Abonnementen Transfer is gratis verkrijgbaar. Geïnteresseerden kunnen zich voor een gratis abonnement aanmelden via www.ikabonneermij.nl/transfer, bellen naar DUO-tijdschriftenservice 030 – 263 1089 of een e-mail sturen naar
[email protected]. Abonnementenadministratie Nuffic, Transfer, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag, tel 070 – 426 0271 Advertenties Bureau van Vliet, tel 023 – 571 4745 Vormgeving en lay-out Sabrina Luthjens BNO en Brigitta Opstal (www.makingwaves.nl) Druk Drukkerij Deltahage, Den Haag Overname artikelen Het overnemen en vermenigvuldigen van artikelen uit Transfer is slechts geoorloofd na schriftelijke toestemming van de hoofdredactie. Foto omslag Gerard ’t Hooft, Nobelprijswinnaar voor natuurkunde 1999. Foto: Fred Prak Transfer 3 verschijnt op 30 november 2007
Onbespreekbaar? Twintig jaar geleden nam de organisatie van geïndustrialiseerde landen OESO het Nederlands hoger onderwijs onder de loep. Over het onderzoek werd intensief gediscussieerd in hoger onderwijskringen en met andere landen. In mei van dit jaar presenteerde de OESO opnieuw een review over ons hoger onderwijs. De conclusies logen er niet om. Ons hoger onderwijsbestel is aan revisie toe. En de overheid moet daarin het voortouw nemen. Maar deze keer bleef het vrij stil na de publicatie van het rapport. Geen persconferentie, geen seminar, geen discussie. In een land als Denemarken gebeurt dat wel. De onderzoekers keken ook naar de internationalisering van het hoger onderwijs. Het belang daarvan wordt vaak niet voldoende gezien, aldus het rapport. En de concurrentiestrijd om hooggekwalificeerde onderzoekers wordt niet serieus genoeg genomen. Reden voor de Nuffic om deze maand een bijeenkomst te beleggen met betrokkenen uit het hoger onderwijsveld. In dit nummer neemt Transfer een voorschot op deze discussie en blikt met een aantal sprekers en betrokkenen vooruit. “In andere landen kiest men voor een aantal topuniversiteiten en worden ook andere profielen ontwikkeld. In Nederland gaan we die discussie niet aan en is het gebrek aan formele diversiteit onbespreekbaar. We hebben een introverte blik en een introvert systeem”, stelt Frans van Vught. Ook oud-bestuurder van de Universiteit Utrecht, Jan Veldhuis, vindt dat er sterker ingezet moet worden op topkwaliteit. De overheid zou daarin de regie moeten nemen. Het artikel over Nobelprijzen in dit nummer sluit aan op de discussie over topkwaliteit. Nederland zou niet alleen toponderzoek meer moeten bevorderen, maar zou ook anders met haar toptalenten om moeten gaan, meent natuurkundige Renate Loll. Neem onze laatste Nobelprijswinnaar ’t Hooft, die in 1999 de prijs voor natuurkunde won. In Amerika had hij al lang een eigen instituut gehad en veel geld dat hij naar eigen inzicht had mogen besteden, betoogt Loll in deze Transfer. Zo’n instituut zou veel internationaal toptalent trekken, want wie wil er niet onder een Nobelprijswinnaar studeren of werken? Maar in Nederland worden topwetenschappers niet op een voetstuk gezet.
i n h o u d
8
Karl Dittrich: ‘Neem elkaar de maat!’ Hogeronderwijsinstellingen moeten beter hun best doen om in het buitenland kwalitatief hoogwaardige partners te vinden, meent Karl Dittrich. De NVAOvoorzitter bekritiseert wat hij noemt ‘academisch toerisme’ en ‘ad-hocgedoe’. “Je moet bewust internationaliseringsbeleid voeren en dat langdurig volhouden.”
12
Recept voor een Nobelprijs
Als Nederland weer eens een Nobelprijs wil winnen, moet het zijn schroom om wetenschappers op een voetstuk te plaatsen, laten varen. Daarvan zijn kenners op de universiteiten overtuigd. “In Amerika zou Nobelprijswinnaar Gerard ’t Hooft al lang een eigen instituut hebben gehad.”
16
Een introvert onderwijssysteem Nederland neemt de internationale strijd om toptalent niet voldoende serieus en zou meer werk moeten maken van de promotie van het hoger onderwijs. Die kritiek uitte de OESO eerder dit jaar. Deels terecht, vinden Nederlandse hogeronderwijskenners. Maar op het OESO-rapport valt ook wel wat aan te merken.
22
Zuid-Koreaanse studenten gaan massaal naar buitenland Globalisering is het toverwoord in het Zuid-Koreaanse hoger onderwijs. De universiteiten willen niets liever dan aansluiten bij de rest van de wereld. Goed buitenlands onderwijs is zeer in trek. Geen wonder dat de Nuffic binnenkort een onderwijssteunpunt wil openen in Seoel.
Els Heuts
[email protected]
En verder 2 Colofon en redactioneel 4 Nieuwsberichten 11 Heineken begint opleiding in Ghana 15 Column Maarten Regouin 19 Vliegende Hollander 20 Onderzoek zonder grenzen 25 Globalisering en hoger onderwijs 26 On the job 28 ‘Breng kennis naar Afrika’ 30 Mbo en internationalisering 32 Nuffic-katern
n i euwsb er i c hten
Wat is wijsheid?
Leven Lang Leren Joep Houterman (r.), directeur van het Nationaal Agentschap, overhandigt
Foto: Jannelieke Aalstein
een ingelijst logo van het LLP aan vertegenwoordigers van de EU en OCW.
Het nieuwe onderwijsprogramma van de Europese Unie, het Lifelong Learning Programme (LLP), is vorige maand in Utrecht officieel gelanceerd. Vertegenwoordigers van het Nationaal Agentschap Leven Lang Leren, het ministerie van Onderwijs en de Europese Unie benadrukten het belang van het programma, dat in januari 2007 is gestart. Het LLP bundelt programma’s als Erasmus, Leonardo en Comenius. De EU stelt voor de periode tot 2013 7 miljard euro beschikbaar. Dat is een verdub-
van start
beling van het budget ten opzichte van voorgaande jaren. “Uitwisseling van studenten en docenten is als doel niet voldoende”, stelde Gerard Maas, plaatsvervangend directeur internationaal beleid bij OCW. “Het gaat erom dat we met behulp van deze onderwijspro gramma’s Europese burgers toerusten op het leven en werken in een kenniseconomie.” Maas vindt het zorgelijk dat het aantal Erasmusstudenten flink is afgenomen. “Een van de uitdagingen is dat de toegekende middelen
worden uitgeput.” De organisaties die de uitwisselingsprogramma’s uitvoeren, zoals het Europees Platform, CINOP en de Nuffic, vormen sinds begin dit jaar één Nationaal Agentschap Leven Lang Leren. “We moeten de meerwaarde daarvan benutten”, stelde Maas. “Dat betekent niet alleen meer efficiency door samenvoeging van administraties, maar ook meer ideeënvorming over het concept Leven Lang Leren.” (EH)
Duitse instellingen scoren beter Nederlandse studenten zijn minder tevreden over de kwaliteit van hun onderwijsinstelling dan Duitse. Dat blijkt uit een pilotproject van het Center voor Higher Education Policy (CHEPS) voor een Europese ranking. Aan het onderzoek werkten zeventien hbo- en wo-opleidingen uit Nederland en Vlaanderen mee. De uitkomsten werden vorige maand in Brussel gepresenteerd. De ranking is gebaseerd op zowel objectieve criteria als student-stafverhouding als persoonlijke oordelen van studenten. Nederlandse studenten geven hun instelling vaak een ruime zeven. Daarmee scoren de Nederlandse instellingen niet slecht, maar Duitse studenten geven hun instellingen veel hogere cijfers, zegt CHEPSonderzoeker Don Westerheijden. “Nederlanders en Vlamingen zijn veel kritischer over de kwaliteit
4 | november 2007 | transfer
van het onderwijs en de faciliteiten. Dat heeft ons nogal verrast”, aldus Westerheijden. “Ze zijn namelijk ook kritisch over onderdelen die objectief gemeten wel goed scoren, zoals de omvang van het opleidingenaanbod.” De onderzoeker vindt het verder opvallend dat Nederlandse hogeschoolstudenten negatiever oordelen over de koppeling tussen theorie en praktijk. Nederland laat zich immers graag voorstaan op het praktijkgerichte hbo. Het CHEPS onderzoekt nu hoe de verschillen zijn te verklaren en hoe de pilot kan worden uitgebreid naar een Europees studie-informatiesysteem. Zo’n variant is volgens Westerheijden niet alleen interessant voor studenten met internationale ambities, maar ook voor studenten in grensregio’s. (VR)
In het juninummer 2007 van Transfer vraagt historicus Han van der Horst zich af wat de beleidslijn van Westerse wetenschappers moet zijn in relatie tot collega's in het Midden Oosten. Zijn inleidende zinnen luiden “Moet Nederland de strijd tegen terrorisme ook op het intellectuele front aangaan, via royale reisbeurzen voor jonge Arabieren? Of tast zo’n politiek gemotiveerd beurzenstelsel de academische vrijheid aan?” Het grote probleem waarmee het trilaterale samenwerkingsverband van de Alverna Research Group (Amsterdam), de afdeling Semitische talen (Universiteit Mainz) en het Orient-Institut (Beiroet) zich op dit moment ziet geconfronteerd is meer ‘down to earth’. Op 28 en 29 september zou er in Jbail (het vroegere Byblos) een internationale conferentie worden gehouden over de recente ontcijfering van het schrift op twee bronzen tabletten uit Byblos die zich in het Nationaal Museum te Beiroet bevinden. Aanmeldingen kwamen zelfs uit Nieuw-Zeeland binnen. Op dit moment bevindt Libanon zich internationaal gezien, ook wetenschappelijk, in een vacuüm want er vinden in het land regelmatig gevechtshandelingen plaats. Daarom was de directeur van het museum, General Director Frédéric Husseini, extra blij als gastheer van deze internationale conferentie te kunnen optreden. Op zijn dringend verzoek is deze happening verschoven naar eind november in verband met gewelddadigheden die werden verwacht tijdens de presidentsverkiezingen afgelopen september. Wat is wijsheid? Dan toch maar naar Libanon gaan of liever thuisblijven omdat de kleinkinderen opa nog niet willen missen? Want eigenlijk kun je beter maar helemaal ongebonden zijn in zo’n hachelijke situatie. Of de conferentiegangers en de hele mikmak naar Nederland of Duitsland halen en als troost de conferentie laten openen door onze van een ruime reisbeurs voorziene Libanese collega van het Nationaal Museum? Hierover wordt nu dus in het vrije Westen druk gedelibereerd. Eén ding is zeker: we laten onze Arabische collega niet in de steek. Nu niet en nooit. Is dat misschien wijsheid?
TU’s willen meer geld voor Pakistanen De drie technische universiteiten willen geen grote aantallen Pakistaanse beurspromovendi toelaten zonder een hogere vergoeding van Pakistan via de Nuffic. Zij vragen 17.500 euro per jaar voor de begeleiding van deze ‘gratis’ promovendi. De Pakistanen komen sinds 2005 naar Nederland via het beursprogramma van de Higher Education Commission (HEC). Aan dat programma, in Nederland door de Nuffic beheerd, doen meer Europese landen mee. Pakistan betaalt voor de promovendi het retourticket en een maandelijkse beurs van 975 euro. De universiteiten ontvangen per promovendus een beperkte onkostenvergoeding. In januari begint een nieuwe HEC-selectieronde. Dit jaar waren hier ongeveer tachtig HEC-promovendi werkzaam, onder wie 25 bij de TU Delft. Volgens collegevoorzitter Hans van Luijk – tevens voorzitter van de 3TU-federatie – kost de begeleiding van technische wetenschappers vanwege de nodige apparatuur gewoon meer geld. De TU’s willen daarom zelf bepalen hoeveel Pakistanen ze aannemen. “Wij laten ons geen contingent promovendi opdringen”, aldus Van Luijk. De Nuffic zegt dat instellingen nergens toe verplicht zijn en wil, na overleg met de TU’s, de kwestie voorleggen aan de Pakistaanse overheid. Andere instellingen met HEC-promovendi begrijpen de TU’s wel. “Technische en laboratoriumintensieve studies zijn duurder dan rechten”, zegt ook Engel Vrieling van het Groningse Instituut voor Biomoleculaire en Biotechnologische Wetenschappen. “Als je die promovendi niet voldoende kunt begeleiden, houdt het op.” (VR)
Begeleiding van technische onderzoekers is volgens TU’s relatief duur vanwege lab- en apparatuurkosten.
Foto: Arenda Oomen
i n g ezo n d e n
Dr. J.P. Best oudhistoricus aan de Universiteit van Amsterdam
transfer | november 2007 | 5
n i euwsb er i c hten
Buitenlands nieuws
Saxion scoort met internationalisering
Thuisblijvers onder Waarom gaat de ene student naar het buitenland en de andere niet? Een nieuw onderzoek van het ministerie van OCW moet daarop het licht werpen. Het onderzoek brengt de achtergronden van mobiliteit in kaart, waarbij ook gekeken kan worden naar sociaaleconomische aspecten. Studentenorganisaties vragen al langer aandacht voor de sociale dimensie van mobiliteit. “Door zaken als de invoering van ECTS en meeneembaarheid van studiefinanciering wordt het steeds makkelijker om weg te gaan. Toch groeit de uitstroom niet of nauwelijks”, concludeert Fabienne Hendricks, voorzitter van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO). “Wij vragen ons af wat studenten nog tegenhoudt en in hoeverre de thuissituatie daarbij een rol
6 | november 2007 | transfer
Franse universiteiten krijgen de komende vijf jaar meer
stemd op de internationale arbeidsmarkt en daarmee laat de opleiding zien dat ze echt iets anders doet dan collegaopleidingen”, aldus Dittrich. Aanvragen van andere opleidingen voor het bijzonder kenmerk Internationalisering heeft de NVAO nog in behandeling. (EH)
vrijheid om hun budget te besteden en om (tijdelijk) Foto: De Nationale Beeldbank
Zo zijn er doorstroomprogramma’s met Duitse en Noorse instellingen. Twintig procent van de studenten loopt stage in het buitenland en 35 procent van de docenten heeft relevante buitenlandervaring. De opleiding wordt erkend door zes andere landen. “Het programma is afge-
RUG begint Europese
De opleiding Fysiotherapie van Saxion Hogescholen onderscheidt zich met een gedegen internationaal profiel
lerarenopleiding
Foto: Toma Tudor Fotografie
De opleiding Fysiotherapie van Saxion Hogescholen heeft het bijzonder kenmerk Internationalisering toegekend gekregen. De Enschedese bachelorstudie is daarmee de eerste opleiding in het Nederlandse hoger onderwijs. Opleidingen die geaccrediteerd worden door keuringsinstantie NVAO, kunnen een bijzonder kenmerk aanvragen waarmee ze zich kunnen profileren. “Internationalisering is een van de moeilijkste kenmerken om te beoordelen”, stelt NVAO-voorzitter Karl Dittrich. “Elke instelling doet wel iets met studenten, staf, taal en voorzieningen. Veel opleidingen vinden dat ze internationaal zijn, maar in onze optiek moeten ze dat sowieso zijn. Als een studie voor dit kenmerk in aanmerking wil komen, moet hij zich echt onderscheiden op internationaliseringsgebied. Wij zijn streng.” De fysiotherapie-opleiding van Saxion biedt drie verschillende internationale programma’s aan.
Meer vrijheid Franse universiteiten
de loep speelt. Zijn ze bang dat ze het financieel niet redden? Worden ze wel gestimuleerd door hun ouders? Vooral bij gezinnen met eerste-generatiestudenten is dat belangrijk.” Hendricks noemde het OCW-onderzoek tijdens een internationaliseringsdebat van de studentenbonden ASVA en LSVb vorige maand in Amsterdam, waarbij onder meer mobstacles werden besproken. Het ISO zelf overweegt een enquête naar het functioneren van international offices, waarover studenten geregeld klagen. Gebrek aan informatie en lange procedures kunnen volgens het ISO ook de uitstroom belemmeren. Het ISO hoopt dat de onderzoeken zicht geven op het aantal studenten dat wel weg wil maar niet gaat. (VR)
De Rijksuniversiteit Groningen (RUG) begint in 2010 een Europese mastervariant van de lerarenopleiding in de vakken wiskunde, natuur- en scheikunde en vreemde talen. De universiteit speelt daarmee in op de toenemende internationalisering van het voortgezet en hoger onderwijs. Voertaal van de nieuwe studie is Engels. Studenten lopen stage op tweetalige scholen in drie landen, waaronder hun eigen land. “Het gaat erom dat studenten leren van verschillen in didactiek, de inrichting van scholen of de omgang met leerlingen”, zegt projectleider Jan Folkert Deinum van het universitair Onderwijscentrum. “Maar als we op deze manier ook bijdragen aan een oplossing van het lerarentekort, namelijk door buitenlandse leraren aan te trekken, dan is dat mooi meegenomen.” De RUG werkt onder meer samen met universiteiten in Praag, Barcelona, Edinburgh en het Estse Tartu. De universiteit heeft van de Europese Commissie een half miljoen euro subsidie gekregen om het programma te ontwikkelen en wettelijke knelpunten te inventariseren. Zo verschilt per land het aantal gegeven lesuren dat verplicht is om een lesbevoegdheid te kunnen krijgen. Tegen 2010 moeten die obstakels zijn overwonnen, verwacht Deinum. De reguliere lerarenopleiding in Groningen telt nu 160 studenten. De RUG hoopt voor de Europese variant net zo veel studenten te trekken. (VR)
personeel en derdengelden te werven. Het totale budget voor onderwijs en onderzoek is verhoogd met 5 procent. De hervormingen moeten leiden tot hogere kwaliteit
en meer efficiency in het hoger onderwijs, dat door lage collegegelden (150 euro voor eerstejaars) en massale
toestroom hoge uitvalpercentages kent. Uit angst voor
protesten van de machtige studentenbeweging is afgezien van collegegeldverhoging en selectie aan de poort. Reputatie Engeland brokkelt af
Bijna 30 procent van de buitenlandse studenten in Groot-
Brittannië is ontevreden over de prijs/kwaliteitverhouding
van hun studieverblijf. Volgens een onderzoek van het Higher Education Policy Institute is die ontevredenheid de reden waarom buitenlanders vaker naar de Verenigde Staten
gaan. Daar zijn de kosten van studie en levensonderhoud
lager, door de vele beurzen en ruimere werkmogelijkheden. Frankrijk en Duitsland worden eveneens genoemd als
aantrekkelijke alternatieven met Engelstalige opleidingen en laag of geen collegegeld. Engeland scoort internationaal ook slecht met het aantal onderwijsuren en de begeleiding van buitenlandse studenten.
India wil meer ho-instellingen
India wil meer studenten kunnen plaatsen in het hoger
onderwijs. Daartoe wil de regering het aantal instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek uitbreiden met ruim
zestig. In India volgt nu 7 procent van de 17- tot 24-jarigen hoger onderwijs, de helft van het Aziatische gemiddelde. Om daarvan 15 procent te maken, moet volgens een
adviesorgaan van de regering het aantal universiteiten omhoog van 350 nu naar 1.500 in 2015. Het is echter de
vraag of de nieuwe instellingen personeel vinden. Indiase
universiteiten krijgen nu al een kwart van hun aanstellingen niet vervuld. De bloeiende economie lokt hoger opgeleiden naar de lucratieve privé-sector. Chinezen moeten terug
Chinese beursstudenten in het buitenland moeten voortaan na hun afstuderen minstens twee jaar in China werken.
Doen ze dat niet, dan riskeren ze een fikse boete en moeten ze hun beurs terugbetalen. China probeert met deze
maatregel de braindrain een halt toe te roepen. Jaarlijks
vertrekken meer dan 100.000 studenten naar het buitenland. Daarvan zou nog geen kwart terugkeren. (VR)
transfer | november 2007 | 7
i ntervi ew
nvao
-vo
b ewuste
o rzitter
kar l
strate gi e
b ij
dittr ic h
pleit
i nte r n ati o n a l e
‘We moeten af
vo or
Instellingen hechten onvoldoende waarde aan kwaliteit in internationale samenwerkingsverbanden.
contacte n
Ze zouden veel bewuster moeten kiezen voor interessante, hoogwaardige samenwerkingspartners, vindt NVAO-voorzitter Karl Dittrich. ‘In het internationale verkeer moet je elkaar de maat nemen.’
van dat academisch
Er moet veel zwaarder worden ingezet op inter nationalisering. Dat is de stellige overtuiging van Karl Dittrich, voorzitter van de Nederlands-Vlaamse Accreditieorganisatie (NVAO). In het jaarverslag 2006 constateert de keuringsinstantie dat hogescholen relatief weinig aandacht hebben voor internationalisering. Voor het wetenschappelijk bachelor onderwijs geldt hetzelfde; het over de grenzen heen kijken is matig ontwikkeld. “We hebben op internationaliseringsgebied veel meer pretenties dan we kunnen waarmaken”, zegt Dittrich. “Het aantal buitenlandse studenten dat in Nederland studeert, is gering. Het aantal curricula dat wordt vergeleken met opleidingen in andere landen, is vrijwel nul. We zeggen wel dat we internationaal georiënteerd zijn. Maar in praktijk valt dat erg tegen. De eindkwalificaties van opleidingen zijn vaak regionaal en nationaal bepaald.” Internationaliseren doe je niet op een achter namiddag, vindt de NVAO-voorzitter. “Je moet een bewuste strategie hebben en bewust beleid voeren. En dat moet je langdurig volhouden met veel geld en toegewijde mensen. Iedereen begrijpt het belang van internationalisering. Iedereen houdt ook het goede verhaal erover. Maar slechts weinig instellingen zijn er bewust mee bezig.“
toerisme’
Foto: Serge Ligtenberg
Ad-hocgedoe Veel meer dan nu gebeurt, moeten instellingen bewust voor interessante samenwerkingspartners gaan kiezen. “In onze nationale onderwijspolitiek hebben we te snel gezegd: we sturen studenten naar het buitenland en we halen buitenlandse studenten hierheen. In de beginjaren van de internationalisering hebben we weinig aandacht gehad voor de kwaliteit van het gebodene. Je ontmoette een rector van een buitenlandse instelling en besloot samen iets te gaan doen. Maar je nam elkaar niet de maat.” Academisch toerisme, oordeelt Dittrich. “We moeten van dat ad-hocgedoe af. Van al die grote handtekeningen op die prachtige formulieren en die protocollen die verder weinig betekenen.” Maar de NVAO-voorzitter steekt ook de hand in eigen boezem. “Wij hebben als accreditatie organisatie tot nu toe onvoldoende duidelijk gemaakt dat de instellingen in het internationale verkeer
gebruik moeten maken van accreditatie. Hogescholen en universiteiten kunnen nu zeggen: ik wil alleen samenwerken met opleidingen die op dezelfde manier aan kwaliteitszorg doen. Het erkennen van studiepunten wordt dan makkelijker en dan is het ook makkelijker om beleid te maken.” De accreditatieorganisatie wijdt aan dit thema, internationalisering en accreditatie, op 25 oktober in Brussel en op 8 november in Den Haag een seminar. Het onderwerp leeft. De belangstelling voor het seminar is zo groot dat maximaal twee medewerkers per instelling mogen deelnemen.
Struikelblok De samenwerking met buitenlandse accreditatie organisaties om opleidingen internationaal vergelijkbaar te maken, heeft de NVAO hoog in het vaandel. Hoewel die samenwerking niet altijd even eenvoudig is. Neem de kwaliteitsorganisaties van de 46 Bolognalanden die zich hebben verenigd in de European Association for Quality Assurance (ENQA). “Het belangrijkste struikelblok is dat de situatie per land zo verschilt”, stelt Dittrich. “Veel landen zijn nog bezig kwaliteitszorg op te zetten, zeker naarmate je verder in het oosten en zuiden van Europa terechtkomt. Veel van die landen kampen met andere problemen, zoals de toegang tot het hoger onderwijs en de kwaliteit ervan. Kwaliteitsbewaking is voor hen van later zorg. De samenwerking bestaat dan vooral uit trainen, coachen en de lat op het goede niveau leggen.” Toch is Dittrich optimistisch. “Vijf jaar geleden was er nog niets op dit gebied. Ik denk dat over een jaar of tien heel veel Bolognalanden elkaars accreditatie besluiten kunnen overnemen en dat het niveau van de bachelor en master ongeveer hetzelfde zal zijn.” Het European Consortium for Accreditation in Higher Education (ECA) bereikt die mijlpaal binnenkort. Deze club van vijftien kwaliteitsorganisaties uit tien Europese landen sluit in december in Barcelona een overeenkomst voor de wederzijdse erkenning van accreditatiebesluiten. Dat betekent dat de uitkomsten van accreditatieprocedures in een aantal van die landen over en weer worden erkend. Binnen dit consortium hoeft een opleiding nog maar een keer te worden geaccrediteerd. Veel bureaucratische rompslomp behoort dan tot het verleden.
transfer | november 2007 | 9
actu e e l
Heineken
Dittrich signaleert een beweging om tot een Europees standaardniveau te komen. Maar één accreditatie organisatie voor alle Europese landen is nog een brug te ver. “Als ik zie hoe ingewikkeld samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen is, dan moet ik er niet aan denken om er meer partners bij te halen. Als NVAO hebben wij te maken met twee verschillende rechtstelsels, twee verschillende wettelijke kaders en twee onderwijskundige benaderingen. Dat is gecompliceerd. Bovendien komt onderwijs heel dicht bij de kernwaarden van de samenleving. Elk land legt eigen accenten, met andere politieke bedoelingen. Hoger onderwijs is het paradepaardje van elke overheid. Dat draag je niet over aan Europa.”
“Vanuit het oogpunt van internationalisering is het wenselijk dat er een wettelijk kader komt waarin die erkenning wordt geregeld”, vindt Dittrich. “Aan de andere kant zijn er de afgelopen tien jaar in het buitenland veel initiatieven genomen waarvan je je kunt afvragen of de noodzakelijke kwaliteit wel werd gehaald. Als je als Nederlandse instelling in het buitenland onderwijs wilt aanbieden, moet dat aan de allerhoogste eisen van kwaliteitszorg voldoen. In het verleden is daar te lichtvaardig over gedacht. Het was meer machogedrag: ‘we veroveren een nieuw terrein en laten zien hoe machtig we zijn.’ Er zat weinig beleid en visie achter.” Dittrich kan zich voorstellen dat in het kader van ontwikkelingssamenwerking in het betreffende land een specialistische opleiding Machogedrag wordt aangeboden met de bijbehorende graad. “Maar De Nederlandse overheid zou meer werk moeten voor een opleiding bedrijfseconomie vind ik het veel maken van het verlenen van joint degrees, vindt minder logisch.” Dittrich. Volgens de huidige wet is het niet mogelijk Niet alleen het onderwijs dat wordt gegeven in het om voor een studie die samen met een buitenlandse buitenland moet volgens Dittrich aan de allerhoogste partner wordt verzorgd, eisen voldoen, ook buitenéén gezamenlijk diploma landse studenten die naar “We hebben te snel gezegd: we sturen af te geven. De nieuwe wet Nederland komen, moeten op het hoger onderwijs verzekerd zijn van goed studenten naar het buitenland en halen voorziet hier wel in, maar onderwijs en eerlijke voordie staat al maanden in de lichting. De Gedragscode buitenlandse studenten hierheen” ijskast. “Joint degrees hebben internationale student, nu ten onrechte een lage waarin eisen staan ten prioriteit. Zo’n opleiding is aanzien van werving en gebaseerd op wederzijdse samenwerking en daar zit voorlichting, kan hem niet streng genoeg zijn. “Prima power achter. Natuurlijk zie ik de complicaties. Hoe dat die code er is. Hartstikke nodig ook. De overheid wordt zo’n opleiding, die deels door een buitenlandse moet toezien op strikte naleving ervan. Het is een instelling wordt verzorgd, gefinancierd? Maar dat zijn crime als mensen aan de hand van onjuiste informatie uitwerkingen. Dit onderwerp zou veel hoger op de of onder valse voorwendselen het land binnenkomen. agenda moeten staan.” Dat is een vorm van mensenhandel waar ik een Minder positief is Dittrich over de erkenning van grote afschuw van heb. Ik heb te veel voorbeelden graden die Nederlandse instellingen in het buitenland gezien waarbij buitenlandse studenten echt werden aanbieden. Onderwijs dat in het buitenland wordt belazerd.” verzorgd, wordt niet erkend en komt daardoor niet in Els Heuts aanmerking voor bekostiging en studiefinanciering.
dan
e en
apk
-co
Bierbrouwer Heineken heeft in Ghana het initiatief genomen voor een master informatieen communicatietechnologie. Want ook in Afrika hebben bedrijven steeds meer behoefte aan deskundigen op dat gebied.
Bedrijfskundige oplossingen voor problemen omtrent ICT. Ook in Afrika is daar steeds meer behoefte aan. Maar een universitaire opleiding op dat gebied bestond daar nog niet. Nu wel, mede dankzij Heineken. In de Ghanese miljoenenstad Kumasi is in augustus het Institute for Advanced ICT Studies geopend, dat een tweejarige master ICT aanbiedt, speciaal voor Afrikaanse studenten. Aan de financiering is bijgedragen vanuit het NPT. Voor dit programma, gericht op capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden, is de opleiding interessant omdat die de kans op braindrain vanuit Afrika verkleint. Heineken, die ook de huisvesting van de studenten verzorgt, nam het initiatief voor de studie samen met dochteronderneming Ghana Breweries. De brouwer heeft steeds meer moeite om voor Afrika de juiste ICT-deskundigen te vinden. Een paar jaar geleden kwamen medewerkers in contact met de Delftse emeritus hoogleraar Maarten Looyen. Samen met hem ontwikkelden ze een ‘business plan’ en een curriculum voor een masterstudie.
ntrol e
De Nederlands-Vlaamse
verleent een keurmerk. Tot
onderwijs op een hoger niveau
hiermee eens. “De drive om
Accreditatieorganisatie waar-
nu toe heeft de NVAO 1.376
te waarborgen. Accreditatie
meer kwaliteit te leveren moet
borgt op onafhankelijke wijze
Nederlandse opleidingen,
zou meer moeten zijn dan een
je terug kunnen zien in het
de kwaliteit van het hoger
99 Vlaamse en een Antilliaanse
‘APK-controle aan de hand van
accreditatiestelsel. En de goede
onderwijs in Nederland en
opleiding gekeurd.
basale gegevens’. Opleidingen
voorbeelden moet je bekend
Vlaanderen. De organisatie
Onlangs lanceerde de
die heel goed zijn, zouden
maken, zodat ook degenen die
beoordeelt de basiskwaliteit
Onderwijsraad het voorstel
extra budget moeten krijgen.
nu een zes hebben, een zeven
van (nieuwe) opleidingen en
om de kwaliteit van het hoger
NVAO-voorzitter Dittrich is het
willen gaan verdienen.” (EH)
10 | november 2007 | transfer
in Ghana
Buitenlandse docenten “Het vakgebied heeft te maken met veel meer dan alleen technische veranderingen of kennis van computerprogramma’s”, vertelt Harmien Dam, de Nederlandse ‘assistant rector’ van het ICT Institute. “Door veranderingen in de markt of in wetgeving moeten bedrijven software aanpassen, het werk van hun personeel anders organiseren. Soms moet een Foto: Heineken
meer
begint opleiding
hele afdeling dicht, en waar laat je dan de informatie die zo’n afdeling beheerde? Over dat soort vragen gaat het.” Het curriculum bestaat in het eerste jaar uit zestien modules van twee weken. Voor elke module worden docenten uitgenodigd van universiteiten in verschillende landen, van Nederland tot Zuid-Afrika. Ook de Kwame Nkrumah University of Science and Technology (KNUST) in Kumasi zelf levert docenten. In het tweede jaar moeten studenten een onderzoeksopdracht uitvoeren en een scriptie schrijven. De studie is toegankelijk voor studenten uit heel Afrika met een bachelorgraad in bijvoorbeeld infor matica of bedrijfskunde. Zeventien studenten zijn inmiddels begonnen, het Institute mikt voor volgend jaar op vijftig. Een deel van de studenten wordt geworven door Ghana Breweries en Heineken, en door andere multinationals met vestigingen in Afrika, zoals Vlisco, Barclays Bank en Unilever. Deze bedrijven dragen gedurende vijf jaar een vast bedrag bij aan de financiering. In ruil daarvoor krijgen ze opleidingsplaatsen voor personeelsleden. Studenten die de opleiding zelf betalen, zijn per jaar 2.500 euro kwijt. “Een redelijke prijs”, vindt Dam, “zeker als je het vergelijkt met de opleidingen van de private universiteit van Ghana Telecom in Accra. Die kosten 3.500 dollar.”
Dorrit van Dalen Meer informatie over het instituut staat op www.the-institute.edu.gh
transfer | november 2007 | 11
ac htergro n d
“In Amerika zou kr iti ek
op
n u c hter e
n eder l an d s e
Nobelprijswinnaar ’t Hooft
m entaliteit
al lang een eigen instituut
‘Topwetenschapper moet op een voetstuk’
hebben gehad”
Onder de winnaars van de Nobelprijzen voor de wetenschap zat dit jaar een flink aantal Europeanen. Om te zorgen dat dat de komende jaren zo blijft, pleiten Nederlandse wetenschappers voor
Foto: Fred Prak
Nobellaureaat Gerard ’t Hooft:
Jarenlang gonsde het in de wandelgangen van Nederlandse universiteiten: natuurkundige Gerard ’t Hooft zou de Nobelprijs winnen. In 1999 was het raak. “Collega’s zeiden al jaren dat ik een grote kans maakte”, zegt ’t Hooft, hoogleraar aan de Universiteit Utrecht. “Maar ik heb nooit in oktober met klamme handen bij de telefoon gezeten. Ik wilde me niet laten kennen en zette daarom alle gedachten over Nobelprijzen uit mijn hoofd. Daardoor kwam de prijs toch nog als een verrassing.” Na de toekenning van de Nobelprijs aan ’t Hooft is het de afgelopen jaren stil geworden op de Nederlandse universiteiten. Echt grote kanshebbers voor de Zweedse prijs zijn er niet geweest. De kans dat een Nederlander – of, om het breder te trekken – een Europeaan de prijs wint, lijkt de afgelopen decennia alleen maar kleiner geworden. De laatste vijftien jaar werden de Nobelprijzen voor geneeskunde en scheikunde ongeveer zes op de tien keer aan een Amerikaan toegekend. Bij de Nobelprijs voor natuurkunde is het percentage Amerikaanse winnaars zelfs opgelopen tot ruim 66 procent. Drie Nederlanders wonnen de afgelopen vijftien jaar een Nobelprijs. Gerard ’t Hooft werd onderscheiden samen met Martinus Veltman, Paul Crutzen won in 1995 de Nobelprijs voor scheikunde. ’t Hooft weet zeker dat de Nobelprijscommissie niet bewust Amerikanen verkiest vanwege hun nationaliteit. “De commissie kiest voor de onderzoeker die het beste werk heeft geleverd en kijkt daarvoor de hele wereld rond. De beste wint. Dat is een nuchtere vaststelling. Als er dan uitkomt dat tien jaar achter elkaar een Amerikaan wint, dan is dat maar zo.”
Portretten van Nederlandse Nobelprijswinnaars in de hal van het ministerie van OCW.
Volgens Renate Loll, eveneens hoogleraar natuurkunde in Utrecht, is het niet toevallig dat vooral Amerikanen de prijs in de wacht slepen. “Bij Amerikaanse topuniversiteiten is gewoon veel meer geld beschikbaar voor onderzoek. Amerika kent veel betere voorzieningen, zoals high-tech laboratoria, dan Europa. Daardoor is het aantrekkelijker voor onderzoekers om daar te gaan werken. En ze worden in de Verenigde Staten ook beter betaald.”
Mount Everest Loll bekritiseert het Nederlandse onderwijsbeleid al een aantal jaren. Om meer kans te maken op de Nobelprijs, zou volgens haar ook de Nederlandse mentaliteit moeten veranderen. “Nederlandse wetenschappers zijn heel nuchter, ze staan niet graag in de spotlights. Ook ’t Hooft gedraagt zich binnen onze faculteit als een van ons. Maar als je het goed bekijkt is hij dat niet. Hij is een Nobelprijswinnaar, een rolmodel. Zo iemand mogen we best op een voetstuk plaatsen. ’t Hooft is de Mount Everest in dit vlakke Nederland.” De natuurkundige pleit daarom voor een topinstituut, waar knappe Nederlandse koppen hun krachten bundelen, onder leiding van ’t Hooft. “Een van de beste wetenschappers ter wereld wordt ons in Utrecht op een zilveren schaal aangeboden.
Foto: Serge Ligtenberg
topinstituten en meer Europese samenwerking.
We zouden zijn naamsbekendheid en expertise moeten gebruiken. Hij zou veel (inter)nationaal toptalent aantrekken. Wie wil er niet onder een Nobelprijswinnaar studeren of werken? Ik vind het schokkend dat zoiets nog niet is gedaan. In Amerika had hij al lang een eigen instituut gehad en veel geld dat hij naar eigen inzicht had mogen besteden. In Nederland wordt daar blijkbaar niet aan gedacht.” Inmiddels wel, trouwens. Maar van denken naar doen is nog een hele stap. “We zijn bezig om een topinstituut op te zetten, maar we hebben geldgebrek”, vertelt ’t Hooft, die het instituut graag zou willen leiden. Eén ding staat voor hem vast: als Nederland meer Nobelprijzen wil winnen, moet het vooral investeren in hoogwaardig universitair onderzoek.
Atoombom Dat is ook de overtuiging van wetenschapshistoricus Dirk van Delft van de Universiteit Leiden. “In Amerika krijgt talent bij topinstituten veel ruimte. Er hangt een intellectueel uitdagende sfeer en dan kan zo’n groep tot grote hoogten stijgen. Amerika heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog gezien tot wat voor succes samenwerking tussen topwetenschappers kan leiden. Dat wetenschappers zo snel een atoombom konden ontwikkelen, was een verrassing. Samenwerken in topinstituten is daar-
“Voor meer Nobelprijzen zijn investeringen in toponderzoek nodig.”
transfer | november 2007 | 13
c door in Amerika altijd belangrijk gebleven.” Volgens ’t Hooft is het ook belangrijk dat verder wordt gekeken dan universitair onderwijs alleen. “Nederland investeert te weinig in het middelbaar onderwijs. Men schijnt bovendien te denken dat moeilijke vakken, zoals natuurkunde en scheikunde, vooral heel leuk en simpel moeten worden gebracht. Anders zouden leerlingen het vak niet meer volgen. Dat is een misvatting. Een moeilijk vak kan juist heel leuk zijn, omdat leerlingen er moeite voor moeten doen. De uitdaging maakt het interessant.” Volgens ’t Hooft zijn jongeren tegenwoordig juist geïnteresseerd in techniek. “Als je ziet wat sommige kinderen kunnen doen achter de computer of hoe ze hun brommers ingenieus kunnen opvoeren, dan weet je dat ze de moeilijkste uitdagingen aan kunnen. Daar showen ze mee. Dat zou ook voor natuurkunde moeten gelden.”
Albert Einstein Het verleden leert dat degelijk middelbaar onderwijs uitstekende wetenschappers kan opleveren. Daar wijst ook Van Delft op. De wetenschapshistoricus promoveerde op een biografie van Heike Kamerlingh Onnes, Nobelprijswinnaar in 1913. “Eind negentiende eeuw waren er belangrijke onderwijshervormingen in Nederland. De HBS werd opgericht en wetenschappers kregen in het hoger onderwijs veel meer ruimte om zelf onderzoek te doen.” Het laboratorium in Leiden groeide onder Kamerlingh Onnes uit tot een internationaal topinstituut. Lange tijd was dit het enige lab ter wereld waar helium vloeibaar kon worden gemaakt. Tijdens deze roemrijke tijd kwamen wetenschappelijk zwaargewichten als Albert Einstein en Marie Curie naar Leiden voor onderzoek. Nederland won tussen 1900 en 1930 maar liefst acht keer de Nobelprijs. In totaal werd de Nobelprijs negentien keer aan een Nederlander toegekend. Voor, tijdens en direct na de Tweede Wereldoorlog zochten veel toonaangevende wetenschappers hun heil in de Verenigde Staten. Die braindrain
nob elp r i jz en
is Europa lange tijd niet te boven gekomen. Maar de Europese gouden tijden lijken binnenkort te herleven. Vergaande Europese samenwerking zou de Amerikaanse hegemonie wel eens kunnen doorbreken, menen ’t Hooft en Van Delft. Ze wijzen op een prestigieus Europees project: de nieuwe deeltjesversneller in het Zwitserse Genève. “Amerikanen zijn daar stikjaloers op”, zegt ’t Hooft. “Ik verwacht zeker dat er toekomstige Nobelprijswinnaars uit dat onderzoek komen.” Ook op het gebied van astronomie timmert Europa wetenschappelijk hard aan de weg. Het tij lijkt dus te keren. “Europa zal in de nabije toekomst op deze gebieden een leidersrol vervullen”, voorspelt ’t Hooft.
Inspiratie en durf De ervaring leert dat Nobelprijswinnaars relatief vroeg in hun carrière hun grootste ontdekkingen doen. ’t Hooft deed zijn belangrijke ontdekking tijdens zijn promotie. “Jonge wetenschappers hebben de tijd, het geduld, de inspiratie en de durf om zich waar te maken. Daardoor kunnen ze, als de omstandigheden goed zijn, heel goed presteren”, analyseert hij. Om jonge wetenschappers kansen te geven en te voorkomen dat alleen gevestigde namen geld krijgen, laat Onderwijsminister Plasterk nu een deel van het onderzoeksgeld verdelen door NWO, in plaats van door de universiteiten zelf. NWO hanteert namelijk een selectieprocedure die, volgens Plasterk, naar de kwaliteit van het onderzoek kijkt en niet alleen naar de reputatie van de onderzoekers. Volgens zowel Van Delft als ’t Hooft zijn er overigens nog steeds Nederlanders die in aanmerking komen voor de Nobelprijs. “Ik denk bijvoorbeeld aan het Nano-instituut van de TU Delft”, zegt ’t Hooft. Van Delft noemt Willem Johan Kolff, de uitvinder van de kunstnier. “Hij is al dik in de negentig, maar hij leeft nog steeds en hij zou het verdienen.”
Robert Visscher
2007
Geneeskunde
Natuurkunde
Scheikunde
Economie
Mario Capecchi en Oliver
Albert Fert (Fr) en Peter
Gerhard Ertl (Du) voor onder-
Leonid Hurwicz, Eric S. Maskin
Smithies (beiden VS) en Martin
Grünberg (Du) voor ontdekking
zoek naar chemische processen
en Roger B. Myerson (allen VS)
Evans (GB) voor onderzoek naar
van ‘gigantische magnetoweer-
aan oppervlakken
voor het ontwikkelen van de
genetische modificatie
standen’
14 | november 2007 | transfer
Mechanische Ontwerp Theorie.
o
l
u
m
De kwaliteit van
internationalisering Wij houden allemaal van het begrip kwaliteit. Dit begrip is een drijfveer om gericht en integer te handelen. We gaan er prat op hoge kwaliteit te leveren in onderwijs en onderzoek en we zeggen graag: “Dat debat, of artikel, of schilderij, of die heer of mevrouw heeft hoge kwaliteit.” Maar wat is kwaliteit nu eigenlijk? Ik ken maar een persoon in mijn omgeving die met het begrip kwaliteit, en met de meting daarvan, geen moeite heeft. Dat is mijn kaasboer Sjakie op de markt. Wanneer ik bij hem mijn wekelijkse pondje kaas koop, pakt hij dat in speciaal geprepareerd papier waarop vetgedrukt staat: ‘Wat Sjakie snijdt is kwaliteit!’ Ik ben er wel eens met hem over in debat gegaan. Hij liet rustig – het was bijna gênant – iedereen achter mij wachten en begon haarfijn uit te leggen wat er allemaal bij kwam kijken om jezelf het hoogste predikaat kaaskwaliteit te verschaffen. Ik heb van zijn exegese het cliché onthouden dat kennis, kennis en nog eens kennis de poort is via welke wij tot de hoogste kwaliteit kunnen komen. In ons hoger onderwijs staat internationalisering hoog op de beleidsagenda. Overal worden Bureaus Buitenland opgericht die enthousiast met allerlei informatie klaarstaan. We rekruteren buitenlandse studenten. Onze voorlichtingsbrochures zijn tegenwoordig in het Engels, studenten zitten via Erasmusbeurzen in uitwisselingsprogramma’s, er is de VSB-Bank, de studiefinanciering mag mee naar het buitenland. Zo gebeurt er nog veel meer, allemaal heel goed en het moet vooral zo blijven. Maar is dat nou internationalisering van hoge kwaliteit? Ik hanteer zelf altijd de definitie van dr. Hans de Wit: ‘internationalisering is het integreren van de internationale en interculturele component in onderwijs, onderzoek en de ondersteunende diensten van een instelling.’ Hier wordt internationalisering niet gezien als een aantal nuttige, tamelijk los van elkaar
staande acties, maar als een integraal en niet meer weg te denken onderdeel van het hoger onderwijs. Het heeft me altijd verbaasd dat we wel veel dóen, maar toch op de essentiële onderdelen nog niet veel wéten. Vanuit het lectoraat internationalisering en internationale beroepspraktijk van de Hanzehogeschool in Groningen wordt onderzoek gedaan naar de veelheid van kennis die noodzakelijk is om succesvol en kwalitatief hoogwaardig te internationaliseren. We hebben bijvoorbeeld onderzocht hoe het zit met de taalvaardigheid en interculturele competenties van onze docenten. En ontdekt dat er op dat punt nog veel werk te doen valt. We onderzoeken nu de meerwaarde van een buitenlands verblijf (studie of stage) voor studenten, ofwel: wat draagt die studie of stage bij aan de nood zakelijke competenties als latere beroepsbeoefenaar? De – ingrijpende – resultaten worden binnenkort openbaar. We onderzoeken wat er met het mkb in Noord-Nederland gebeurt wanneer dat de komende jaren een stroom afgestudeerden te verwerken krijgt die vanuit hun studie allemaal concrete ‘buitenland ervaring’ meenemen. Zo staat er nog wel meer op de rol van het lectoraat. Doel is bij te dragen aan het kwalitatief hoogwaardig internationaliseren van onze Hanzehogeschool. Dit type toegepast onderzoek is een absoluut noodzakelijke voorwaarde voor het vergaren van de noodzakelijke kennis. Maar Sjakie, die wist dat natuurlijk al veel langer, op zijn gebied.
Maarten Regouin Maarten Regouin is lector internationalisering en internationale beroepspraktijk aan de Hanzehogeschool Groningen. Hij nodigt als columnist voor de volgende Transfer uit: Truus Ophuijsen, Hoofd research & development en adjunct-directeur van de European League of Institutes of the Arts.
transfer | november 2007 | 15
n
ac htergro n d
over
o es o
-rap
port
‘Ons onderwijssysteem is introvert’ Nederland zou veel meer werk moeten maken van de promotie van het hoger onderwijs. En de wedren om internationaal toptalent wordt niet serieus genoeg genomen, waarschuwt de OESO. Reden voor de Nuffic om hierover deze maand een bijeenkomst te beleggen. Een voorschot op de discussie met een aantal sprekers.
Nederland speelt onvoldoende in op de wereldwijde concurrentieslag om hooggekwalificeerd personeel. We zijn niet goed in het behouden van hoogopgeleide buitenlanders en veel getalenteerde Nederlandse onderzoekers vertrekken naar het buitenland. Dat zorgt voor een braindrain vanuit Nederland. “The issue is widely acknowledged but little addressed”, aldus de analyse van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) over het Nederlands hogeronderwijsbeleid die in mei verscheen. De onderzoekers wijden een apart hoofdstuk aan internationalisering en signaleren een aantal sterke en zwakke punten. Volgens het rapport zit Nederland met een aandeel van 4 procent buitenlandse studenten een stuk onder het OESOgemiddelde van 8 procent. Volgens cijfers van de Nuffic (Mobiliteitsmonitor 2006) studeren hier zo’n 50.000 buitenlandse studenten. Op een totale studentenpopulatie van 576.00 studenten is dat 8,7 procent. “Ik kan me voorstellen dat de onderzoekers last hebben gehad van onvolledige data”, stelt hoogleraar en deskundige op internationaliseringsgebied Marijk van der Wende, tevens spreker op de Nufficbijeenkomst. Een van de aanbevelingen van de OESO is dan ook een systematische monitoring van de in- en uitstroom van Nederlandse en buitenlandse studenten. Frans van Vught, oud-bestuurder van de Universiteit Twente en adviseur van EU-voorzitter Barroso, vindt de kritiek raak getypeerd. “Met ons onderwijsbeleid lopen wij internationaal achter.” Die achterstand
16 | november 2007 | transfer
heeft volgens hem twee oorzaken. Ten eerste is er geen strategisch beleid ten aanzien van ons hogeronderwijssysteem; een langetermijnvisie en sturing vanuit het ministerie van Onderwijs ontbreken. Ten tweede is het onderwijsstelsel te uniform. “We houden krampachtig vast aan het binaire stelsel en kennen maar twee smaken. Het is een introvert systeem.”
Onbespreekbaar Van Vught roept het al jaren: hogescholen en universiteiten moeten veel meer varianten van hoger onderwijs aanbieden en meer oriëntaties tonen. De kenmerken, ambities en prestaties van instellingen zouden in een, bij voorkeur Europees, classificatiesysteem moeten worden vastgelegd. Nederland zou zich daarmee ook internationaal beter kunnen profileren.
“Ons hbo is het grootste systeem van beroepsonderwijs in Europa. Tweederde van onze studenten volgt daar een opleiding. Het is een machtig systeem, maar een internationaal profiel ontbreekt. Daardoor ziet men in het buitenland niet het onderscheid tussen universiteit en hogeschool.” Ook dat komt volgens Van Vught door gebrekkig strategisch beleid van de overheid. Maar ook het huidige vlakke universitaire landschap zou veel meer moeten differentiëren. “In Engeland, Zweden, Denemarken, maar ook in Japan en China gaan ze de wereldcompetitie aan. Daar kiest men voor een aantal topuniversiteiten en worden andere institutionele missies en profielen ontwikkeld. In Nederland is het gebrek aan formele diversiteit onbespreekbaar. We kunnen het ons financieel niet veroorloven om van al onze universiteiten topinstellingen te maken en zullen keuzes moeten maken, ook voor andere profielen. Er zijn heel veel mogelijkheden om je als universiteit te profileren, maar instellingen opteren alleen voor die ene mogelijkheid: een excellente research-universiteit worden.”
Goed tot zeer goed
Illustratie: Niels Bongers
dis c us s i e
Jan Veldhuis, oud-collegevoorzitter van de Universiteit Utrecht (UU) en tegenwoordig bestuursvoorzitter van de kwaliteitszorgorganisatie QANU, vindt dat ‘we niet eenzijdig de Amerikaanse kant op moeten’. “In die zin dat we een paar topinstellingen of -instituten creëren en de rest tweederangs maken.” De OESO-onderzoekers hebben volgens hem het Nederlandse hoger onderwijs te veel langs de AngloAmerikaanse meetlat gelegd. “Wij hebben een publiek onderwijssysteem waarin het geld evenredig wordt verdeeld”, stelt Veldhuis. “Dat maakt het lastig om topinstituten te creëren, maar zo’n systeem garandeert wel basiskwaliteit over de hele breedte. En die basiskwaliteit is ook nog eens goed tot zeer goed. De twaalf Nederlandse univer siteiten die zijn beoordeeld voor de Shanghai-ranking behoren alle tot de top-400. Frankrijk en Duitsland scoren gemiddeld duidelijk lager. Het is een illusie dat ons diepgewortelde publieke systeem wezenlijk veranderd zou kunnen en moeten worden. Het is beter om de nadelen – te geringe verscheidenheid in de opleidingen en vooral te weinig top-top – op een creatieve manier te verminderen.” Want er is nog steeds te weinig oog voor topk waliteit, vindt Veldhuis. De overheid moet hier de regie nemen en zou op diverse plekken toponderwijs en -onderzoek moeten stimuleren met behulp van financiële prikkels. Het systeem van onderzoek-
transfer | november 2007 | 17
vl i e g e n d e
Censuur De oud-UU-bestuurder deelt de kritiek van de OESO dat Nederland niet hard genoeg meeconcurreert om toptalent. “Wij lopen dik achter in die wedren”, stelt hij. “De getalenteerde studenten gaan naar de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Wij verkopen ons onderwijs niet goed. Onze sterke kanten zijn te weinig bekend. Ook zijn onderwijs en onderzoek goed verknoopt, maar dat stralen we evenmin uit.” Ook de OESO vindt dat. Nederland heeft een aantal sterke punten zoals concurrerende collegegelden, goed onderwijs waaronder veel Engelstalige opleidingen en veel hoog kwalitatief onderzoek. Het ministerie moet het Nederlandse hoger onderwijs beter promoten, vinden de onderzoekers. Volgens Norbert Verbraak, collegevoorzitter van Fontys Hogescholen, moet dan wel eerst de naamgeving van de hogescholen in het buitenland fatsoenlijk worden geregeld. Verbraak heeft zich geërgerd aan het OESO-rapport, waarin over hbo wordt gesproken. “Dat begrip is helemaal niet bekend in het buitenland. Daarom noemen wij ons daar universities of applied sciences. De binaire ruzie gaat zo ver dat het tot dit onderzoek is doorgedrongen. Dit kan niet anders dan Nederlandse censuur zijn. In mijn optiek wordt tweederde van ons hoger onderwijs in dit rapport buiten beschouwing gelaten. Nederland heeft de ambitie iets in het buitenland te betekenen. Dan moet men ophouden de hogescholen denigrerend te benaderen. De naamgeving moet hoog op de agenda worden gezet.” Dat die kwestie blijft slepen, ligt volgens Verbraak aan de ‘jansaliegeest’ in de politiek. “De Tweede Kamer en de minister hebben onvoorstelbaar weinig kennis over het hbo. Ook Plasterk laat de discussie over de naamgeving voor wat hij is.” Verbraak vindt dat Nederland zich met internationalisering niet alleen op excellentie moet richten. “Onze bachelors zijn van groot belang voor de arbeidsmarkt. We moeten ons dus ook in de breedte profileren. Een
18 | november 2007 | transfer
‘Italianen zijn
land als Vietnam is zeer geïnteresseerd in onze opleidingen. Dat is een andere missie dan het binnenhalen van toppers.” Hogescholen moeten zich bewust zijn van hun zwakke punten, stelt de Fontys-voorzitter. “We hebben te weinig gepromoveerde docenten. Iedere hulp van de overheid is daarbij welkom.” Ook zou het hbo meer Engelstalig onderwijs moeten bieden. Fontys heeft zes Engelstalige bachelors en zes Engelstalige masters. “Dat is al een hele omslag die veel inspanning vereist”, aldus Verbraak. “Tweederde van het personeel is onvoldoende taalvaardig in het Engels. Zoiets kost tijd.”
ergerlijk
chauvinistisch’
Europese context “Het is belangrijk dat het hbo zich goed ontwikkelt met meer gekwalificeerde docenten”, vindt hoogleraar Marijk van der Wende. “De binaire discussie moet anders worden gevoerd. Je hebt overal beroepsonderwijs, dus dat is op zich goed herkenbaar, maar er moet beslist meer in de kwaliteit en de internationale uitstraling van het hbo worden geïnvesteerd.” Van der Wende mist een Europese context in het rapport. “Wij hebben, als niet-Engelstalig land, de meeste Engelstalige opleidingen in Europa. We doen mee aan het Erasmus Mundus-programma dat excellente opleidingen biedt. Nederland heeft veel meer kansen in Europa dan in het onderzoek worden aangehaald.” Verder moet volgens Van der Wende in aanmerking worden genomen dat de review anderhalf jaar geleden is uitgevoerd. “Toen stonden we veel meer met de rug naar de grens. Inmiddels is er een goed immigratiebeleid voor kenniswerkers. Het bachelor-masterstelsel pakt goed uit. In de Engelstalige masters is het percentage buitenlandse studenten snel gestegen. De instroom ligt nu op 25 procent. De OESO benadrukt die stijging niet voldoende.” Natuurlijk kan het beter, vindt Van der Wende. “Vooral aan de PhD-kant. Je zou ons aio-stelsel meer moeten toesnijden op buitenlandse studenten door beurzen te verstrekken. En we hebben een braindrainprobleem. Maar minister Plasterk sluit nu met zijn beleid aan op excellentie en competitie. Dus ik ben er niet zo somber over.”
Saskia de Kerf (22) ging voor haar master Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht een half jaar naar Rome. Daar gaf ze, tussen studie en museumbezoek door, Nederlandse les aan Italianen.
“Ik ben altijd in kunst geïnteresseerd geweest. Mijn ouders namen me al vroeg mee naar musea. Met mijn moeder, die zelf kunstenares is, discussieerde ik dan over bepaalde schildertechnieken. Maar ook de historie achter al die objecten vond ik fascinerend. Vooral de renaissance trok me aan. In die periode wilden mensen zich zo breed mogelijk ontwikkelen. Bovendien gingen ze voor het eerst in de geschiedenis na waar hun roots eigenlijk lagen, in de klassieke oudheid dus. Het lag daarom voor de hand om na mijn bachelor Taal- en Cultuurstudies voor Renaissance Studies te kiezen. En dan móet je ook een keer naar Italië, daar is het immers allemaal begonnen.
Sinterklaas Mijn hoofddoel in Italië was, behalve natuurlijk studiepunten halen, zoveel mogelijk kunst te zien. Ik heb heel Rome afgestruind en een flink aantal steden daarbuiten. Maar wat mijn verblijf extra leuk maakte, was mijn student-assistentschap aan de Sapienza Universiteit. Als native speaker verdiende ik een centje bij door conversatieles te geven aan Italiaanse studenten Nederlands, een baantje dat door de Nederlandse Taalunie was georganiseerd. Om onze taal te promoten natuurlijk, alleen deden er maar acht Italianen mee! Die waren wel heel gemotiveerd, gelukkig. Ik kan me in het Italiaans voldoende redden om te kunnen vertalen naar het Nederlands en we
Els Heuts
Foto: Fred Prak
scholen moet nieuw leven worden ingeblazen, vindt hij. "Nu worden extra investeringen verkruimeld over zo’n zeven instellingen. Dat moet je beperken tot twee of drie.” Veldhuis is er geen voorstander van om een of twee topuniversiteiten te creëren. “Dat is verspilling van menselijk en fysiek kapitaal.”
h o l l a n d e r
hebben het tijdens de lessen over van alles en nog wat gehad. Van onze verkiezingen tot Sinterklaas, inclusief gedichten. Wat me opviel en soms ook een beetje ergerde aan Italianen, is dat ze zo ongelooflijk chauvinistisch zijn. Vandaar ook het kleine aantal deelnemers bij mijn conversatieles, misschien. Het buitenland zegt ze niet veel. Ze zetten alles af tegen de geweldige prestaties die ze zelf in het verleden hebben geleverd. Je kunt niet anders dan bewondering voor ze voelen wanneer je al die prachtige kunst ziet, maar Italianen zijn in de wereld natuurlijk niet meer zo toonaangevend als tijdens de renaissance. Dus ik vond dat ze ook wel eens wat bescheidener mochten zijn. Of op zijn minst wat kritischer. Aan de andere kant: ze weten wel hoe ze moeten leven. Wij Nederlanders zijn altijd zo doelgericht, op straat kijken we recht vooruit. Italianen nemen de tijd voor hun wandelingetje, maken contact met elkaar. Daar heb ik in Rome met volle teugen van genoten. Ik ben absoluut van plan om naar Italië terug te gaan. Wat ik daar zou moeten doen, heb ik nog niet precies bedacht. Misschien kan ik rondleidingen geven of op een andere manier mensen prikkelen voor alle kunstschatten. Wat ik wel weet, is dat ik er zelf nog lang niet uitgekeken ben.”
Annemieke Bosman
transfer | november 2007 | 19
on derzoek
zo n de r
gr e n z en
Nieuw programma lokt Amerikaan naar Europa
studenten uit de VS graag naar Nederland komen.
Met het Nederlandse initiatief Euroscholars willen twaalf Europese universiteiten Amerikaanse bachelorstudenten lokken. De studenten mogen een halfjaar onderzoek doen. De universiteiten hopen zo talent te scouten en meer Amerikanen te verleiden om langer in Europa te blijven.
In het statige pand van het International Office van de Universiteit Leiden schrijven een Chinees, een Spanjaard en een Rus zich in voor het nieuwe semester. Als het aan directeur Robert Coelen ligt, staan daar binnenkort veel Amerikanen tussen. Coelen is initiatiefnemer van Euroscholars, een programma om Amerikaanse bachelorstudenten naar Europa te halen. Voor Nederlandse universiteiten is het al jaren vrijwel onmogelijk om getalenteerde Amerikaanse studenten aan zich te binden. Af en toe komen studenten de Atlantische Oceaan over om een zomercursus te volgen, maar daar blijft het meestal bij.
20 | november 2007 | transfer
“Voor Amerikaanse studenten is het heel moeilijk om in Nederland te gaan studeren”, zegt Coelen. “Niet alle vakken worden in het Engels gegeven. Een ander probleem is dat veel klassen al vol zitten als een Amerikaan in Nederland aankomt. Dat is vervelend, omdat studenten in Amerika van tevoren moeten vastleggen welke vakken ze gaan volgen aan een andere universiteit. Alleen daarvoor krijgen ze studiepunten. Bovendien zijn alle studenten minstens een half jaar bezig om de papieren in orde te krijgen. Ik schrok toen ik daarachter kwam.” Die problemen zijn niet heel snel op te lossen, meent
Even ruiken
Foto: Laif/Hollandse Hoogte
Volgens Amerikaanse studieadviseurs willen
Coelen. “Tegelijkertijd kreeg ik van Amerikaanse studieadviseurs te horen dat veel Amerikaanse studenten graag naar Nederland willen komen.” Daarom bedacht hij een plan dat met een boog om die problemen heengaat. Via Euroscholars kunnen Amerikaanse bachelorstudenten in Europa een halfjaar onderzoek doen.
hier te voltooien. Dat zou winst zijn voor de universiteiten. “Als we nu Amerikaanse studenten krijgen, is dat meestal pas bij de masteropleidingen", zegt De Bok. “Straks kunnen we al eerder kijken of de studenten getalenteerd genoeg zijn.” Reedijk is vooral opgetogen dat de besten na hun afstuderen kunnen promoveren bij zijn laboratorium. Dat het eventueel extra werkdruk oplevert voor zijn personeel, maakt hem niet uit. “Zo’n student kan proefjes doen voor een promovendus, die wordt daarmee enorm geholpen”, zegt de hoogleraar. Amerikaanse studenten betalen 9.500 euro (college geld plus huisvesting) voor een verblijf van een halfjaar aan een van de twaalf Europese universiteiten. Dat bedrag schrikt hen niet af, volgens Coelen. “Amerikanen zijn het gewend dat ze voor hun opleiding moeten betalen.”
Bacheloronderzoek is een betrekkelijk nieuw verschijnsel. Het geeft studenten de mogelijkheid om even te ruiken aan wetenschappelijk onderzoek. Vaak worden ze begeleid door promovendi of hoogleraren. Op www.euroscholars.eu kunnen studenten onderzoeksprogramma’s selecteren die bij hun opleiding aansluiten. Coelen wilde Amerikanen eerst alleen naar Leiden halen. “Maar dan had ik maar twintig gespecialiEveline Hoogakker (24)kunnen gaat voor haar master IJverig Latijns-Amerikastudies drie maanden naar seerde onderzoeksprojecten aanbieden. Dat Kruisbestuiving tussen Nederlandse en Amerikaanse is veel te weinig. Het is dan wel heel toevallig als een studenten is ook hoognodig een belangrijkworden doel van verbeterd, Euroscholars. Guatemala. positie vandaarin de indiaanse bevolking daar moet Amerikaan die De op de site komt, geïnteresseerd Doordat de Amerikanen samen met Nederlanders is.” Nu doen er twaalf Europese universiteiten mee vindt Vooral vrouwen worden nog achtergesteld. aan een onderzoek werken, zullen ze de Nederlandse en is erzij. keus uit 130 de projecten. cultuur leren kennen. En de Nederlanders zullen op De projecten lopen uiteen van onderzoek naar de hun beurt van de Amerikanen leren. arbeidsmarkt tot laboratoriumReedijk wijst op de verschillen tussen werk. Studenten worden toege“Amerikanen zijn het Nederlanders en Amerikanen in de laten als hun gemiddelde cijfer, benadering van studie en ondervolgens het Amerikaanse systeem, gewend dat ze voor hun zoek. “Amerikanen zijn vaak heel hoger is dan 3.4. Ze kunnen ijverig. In Amerika zijn de kantines terecht bij universiteiten in onder opleiding moeten betalen” en bibliotheken van een universiteit meer Heidelberg, Stockholm en dag en nacht open. In Nederland Milaan. Naast de Universiteit gaan ze al vroeg dicht.” Maar ook de Leiden doen in Nederland ook contacten buiten het werk kunnen leerzaam zijn, de Universiteit Utrecht en de Universiteit van meent Reedijk. “Nederlanders zullen bijvoorbeeld de Amsterdam mee aan Euroscholars. Amerikaanse studenten meenemen naar musea.” Prima idee Euroscholars werd in april gelanceerd. Coelen en Kaspar de Bok van het International Office in Utrecht De Bok hopen dat de eerste studenten zich binnenwerd in een vroeg stadium bij de plannen van Coelen kort aanmelden voor het tweede semester van dit betrokken. “Ik vond het een prima idee, omdat wij studiejaar. Jaarlijks gaan 200.000 Amerikaanse de mogelijkheid krijgen om al vroeg in hun studie studenten naar het buitenland. Op dit moment Amerikaanse studenten te scouten”, zegt De Bok. ligt er een wetsvoorstel in de Amerikaanse Senaat “Dat is heel waardevol.” om dat aantal te verhogen naar 1 miljoen. Dat zou Jan Reedijk, hoogleraar aan de faculteit Wiskunde en Euroscholars wel eens tot een succes kunnen maken. Natuurwetenschappen in Leiden, beaamt dat. “Via Maar daarvoor is ook een kleine cultuuromslag Euroscholars zullen topstudenten van verschillende nodig. Tot nu toe gaan Amerikaanse studenten vooral Amerikaanse universiteiten hier onderzoek gaan naar Engelstalige landen, zoals Engeland en Australië. doen. Ze zijn erg gemotiveerd en goed opgeleid. Dat Coelen en De Bok hebben daarom hun hoop gevesis geweldig. Ze zullen bij ons vooral promovendi tigd op studieadviseurs. “Hun hulp is belangrijk, helpen bij experimenteel onderzoek in het lab. Ze omdat zij de studenten buitenlandse programma’s gaan bijvoorbeeld de eigenschappen van nieuwe aan- of afraden”, zegt De Bok. “Gelukkig zijn zij heel materialen testen.” enthousiast over ons programma.” Het is de bedoeling dat de beste Amerikaanse Robert Visscher studenten in Nederland blijven om ook hun master
transfer | november 2007 | 21
ac htergro n d
n e s o
-ka
nto or
i n
s eo u l
sta at
g ep l an d
vo or
2008
Nederland wil hechtere band met
Yvonne van Zutphen en Sanne de Groot (l) studeerden vorig jaar een semester aan een Koreaanse universiteit.
Zuid-Korea wordt als partnerland steeds interessanter. Net als in Nederland staat de ontwikkeling van de kenniseconomie er centraal. Er is grote behoefte aan goed (buitenlands) onderwijs, waarvoor Koreanen bereid zijn flink te betalen. Geen wonder dat de Nuffic binnenkort een Neso-kantoor wil openen in de hoofdstad Seoul.
22 | november 2007 | transfer
Foto: Simon Trommel
Zuid-Korea
Yvonne van Zutphen en Sanne de Groot brachten plannen om in 2008 zo’n kantoor te openen in de het afgelopen studiejaar een semester door op Ajou, Zuid-Koreaanse hoofdstad Seoul. de universiteit van de Zuid-Koreaanse stad Suwon. Dat is niet voor niets. Want al komen ze nog Hoewel ze van het onderwijsninauwelijks naar Nederland, Zuidveau niet heel erg onder de indruk Koreaanse studenten reizen de hele “Smeekbede Koreaanse waren, hebben de twee studentes wereld over. Ieder studiejaar weer van de Arnhem Business School komt in Zuid-Korea een exodus op universiteiten: Zuid-Korea echt in hun hart gang. Volgens de Engelstalige krant gesloten. “Koreanen spugen op Chosun News vertrok in 2007 het ‘Alstublieft, stuur ons straat en smakken bij het eten. Maar recordaantal van 218.000 studenten als je de weg vraagt aan iemand die naar buitenlandse hogeronderwijsmeer studenten!’” geen Engels spreekt, dan pakt een instellingen. Studenten worden Koreaan de telefoon en zorgt dat je door hun ouders gepusht om het wordt geholpen door iemand die zo ver mogelijk te schoppen en het wél spreekt. Verder kun je in Korea iedere avond studeren in het buitenland hoort daarbij. In Maleisië, een feestje vieren als je wilt.” Sri Lanka en India studeren al meer Zuid-Koreanen Van Zutphen en De Groot zijn met hun keuze voor dan Chinezen en Japanners. En in de Verenigde Zuid-Korea een uitzondering. De banden tussen Staten zijn de Koreanen druk bezig om de koppositie Nederland en het land van Samsung en Hyundai van de Chinezen over te nemen. Van alle buitenzijn nog niet erg hecht. Van studentenuitwisseling landse studenten in de VS komt 13,5 procent uit is nog nauwelijks sprake. Niet alleen gaan er bijna Zuid-Korea, becijferde de Amerikaanse overheid geen Nederlandse studenten naar Zuid-Korea, ook eerder dit jaar. andersom is er weinig verkeer. Daar komt bij dat Zuid-Koreanen bereid zijn veel geld uit te geven aan onderwijs. In 2001 ging 8,2 procent Drugs en prostitutie van het bruto binnenlands product naar onderwijs; Dat heeft verschillende oorzaken. Zo hebben in Nederland was dat 5,1 procent. Koreaanse ouders Koreanen nog vaak een voorkeur voor een Engelstalig geven, volgens Korea Herald-columnist en zakenman land. Maar ook de beperkte mogelijkheden om in Tariq Hussain, 50 procent méér uit aan privé-onderNederland naast de studie geld te verdienen, weerwijs dan Amerikaanse. Die hoge onderwijsuitgaven houden veel studenten, zegt Sansu Lee van het zijn een van de redenen dat Koreanen vaak maar één International Office van Ajou. En dan is er nog het kind willen. imago van Nederland als drugs- en prostitutieland. Angst voor braindrain Lee: “Veel studenten besluiten om die reden om Aan studeren in het buitenland spenderen Zuidniet naar Nederland te gaan maar bijvoorbeeld naar Koreanen 3,4 procent van het bbp. Het gaat dan Duitsland of Frankrijk.” trouwens niet alleen om hoger onderwijs: ook Aan het geringe verkeer tussen Nederland en Zuidsteeds meer middelbare- en zelfs lagereschoolKorea op onderwijsgebied moet een einde komen leerlingen worden naar het buitenland gestuurd. In door de komst van een Netherlands Education 2002 besteedden de Koreanen hieraan 4,4 biljoen Support Office (Neso). De Nuffic heeft concrete
obsessi e
vo o r
on d erwi js
Koreanen zijn geobsedeerd
onderwijs als in Zuid-Korea.
Een typisch Koreaans verschijn-
Staten, India) om te zorgen dat
door onderwijs en zijn bereid
Het liefst hebben Koreanen
sel is ook de wildegansvader:
zoon of dochter een buiten-
daar veel voor op te offeren.
meer dan één academische
moeder gaat met het kind – of
landse opleiding kan volgen.
Nergens ter wereld wordt zo
graad, waarvan minimaal een
de kinderen – naar het buiten-
De vader blijft achter in Korea
veel geld uitgegeven aan privé-
buitenlandse.
land (Engeland, de Verenigde
om geld te verdienen. (ST)
transfer | november 2007 | 23
actu e e l
Door globalisering krijgen
Steeds meer instellingen zoeken aanvullende financiering over de grens, bijvoorbeeld via
nationale overheden wereldwijd
programma’s van de Europese Unie in Brussel.
steeds minder invloed op hoger
Internationale atmosfeer Zuid-Korea op zijn beurt wil heel graag meer buitenlandse studenten ontvangen. Volgens Tariq Hussein komt er op dit moment voor iedere achttien studenten die Korea verlaten, slechts één buitenlander terug. “Alstublieft, stuur ons meer studenten”, zegt Sun Hee Park, manager internationalisering van Ajou University. Hij wijst op het belang van een internationale atmosfeer op de universiteiten. “Koreaanse studenten die niet naar het buitenland gaan, moeten ook kennismaken met het westerse onderwijs en westerse technieken.” En dat willen ze ook. De friendsclub voor buitenlandse studenten
wat
kost
stu der e n
i n
op Ajou heeft een flinke wachtlijst; iedereen wil de buitenlanders leren kennen. Op Korea University (KU) in Seoul is de situatie vergelijkbaar. De KU is een van de drie topuniversiteiten in Zuid-Korea. Samen met Seoul National University en Yonsei, beide ook gevestigd in de hoofdstad, vormen ze de SKY-league waar iedere aanstaande Zuid-Koreaanse student graag wil binnenkomen. Maar ook de KU heeft moeite om buitenlandse studenten te werven, vertelt internationaliseringsmanager D’Arcy Drachenberg, een Canadees. Aan het onderwijs kan het niet liggen, meent hij. En ook de faciliteiten voor studenten zijn niet mis. Zo heeft de KU een Burger King en een supermarkt op de campus en zijn er voor studenten kamers waar ze dvd’s kunnen kijken, de dvd-bangs die je in iedere Koreaanse stad vindt. Een compleet voetbal- en atletiekstadion is zichtbaar vanuit de shuttlebus die iedere paar minuten over de campus rijdt. En er zijn loungeruimten waar studenten piano kunnen spelen. Studentes Yvonne van Zutphen en Sanne de Groot vonden Korea een geweldige uitdaging. En dat is het ook, vindt schrijver en zakenman Tariq Hussain: “HongKong en Singapore zijn Asia-light. Die landen zijn al verwesterd. Korea is Azië voor gevorderden: een uniek land met een unieke eigen cultuur. Als je de mogelijkheid hebt en je wilt naar Azië: ga naar Korea!” Dan moeten er volgens Van Zutphen en De Groot wel beurzen komen. “Iedereen die naar Australië, Frankrijk et cetera ging, kreeg een beurs. Maar wij hebben er zelf hard voor moeten sparen.”
club van geïndustrialiseerde landen OESO in zijn achtste Education Working Paper over globalisering en hoger onderwijs.
Hoger onderwijs globaliseert zich los van nationale overheid
Simon Trommel
ko r ea
?
Een academische opleiding in Zuid-
der. Daar kost een jaar studeren tussen
nen op een kamer) kost 200 tot circa
Korea duurt zes jaar: vier jaar voor de
3.500 en 5.700 euro. Sommige univer-
600 euro per semester. Voedsel kost
bachelorgraad, twee jaar voor de mas-
siteiten hebben in bepaalde gevallen
ruim 200 euro per maand. Overigens is
ter. Op openbare universiteiten ligt het
beurzen voor buitenlandse studenten
het leven in Korea op veel punten goed-
collegegeld tussen de 2.500 en 3.500
of betalen een deel van de kosten.
koper dan in Nederland. Meer informa-
euro. Private universiteiten zijn duur-
Een bed op de campus (met vier perso-
tie: www.studyinkorea.go.kr. (ST)
24 | november 2007 | transfer
onderwijsinstellingen. Dat stelt de
Foto: Merlin Daleman/Hollandse Hoogte
Won – ongeveer 3,5 miljard euro. Sinds dat jaar zijn die uitgaven verdubbeld, berekende Hussein in zijn boek Diamond Dillemma, shaping Korea for the 21st century. Nederland heeft dus voldoende financiële redenen om het contact met Zuid-Korea te willen verdiepen. Maar er is meer. Hoewel de meeste studenten (70 tot 80 procent) na hun buitenlandse studie terugkeren naar eigen land, maakt Korea zich toch ernstig zorgen over braindrain. Dat kan het land zich niet permitteren: de maakindustrie verdwijnt ook in het Verre Oosten met rasse schreden richting China. Om economisch bij te blijven, moet Korea meer investeren in de kenniseconomie. Wat dat betreft zit het land in hetzelfde schuitje als Nederland. “In Korea gaan de ontwikkelingen op het gebied van ICT, design en technologie heel snel”, zegt Robert van Kan, hoofd van de afdeling promotie van de Nuffic. Hij denkt dan ook dat de twee landen elkaar op kennisgebied veel te bieden hebben.
‘Disembedding’, zo noemen hogeronderwijskenners Marijk van der Wende en Simon Marginson het fenomeen waarbij hogescholen en universiteiten gedeeltelijk losgezongen raken van hun nationale overheid. Dit komt onder meer doordat de juridische invloed van de nationale overheid niet verder reikt dan de grens. Wat daarbuiten gebeurt, is grijs gebied. De onderzoekers noemen vier terreinen – financiering, onderzoek, onderwijs en accreditatie – waar grond is te vinden voor de loszinghypothese. Zo neigen, door krappere publieke bekostiging, steeds meer instellingen ertoe aanvullende financiering te zoeken over de grens. De financiering voor wetenschappelijk onderzoek is ook steeds vaker daar te vinden, zoals bijvoorbeeld in de Kaderprogramma’s van de Europese Unie. Onderwijs in het buitenland – virtueel of fysiek – loopt letterlijk tegen de juridische grenzen van het eigen land aan. Internationale accreditatie tenslotte is een populair terrein waarop steeds meer accreditatiebureaus zich richten. Zij hebben een commercieel belang, moedigen losweken derhalve aan en zijn zo zelf een motor achter de groei van een mondiale ruimte waarop nationale overheden niet direct invloed hebben. Omdat niet elke instelling op dezelfde manier en in dezelfde mate is losgeweekt, kan het nationale hogeronderwijsplaatje voor de overheid behoorlijk complex zijn. Dat vraagt om de capaciteit van naties om daarmee om te gaan. “Sterker nog”, zo schrijven
de onderzoekers, “als overheidsbeleid de verschuivingen en de groeiende activiteiten over de grens niet bijhoudt, zullen instellingen de facto ‘disembedded’ zijn in de zin dat belangrijke delen van hun activiteiten dan buiten de nationale structuren en reguleringskaders zullen vallen. En dat is onbekend terrein voor zowel overheden als instellingen.”
Geen platform In dat grijze gebied en onder invloed van globalisering, ontwikkelen zich wel steeds meer goederen, zowel publieke goederen zoals kennis uit wetenschappelijk onderzoek, als private goederen zoals elders in de wereld behaalde diploma’s. Vooral het groeiende aantal globale publieke goederen vormt volgens de onderzoekers voor overheden een uitdaging om eens goed te volgen. De goods zouden kansen kunnen bieden. Maar is er weinig over bekend. Waar globale private goederen worden besproken in WTO/GATSonderhandelingen, is er geen enkel platform voor dito publieke goederen. Overheden zien die domweg over het hoofd, aldus Van der Wende en Marginson. Als landen enige vorm van controle willen blijven uitoefenen over buitenlands opererende instellingen, wordt het tijd voor een internationaal podium voor globale publieke goederen, waar onderhandelingen kunnen worden gehouden.
Ornella Porcu
transfer | november 2007 | 25
on
th e
jo b
‘De vraag ligt momenteel bij maatwerk’
ti p
1
Probeer naast de traditionele uitwisselingsprogramma’s ook nieuwe vormen van samenwerking aan te gaan met buitenlandse instellingen. Kies deze partners met zorg uit en onderhoud de relatie goed. Bedenk dat de samenwerking voor beide partijen interessant moet zijn.
In het snel internationaliserende hoger onderwijs wordt de werving van buitenlandse studenten steeds belangrijker. Hoe vis je succesvol in de vijver met internationaal talent?
ti p
Transfer praat met recruiters en geeft tips. In de tweede aflevering van deze serie Simon
Begin een samenwerkingsverband met een niet al te groot of ingewikkeld pilotproject. Op die manier kunnen
van der Wal, internationaal projectmanager bij de Hanzehogeschool Groningen.
opstartproblemen relatief gemakkelijk worden opgelost.
De internationale onderwijsmarkt is volop in beweging. Landen die van oudsher kennis importeren, zijn druk bezig om hun eigen onderwijs te verbeteren. Capaciteitstekorten worden snel en efficiënt weggewerkt. Betekent dat op den duur dat Nederland en Europa geen internationale studenten meer hoeven op te leiden? Zo’n vaart zal het niet lopen, meent Simon van der Wal. Hij is sinds zestien jaar internationaal projectmanager bij de Hanze Hogeschool in Groningen en is actief in de internationale marketing en werving voor deze school. “Er zal altijd behoefte blijven bestaan aan een international flavour binnen het opleidingsveld”, voorspelt Van der Wal. Wel denkt hij dat de vraag naar meerjarige programma’s zal afnemen. “Om ook in de toekomst een internationale instroom te garanderen, zal er daarom een andere koers moeten worden gevaren, zowel wat betreft het programma-aanbod als op marketinggebied.”
ook werkervaring wordt aangeboden. Daar ligt op dit moment de vraag.” Verder moet Nederland in internationale contacten geduld oefenen. Het onderwijsveld ziet samen werking volgens Van der Wal nog te veel als “snel iets halen en niets brengen”. “Terwijl het uitgangspunt voor succesvol samenwerken is dat het voor beide partijen interessant moet zijn, en dat voor een lange periode.” De recruiter benadrukt dat een samenwerkings verband weloverwogen moet worden aangegaan. Dat begint al bij de keuze van een geschikte partner. De buitenlandse school moet kwalitatief goed zijn en ook qua inhoud van de curricula goed aansluiten. “Als die basis niet goed is, wordt het nooit wat”, aldus Van der Wal. De Neso’s, ambassades en consulaten kunnen op dit punt goede diensten bewijzen. Maar ook internationale onderwijsbeurzen zijn volgens Van der Wal uitstekende plaatsen om in contact te komen met mogelijke partners.
Campus in het buitenland
26 | november 2007 | transfer
Persoonlijke banden
Simon van der Wal: “Laat samenwerking rustig groeien en bewaar je geduld.”
Foto: Jon van Langeveld
De aanzet tot zo’n nieuwe koers is bij de Hanze Hogeschool een kleine vier jaar geleden gegeven. Kernwoord is ‘samenwerking’. De Groningers hebben met een schuin oog gekeken naar wat de Britten en Australiërs doen. Naast de traditionele uitwisselingsprogramma’s hebben die de afgelopen jaren twinning-programma’s en licentie- of franchiseconstructies op de markt gebracht. Steeds meer Britse en Australische universiteiten hebben een campus in het buitenland of zijn joint ventures aangegaan. In Nederland gaan die ontwikkelingen nog niet zo hard. Maar volgens Van der Wal mag ons land niet te ver achter raken. “Zeker aan de programmakant zullen we het traditionele denken over opleidingen en curricula moeten loslaten en ons veel meer moeten richten op tailor made-programma’s waarin
2
Is de keuze gemaakt, dan is het een goede stap om met het topmanagement van de school een eerste bezoek te brengen aan de partner en een uitnodiging voor een tegenbezoek neer te leggen. Van der Wal: “Ook op dit niveau is het belangrijk dat mensen elkaar als mensen vinden. Zakendoen met het buitenland blijft toch veel meer gebaseerd op persoonlijke banden dan bij ons het geval is.” De volgende stap is dat specialisten aan de slag gaan om de samenwerking vorm te geven. Van der Wal pleit ervoor om gezamenlijke activiteiten niet te beperken tot een enkele opleiding, faculteit of afdeling. Volgens hem is het beter om samenwerking instituutsbreed te ontwikkelen. In dit stadium moet worden beoordeeld welke onderdelen van de
eigen school zouden kunnen samenwerken met (delen van) de buitenlandse partner. Vervolgens moeten curricula worden ontwikkeld en de financiën in kaart gebracht. Vooral dat laatste aspect moet volgens Van der Wal niet worden vergeten. “Als de financiële kant van de zaak niet helder is geregeld, kan dat de wortel zijn van een toekomstige breuk met de partner.”
Verankerd raken Zijn advies is verder om te beginnen met een niet al te groot pilotproject. Gaandeweg, zo redeneert hij, kom je ongetwijfeld problemen tegen of dingen die je bij het begin absoluut niet had verwacht. Als het project dan te groot of te ingewikkeld is, wordt het erg moeilijk om zulke dingen eenvoudig op te lossen. “Geef de samenwerking de tijd om te groeien en bewaar vooral je geduld.” Dan komt Van der Wal op zijn stokpaardje: het onderhouden van de relatie met de buitenlandse partner. “Het is vanzelfsprekend dat je regelmatig je gezicht laat zien. Maar probeer ook dieper in de organisatie van de partner verankerd te raken. Je kunt bijvoorbeeld adviseur worden van de examencommissie. Zo hou je meteen een goed oog op de kwaliteitsontwikkeling bij de partner. Stuur eigen docenten naar de partnerinstelling en laat ze (gast) colleges geven.” Ook wijst hij op het feit dat de docenten aan de partnerinstelling een zeer belangrijke rol vervullen. Hij vindt het daarom belangrijk dat ook zij van tijd tot tijd naar Nederland komen om hier les te geven. “Zorg dan dat ze hier een goede tijd hebben, want dan weet je zeker dat er weer een paar ambassadeurs zijn bijgekomen.”
Jon van Langeveld
transfer | november 2007 | 27
ac htergro n d
n ige r ia anse na ar
zij n
arc h itect
l an d
wi l
k en n is
b r en gen
profiteert van geld voor Afrika’
Robert Ovbiagbonhia: “Laat Afrikanen zelf een windturbine bouwen.”
De Technische Universiteit Delft heeft dit jaar, in het kader van haar lustrum, 25 beurzen uitgedeeld aan Afrikaanse studenten. Afrika zelf schiet daar niets mee op, meent de Nigeriaan Robert Ovbiagbonhia. Zijn nog op te richten stichting Teach Africa Knowledge (TAK) gaat de zaken anders aanpakken.
28 | november 2007 | transfer
Een Afrikaan die in Nederland heeft gestudeerd, gaat nooit meer terug naar zijn eigen land. Robert Ovbiagbonhia (35) is ervan overtuigd. Zelf zou hij ook niet meer in Nigeria kunnen leven. Al kwam hij hier twaalf jaar geleden dan niet met een studiebeurs, maar als politiek vluchteling. “Maar denk je de situatie eens in van mensen die hier wel met een beurs komen om te studeren. Zij zijn vaak uitgekozen uit duizenden kandidaten, het zijn de beste studenten. Ze hebben ontzettend veel moeite moeten doen om hier te komen, zich aan te passen. Dan wil
Foto: Laurens Aaij/Het Hoge Noorden
‘Europa
je, eenmaal afgestudeerd, er voor jezelf ook het beste dat jaar, zo is de bedoeling, komen de Nederlanders uit halen. Pas als het echt niet lukt om hier een baan terug om vragen te beantwoorden of problemen te te vinden, ga je terug naar Afrika.” helpen oplossen. Maar daarna bouwen de Afrikanen Ovbiagbonhia is dan ook sceptisch over het zélf hun windturbine of hun dorp. “Zo krijgen die Afrikajaar van de TU Delft, de universiteit waar mensen het gevoel: wij kunnen het. Dat is heel hijzelf bouwkunde studeerde. In het kader van dat belangrijk. Veel Afrikanen hebben dat gevoel van themajaar heeft de TU 25 beurzen uitgereikt aan nature niet.” studenten aan Afrika: vijftien beurzen waren een Complete chaos lustrumcadeau van het ministerie van Buitenlandse Ovbiagbonhia zoekt nog partijen om mee te betalen Zaken, tien betaalde de TU uit eigen middelen. “De aan de uitvoering van zijn plan. Hij wil allereerst intentie is ongetwijfeld om kennis met Afrika te een pilotproject uitvoeren. De Nigeriaan denkt aan delen, maar daar zal in de praktijk niets van terechteen project op het gebied van ruimtelijke ordening komen. De kennis die de beursstudenten – met in Lagos, de vroegere hoofdstad van zijn vadersubsidie van de overheid – opdoen, zal vooral ten land. “Lagos is een van de meest goede komen aan Europa, misschien vervuilde steden ter wereld. De aan Amerika. Vrijwel zeker niet “Afrikanen moeten het stad is een complete chaos, op het aan Afrika.” En dat kan, volgens gebied van ruimtelijke ordening, Ovbiagbonhia, toch niet de bedoegevoel krijgen: verkeer, de staat van de gebouwen. ling zijn van geld dat onder het Er komen overstromingen voor, motto van ontwikkelingssamen ‘wij kunnen het’” gebouwen storten in. Werkelijk, er werking is toegekend. zijn daar voldoende problemen om Kennis naar Afrika aan te pakken.” Al lang voordat het Delftse Afrikajaar begon, vroeg Docenten om de workshops te geven, wil Ovbiagbonhia zich af hoe Afrika kan delen in de Ovbiagbonhia op verschillende plaatsen werven: stroom van kennis die in de wereld aanwezig is. bij universiteiten – de TU Delft voorop –, maar ook Korter gezegd: hoe breng je kennis naar Afrika? In bij onderzoeksinstituten en bedrijven. De TU Delft 2005 kreeg de architect, die inmiddels bij een bureau staat in principe open voor het initiatief. “Het lijkt in Leeuwarden werkt, het idee voor de stichting mij prima om met de stichting in gesprek te gaan en Teach Africa Knowledge (TAK). Deze stichting, die te horen wat precies de bedoeling is”, laat collegelid binnenkort officieel moet worden opgericht, moet Paul Rullmann weten. De TU bestrijdt overigens dat beurzen voor studenten het gemakkelijk maken om kennis over alles wat met de braindrain uit Afrika alleen maar in de hand bouwen te maken heeft, over te dragen aan Afrika. werken. “Het is niet onze ervaring dat studenten pas TAK gaat geen beurzen weggeven. Het is dan ook teruggaan naar hun eigen land op het moment dat niet de bedoeling om Afrikaanse studenten hierheen daar wat valt te verdienen”, zegt Rullmann. “Dan te halen. Nee, Nederlandse wetenschappers – hoog zouden Chinese studenten, om een ander voorbeeld leraren, docenten – moeten dáár naartoe. En niet voor te noemen, pas de laatste jaren zijn begonnen terug een jaar of langer, nee, twee weken is genoeg. In die te gaan. Maar dat is niet zo. Wij hebben al heel lang periode geven ze op Afrikaanse universiteiten een te maken met studenten uit Zuid-Oost-Azië. Zeker, aantal workshops over een bouwgerelateerd thema, een aantal daarvan blijft in het Westen. Maar er is ook bijvoorbeeld windenergie of de inrichting van een altijd een groep geweest die terugging.” dorp. Als de Nederlanders weer weg zijn, gaan de Ook het idee dat Afrikanen die hier blijven, verloren Afrikanen – zowel docenten als studenten – aan de zijn voor de kennisontwikkeling in Afrika, klopt slag met een concrete ontwerpopdracht in hun eigen volgens het collegelid niet. “Robert Ovbiagbonhia is omgeving. zelf het bewijs van het tegendeel. Hij woont hier en “Je moet een periode, bijvoorbeeld een jaar, wil nooit meer terug, maar hij spant zich nu wel in inbouwen waarin de Afrikanen vertrouwd kunnen om kennis naar Afrika te brengen.” raken met datgene wat ze hebben geleerd”, vertelt Ovbiagbonhia. “In die periode kunnen ze die kennis Martine Postma ‘vertalen’ naar de situatie in hun dorp, hun land.” Na
transfer | november 2007 | 29
ac htergro n d
‘
gro en e
met
’
mb o
an der e
-o
pl ei d i ng en
cu ltu r en
zoeken
b ewust
‘Je gaat verschillen
contact
op
accepteren’
als geheel verkoopt trouwens opleidingstrajecten in de logeeradressen. Hoe ze daar komen, moeten de nog een dozijn andere landen. “Maar kennisexport leerlingen zelf uitzoeken. “Ook ter plekke leren ze moet wel gescheiden blijven van onderwijs”, vindt problemen oplossen, van het regelen van officiële Huigens. “Als met internatioformulieren tot het zelf repareren van naal werk verdiend kan worden, een onderhoudsmachine.” “Onze leerlingen moeten best. Maar niet met onderwijsUitwisseling met Italië kost de school projecten.” niets. Voor samenwerking binnen genuanceerd over Internationaliseren als onderEuropa en op agrarisch gebied is met deel van het onderwijs is moeihet grootste gemak subsidie te krijgen. immigranten leren denken” Bij het Leonardo da Vinci-agentschap is lijk genoeg. Bij veel AOC’s staat het onderwerp hoog op men kind aan huis. de agenda. Maar vaak krijgen Voor samenwerking in Azië is veel docenten geen formatie-uren voor de uitvoering moeilijker subsidie te krijgen. Dus betalen de (ouders van de projecten. In Rijswijk wel, vertelt adjunctvan) de Japan-reizigers stevig mee. Voor Loek directeur Jan Weideveld. Daar draait jaarlijks in ieder Grootschotte en Robert Kruijt, die beide overwegen geval ook een stageproject in Italië. Die stage is “bijna een eigen hoveniersbedrijf te beginnen, was de ervaverplicht” voor elke leerling. Verder zijn er projecten ring het geld meer dan waard. Vooral hun “sociale in onder meer IJsland, Polen en Frankrijk. Voor zowel ontwikkeling” heeft er baat bij gehad. De weblog die Japan als Italië zijn twee docenten elk tachtig uur per ze in Japan bijhielden, getuigt daarvan. Een van de jaar vrijgemaakt. Die tijd wordt besteed aan voordiepere opmerkingen: ‘De thee had een aparte smaak bereiding met de leerlingen: taallessen, les over het en hij was wel te drinken.’ omgaan met een andere cultuur en correspondentie Dorrit van Dalen (in het Engels) met de gastgezinnen. Voor Weideveld is het belangrijkste van de internaDit is de eerste aflevering in een vierdelige serie over tionale projecten dat studenten er zelfstandig van internationalisering in het middelbaar beroepsonderwijs. worden. In Italië bijvoorbeeld zorgt de school voor
Universiteiten en hogescholen zijn niet de enige in het tertiair onderwijs die aan internationalisering doen. Ook mbo-scholen hebben er ervaring mee. Het Wellantcollege stuurt leerlingen onder meer naar Japan om ze in aanraking te brengen met andere culturen.
Nauwelijks allochtonen Wellant doet actief aan internationalisering. Dat heeft verschillende redenen. Zo trekken ‘groene’ scholen, in tegenstelling tot andere mbo-instellingen, nauwelijks allochtone leerlingen, vertelt André Huigens, coördinator internationaal bij Wellant. Allochtone ouders kwamen immers niet naar Nederland met de ambitie om hun kinderen boer te laten worden. “Maar in de agrarische sector werken wel veel allochtonen. Denk aan de glastuinbouw of de gemeentereiniging. Veel van onze leerlingen worden
30 | november 2007 | transfer
daar leidinggevende.” Daarom is het volgens Huigens belangrijk dat Wellant-leerlingen in aanraking komen met andere culturen. “Ze moeten genuan ceerd over immigranten denken.” Daarnaast vindt de instelling, met het oog op de globalisering, dat ook AOC-leerlingen in een internationale context moeten kunnen werken. Het Wellantcollege biedt uitwisselingsprogramma’s en stagemogelijkheden in (Oost-)Europa en Azië. Jaarlijks gaan ongeveer vijftig ‘groene’ leerlingen naar Japan. Vooral door de cultuurverschillen vindt Huigens de contacten met dat land het interessantst. “Als toerist zie je veel van die verschillen niet, maar onze leerlingen maken er wel kennis mee. Ze logeren bij gastgezinnen en bezoeken bedrijven. Dat laatste, daar hebben we onze Japanse partners zo’n beetje toe gedwongen. Zelf gaan ze zo’n ontmoeting buiten het gebaande pad liever uit de weg.”
Goed verdienen Anna Duindam, bijna klaar met de opleiding milieutoezicht, was niet alleen in Japan, maar organiseerde ook zelf een stage in Indonesië. Ze heeft veel aan die buitenlandse reizen gehad. “Als een ander land op ons vakgebied achterloopt, en dat is meestal het geval, kun je je afvragen waarom dat zo is. Je wordt je bewuster van de achtergronden.” De AOC’s kunnen in Japan goed verdienen aan kennisexport. Nederland wordt er gezien als het summum op gebieden als glastuinbouw, bollenteelt en bloemschikken. In de jaren ’90 overtuigde de Nederlandse landbouwattaché in Japan het ministerie van Landbouw van de kansen in dat land; het ministerie spoorde de AOC’s aan om te gaan kijken. Een aantal scholen begon er cursussen aan te bieden. Een van de uitvloeisels daarvan is het uitwisselingsprogramma tussen de Rijswijkse Wellantvestiging en de Tahara Highschool. Wellant
Foto: Michael Szulc Krzyzanowski/Hollandse Hoogte
De familie van Loek Grootschotte had een jaar geleden een studente uit Tahara te logeren, een Japanse stad in de buurt van Kyoto. ‘Wil je onder de douche of in bad?’, vroeg Grootschotte toen hij haar de badkamer liet zien. “Ze begreep die vraag maar niet. Een paar maanden later logeerde ik bij haar, en toen werd pas duidelijk waarom: in Japan gaan ze onder de douche en dan in bad.” Loek Grootschotte zit in het laatste jaar van de vierjarige mbo-opleiding tuin, park en landschap van het Wellantcollege, vestiging Rijswijk. Samen met negen medestudenten verbleef hij vorig jaar twee weken in het land van de rijzende zon. De studenten logeerden een deel van die tijd bij gastgezinnen. De een werd mee uit winkelen genomen, de ander bezocht een bokswedstrijd, maar ieder keek zijn ogen uit op het huiselijk leven in Japan. Het belangrijkste resultaat van de reis, vindt student Robert Kruijt, “is dat je verschillen gaat accepteren.” Het Wellantcollege is een verzameling Agrarische Opleidings Centra (AOC’s) met vestigingen in het westen van het land. Een aantal biedt mbo-opleidingen, zoals dierverzorging, milieutoezicht en ‘bloem en design’. De leerlingen zijn meestal zestien jaar oud als ze aan de drie- of vierjarige opleidingen beginnen.
Nederland kan in Japan goed verdienen aan kennisexport op het gebied van glastuinbouw en bollenteelt.
transfer | november 2007 | 31
nieuws
nieuws
Beroepsonderwijs op de kaart
NSP-alumni tijdens een seminar in Vietnam
Foto: Nuffic
Beroepsonderwijs is in ontwikkelings samenwerking een ondergeschoven kindje. Het Akkoord van Schokland wil daarin verandering brengen.
Nederlandse alumniverenigingen in het buitenland vormen vaak goede contacten bij de promotie van het Nederlands hoger onderwijs. Ook zijn ze inzetbaar bij studentenwerving en de opbouw van lokale netwerken met instellingen en bedrijven. Ambassadeurs van Nederland worden deze Netherlands Alumni Associations (NAA’s) ook wel genoemd. Maar door gebrek aan fondsen en kantoorruimte is het voor hen soms lastig om activiteiten te organiseren en contacten te onderhouden. Om die ambassadeursfunctie te ondersteunen is er nu HollandAlumni van de Nuffic. HollandAlumni is een netwerk voor (toekomstige) buitenlandse alumni, instellingen, ambassades en het
bedrijfsleven en wil internationale kennisuitwisseling en samenwerking rond onderwijs en internationaal ondernemen stimuleren. Het heeft een eigen website en online community, die eind oktober tijdens de Day of the International Student (DIS) in Den Haag werden gelanceerd. HollandAlumni biedt verschillende diensten aan. De website vermeldt links naar en nieuws van alumniverenigingen en Nederlandse onderwijsinstellingen. Alumni en studenten kunnen via Studentbase ervaringen en informatie uitwisselen en lotgenoten opzoeken. Daarnaast verstrekt HollandAlumni informatie over hoe je een alumnivereniging opricht. Instellingen die nog geen alumnibeleid kennen, kunnen
via HollandAlumni contact leggen met instellingen die daar wel ervaring mee hebben. Ook wil HollandAlumni binnen en buiten Nederland activiteiten organiseren. Wereldwijd zijn er zo’n 25 NAA’s, van Argentinië tot Vietnam en van Ecuador tot Tanzania. Nu zijn vooral alumni van het Netherlands Fellowship Program in ontwikkelingslanden actief als vereniging. De Nuffic hoopt HollandAlumni uit te breiden met alumninetwerken van de Neso’s, Nederlandse instellingen en met Europese alumni. Ook overweegt de Nuffic een cursus alumnibeleid voor instellingen. (VR) www.hollandalumni.nl
Trendsetter voor internationaliseringsdebat Hogescholen, universiteiten, instituten voor internationaal onderwijs, koepelorganisaties en ministeries; allemaal zijn ze bezig met internationale samenwerking in het hoger onderwijs en allemaal hebben ze daarvoor hun eigen overlegorganen. Een gezamenlijk overlegorgaan ontbreekt echter. Jammer, vindt Carmela Criseo, hoofd Platforms bij de Nuffic. “De gesprekken binnen deze platforms beperken zich meestal tot uitvoering van beleid”, merkt Criseo op. “Aan discussies over internationalisering komt men niet echt toe. Maar wat is de Nederlandse rol in de ontwikkeling van een Europese kenniseconomie, wat doen we met het tekort aan hoger opgeleiden?” De nieuwe Agendacommissie Internationalisering (ACI) waarin vertegenwoordigers van alle overlegorganen zitten, gaat die vraagstukken wel aansnijden. “Niet beleids
32 | oktober 2007 | transfer
uitvoerend of beleidsvoorbereidend maar trendsettend bezig zijn”, aldus Criseo. Doel van het ACI: twee tot drie keer per jaar overleg over actuele, internationale ontwikkelingen en het organiseren van onderzoeken en debatten over onderwerpen die het hoger onderwijs betreffen. Zoals het kennistekort of de invloed van internationalisering op de onderwijskwaliteit. Die activiteiten moeten voorkomen dat de ACI de zoveelste praatclub wordt. “Een haardvuurdiner over het OESO-rapport is een goed voorbeeld van gedachtenwisseling”, zegt Criseo. “In gezamenlijk te organiseren conferenties of studiedagen zou elke stakeholder een workshop kunnen geven. De tijd is rijp voor meer uitgebreide samenwerking rond onderwerpen die we integraal moeten aanpakken. In een kenniseconomie staat internationalisering centraal.” (VR)
Betere toegang tot goed beroepsonderwijs in ontwikkelingslanden. Dat is het doel van het Schoklandakkoord dat de Nuffic met twaalf onderwijs- en ontwikkelingsorganisaties en minister Koenders (Ontwikkelingssamenwerking) deze zomer ondertekende. Met de ondertekening op het voormalige Zuiderzee-eiland ondersteunen zij de VN-Millenniumdoelen die 189 wereldleiders in 2000 vaststelden om vóór 2015 armoede en andere problemen de wereld uit te helpen. Het Schoklandakkoord, waarvoor Koenders voorlopig 50 miljoen euro beschikbaar heeft gesteld, is een bescheiden bijdrage aan het Millenniumproject. “Wij denken hooguit aan twee of drie projecten waarmee we het beroepsonderwijs willen versterken”, zegt Joep Houterman, Nuffic-directeur Capaciteitsopbouw en Beurzen. “Het kan gaan om capaciteitsopbouw in instellingen voor beroepsonderwijs, docentenuitwisseling, beleidsondersteuning en verbetering van het onderwijsaanbod. Ook willen we samenwerken met ngo’s, bedrijven en onze Schokland-partners.” De concrete invulling van het akkoord hangt af van de inventarisatie die de ondertekenaars gaan maken van de behoeften en mogelijkheden in de focuslanden. Eind december worden daarvan de resultaten verwacht. Waarschijnlijk betreft het minstens één land, waar de Nuffic al via het NPT-programma ervaring heeft opgedaan met beroepsonderwijs. Zo maken Ghanese Polytechnics kennis met nieuwe lesmethoden als competency based learning en probleemgestuurd werken en leren studenten de koppeling te maken tussen theorie
Ontwikkelingslanden hebben geschoolde vakmensen hard nodig.
en praktijk. In Zambia, Tanzania, Eritrea en Oeganda lopen vergelijkbare projecten.
Mentaliteitsomslag Tot nu toe richtte ontwikkelingssamenwerking zich vooral op primair en universitair onderwijs. “In hoger onderwijs ligt internationale samenwerking meer voor de hand dan in het nationaler georiënteerde, kleinschalige beroeps onderwijs”, verklaart Houterman. “Goed beroepsonderwijs is echter essentieel voor de economische ontwikkeling en het gehele onderwijssysteem van een land. Daarom is ondersteuning van die sector zo belangrijk.” Die benadering vereist niet alleen een mentaliteitsomslag bij de aanbodzijde, ook bij de vraagzijde, zegt Ouindinda Nikièma, senior programmabeheerder bij Capaciteitsopbouw & Beurzen. “Beroepsonderwijs wordt vooral in ontwikkelingslanden vaak als tweederangs onderwijs beschouwd. Je kiest daar alleen voor als je niet op de universiteit terecht kunt. Maar die opleidingen leveren wel het professionele middenkader dat nodig is voor economische groei. Het heeft geen zin om alleen academici op te leiden die vervolgens werkloos thuiszitten”, aldus Nikièma. “Instellingen voor beroepsonderwijs moeten hun minderwaardigheidscomplex kwijtraken en laten zien dat een beroepsopleiding leidt tot een baan. Ook moeten ze leren samenwerken met partners uit het hoger onderwijs. In Ghana bijvoorbeeld zie je nu dat beroepsonderwijsinstellingen hun terughoudendheid laten varen en samenwerken met universiteiten.” De Schokland-projecten zouden medio 2008 kunnen starten. Houterman erkent dat 2015 een krappe deadline is en dat er veel kritiek bestaat op de Millenniumdoelen. “Het is inderdaad de vraag of alle doelen worden bereikt. Er zijn grote verschillen tussen landen. Maar dat ontslaat ons niet van de plicht om iets te doen.” (VR) Zie ook www.hetakkoordvanschokland.nl
Foto's: Roel Burgler
Ontmoetingsplaats voor ambassadeurs van Nederland
transfer | november 2007 | 33
interview
agenda
Hoogopgeleide migranten worden minder op relevante werkervaring beoordeeld d a n o p e e n d i p l o m a . Te r w i j l e r v a r i n g even belangrijk is voor de toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt, stelt Nuffic-onderzoeker Astrid Scholten. In september promoveerde zij op haar onderzoek naar de kenmerken van een portfolio-instrument voor de erkenning van verworven competenties (EVC).
Erasmus Mundus uitgebreid
Scholten: “Portfolio vertelt meer
Het Erasmus Mundus Programma voor internationale samenwerking in het
over competenties
hoger onderwijs wordt mogelijk toegankelijk voor bachelorstudenten, promo-
dan diploma”
vendi en Europese studenten. Dat is het voorstel voor de tweede EM-fase (2009–2013), waarmee de Europese Commissie akkoord is gegaan. Erasmus Mundus startte in 2004 met als doel promotie van Europees hoger onderwijs en ontwikkeling van een Europees kenniscentrum. De Raad van de EU en het Europese parlement moeten het voorstel nog goedkeuren.
EAIE-prijs voor Nuffic-medewerker
vergelijker en verzorgt cursussen over diplomawaardering en internationale
De SURF-onderwijsdagen 2007 op 13 en 14 november in Utrecht over onderwijs en ICT besteden onder meer aandacht aan internationale mobiliteit en afstandsonderwijs.
erkenning voor Nederlandse en buitenlandse instellingen. Ook organiseert zij
Info: www.surffoundation.nl
Jessica Stannard van de Nuffic heeft op het jaarcongres van de European tice in innovatief internationaal onderwijs ontvangen. Stannard is onderwijs-
“Werkervaring net zo belangrijk als diploma”
elk voorjaar een cursus via internet.
Van 15 tot en met 17 november organiseert de European University Association (EUA) weer een Quality Assurance Forum over kwaliteitsbewaking en het Bolognaproces. Info: www.eua.be.
buitenlanders en versnelde toegang tot beroepsgroepen of opleidingen. Dat vraagt om verder onderzoek. “Maar al leidt een portfolio niet direct tot competentie-erkenning of diploma’s, het maakt kandidaten bewust van hun mogelijkheden en wensen en bereidt hen beter voor op sollicitatiegesprekken”, vindt Scholten.
Going abroad for study, work experience or a foreign exchange programme? Apply for the Insurance Passport for Students. You’ll be insured to the max! Information is available at the Foreign Study Department of your university/college or from the Lippmann Group on:
Canada Onderwijsinstellingen en andere organisaties zien volgens Scholten steeds meer het belang in van EVC-instrumenten. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers gebruikt nu portfolio’s voor alle cliënten. Het Kenniscentrum EVC, de Open Universiteit Nederland en vele hogescholen zijn actief met EVC-trajecten. In andere landen is EVC al veel bekender. “In Canada is voor sommige beroepen het portfolio onderdeel van de immigratieprocedure. Veel Britse universiteiten hebben EVC-adviseurs en Fransen hebben zelfs recht op EVC-toetsing”, weet Scholten. Ze hoopt dat door de continue aandacht voor Leven Lang Leren ook EVC structurele aandacht krijgt en niet meer alleen van stal wordt gehaald bij tekorten aan bepaalde beroepsgroepen. Want het portfolio is niet alleen interessant voor migranten die door ontbrekende of niet-erkende diploma’s gedwongen thuiszitten, maar iedereen die ander werk of een nieuwe studie ambieert. (VR)
Internetsite: www.ips-lippmann.com Tel.: +31 (0)70 302 85 98 Fax: +31 (0)70 361 76 10
Go global with IPS
Dr. Astrid Scholten: Exploration of portfolio characteristics for the recognition of prior learning. The identification, assessment and recognition of actual competencies of highly-skilled immigrants (Universiteit Twente, 2007). Een exemplaar van het proefschrift is beschikbaar via het secretariaat van de Nufficdirectie Kennis en Innovatie, tel. 070 – 426 0271.
Foto: Serge Ligtenberg
34 | november 2007 | transfer
De NVAO houdt op 8 november een seminar over accreditatie en internationalisering. Thema’s zijn de gedragscode buitenlandse studenten, accreditatie buitenlandse locaties en bijzonder kenmerk internationalisering. Info: www.nvao.net.
Association for International Education (EAIE) de EAIE-award voor best prac-
Diplomawaardering is nog altijd hét instrument om de competenties van hoogopgeleide migranten te toetsen. Het juiste diploma en beheersing van de Nederlandse taal zijn doorslaggevend om passend werk te vinden of een studie te volgen. Maar een diploma vertelt niet alles over iemands capaciteiten, zegt Astrid Scholten, hoofd Studies bij de Nuffic. Werkgevers en onderwijsinstellingen hebben vaak specifieke vragen. “Hoe zit de genoten opleiding eigenlijk in elkaar, bij welke organisatie heeft de kandidaat gewerkt? Was een buitenlandse arts werkzaam in een plattelandsziekenhuis of een gespecialiseerde kliniek? Met welke medische problemen had hij vooral te maken en over welke middelen beschikte hij om een diagnose te stellen? Die informatie is wel te vinden in een portfolio.” In haar proefschrift doet de onderwijskundige voorstellen voor zo’n portfolio voor erkenning van verworven competenties (EVC) voor hoogopgeleide migranten. Ze baseerde haar onderzoek op zes proefprojecten van de Nuffic tussen 2000 en 2004 met leraren in het voortgezet onderwijs, artsen en vluchtelingen die vrijwillig portfolio’s samenstelden. Deze bevatten naast hun cv’s onder meer competentiescans van sterke en zwakke punten en achtergrondinformatie over werkervaring en opleiding. “Vooral voor artsen, die formele erkenning nastreven, is een portfolio geschikt als beoordelingsinstrument en onderdeel van een uitgebreidere beoordelingsprocedure. Voor vluchtelingen en andere groepen die zich eerst willen oriënteren op de arbeidsmarkt, is het nuttig als ontwikkelings instrument. Ze leren te reflecteren over hun competenties en ambities en die te formuleren”, concludeert Scholten. Onduidelijk is hoe zeer portfolio’s nu echt bijdragen aan de formele erkenning van competenties van hoogopgeleide
November 2007
www.ips-lippmann.com
De Nuffic organiseert als Nationaal Agentschap Leven Lang Leren op 22 november in Utrecht de Dag van de Europese hoger onderwijsprogramma’s met presentaties van instellingen, lezingen en workshops. Info: Jannelieke Aalstein, Nuffic (
[email protected])
‘Internationalisering op hogescholen: professionals at work’ is het thema van de HBO-studiedag Internationalisering op 27 november in Amsterdam. Info: www.hbo-raad.nl.
Fairs HEF
EHEF
Indonesië
Vietnam
24 november –
7 – 12 december
1 december
transfer | november 2007 | 35