Tolstoj als pedagoog
3h
CAHIER
Waarom Tolstoj onderwijs in aardrijkskunde en geschiedenis overbodig en zelfs schadelijk vond
Waarom Tolstoj onderwijs in aardrijkskunde en geschiedenis overbodig en zelfs schadelijk vond
Toen Mitrofanoesjka ervan overtuigd was dat hij aard
rijkskunde moest leren, zei zijn moeder tegen hem: “Waar om moet jij al die landen kennen? De koetsier zal je er wel brengen als het nodig zou zijn.” En nooit is er een sterker argument tegen aardrijkskunde aangevoerd dan dit en zelfs alle geleerden ter wereld kunnen niets inbrengen te gen een dergelijke ijzersterke argumentatie. En ik meen dit volkomen serieus. Waarom moet ik zo nodig de ligging weten van de rivier en de stad Barcelona, wanneer ik in de drieëndertig jaar van mijn bestaan deze wetenschap nog niet één keer nodig heb gehad. Zelfs een zeer leven dige beschrijving van de stad en haar inwoners heeft, voor zover ik mij kan indenken, geen enkele positieve bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van mijn geestelijke vermo gens. Waarom moeten Sjomka en Fedjka dan iets afweten van het Marinkski-kanaal en andere waterwegen, als zij er, naar men mag aannemen, nooit zullen komen? Als Sjomka die kant op zou moeten, dan doet het er niets toe of hij geleerd heeft waar het ligt of niet, want hij zal dit kanaal dan wel uit de praktijk leren kennen. Ik kan me niet voorstellen dat de wetenschap dat hennep stroomafwaarts
en teer stroomopwaarts over de Wolga wordt vervoerd, dat er een aanlegplaats is die Dubovka heet, dat er een of an dere ondergrondse aardlaag van hier naar daar loopt, dat de Samojeden zich door middel van rendieren verplaatsen enzovoort, op enigerlei wijze de ontwikkeling van hun ver standelijke vermogens zou bevorderen. Zelf bezit ik een zee van kennis, zowel op het gebied van de wis- en natuurkunde als op het gebied der taal en poëzie, die ik wegens tijdgebrek niet kan overdragen. Er is een oneindig aantal vragen over verschijnselen uit de wereld om mij heen, waarop de leerlingen een antwoord verlan gen en die ik eerst moet beantwoorden voordat ik hen over laadt met de pittoreske beschrijvingen van poolzeeën, tro pische landen, bergen in Australië of rivieren in Amerika. In het geschiedenis- en aardrijkskundeonderwijs leert de ervaring voortdurend hetzelfde en worden onze gedachten daarover bevestigd. Overal gaat het onderwijs in deze vak ken slecht en klaagt men daarover. Alleen met het oog op examens leren de kinderen namen van bergen, steden en rivieren, koningen en keizers uit het hoofd. (De enige bruik bare leerboeken blijven daarbij de werken van Arsenjev, Obodovskij, Kajdanov, Smaragdov en Berté). Men is wel op zoek naar iets nieuws, maar heeft het nog niet gevonden. Het is komisch om te zien dat bijna iedereen heeft erkend dat de eisen, die het geschiedenisonderwijs stelt, volkomen in strijd zijn met de geestesgesteldheid van de leerlingen.
Interesse voor aardrijksunde begint met reisverhalen. Toch blijft men maar talloze spitsvondige methodes – zoals de methode van Sydov – bedenken om kinderen het ont houden van namen en woorden te vergemakkelijken. Maar de allersimpelste gedachte, namelijk dat men aan aardrijks kunde-onderwijs geen enkele behoefte heeft en kennis van al deze namen en woorden absoluut niet nodig is, komt in niemands hoofd op. Alle pogingen om geografie aan ge ologie, botanica, zoölogie, etnografie of weet ik waaraan nog meer te koppelen, bleven ijdele wensdromen, die en kel en alleen slechte boekjes als van Grube voortbrachten, die voor geen enkel lezerspubliek, kinderen, jonge mensen of leraren te gebruiken zijn. Als de samenstellers van deze geschiedenis- en aardrijkskundeboeken eens echt zouden
gaan nadenken over wat zij nu eigenlijk wilden en als zij zelf eens zouden proberen deze boekjes bij het onderwijs te gebruiken, dan zouden zij de onmogelijkheid van hun onderneming snel inzien. In de eerste plaats zou een com binatie van aardrijkskunde, natuurwetenschappen en et nografie, een nieuw vak van zo’n gigantische omvang tot resultaat hebben, dat men om haar te bestuderen aan een mensenleven niet genoeg zou hebben. Bovendien zou zij nog minder geschikt voor kinderen zijn en nog saaier dan aardrijkskunde alleen al is. (…) Ook voor aardrijkskunde moet er belangstelling opgewekt worden, evenals voor geschiedenis, wil je met de studie er van beginnen. En interesse voor aardrijkskunde wordt vol gens mijn bevindingen in negenennegentig van de honderd gevallen, opgewekt door reisverhalen. Net zoals het lezen van kranten en vooral van biografieën een eerste aanzet zijn tot het bestuderen van geschiede nis, zijn reisverhalen dit voor de aardrijkskunde. Al deze studiemiddelen liggen tegenwoordig binnen ieders bereik en daarom hoeven wij des te minder te vrezen om van het oude bijgeloof aangaande het geschiedenis- en aardrijks kundeonderwijs af te stappen. Het leven zelf is in onze tijd zo leerzaam in dit opzicht dat, als de historische en geo grafische wetenschappen werkelijk onontbeerlijk zijn voor onze algemene ontwikkeling, het leven zelf altijd wel dit tekort kan aanvullen.
En als wij echt ons oude bijgeloof zouden afzweren, dan is het toch helemaal niet zo erg om te bedenken dat er mensen zullen opgroeien die in hun jeugd niet hebben geleerd wie Jaroslav en Otto waren of wat Estramadura precies is. Men is immers ook opgehouden met het onderwijs in astrolo gie, retorica, poëtica en Latijn, en toch is het mensdom er niet dommer op geworden. Nieuwe vakken ontstaan – men begint tegenwoordig al met het populariseren van de na tuurwetenschappen – oude moet men laten vallen of laten afsterven of beter gezegd de facetten van deze oude vak ken, die met het ontstaan van nieuwe wetenschappen hun bestaansrecht verloren hebben. Maar om het verlangen naar kennis op te wekken, naar het willen weten hoe de mensheid in de verschillende landen geleefd heeft en nog leeft, zich ontwikkelt en ontwikkeld heeft, of om de natuurwetten die de mens door de eeuwen heen hebben voortgedreven, te leren kennen, of om inzicht te willen krijgen in de wetten van de natuurverschijnselen op onze aardbol en de verspreiding van de mensheid over de aardbol – dat is iets heel anders. Misschien is het nuttig om een dergelijke belangstelling te wekken, maar de gang bare leerboeken van Segjoer, Thiers en Grube zullen ons geen stap dichter bij de verwezenlijking van dit doel bren gen. Ik ken slechts twee factoren die tot dit doel voeren: gevoel voor poëzie en vaderlandsliefde. En er bestaan geen leerboeken om het een of ander te ontwikkelen en zolang deze niet bestaan, moeten wij blijven zoeken en niet onze
tijd en krachten verdoen en een hele jongere generatie ver minken door hen te dwingen aardrijkskunde en geschiede nis te leren, alleen omdat wij dat ook geleerd hebben. Ik zie geen enkele noodzaak om aardrijkskunde of geschie denis te geven voordat de leerlingen naar de universiteit gaan; ik zie eerder dat deze vakken de grootste schade aan richten. En hoe het verder moet, weet ik niet.
10