Toetsing huidige activiteiten Texel Bijlage nr. 4 bij N2000-beheerplan Texel Versie1 juli 2013 Betreffende de activiteiten in de deelgebieden Duinen en Lage land Texel Nooordzeekustzone (voorzover het “vaste land” van het eiland betreft) Waddenzee (idem) Toetsing uitgevoerd door de leden van de projectgroep Texel in 2011 Dit document is geschreven door DLG (Gabriël Vriens, Sharon Boekhout)
Bijlagen bij dit document zijn : 1. Toetsingstabel Texel 2. Toetsingstabel 3. Toetsingstabel 4. Toetsingstabel 5. Toetsingstabel 6. Toetsingstabel
Habitattypen en habitatsoorten Duinen en Lage land Habitattypen en habitatsoorten Noordzeekustzone Habitattypen en habitatsoorten Waddenzee Vogelsoorten Duinen en Lage land Texel Vogelsoorten Noordzeekustzone Vogelsoorten Waddenzee
1
Inhoudsopgave
1
2
3
Toetsing huidige activiteiten of bestaand gebruik op Texel
3
1.1
3
Inventarisatie huidige activiteiten op Texel
5
1.1 2.2
5 5 6 6
Algemeen Beschrijving huidige activiteiten 2.2.1 Beheer en onderhoud fauna (activiteiten nr. 1 t/m 8) 2.2.2 Beheer en onderhoud natuur (activiteiten nr. 10 t/m 30) 2.2.3 Beheer en onderhoud waterstaatkundig (activiteiten nr. 40 t/m 62) 2.2.4 Onderzoek en monitoring (activiteiten nr. 70 t/m 85) 2.2.5 Bedrijfsmatige activiteiten (activiteiten nr. 90 t/m 101) 2.2.6 Recreatief strandgebruik (activiteiten nr. 110 t/m 120) 2.2.7 Recreatief sporten (niet gebonden aan het strand, activiteiten nr. 130 t/m 136) 2.2.8 Watersporten (activiteiten nr. 140 t/m 147) 2.2.9 Evenementen (activiteiten nr. 150 t/m 188) 2.2.10 Excursies (activiteiten nr. 190 t/m 193) 2.2.11 Recreatief vissen (activiteiten nr. 200 t/m 207) 2.2.12 Overig recreatief gebruik (activiteiten nr. 210 t/m 225) 2.2.13 Defensieactiviteiten (activiteiten nr. 235 t/m 244) 2.2.14 Overig bestaand gebruik (activiteiten nr. 250 t/m 256)
6 7 8 8 8 9 9 9 9 9 10 10
De methode van toetsing van de huidige activiteiten
11
3.1
11 12 12 13 13 13 13 13
3.2 4
Inleiding
De stappen en het stroomschema 3.1.1 Stap 1 : Inventarisatie bestaand gebruik 3.1.2 Stap 2 : Globale effectenanalyse 3.1.3 Stap 3 : Nadere effectenanalyse 3.1.4 Stap 4 : Cumulatietoets 3.1.5 Stap 5 : Mitigerende maatregelen 3.1.6 Stap 6 : Opname in het beheerplan De globale effectenanalyse of voortoets
De uitkomsten van de globale toetsing voor Texel
17
4.1 4.2 4.3
17 17 17 18 24 27
Algemeen De uitkomsten van de globale toets De cumulatietoets 4.3.1 Cumulatietoets Duinen en lage land Texel 4.3.2 Cumulatietoets Noordzeekustzone 4.3.3 Cumulatietoets Waddenzee
5
Samenvatting cumulatietoets en mitigerende maatregelen
32
6
Bijlagen
34
2
1
Toetsing huidige activiteiten of bestaand gebruik op Texel
1.1 Inleiding In het Natura 2000 beheerplan voor Texel wordt met name beschreven wat er nodig is om de instandhoudingsdoelstellingen voor dit Natura 2000-gebied te behouden en/of te bereiken. Maar niet alleen de locatie, omvang en gesteldheid van het gebied zijn belangrijk voor de te beschermen soorten en habitattypen. Ook andere factoren in en om het gebied, zoals bepaalde handelingen en ontwikkelingen (kortweg huidige activiteiten genoemd), kunnen invloed hebben op het behalen van de instandhoudingsdoelen. De Natuurbeschermingswet 1998 schrijft voor dat het bereiken van de instandhoudingsdoelen beschreven moet worden, mede in samenhang met de huidige activiteiten binnen het Natura 2000-gebied (en, voor zover relevant, het bestaande gebruik daarbuiten). De huidige activiteiten betreffen al het gebruik, dat op 1 oktober 2005 in of om een Natura 2000-gebied plaatsvond en nog steeds onveranderd plaatsvindt. Met de inwerkingtreding van de Crisis- en herstelwet (CHW1) is omschrijving van de huidige activiteiten gewijzigd naar ‘het gebruik dat op 31 maart 2010 bekend is, of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn bij het bevoegd gezag’ De natuur en het bestaand gebruik worden dus in het beheerplan Texel in samenhang beschouwd. Recreatief en particulier medegebruik zijn vormen van bestaand gebruik, die hun oorsprong en draagvlak hebben binnen het gebied. Deze activiteiten zijn een sociaaleconomisch uitgangspunt en spelen een rol bij de afwegingen ten aanzien van wat wel en wat niet kan in het gebied. Om de instandhoudingsdoelstellingen te realiseren in samenhang met het bestaand gebruik is de toetsing van dat bestaand gebruik, tegenwoordig omschreven als zijnde huidige activiteiten, noodzakelijk. Bij deze toetsing van de huidige activiteiten moet beoordeeld worden wat het effect is van deze huidige activiteiten op de ‘staat van instandhouding’ van de beoogde natuurwaarden. De huidige activiteiten binnen en in de directe omgeving van het betreffende Natura 2000-gebied wordt dan, waar nodig, gereguleerd, om te voorkomen dat er significante negatieve effecten op de zogenaamde instandhoudingsdoelstellingen optreden. Wanneer geconstateerd wordt dat er geen negatief effect ontstaat, kan de betreffende huidige activiteit of bestaand gebruik doorgang vinden. Deze activiteit wordt ‘opgenomen in’ het beheerplan. Dat betekent dat het voor iedereen duidelijk is dat die bepaalde activiteit uitgevoerd kan worden zonder een NB-wetvergunning nodig is. Met de inwerkingtreding van de Crisis- en herstelwet (CHW1) op 31 maart 2010 is de vergunningplicht voor de huidige activiteiten vervallen, voor zover er geen sprake is van een project*. Het bevoegd gezag, in dit geval de Provincie Noord Holland, heeft wel een aanschrijvingsbevoegdheid op grond, waarvan degene die de huidige activiteit uitoefent, verplicht kan worden passende maatregelen te treffen. Voorheen was bestaand gebruik vergunningvrij, indien het was opgenomen in het beheerplan. Opname in het beheerplan is nu dus niet meer noodzakelijk om bestaand gebruik vergunningvrij te maken. De wet stelt duidelijk dat bestaand gebruik geen vergunning behoeft, tenzij het gebruik een project is met mogelijk significante effecten. Doel van deze notitie is om de huidige activiteiten te beschrijven en te toetsen, waardoor duidelijk wordt of er sprake is van een mogelijke (negatieve) invloed van deze huidige activiteiten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura2000-gebieden Duinen en lage land Texel, de Noordzeekustzone en de Waddenzee. Voor beide laatste deelgebieden geldt de toetsing voor die delen, die op het eiland Texel liggen of er direct aan grenzen. In hoofdstuk 2 worden de huidige activiteiten beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de methode van toetsing uiteengezet. In hoofdstuk 4 worden de uitkomsten van de globale toetsing beschreven.
3
Kader : definitie van een project: Het begrip project is niet gedefinieerd in de wet, maar volgens de Handreiking ‘Beheer van Natura 2000gebieden’ van de Europese Commissie kan voor de uitleg van het begrip aansluiting worden gezocht bij de merrichtlijn. Onder een project in de zin van de MER-richtlijn wordt verstaan: de uitvoering van bouwwerken of de totstandbrenging van andere installaties of werken en andere ingrepen in het natuurlijk milieu of landschap, inclusief ingrepen voor de ontginning van bodemschatten. De Handreiking geeft tevens aan dat dit een bijzonder ruime definitie is, die niet beperkt is tot de constructie van materiële bouwwerken. Een significante intensivering van de landbouw, waardoor de aard van een halfnatuurlijke habitat in een gebied dreigt te worden aangetast of te verdwijnen, kan daar bijvoorbeeld eveneens onder vallen. Ook het Europese Hof van Justitie sluit voor wat betreft de uitleg van het project begrip aan bij de mer-richtlijn. Zo valt een activiteit als mechanische kokkelvisserij volgens het Hof onder de reikwijdte van dat begrip. Dat geldt ook voor onderhoudswerkzaamheden aan een vaargeul, waarbij het Hof ook aangeeft dat periodieke werkzaamheden onder omstandigheden als één project kunnen worden beschouwd waarvoor maar één keer toestemming noodzakelijk is. Overigens is volgens het Hof geen nieuwe toestemming vereist ingeval voor het project al toestemming is verleend voor het verstrijken van de omzettingstermijn van de richtlijn. In de jurisprudentie van het Europese Hof wordt voor de uitleg van het begrip ‘project’ in de mer-richtlijn een koppeling gelegd met een fysieke ingreep. Zo oordeelde het Hof dat er sprake is van een project voor zover er sprake is van een “materieel” werk, van een activiteit die ter plaatse – kennelijk onmiddellijk – “reële fysieke veranderingen meebrengt”, van werken of ingrepen die de “materiële toestand van de plaats veranderen”. Ook bij wijzigingen van eerder getoetste fysieke ingrepen – zoals de aanleg van een weg –vallen volgens het oordeel van het Hof alleen fysieke wijzigingen onder de verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapportage. Ook de in de bijlagen bij de MER-richtlijn genoemde projecten duiden op ingrepen van fysieke aard.
4
2
Inventarisatie huidige activiteiten op Texel
1.1 Algemeen Voor Texel is door DLG, samen met de gemeente Texel, Staatsbosbeheer en Rijkswaterstaat een lijst van activiteiten opgesteld. Deze lijst heeft ter visie gelegen, zodat iedereen zijn of haar activiteiten als bestaand gebruik kon laten registreren. In de eerste lijst was er ook sprake van nieuw gebruik, van na 1 oktober 2005. Deze activiteiten zijn door de wijziging van de ijkdatum naar 31 maart 2010 nu ook als bestaand gebruik of huidige activiteiten beschouwd en zijn als zodanig nu ook opgenomen in de lijst. De lijst van activiteiten is opgenomen in een groslijst, welke als bijlage 1 bij dit rapport is toegevoegd. In de tabellen is een kolom opgenomen met de titel ‘bron’. Het cijfer, wat hierin staat, correspondeert met de bronnenlijst, die als bijlage 2 toegevoegd aan dit rapport. Hiermee is te achterhalen waar de vermelding van de activiteit vandaan komt. Er worden in de tabellen verschillende categorieën gebruik onderscheiden:
Activiteiten beheer en onderhoud Fauna Activiteiten beheer en onderhoud Natuur Activiteiten beheer en onderhoud Waterstaatkundig Activiteit Onderzoek en monitoring Activiteit Bedrijfsmatige activiteiten Activiteiten Recreatief Strandgebruik Activiteiten Recreatief Sporten Activiteiten Watersporten Activiteiten Recreatief gebruik – Evenementen Activiteiten Recreatief gebruik – Excursies Activiteiten Recreatief gebruik – Vissen Activiteiten Overig recreatief gebruik Activiteiten Defensie Activiteiten Overig bestaand gebruik
In een aantal toegevoegde kolommen wordt nadere informatie over de activiteit gegeven. Per activiteit zijn zoveel mogelijk gegevens opgenomen om de activiteiten in omvang, plaats en tijd beter te kunnen omschrijven en daarmee ook te kunnen beoordelen. De aanvullende gegevens betreffen de volgende categorieën: Bestaande voorwaarden of huidige mitigerende (schadebeperkende) maatregelen De periode waarin de activiteit plaatsvindt De frequentie en intensiteit De locatie Mogelijke huidige wet- of regelgeving, die van toepassing is De bron, van waar uit de activiteit gemeld is Per activiteit is aangegeven in welk deelgebied (De Duinen, de Waddenzee of de Noordzeekustzone) de activiteit plaatsvindt. 2.2 Beschrijving huidige activiteiten De huidige activiteiten worden hieronder kort, niet limitatief, beschreven; alleen voor zover ze toelichting behoeven. De volledige lijst van activiteiten is opgenomen in de bijlage 1. De nummering tussen haakjes komt overeen met de nummering in de Lijst Bestaand Gebruik. De nummering is niet doorlopend na ieder categorie, omdat er hierdoor nieuwe activiteiten tijdens het opstellen van het beheerplan gemakkelijker ingevoegd konden worden per categorie. Waar nodig is aangegeven in welk deelgebied op Texel de activiteiten plaatsvinden. Dit zijn de onderstaande deelgebieden: Duinen en lage land Texel (D) Noordzeekustzone (NZK) 5
Waddenzee (WZ)
2.2.1 Beheer en onderhoud fauna (activiteiten nr. 1 t/m 8) Deze groep activiteiten betreffen populatiebeheer van met name soorten, die in grote aantallen een negatief effect hebben op de bestaande natuurwaarden. Het gaat hierbij om ganzen, meeuwen, ratten, maar ook om konijnen, hazen en eenden. Verder betreft het ook populatiebeheer van verwilderde dieren zoals katten), bonte ganzen en fretten. Verder worden er ook vleermuiskasten en nestkasten voor vogels opgehangen. Deze categorie betreft activiteiten die alleen in het deelgebied Duinen en Lage land Texel en in de aanliggende polders plaatsvinden. Deze activiteiten vinden dus niet plaats in de deelgebieden Waddenzee of Noordzeekustzone. 2.2.2 Beheer en onderhoud natuur (activiteiten nr. 10 t/m 30) Onder de noemer beheer en onderhoud natuur vallen voornamelijk alle activiteiten die primair een natuurdoel dienen. Ook deze activiteiten vinden met name plaats in het deelgebied Duinen en Lage land Texel. De meeste activiteiten vinden plaats door middel van korte mechanische ingrepen die incidenteel plaatsvinden zoals zagen, maaien, opslag verwijderen (trekken en dunnen) etc. Dit betreft o.a. het omvormingsbeheer van de bossen en bomen kappen, het chopperen of plaggen van duinvegetaties. Ook het aanpassen van waterpeilen in de bossen, duingebieden en de natuurgebieden in de polder en het onderhoud van schelpenbanken, greppels, sloten en kolken. Een aantal activiteiten zijn regelmatig terugkerend zoals het maaien van vegetaties. Dit maaien betreft de rietlanden, graslanden in de duinen en de polders. Enkele graslanden in de natuurgebieden van Natuurmonumenten worden bemest ten behoeve van de weidevogels en ganzen. Verder vindt er ook begrazingsbeheer plaats, al dan niet in combinatie met maaibeheer. Begrazing vindt plaats door runderen, paarden en/of schapen. Begrazingsbeheer is van toepassing voor zowel delen van de duinen als de natuurgebieden in de polder. Op de Schorren, dat in het deelgebied Waddenzee ligt, vindt ook begrazing plaats en wordt pleksgewijs gemaaid om verruiging tegen te gaan. Daarnaast vinden er veel regelmatig terugkerende activiteiten plaats in het kader van onderhoud van (recreatieve) voorzieningen. Het gaat hierbij om het onderhouden van uitkijkposten en vogelkijkhutten, bebording en molens. Ten behoeve van inventarisatie van de staat van onderhoud van de voorzieningen en het vee vindt regelmatig surveillance plaats over het gehele eiland. Het plaatsen en onderhouden van bebording en surveillances ten behoeve van toezicht zijn activiteiten in deze categorie, die in alle drie de deelgebieden plaatsvinden. 2.2.3 Beheer en onderhoud waterstaatkundig (activiteiten nr. 40 t/m 62) Het waterstaatkundige beheer en onderhoud betreft de activiteiten, die gericht zijn op de veiligheid en bescherming van het eiland, maar ook de instandhouding van het waterhuishoudkundig systeem, met name in de polder. De veiligheid is voor het eiland en zijn bewoners van groot belang. Het beschermingsniveau wordt gewaarborgd door een zogeheten dijkring in het duingebied en de Waddendijk. Het onderhoud aan deze dijkring en de Waddendijk vallen in deze categorie. Daarbij hoort ook het onderhoud van harde waterkeringen, glooiingen, strandhoofden, strekdammen en de bestrijding van plaagsoorten op de dijken. Het onderhoud aan de waterhuishouding op het eiland betreft het onderhoud en controle van bemalingsinstallaties, kunstwerken, stuwen en dergelijke, maar ook het slootonderhoud en het baggeren en herprofileren van sloten. Op de stranden vinden ook waterstaatkundige activiteiten plaats. Deze betreffen het onderhoud van de strandovergangen, het herprofileren van afslagranden en het opruimen van zwerfvuil, zwaarder aanspoelsel en mogelijke explosieven. Deze activiteiten vinden met name plaats op de Noordzeestranden, maar betreffen ook de Hors en het strand bij camping de Robbenjager, welke binnen de begrenzing van het deelgebied de Waddenzee liggen.
6
Ook het verleggen van de Sluftergeul, dat eens in de 4 à 5 jaar plaatsvindt, wordt beschouwd als waterstaatkundig. De ingang van de Slufter mag niet breder worden dan 500 meter. Anders zou de achterliggende Zanddijk, die de polder beschermt, gevaar lopen bij een zware storm. Als de geul teveel slingert, verbreedt de opening zich. Daarom is het nodig om deze ingreep geregeld te doen. Deze ingreep dient ook een natuurdoel. Een te brede opening zou het water niet snel genoeg aan- en afvoeren, waardoor de bodem in de Slufter te hoog wordt en alles zou dichtslibben. Dit betekent op den duur het einde van de zeldzame zoute kwelder. In de afgelopen jaren zijn voor de kust van Texel en op het strand van Texel zandsuppleties uitgevoerd om de basiskustlijn te handhaven. De suppleties vonden plaats omdat op de kust van Texel de afslag en erosie overheersend zijn. Er zijn zowel strandsuppleties als vooroeversuppleties uitgevoerd. Strandsuppleties worden aangebracht op het droge en deels natte deel van het strand, vanaf circa 3,5 m NAP tot ongeveer -2 m NAP. Tijdens de uitvoering zal de aannemer een maximale overschrijding van 50 meter aanhouden van de begrenzing van het te suppleren vak evenwijdig aan de kust. Het zand, dat wordt aangebracht als strandsuppletie, zorgt tijdelijk voor een verhoogd strand met een steiler intergetijdengebied. Gedurende de maanden na de suppletie wordt dit verhoogde strand weer omgevormd tot een natuurlijkere situatie. Het zand van de strandsuppletie wordt dan herverdeeld over het kustprofiel en wordt daarbij zowel langs de kust als door verstuiving naar en in de duinen verplaatst. Vooroeversuppleties worden aangebracht beneden -5 m NAP. Vroeger vonden deze suppleties plaats tussen de brekerbanken in de vooroever. Tegenwoordig worden de vooroeversuppleties uitgevoerd voor de buitenste brekerbank, omdat dit ecologisch minder schadelijk is. De stroming in het zeewater zorgt ervoor dat een deel van dit zand in een natuurlijk tempo op het strand terechtkomt met daarbij een natuurlijke verdeling van de korrelgrootte. Dit laatste gebeurt bij het zand, afkomstig van een strandsuppletie, in mindere mate. Strandsuppleties worden tegenwoordig waar mogelijk vervangen door vooroeversuppleties, omdat dit minder nadelen heeft voor ecologie en recreatie en goedkoper is. Desondanks blijven strandsuppleties op Texel naast vooroeversuppleties noodzakelijk. Er zijn door Rijkswaterstaat suppletieprogramma’s opgesteld voor de jaren 2011 – 2012 en 2012 – 2015. Deze programma’s betreffen de gehele Nederlandse kust. Voor Texel zijn de volgende stranddelen genoemd. Bij de Eijerlandse dam (strandpaal 27 – 31) is in 2012 een strand- suppletie uitgevoerd. Voor het Midden van Texel (tussen strandpaal 14 en 18) is in 2012 een strandsuppletie uitgevoerd. Er wordt hier ook nog een vooroeversuppletie uitgevoerd voor het einde van 2013. In dit gedeelte van het eiland treedt al jaren structureel erosie op. Door de erosie zijn de locale functies als recreatie, natuur en op langere termijn ook veiligheid (>20 jaar) in het geding. De suppletie moet circa elke 4 jaar uitgevoerd worden. Daarom wordt er ook al een herhalingssuppletie (vooroever) gepland in 2015 - 2016. Voor Texel Zuidwest (tussen de strandpalen 9 en 12) is er ook sprake van een structurele erosie. Zonder suppleties breekt op termijn het meest zeewaartse duin door, aldus het suppletieprogramma 2012 – 2015. Ook hiervoor is in 2013 een strandsuppletie voorzien. Verder vallen de onderhoudsactiviteiten aan fiets-, wandel- en ruiterpaden onder deze categorie. 2.2.4 Onderzoek en monitoring (activiteiten nr. 70 t/m 85) Ten behoeve van het natuurbeheer en de natuurwaarden vinden er verschillende onderzoeken plaats. Deze betreffen o.a. broedvogelinventarisaties en trekvogelonderzoeken. Trekvogelonderzoek gebeurt door vangen en ringen, maar ook tellingen op de hoogwatervluchtplaatsen. Verder lopen ook verschillende monitoringsprogramma’s, die gericht zijn op flora en fauna, o.a. betreffende bijen en wespen, nachtvlinders, noordse woelmuis en vleermuizen.
7
Ook wordt oppervlakte- en grondwater gemonitord. Dit laatste is ten behoeve van de hoogte van de grondwaterstand, maar ook de grondwaterkwaliteit vanwege drinkwaterwinning en natuurbeheer. 2.2.5 Bedrijfsmatige activiteiten (activiteiten nr. 90 t/m 101) Deze categorie met bedrijfsmatige activiteiten betreft o.a. huifkar- en tractortochten, maar ook georganiseerde buitenactiviteiten zoals survivaltochten, groeps- en teambuildingsactiviteiten, een stormbaan op het strand, droppings en het gebruik van een klimwand. Op het Noordzeestrand gaat het ook om de opbouw en afbraak van gebouwtjes zoals kiosken, huisjes en paviljoens. Ook de standplaatsen voor ijsverkoop en venten op het strand vallen onder deze categorie. Rondvluchten en trainingsvluchten zijn ook ondergebracht in deze categorie. In deze categorie met bedrijfsmatige activiteiten zijn weinig activiteiten, die plaats vinden binnen de begrenzing van het deelgebied Waddenzee. Het betreft hier naast de rondvluchten en trainingsvluchten boven en rond Texel ook de opbouw en afbraak van de aanlegsteiger van rederij de Vriendschap op de noordpunt van Texel. 2.2.6 Recreatief strandgebruik (activiteiten nr. 110 t/m 120) Deze categorie betreft activiteiten die op het strand plaatsvinden, dus buiten de begrenzing van het deelgebied Duinen en Lage land Texel. De activitieiten vinden vooral plaats binnen de begrenzing van het deelgebied Noordzeekustzone. In deze categorie gaat het om de gebruikelijke strandactiviteiten, zoals zwemmen, zonnen, luieren, vliegeren, maar ook activiteiten als beachgames of strandsporten, buggy-kiten, blokarten en strandzeilen. Ook het gebruik van de strandhuisjes, de strandkiosken en de strandpaviljoens zijn ondergebracht in deze categorie. Voor de meeste activiteiten zijn de uitgangspunten en bepalingen van de gemeentelijke strandnota van toepassing. In deze nota wordt een zonering van het Noordzeestrand aangegeven, met de volgende aanduidingen: bewaakt strand en deels het naaktstrand, voor de gebruikelijke strandactiviteiten recreatief strand, met de nadruk op sportactiviteiten in het water, die geen gevaar opleveren voor andere strandbezoekers sportief strand voor meer extreme sporten, die meer risico’s met zich mee brengen voor andere strandgebruikers. Voorbeelden van deze sporten zijn kitesurfen, buggykiten, blokarten en vliegeren met meerdere lijnen. natuurstrand, met de nadruk op de natuur. Wandelen is toegestaan, maar bebouwing en de sportactiviteiten, die genoemd zijn in de overige categorieën zijn niet toegestaan. De Hors en de Slufter vallen in deze categorie. Jutten is een vorm van klein historisch medegebruik, dat ook in de categorie Recreatief strandgebruik is opgenomen. In het deelgebied Waddenzee liggen de Hors en het strand bij camping de Robbenjager. De Hors heeft volgens de gemeentelijke strandnota de aanduiding natuurstrand. Het recreatief strandgebruik betreft hier met name wandelen. Het strand bij de Robbenjager heeft de aanduiding recreatief strand. Hier zijn naast de gebruikelijke strandactiviteiten als zwemmen, luieren en zonnebaden ook sportactiviteiten in het water mogelijk, die geen gevaar opleveren voor andere strandbezoekers. 2.2.7 Recreatief sporten (niet gebonden aan het strand, activiteiten nr. 130 t/m 136) In deze categorie gaat het om sportieve activiteiten, die niet specifiek aan het strand gebonden zijn, als o.a. parachutespringen, (hand)boogschieten, mountainbiken, trimlopen, schaatsen, paardrijden en rijden met een menwagen. De locaties voor het handboogschieten worden met de beheerder vastgesteld. Ten aanzien van het mountainbiken, trimlopen paardrijden en rijden met een menwagen gebeurt meestal op bestaande wegen en paden en op het strand.
8
Schaatsen is uiteraard seizoensgebonden en gekoppeld aan open waterpartijen. Parachutespringen vindt met name plaats boven de polder Eijerland en de aanliggende duinen. Binnen de begrenzing Waddenzee is deze categorie beperkt tot één activiteit, te weten paardrijden en menwagens, welke ook op de stranden van de Hors en bij camping de Robbenjager plaatsvinden. 2.2.8 Watersporten (activiteiten nr. 140 t/m 147) Deze categorie betreft activiteiten die vanaf het strand in het water plaatsvinden, dus buiten de duinen (buiten het Natura 2000-gebied Duinen en lage land Texel, maar wel in de deelgebieden Noordzeekustzone en de Waddenzee). Deze categorie omvat activiteiten die vanaf het strand in het water plaatsvinden, dus buiten de begrenzing van het deelgebied Duinen en Lage land Texel. De activiteiten vinden vooral plaats binnen de begrenzing van de deelgebieden Noordzeekustzone en Waddenzee. Voor de Noordzeekustzone gaat het om brandingkanoën en –raften, kano- en kajaktochten, kitesurfen, windsurfen en de activiteiten van de zeilscholen. Ook op deze activiteiten is de strandnota van toepassing. Binnen de begrenzing van de Waddenzee gaat het om kano- en kajaktochten, waterskiën (vanuit de haven van Oudeschild) en kitesurfen op de locaties van Ceres en Dijkmanshuizen. 2.2.9 Evenementen (activiteiten nr. 150 t/m 188) Er zijn veel evenementen bekend, welke geregeld terugkerend op Texel georganiseerd worden en die daarom opgenomen zijn in de lijst bestaand gebruik. Het gaat hierbij om activiteiten op het strand, maar ook in de duinen. De lijst met activiteiten is divers, met o.a. een dansfeest op het strand, concerten, demonstraties parachutespringen, eagles summerevent, kite-surfdemonstraties en een vliegshow. Er zijn ook hardloopwedstrijden zoals de 60 van Texel, een triatlon en een halve marathon, maar ook ATB-toerochten, een MTB-wedstrijd en overige fietswedstrijden. Deze activiteiten vinden veelal op bestaande wegen en paden plaats. Binnen de begrenzing van het deelgebied Waddenzee vindt een beperkt aantal activiteiten plaats: parachutespringen, extreme sport events, puzzelsurvival, de Schuttevaerrace, een triatlon en de wandelronde om Texel. 2.2.10 Excursies (activiteiten nr. 190 t/m 193) Deze categorie van activiteiten omvat natuureducatieve excursies en wandelingen onder leiding van medewerkers van Staatsbosbeheer of Natuurmonumenten. 2.2.11 Recreatief vissen (activiteiten nr. 200 t/m 207) Deze categorie betreft activiteiten die vanaf het strand in het water plaatsvinden. Daarbij geldt dat de activiteiten met name plaatsvinden in de deelgebieden Noordzeekustzone en Waddenzee. Voor het deelgebied Noordzeekustzone gaat hierbij om garnalen kruien, rapen van schelpdieren en vissen vanaf de strekdammen en het strand. Ook vissen in de Slufter en het vissen met staand want vallen in deze categorie. In het deelgebied Waddenzee gaat om garnalen kruien, rapen van schelpdieren en vissen vanaf de strekdammen en het strand. Ook handmatig pieren spitten ten behoeve van de sportvisserij valt in deze categorie. 2.2.12 Overig recreatief gebruik (activiteiten nr. 210 t/m 225) Er zijn nog verschillende vormen van recreatieve activiteiten bekend, die niet onder te brengen zijn bij de overige rubrieken. Deze zijn over het algemeen zeer specifiek en locatiegebonden. Enkele algemene en veel voorkomende vormen als wandelen, nordic walken en fietsen vinden vooral op bestaande wegen en paden plaats. Voor het struinen in de natuur zijn struinterreinen aangewezen. Ook voor honden uitlaten is door de beheerders aangegeven waar en wanneer de honden aangelijnd moeten zijn.
9
2.2.13 Defensieactiviteiten (activiteiten nr. 235 t/m 244) De defensieactiviteiten vinden voornamelijk plaats op de Hors in de omgeving van de Joost Dourleinkazerne. Het gaat hierbij om het oefenen, varen en rijden met landingsvoertuigen, lopende manschappen, het schieten met oefenmunitie en het gebruik van pyrotechnische middelen (explosies en dergelijke). Deze activiteiten zijn opgenomen in de lijst bestaand gebruik op basis van de beschrijvingen in het ontwerpbeheerplan Natura 2000 Joost Dourleinkazerne. De meeste activiteiten in deze categorie vinden plaats in de deelgebieden Duinen en Lage land Texel en de Waddenzee. Alleen het rijden met landingsvoertuigen en de lopende manschappen na landingsoefeningen vindt in noodgevallen plaats binnen de begrenzing van het deelgebied Noordzeekustzone. Er wordt dan via de overgang bij strandpaal 10 teruggereden of teruggelopen naar de kazerne. Verder wordt éénmaal per jaar een mudcrawl georganiseerd, als onderdeel van een introductieweek van de marine, in de Mokbaai. Daarnaast vinden er geregeld lessen plaats, gericht op kaart en kompas lezen. Dit gebeurt op de Hors en op de paden rondom de Horsmeertjes. Een andere activiteit in deze categorie is het invliegen van personeel op de kazerne met een helikopter. Dit gebeurt 2 à 3 keer per jaar. 2.2.14 Overig bestaand gebruik (activiteiten nr. 250 t/m 256) Ook in deze categorie zijn sterk verschillende activiteiten opgenomen die deels te maken hebben met de hulpdiensten (KNRM, politie en brandweer) en deels met vliegverkeer (luchtfoto’s, milieuvluchten, fly-in’s).
10
3
De methode van toetsing van de huidige activiteiten
Ofschoon met de Crisis- en Herstelwet de vergunningplicht voor de huidige activiteiten is vervallen en daarmee al het bestaand gebruik toegestaan is, blijft de vraag overeind of er bij de huidige activiteiten, zoals die nu bekend zijn, sprake is van een negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen. Daarom wordt er toch een toetsing van de huidige activiteiten uitgevoerd. Wat wordt er getoetst? bestaand gebruik binnen de begrenzing; bestaand gebruik buiten de begrenzing met mogelijke externe werking. Bij de begrenzing van Natura 2000-gebieden is een zogenaamde algemene exclaveringsformule toegepast. Dat betekent dat bestaande bebouwing, erven, tuinen, en verhardingen geen deel uitmaken van het aangewezen gebied. Maar dit houdt niet in dat er vanuit deze locaties geen effecten kunnen optreden. Er kan namelijk sprake zijn van externe werking vanwege verstoring door bijvoorbeeld licht of geluid. Activiteiten die plaatsvinden op locaties die buiten de begrenzing vallen en een mogelijk negatief effect kunnen sorteren worden dus op dezelfde manier getoetst als het bestaand gebruik binnen de begrenzing. De toetsing van de huidige activiteiten of bestaand gebruik wordt hieronder nader toegelicht.
3.1 De stappen en het stroomschema Om bestaand gebruik op te kunnen nemen in beheerplannen zijn diverse stappen te maken. De wijze van toetsing en de te maken stappen staan uitgelegd in een stroomschema (figuur 1). Er staan veel pijlen in het stroomschema; soms moet je terug naar een eerdere stap, waarbij weer meerdere vervolgstappen mogelijk zijn. De globale effectenanalyse voor Texel (stap 2) wordt verder uitgewerkt in paragraaf 3.2. Nadat deze effectenanalyse vastgesteld is, kan verdergegaan worden met de nadere effectenanalyse en de cumulatietoets (stap 3 en 4). Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 3.3. De zes stappen en het stroomschema worden hieronder kort toegelicht: Stap 1 – Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Stap 6 -
Definitie en inventarisatie ‘bestaand gebruik. Globale effectenanalyse, deze is vergelijkbaar met voortoets in vergunningprocedure. Nadere effectenanalyse, te gebruiken bij bestaand gebruik met (mogelijk) negatief effect, ook wel de passende beoordeling in vergunningprocedure. Cumulatietoets. Mitigerende maatregelen. Opname in het beheerplan.
11
De zes genoemde stappen zijn terug te vinden in onderstaand schema (figuur 1):
Stap 1:
Stap 2:
Inventarisatie
Globale effectenanalyse
bestaand gebruik
mogelijk significant mogelijk effect, niet
Stap 3:
significant
Nadere effectenanalyse (kwalitatief of kwantitatief)
geen negatief effect
Stap 4: Cumulatietoets
Vergunningstelsel
Stap 5: Mitigatie
Stap 6: Beheerplan
Figuur 1. Het stappenschema voor de toetsing van de huidige activiteiten van Texel
3.1.1 Stap 1 : Inventarisatie bestaand gebruik Het bestaand gebruik in enge zin omvat huidige activiteiten, die zich in of rondom een Natura 2000-gebied afspelen en die een kans op negatieve effecten op natuurwaarden van Natura 2000-gebieden met zich meebrengen. Voor Texel wordt de inventarisatie beschreven in hoofdstuk 2. 3.1.2 Stap 2 : Globale effectenanalyse Een globale effectenanalyse (1) brengt in beeld of er een verstoring of verslechtering mogelijk is als gevolg van het bestaand of nieuw gebruik. Op basis van a) de inventarisatie van het gebruik en b) de ecologische analyse, wordt globaal ingeschat wat de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen zijn. De globale effecten analyse kan drie mogelijke uitkomsten hebben: Als valt uit te sluiten dat het gebruik negatieve effecten heeft in relatie tot de instandhoudingsdoelstellingen kan dit gebruik als vergunningvrij beschouwd worden en blijven bestaan in zijn huidige vorm. (‘groene pijl’ in figuur 1, door naar stap 6). Deze activiteiten worden niet meer afzonderlijk in het beheerplan genoemd, omdat sinds de crisis- en herstelwet de huidige activiteiten in principe vergunningvrij en dus niet meer als zodanig benoemd hoeven te worden in het beheerplan. Als er mogelijk effect is op de instandhoudingsdoelen, maar niet significant negatief effect is, moet er een cumulatietoets plaatsvinden (‘oranje pijl’ in figuur 1, door naar stap 4). Als er mogelijk of duidelijk significante(2) negatieve effecten zijn, is een nadere effectenanalyse noodzakelijk (‘rode pijl’ in figuur 1, door naar stap 3). 1
De activiteiten worden bij de toetsing in eerste instantie beoordeeld op basis van beperkte gegevens van met name het bestaande gebruik, en meestal zonder een exact beeld te hebben van de exacte grootte van het effect. Vandaar de term globale effectenanalyse. 2
Het volgende criterium wordt gebruikt voor ‘significant’: Een significant negatief effect is een wezenlijke verslechtering van de kwaliteit en/of vermindering van de omvang van een habitattype, zoals bedoeld in het instandhoudingsdoel ten gevolge van menselijk handelen, afhankelijk van de staat van instandhouding en de trends en natuurlijke fluctuaties in omvang/kwaliteit van habitattypen dan wel in populatieomvang van soorten.
12
Zowel na stap 4 als na stap 3 is het nog steeds mogelijk dat bestaand gebruik dat in eerste instantie niet het in het beheerplan kon worden opgenomen, omdat het (mogelijk) negatief effect heeft op de instandhoudingsdoelen alsnog in het beheerplan wordt opgenomen. Daarvoor moet dan wel, zowel stap 4 Cumulatietoets en stap 5 vaststellen van de mitigerende maatregelen worden doorlopen. 3.1.3 Stap 3 : Nadere effectenanalyse Als uit stap 2 blijkt dat significante effecten mogelijk zijn, is een nadere effectenanalyse nodig. In deze nadere effectenanalyse wordt in detail (kwalitatief en/of kwantitatief) uitgezocht wat de mogelijke effecten zijn van het gebruik op de instandhoudingsdoelstellingen. Vervolgens moet worden beoordeeld of de effecten mogelijk de realisatie van de instandhoudingdoelen in de weg staan (significant). Als de effecten niet significant zijn, kunnen de activiteiten door naar de cumulatietoets (stap 4). Bij significantie kan mitigatie eventueel nog een oplossing bieden (via stap 5 en 4 naar 6). Deze mitigerende maatregelen worden dan als voorwaarden bij de betreffende activiteit in het beheerplan opgenomen. 3.1.4 Stap 4 : Cumulatietoets Bij het beoordelen of het gebruik het halen van instandhoudingdoelen beïnvloedt, is het van belang om alle activiteiten in samenhang te beoordelen. Juist de combinatie van activiteiten (cumulatie) kan bepalend zijn voor de staat van instandhouding. Kortom: er dient een cumulatietoets te worden toegepast voor alle afzonderlijk vastgestelde effecten. Als blijkt dat de cumulatieve effecten significant te noemen zijn, kunnen de activiteiten niet als vergunningvrij beschouwd worden, tenzij mitigatie mogelijk is (stap 5). Alle gebruiken, die significante effecten hebben op de instandhoudingdoelen, kunnen vergunningplichtig worden gesteld, tenzij ze gezamenlijk een oplossing uitwerken. Deze discussie moet bij de cumulatietoets plaats vinden. 3.1.5 Stap 5 : Mitigerende maatregelen Als mitigatie mogelijk is, waarmee significantie wordt voorkomen, kan het gebruik alsnog vergunningvrij worden, mits aan de mitigerende maatregelen wordt voldaan. Dit is dan een voorwaarde. De benodigde mitigatie dient dan ook opgenomen te worden in het beheerplan. Is het toepassen van mitigerende maatregelen niet voldoende om de negatieve effecten tegen te gaan, dan is dat gebruik vergunningplichtig en wordt dit als zodanig vermeld in het beheerplan. 3.1.6 Stap 6 : Opname in het beheerplan Gebruik, dat op zichzelf geen significante effecten heeft en ook niet bijdraagt aan significante effecten na cumulatie, werd op basis van de Natuurbeschermingswet (1998) opgenomen worden in het beheerplan. Met de Crisis- en herstelwet is opname van de activiteiten in het beheerplan niet meer nodig. Alle huidige activiteiten zijn in principe vergunningvrij, mits er geen significante effecten zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van het betreffende gebied. Als er wel mogelijke effecten zijn, worden de activiteiten, al dan niet met mitigerende maatregelen genoemd in het beheerplan. Deze mitigerende maatregelen zijn dan voorwaarden, waardoor de activiteit, bij naleving van deze voorwaarden, vrijgesteld wordt van vergunningplicht. Mogelijk zijn wel andere vergunning nodig, of bijvoorbeeld een ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet. 3.2 De globale effectenanalyse of voortoets In de eerste toetsfase wordt al het geïnventariseerde gebruik getoetst. Om deze toetsing uit te voeren, is de ‘lijst bestaand en nieuw gebruik’ opgesteld in excel-tabellen met informatie over waar, wanneer, en hoe de activiteit plaatsvindt, en een inschatting of, en de mate waarin, het gebruik toe- of afneemt.
13
Bij de toetsing voor Texel is er een onderscheid gemaakt naar een toetsing van de habitattypen en –soorten en een toetsing van de vogelsoorten uit de verschillende aanwijzingsbesluiten (Duinen en lage land Texel, Noordzeekustzone en Waddenzee). Bij de toetsing van de habitattypen zijn de vogelsoorten dan ook niet meegenomen, omdat zij afzonder- lijk getoetst zijn. De vogelsoorten zijn op hun beurt afzonderlijk getoetst voorzover het broedvogels betreffen. De niet-broedvogels zijn in één categorie als winter- en trekvogels beschouwd. Per deelgebied zijn tabellen gemaakt, waarin de huidige activiteiten gecombineerd worden met de instandhoudingsdoelstellingen van de habitattypen en –soorten en de vogelrichtlijnsoorten. Voor het beheerplan Texel zijn zodoende 6 toetsingstabellen gemaakt : 1. Duinen en lage land Texel met de bijbehorende habitattypen (bijlage 3) 2. Noordzeekustzone met de bijbehorende habitattypen (bijlage 4) 3. Waddenzee met de bijbehorende habitattypen (bijlage 5) 4. Duinen en lage land Texel met de bijbehorende vogelsoorten (bijlage 6) 5. Noordzeekustzone met de bijbehorende vogelsoorten (bijlage 7) 6. Waddenzee met de bijbehorende vogelsoorten (bijlage 8)
In deze toetsfase is kennis van instandhoudingdoelen vereist m.b.t. de locaties, de kernopgaven van een gebied, de behouds- of uitbreidingsdoelstellingen en de trends en ontwikkelingen van de habitattypen of soorten. Ook speelt de kennis over de gevoeligheid per soort en habitat voor bepaalde verstoringsfactoren en/of de ecologische vereisten van de soorten en habitattypen en de sleutelprocessen. Deze ecologische kennis en informatie komt uit de ecologische uitwerking, die opgenomen is in de hoofdstukken 3 en 6 van het beheerplan. In de toetsingstabellen met het bestaand gebruik worden de habitattypen en doelsoorten met een uitbreidings- of kwaliteitverbeteringsdoelstelling in gele kolommen weergegeven. De globale toetsing voor Texel is uitgevoerd tijdens bijeenkomsten met deskundigen en gebiedskenners. Inhoudelijk is de toets gebaseerd op gezond verstand en expert judgement. In de exceltabellen met het huidige gebruik is aangegeven welke type verstoring verwacht wordt. De toets is vastgelegd en onderbouwd door middel van zogenaamde kruistabellen en verwijzingen naar gebruikte literatuur. In toetsstap A wordt in een kruistabel (bijlage 9) wordt per doelstelling (habitattype, -soort of vogelsoort) in de tabel vastgelegd welke verstoring een rol zou kunnen spelen vanwege de specifieke gevoeligheid van de voorkomende soort en habitattype. In toetsstap B, de feitelijke toets, worden de specifieke effecten op Texel voor de desbetreffende habitattypen, habitatsoorten en vogelsoorten) ingeschat en conclusies getrokken. Toetsstap A: Bepalen gevoeligheden Bepalen gevoeligheden per soort en/of habitattype voor de mogelijke verstoringseffecten, hiervoor hebben DLG en Staatsbosbeheer op basis van de globale effectenindicator van LNV (www.minlnv.nl) een eigen effectenindicator specifiek voor ieder gebied opgesteld. In een Excel-kruistabel (bijlage 9) wordt per soort en/of habitattype (kolom) een kruisje gezet bij de betreffende verstoringsfactor (rij) waarvoor deze gevoelig is. In deze tabel verschijnt dus het resultaat van de inschatting van gevoeligheid per aangewezen habitat of soort voor bijvoorbeeld licht, geluid, menselijke bewoning, etc. voor zover deze verstoringsfactoren relevant zijn voor het betreffende gebied. De gevoeligheid van de habitattypen en soorten is weer gegeven in een zogeheten effectentabel. In deze tabel wordt per habitattype en de bijbehorende broedvogelsoorten aangegeven voor welke verstoringsfactoren deze gevoelig zijn. De effectentabel voor Texel is als bijlage 9 aan dit rapport toegevoegd.
14
In de effectentabel worden de volgende mogelijke effecten van de huidige activiteiten op de habitattypen en –soorten en vogels genoemd : De lijst met argumenten voor verstoring / verslechtering 1.
verlies oppervlakte
2.
versnippering leefgebied
3.
verzuring
4.
vermesting
5.
verzoeting
6.
verzilting
7.
verontreiniging
8.
verdroging
9.
vernatting
10. verandering stroomsnelheid 11. verandering overstromingsfrequentie 12. verandering dynamiek substraat 13. verstoring door geluid 14. verstoring door licht 15. verstoring door trilling 16. verstoring door beweging/optiek 17. verstoring door luchtwerveling, betreding, golfslag 18. verstoring door sterfte, exploitatie en vangst 19. bewuste ingreep soortsamenstelling
Toetsstap B: Effecten en conclusie In toetsstap B wordt de grootte van de effecten bepaald en wordt de conclusie getrokken met betrekking tot de vervolgstappen. Door de soorten en habitattypen met hun gevoeligheden te confronteren met de optredende storingsfactoren (de effectenanalyse) worden onmiddellijk knelpunten duidelijk. De informatie wordt verwerkt in een toetsingstabel (kruistabel: rijen: bestaand gebruik; kolommen: habitattypen en habitatsoorten of vogelsoorten, zie bijlage 3 t/m 8). In deze kruistabellen wordt het resultaat van de feitelijke toetsing weergegeven: met letters wordt aangegeven in welke orde grootte klasse het effect valt (geen, beperkt of mogelijk significant). Het resultaat van de voortoets verdeelt het bestaande gebruik in drie categorieën: 1.
Geen negatief effect niet-vergunningplichtig, kan doorgaan Die activiteiten waarvan blijkt dat deze geen negatief effect veroorzaken of waarvan het effect verwaarloosbaar is zijn in principe vergunningvrij (dat betekent dat deze activiteit doorgang kan vinden; geen vergunning nodig). Deze categorie is in de tabel globale toets met de letters a t/m d en kleurloos aangegeven. a) b) c)
d)
2.
Geen negatief effect: Geen overlap in ruimte en/of tijd. Geen negatief effect: Wel overlap in ruimte en/of tijd, maar habitat of doelsoort is ongevoelig voor type verstoring. Geen negatief effect: Wel overlap in ruimte en/of tijd, maar doel wordt gehaald omdat habitat of doelsoort in voldoende mate aanwezig is en niet (in kwaliteit) afneemt en de activiteit niet toeneemt. Geen negatief effect: Wel overlap in ruimte en/of tijd, maar effecten activiteit zijn zo beperkt dat invloed op de doelen afwezig of verwaarloosbaar is.
Mogelijk beperkt negatief effect effect van cumulatie bepalen. Die activiteiten die een effect hebben, maar niet zodanig dat het op zich het realiseren van de instandhoudingsdoelen in de weg staat, gaat door naar de 15
cumulatietoets. In deze toets wordt bekeken of de effecten van verschillende activiteiten samen mogelijk wel het halen van de doelen belemmeren (dus significant zijn). Deze categorie is in de tabel globale toets met de letters e en f en in oranje aangegeven. e)
f)
3.
Mogelijk beperkt negatief effect: Overlap in ruimte en/of tijd en het habitat of doel- soort voldoet niet aan de doelstelling, neemt af, of is kwetsbaar (klein areaal/klein aantal). Aard en omvang activiteit in combinatie met gevoeligheid habitat of doelsoort zodanig dat de effecten beperkt zijn. Mogelijk beperkt negatief effect: Overlap in ruimte en/of tijd en de activiteit neemt toe. Aard en omvang activiteit in combinatie met gevoeligheid habitat of doelsoort zodanig, of kwetsbaarheid /areaal zo klein, dat de effecten beperkt zijn.
Mogelijk significant negatief effect of significant negatief effect niet uit te sluiten nadere analyse. Voor die activiteiten waarvan blijkt dat ze een significante verstoring op soorten en/of een verslechtering voor habitattypen kunnen betekenen, wordt bekeken of toepassing van mitigerende maatregelen deze effecten kunnen verminderen. Is dat het geval, dan kunnen ook deze activiteiten door naar de cumulatietoets. Deze categorie is in de tabel globale toets met de letters g t/m i en in rood aangegeven. g)
h)
i)
Mogelijk significant negatief effect of significant negatief effect niet uit te sluiten: Overlap in ruimte en/of tijd. Habitat of doelsoort voldoet niet aan de doelstelling, neemt af, of is kwetsbaar (klein areaal/klein aantal). Aard en omvang activiteit in combinatie met gevoeligheid habitat of doelsoort zodanig dat effecten groot kunnen zijn. Mogelijk significant negatief effect of significant negatief effect niet uit te sluiten. Overlap in ruimte en/of tijd. Activiteit neemt toe. Aard en omvang activiteit in combinatie met gevoeligheid habitat of doelsoort zodanig dat effecten groot kunnen zijn. Mogelijk significant negatief effect of significant negatief effect niet uit te sluiten: Kennis over activiteit of doel is nog onvoldoende om te beoordelen wat de effecten van de activiteit zijn.
In de tekst van het beheerplan wordt expliciet de conclusie van de toetsing weergegeven, indien er sprake is van categorie e t/m i. In een duidelijke lijst of in een tabel wordt weergegeven wat toegestaan is, onder welke voorwaarden, en wanneer een vergunning aangevraagd moet worden. Van belang is dat de gemaakte keuzes in de globale effectenanalyse of toetsing navolgbaar zijn voor derden. 3.2.1.1
16
4
De uitkomsten van de globale toetsing voor Texel
4.1 Algemeen De globale toetsing van de huidige activiteiten voor Texel is uitgevoerd door medewerkers van DLG, SBB en de gemeente Texel. De uitkomsten van deze globale toetsing zijn daarna besproken in de projectgroep en de klankbordgroep. 4.2 De uitkomsten van de globale toets Er zijn op Texel geen activiteiten als mogelijk significant negatief beoordeeld of waarbij een significant negatief effect niet uit te sluiten is. Er zijn alleen activiteiten beoordeeld als met een beperkt negatief effect. Dit zijn activiteiten, die veelal op de stranden plaatsvinden, maar ook wel in het duingebied. Het gaat hierbij om effecten op een aantal habitattypen en op vogelsoorten. Voor deze activiteiten met een beperkt negatief effect dient een cumulatietoets uitgevoerd te worden om te bepalen of het gezamenlijk effect van deze activiteiten niet alsnog significant negatieve effecten. Deze cumulatietoets voor Texel wordt in paragraaf 4.3. beschreven. Alle overige activiteiten, voor zover ze niet genoemd worden in de paragraaf 4.3., zijn in principe vergunningvrij en kunnen voortgezet worden, zoals ze beschreven zijn in de groslijst met huidige activiteiten (bijlage …..) 4.3 De cumulatietoets Zoals vermeld in paragraaf 4.2. is er een grote groep huidige activiteiten, waarbij geen sprake is van een significant effect, maar die wel een beperkt negatief effect kunnen hebben op de natuurdoelstellingen en dan met name verstoring van zeehonden en (broed)vogels. Beperkt negatief effect wil zeggen dat de activiteit op zich zelf een beperkt effect heeft en de N2000-doelstellingen niet in gevaar brengt. Maar bij deze beperkte effecten is er mogelijk wel sprake van een cumulatie met andere activiteiten, die ook op zichzelf een beperkt negatief effect hebben. Een voorbeeld hiervoor is een wandelaar op het strand, die mogelijk een broedende strandplevier verstoort. Deze verstoring is vaak maar van korte duur, maar wanneer er even later weer een wandelaar of ruiter te paard langs komt, treedt er cumulatief vaker een verstoring plaats, welke wel gevolgen kan hebben op het broedresultaat en dus op de instandhoudingsdoelstelling van die soort. Voor alle activiteiten, welke in de globale toets beoordeeld zijn als activiteit met een beperkt negatief effect, is een cumulatietoets uitgevoerd. In onderstaande tabellen staan de activiteiten met een ‘mogelijk beperkt negatief effect’ ten aanzien van bepaalde doelsoorten op een rijtje. Hierbij is weer de splitsing toegepast per deelgebied conform de aanwijzingsbesluiten. Dat wil zeggen Duinen en lage land, de Noordzeekustzone en de Waddenzee. Per deelgebied worden afzonderlijk de habitattypen en de soorten beoordeeld. Voor wat betreft de soorten gaat het alleen om de vogelrichtlijnsoorten. Voor de habitatsoorten zijn geen activiteiten beoordeeld met een beperkt negatief effect. In de afzonderlijke paragrafen wordt per deelgebied in tabellen de betreffende activiteiten uit de lijst met huidige activiteiten genoemd, waarbij sprake is van een (mogelijk) beperkt negatief effect op de genoemde habitattypen of vogelsoorten. Daarna wordt een afweging gemaakt of er cumulatief sprake is van een significant effect en of er mitigerende maatregelen nodig of mogelijk zijn.
17
40
Afwatering landbouwwater door
Witte duinen
Embryonale duinen
graslanden (binnendijks
Schorren en zilte
Activiteit
graslanden (buitendijks)
lijst BG
Schorren en zilte
Nummer
(zeekraal)
Habitattypen
Zilte pionier- vegetaties
4.3.1.1
Cumulatietoets Duinen en lage land Texel
Slik- en zandplaten
4.3.1
X
natuurgebieden 44
Onderhoud waterkeringen
X
X
X
X
45
Bestrijding plaagsoorten
X
X
X
X
50
Opruimen zwaarder aanspoelsel op
X
X
X
het strand 51
Opruimen zwerfvuil (exploitanten en
X
vrijwillgers) 52
Opruimen zwerfvuil (gemeente)
53
Herprofileren afslagranden
56
Baggeren en herprofileren sloten
58
Stuifschermen en helmplanten
60
Vervuiling opruimen
X X X X X
X
X
X
100
Zandbank Sport & Adventures
X
112
Buggykiten, blokarten en
X
strandzeilen 113
Jutten
X
118
Vliegeren
X
133
Paardrijden en menwagen
X
213
Duintje dellen, sleetje rijden
X Totaal
2
5
X
5
X
4
11
2
Cumulatietoets slik en zandplaten Er zijn 2 activiteiten, die allebei een beperkt negatief kunnen hebben voor dit habitattype. Deze activiteiten vinden plaats op de waterkeringen van het hoogheem-raadschap. Het maaien van de waterkeringen gebeurt regelmatig in het groeiseizoen en heeft over het algemeen weinig effect op dit habitattype. De andere activiteiten qua onderhoud zoals onderhoud harde waterkeringen, vervangen/repareren afrastering, en onderhoud bekleding wadzijde, gebeuren alleen wanneer het nodig is en dus ook niet regelmatig of iedere jaar. Het bestrijden van plaagsoorten gebeurt ook alleen, wanneer dat nodig is. Bij alle activiteiten wordt gewerkt volgens een gedragscode, waarbij de natuurwaarden zoveel mogelijk ontzien worden. Omdat het merendeel van de activiteiten beperkt qua frequentie en omvang is, veelal op de waterkeringen zelf plaatsvindt en er dan ook nog volgens een gedragscode gewerkt wordt, is er voor dit habitattype qua cumulatie van beide activiteiten geen sprake van een significant effect. Conclusie cumulatietoets slik- en zandplaten Het gezamenlijke effect van beide activiteiten op de slik- en zandplaten worden beoordeeld als niet-significant. 18
Cumulatietoets Zilte pioniersbegroeiing en zilte graslanden (buitendijks) Voor deze habitattypen zijn 5 activiteiten, die als beperkt schadelijk beoordeeld zijn. Voor wat betreft de activiteiten onderhoud waterkering en bestrijding plaagsoorten geldt hetzelfde als bij het vorige habitattype. Het opruimen van zwerfvuil, aangespoelde voorwerpen of explosieven gebeuren door de gemeente en Rijkswaterstaat. Het jutten is klein historisch medegebruik van de eilanders, waarbij geen gemotoriseerd verkeer gebruikt mag worden op het strand. Deze activiteiten hebben afzonderlijk een beperkt effect op de habitattypen. De omvang en de locatie van de activiteiten is beperkt, lokaal en afhankelijk van wat er aanspoelt. De meest verstorende activiteit is het af- en aanrijden van gemotoriseerd verkeer. Daar staat tegenover dat gevaarlijke en/of milieu- onvriendelijke stoffen worden opgeruimd. Het belang voor de natuur van de opruimacties weegt daarom ook zwaar. Cumulatief gezien wordt de schade van de opruimwerkzaamheden en het jutten niet significant beschouwd. Conclusie cumulatietoets zilte pioniersbegroeiing en zilte graslanden Het gezamenlijke effect van het onderhoud waterkeringen, het bestrijden van plaagsoorten, de opruimwerkzaamheden en het jutten op de zilte pioniersbegroeiingen en zilte graslanden wordt beoordeeld als niet-significant. Cumulatietoets Zilte graslanden (binnendijks) Voor dit habitattype zijn 4 activiteiten, die als beperkt schadelijk beoordeeld zijn. Voor wat betreft de activiteiten onderhoud waterkering en bestrijding plaagsoorten geldt hetzelfde als bij de vorige habitattypen. De afwatering van landbouwwater door natuurgebieden heeft lokaal een (beperkt) negatief effect op de vegetaties. Dit effect komt naar voren in een voorstudie voor het natuurgebied Dijkmanshuizen en in inrichtingsplannen voor de natuurgebieden de Bol en Waal en Burg. In deze gebieden is er sprake van verdroging, ontzilting en verzuring. Dit is een gevolg van enkele grote waterlopen met een laag waterpeil ten behoeve van de achtliggende landbouwgebieden. Er zijn inrichtingsvoorstellen uitgewerkt voor de Bol en Waal en Burg om deze negatieve effecten te verkleinen. Deze maatregelen zullen ook een positief effect hebben op het habitattype zilte graslanden (binnendijks). De maatregelen zullen overgenomen worden in het beheerplan om de achteruitgang van dit habitattype tegen te gaan en daarmee bij te dragen aan de N2000-behoudsdoelstelling voor dit habitattype Het baggeren en herprofileren van sloten heeft twee aspecten. Enerzijds kan er sprake zijn van een handhaving van een (landbouwkundig) waterpeil. Dit aspect hangt nauw samen met de afwatering van landbouwwater door natuurgebieden, waar in de vorige alinea al op ingegaan is. Anderzijds gaat het hier ook om het jaarlijks onderhoud, waarbij de bagger of grond opgebracht wordt op aanliggende percelen, waar waardvolle natuurwaarden voorkomen. Dit moet zoveel mogelijk voorkomen worden, mede in overleg met de terreinbeherende instanties. Deze laatstgenoemde activiteit cumuleert niet met andere activiteiten. Conclusie cumulatietoets zilte pioniersbegroeiing en zilte graslanden Het gezamenlijke effect van het onderhoud waterkeringen, het bestrijden van plaagsoorten, en het baggeren en herprofileren van sloten op de binnendijkse zilte graslanden wordt beoordeeld als niet-significant. De invloed van de huidige afwatering van landbouwwater door natuurgebieden wordt wel beschouwd als significant, maar zal middels voorgestelde inrichtingsmaatregelen kleiner worden, waardoor het effect op het habitattype beperkt zal worden. De inrichtingsmaatregelen moet wel gezien worden als mitigerende maatregelen voor de afwatering van landbouwwater door natuurgebieden. Cumulatietoets embryonale duinen Deze opruimactiviteiten hebben afzonderlijk een beperkt effect op het habitattype embryonale duinen. Het meest verstorende onderdeel bij deze activiteiten is het af- en aanrijden van gemotoriseerd verkeer. Daar staat tegenover dat gevaarlijke en/of 19
milieuonvriendelijke stoffen worden opgeruimd. Het belang voor de natuur van de opruimacties weegt daarom ook zwaar. Mocht er enige schade plaatsvinden aan embryonale duintjes, dan zal een overstroming of de wind deze effecten snel weer teniet doen. Cumulatief gezien blijft de schade niet significant. De recreatieve activiteiten zoals Zandbank Sport & Adventures, buggykiten, blokarten, strandzeilen, jutten, vliegeren, paardrijden en duintje dellen kunnen afzonderlijk een beperkt negatief effect hebben op de embryonale duinen. De cumulatieve invloed van deze activiteiten wordt ook als beperkt schadelijk beoordeeld. De reden voor deze cumulatieve beoordeling is de verwachting dat de activiteiten grotendeels buiten de embryonale duinen blijven. Het mulle zand van de embryonale duinen is niet aantrekkelijk voor deze activiteiten. Daarbij komt dat de embryonale duinen met name voorkomen op de Hors en bij strandpaal 30 tot de strekdam. Op de Hors is voldoende ruimte voor de ontwikkeling van de embryonale duinen. Het is hier relatief rustig qua recreatiedruk en het betreft hier natuurstrand in het gemeentelijk beleid. De embryonale duinen bij strandpaal 30 zijn nu in een zeer beginnend stadium. Blijkbaar is het strand hier breed genoeg. Op beide locaties, de Hors en bij strandpaal 30, is de recreatiedruk nu al zodanig dat er embryonale duintjes kunnen ontstaan. Er zijn dan ook geen mitigerende maatregelen nodig. Wel wordt voorgesteld om de ontwikkelingen te monitoren en indien nodig embryonale duinen te beschermen. De noodzaak om gebieden met embryonale duinen af te zetten, kan voortkomen uit nieuwe recreatieve ontwikkelingen qua omvang of aard van de activiteiten of uit nieuwe locaties van embryonale duinen. Het plaatsen van stuifschermen en het helmplanten gebeurt alleen bij de strandovergangen, bij de Slufter en bij het strandje de Volharding. Er blijft met name op de Hors en ten zuiden van de strekdam bij strandpaal 30 voldoende ruimte over voor embryonale duinontwikkeling. Conclusie cumulatietoets embryonale duinen Het gezamenlijke effect van schoonmaken en opruimen van het strand, het plaatsen van stuifschermen en het planten van helm en recreatieve activiteiten op de embryonale duinen wordt beoordeeld als niet-significant. Cumulatietoets witte duinen Het plaatsen van stuifschermen, het planten van helm en het herprofileren van afslagranden worden als beperkt negatief beschouwd voor het habitattype witte duinen. Het helmplanten gebeurt met name bij de strandovergangen. Hierdoor is er langs de hele zeereep van Texel nog voldoende ruimte over om verstuivingsprocessen, welke als basis dienen voor de witte duinen, mogelijk te maken. Het herprofileren van afslagranden gebeurt meestal ad hoc, wanneer door zware stormen delen van de zeereep weggeslagen zijn en er steile wanden langs de duinen resteren. Deze wanden kunnen later alsnog instorten en daarmee is de veiligheid van mensen in gevaar. Veiligheid staat voorop. Het herprofileren tast het proces van verdere ontwikkelingen qua verstuiving ook niet aan, zodat het effect van herprofileren beperkt blijft. Van cumulatie is geen sprake, omdat het helmplanten op beperkte schaal plaats vindt en maar in beperkte mate gecombineerd zal worden met de herprofilering. Conclusie cumulatietoets witte duinen Het gezamenlijke effect van het plaatsen van stuifschermen, het planten van helm en het herprofileren van afslagranden op de witte duinen wordt beoordeeld als niet-significant.
20
Dwergstern
Velduil
Roodborsttapuit
Tapuit
Nestbehandeling
Klein mantelmeeuw
Activiteit 6
Bontbekplevier
BG
Blauwe kiekendief
Lijst
Bruine Kiekendief
Nummer
Eider
Vogels
Roerdomp
4.3.1.2
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
(verwilderde) ganzen 12
Begrazing runderen,
X
X
X
paarden en/of schapen 19
Maaien rietlanden
50
Opruimen zwaarder
X
X X
X
X
X
aanspoelsel op het strand 51
Opruimen zwerfvuil (exploitanten en vrijwilligers)
54
Reiniging van het strand
X
X
155
Dansfeesten op het strand
X
X
X
X
X
156
Demonstraties
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
4
4
parachutespringen 170
Six Star Martial Art demonstraties
171
Strandgolf
235
Rijden met landings-
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
voertuigen 236
Lopende manschappen
237
Invliegen personeel met helikopter
239
Schieten met oefenmunitie
244
Lessen ‘kaart en kompas’ Totaal
X
2
4
6
5
10
4
12
2
Cumulatietoets roerdomp De nestbehandeling van (verwilderde) ganzen en het maaien van rietlanden kunnen verstorend zijn voor de roerdomp. De activiteiten vinden allebei plaats in het (mogelijke) broed- en leefgebied van deze soort. De omvang van effecten is afzonderlijk als beperkt schadelijk beoordeeld. De nestbehandeling van de ganzen is bedoeld om de groei van het aantal (verwilderde) ganzen te beperken. Een te grote populatie heeft qua begrazingsdruk ook mogelijk negatieve effecten op de rietvegetaties, het leefgebied van de roerdomp. De nestbehandeling wordt vaak uitgevoerd door medewerkers van de terreinbeherende instanties, waardoor er zo veel mogelijk rekening gehouden kan worden met de broedgevallen van de roerdomp. Het maaien van de rietlanden in de N2000-gebieden wordt uitgevoerd in opdracht van de terreinbeherende instanties. De oppervlakte te maaien rietland wordt jaarlijks vastgesteld. Het maaien van het riet is noodzakelijk om de kwaliteit, en dus ook van het leefgebied van de roerdomp, in stand te houden. Doordat er jaarlijks alleen een deel van de totale rietoppervlakte gemaaid wordt, blijft er ook nog voldoende volwaardig leefgebied voor de roerdomp over. Er zijn dan ook geen mitigerende maatregelen voor het maaien van het riet nodig.
21
Van cumulatie van de afzonderlijke effecten is geen sprake. Beide activiteiten vinden in opdracht van de terreinbeherende instanties plaats en zijn mede bedoeld om het leefgebied van de roerdomp in stand te houden. Conclusie cumulatietoets Roerdomp Het gezamenlijke effect van de nestbehandeling van ganzen en het maaien van rietlanden wordt voor de roerdomp, met de reeds bestaande mitigerende maatregelen, beoordeeld als niet-significant. Cumulatietoets eider Voor de eider zijn de activiteiten nestbehandelingen en de militaire activiteiten als rijden met landingsvoertuigen, lopende manschappen en schieten met oefenmunitie afzonderlijk als beperkt schadelijk beoordeeld. Voor wat betreft de nestbehandeling wordt verwezen naar de bovenstaande toelichting bij de roerdomp. De andere activiteiten betreffen oefeningen vanuit de Joost Dourleinkazerne. Over het algemeen gaat het om een klein gebied, waarin deze activiteiten plaatsvinden, in de directe omgeving van de kazerne. Er blijft nog genoeg leef- / broedgebied voor de eider op Texel over, zodat voor deze activiteiten geen mitigerende maatregelen nodig zijn. Van cumulatie van de afzonderlijke effecten is geen sprake. De nestbehandeling vindt in opdracht van de terreinbeherende instanties op andere plekken plaats dan de militaire activiteiten. De militaire activiteiten vinden op een klein gebied plaats, waardoor er voldoende leefgebied overblijft voor de eider. Conclusie cumulatietoets Eider Het gezamenlijke effect van de nestbehandelingen en de militaire activiteiten op de eider wordt beoordeeld als niet-significant. Cumulatietoets bruine en blauwe kiekendief, kleine mantelmeeuw, velduil, roodborsttapuit en tapuit De activiteiten als nestbehandeling, begrazen met runderen, paarden en/of schapen, maaien rietlanden en recreatieve activiteiten als dansfeesten op het strand, demonstraties parachutespringen en Six Star Martial Art-demonstraties zijn voor deze vogels gezamenlijk beoordeeld. De nestbehandeling van de ganzen is bedoeld om de groei van het aantal (verwilderde) ganzen te beperken. Een te grote populatie ganzen heeft qua begrazingsdruk ook mogelijk negatieve effecten op de variatie van vegetaties in de duinvalleien. De nestbehandeling van de ganzen wordt uitgevoerd door medewerkers van de terreinbeherende instanties, waardoor er zo veel mogelijk rekening gehouden kan worden met de broedgevallen van de kiekendieven, mantelmeeuwen en de velduil. Voor wat betreft de roodborsttapuit en de tapuit is dit wat moeilijker. Het begrazen van vegetaties door runderen, paarden en/of schapen draagt bij aan het behoud en de ontwikkeling van gevarieerde vegetaties in de duinen en duinvalleien. Een te intensieve begrazing verkleint de kwaliteit van het leef- en broedgebied van de kiekendieven en de velduil. Verruigde vegetaties dienen vaak als broedlocaties voor deze soorten. Bescherming van de verruigde delen kan door de terreinbeherende instanties plaatsvinden door delen uit te rasteren. Dit is afhankelijk van de aanwezige broedlocaties. Dit uitrasteren kan gezien worden als een mitigerende maatregel. Het maaien van rietlanden kan een beperkt schadelijk effect hebben voor de bruine kiekendief. Zoals reeds vermeld bij de Roerdomp wordt er jaarlijks een deel van de rietlanden gemaaid. Met deze fasering blijft er voldoende broedgebied over voor de bruine kiekendief. Voor wat betreft de dansfeesten op het strand en de demonstraties van parachutespringen en vechtsport (Six Star Martial Art) kan ook sprake zijn van een beperkt negatief effect op de genoemde broedvogelsoorten. Bij het aanwijzen van de locaties van deze activiteiten wordt nu al zoveel mogelijk rekening gehouden met de vogels. Een gewenste aanvullende mitigerende maatregel is er ten aanzien van de verlichting bij deze
22
activiteiten. Het effect van de verlichting dient zoveel mogelijk beperkt te blijven tot de locaties zelf, zodat de vogels ’s avonds en ’s nachts zo min mogelijk verstoord worden. Cumulatietoets Bruine en blauwe kiekendief, Kleine mantelmeeuw, Velduil, Roodborsttapuit en Tapuit Het gezamenlijke effect van de nestbehandelingen en het maaien van rietlanden wordt voor de genoemde soorten met de reeds bestaande mitigerende maatregelen beoordeeld als niet-significant. Voor het begrazen met runderen, paarden en/of schapen is de mitigerende maatregel om verruigde delen als (potentiële) broedgebieden voor kiekendieven en velduilen uit rasteren gewenst. Voor wat betreft de dansfeesten en demonstraties zijn mitigerende maatregelen ten aanzien van de verlichting gewenst. Een verstoring van de vogels door het licht in de avond of de nacht dient zoveel mogelijk voorkomen te worden. Met deze mitigerende maatregel kan het effect van het dansfeest en de desbetreffende demonstraties als nietsignificant worden beschouwd. Cumulatietoets bontbekplevier en dwergstern Beide soorten komen deels in dezelfde gebieden voor. Zo is de Hors en de omgeving van de Slufter een belangrijk broedgebied voor beide soorten. De gebieden in het Lage land van Texel worden ook gebruikt als broedgebied door de bontbekplevier en in minder mate door de dwergstern. Voor beide soorten zijn 10 tot 12 activiteiten van toepassing, welke afzonderlijk allemaal als beperkt schadelijk beoordeeld zijn. Gecumuleerd vragen deze effecten wel om mitigerende maatregelen. De meeste genoemde activiteiten vinden op of rond het strand plaats en zijn daarom als één groep van activiteiten te beschouwen. De nestbehandeling van (verwilderde) ganzen vindt niet plaats op of nabij het strand en staat daarom op zichzelf. De nestbehandeling kan leiden tot een verstoring van broedgevallen van de plevier of de dwergstern. Maar ook hier geldt weer dat de activiteit wordt uitgevoerd door medewerkers van de terreinbeherende organisaties en dat daarmee al zoveel mogelijk rekening gehouden wordt met de broedgevallen. De overige activiteiten vinden dus allemaal plaats op of in de nabijheid van het strand. Gezamenlijk kan er dan ook sprake zijn van blijvende verstoring van broedgevallen van de bontbekplevier en de dwergstern. Voor beide soorten geldt een uitbreidingsdoelstelling, waardoor mitigerende maatregelen om broedgevallen te beschermen extra gewenst zijn. De mitigerende maatregelen richten zich met name op het afzetten van broedgebieden, zodat verstoring tot een minimum beperkt blijft. De locaties van afzetten dienen jaarlijks vastgesteld te worden in een beheeroverleggroep. Voor de activiteit het invliegen van personeel met een helikopter op de Joost Dourleinkazerne is de schade afzonderlijk ook als beperkt schadelijk beoordeeld. Het overvliegen van de helikopter kan ook broedgevallen verstoren. In de praktijk wordt er zo’n 3 à 4 keer per jaar gevolgen en er is een milieuvergunning voor 12 vluchten per jaar. In de broedtijd zal het gaan om ca. 2 à 3 vluchten per jaar. De invloed is beperkt. Desondanks wordt als mitigerende maatregel toch voorgesteld om de aanvliegroute naar de kazerne over de Waddenzee en de Mokbaai aan te houden en zodoende de broedgevallen op de Hors niet onnodig te verstoren.
Conclusie cumulatietoets Bontbekplevier en Dwergstern Het gezamenlijke effect van de activiteiten op en in de nabijheid op het strand wordt voor de bontbekplevier en de dwergstern als schadelijk beoordeeld. Daarom wordt als mitigerende maatregel voorgesteld om broedlocaties af te zetten tijdens het broedseizoen. Voor helikoptervluchten van defensie wordt voorgesteld om de aanvliegroute naar de kazerne via de Waddenzee en de Mokbaai aan te houden.
23
4.3.2
Cumulatietoets Noordzeekustzone
4.3.2.1 Nummer
Habitattypen Activiteit
Embryonale
lijst BG
duinen
29
Toezicht
X
46
Onderhoud glooiingen
X
47
Onderhoud strandhoofden
X
50
Opruimen zwaar- der aanspoelsel op het strand
X
51
Opruimen zwerf-vuil (exploitanten en vrijwillgers)
X
52
Opruimen zwerf- vuil (gemeente)
X
58
Stuifschermen en helmplanten
X
60
Vervuiling opruimen
X
100
Zandbank Sport & Adventures
X
112
Buggy–kiten, blokarten en strandzeilen
X
113
Jutten
X
118
Vliegeren
X
133
Paardrijden en menwagen
X
235
Rijden met landingsovertuigen
x
236
Lopende manschappen
X Totaal
15
Cumulatietoets embryonale duinen Het toezicht houden, het onderhoud aan glooiingen en strandhoofden en de opruimactiviteiten kunnen afzonderlijk allemaal een beperkt effect op het habitattype embryonale duinen hebben. Het meest verstorende onderdeel van deze activiteiten is het af- en aanrijden van gemotoriseerd verkeer. Daar staat tegenover dat gevaarlijke en/of milieuonvriendelijke stoffen worden opgeruimd. Het belang voor de natuur van de opruimacties weegt daarom ook zwaar. Mocht er enige schade plaatsvinden aan embryonale duintjes, dan zal een overstroming of de wind deze effecten snel weer teniet doen. Cumulatief gezien blijft de schade van deze activiteiten niet significant. Het helmplaten gebeurt alleen bij de strandovergangen, bij de Slufter en bij het strandje de Volharding. Er blijft met name op de Hors en ten zuiden van de strekdam bij strandpaal 30 voldoende ruimte over voor embryonale duinontwikkeling. De militaire activiteiten zoals het rijden met landingsvoertuigen en de lopende manschappen vinden met name plaats op de oostpunt van de Hors en kunnen ook een beperkt negatief effect hebben op de embryonale duinen. Deze komen op de oostpunt maar weinig voor en de actieradius van de activiteiten is ook beperkt. Maar in noodgevallen wordt de strandovergang bij strandpaal 10 gebruikt. Dit betekent dat er dan ook door embryonale duinen op de Hors of het Noordzeestrand doorkruist moet of kan worden. De recreatieve activiteiten zoals Zandbank Sport & Adventures, buggykiten, blokarten, strandzeilen, jutten, vliegeren en paardrijden kunnen afzonderlijk ook een beperkt negatief effect hebben op de embryonale duinen. De cumulatieve invloed van deze activiteiten wordt ook als beperkt schadelijk beoordeeld. De reden voor deze cumulatieve beoordeling is de verwachting dat de activiteiten grotendeels buiten de embryonale duinen blijven. Het mulle zand van de embryonale duinen is niet aantrekkelijk voor deze activiteiten. Daarbij komt dat de embryonale duinen met name voorkomen op de Hors en bij strandpaal 30 tot de strekdam. Op de Hors is voldoende ruimte voor de ontwikkeling van de embryonale duinen. Het is hier relatief rustig qua recreatiedruk en het betreft hier natuurstrand in het gemeentelijk beleid. De embryonale duinen bij strandpaal 30 zijn nu in een zeer beginnend stadium. Blijkbaar is het strand hier breed genoeg. Op beide locaties, de Hors en bij strandpaal 30, is de recreatiedruk nu al zodanig dat er embryonale duintjes kunnen ontstaan. Er zijn dan ook geen mitigerende maatregelen nodig. Wel 24
wordt voorgesteld om de ontwikkelingen te monitoren en indien nodig embryonale duinen te beschermen. De noodzaak om gebieden met embryonale duinen af te zetten, kan voortkomen uit nieuwe recreatieve ontwikkelingen qua omvang of aard van de activiteiten of uit nieuwe locaties van embryonale duinen. Conclusie cumulatietoets embryonale duinen Het gezamenlijke effect van toezicht houden, het onderhoud aan glooiingen en strandhoofden, het schoonmaken en opruimen van het strand, helm planten, militaire activiteiten en recreatieve activiteiten op de embryonale duinen wordt beoordeeld als niet-significant.
Dwergstern
Strandplevier
Nummer
Niet-broedvogels
Vogels
Bontbek-plevier
4.3.2.2
lijst BG
Activiteit
50
Opruimen zwaarder aanspoelsel op het strand
X
X
X
51
Opruimen
X
X
X
zwerfvuil
(exploitanten
en
vrijwilligers) 54
Reiniging van het strand
X
X
X
60
Vervuiling opruimen)
X
X
X
110
Zwemmen, zonnen en luieren
X
X
X
111
Strandsporten
X
X
X
112
Buggy-kiten, strandzeilen en blokarten
X
X
X
113
Jutten
X
X
X
118
Vliegeren met één lijn
X
X
X
133
Paardrijden en menwagen
X
X
X
136
Trimlopen
X
X
X
142
Kano-/kajaktochten
X
X
X
156
Demonstraties parachutespringen
X
X
X
177
Wandelronde om Texel
200
Educatief korren
X
X
X
201
Garnalen kruien
X
X
X
202
Rapen van schelpdieren
X
X
X
204
Vissen op strekdammen
X
X
X
205
Vissen met staand want
X
X
X
207
Vissen vanaf de kust
X
X
X
217
Honden uitlaten
X
X
X
X
225
Wandelen, struinen in de natuur
X
X
X
X
227
Met metaaldetector zoeken
X
X
X
X
235
Rijden met landingsvoertuigen
X
X
X
236
Lopende manschappen
X
X
X
244
Lessen ‘kaart en kompas’
X
X
X
X
251
Beheersdiensten rijden op het strand
X
X
X
X
Totaal
26
26
26
8
X
X X
Cumulatietoets bontbekplevier, strandplevier en dwergstern De bontbekplevier, strandplevier en de dwergstern komen deels in dezelfde gebieden voor. Zo is de Hors en de omgeving van de Slufter een belangrijk broedgebied voor deze soorten. De gebieden in het Lage land van Texel worden ook gebruikt als broedgebied door de bontbekplevier en in minder mate door de dwergstern. De strandplevier broedt 25
alleen op de Schorren aan de Waddenzeezijde. Op het Noordzeestrand broedt de strandplevier nu niet. Waarschijnlijk is de verstoring door de strandrecreatie hier te groot. Voor deze drie vogelsoorten zijn 27 activiteiten van toepassing, welke afzonderlijk allemaal als beperkt schadelijk beoordeeld zijn. Gecumuleerd vragen deze effecten wel om mitigerende maatregelen. De meeste genoemde activiteiten vinden op of rond het strand plaats en zijn daarom als één groep van activiteiten te beschouwen. Gezamenlijk kan er dan ook sprake zijn van blijvende verstoring van broedgevallen van de bontbekplevier, de strandplevier en de dwergstern. Dit lijkt nu al het geval te zijn voor de strandplevier op Texel. Voor de strandplevier en de dwergstern geldt in het deelgebied Noordzeekustzone een uitbreidingsdoelstelling, waardoor mitigerende maatregelen om broedgevallen te beschermen extra gewenst zijn. De mitigerende maatregelen richten zich met name op het afzetten van (potentiële) broedgebieden, zodat verstoring tot een minimum beperkt blijft. De locaties van afzetten dienen jaarlijks vastgesteld te worden in een beheeroverleggroep. Conclusie cumulatietoets Bontbekplevier en Dwergstern Het gezamenlijke effect van de activiteiten op en in de nabijheid op het strand wordt voor de bontbekplevier, de strandplevier en de dwergstern als schadelijk beoordeeld. Daarom wordt als mitigerende maatregel voorgesteld om jaarlijks broedlocaties af te zetten tijdens het broedseizoen. Cumulatietoets niet-broedvogels Gezamenlijk worden de volgende activiteiten op het strand van de Noordzeekustzone als mogelijk beperkt schadelijk voor de trekvogels beoordeeld: Vliegeren met één lijn Demonstraties parachutespringen Honduitlaten Wandelen en struinen in de natuur Met metaaldetector zoeken op het strand Lessen ‘Kaart en kompas’ Beheerdiensten, rijden op het strand Op het Noordzeestrand zijn de aantallen foeragerende of overtijende vogels laag. De belangrijkste hoogwatervluchtplaatsen bevinden zich aan de Waddenzijde van het eiland, zoals de Schorren, de Hors, de Slufter, nabij de Volharding en in de polders. De verstoring van niet broedvogels langs het Noordzeestrand is daardoor beperkt, gezien de relatief kleine aantallen van de foeragerende of overtijende vogels alhier. Conclusie cumulatietoets trekvogels Het gezamenlijke effect van bovenstaande activiteiten op de trekvogels wordt beoordeeld als niet-significant.
26
44
Onderhoud waterkeringen
X
X
X
X
45
Bestrijding plaagsoorten
X
X
X
X
46
Onderhoud glooiingen
X
X
X
X
52
Opruimen zwerfvuil
Witte duinen
Embryonale duinen
(buitendijks)
Schorren en zilte graslanden
Slijkgrasvelden
Activiteit
(zeevetmuur)
lijst BG
Zilte pioniersvegetaties
Nummer
(zeekraal)
Habitattypen
Zilte pionier-vegetaties
4.3.3.1
Cumulatietoets Waddenzee
Slik- en zand- platen
4.3.3
X
(gemeente) 58
Stuifschermen en helmplanten
X
60
Vervuiling opruimen
X
113
Jutten
X
118
Vliegeren
X
X
133
Paardrijden en menwagen
X
X
235
Rijden met landingsvoertuigen
X
236
Lopende manschappen
X
241
Mudcrawl
X
X
Totaal
4
6
X
1
X
X
X
X
X
X
4
7
7
X
3
Cumulatietoets slik en zandplaten Er zijn 4 activiteiten, die een beperkt negatief kunnen hebben voor dit habitattype. Drie activiteiten vinden plaats op de waterkeringen van het hoogheemraadschap. Het onderhoud aan harde waterkeringen en glooiingen gebeuren alleen, wanneer het nodig is en dus ook niet regelmatig of iedere jaar. Het bestrijden van plaagsoorten gebeurt ook alleen, wanneer dat nodig is. Bij alle activiteiten wordt gewerkt volgens een gedragscode, waarbij de natuurwaarden zoveel mogelijk ontzien worden. Omdat het merendeel van de activiteiten beperkt qua frequentie en omvang is, veelal op de waterkeringen zelf plaatsvindt en er dan ook nog volgens een gedragscode gewerkt wordt, is er voor dit habitattype qua cumulatie van beide activiteiten geen sprake van een significant effect. De activiteit mudcrawl vindt ééns per jaar plaats en betreft een overtocht van mariniers door de Mokbaai. Deze activiteit cumuleert voor de slik- en zandplaten niet met de andere drie activiteiten, omdat deze elders plaatsvinden. Conclusie cumulatietoets slik- en zandplaten Het gezamenlijke effect van de vier activiteiten op de slik- en zandplaten worden beoordeeld als niet-significant. Cumulatietoets Zilte pioniersbegroeiing (zeekraal), slijkgrasvelden en zilte graslanden (buitendijks) Voor deze habitattypen zijn maximaal 6 activiteiten, die als beperkt schadelijk beoordeeld zijn. Voor wat betreft de activiteiten onderhoud waterkering, onderhoud glooiingen en bestrijding plaagsoorten geldt hetzelfde als bij het vorige habitattype. 27
Het opruimen van zwerfvuil, aangespoelde voorwerpen of explosieven gebeuren door de gemeente en Rijkswaterstaat. Het jutten is klein historisch medegebruik van de eilanders, waarbij geen gemotoriseerd verkeer gebruikt mag worden op het strand. Deze activiteiten hebben afzonderlijk een beperkt effect op de habitattypen. De omvang en de locatie van de activiteiten is beperkt, lokaal en afhankelijk van wat er aanspoelt. De meest verstorende activiteit is het af- en aanrijden van gemotoriseerd verkeer. Daar staat tegenover dat gevaarlijke en/of milieu- onvriendelijke stoffen worden opgeruimd. Het belang voor de natuur van de opruimacties weegt daarom ook zwaar. Cumulatief gezien wordt de schade van de opruimwerkzaamheden en het jutten niet significant beschouwd. De activiteit mudcrawl vindt ééns per jaar plaats en betreft een overtocht van mariniers door de Mokbaai. Deze activiteit cumuleert voor de zilte pioniersbegroeiing (zeekraal), slijkgrasvelden en zilte graslanden niet met de eerder genoemde activiteiten, omdat deze elders plaatsvinden. Overigens komen er nu geen slijkgrasvelden in de Mokbaai voor. Het is wel een potentieel gebied voor dit habitattype. Conclusie cumulatietoets zilte pioniersbegroeiing, slijkgrasvelden en zilte graslanden Het gezamenlijke effect van het onderhoud waterkeringen, het bestrijden van plaagsoorten, de opruimwerkzaamheden en het jutten op de zilte pioniersbegroeiingen en zilte graslanden wordt beoordeeld als niet-significant. Cumulatietoets embryonale en witte duinen Deze opruimactiviteiten hebben afzonderlijk een beperkt effect op het habitattype embryonale duinen. Het meest verstorende onderdeel bij deze activiteiten is het af- en aanrijden van gemotoriseerd verkeer. Daar staat tegenover dat gevaarlijke en/of milieuonvriendelijke stoffen worden opgeruimd. Het belang voor de natuur van de opruimacties weegt daarom ook zwaar. Mocht er enige schade plaatsvinden aan embryonale duintjes, dan zal een overstroming of de wind deze effecten snel weer teniet doen. Cumulatief gezien blijft de schade niet significant. De recreatieve activiteiten zoals jutten, vliegeren, paardrijden en menwagen kunnen afzonderlijk een beperkt negatief effect hebben op de embryonale duinen. De cumulatieve invloed van deze activiteiten wordt ook als beperkt schadelijk beoordeeld. De reden voor deze cumulatieve beoordeling is de verwachting dat de activiteiten grotendeels buiten de embryonale duinen blijven. Het mulle zand van de embryonale duinen is niet aantrekkelijk voor deze activiteiten. Daarbij komt dat de embryonale duinen met name voorkomen op de Hors en bij strandpaal 30 tot de strekdam. Op de Hors is voldoende ruimte voor de ontwikkeling van de embryonale duinen. Het is hier relatief rustig qua recreatiedruk en het betreft hier natuurstrand in het gemeentelijk beleid. De embryonale duinen bij strandpaal 30 zijn nu in een zeer beginnend stadium. Blijkbaar is het strand hier breed genoeg. Op beide locaties, de Hors en bij strandpaal 30, is de recreatiedruk nu al zodanig dat er embryonale duintjes kunnen ontstaan. Er zijn dan ook geen mitigerende maatregelen nodig. Wel wordt voorgesteld om de ontwikkelingen te monitoren en indien nodig embryonale duinen te beschermen. De noodzaak om gebieden met embryonale duinen af te zetten, kan voortkomen uit nieuwe recreatieve ontwikkelingen qua omvang of aard van de activiteiten of uit nieuwe locaties van embryonale duinen. Het helmplanten gebeurt alleen bij de strandovergangen, bij de Slufter en bij het strandje de Volharding. Er blijft met name op de Hors en ten zuiden van de strekdam bij strandpaal 30 voldoende ruimte over voor embryonale duinontwikkeling. Conclusie cumulatietoets embryonale en witte duinen Het gezamenlijke effect van schoonmaken en opruimen van het strand, helm planten en recreatieve activiteiten op de embryonale duinen wordt beoordeeld als niet-significant.
28
BG
Activiteit 51
Opruimen
zwerfvuil
(exploitanten
en
Niet-broedvogels
Lijst
Dwergstern
Eider
Nummer
Strandplevier
Vogels
Bontbek-plevier
4.3.3.2
X
X
X
Vervuiling opruimen)
X
X
X
110
Zwemmen, zonnen en luieren
X
X
X
111
Strandsporten
X
X
X
113
Jutten
X
X
X
133
Paardrijden en menwagen
X
X
X
136
Trimlopen
X
X
X
142
Kano-/kajaktochten
X
X
X
144
Kite-surfen (Waddenzee)
X
156
Demonstraties parachutespringen
X
X
X
200
Educatief korren
X
X
X
201
Garnalen kruien
X
X
X
202
Rapen van schelpdieren
X
X
X
204
Vissen op strekdammen
X
X
X
207
Vissen vanaf de kust
X
X
X
217
Honden uitlaten
X
X
X
225
Wandelen, struinen in de natuur
X
X
X
235
Rijden met landingsvoertuigen
X
X
X
X
236
Lopende manschappen
X
X
X
X
237
Invliegen personeel met helikopter
X
X
X
239
Schieten met oefenmunitie
X
X
251
Beheersdiensten rijden op het strand
X
X
X
23
21
17
vrijwilligers) 60
Totaal
X
3
3
Cumulatietoets eider Voor de eider zijn de militaire activiteiten als rijden met landingsvoertuigen, lopende manschappen en schieten met oefenmunitie afzonderlijk als beperkt schadelijk beoordeeld. Over het algemeen gaat het om een klein gebied, waarin deze activiteiten plaatsvinden, in de directe omgeving van de kazerne. Er blijft nog genoeg leef- / broedgebied voor de eider op Texel over, zodat voor deze activiteiten geen mitigerende maatregelen nodig zijn. Conclusie cumulatietoets Eider Het gezamenlijke effect van de nestbehandelingen en de militaire activiteiten op de eider wordt beoordeeld als niet-significant.
29
Cumulatietoets bontbekplevier, strandplevier en dwergstern De bontbekplevier, strandplevier en de dwergstern komen deels in dezelfde gebieden voor. Zo is de Hors en de omgeving van de Slufter een belangrijk broedgebied voor deze soorten. De gebieden in het Lage land van Texel worden ook gebruikt als broedgebied door de bontbekplevier en in minder mate door de dwergstern. De strandplevier broedt alleen op de Schorren aan de Waddenzeezijde. Op het Noordzee- strand broedt de strandplevier nu niet. Waarschijnlijk is de verstoring door de strandrecreatie hier te groot. Voor deze drie vogelsoorten zijn maximaal 22 activiteiten van toepassing, welke afzonderlijk allemaal als beperkt schadelijk beoordeeld zijn. Gecumuleerd vragen deze effecten wel om mitigerende maatregelen. De meeste genoemde activiteiten vinden op of rond het strand plaats en zijn daarom als één groep van activiteiten te beschouwen. Gezamenlijk kan er dan ook sprake zijn van blijvende verstoring van broedgevallen van de bontbekplevier, de strandplevier en de dwergstern. Dit lijkt nu al het geval te zijn voor de strandplevier op Texel. Voor de strandplevier en de dwergstern geldt ook in het deelgebied Waddenzee een uitbreidingsdoelstelling, waardoor mitigerende maatregelen om broedgevallen te beschermen extra gewenst zijn. De mitigerende maatregelen richten zich met name op het afzetten van (potentiële) broedgebieden, zodat verstoring tot een minimum beperkt blijft. De locaties van afzetten dienen jaarlijks vastgesteld te worden in een beheeroverleggroep. Als aanvullende mitigerende maatregel is het gewenst dat de helikoptervluchten naar en van de Joost Dourleinkazerne tijdens het broedseizoen niet boven de Hors vliegen, maar via de Waddenzee en de Mokbaai aanvliegen op de kazerne. Deze mitigerende maatregelen ondersteunt de afzetting van hun broedgebieden op de Hors en vermindert zodoende mede de verstoring van broedgevallen op de Hors. Conclusie cumulatietoets bontbekplevier en dwergstern Het gezamenlijke effect van de activiteiten op en in de nabijheid op het strand wordt voor de bontbekplevier, de strandplevier en de dwergstern als schadelijk beoordeeld. Daarom wordt als mitigerende maatregel voorgesteld om jaarlijks broedlocaties af te zetten tijdens het broedseizoen en wordt verzocht aan Defensie om bij de helikoptervluchten van en naar de Joost Dourleinkazerne zoveel mogelijk boven water te vliegen. Cumulatietoets niet-broedvogels Gezamenlijk worden de volgende activiteiten in het deelgebied Waddenzee als mogelijk beperkt schadelijk voor de trekvogels beoordeeld: Rijden met landingsvoertuigen Lopende manschappen Invliegen personeel helikopter Voor de meeste niet-broedvogels geldt een behoudsdoelstelling. Alleen voor de toppereend, eider, scholekster, kanoet en de steenloper geldt een verbeteringsdoelstelling qua kwaliteit van hun leefgebied. Met name de scholekster en de kanoet gaan landelijk gezien, maar ook op Texel, in aantallen achteruit. Dit geldt in mindere mate voor de eider en de steenloper, waarvan de aantallen meer fluctueren. De verbetering van de kwaliteit van het leefgebied wordt vooral gezocht in de Waddenzee zelf. Nationale afspraken over het verminderen of stoppen van mossel- en kokkelvisserij zal leiden tot een afname van bodemverstoringen tijdens het vissen naar de schelpdieren en ook tot de terugkeer van (grote) mossel- en kokkelbanken. Deze banken zijn het voedselgebied voor de scholekster, de kanoet, de steenloper en de eider. De bovengenoemde activiteiten vinden met name plaats op en rond de oostpunt van de Hors, in de directe nabijheid van de kazerne. Dit is niet in de nabijheid van belangrijke hoogwatervluchtplaatsen. De belangrijke hoogwatervluchtplaatsen liggen op de zuidpunt van de Hors, de Schorren, de Slufter, nabij de Volharing en in de polder. De verstoring van de vogels tijdens het overtijen bij hoog water door de bovengenoemde activiteiten wordt dan ook niet gezien als significant.
30
Conclusie cumulatietoets trekvogels Het gezamenlijke effect van bovenstaande defensie-activiteiten op de trekvogels wordt beoordeeld als niet-significant.
31
5
Samenvatting cumulatietoets en mitigerende maatregelen
In de onderstaande tabel is weergegeven voor welke habitattypen en soorten aangegeven hoeveel activiteiten er plaats vinden met een beperkt negatief effect. Hierbij zijn de aantallen van de activiteiten per deelgebied aangegeven. Tabel ….. Overzicht van aantal activiteiten met een beperkt negatief effect op genoemde habitattypen en soorten Habitattype
Duinen en lage
Noordzee-
land Texel
kustzone
Waddenzee
H1140
Slik- en zandplaten
2
--
4
H1310A
Zilte pioniersvegetaties (zeekraal)
5
--
6
H1310B
Zilte pioniersvegetaties
--
--
1
(zeevetmuur) H1320
Slijkgrasvelden
--
--
4
H1330A
Schorren en zilte gras- landen
5
--
7
4
--
--
11
15
7
2
--
3
--
(buitendijks) H1330B
Schorren en zilte gras- landen (binnendijks)
H2110
Embryonale duinen
H2120
Witte duinen Vogelsoorten
*
A021
Roerdomp
2
--
A063
Eider
4
--
3
A081
Bruine kiekendief
6
--
--
A082
Blauwe kiekendief
5
--
--
A137
Bontbekplevier
10
26
23
A138
Strandplevier
--
26
21
A183
Kleine mantelmeeuw
A195
Dwergsterns
12
26
17
A222
Velduil
2
--
--
A276
Roodborsttapuit
4
--
A277
Tapuit
4
--
--
Trekvogels*
--
9
3
4
--
Met de term trekvogels wordt hier de niet-broedende vogels bedoeld, die op en om Texel foerageren en bij hoogwater het eiland ook als hoogwatervluchtplaats gebruiken.
In de cumulatietoets is beoordeeld of er mitigerende maatregelen nodig zijn om de het totaal van beperkte negatieve effecten per habitattypen of soort. Voor de meeste habitattypen is in de cumulatietoets geconcludeerd dat de huidige activiteiten op beperkte schaal voorkomen en er geen sprake is van significante effecten. Voor de zilte graslanden, binnendijks (H1330B), die voorkomen in de natuurgebieden in de polders, is er sprake van een landbouwkundige ontwatering door en rondom de natuurgebieden. Deze ontwatering verstoort de hydrologie zodanig dat er maatregelen genomen moeten worden om de invloed van de landbouwkundige ontwatering te verkleinen. Hiervoor zijn of worden inrichtingsplannen opgesteld. Deze aanpassing van de ontwatering rondom de Natura2000-gebieden in de polder zijn te beschouwen als mitigerende maatregelen voor het habitattype Schorren en zilte graslanden. De maatregelen dragen waarschijnlijk ook bij aan een uitbreiding van dit habitattype op de lange termijn. 32
Ten aanzien van de embryonale duinen zijn er relatief veel activiteiten, die een beperkt negatief effect hebben. Desondanks neemt het areaal toe. Daarom worden er geen mitigerende maatregelen nodig geacht. Wel is het wenselijk om de huidige activiteiten in en om de embryonale duinen te volgen. Bij toename van de recreatieve activiteiten of bij nieuwe locaties met embryonale duinen kan het wel nodig zijn om mitigerende maatregelen te treffen. Daarom wordt er nu alleen voorgesteld om jaarlijks de situatie te volgen en waar nodig actie te ondernemen. Voor de bruine en de blauwe kiekendief, de kleine mantelmeeuw, velduil, roodborsttapuit en de tapuit is er alleen voor de evenementen op het strand, zoals de dansfeesten en demonstraties van parachutespringen en vechtsporten een aanvullende mitigerende maatregel nodig. Bij het aanwijzen van de locaties voor deze activiteiten wordt nu al zoveel mogelijk rekening gehouden met de vogels. Een gewenste aanvullende mitigerende maatregel is dat de verlichting, behorende bij dit evenement, zoveel mogelijk beperkt blijft tot de locaties zelf, zodat de vogels ’s avonds en ’s nachts zo min mogelijk verstoord worden. Dit zal in overleg met de beheerder plaatsvinden. Voor de overige activiteiten met een beperkt negatief effect is na cumulatie geen sprake van een significant effect en er hoeven dan ook geen aanvullende mitigerende maatregelen genomen te worden. Voor de strandplevier, de bontbekplevier en de dwergsterns geldt dat hun broedbiotoop op het strand en zandplaten vaak tijdelijk verstoord wordt door veel activiteiten, waardoor het gezamenlijke effect van de afzonderlijke activiteiten om mitigerende maatregelen vraagt. Met name het aantal broedparen van de strandplevier en de bontbekplevier gaat de laatste jaren achteruit langs de Nederlandse kusten. Dit is deels te wijten aan het drukker worden van de stranden. Het aantal broedparen van de dwergstern neemt de laatste jaren in aantal toe. Als mitigerende maatregel wordt voorgesteld om op de stranden en de Hors bestaande broedgebieden af te zetten en zo te vrijwaren van verstoring door de huidige activiteiten. Dit gebeurt voor de dwergsterns nu ook al op de Hors. Het afzetten van de broedgebieden zal jaarlijks geëvalueerd en weer opnieuw vastgesteld worden door de beheeroverleggroep (zie bijlage …., werkwijze BOG) , die voor Texel ingesteld wordt. Gezien de uitbreidingsdoelstelling van strandplevier en de dwergstern is het wenselijk om ook potentiële broedgebieden te beschermen voor verstoring. Potentiële broedgebieden kunnen gebieden zijn waar ze vorige jaren gebroed hebben of erg ruime gebieden rond bestaande broedgevallen. Ook de potentiële broedgebieden dienen jaarlijks geëvalueerd en vastgesteld te worden door de beheeroverleggroep. Als aanvullende mitigerende maatregel is het gewenst dat de helikoptervluchten naar en van de Joost Dourleinkazerne tijdens het broedseizoen niet boven de Hors vliegen, maar via de Waddenzee en de Mokbaai aanvliegen op de kazerne. Deze mitigerende maatregelen ondersteunt de afzetting van hun broedgebieden op de Hors en vermindert zodoende mede de verstoring van broedgevallen op de Hors. Ten aanzien van de trekvogels is in de cumulatietoets geconcludeerd dat er geen sprak is van een significant effect door de cumulatie van de activiteiten met een beperkt negatief effect. Er zijn voor de trekvogels dan ook geen mitigerende maatregelen nodig.
33
6
Bijlagen
Bijlagen : Bijlage 1 groslijst van activiteiten Bijlage 2 bronnenlijst van activiteiten Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
3 4 5 6 7 8
Toetsingstabel Toetsingstabel Toetsingstabel Toetsingstabel Toetsingstabel Toetsingstabel
Duinen Texel met de bijbehorende habitattypen Noordzeekustzone met de bijbehorende habitattypen Waddenzee met de bijbehorende habitattypen Duinen Texel met de bijbehorende vogelsoorten Noordzeekustzone met de bijbehorende vogelsoorten Waddenzee met de bijbehorende vogelsoorten
Bijlage 9 Effectentabel voor Texel
Achtergronddocumenten 1. Effectenanalyse waterwinning 2. Beschrijving van hydrologisch systeem Texel
34
Bijlage 2 Bronnenlijst Texel Rapporten 1. Blokloh, D.J., 1997, Texel beheervisie beheerplan 1998, Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten, ’s Gravenland 5. Groeningen, J. van e.a., 2000, Uitwerkingsplan Duinen van Texel 2000-2010, Staatbosbeheer Regio Noord Holland 6. Jepma, J. en F. Postma, 2007, Concept Strandnota Texel, Noordtij, Leeuwarden 8. Rijkswaterstaat, 2007, Lijst met activiteiten van Rijkswaterstaat, Rijkswaterstaat 16. Waddeneilanden, De, Kleinschalig historisch medegebruik, uitgave ten behoeve van de trilaterale ministerconferentie november 2005 te Schiermonnikoog, Drukkerij Langeveld & de Rooy, Den Burg. Internet 17. http://www.dekrim.nl, Vakantiepark De vakantiehuizen, camping en bedrijfsuitjes
Krim
te
Texel :
bungalows,
Interviews en/of schriftelijke informatie 25. Gemeente Texel, mevrouw M. Kampstra en Mevrouw E. van der Stappen, interview 6 februari 2008 en schriftelijke informatie. 33. Staatsbosbeheer, de heer E. van der Spek, beheerder Texel, interview 20 november 2007 36. Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten, de heer E. Boot en de heer E. Menkveld, beheerders Texel, interview 20 november 2007 en schriftelijke informatie Reacties ter kennisname legging Texel 88. Standaart, P., Tessel Air Paracentrum Texel en rondvluchten Texel 92. Brunotte – Kiewiet, G. Frisse Wind Events 107. Spek, E. van der, Staatsbosbeheer Texel 108. Noorman, B., Ministerie van Defensie, EMMV in Noord Holand 109. Vries, P. de, Gemeente Texel 110. Bakker, J.J., Groepsverblijf ‘de Zilvermeeuw’ 111. Hoogenbosch, M., Eigenaar bospaviljoen ‘’t Turfveld’ 112. Brink, J. van den, ‘Rederij de Vriendschap’ 113. Bruijn, E. de, Texel International Airport 114. Broek, J. van den, Ecomare 115. Toxopeus, W. Bureau TexelTox 116. Kikkert, A. 117. Wilde – Stuurman, M.C. de, Nederalndse Bijvereniging afdeling Texel 118. Kikkert, K. 119. Kikkert, S. Recatei Rijskwaterstaat en Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (Peter Zillen) 120. Saal, A., WBE Texel 121. Drijver, D. Stichting Natuur en Mens Texel 122. Hin, J. LTO afdeling Texel 123. Jager, R. Strandpaviljoen Paal 9 124. Gregoire, M. Zandbank Sport en Adventures Overige Toevoegingen 125. Zillen, P. en Zuilenkom, K., Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 127. Verslag klankbordgroep Texel 18 november 2008 te Den Burg 128. Noorman, B., Ministerie van Defensie 129. Schaik – de Haas, M. van, Zwitserleven Ronde van Texel
35
Reacties nav klankbordgroep 26 april 2011 130. Bruijn, E. de, Texel International Airport 131. Katwijk, H. van 132. Visser, G., NKV Regiovertegenwoordiger Den Helder / Texel 133. Broere, G. 134. Nieboer, J.A. 135. Vinke, D., Wielercomité Texel 136. Janssen, S. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 137. Blankenborgh, K. kano-afdeling WSV Texel 138. Lap, A. 139. Landstra, R., Ministerie van Defensie 140. Kikkert, N., LTO Noord – KAVB afdeling Texel 141. Drijver, D., Stichting Natuur en Mens Texel 142. Tuitman, J., Sportvisbedrijf ‘de Rival’ 143. Pellen, M. Interviews en/of schriftelijke informatie nav klankbordgroep 26 april 2011 144. Provincie Noord Holland, schriftelijke informatie beschikkingen vergunning Natuurbeschermingswet 1998 ‘Ronde om Texel’ 145. Stichting ‘Ronde om Texel’(dhr van Gils), schriftelijke informatie vergunningsaanvraag Natuurbeschermingswet 1998 ‘Ronde om Texel’ 146. Defensie (de heer Riemers, van Laar, Aberson en Budde) interview 29 augustus 2011 en schriftelijke informatie
36