Toets- en cijferbeleid
De Passie Wierden
Inhoud INLEIDING ........................................................................................................... 3 1. TOETSING ....................................................................................................... 3 1.1. Doel van toetsing ........................................................................................ 3 1.2. Toetsvormen + toetsweging ......................................................................... 3 1.3. Ontwikkelen van toetsen .............................................................................. 4 1.4. Afnemen van toetsen ................................................................................... 4 1.5. Beoordelen van toetsen ................................................................................ 5 1.6. Ongeregeldheden ........................................................................................ 5 1.7. Afspraken voor het inhalen van toetsen .......................................................... 5 1.8. Rapportages ............................................................................................... 6 1.9. Benchmarking ............................................................................................. 6 1.10. Klachtenprocedure ..................................................................................... 7 2. OVERGANGSNORMEN ........................................................................................ 8 2.1. Definities .................................................................................................... 8 2.2. Werkwijze .................................................................................................. 8 2.3. Overgangsnormen ....................................................................................... 8 2.4 Afstroom ................................................................................................... 11
2
Inleiding Het doel van dit document is om de kwaliteit van onze toetsen en de becijfering daarvan te bewaken, te controleren en zo nodig te verbeteren. Als school willen we waarborgen dat onze toetsen op de juiste manier het onderwijsproces van de leerlingen ondersteunen. Omdat het toetsbeleid een grote rol speelt in de overgang van leerlingen zijn aanvullend de overgangsnormen van de diverse leerjaren opgenomen. Dit geeft een overzicht van de richtlijnen en criteria die worden gehanteerd in de schoolloopbaan van leerlingen. Dit document is bedoeld voor de voortgangscijfers. In de (voor)examenklassen worden ook toetsen voor het examen, de zogenaamde PTA- of SE-toetsen afgenomen. Hiervoor is een apart PTA-reglement. Dit beleidsstuk sluit aan bij de regels voor het onderwijs uit het leerlingenstatuut van de De Passie. Het SMT Wierden
1. Toetsing 1.1. Doel van toetsing De school toetst regelmatig de schoolvorderingen van de leerling, waarbij wij de volgende doelen nastreven: -
-
We willen informatie verzamelen om te kunnen beoordelen of de leerling de leerstof heeft begrepen en kan toepassen. Op basis hiervan kan de docent het onderwijs aan de leerling bijsturen. We willen beoordelen of een leerling de gestelde leerdoelen heeft gehaald volgens een vastgestelde norm en op een bepaald niveau. De resultaten worden gebruikt voor beslissingen in de schoolloopbaan van de leerling.
1.2. Toetsvormen + toetsweging Wij maken gebruik van de volgende toetsvormen: Rep Ver Wer Mo So
= = = = =
repetitie of proefwerk verslag werkstuk mondelinge overhoring schriftelijke overhoring
Een schriftelijke of mondelinge overhoring betreft de lesstof van een les of enkele lessen en kan zonder vooraankondiging gehouden worden. Een repetitie betreft de stof van meerdere lessen en wordt tenminste één week van tevoren opgegeven. Een verslag kan zijn een verslag van een practicum of een verslag van een boek. Bij een werkstuk kan men zich richten op kennisverwerving of praktische verwerking, resulterend in een eindproduct. De weging van So `s en Mo `s is 1 of 2. De weging van Ver `s en Wer `s is 1, 2 of 3. De weging van een Rep is 3. De vakdocent houdt bij de vaststelling van de weging rekening met de omvang en het niveau van de toets. De weging is voorafgaand aan de toets bekend bij de leerlingen. 3
1.3. Ontwikkelen van toetsen Algemene uitgangspunten Voor het ontwikkelen van toetsen hanteren we de volgende richtlijnen: -
Een toets moet valide zijn, wat betekent dat de toets kennis en vaardigheden van de behandelde lesstof bevat en dat de stof evenredig aan bod komt. Een toets moet objectief zijn door de eenduidige vraagstelling en voldoende onafhankelijke (niet aan elkaar gekoppelde) vragen. De toets is afgestemd op het streefniveau van de doelgroep. Dit kan door de moeilijkheidsgraad, de hoeveelheid en door naar passende verhouding gebruik te maken van kennisvragen, inzichtvragen of probleemoplossende vragen.
1.4. Afnemen van toetsen Algemene uitgangspunten -
In klas 1, 2 mag niet meer dan één proefwerk op een dag worden gegeven met een maximum van 5 proefwerken per week. In klas 3, 4,5,6 mogen maximaal 2 proefwerken per dag worden gegeven met een maximum van 5 proefwerken per week (tijdens de toetsweken is het maximaal aantal proefwerken 3 per dag)
-
Reden: In klas 3Tl en hoger heb je te maken met diverse vakkenpakketten. Wegens de diversiteit aan vakkenpakketten is één proefwerk per dag bijna niet haalbaar.
-
Uitgangspunt is dat in klas 4 en hoger maximaal 1 SE per dag geven wordt. Hier kan van afgeweken worden. Uitzondering op bovenstaande punten zijn toetsen waar niet voor geleerd hoeft te worden zoals bijvoorbeeld zang-, luister- of leestoetsen. Bij herkansing of inhalen door ziekte of om een andere geldige reden, mag hiervan worden afgeweken, evenals bij het geven van So’s en Mo’s, Wer`s en Ver`s. Het leren voor toetsen ontslaat de leerling niet van het maken en leren van ander opgegeven huiswerk. Planning van werk is daarom essentieel. Daaraan wordt tijdens studielessen aandacht besteed. Per periode van ca 13 weken krijgt de onderbouwleerling + de leerlingen uit 4 VWO, het aantal toetsen per vak volgens de formule lesuren per week+1, maar minimaal 3 en maximaal 10 toetsen per periode. Per 3 cijfers dient minimaal 1 repetitie te worden gegeven, ten behoeve van een representatief rapportcijfer. In de voor-examenklassen is het minimum aantal toetsen 2 per periode met in totaal 8 toetsen per jaar. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen voortgangstoetsen en SE’s. 1 uursvakken vallen niet onder deze regel. Hiervoor geldt minimaal 2 toetsen per periode. Docenten geven een proefwerk minimaal één week van te voren op aan de klas. Tijdens de toetsweken vervallen de reguliere lessen en worden er alleen proefwerken gegeven. Wanneer er sprake is van een toetsweek maakt de school minimaal 1 week van te voren het toetsrooster bekend aan de leerlingen. Er is een Centraal Inhaal Moment (C.I.M), waarop de leerlingen gemiste proefwerken moeten inhalen.
-
-
-
-
-
4
1.5. Beoordelen van toetsen Algemene uitgangspunten -
-
-
-
Een docent beoordeelt een toets binnen uiterlijk tien schooldagen nadat deze is afgenomen, tenzij er zich bijzondere omstandigheden voordoen. Vakantiedagen en andere geplande vrije dagen worden hierin niet meegerekend. Er wordt in leerjaar 1 tot het eerste rapport niet becijferd met cijfers lager dan een 4,0. In voorkomende gevallen kan een docent besluiten om aan een beoordeling van een toets een minimum en/of maximumcijfer te koppelen. Een leerling heeft recht op inzage in zijn toets en op kennis van de wijze waarop de beoordeling tot stand is gekomen. Toetsen worden nabesproken door de vakdocent. Ouders/ verzorgers kunnen het gemaakte werk inzien op ouderspreekavonden. Verder kan - desgewenst - (een kopie van) het gemaakte werk meegegeven worden naar huis, waarna het binnen een week ondertekend bij de docent ingeleverd wordt. Opgaven worden niet aan ouder(s) / verzorger(s) verstrekt. Desgewenst kunnen ouder(s) / verzorger(s) de opgaven inzien, bijvoorbeeld tijdens ouderspreekavonden. Indien de leerling het niet eens is met de beoordeling moet hij dit terstond na inzage kenbaar maken aan de docent die de toets heeft beoordeeld.
1.6. Ongeregeldheden Algemene uitgangspunten -
-
-
Onder ongeregeldheden verstaan we die gevallen waardoor leerlingen op onrechtmatige wijze inhoud van antwoorden op toetsvragen en praktische opdrachten hebben verkregen of weergegeven. Denk m.n. aan spieken, afkijken bij anderen, inhoud kopiëren van andere leerlingen of van het internet. Wanneer er sprake is van ongeregeldheden tijdens toetsen of bij ingeleverd werk door leerlingen dan is de docent bevoegd om deze leerling een 1,0 te geven. Dit geldt ook in klas 1 in de eerste periode. In deze situaties gaan wij er van uit dat de docent er alles aan doet om ongeregeldheden bij de leerlingen te voorkomen, bijv. door leerlingen die bijvoorbeeld de indruk wekken van spieken nadrukkelijk te waarschuwen, zodat de consequenties van ongeregeldheden zo min mogelijk het determinatieproces voor het niveau van de leerling beïnvloeden.
1.7. Afspraken voor het inhalen van toetsen Algemene uitgangspunten -
-
-
Leerlingen mogen werk, dat niet is ingeleverd of gemaakt ten gevolge van een legitieme oorzaak en die schriftelijk is gemeld door de ouders, binnen twee weken na het oorspronkelijke toetsmoment alsnog maken/ het werk alsnog inleveren. Het werk wordt op dezelfde manier beoordeeld en becijferd als van de rest van de klas. Het tijdstip van inhalen van Repetities en So `s gebeurt i.o.m. de vakdocent. Hiervoor kan gebruikt gemaakt worden van het centrale inhaalmoment. Wanneer de leerling langer afwezig is geweest en voor meer vakken achterstanden heeft, dan speelt de mentor een rol om de leerling te helpen de achterstanden in kaart te brengen en in te halen. Wanneer een werkstuk of verslag om een ongeldige reden te laat wordt ingeleverd, geldt voor klas 1 1 punt aftrek voor elke dag te laat inleveren. Voor klas 2 geldt 2 punten aftrek voor elke dag te laat inleveren. Voor klas 3 en hoger geldt dat het cijfer 1 wordt toegekend voor te laat ingeleverd werk. 5
1.8. Rapportages Leerlingenrapporten De leerlingenresultaten zijn voor leerlingen en ouders op het intranet (Magister) altijd te volgen. Leerlingen wordt aangeraden om de resultaten van toetsen ook zelf in hun agenda bij te houden. Ouders zijn dan niet alleen afhankelijk van de docent (Magister) wat betreft de actuele stand van zaken betreffende de beoordeling van toetsen maar kunnen hierdoor ook via ( de agenda van) hun kind de resultaten bijhouden. Tevens kan hiermee een leerling controleren dat de juiste gegevens op Magister zijn ingevuld. Daarnaast worden er na afloop van elke periode vanuit ons schooladministratiesysteem Magister leerlingenrapporten gemaakt. Het rapport geeft een voortschrijdend gemiddelde per vak of leergebied weer vanaf het begin van de cursus tot aan het moment van rapporteren. Dat wil zeggen dat cijferresultaten van alle gemaakte toetsen en ander werk worden gemiddeld. Het eindrapport aan het einde van het jaar is het gemiddelde van alle cijfers van het hele cursusjaar. Na het eerste en tweede rapport brengt de docentenvergadering een advies uit n.a.v. de prestaties van de leerlingen. Na het uitdelen van deze 2 rapporten zijn er ouderavonden, waarop de ouders met de verschillende vakdocenten kunnen spreken over de voortgang van hun kinderen. Het eindrapport wordt vergezeld van een overgangsbesluit van de docentenvergadering. Wanneer een leerling afstroomt of doubleert op basis van de overgangsnormen (zie volgend hoofdstuk), dan gaat een brief naar de ouders van de leerling en wordt er een gesprek georganiseerd door de mentor met de leerling en de ouders/verzorgers. De cijfers voor het leerlingenrapport worden berekend met twee decimalen. Het eindgemiddelde wordt afgerond op één decimaal. In het afronden op één decimaal geldt dat de normale afrondingsregels gelden. M.u.v. de grens ..,50. Op deze grens wordt niet afgerond, maar afgekapt naar onderliggende decimaal. Bijvoorbeeld: een 4,49 wordt een 4,4; een 4,51 wordt een 4,5.
1.9. Benchmarking We willen inzicht krijgen in hoeverre de resultaten van onze leerlingen gelijke tred houden met de resultaten van leerlingen conform het landelijk gemiddelde. Het CITO biedt hier diverse instrumenten voor aan, waar wij gebruik van maken. VAS toetsen van CITO in klas 1 – 2 en 3 Het CITO biedt een volg- en adviessysteem (VAS) aan voor leerlingen in de eerste 3 leerjaren van het vmbo, havo en vwo. Dit volg- en adviessysteem is een objectieve en methodeonafhankelijke toets voor het adviseren en begeleiden van leerlingen. Leerlingen worden vergeleken met landelijke groepen van leerlingen geordende naar hun schooltype of gekozen leerweg. Zo is goed te zien op welk niveau de leerlingen functioneren en welk schooltype hierbij aansluit. De toets geeft een helder beeld van de beheersing van de volgende kernvaardigheden: - Nederlandse leesvaardigheid - Engels leesvaardigheid - Wiskunde - Studievaardigheden
6
1.10. Klachtenprocedure Wanneer er klachten zijn over toetsen of becijfering gaan leerlingen en/of ouders in principe rechtstreeks in gesprek met de docent. Een mentor kan hierbij eventueel bemiddelen. Wanneer deze partijen er niet uitkomen kan de directeur bemiddelen conform de interne klachtenregeling. Voor een standaard klachtenformulier zie de website van de Passie.
7
2. Overgangsnormen
2.1. Definities Enkele algemene termen en definities die voorkomen in de volgende paragrafen: o
o
o o o
Opstroom: bij een tussentijds rapport wordt hiermee bedoeld dat een leerling in het zelfde leerjaar naar een hoger niveau gaat. Bij opstroom bij een eindrapport wordt bedoeld dat een leerling naar een hoger leerjaar én een hoger niveau gaat. Afstroom: bij een tussentijds rapport wordt hiermee bedoeld dat een leerling in het zelfde leerjaar naar een lager niveau gaat. Bij afstroom bij een eindrapport wordt bedoeld dat een leerling naar een hoger leerjaar en een lager niveau gaat. Doorstroom: de leerling wordt bevorderd naar een hoger leerjaar van hetzelfde niveau. Homogene klas: een klas die is samengesteld met leerlingen van een gelijk niveau: vmbo tl, havo en vwo. Dakpan klas: een klas die is samengesteld met leerlingen uit twee aan elkaar grenzende niveau’s: vmbo tl/havo, havo/vwo.
2.2. Werkwijze De school stelt jaarlijks voor 1 oktober de overgangsnormen vast en publiceert deze op de website. De docentenvergadering spreekt bij elke leerlingenbespreking over het functioneren van de leerlingen in een bepaalde leerroute. De school doet dit aan de hand van de overgangsnormen. De docentenvergadering brengt op grond van de leerlingenbespreking bij het tweede rapport een advies uit aan de ouders over eventueel op/afstroom. Bij de laatste leerlingenbespreking van het schooljaar neemt de docentenvergadering een overgangsbesluit. Het besluit van de docentenvergadering wordt via de mentor bekend gemaakt aan de leerling en diens ouders. Uiterlijk binnen één werkdag na de bekendmaking van het overgangsbesluit kunnen de leerling of de ouders een revisieverzoek tot herziening van het besluit tot (niet)bevordering schriftelijk indienen bij de schoolleiding. Wanneer dit nieuwe feiten aan het licht brengt wordt het besluit door de docentenvergadering opnieuw genomen en daarbij worden de nieuwe en de reeds bekende feiten opnieuw gewogen. Over een revisieverzoek wordt binnen drie werkdagen beslist. Wij hanteren het uitgangspunt dat bij leerlingen in de eerste 2 leerjaren de determinatie erop gericht is leerlingen in het juiste niveau te plaatsen
2.3. Overgangsnormen Uitgangspunten o o
o
Het doel van de determinatie is de leerling op het juiste niveau te krijgen in de derde klas. Het middel dat we hiervoor benutten zijn o.a. de toetsen. Om de leerlingen in klas 1 en klas 2 zo snel mogelijk op hun eigen niveau te kunnen plaatsen is er na ieder rapport de mogelijkheid om van niveau te wisselen. Leerlingen die voor opstroom in aanmerking komen willen we in principe zo snel mogelijk na de bespreking in de rapportenvergadering laten opstromen. In geval van afstroom zullen we in principe wachten tot het overgangsrapport. De procedure voor het bepalen van het juiste niveau is hetzelfde als bij de overgang. In een dakpanklas moet een leerling die redelijk functioneert op het laagste niveau niet gedemotiveerd worden door onvoldoendes en een leerling die goed functioneert op het laagste niveau moet niet zomaar op kunnen stromen. 8
o o o o
o o
o
Uitgangspunt bij de normering is het cijfer 6,3, een uit onderzoek bekend gemiddelde voor een dakpanklas en een 6,8 voor een homogene klas. Bij de overgangsnormering gaan we uit van het gemiddelde cijfer en het aantal tekorten. Het gemiddelde cijfer dat meetelt voor de overgangsnormen is het gemiddelde van de eindresultaten van alle vakken en wordt eveneens weergegeven met één decimaal. In een tabel valt af te lezen hoe de resultaten leiden tot determinatie voor het volgende cursusjaar. Er is een gespreksmarge ingebouwd om overleg te kunnen hebben als docententeam wanneer getwijfeld wordt over een juiste determinatie. Daarin komen alle andere individuele aspecten aan de orde die mogelijk een rol spelen voor de voortgang van de leerling, te weten: persoonlijke omstandigheden, leerfactoren, motivatiefactoren en oorzaken in de organisatie van de school. Er wordt per vak gerapporteerd. Er komt dus op het rapport een cijfer voor al de verschillende vakken te staan. Alle vakken tellen even zwaar mee. Per vak kunnen één of meer tekorten worden gehaald, het totaal aantal tekorten over alle vakken is medebepalend in de overgangsnormen. We spreken van een tekort als een gemiddeld vakcijfer lager is dan een 5,5. Dus: een 5 is 1 tekort (4,5-5,4); een 4 is 2 tekorten (3,5-4,4); een 3 is 3 tekorten (lager dan 3,4). Het docententeam heeft de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om in bijzondere gevallen de overgangsnormen met wijsheid en helder inzicht anders toe te passen, dit in belang van de leerling.
Tabellen
In de tabellen valt af te lezen hoe de resultaten leiden tot determinatie voor het volgende cursusjaar. Er is een bespreekmarge ingebouwd om overleg te kunnen hebben als docententeam wanneer getwijfeld wordt over een juiste determinatie. Daarin komen alle andere individuele aspecten aan de orde die mogelijk een rol spelen voor de voortgang van de leerling, te weten: • persoonlijke omstandigheden (zoals ziekte, gezinssituatie, welbevinden) • leerfactoren (bijv. dyslexie, faalangst, rijping) • motivatiefactoren (zoals gedrag, werkhouding, onwettig verzuim) • oorzaken in de school (zoals langdurige afwezigheid van een docent en experimenten). De overgangsnormen bestaan voor alle klassen, niet zijnde examenklassen (4Tl, 5HAVO en 6VWO) uit één tabel die in principe voor alle niveaus geldt. Examenklassen (4Tl, 5HAVO en 6 VWO) vallen onder de zak- slaagregeling die door de overheid wordt vastgesteld en op diverse sites te vinden is. Voor alle rekentoetsen moet minimaal een 5,5 worden gescoord. Indien de 5,5 niet wordt gehaald, zal er een extra taak gegeven worden die afgesloten wordt met een toets. Hoe passen we deze tabel toe? Het is het streven om op de rapportkaarten per vak of leergebied minimaal alle vakgemiddelden weer te geven, het totale rapportgemiddelde en het totaal aantal tekorten op het rapport. Daarmee doorloopt u de volgende stappen: 1. Bepaal horizontaal in welke kolom het rapportgemiddelde valt. 2. Bepaal verticaal in welke rij het aantal tekorten op het rapport hoort. 3. Aan de inhoud van de gevonden cel kunt u aflezen wat de gevolgen zijn voor de determinatie bij de huidige stand van zaken.
9
Overgangsnormen niet-examenklassen Overgangstabel voor de overgang vanuit of opstroom naar een homogene klas (met uitsluitend leerlingen van één onderwijsniveau, bijv. 1 vmbo-tl) naar een hoger niveau of een klas in het volgende leerjaar.
Overgangstabel Tekorten
< 5,9
5,9 – 6,3
6,4 – 6,8
6,9 – 7,8
> 7,8
0
Doorstroom
Doorstroom
Doorstroom
Doorstroom
Opstroom
1
Bespreken
Doorstroom
Doorstroom
Doorstroom
Opstroom
2
Bespreken
Bespreken
Doorstroom*
Doorstroom*
Bespreken opstroom
3
Zittenblijven
Bespreken
Bespreken
Doorstroom*
Doorstroom*
4
Zittenblijven
Bespreken
Bespreken
Doorstroom*
Doorstroom*
>5
Zittenblijven
Zittenblijven
Bespreken
Bespreken
Doorstroom*
•
Opstroom betekent opstromen naar (hoger leerjaar en) hoger niveau
•
Bespreken opstroom betekent bespreken doorstroom/opstroom
•
Doorstroom betekent doorstroom naar een hoger leerjaar op hetzelfde niveau
•
Bespreken betekent de rapportenvergadering beslist Zittenblijven/doorstroom
•
Zittenblijven betekent blijven zitten (zelfde leerjaar en zelfde niveau) of afstromen (naar lager niveau).
•
Doorstroom* betekent doorstroom mits maximaal 1 tekortpunt voor de vakken Ne-En-Wi. Anders Bespreekgeval
•
Voor alle rekentoetsen moet minimaal een 5,5 worden gescoord.
10
Overgang van voor-examenklas (3Tl, 4H en 5V) naar examenklas (4Tl, 5H en 6V) In de voor-examenklassen halen de leerlingen 2 soorten cijfers. Te weten: Voortgangscijfers en PTA-cijfers. De voortgangscijfers komen na de overgang naar het examenjaar te vervallen, de PTA-cijfers worden meegenomen naar het examenjaar. Deze PTA-cijfers vormen (samen met de PTA-cijfers uit het examenjaar) het zogenaamde examendossier. PTA toetsen krijgen 2 wegingen. Een PTA-weging volgens het PTA en een voortgangsweging. Een PTA-toets mag als voortgangsweging de maximale zwaarte van 5 krijgen. PTA-toetsen worden dus 2x in Magister ingevoerd. 1x in het examendossier en 1x in het voortgangsdossier. De overgang naar het examenjaar wordt bepaald op grond van bovenstaande overgangstabel waarbij tevens gekeken wordt naar de zak- slaagregeling van het desbetreffende niveau.
2.4 Afstroom Algemeen Naar volgend leerjaar en lager niveau (algemeen): Cijfernieuw = (Cijferoud X 0,8)+2 Afstroom naar examenklas: W.b. gemiste PTA-SE’s: Lln. die afstromen naar een examenjaar en dus SE’s uit voorexamenjaar gemist hebben, moeten voor elk vak een SE (bijvoorbeeld uit de (laatste) SEweek) van het voorexamenjaar inhalen. Voorkeur niet dezelfde SE maar wel de stof. Dit cijfer telt dan voor het totale percentage uit het voorexamenjaar mee. Docenten maken na de zomervakantie individuele afspraken met de leerlingen die zijn afgestroomd naar een examenlas voor het inhalen van het SE voor zijn/haar vak. Deze “inhaalronde” moet uiterlijk de 2e week van november afgerond zijn. Een van deze ingehaalde SE’s kan men dan herkansen. Herkansing kan alleen in overleg met de examencommissie en vindt plaats in de laatste week van november. Dit alles (inclusief herkansing) dient voor december afgerond te zijn. Indien nodig of wenselijk wordt voor de herkansing gekeken of er een centraal herkansingsmoment (bijv. tijdens C.I.M.) bepaald kan worden. Voor vakken die niet meededen in de (laatste) SE-week van het voorexamenjaar en/of bij vakken die in het voorexamenjaar afgerond worden (bijv. Ma en C.K.V.), wordt een oplossing “op maat” gezocht. Bij Beeldende Vorming bestaat een belangrijk deel van het SE-cijfer uit de voorexamenklas uit praktijkopdrachten. Het laatste theorie-SE van de SE week moet worden gedaan in de periode tussen september en 2e week november, de praktijkopdracht wordt op maat afgestemd met de leerling.
11