Les 2 voor 9 januari 2016
God schiep zes “goede” dingen op eerste zes dagen van de Schepping (Genesis 1):
Licht was goed
Zeedieren Land en en vogels Het uitVegezee waren spansel waren tatie was was goed goed goed goed
v. 4
v. 10
v. 12
v. 18
v. 21
“En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de zesde dag.” (Genesis 1:31) Dieren waren goed
v. 25
Toen God Adam en Eva schiep, bereikte de Schepping haar hoogste niveau: “inderdaad, het was zeer goed.” (v. 31).
God gaf gedurende het scheppingsproces drie zegeningen:
Al die vriendelijkheid en zegen was voor de mensheid ontworpen. De Schepper nodigde onze eerste ouders uit om medeheersers met Hem te zijn, om de geschapen wereld te onderhouden en er zorg voor te dragen.
“En de HEERE God gebood de mens: ‘Van alle bomen van de hof mag u vrij eten, maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven.’” (Genesis 2:16-17)
God stelde duidelijke beperkingen tijdens de Schepping. Die beperkingen maakten de Schepping volmaakt. Hij scheidde het licht van de duisternis. Genesis 1:12
Genesis 1:4
Genesis 1:7
Genesis 1:9
Hij scheidde de wateren onder het firmament van die boven het firmament. Hij scheidde het land van de zee.
Hij maakte vegetatie naar haar soort. Hij scheidde dag van nacht.
Genesis 1:14, 18
Hij maakte levende wezens naar hun Genesis 1:21, 25 soort.
Hij zonderde één dag af. Genesis 2:3
God heeft voor de mens een plaats gereserveerd om in te wonen. Hij zonderde ook een boom af in Eden; zij mochten haar vrucht niet eten. Op die manier maakte God hen vrij om hun eigen keuzes te maken.
E.G.W. (That I may know Him, 8 januari)
“Adam en Eva waren toegestaan om van alle bomen in de tuin te eten, uitgezonderd een. Er was slechts één enkel verbod. De verboden boom was net zo aantrekkelijk en prachtig als alle andere bomen in de tuin. Het werd de boom van kennis genoemd, omdat eten van die boom, waarvan God had gezegd, “Gij zult daarvan niet eten” (Genesis 2:17), hen kennis zou verschaffen van zonde, een ervaring in ongehoorzaamheid.
“En de vrouw zag dat die boom goed was om ervan te eten en dat hij een lust was voor het oog, ja, een boom die begerenswaardig was om er verstandig door te worden; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en hij at ervan.” (Genesis 3:6)
Hoe vervormde Satan Gods karakter voor Eva (Genesis 3:1-5)? God wil niet dat het ons goed gaat. Waarom verbiedt Hij al deze heerlijke vruchten te eten? God is een leugenaar. U zult niet sterven. God is egoïstisch, Hij wil niet dat u als Hem zult zijn. Als u van deze vrucht eet, zult u als Hem zijn.
Eva en Adam accepteerden dat vertekende beeld van Gods karakter. Hun ogen werden geopend. Zij kenden kwaad. Zij zagen zichzelf naakt. Zij vluchtten weg van hun Schepper.
“Onze eerste ouders kozen ervoor om de woorden te geloven, omdat ze dachten dat die van een slang kwamen; maar hij had ze geen tekenen van zijn liefde laten zien. Hij had niets voor hun geluk en weldaad gedaan, terwijl God hen alles had gegeven, wat goed was voor voedsel en wat aangenaam was om te zien. Overal waarop het oog zou kunnen rusten was overvloed en schoonheid; maar Eva werd verleid door de slang, door te denken dat er iets achtergehouden werd, wat hen wijs zou maken, evenals God. In plaats van God te geloven en te vertrouwen, wantrouwde zij in de kern Zijn goedheid en koesterde zij de woorden van Satan. Na Adams overtreding dacht hij eerst dat hij voelde dat hij naar een nieuw en hoger bestaan steeg. Maar al snel maakte de gedachte van zijn overtreding hem doodsbang... Satan bejubelde zijn succes.” E.G.W. (The Story of Redemption, hoofdstuk. 4, pg. 37)
“In het zweet van uw gezicht zult u brood eten, totdat u tot de aardbodem terugkeert, omdat u daaruit genomen bent; want stof bent u, en u zult tot stof terugkeren.” (Genesis 3:19)
Kort na de val begon zonde te bloeien in Genesis 3. Het mensenpaar verloor haar reinheid en begon zich te excuseren en elkaar te beschuldigen: “Zij heeft mij van de boom gegeven”, “De slang heeft mij bedrogen” (v. 12-13). De relatie met God veranderde (v. 10). Hun relatie met elkaar veranderde (v. 16). Hun relatie met de natuur veranderde (v. 18). Zij konden hun gebroken relaties niet herstellen noch hun zonde ongedaan maken. Niettemin was er goed nieuws. God beloofde een Verlosser, die omwille van hen, zijn eigen bloed zou vergieten (v. 15). Ook leerde Hij hen om een dier te offeren als voorbeeld van die Verlosser, en Hij kleedde hen met diens vacht (v. 21).
«… Niets van wat de mens kan bedenken, kan de plaats van zijn verloren kleed van onschuld innemen. Geen bedekking van vijgenbladeren, geen wereldse kleding kan gedragen worden door mensen die met Christus en de engelen aanzitten aan het avondmaal van het Lam. Alleen het kleed dat Christus zelf heeft gegeven kan ons in staat stellen om in Gods tegenwoordigheid te verschijnen. Dit gewaad, het kleed van zijn eigen gerechtigheid, zal Christus geven aan ieder berouwvol, gelovig mens…. Dit kleed, geweven op het hemels weefgetouw, bevat geen enkele draad van menselijk vernuft. Als mens ontwikkelde Christus een volmaakt karakter en Hij biedt dit karakter ons aan.” E.G.W. (Christ’s Object Lessons, cp. 24, pg. 311 / Lessen uit het Leven van Alledag blz. 191 EDITIE 1982)