Toelichting van de minister bij de ppt over de onderwijsbegroting 2015 en de begrotingscontrole 2014 (inclusief programmadecreet).
Slide 2 1/ Het Onderwijsbudget 2015 bedraagt 10,9 miljard euro. Binnen de Vlaamse begroting 2015 van 38,3 miljard is het aandeel van Onderwijs 28%. Het beleidsdomein Onderwijs is daarmee in 2015 nog steeds het grootste beleidsdomein, uitgedrukt in budgetten. 2/In 2014 was het aandeel nog 38% maar dat was vóór de 6e Staatshervorming. De overdracht van 10 miljard middelen uit de 6e Staatshervorming heeft ervoor gezorgd dat andere beleidsdomeinen enorm gegroeid zijn. De grootste stijger is Welzijn. Daar neemt het budget tussen 2014 en 2015 toe met meer dan 6 miljard euro. Welzijn zit nu op 10,4 miljard. 3/Als grootste beleidsdomein met een budget van bijna 11 miljard was het ondenkbaar dat Onderwijs niet zou delen in de besparingsoefening. Maar zelfs na die besparingsoefening zitten de kredieten met 10,9 miljard euro nog steeds op niveau van 2014. De betaalkredieten, zijnde de middelen die effectief toekomen bij de verschillende onderwijsinstellingen, stijgen zelfs nog licht.
Slide 3 1/Onderwijs is een beleidsdomein dat gekenmerkt wordt door automatische kostendrijvers. Daarnaast zijn er ook een aantal belangrijke groeipaden die verder worden gehonoreerd. 2/Inzake de kostendrijvers is de belangrijkste natuurlijk het budget van het leerplichtonderwijs dat het leerlingenaantal volgt. Dit gebeurt hoofdzakelijk via het specifieke systeem van het loonmodel, waarmee de benodigde “budgettair fulltime equivalenten” worden toegekend in functie van de objectieve meting van de leerlingenaantallen. De lonen maken het leeuwenaandeel uit van de onderwijsbegroting. De evolutie van deze middelen is, naast de leerlingenevolutie, ook sterk gelinkt aan factoren zoals de inflatie, de vergrijzing en de lopende akkoorden van sectorale programmatie voor onderwijs. (voor detail zie slide 12 basisonderwijs). -Ook in het stelsel van de studiefinanciering nemen de benodigde budgetten automatisch toe in functie van het aantal kinderen, leerlingen en studenten, die volgens de regelgeving recht hebben op een school- of studietoelage. In 2015 bedraagt het budget 154,5 miljoen euro (voor detail zie slide 37 studiefinanciering). -Verder heeft ook het volwassenenonderwijs decretale groeinormen. Voor 2014-2015 wordt de groeinorm 0,8% bij de Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO) en 2,59% bij de Centra voor Basiseducatie (CBE) geïntegreerd in de loonmodellen. Het effect van deze groeinormen voor 20152016 wordt voorlopig op een provisie binnen de onderwijsbegroting gezet. Het gaat om een bedrag van 1,178 miljoen euro.
3/Inzake de groeipaden: -In het Hoger Onderwijs wordt het belangrijke groeipad van de integratie van academische hogeschoolopleidingen in de universiteiten verder toegekend. In 2015 is een opstap van 14,9 miljoen euro voorzien. Naar het einde van de legislatuur zou het budget 78 miljoen euro hoger liggen dan in 2014. -De middelen voor de aanpak van de inburgeringsproblematiek komen in 2015 verder op kruissnelheid, ze groeien aan met 5,9 miljoen euro zodat in totaal reeds 9,6 miljoen euro is voorzien. Deze middelen zijn nodig omdat de inburgeraars zowel NT2 Richtgraad 1.1 als NT2 Richtgraad 1.2. moeten volgen. 4/ Ik zei al dat het onmogelijk was om het grootste beleidsdomein geheel buiten de besparingsoefening te houden. Onderwijs bespaart in 2015 177 miljoen euro op een totaal besparingsbedrag Vlaamse Overheid van 1,15 miljard euro. Daarmee is het aandeel van Onderwijs 15,4%. In vergelijking met het aandeel van Onderwijs in de Vlaamse begroting (28%) is het aandeel in de besparingen dus een stuk lager.
Slide 6 Om mijn onderwijsmissie en visie te realiseren, reken ik op 5 grote pijlers, 5 belangrijke beleidswaarden: Inzake Co-creëren: Onderwijs(beleid) is teamwerk. Een sterk Vlaams onderwijs, op alle niveaus, vaart wel bij samenwerken. Dialoog en overleg zijn basisvoorwaarden. Ik wil met iedereen samenwerken met als doel een breed gedragen consensus over de richting die we met ons onderwijs willen uitgaan. Consultatie en participatie, bv. door intensief sociaal overleg (met de vakorganisaties), met de VLOR als strategische adviesraad voor onderwijsbeleid. (Voor de VLOR is een budget van 2,5 mio euro voorzien in de begroting 2015.)
Slide 7 Ik presenteer u hierbij de begroting 2015 volgens de begrotingsstructuur, dat wil zeggen volgens de indeling van de 4 Entiteiten FB0, FC0, FD0 en FH0.
Slide 8 Het departement Onderwijs bevat de grote uitgavenlijnen zoals op de slide geschetst.
Beleidsmatig zijn de belangrijkste luiken: 0/Apparaatkredieten centrale administratie 1/Ondersteuning voor leerlingen, studenten en instellingen: het belangrijkste hiervan is 27 mio voor: het leerlingenvervoer, de busbegeleiding en het steunpunt leerlingenvervoer (webapplicatie sinds 2008/2009). Inzake leerlingenvervoer gaat het zowel over individueel als over collectief (dit laatstse is voornamelijk in het buitengewoon onderwijs en wordt georganiseerdoor De Lijn). 2/Werking en toelagen: betreft diverse initiatieven en projecten: a) Professionalisering: onder meer nascholing van leerkrachten, in deze post hebben we de verplichte netoverschrijdende pedagogische begeleiding (snpb) geschrapt. 20% van het budget is een echte besparing, 80% van de middelen verdelen we over de netgebonden pedagogische begeleidingsdiensten (a rato van het aantal organieke betrekkingen in de instellingen verbonden aan de pedagogische begeleidingsdienst). Daarbij is het belangrijk aan te stippen dat de decretale taken van SNPB worden overgenomen door de netgebonden PB-diensten, met bijzondere aandacht voor competentie-ontwikkeling in het kader van het M-decreet, de uitbouw van een tweedelijnsinclusienetwerk en de taalontwikkeling. VISIE: besparen op overkoepelende structuren, versterken van de kerntaken. Het is tevens een pleidooi voor samenwerking vanuit vrijwillige basis. b) Onderzoek en Innovatie: beleidsonderzoek, beleidsevaluatie, beleidsondersteuning met het oog op betere lesmethodieken en identificeren van best practices (budget 2015 is 3,9 mio). c) Internationalisering: samenwerking tussen de gemeenschappen, maar ook op Europees en internationaal vlak d) Onderwijs-arbeidsmarkt e) Versterking van het Brusselbeleid en samenwerking met de lokale besturen (flankerend onderwijsbeleid) f)
Gelijke Kansen
g) Levenslang leren h) Onderwijscommunicatie en cultuureducatie i)
Projecten (15mio): ondersteuning van het onderwijsveld, expertisenetwerken, NederlandsVlaamse accrediatie organisatie, vzw Schoolsport, ouderkoepelverenigingen
3/Ook de provisie nieuw beleid voor investeringen in schoolgebouwen (50 mio) staat voorlopig hier ingeschreven in afwachting van herverdeling (cfr. bespreking Masterplan Scholenbouw verderop). Naast de provisie is er ook nog 1,2 mio voorzien voorzien als huurbudget capaciteit en 0,5 mio euro subsidie in kader van de nieuwe technologiecampus T2 Genk (SALK). In 2014 is daar een eerste subsidie van 1,5 mio voor uitgetrokken. 4/Specifieke toelagen HO: historisch zijn de toelagen aan Antwerp Man. School, Vlerick en Hogere Instituten Kunsten bij departement komen te staan.
5/ In het kader van de besparingen hebben we in de eerste plaats gekeken naar het departement omdat we de activiteiten op school zelf en in de klas zoveel mogelijk wilden ontzien. Naast de generieke besparing van een 5,4 mio doen we dan ook een specifieke besparing van 18,4 miljoen euro op het departement. Die valt uiteen in 9 mio op projecten / 1,8 mio op Klasse / 7,5 mio op SNPB. (We heroriënteren wel 6 mio naar de ped. Begeleidingsdiensten). Niet-index geeft 0,5 mio. Klasse: De redactie van Klasse werkt de komende weken aan een Toekomstplan voor haar werking. De magazines Klasse voor Leraren en Klasse voor Ouders blijven bestaan. De redactie van Klasse behoudt in elk geval een minimum aantal papieren publicaties. Deze papieren publicaties worden gekoppeld aan de verdere uitbouw van de digitale communicatie. Klasse onderzoekt hoe ze haar werking samen met de Lerarenkaart en de andere producten kan financieren. Inzake de projecten wordt de toewijzing van de besparing nog verder bekeken.
Slide 9 Het departement Onderwijs en Vorming moet samen met de verschillende onderwijsagentschappen (o.a. AGODI, AHOVOS, …) faciliterend optreden: gunstige randvoorwaarden creëren en ondersteunen waar nodig, zodat leraren en scholen zich kunnen focussen op hun kerntaak: onderwijs van topkwaliteit realiseren. De beleidsvoorbereidende en beleidsadviserende rol van het departement moet zich in eerste instantie richten naar die problemen en uitdagingen waarmee de onderwijspartners vandaag de dag geconfronteerd worden en die hen overstijgen. Ik pleit daarbij voor een moderne efficiënte dienstverlening aan alle betrokken onderwijsactoren. Dat is een hele uitdaging op zich, alleen al wat het aantal onderwijsinstellingen betreft. Ik geef u even een idee van het aantal scholen (onderwijsinstellingen) die vorig schooljaar 2013-2014 stonden ingeschreven (cfr. cijfers VONC 2013/2014). In het voltijds onderwijs Basisonderwijs: 2.577 instellingen Secundair onderwijs: 1.067 instellingen Hoger onderwijs: 94 instellingen (HBO5 verpleegkunde (20), HBO van het volwassenenonderwijs en SLO (51), hogescholen (17) en universiteiten (6) inbegrepen) In het deeltijds onderwijs Deeltijds beroepssecundair onderwijs: 47 instellingen In het volwassenenonderwijs Secundair volwassenenonderwijs (104 instellingen) en basiseducatie (13 instellingen). Er bestaan in totaal 122 centra voor volwassenenonderwijs (CVO)
In het deeltijds kunstonderwijs: 168 instellingen. Het gaat om circa 4.000 onderwijsinstellingen die op een moderne klantvriendelijke manier ondersteund moeten worden.
Slide 10 Op deze slide wordt een overzicht gegeven van de grote deelbudgetten binnen de Entitiet FC0 “Agentschap voor Onderwijsdiensten” (AGODI). De volgende slides gaan dieper in op de verschillende onderdelen. De werkingstoelagen GO! en Agion op zich bespreken we niet, net als het centraal apparaat Agodi. Inzake de besparingen: De besparing bedraagt op AGODI bedraagt 74,7 miljoen euro, waarvan 34,1 mio generiek, 35,1 mio punctueel en 5,5 mio index. Op een totaal budget van 8,365 miljard, betekent dat “slechts” 0,9% besparing. Voor de volledigheid: Vertraging zij-instroom leidt tot -8,3 mio. Het huidige voorstel m.b.t. de zij-instroom voldoet juridisch niet (cfr. opmerkingen raad van state). We moeten dat herbekijken.
Slide 12 Zoals al gezegd in de inleiding blijven de automatische kostendrijvers ook deze legislatuur doorlopen. Zo worden de loonkredieten in het basisonderwijs verhoogd met 42 miljoen euro door de bijstelling van het aantal “budgettair fulltime” equivalenten aan de evolutie van de leerlingen. Het gaat over een toename van leerlingen van 1,60% in 2014-2015 en 1,28% in 2015-2016. Dat betekent 900 extra leerkrachten! Inzake de besparingen (geregeld bij programmadecreet artikelen 2/3/4): 1/Het basisonderwijs hebben we heel bewust ontzien omdat de budgettaire marges daar nog krapper zijn. We hebben de besparingen daar kunnen beperken tot 2,3%. We hebben de generieke besparing op de werkingsmiddelen niet-loon gemilderd met 10,928 miljoen euro. We besparen nog 11,317 miljoen euro (= 8,832 mio + 2,485 mio niet indexatie). 2/ Met het licht verhogen van de maximumfactuur geven we de scholen wat meer ademruimte. Omdat in de huidige regelgeving van de maximumfactuur verschillende bedragen gelden op basis van de leeftijd van kleuters, terwijl kleuters van verschillende leeftijd in eenzelfde klasgroep kunnen zitten, worden de bedragen voor alle kleuters gelijk getrokken naar 40 euro per kleuterklas. Voor het lager onderwijs wordt de maximumfactuur opgetrokken naar 80 euro per leerjaar.
->Was geregeld via programmadecreet artikel 54, maar is door parlementsvoorzitter verwijderd en zal worden ingediend via apart decreet diverse bepalingen.
Slide 13 Cijfers basisonderwijs (2013-2014): Er zijn 2.577 instellingen waarvan 165 autonome kleuterscholen, 267 autonome lagere scholen en 2.145 scholen die kleuter- én lager onderwijs inrichten. 17,2% van de instellingen in het kleuteronderwijs valt onder het GO, 21,7% onder het OGO en 61,1% onder het VGO. 16,8 % van de instellingen in het lager onderwijs valt onder het GO, 22,1% onder het OGO en 61,1% onder het VGO. In het basisonderwijs waren op 1 februari 2014 699.275 kleuters en leerlingen ingeschreven. In het kleuteronderwijs (gewoon en buitengewoon) waren er 271.239 kleuters ingeschreven waarvan er 14,9% in het GO, 23,2% in het OGO en 61,9% in het VGO kleuterschool lopen. Prov. Antwerpen telt 77.112 kleuters. Prov. Limburg telt 33.711 kleuters. Prov. West-Vlaanderen telt 44.370 kleuters. Op 5 jaar tijd kwamen er 25.000 kleuters bij in het gewoon kleuteronderwijs (2013/2014 t.o.v. 2008/2009). In het buitengewoon kleuteronderwijs gaat het om een status quo. In het lager onderwijs (gewoon en buitengewoon) waren er 428.036 leerlingen ingeschreven waarvan 15,1% in het GO, 22,7% in het OGO en 62,2% in het VGO lagere school lopen. Prov. Antwerpen telt 119.747 leerlingen. Prov. Limburg telt 54.720 leerlingen. Prov. West-Vlaanderen telt 71.756 leerlingen. Op 5 jaar tijd kwamen er bijna 18.000 leerlingen bij in het gewoon lager onderwijs (2013/2014 t.o.v. 2008/2009). In het buitengewoon lager onderwijs kwamen er een kleine 800 leerlingen bij op vijf jaar tijd. Er zijn 72.970 personen aan de slag in het basisonderwijs waarvan 63.102 vrouwen. De mannen zijn net met geen 10.000 (9.868 mannen) actief in het basisonderwijs. In het kleuteronderwijs zijn er 702 mannelijke kleuterleiders, tegenover 22.697 vrouwelijke kleuterleidsters.
In de lagere school zijn er een dikke 9.000 mannen aan het werk, tegenover 40.000 vrouwelijke onderwijzers. Het basisonderwijs (zowel in kleuter als in lager) kleurt dus nog steeds vrouwelijk.
Slide 15 Zoals al gezegd in de inleiding blijven de automatische kostendrijvers ook deze legislatuur doorlopen. In 2015 blijkt echter dat de daling van de leerlingen in het gewoon secundair onderwijs gecompenseerd wordt door een stijging in het buitengewoon SO. Er blijkt dus geen netto-volumeeffect. Inzake de besparingen (geregeld bij programmadecreet artikelen 10/11/12/13): We besparen 40,5 miljoen euro, waarvan 20,5 miljoen op de werkingsmiddelen en 20 miljoen op de lonen. 1/Op het SO voeren we de generieke besparing van 20,529 miljoen euro door. (inclusief 2,3 mio niet indexatie). Dit is een grote besparing, maar we moeten de zaak ook niet dramatiseren: Ik verwacht heel veel van het drastisch verminderen van planlast en andere administratieve lasten. Ik kijk daarvoor ook naar de onderwijskoepels en verwacht concrete voorstellen van hen. Met goed doordachte ingrepen kunnen we de scholen en de leraars een stuk meer ruimte geven. Het moet mogelijk zijn iets zuiniger om te springen met de werkingsmiddelen. 2/In het kader van de modernisering van het secundair onderwijs zullen we ook nog een structurele maatregel nemen op niveau van de lonen van 20 miljoen euro. Op basis van OESO-gegevens blijkt ons secundair onderwijs immers zeer duur te zijn. Het is dus logisch dat grondig bekijken waar het efficiënter kan. We nemen zeker ook het grote aantal studierichtingen onder de loupe. Ik voer de discussie rond deze structurele maatregel in overleg met het werkveld. Een aantal opties werden al gesuggereerd, ook door de koepels: vermindering omkaderingspercentage, herbekijken opdrachtennoemer. Ik wil nog eens benadrukken dat de discussie over ASO,TSO, KSO, BSO niet de kern van de zaak is. Maar wel: hoe kunnen we leerlingen vormen die aan het einde van hun SO loopbaan klaar en gewapend zijn om ofwel op de arbeidsmarkt te kunnen starten ofwel succesrijk kunnen zijn in het hoger onderwijs. Het beperken van ongekwalificeerde uitstroom en het verhogen van de kwaliteit, daar draait het om.
Slide 16 Cijfers secundair onderwijs (2013-2014): Er zijn 1.114 instellingen waarvan 952 scholen gewoon secundair onderwijs, 115 scholen buitengewoon secundair onderwijs en 47 scholen deeltijds beroepssecundair onderwijs.
7,2% van de instellingen in het gewoon secundair onderwijs valt onder het OGO, 22,9% onder het GO en 69,9% onder het VGO. 14,8% van de instellingen in het buitengewoon secundair onderwijs valt onder het OGO, 18,3% onder het GO en 67% onder het VGO. 17,0% van de instellingen in het deeltijds beroepssecundair onderwijs valt onder het OGO, 34,0% onder het GO en 48,9% onder het VGO. In het voltijds secundair onderwijs (gewoon en buitengewoon) waren op 1 februari 2014 437.9641 leerlingen ingeschreven. In het deeltijds beroepssecundair onderwijs waren op 1 februari 2014 8.867 leerlingen ingeschreven. In het gewoon secundair onderwijs valt 7,3% van de leerlingen onder het OGO, 17,9% onder het GO en 74,8% onder het VGO. In het buitengewoon secundair onderwijs valt 12,3% van de leerlingen onder het OGO, 25,6% onder het GO en 62,2% onder het VGO. In het deeltijds beroepssecundair onderwijs valt 20,1% van de leerlingen onder het OGO, 26,7% onder het GO en 53,3% onder het VGO. Prov. Antwerpen telt 125.304 leerlingen in het secundair onderwijs (voltijds en deeltijds). Prov. Limburg telt 61.862 leerlingen in het secundair onderwijs (voltijds en deeltijds). Prov. West-Vlaanderen telt 81.399 leerlingen in het secundair onderwijs (voltijds en deeltijds). Op 5 jaar tijd daalde het leerlingenaantal in het gewoon secundair onderwijs van 436.146 naar 415.136 leerlingen (een daling van 21.010 leerlingen tussen 2008/2009 en 2013/2014). Op 5 jaar tijd steeg het leerlingenaantal in het buitengewoon secundair onderwijs van 18.548 naar 20.495 leerlingen (een stijging van 1.947 leerlingen tussen 2008/2009 en 2013/2014). Op 5 jaar tijd steeg het leerlingenaantal in het deeltijds beroepssecundair onderwijs van 6.935 naar 8.867 leerlingen (een stijging van 1.932 leerlingen tussen 2008/2009 en 2013/2014). Er zijn 76.774 personen aan de slag in het secundair onderwijs (voltijds en deeltijds) waarvan 48.822 vrouwen. De mannen zijn met 27.952 actief in het secundair onderwijs. Bijna dubbel zoveel vrouwen dan mannen zijn aan de slag in het secundair onderwijs. In het gewoon secundair onderwijs zijn er 67.973 personen aan de slag (waarvan 42.000 vrouwen en 25.000 mannen). In het buitengewoon secundair onderwijs zijn er 8.801 personen aan de slag (waarvan 5.991 vrouwen en 2.810 mannen).
Slide 18 Uitdagingen secundair onderwijs -
Scherpstellen van de leerdoelen: eindtermen evalueren, bijsturen (concretiseren en ambitieuzer maken) en waar nodig reduceren. Vanuit de vraag: welke vorming dient secundair onderwijs aan iedereen mee te geven in de 21e eeuw. Ook nieuwe accenten durven leggen zoals EHBO, herinneringseducatie, ...
-
Van leren en werken een volwaardig onderwijstraject maken (ik voorzie hiervoor specifiek 10,4 miljoen in de begroting):
•
Op vlak van perceptie: leren en werken wordt gezien als ‘het einde van de waterval’ i.p.v. dat dit een positieve keuze zou moeten zijn.
•
Op vlak van werving van leerlingen: nu vaak de ‘kneusjes’, terwijl we sterke leerlingen zouden moeten hebben in dit onderwijstraject.
•
Op vlak van studie-aanbod: nu enkel zeer beperkte, inhoudelijk ‘smalle’ opleidingen. Werkplekleren zou ook voor ‘sterkere’ opleidingen moeten kunnen (o.a. het duaal stelsel: werken en leren).
•
Op vlak van studiebekrachtiging: leerlingen kunnen wel dezelfde studiebewijzen halen als in het voltijds onderwijs maar er worden heel wat vragen gesteld onder meer over niveau algemene vorming binnen Syntra.
-
Essentieel voor professioneel gericht onderwijs is werkplekleren: ik maak werk van een goed juridisch kader. Ik start een concreet overleg op met o.a. werkgevers om voldoende stageplaatsen mogelijk te maken voor ALLE onderwijsniveaus. ‘Leren en Werken’ vind ik een zeer belangrijk onderwijstraject. Op die manier kan er veel aandacht gaan naar jongeren die schoolmoe zijn, maar wel arbeidsmarkt-rijp zijn. Ik denk bv. aan de Suzuki-methode in het muziekonderwijs, of aan de vaststelling dat jongeren te vroeg naar hun werk gaan (wegens motivatie) maar te laat naar school (wegens demotivatie).
-
Modernisering secundair onderwijs: een studie-aanbod dat waarmaakt wat het belooft: een goede aansluiting verzekeren met hoger onderwijs en/of de arbeidsmarkt en het leggen van bruggen tussen basis-, secundair en hoger onderwijs. De schotten, vooral in onze onderwijshoofden, moeten weg.
Slide 19 Op deze slide staan de cijfers voor de begroting 2015 en ook het globaal cijfer van de besparingen, die 5 mio bedragen: -2% op de lonen -10% op de werking
De besparingen DKO worden geregeld bij programmadecreet artikelen 15/16/17/18
Slide 20 Cijfers deeltijds kunstonderwijs (2013-2014): Er zijn 168 academies deeltijds kunstonderwijs waarvan: -
65 academies voor beeldende kunst
-
93 voor muziek, woordkunst en dansµ
-
10 kunstacademies (die bieden zowel beeldende kunsten als podiumkunsten aan).
Het VGO telt 4 academies (enkel beeldende kunst), het GO telt 15 academies (5 beeldende kunst en 10 voor muziek, woordkunst en dans) en het OGO telt 149 academies (56 beeldende kunst, 83 voor muziek, woordkunst en dans, en 10 kunstacademies). In het deeltijds kunstonderwijs waren er in 2013/2014 175.251 financierbare leerlingen, waarvan 132.495 jongeren en 42.756 volwassenen. Jongeren maken dus iets meer dan 75 % uit van de leerlingenpopulatie in het DKO, volwassenen slechts 25%.
Bij de jongeren gaat het om 88.522 meisjes en 43.973 jongens. Dubbel zoveel meisjes dan jongens volgen les in het DKO. Bij de volwassenen gaat het om 27.895 vrouwen en 14.861 mannen. De populariteit van de gevolgde richtingen in DKO is als volgt: -
Bij de jongeren: 1) Muziek, 2) Beeldende Kunst, 3) Woordkunst, 4) Dans. Bijna de helft van de jongeren volgt les in de richting muziek (58.850 leerlingen), gevolgd door de richting beeldende kunst (43.323 leerlingen).
-
Bij de volwassenen: 1) Muziek, 2) Beeldende Kunst, 3 Woordkunst, 4) Dans. Bij de volwassenen volgt 1 op 2 de richting muziek (21.302 leerlingen).
Het OGO heeft een leerlingenaandeel variërend van 87,9% tot 95,3% van het totaal aantal leerlingen les volgend in het DKO (in de 4 deelrichtingen). Het DKO is dus bij voorrang een aangelegenheid van de lokale besturen (steden en gemeenten). Het GO heeft een leerlingenaandeel variërend van 4,6 % tot 12,1% van het totaal aantal leerlingen les volgend in het DKO (in de 4 deelrichtingen). Het VGO is behoudens 4 academies voor beeldende kunst niet actief in het DKO. In 3 van de 4 DKO-richtingen (Beeldende kunst, Muziek en Dans) steeg het aantal leerlingen de voorbije 5 schooljaren. Vooral bij de richting Beeldende kunst (+3685 leerlingen) en bij Dans (+2798 leerlingen) was dit het geval.
De richting Woordkunst kende een lichte daling van het aantal ingeschreven leerlingen op vijf jaar tijd (-518 leerlingen tussen 2008/2009 en 2013/2014). Er zijn 5.755 personen aan de slag in het DKO waarvan 3.408 vrouwen en 2.347 mannen.
Slide 21 Uitdagingen deeltijds kunstonderwijs Inzake evenwichtige nieuwe tariefstructuur (geregeld bij programmadecreet artikel 15): Na een grondige analyse van de inschrijvingsgelden van het DKO hebben we besloten dat er nog marge was voor een evenwichtige modulering van de inschrijvingsgelden vanaf schooljaar 20152016. Dat levert 3,149 miljoen euro op. De nieuwe tariefstructuur is geregeld in artikel 15 van het programmadecreet. In het DKO wordt het tarief voor de min 18-jarigen behouden (62 euro), samen met het sociaal tarief (40 euro ). Voor meer dan 75 % van de doelgroep verandert er dus niets! Alle 18 tot 24jarigen zullen in de toekomst 125 euro betalen, ook zij die niet meer ten laste van ouders zijn. Voor de plus 24-jarigen gaat het om een tarief van 300 euro i.p.v. 202 euro. Behalve voor zij die recht hebben op een sociaal tarief. Het voorstel is dat zij 125 euro betalen i.p.v. 116 euro. We hebben hier dus bewust ook gekozen voor een vereenvoudiging van de regelgeving.
Slide 22 -Budget 2015 bedraagt 155 miljoen euro, waarvan 141 miljoen lonen en 14 miljoen werking -Inzake de besparingen vragen we aan de CLB’s een inspanning van 4,5 miljoen euro. Op het loonbudget van 140 mio vragen we 2%. Op het werkingsbudget van 16 mio vragen we 10%. Het is logisch dat we aan de ondersteunende diensten een inspanning vragen die in de lijn ligt van degene die we van de scholen zelf vragen. Geregeld bij programmadecreet artikelen 7/8/9. -In het Programmadecreet is een decretale rechtsgrond voor het toepassen van een aanwendingspercentage op de salarissen centra voor leerlingenbegeleiding. Dit is nog geen voorafname op de mogelijke opties die kunnen genomen worden om te voldoen aan de vooropgezette besparing (2,874 miljoen euro). Ik wil nogmaals benadrukken dat alle loonmaatregelen het voorwerp zullen uitmaken van uitgebreid overleg met de sociale partners. Over alle maatregelen van het programmadecreet heeft trouwens formeel sociaal overleg plaatsgevonden op mijn kabinet. En wat mij betreft was dat zeer constructief. Cijfers CLB’s (2013-2014): Er zijn 75 CLB’s waarvan 72 CLB’s en 3 permanente ondersteuningscellen. Het OGO telt 5 CLB’s, het GO telt 24 CLB’s en het VGO telt 43 CLB’s. Elk onderwijsnet telt 1 permanente ondersteuningscel.
Het OGO telt 237 VTE actief in een CLB, het GO telt 653 VTE actief in een CLB en het VGO telt 1.849 VTE actief in een CLB.
Slide 23 Uitdagingen: Ik wacht de resultaten af van de lopende audit m.b.t. de centra voor leerlingenbegeleiding. Op basis daarvan zal ik in dialoog met hen en hun gebruikers beslissen over hun verdere taakinvulling en organisatie. Ik bekijk de leerlingenbegeleiding in de volle breedte.
Slide 24 Budget 2015: 29 miljoen euro. Het is de uitdrukkelijke keuze geweest van mezelf en de Vlaamse Regering om de kerntaken te versterken en te besparen op de koepelstructuur. De verplichte netoverschrijdende pedagogische begeleiding (SNPB) geschrapt. 20% van het budget is een echte besparing, 80% van de middelen verdelen we over de netgebonden pedagogische begeleidingsdiensten (a rato van het aantal organieke betrekkingen in de instellingen verbonden aan de pedagogische begeleidingsdienst. Daarbij is het belangrijk aan te stippen dat de decretale taken van SNPB worden overgenomen door de netgebonden PB-diensten, met bijzondere aandacht voor competentie-ontwikkeling in het kader van het M-decreet, de uitbouw van een tweedelijnsinclusienetwerk en de taalontwikkeling. Vroeger legden we samenwerking tussen de vier begeleidingsdiensten op (SNPB), nu schaffen we die structuur af, en nodigen we de begeleidingsdiensten uit te blijven samenwerken, zonder dat we het dwingend opleggen. We rekenen nu op het engagement dat ze voor bepaalde taken de handen in mekaar slaan. Besparing op SNPB was geregeld via programmadecreet artikelen 43 t.e.m. 47, maar is door parlementsvoorzitter verwijderd en wordt ingediend via specifiek decreet diverse bepalingen!
Slide 27 1/Ondersteuning: Toelichting bij de voorbeelden op de slide: -Leerlingenvervoer en bestaanszekerheidsvergoeding busbegeleiding -In het onderwijsdecreet XIV stelt de Vlaamse Regering een budget ter beschikking voor onderwijs aan zieke kinderen. Leerlingen die wegens ziekte of ongeval niet op school aanwezig kunnen zijn, hebben onder bepaalde voorwaarden recht op deze vorm van onderwijs. -Met de integratie van personen met een handicap wordt de ondersteuning beoogd van de werking van de gewone scholen van het kleuteronderwijs, het lager onderwijs, het secundair onderwijs, het
hoger en academisch onderwijs en het volwassenenonderwijs in de opvang van leerlingen en studenten met een handicap. Ook ondersteuning via doventolken wordt langs deze weg gesubsidieerd. -In uitvoering van CAO V wordt er voorzien in de toekenning van een fietsvergoeding en in de terugbetaling van de kosten van het openbaar vervoer. Deze maatregel ondersteunt de leerkrachten die voor hun woon-werkverplaatsingen kiezen voor een duurzame mobiliteit. Is met 17,4 mio de grootste budgetpost. 2/Nascholing: Het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs (artikel 8 tot 11) bepaalt dat er elk jaar kredieten ter beschikking van de instellingen worden gesteld om hun nascholingsplan uit te voeren. Dat nascholingsplan bevat op een samenhangende wijze alle vormingsinspanningen die erop gericht zijn de kennis, vaardigheden en attitudes van de personeelsleden van de instelling te ontwikkelen, te verbreden of te verdiepen en begeleidingsinitiatieven die gericht zijn op organisatieontwikkeling. 3/Besparing: 4,5 miljoen euro, waarvan 3,3 mio op ondersteuning en 1,2 mio op nascholing (ingevolge generieke besparing). Besparing nascholing gerealiseerd via programmadecreet artikelen 48 t.e.m. 52. Uitdagingen: Ik vraag aan nascholingsorganisaties, pedagogische begeleidingsdiensten en lerarenopleidingen om instrumenten uit te werken die scholen kunnen ondersteunen, bv. bij het uitbouwen van een talenbeleid.
Slide 28 Het realiseren van moderne comfortabele, flexibele kwaliteitsvolle schoolinfrastructuur, aangepast aan de noden van de 21e eeuw, is een van mijn vijf strategische onderwijsdoelstellingen. Voor mij is dit een absolute beleidsprioriteit. De noden op het vlak van scholenbouw zijn immers heel groot. Daarom hebben we met de Vlaamse Regering beslist de komende jaren resoluut budgetten voor scholenbouw vrij te maken. Er is het jaarlijkse investeringsbudget van 240 miljoen euro. Vanaf 2015 komt daar al 50 miljoen euro nieuw budget bovenop. Over 5 jaar zal er 500 miljoen extra investeringsbudget bijgekomen zijn voor de bouw van nieuwe scholen. Daarnaast is er nog het belangrijke PPS-project ‘Scholen van Morgen’. Hier gaat het om een investeringsbedrag van 1,5 miljard euro. ‘Scholen van Morgen’ komt op dit ogenblik op kruissnelheid. Tegen het eind dit jaar zullen er 50 bouwwerven door ‘Scholen van Morgen’ opgestart zijn. Binnen enkele jaren zullen er 165 schoolbouwprojecten effectief uitgevoerd zijn. Het gaat dan om 200 nieuwe of vernieuwde schoolgebouwen. Dat is een grote stap vooruit, een fameuze inhaalbeweging.
Naast de provisie is er op de begroting van het departement ook nog 1,2 mio voorzien voorzien als huurbudget capaciteit en 0,5 mio euro subsidie in kader van de nieuwe technologiecampus T2 Genk (SALK). In 2014 is daar een eerste subsidie van 1,5 mio voor uitgetrokken.
Slide 29 De realisatie van het Masterplan Scholenbouw omvat 2 doelen: Doel 1: de renovatie van het bestaande verouderde schoolpatrimonium (meest urgente dossiers); Doel 2: op het verhogen van de schoolcapaciteit in die steden en gemeenten waar de nood het hoogst is. Om alle pijnpunten en uitdagingen inzake schoolinfrastructuur goed in kaart te brengen, ben ik volop bezig aan de uitwerking van een Masterplan Scholenbouw. Dat Masterplan heeft twee grote doelen. Ik wil extra investeren in schoolcapaciteit in die gemeenten waar zich structurele capaciteitsproblemen voordoen. Daarnaast moeten we ook absoluut werk maken van de renovatie van het verouderd schoolpatrimonium. Hier wil ik de meest dringende dossiers aanpakken. Verouderde schoolgebouwen moeten vervangen worden door nieuwe of vernieuwde, moderne, comfortabele en multifunctionele gebouwen. Omdat de budgettaire middelen niet oneindig zijn, moeten we de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk aanwenden. Ook rekening houdend met de beschikbare ruimte in Vlaanderen is het van belang om prioriteit te geven aan de (vernieuw-)bouw van aanpasbare en multifunctionele gebouwen. Het is een meerwaarde wanneer dergelijke nieuwe gebouwen multifunctioneel en multiinzetbaar zijn en tegemoetkomen aan een aantal noden van het ‘open school’-concept.
Slide 30 Deze slide geeft de grote onderdelen weer van het budget van de Entiteit FD0 “Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen” (AHOVOS).
De volgende slides gaan dieper in op de verschillende onderdelen. Hier kan u wel reeds stellen dat binnen de werkingsmiddelen ook voor 44,2 miljoen euro middelen voorzien zijn voor sociale toelagen studentenvoorzieningen. Dat blijft een zeer belangrijk bedrag. Het is juist dat op het krediet 2014 van 46,5 miljoen ook de generieke besparing van 2,3 miljoen is toegepast. Van 1,7 miljard werkingsmiddelen voor de hogescholen en de universiteiten gaat 59% naar de universiteiten en 41% naar de hogescholen.
Slide 31
1/ Bij deze begrotingsopmaak voorzie ik samen met de Vlaamse regering 14,9 miljoen euro als volgende financiële stap op het uitgetekend budgettaire pad voor de integratie van de academische hogeschoolopleidingen in de universiteiten. Deze extra middelen zijn bestemd voor: •
aanvullende onderzoeksmiddelen (6,8 miljoen euro);
•
het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek (400.000 euro);
•
de verhoging van de werkingsmiddelen professionele bachelors/ universitaire opleidingen/academiserende opleidingen (7,2 miljoen euro);
•
het stimuleren van de studentenmobiliteit (500.000 euro).
2/Ingevolge de verdeling van de cao-provisie stijgt de basisfinanciering hoger onderwijs met 15.037.000 euro. 3/Ook in het HO wordt er bespaard (geregeld via programmadecreet artikelen 25 t.e.m. 40 en 79 t.e.m. 84, artikel aanmoedigingsfonds wordt verhuisd naar apart decreet). Op de basisfinanciering voor de instellingen HO gaat het over 51,5 miljoen + 4,5 miljoen generiek (10% op niet loon). Voor de volledigheid: er is ook het effect van de niet-indexatie. Die bedraagt 3,5 miljoen. De 51,5 miljoen bestaat uit: -Overslaan KLIK 2015: 24,7 mio -Besparing op werkingsenveloppe (inclusief aanmoedigingsfonds): 27,7 mio De middelen oorspronkelijk voorzien voor het Aanmoedigingsfonds (6,5 miljoen euro in 2015) voor beleidsspeerpunten worden toegevoegd aan de werkingsuitkeringen van de instellingen hoger onderwijs. Ik hou eraan te benadrukken dat de doelstellingen van het aanmoedigingsfonds integraal deel uit maken van de maatschappelijke opdracht van elke onderwijsinstelling. 4/Samen met de instellingen voor HO en in overleg met de studenten is overeengekomen dat een deel van de besparingsoefening kan gedaan worden door het invoeren van nieuwe, maar evenwichtige tariefstructuur (zal ook opgenomen worden in apart decreet): 5/ De investeringsmiddelen HO 2015 bedragen 81 miljoen euro. -Het betreft 56 mio voor de universiteiten, de Hogere Zeevaartschool, het Instituut voor Tropische Geneeskunde en het UZGent. -Voor de hogescholen gaat het om 25 mio euro. Vanaf begrotingsjaar 2015 wordt de bevoegdheid voor de verdeling van de investeringsmiddelen aan de hogescholen overgedragen van het extern verzelfstandigd agentschap AGIOn naar het Agentschap Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen (Ahovos). Dit gebeurt in het kader van het integratieproces van de academische hogeschoolopleidingen. De decretale regeling van deze bevoegdheidsoverdracht vindt u terug in het ontwerp programmadecreet begrotingsopmaak 2015.
Slide 32
Cijfers hoger onderwijs (2013-2014): In het hoger onderwijs zijn er 23 instellingen actief waaronder 17 hogescholen en 6 universiteiten. In totaliteit zijn er verder nog 20 instellingen die HBO5 verpleegkunde aanbieden en 51 instellingen die HBO van het volwassenenonderwijs en SLO aanbieden. 221.131 inschrijvingen in het hoger onderwijs waarvan 105.028 inschrijvingen voor professioneel gerichte opleidingen 109.311 inschrijvingen voor academisch gerichte opleidingen 6.792 inschrijvingen voor hoger kunstonderwijs (professioneel en academisch gericht) Professioneel gerichte opleidingen: populairste studiegebieden: 1) Handelswetenschappen en bedrijfskunde (30.858 inschrijvingen), 2) Onderwijs (22.343 inschrijvingen), 3) Gezondheidszorg (17.888 inschrijvingen). Academisch gerichte opleidingen: populairste studiegebieden: 1) Rechten, notariaat en criminologische wetenschappen (11.636 inschrijvingen), 2) Economische en toegepaste economische wetenschappen (11.416 inschrijvingen), 3) Industriële wetenschappen en technologie (8.768 inschrijvingen). Professioneel en academisch hoger kunstonderwijs: populairste studiegebied is telkens Audiovisuele en beeldende kunst, dan Muziek en podiumkunsten. 11.142 personen zijn werkzaam in de hogescholen waarvan 6.360 vrouwen en 4.782 mannen. In de universiteiten zijn er 12.405 personen actief waarvan 5.571 vrouwen en 6.834 mannen. In de hogescholen werken er meer vrouwen dan mannen, aan de universiteiten is het net omgekeerd. In de hogescholen zijn er 6.455 vastbenoemden en 4.687 tijdelijken actief. Het personeelsbestand in de hogescholen is op 1 jaar tijd (2012/2013 – 2013/2014) gedaald met 1318 personen. Aan de universiteiten zijn er in totaal 1.263 personen meer werkzaam dan aan de hogescholen. De universiteiten tellen 7.475 personen academisch personeel en 4.930 personen administratief en technisch personeel. Op 5 jaar tijd (2008/2009 – 2013/2014) is het academisch personeel aan de universiteiten toegenomen met 728 personen en het administratief en technisch personeel met 409 personen.
Slide 34 1/Budget 2015 = 386 miljoen euro. De decretale groeinormen voor CVO (0,8%) en CBE (2,59%) worden toegekend. Dat geeft een volume-effect van +3,5 miljoen euro.
2/De middelen voor de aanpak van de inburgeringsproblematiek komen in 2015 verder op kruissnelheid, ze groeien aan met 5,9 miljoen euro zodat in totaal reeds 9,6 miljoen euro is voorzien. Deze middelen zijn nodig omdat de inburgeraars zowel NT2 Richtgraad 1.1 als NT2 Richtgraad 1.2. moeten volgen. 3/Inzake de besparingen (geregeld bij programmadecreet artikelen 20/21/22) Besparing bedraagt 9,074 mio en valt uiteen in: -2,425 mio besparing op consortia, waarbij eenmalig in 2015 nog 900.000 euro blijft staan als overgangsmaatregel. Het onderwijs aan gedetineerden (800.000 euro) blijft ook nog uitgevoerd tot op het moment de opdracht kan worden overgenomen door een andere organisatie of organisaties. -2,504 mio nog in overleg te bepalen structurele loonmaatregel -0,130 mio netto door afschaffing van SNPB VWO (schrapping is 652.000 euro, maar 522.000 euro wordt overgedragen naar de pedagogische begeleidingsdienst VWO) -4,015 mio door verhoging van de inschrijvingsgelden: verhoging inschrijvingsgeld van 1,15 euro per lesuurcursist naar 1,50 euro met een maximum van 600 euro per opleiding en per schooljaar. Besparing op consortia was geregeld bij programmadecreet artikelen 55 t.e.m. 85, maar is door de parlementsvoorzitter verwijderd en wordt nu via apart decreet diverse bepalingen ingediend.
Slide 35 Cijfers volwassenenonderwijs (2013-2014): Secundair volwassenenonderwijs (104 instellingen) en basiseducatie (13 instellingen). Er bestaan in totaal 122 centra voor volwassenenonderwijs (CVO). Onderscheid unieke inschrijvingen secundair volwassenenonderwijs (CVO) en basiseducatie (CBE) In het secundair volwassenenonderwijs waren er in 2013/2014 324.903 unieke inschrijvingen waarvan 195.565 vrouwen en 132.002 mannen opleiding volgen. Het OGO neemt 25,3% van de inschrijvingen voor zijn rekening, het GO 33,2% van de inschrijvingen en het VGO 41,6% van de inschrijvingen. Het aantal unieke inschrijvingen in het secundair volwassenenonderwijs is op vijf jaar tijd (2009/2010 en 2013/2014) gestegen met 9.327 unieke inschrijvingen. Tijdens de laatste referteperiode (2013/2014) was er wel een daling met circa 3.200 unieke inschrijvingen! De meest populaire studiegebieden binnen het secundair volwassenenonderwijs zijn: Nederlands tweede taal (80.461 inschrijvingen) Talen richtgraad 1 en 2 (66.846 inschrijvingen) Informatie- en communicatietechnologie (46.094 inschrijvingen)
Er zijn 6.511 personen aan de slag waarvan 4.377 vrouwen en 2.134 mannen en 3.944 vastbenoemden en 2.567 tijdelijken. 1.226 personen hebben de leeftijd van 55+. Op vijf jaar tijd (2008/2009 en 2013/2014) is het aantal personen werkzaam in het secundair volwassenenonderwijs toegenomen met circa 400 personen (+423). In de basiseducatie waren er in 2013/2014 47.861 unieke inschrijvingen waarvan 27.917 vrouwen en 132.002 mannen les volgen. De meest populaire leergebieden binnen basiseducatie zijn: Nederlands tweede taal (14.857 inschrijvingen) Alfabetisering Nederlands tweede taal (9.769 inschrijvingen) Maatschappijoriëntatie (8.585 inschrijvingen) Het aantal unieke inschrijvingen in de basiseducatie is op vijf jaar tijd (2009/2010 en 2013/2014) gestegen met een kleine 2.000 unieke inschrijvingen. Er zijn 950 personen aan de slag in de basiseducatie waarvan 811 vrouwen en 139 mannen. Alle personeelsleden bij basiseducatie zijn contractuelen.
Slide 37 Het budget voor studiefinanciering is berekend op basis van de best mogelijke raming op dit moment. Het budget is nagenoeg gelijk aan dat van BC2014 (156,6 miljoen euro). Bij BC2015 zal de raming opnieuw worden geupdated op basis van de dan best beschikbare data. Cijfers school- en studietoelagen: Kleuteronderwijs: 48.368 dossiers (75.299 aanvragen) (64,23% toegekend) (gemiddelde toelage: 90,22 euro) Lager onderwijs: 95.318 dossiers (136.491 aanvragen) (69,83% toegekend) (gemiddelde toelage: 127,75 euro) Secundair onderwijs (voltijds en deeltijds): 109.413 dossiers (159.491 aanvragen) (68,60% toegekend) (gemiddelde toelage: 427,12 euro) Hoger onderwijs: 40.036 dossiers (67.660 aanvragen) (59,17% toegekend) (gemiddelde toelage: 1712,31 euro) Voor een totaalbedrag van 133.851.193 euro aan toegekende dossiers 66,65% van de aanvragen wordt positief beoordeeld
Slide 38 Als laatste Entiteit binnen het beleidsdomein Onderwijs is er het Agentschap voor Kwaliteitszorg (AKOV). Kwaliteitszorg is het sluitstuk van de beleidscyclus, die start met de beleidsvoorbereiding bij het Departement en de beleidsuitvoering bij AGODI en AHOVOS. Het AKOV zorgt ervoor dat er instrumenten worden ontwikkeld en ingezet om de kwaliteit van het onderwijs te blijven garanderen en te verhogen. De input van het AKOV wordt gebruikt om de beleidsvoorbereiding en de beleidsuitvoering te verbeteren. 1/Begrotingscijfers: Het AKOV beschikt in 2015 over een budget van 20,6 miljoen euro. Dat bestaat uit: -3,1 miljoen lonen voor het personeel AKOV -14 miljoen lonen voor de salarissen van de inspecteurs bij onderwijsinspectie. De lichte verhoging in 2015 is het gevolg van 2 extra inspecteurs in het kader van het M-decreet en de CAO middelen. -3,5 miljoen werkingskredieten (waarvan 0,8 op een begrotingsfonds) voor: 2/Opdracht: AKOV werkt rond de volgende beleidstopics: -Curriculumontwikkeling, eindtermen, ontwikkelingsdoelen -Vlaamse Kwalificatiestructuur en Erkenning van Verworven Competenties (EVC) -NARIC Vlaanderen (erkenning van gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma’s) -Onderwijsinspectie (De onderwijsinspectie als dusdanig is geen opdracht van AKOV, maar de inspectie vormt een apart korps (zie slide 23 en 24) dat budgettair wel is ondergebracht bij AKOV.) -Toelatingsexamen Arts en Tandarts -Examencommissie secundair onderwijs Besparingen: Een besparing van 638.000 euro + 21.000 euro niet index werd doorgevoerd.
3/Uitdagingen voor AKOV: -Het helder afbakenen van doelen kan door het huidige pakket aan eindtermen te reduceren en te concretiseren en ambitieus te formuleren. -In het kader van de modernisering van het secundair onderwijs: elke studierichting moet een goede aansluiting verzekeren met het hoger onderwijs en/of de arbeidsmarkt. Daarvoor komt er een betere afstemming van de eindtermen op de startcompetenties van het hoger onderwijs en leiden alle arbeidsmarktgerichte studierichtingen tot één of meer beroepskwalificaties. De huidige set aan einddoelen kwam organisch tot stand in reactie op maatschappelijke ontwikkelingen. Ik zal daarom de huidige eindtermen en ontwikkelingsdoelen evalueren, bijsturen
en waar nodig reduceren. Ik formuleer ze duidelijk en ambitieus zodat ze voldoen aan de behoeften van de 21ste eeuw.
Slide 39 Vooraleer ik afsluit, wens ik graag nog een woordje te zeggen over begrotingsaanpassing BC2014. De onderwijsbegroting bevat in deze begrotingsronde enkel technische aanpassingen. Ik overloop ze kort. 1/Aanpassing van het inflatiecijfer voor alle entiteiten De uitgaven zijn aangepast aan de raming van de evolutie van de gezondheidsindex, die in 2014 door het federaal planbureau neerwaarts is bijgesteld en door de minister bevoegd voor begroting is overgenomen in zijn instructies. Concreet wordt de inflatieverwachting voor de tweede begrotingsaanpassing 2014 herzien van 1,3% (bij begrotingsopmaak 2014) naar 0,8%. Dit heeft o.m. als repercussie een minuitgave voor de loonkredieten, die buiten het systeem van de indexprovisie vallen, en voor de niet-loonkredieten. Voor Onderwijs en Vorming dalen de kredieten met 14,9 miljoen euro ten gevolge van deze correctie. 2/Bijstelling onderwijsbegroting op basis van andere technische parameters en een aantal accenten Daarnaast werden in deze begrotingsaanpassing zoals gebruikelijk alle onderdelen van de onderwijsbegroting, meer bepaald de loonmodellen, de werkingsmiddelen van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs, de werkingsuitkeringen van het hoger onderwijs, ... gescreend en waar nodig aangepast aan de andere technische parameters.
Slide 40 2.3 Werking deeltijds kunstonderwijs (DKO)
De werkingsmiddelen voor de gesubsidieerde instellingen DKO dalen met 136.000 euro wegens de aanpassing van het indexmechanisme. Parallel hiermee wordt via een bepaling in het programmadecreet 2de BA 2014 de indexbepaling in die zin aangepast dat de indexregeling van jaar tot jaar loopt i.p.v. te werken met een gecumuleerde index. Op deze wijze kan de niet-indexatie in 2012 en 2013 recurrent verlopen naar analogie met de andere onderwijsniveaus.
2.4 Werking hoger onderwijs
-Door de actualisatie van de wachtgelden terbeschikkingsgestelden in het hoger onderwijs is er een daling van de behoeften met 932.000 euro miljoen euro. Voor het respecteren van de verhouding 55% onderwijsmiddelen en 45% onderzoeksmiddelen stijgen de middelen met 50.000 euro.
-De werkingsmiddelen hoger onderwijs stijgen met 176.000 euro. Het betreft een correctie van de zogenaamde ‘klikbedragen’; bij begrotingsopmaak 2014 waren de ingeschreven groeipaden naar aanleiding van de integratie van de academiserende opleidingen van de hogescholen naar de universiteiten, niet meegenomen in de berekeningen.
-Voor de organisatie van samenwerkingsverbanden HBO5 tussen CVO’s, hogescholen en scholen voor SO voorzie ik in 2014 een werkingstoelage van 183.000 euro.
2.5 Inburgering
De 4 miljoen euro, die bij begrotingsopmaak 2014 ingeschreven werd op een provisie voor NT2 ingevolge de toepassing van het vernieuwd integratiedecreet, wordt verdeeld naar de lonen volwassenenonderwijs (3.688.000 euro) en eenmalig 312.000 euro naar de werking basiseducatie (decretale regeling hiervoor via een bepaling in het programmadecreet 2de BA 2014). In het kader van dit decreet worden de inburgeraars namelijk verplicht om niet alleen NT2 Richtgraad 1.1 maar ook Richtgraad 1.2 te volgen. Op kruissnelheid is hiervoor ongeveer 12 miljoen euro voorzien. 2.6. Strategisch Actieprogramma in het Kwadraat (SALK) voor Limburg Om de nodige zuurstof vanuit Onderwijs te voorzien stel ik in 2014 1,5 miljoen euro ter beschikking in het kader van SALK – oprichting T2-Campus. Ik beoog hiermee innovatieve technologische opleidings- en vormingsprojecten in het kader van de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt. De ontwikkeling van aangepaste en progressieve infrastructuur zal het uitgangspunt zijn. Het is de bedoeling om een nieuw totaalconcept te ontwikkelen waarbij de diverse aanbieders van opleiding en onderwijs samenwerken op één locatie die nieuw is, waarbij de infrastructuur gedeeld zal worden, waarbij leerkrachten en lesgevers gezamenlijk betrokken worden op het opleidings- en onderwijsgebeuren in samenwerking met bedrijven en sectoren.
Slide 41 Ik denk dat het van verantwoordelijkheidszin getuigt, dat we in de huidige economische budgettaire context keuzes maken en prioriteiten stellen.
Ik moet mijn onderwijsbeleid (mijn missie en visie) realiseren in een periode van budgettaire schaarste. Maar tegelijk staan we voor grote uitdagingen in het Vlaams onderwijs. Samen met alle onderwijspartners, op elk niveau, ga ik op zoek naar verbetervoorstellen en efficiëntiewinsten, vanuit de vraag hoe we meer kunnen doen met minder. Zo creëer ik ook ruimte om toekomstgericht te investeren. Naast het maken van keuzes, zal ik tegelijk ook nieuwe, noodzakelijke en dringende investeringen in ons onderwijs doen. De schoolinfrastructuur is daarvan een duidelijk voorbeeld (500 miljoen euro extra bovenop de reguliere middelen deze legislatuur!).