Toelatingsregeling Masteropleidingen Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs en de minor Educatie Toelatingscommissie: De toelatingscommissies bestaan uit een voorzitter en drie leden en wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris. Eén van de leden wisselt per opleiding (vakdidacticus). Vaste leden Erik Joling (voorzitter) Noortje Gerritsen (ambtelijk secretaris) Janna Fortuin (onderwijskunde) Hans van der Linden (namens de scholen) Vakdidacticus
Plaatsvervangers Janna Fortuin Antoine Tantua Jannet van Drie Harry Hageman Plaatsvervangend vakdidacticus
De vakdidactici en plaatsvervangende vakdidactici in de toelatingscommissies zijn in het studiejaar 2015‐2016:
Opleiding Vakken Aardrijkskunde Algemene economie Arabisch Biologie Duits Engels Filosofie Frans Geschiedenis Godsdienst en levensbeschouwing Grieks, Latijn en Klassieke Culturele Vorming Hebreeuws Italiaans Kunstgeschiedenis/CKV Latijn en KCV Maatschappijleer Management en organisatie Natuurkunde Nederlands Russisch
Vakdidacticus Gotze Kalsbeek Wim van Kleef Abdu Idrissi Gee van Duin Arjan Krijgsma Joost Ides Philippe Boekstal Chantal Weststrate Marc Kropman Abdul Rezaei Xander van Eckeren Irene Zwiep Helen van Hoorn Marie‐Thérèse van de Kamp Xander van Eckeren Gerard Ruijs Wim van Kleef Peter Uijlings Wilma Groeneweg Helen van Hoorn
Plaatsvervanger Mathijs Booden Peter van der Veen Helen van Hoorn Riny van Krieken Chantal Weststrate Frederike Westera Jola Jakson Abdu Idrissi Marcel van Riessen Marcel van Riessen Marie‐Thérèse van de Kamp Abdu Idrissi Anne Evertsen Annemarie van der Vlies Marie‐Thérèse van de Kamp Thomas Klijnstra Peter van der Veen Erik Joling Sonja Overmeren Anne Evertsen
Scheikunde Spaans Wiskunde
Erik Joling Anne Evertsen Derk Pik
Peter Uijlings Helen van Hoorn Erik Joling
1
Toelatingsregeling Masteropleidingen Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs Artikel 1: Commissies van Toelating 1. Voor elk der opleidingen tot leraar stelt de onderwijsdirecteur een commissie van toelating in, de toelatingscommissie genaamd, nader aan te duiden door toevoeging van de naam van het vak waarop de opleiding is gericht. 2. De onderwijsdirecteur wijst de leden en de plaatsvervangende leden van de toelatingscommissie aan volgens het bepaalde in artikel 2. 3. De leden en de plaatsvervangende leden worden aangewezen voor een zittingstermijn van twee opeenvolgende studiejaren. Zij kunnen opnieuw worden aangewezen. Voor tussentijds aangewezen leden of plaatsvervangende leden wordt de zittingstermijn verminderd met het bij hun aanwijzing reeds verstreken gedeelte van het studiejaar. Artikel 2: Samenstelling toelatingscommissie De toelatingscommissies bestaan uit een vast aantal personen, en wel steeds dezelfde voor alle opleidingen, met als enige wisselende persoon de vakdidacticus, al naargelang de opleiding die het betreft.
Artikel 3: Het verzoek om toelating; de toelating 1. Diegenen, die toegelaten wensen te worden tot een opleiding tot leraar aan de Universiteit van Amsterdam, dienen zich hiertoe digitaal aan te melden via het ILO‐ aanmeldingsformulier. Na ontvangst volgt een bevestiging met uitleg over de vervolgstappen. De vakdidacticus stelt, zo nodig na een gesprek, vast of toelating op basis van de vooropleiding mogelijk is. De vakdidacticus legt het advies over toelating vast in het zogenaamde aantekenblad; dit advies legt hij voor aan de toelatingscommissie. Het is mogelijk dat toelating uitsluitend mogelijk is na het volgen van een vakinhoudelijk applicatieprogramma. Een student kan maximaal 18 studiepunten vakinhoudelijke applicatie parallel aan het programma van de lerarenopleiding volgen. Als de vakapplicatie groter is, moet die zijn teruggebracht tot 18 punten voordat met de opleiding kan worden begonnen. De studieadviseur stelt, zo nodig in een gesprek, vast welk formeel traject het beste aansluit bij de persoonlijke situatie en maakt duidelijk welke formele procedures van toepassing zijn op de toelating en inschrijving. Tevens controleert de studieadviseur de bescheiden die noodzakelijk zijn bij de aanmelding (formulier: aantekenblad). De aantekenbladen vormen de basis voor de toelatingsbeschikking die de toelatingscommissie afgeeft. De verzoeker kan desgevraagd of uit eigener beweging schriftelijk argumenten naar voren brengen die van rechtstreeks belang zijn met betrekking tot de in artikel 4 bedoelde ontvankelijkheid van het toelatingsverzoek dan wel van de in artikel 5 bedoelde beoordeling van dat toelatingsverzoek. Indien er een beperkt aantal opleidingsplaatsen beschikbaar is, dan dient de verzoeker bij het verzoek tot toelating een brief met argumenten toe te voegen die ingaan op de in artikel 5, lid 3 genoemde beoordelingsaspecten. 2. Indien tijdens de toelatingsgesprekken blijkt dat een toelating op formele gronden niet mogelijk is, wordt dit de verzoeker onverwijld meegedeeld. De verzoeker kan binnen twee weken na de gesprekken schriftelijk, met redenen omkleed, bezwaar maken bij de
2
toelatingscommissie. Deze heroverweegt het toelatingsverzoek en brengt de verzoeker binnen tien werkdagen op de hoogte van haar besluit. 3. Het verzoek om toelating tot een opleiding tot leraar dient door degene die in september met de opleiding wenst te beginnen voor 1 mei te zijn ingediend door middel van het ILO‐aanmeldformulier; degene die februari als startmoment verkiest, dient het verzoek om toelating voor 1 november in te dienen. Voor kandidaten die willen deelnemen aan de procedure voor Eerder Verworven Competenties of voor de Zij‐ instroom in het beroep gelden afwijkende deadlines die tijdig via de website bekend worden gemaakt. 4. De Onderwijsdirecteur kan voor een toelatingsverzoek tot een opleiding tot leraar in een schoolvak waarvoor een lerarentekort geldt de termijn van toelating met maximaal een week verlengen. 5. Als verzoeker door overmacht niet voor de vastgestelde data het toelatingsverzoek heeft kunnen indienen, dan kan verzoeker een beroep toen op de hardheidsclausule. Dergelijke verzoeken kunnen maximaal een week na de vastgestelde aanmelddata worden ingediend. Het verzoek om toelating op grond van de hardheidsclausule kan ontvankelijk worden verklaard indien er stageplaatsen beschikbaar zijn en verzoeker aannemelijk heeft kunnen maken waarom hij/zij zich niet tijdig heeft kunnen aanmelden.
Artikel 4: Ontvankelijkheid van het verzoek om toelating; vaststelling toelatingseisen 1. Het verzoek om toelating is uitsluitend ontvankelijk indien in het verzoek het vak vermeld is, waarop de opleiding tot leraar is gericht. Voor verzoeken tot toelating tot de opleidingsvariant postmaster gelden de volgende eisen: a. de verzoeker is op 1 september (septemberstart), respectievelijk 1 februari (februaristart) in het bezit van een masterdiploma van een Nederlandse of een buitenlandse instelling van hoger onderwijs in het vak van de te volgen eerstegraads opleiding. In de bachelor‐ en de masteropleiding moeten in totaal 180 ec besteed zijn aan schoolvakrelevante studieonderdelen; b. de verzoeker die niet aan het in lid 1.a bepaalde kan voldoen dient op 1 september (septemberstart), respectievelijk 1 februari (februaristart) een verklaring van de opleiding te overleggen waaruit blijkt dat alle examens van de masteropleiding zijn afgerond; c. de verzoeker beschikt over de Nederlandse taalvaardigheid die vereist is voor het verzorgen van onderwijs aan Nederlandse leerlingen, derwijze referentiekader taalniveau 4F (niveau eind VWO) of in termen van het Europees referentiekader niveau C1 (near native); d. de verzoeker die in het bezit is van een masterdiploma in een aan het schoolvak verwant vak kan worden toegelaten tot de opleiding in dat vak, mits voldaan is aan de vakinhoudelijke eisen zoals bepaald door de ICL in de brochure vakinhoudelijk masterniveau1. Indien niet aan de eisen wordt voldaan, wordt een vakapplicatie vastgesteld door de toelatingscommissie. Omvang en inhoud van deze vakapplicatie wordt besproken tijdens de intake en wordt definitief vastgesteld door de examencommissie. Wanneer de vakapplicatie 18 studiepunten of minder omvat kan de student deze gelijktijdig met de lerarenopleiding volgen. Wanneer de vakapplicatie meer dan 18 studiepunten 1
http://www.universitairelerarenopleidingen.nl/leraar‐worden/
3
omvat, moet de student de vakapplicatie tot 18 studiepunten of minder terugbrengen voordat hij met de opleiding kan beginnen; e. de verzoeker die in het bezit is van een in het buitenland behaald diploma dient te beschikken over een Nederlandse diplomawaardering. Deze diplomawaardering moet uiterlijk op 1 augustus (bij start van de opleiding in september) dan wel uiterlijk op 1 januari (bij start van de opleiding in februari) ter beschikking van de examencommissie van de ILO worden gesteld; f. de verzoeker die voortgezet onderwijs in het buitenland heeft gevolgd, is verplicht naast het bestaande programma het vak Nederlandse Onderwijscultuur te volgen en met een voldoende af te ronden. g. In afwijking van hetgeen is gesteld in artikel 4 lid 1 a zijn de masterstudenten van de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI) die de tweejarige masteropleidingen van de faculteit onder de naam Major Teaching volgen toelaatbaar, mits zij 60 ec aan vakmaster punten hebben behaald. h. de verzoeker overlegt een Verklaring omtrent Gedrag 2. De onderwijsdirecteur draagt zorg voor zodanig tijdige bekendmaking van de toelatingseisen dat deze in de studiegids van de in aanmerking komende opleidingen kunnen worden opgenomen. De onderwijsdirecteur stelt diegenen, die een verzoek om toelating wensen in te dienen, desgevraagd op de hoogte van de toelatingseisen.
Artikel 5: Beoordeling door de toelatingscommissie 1. De verzoeker wordt door de toelatingscommissie niet geschikt verklaard indien niet voldaan is aan de eis dat het studieresultaat ten aanzien van de examenonderdelen die voor het volgen van deze betreffende opleiding noodzakelijk zijn, voldoende is. 2. Indien er selectie dient plaats te vinden2, kent de toelatingscommissie aan elke der geschikt bevonden verzoekers op de in het derde lid onder a of b genoemde beoordelingsonderdelen een score van 1 of 2 toe (waarbij 2 beter is dan 1). De in totaal aan de verzoeken toegekende score bepaalt de mate van diens geschiktheid. 3. De beoordelingsonderdelen zijn: a. De studieresultaten, in het bijzonder die ten aanzien van de onderdelen die rechtstreeks van belang zijn voor het volgen van de opleiding; b. De onderstaande twee, even zwaar te tellen, gedeelten: de aard, de samenhang en in het bijzonder het rechtstreeks van belang zijn voor de opleiding tot leraar van de door de verzoeker bestudeerde vakken; het vermogen om vaardigheden op pedagogisch‐didactisch gebied te verwerven, zoals bijvoorbeeld gebleken tijdens de eerder gevolgde oriëntatiemodule ‘Didactiek en communicatie' dan wel vast te stellen op grond van de ervaring als leraar of van de ervaring in andere situaties, waarin een beroep gedaan is op pedagogisch‐didactische vaardigheden. Een assessment kan afgenomen worden om het vermogen om vaardigheden op pedagogisch‐didactisch gebied te verwerven vast te stellen. 4. De toelatingscommissie kan de betrokken examencommissie en de betrokken 2
Met ingang van het academische jaar dat in september 2015 begint, is er een beperkt aantal opleidingsplaatsen voor de opleidingen biologie, maatschappijleer en geschiedenis. Gezien het aantal jaarlijkse aanmeldingen, is de verwachting dat er selectie moet plaatsvinden.
4
studieadviseur verzoeken inlichtingen te verstrekken met betrekking tot de studieresultaten, en met instemming van de verzoeker met betrekking tot de in het derde lid onder b bedoelde gegevens. 5. De toelatingscommissie nodigt een in het eerste lid bedoelde verzoeker uit om mondeling of schriftelijk argumenten naar voren te brengen die van rechtstreeks belang zijn met betrekking tot de beoordeling.
Artikel 6: Besluitvorming 1. De toelatingscommissie neemt besluiten in vergadering bijeen dan wel bij raadpleging. 2. De secretaris roept zo nodig de leden en/of plaatsvervangende leden bijeen. Ter vergadering beschikt elk aanwezig lid over één stem. Diens plaatsvervanger heeft – mits aanwezig – een adviserende stem of, bij afwezigheid van het bedoelde lid, één stem. 3. De secretaris kan de afzonderlijke leden aangaande een bepaald voorstel raadplegen. Elk lid beschikt over één stem. Bij onbereikbaarheid van een lid beschikt diens plaatsvervanger over één stem. 4. Voor het nemen van een besluit is nodig dat tenminste vier stemmen worden uitgebracht; hierbij wordt een blanco stem als uitgebrachte stem gerekend, maar een onthouding niet. 5. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen. Staken de stemmen, dan is het besluit alsnog genomen in het geval het gesteund wordt door de meerderheid van de uitgebrachte stemmen van de vaste leden van de commissie. Staken ook deze stemmen, dan is het betreffende voorstel verworpen c.q. het betreffende verzoek afgewezen.
Artikel 7: Beroep Degene die door een beslissing van de toelatingscommissie of door de behandeling van zijn of haar verzoek om toelating rechtstreeks in zijn of haar belang meent te zijn getroffen, kan vervolgens beroep instellen bij het College van Beroep voor de Examens van de Universiteit van Amsterdam. De toelatingscommissie stelt de verzoeker op de hoogte van deze mogelijkheid.
Artikel 8: Slotbepalingen Indien het niet mogelijk blijkt te zijn een lid van de toelatingscommissie aan te wijzen dat voldoet aan de in artikel 2 daaromtrent gestelde eisen, wijst de onderwijsdirecteur van de ILO een van degenen die aan de eisen gesteld voor plaatsvervangende lid voldoet, aan als lid van de toelatingscommissie. Als plaatsvervangend lid wordt een van degenen aangewezen die ten opzichte van het tweede fase onderwijs aan overeenkomstige eisen voldoet. Toelatingsregeling minor educatie
Artikel 1: Ontvankelijkheid van het verzoek om toelating; vaststelling toelatingseisen 1. Het verzoek om toelating is uitsluitend ontvankelijk indien in het verzoek het vak vermeld is, waarop de opleiding tot leraar is gericht. Voor verzoeken tot toelating tot de minor Educatie gelden de volgende eisen: a. De verzoeker is op 1 september (september start), respectievelijk 1 februari (februari start) ingeschreven bij een bacheloropleiding in de richting van een schoolvak. De verzoeker heeft zijn heeft zijn propedeuse plus 30 studiepunten in een schoolvak (dus totaal 90 EC) behaald, b. de verzoeker overlegt een Verklaring omtrent Gedrag.
5
Versie: 15 april 2015
6