Toekomst, geworteld in de traditie Franck Ploum Uden, 26 november 2011 0. Vooraf Het thema van deze inleiding is Toekomst, geworteld in de traditie. Die wens naar toekomst is voor velen verbonden met een verlangen. Iedereen kent verlangen. Verlangen naar geborgenheid, verlangen naar liefde of gekend zijn. Voor veel mensen is verlangen gekoppeld aan wat vroeger was. ‘Ik verlang terug naar de tijd dat mijn leven nog zorgeloos was’, ‘Ik verlang terug naar de tijd thuis met mijn vader en moeder’, Ik verlang terug naar de tijd dat geloof en kerk nog duidelijkheid boden, een veilige haven waren, en plek om te schuilen.’ Maar is dit wat verlangen werkelijk is? Of moeten we zeggen dat verlangen naar iets dat achter je ligt los staat van verlangen, maar alles te maken heeft met heimwee? In, iets terug willen wat geweest is, schuilt altijd een verlieservaring. Je ervaart de situatie waarin je nu leeft als minder vervult, dan voorheen. Je ervaart kerk-zijn, geloven nu, als minder intens dan vroeger. En in plaats van ruimte te geven aan het verlangen om van deze tijd een vervulde tijd te maken, vluchten we in heimwee, dat we vervolgens verlangen gaan noemen. Daarmee sluiten we onze ogen voor het nu en voor de toekomst. Het verlangen naar toekomst, geworteld in de traditie is gericht op het nu en op wat komen gaat. Natuurlijk verbonden met het verleden, maar niet vervuld van heimwee. 1. Ter inleiding In 1989 verscheen bij Gooi&Sticht, een uitgever die toen nog iets voorstelde, een boek van de Jezuïet Paul Begheyn onder de titel: ‘Niet vluchten in wintertijd’. Ondertitel: Bijdragen ter bemoediging. Deze bundeling van Bijbelse overdenkingen die eerder waren verschenen in tijdschriften als De Heraut, Kerugma en Streven wilde bijdrage aan het uithoudingsvermogen van mensen in de kerk. Toen al, nu tweeëntwintig jaar geleden, werd de vraag gesteld die vandaag aan de orde is: hoe kun je het volhouden in een kerkelijk klimaat dat eerder doet denken een strenge winter, dan een zonnige lente. 2. biografisch Toch begon mijn eigen ervaring met een kil kerkelijk klimaat nog eerder. Ik groeide op in Kerkrade, onder de rook van het vers gestarte seminarie Rolduc, waar Mgr. Gijssen zijn kruistocht tegen de moderniteit begon. Een succesvolle kruistocht, want hoewel Gijssen uiteindelijk niet te handhaven bleek, is zijn lokaal beleid inmiddels landelijk beleid en zijn het de toenmalige studenten van Rolduc die nu overal in de Nederlandse kerk de scepter zwaaien. Mijn thuisbasis was een parochie onder de bezielende vleugels van de Franciscanen. Mijn eigen bewust eerste ervaring met kerk was het moment dat ik op acht jarige leeftijd mijn eerste communie deed en vervolgens op pater Franciscaan Leo Noy afstapte en vroeg of ik misdienaar mocht worden.
1
Ja dat mocht. Er volgde een gedegen voorbereiding, waarna ik kon beginnen met de ochtendmis van 8.00u. Er woedde een hevige strijd in katholiek Limburg, mede aangewakkerd door de komst van bisschop Gijssen. De Franciscanen en hun activiteiten waren hem een doorn in het oog. Leo Noy werd het eerste slachtoffer van de strijd. Hij startte het jongerenwerk in de wijk op, waarna orthodoxen een lastercampagne richting bisdom en pers startten. De druk werd hem te groot. Hij capituleerde, trad uit en werd later directeur van het maatschappelijk werk. Inmiddels is de parochie waar ik opgroeide sinds begin jaren negentig van de vorige eeuw een bisdomparochie geworden, een keer per maand wordt de eucharistie gevierd met de rug naar het volk. De Spaanse pastoor schrijft er lyrische stukjes over in het parochieblaadje. De sobere en mooie Franciscanenkerk is omgetoverd tot een roomse poppenkast met zoete beelden, gekleurde lampjes, altaartjes en vaandels: Zuid-Europa in de Oostelijke Mijnstreek. De grote en brede altaartafel waaraan tijdens elke eucharistieviering van de zondag ooit een tiental mensen gingen staan als symbool van de gezamenlijke maaltijd, heeft plaats gemaakt voor een betonnen steen van een vierkant meter waar alleen plaats is voor de priester. 3. Anti-modern ‘De kerk is een organisatie van bisschoppen geworden, niet een spirituele kerk voor spirituele mensen.’ Een uitspraak uit onze tijd, zou je zeggen, ware het niet dat dit een verzuchtende uitspraak is van Tertullianus, kerkvader uit de 2e eeuw. Vanaf de jonge kerk speelt de vraag van institutionalisering of beweging. Het pleit is beslecht toen het Christendom staatsgodsdienst werd en volledig ingekaderd werd in de wereldlijke machtsstructuren. Sinds die tijd is het hele kerkelijke systeem opgebouwd rond macht, beheersbaarheid en controle. Een opvallend gegeven binnen het kerkelijke instituut is de angst voor vernieuwing en aanpassing aan de eigen tijd. Het hele idee van de societas perfecta, de kerk als perfecte samenleving, staande boven de gewone samenleving waarin mensen wonen, werken en leven, past binnen het denken vanuit een kader waarin jijzelf perfect bent en de rest zich aan jou zou moeten spiegelen. Ja, je bent zelfs zo perfect dat je anderen jouw denken en moraal kunt opleggen, desnoods met geweld. Het Eerste Vaticaans Concilie, eind 19e eeuw heeft het antimodernistisch denken opnieuw stevig neergezet en Pius X eiste begin 20e eeuw zelfs van allen die betrokken waren bij de organisatie het afleggen van een eed waarin de moderniteit werd afgezworen. Met uitzondering van de jaren zestig van de vorige eeuw, de periode van het Tweede Vaticaans Concilie, is er sprake van een doorgaande lijn op dit gebied. Paus Johannes Paulus II is begonnen met de vergissing van Vaticanum II te corrigeren en Benedictus XVI maakt het werk grondig af. Met de zalig en zeer goed denkbare spoedige heilig verklaring van Johannes Paulus II legitimeert de huidige paus zijn eigen conservatieve beleid. Nog een paar jaar en de kerk is terug bij de situatie van vóór Vaticanum II. De vraag is dan ook niet meer of de priester weer met de rug naar het volk gaat staan, maar vanaf wanneer dit weer de gangbare manier van vieren is.
2
4. Huidige situatie De Nederlandse katholieke kerk is verworden tot een winterlandschap en de dooi zal de eerste jaren zeker nog niet inzetten. Alle reden om er uit te stappen, de deur achter je dicht te gooien en op de vlucht te slaan. Of toch niet? Tijdens mijn werk binnen het bisdom van Breda (tot 2006) heb ik me altijd gezien als een verbinder. Eén voet in de kerk en een voet in de samenleving. Dat leidde er in 2000 toe dat ik besloot om diaken te worden. Vreemd genoeg leek de binding aan de kerk door de wijding, me tegelijkertijd steeds meer van de kerk te vervreemden. Hoe dichter ik er bij zat, hoe meer afstand ik ging voelen. Ik zocht de weg naar buiten en voelde dit als mijn ‘wijdings’-opdracht. Maar de kerk ging en gaat meer en meer naar binnen, trekt de muren op, verkerkt en sluit de deuren. Ze lijkt in niets meer op de volgeling die geen hol of nest heeft en de dagelijkse beslommeringen los kan laten. Integendeel ze kent alleen nog haar eigen gecreëerde nestgeur, kruipt steeds dieper in haar hol van zelfbevestiging en zelfgenoegzaamheid. De dagelijkse beslommeringen om alles precies volgens de regels van huis te doen vult haar volledige agenda. Het woord ‘vrede aan dit huis’ heeft alleen nog betrekking op de heilige rest. En toch blijf ik zeggen: Ik hoor bij die Catholica, die universele beweging, ik heb daar een plaats in, ik ben in die wereldwijde beweging geroepen om zichtbaar te maken, teken te zijn van wat Jezus noemt: het Koninkrijk van God. Niet door me in institutionele holen te begraven, maar door te bevrijden, tot opstanding te brengen. Niet om koste wat het kost het oude vast te houden, maar los te durven laten en nieuwe wegen te zoeken. Niet door gebonden te zijn aan één plek of één formulier of één stramien. Nee, altijd onderweg, niet vastroesten. Genezing is het teken van Gods aanwezigheid, niet verstening. Hou kun je het volhouden? Welke spirituele bronnen moet je aanboren in jezelf en in je omgeving om staande te blijven in je geloof, zonder je uit te leveren aan een steeds orthodoxer wordend instituut kerk? Welke weg moet je gaan? 5. Wat is kerk? Niet weglopen in wintertijd! Wie is kerk? Zijn dat de bisschoppen, het instituut, de paus? Is elke willekeurige groep kerk, is kerk alles wat zich kerk noemt? In de Handelingen van de apostelen, staat te lezen dat de groep volgelingen trouw de tempel bezocht, samenkwam in één of ander huis, vertelde over leven, lijden, dood en opstanding van Jezus Messias en dat de gastvrouw of gastheer des huizes voor ging in het breken van het brood. Kerk, Ekklesia, de samengekomen gemeente, is daar waar mensen samenkomen en de Schrift hanteren als het ijkpunt van hun leven, hun doen en laten, waar ze elkaar bemoedigen in de dienst aan armen en vreemdeling en waar ze in het breken en delen van brood en wijn zelf het visioen willen worden van een nieuwe aarde in gerechtigheid. Vanuit deze gedachte ontstaan er op dit moment overal in Nederland nieuwe groepen, ekklesia´s, Bijbelgroepen, die het heft in eigen hand nemen en niet langer bereid zijn te wachten op bisschoppen of andere ambtsdragers. Deze nieuwe groepen sluiten zich aan bij een traditie die in de 3
jaren vijftig van de vorige eeuw is begonnen en uitliep in het Tweede Vaticaans Concilie. Deze nieuwe groepen willen het gedachtegoed van dit Concilie, tegen de verdrukking in voortzet en vasthoudt. 6. Vernieuwingsbewegingen in de RK Kerk Toch zou ik de eeuwenlange traditie van de kerk tekort doen, als we zouden zeggen dat Vaticanum II alleen een opvlucht van de tijdgeest van de jaren60 van de vorige eeuw was. De kerk heeft door de eeuwen heen vele vernieuwingsbewegingen gekend. Een belangrijke voorstrekkersrol, daarin spelen – m.n. sinds de middeleeuwen - de kloosters. Omdat abdijen niet onder het gezag van een bisschop vallen, maar onder het gezag van hun abt hebben ze ruimte om naar eigen inzicht te handelen. Voor veel kloosters geldt dit ook, behalve wanneer ze een bisschoppelijke congregatie of orde zijn. Kloosters en abdijen waren en zijn dus vrijplaatsen. Plekken waar eigen invulling aan kerkelijke traditie kan worden gegeven. Deze ruimte hebben veel kloosters in de afgelopen eeuwen genomen. Beroemd is de abdij van Cluny, waar na de middeleeuwen begonnen is met nieuwe vormen van liturgie. Uiteindelijk zijn die nieuwe vormen doorgedrongen binnen het hele kerkelijke instituut, hoewel er aanvankelijk vanuit Rome grote tegenstand en scepsis was. Met name op het gebied van liturgie en de liturgievernieuwing is de rol van de kloosters en abdijen van onschatbare waarde. De Nederlandse kloosters en congregaties hebben een grote en belangrijke rol gespeeld in de kerkelijke tegenbeweging rond het Pausbezoek en de AchtMeiBeweging. Zij hebben hier een onafhankelijke positie bij ingenomen en zich los van het kerkelijke gezag gemanifesteerd als partijgangers van de vernieuwing en verandering. Vandaag nog, of juist vandaag misschien, zoeken vele gelovigen hun toevlucht in de kloosters. Waar een andere toon klinkt dan in veel van de parochiekerken. De abdijen en kloosters vertegenwoordigen vaak nog de zachte bries, waar in vele parochies, de gure wind waait. In dit proces hebben ook de Kruisheren hun plek. Typerend voor de spiritualiteit van de kruisbroeders is hun protest tegen onechtheid, misbruik, onderdrukking, verwatering van de boodschap van Jezus. Een tweede kenmerk van de spiritualiteit is een grote mate van verdraagzaamheid en tolerantie. Een derde kenmerk van de kruisheren algemeen, is de democratische structuur. Vanuit deze spiritualiteit heeft de kloostergemeenschap in Uden steeds opnieuw een belangrijke rol gespeeld in het geestelijk leven van de mensen in en rond Uden. Ze waren meer dan eens, ‘bemoediging in wintertijd’. Tegelijk hielden ze de band met de officiële kerkelijke lijn vast, zonder zich daaraan over te leveren en zond3er de eigen koers los te laten: vernieuwen – omdat de Bijbelse spiritualiteit dat vraagt, geworteld in de traditie van kerk als brede messiaanse beweging in deze wereld. 7. Ontstaan van Ekklesia en Basisbewegingen Na het Tweede Vaticaans Concilie, is er in Nederland vanuit een nieuwe visie op kerk-zijn een enorme liturgievernieuwing op gang gekomen. Nog voordat de bisschoppen terug waren uit Rome werd er op heel wat plekken al gevierd rond nieuwe altaren en werd er verstaanbare taal gesproken. Er kwam een stroom aan materiaal op gang en er ontstonden al snel plekken waar geëxperimenteerd werd met en rond liturgie en waar ook de vormen waarin gevierd werd steeds vrijer werden. 4
Nadat er vanaf begin jaren zeventig van de vorige eeuw vanuit Rome werd ingegrepen, ging er een andere wind waaien. Vrijheden werden snel teruggedraaid, de liturgie moest weer teruggebracht worden van een gemeenschapsviering tot een viering van de priester, waarbij gelovigen aanwezig mochten zijn. De Amsterdamse Studentenekklesia koos als één van de eersten voor een vrije opstelling, los van de kerkelijke structuren. Een paar kerken durfden de stap te zetten en bleven hun eigen koers varen. De eerste basisgroepen ontstonden, die veelal een open en oecumenisch karakter hadden. Maar de groepen en parochies die besloten binnen de structuur te blijven kregen het moeilijk. In die periode leefde de verwachting dat steeds meer kerken voor een vrije opstelling zouden gaan kiezen, maar dat is uiteindelijk niet gebeurd. Het bleef bij een beperkt aantal, waarvan de Studentenekklesia en de Dominicus, beiden in Amsterdam, nog steeds de bekendste zijn. Wel ontstonden er door heel Nederland basisgroepen die functioneerden veelal naast de bestaande parochies. De loyaliteit jegens het instituut kerk, de plaatselijke bisschop of misschien nog wel meer de plaatselijke pastor was in de laatste decennia van de twintigste eeuw kennelijk nog zo groot, dat mensen niet de stap wilden of durfden te zetten naar zelfstandigheid. Bovendien was er ondanks een strakke en conservatieve koers van bovenaf, op plaatselijk niveau vaak nog heel veel ruimte om vorm en inhoud te geven aan geloven en liturgie. Natuurlijk ontstonden er plaatselijke groepen en initiatieven naast de parochiestructuur, denk aan de Open kerk Helvoirt, de Salvator in Den Bosch, maar ook de Jonge kerken in Venlo en Roermond die- tot op vandaag - stand hielden tegen de Gijssen-doctrine. Nu we de grens van de 21e eeuw ruim gepasseerd zijn, lijkt er een kentering te komen, want in de afgelopen jaren lijkt te gebeuren wat iedereen rond 1970-80 had verwacht. Op veel plaatsen in het land ontstaan en groeien vrije-opstelling kerken, ook wel ekklesia´s genoemd. Veel van die ekklesia´s vinden hun inspiratie in de liederen van Huub Oosterhuis of in de wijze waarop in de Dominicusgemeente Amsterdam gevierd wordt. Op veel plekken zijn er ook Bijbelgroepen en leerhuizen gekoppeld aan de regelmatige vieringen die gehouden worden. Zo wordt er in Veldhoven sinds enige jaren een maandelijks leerhuis georganiseerd door Leerhuis en Liturgie Brabant in nauwe samenwerking met Leerhuis&Liturgie Amsterdam. In 2000 startte in het Friese Wognum de Westfriese Ekklesia. Drie jaar geleden startte in Arnhem De zijp. In 2010 gingen Ekklesia Breda, Stichting oecumenische vieringen Eindhoven (SOVE) en de Haagse Dominicus van start. De meeste plekken komen maandelijks samen om te vieren, veelal rond Schrift en Tafel, op sommige plekken alleen rond de Schrift. Opvallend is dat Vlaanderen een zelfde ontwikkeling kent. Ook daar groeit het aantal Ekklesia´s snel. De Dominicus Gent is de oudste en wellicht bekendste, maar inmiddels hebben ook Lier, Brugge, Kortrijk en Antwerpen hun eigen ekklesia. Mensen die kiezen voor een Ekklesia, of een andersoortige zelfstandige groep, maken een bewuste keuze. Men gaat niet uit gewoonte, niet voor de ander, maar kiest uit eigen beweging voor een plek die hen inspireert, aanspreekt, bemoedigd. Het is een keuzekerk. Daar horen ook consequenties bij, vaak ook op financieel vlak. De Ekklesia´s kunnen alleen bestaan als er voldoende wordt bijgedragen door de mensen die er komen. Er is dus een sterke afhankelijkheid van collecte en giften. In de 5
praktijk blijkt dat vooral ook weer kloosters en congregaties de Ekklesia´s een warm hart toedragen en financiële ondersteuning bieden. 8. Eucharistie Een belangrijk kenmerk van de nieuwe groepen is hun openheid: iedereen welkom! Het zijn dus eigenlijk allemaal oecumenische groepen, hoewel de betekenis van dit begrip dus eigenlijk wegvalt, als je zegt dat je er bent voor ieder die binnenkomt. Deze openheid wordt ook doorgetrokken naar openheid in het vieren van de Maaltijd. Dit is met name binnen de officiële Rk-kerk natuurlijk een heikel punt. Eucharistie is voorbehouden aan de priester, de gewijde ambtsdrager. En m.n. op het gebied van de eucharistie vinden dan ook de meest ingewikkelde en spannende gesprekken plaats, voor zo ver er gesprek is tussen onafhankelijke geloofsgemeenschappen en de officiële Rk-kerk. De Rk-Kerk eist een claim te hebben op de Eucharistie en claimt het eigendomsrecht op Laatste Avondmaal en de maaltijden in de Handelingen der Apostelen. Dit recht is echter alleen gestoeld op kerkelijke traditie en heeft geen enkele Bijbelse grond. Immers: de PKN kerken beroepen zich met hun Avondmaalsviering op diezelfde Bijbelse teksten. Kerkelijke doctrine en Bijbelsverhaal botsen hier met elkaar. Onafhankelijke gemeenten/geloofsgemeenschappen kiezen, op een enkele uitzondering na, de positie van het Bijbelse verhaal en niet van de kerkelijke doctrine. Daarmee kan de bisschop zeggen dat ze zich buiten de kerk plaatsen, maar niet dat ze zich buiten de christelijke traditie of buiten het Evangelie van Christus plaatsen. 9. Nieuwe situatie ontstaan Het aantal onafhankelijke groepen is groeiende. Vandaag zitten we hier bij elkaar. Vorige week zijn er gesprekken geweest in Twente, in januari komt een groep in Nijmegen bij elkaar om na te denken over de vraag hoe verder. Kennelijk is er een einde gekomen aan de loyaliteit die mensen verbonden hield met de plaatselijke parochie. Of misschien had het proces nog een generatie nodig, wie zal het zeggen. Hoe dan ook, mensen zetten nu de stap, die ze pakweg vijfentwintig jaar geleden niet wilden of durfden te zetten. De banden met de officiële kerken zijn zo los geworden en verwaterd, de liturgie is op veel plekken zo verworden tot rubricisme en inhoudsloze rituelen, dat mensen het los laten en hun ‘heil’ elders zoeken. Daar komt de afbrokkeling van gezag, invloed, aanzien en vertrouwen nog eens bovenop. Mensen blijven, laten zich hun geloof niet afnemen, maar gaan hun eigen weg en zoeken bondgenoten. Toch verbreekt lang niet iedereen de banden met de plaatselijke kerk helemaal. Velen zijn trouwe bezoekers van een ekklesia, maar tegelijkertijd nog vrijwilliger, kerkganger, koorzanger of betrokkene bij een parochie. Hier ligt vaak een sociaal aspect aan ten grondslag. De plaatselijke parochies, hoe inspiratieloos soms ook, is voor velen een plek waar ze elkaar ontmoeten, spreken en een hart onder de riem steken. Doordat de meeste Ekklesia´s nog niet zo ver zijn dat ze naast maandelijkse liturgie en eventueel een leerhuisavond, ook een sociaal verband vormen, zoeken mensen dat deel vaak nog in hun plaatselijke gemeenschap. En daar is uiteraard helemaal niets mis mee. Bovendien speelt daarin ook mee dat de meeste Ekklesia´s veel meer een regiofunctie vervullen – mensen komen van alle kanten – en de plaatselijke parochie toch nog meer aansluit bij de wijk, het dorp of stadsdeel waar mensen wonen en leven.
6
10. En nu Uden De Kapelgemeenschap staat op een belangrijk punt in haar geschiedenis. Welke kant moet het op? Wie gaan de kar trekken en wie gaan er mee op de kar? Bij dit zoekproces horen allerlei afwegingen en heel veel vragen. Kunnen we wel zelfstandig verder? Hoe zit het dan met voorgangers? Kunnen we zo maar eucharistievieren? Kunnen we de continuïteit waarborgen? En wat als de laatste priester uit onze gemeenschap verdwijnt? Hoe zit het met de sacramentele aspecten? Waar komt het geld vandaan om alles te kunnen betalen? En ga zo maar door. Terechte vragen, zeer herkenbare twijfels en angsten, maar toch…. De meest fundamentele vraag is: welke weg wijst de Schrift ons? En willen we echt samen kerk zijn, open, betrokken op de samenleving en elkaar, in verbondenheid met velen en levend vanuit de bijbelse traditie? Als die vraag positief beantwoord kan worden, dan – het klinkt simpel, maar het is mijn ervaring – dan komt de rest vanzelf.
11. Slot Wellicht het begin van toch weer een nieuwe lente Uden? In elk geval een reden om te blijven. Is het te doen? Ja, het is te doen! Met elkaar, Bijbels geïnspireerd, met betrokkenheid op de samenleving en in vertrouwen op God en elkaar. Dat is kerk-zijn, dat is kerk, daar zijn mensen voor nodig! Mensen zoals u en ik, die de bereidheid hebben om het vol te houden en die zeggen: ik blijf!
Vragen voor gesprek Een zelfstandige kapelgemeenschap betekent niet afscheid van de kerk, maar afscheid van een kerkelijk systeem Een zelfstandige kapelgemeenschap heeft een belangrijke sociale functie Ook al beleef je liturgie heel verschillend, je kunt altijd samen vieren Ook zonder Kruisheren heeft de kapelgemeenschap toekomst Zonder eucharistie/Maaltijd heeft de liturgische viering voor mij minder betekenis Over de financiën maak ik me het minst zorgen Het is goed dat de kapelgemeenschap in de vernieuwing voorop loopt In een zelfstandige kapelgemeenschap is iedereen, zonder uitzondering, welkom Er zijn voldoende mensen dei een zelfstandige kapelgemeenschap kunnen dragen
7