ONDERWIJSVISITATIE
toegepaste informatica Een onderzoek naar de kwaliteit van de één-cyclus-opleiding toegepaste informatica aan de Vlaamse hogescholen
Vlaamse Hogescholenraad
december 2003
voorwoord De visitatiecommissie van de opleiding toegepaste informatica brengt met dit rapport verslag uit over haar bevindingen, conclusies en aanbevelingen die resulteren uit het onderzoek dat zij in het najaar 2002 en voorjaar 2003 heeft verricht naar de kwaliteit van de één-cylcus-opleiding toegepaste informatica in Vlaanderen. De visitatie en dit rapport passen in de werkzaamheden van de hogescholen en van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 58bis van het hogescholendecreet van 1994. Met dit rapport wordt de bredere samenleving geïnformeerd over de wijze waarop de hogeschool en meer bepaald de betrokken opleiding omgaat met de kwaliteit van haar onderwijs. Toch is het rapport in de eerste plaats bedoeld voor de hogeschool die de opleiding aanbiedt. Op basis van de bevindingen van het rapport kan de hogeschool nu en in de nabije toekomst actie nemen om de kwaliteit van het onderwijs in de opleiding te handhaven en verder te verbeteren. De lezer moet er zich echter terdege bewust van zijn dat het rapport slechts een momentopname biedt van het onderwijs in de opleiding en dat de rapportering van de visitatiecommissie slechts één fase is in het proces van kwaliteitszorg. De VLHORA dankt allen die meegewerkt hebben aan het welslagen van dit proces van zelfevaluatie en visitatie. De visitatie was niet mogelijk geweest zonder de inzet van al wie binnen de hogeschool betrokken was bij de voorbereiding en de uitvoering ervan. Tevens is de VLHORA bijzondere dank verschuldigd aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor de betrokkenheid en deskundige inzet waarmee zij hun opdracht hebben uitgevoerd.
Luc Van de Velde secretaris-generaal
Roland Vermeesch voorzitter
inhoudsopgave
voorwoord .............................................................................................................................................. 3 de visitatie toegepaste informatica........................................................................................................... 7 1
inleiding .................................................................................................................................... 7
2
de visitatiecommissie................................................................................................................. 7
2.1 2.2 2.3
samenstelling............................................................................................................................ 7 taakomschrijving ....................................................................................................................... 8 werkwijze .................................................................................................................................. 8
bevindingen en aanbevelingen .............................................................................................................. 11 1
de opleiding toegepaste informatica in Vlaanderen ................................................................... 11
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11 1.12 1.13 1.14 1.15
beschrijving van het beleid en de kwaliteitszorg van de opleiding.............................................. 11 concretisering van de kwaliteitszorg in de opleiding .................................................................. 13 personeel................................................................................................................................ 14 materiële en financiële randvoorwaarden ................................................................................. 16 onderwijsdoelstellingen ........................................................................................................... 17 opleidingsprogramma: opbouw en inhoud ................................................................................ 18 afstudeerwerk en/of werkveldervaring ...................................................................................... 19 internationale dimensie............................................................................................................ 20 leersituatie .............................................................................................................................. 21 toetsing en evaluatie ............................................................................................................... 22 studie- en studentenbegeleiding .............................................................................................. 23 studeerbaarheid en studierendement ....................................................................................... 24 afgestudeerden ....................................................................................................................... 24 maatschappelijke dienstverlening............................................................................................. 24 onderzoek ............................................................................................................................... 25
2
terugmeldingsrapporten........................................................................................................... 27
2.1
Erasmushogeschool Brussel.................................................................................................... 27
2.2
Hogeschool Antwerpen ........................................................................................................... 43
2.3
Hogeschool Gent .................................................................................................................... 67
2.4
Hogeschool Limburg ............................................................................................................... 85
2.5
Hogeschool voor Wetenschap & Kunst .................................................................................. 109
2.6
Hogeschool West-Vlaanderen ............................................................................................... 129
2.7
Karel de Grote-Hogeschool ................................................................................................... 151
2.8
Katholieke Hogeschool Kempen ............................................................................................ 171
2.9
Katholieke Hogeschool Leuven.............................................................................................. 191
2.10
Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen....................................................................... 213
2.11
Provinciale Hogeschool Limburg............................................................................................ 235
bijlagen............................................................................................................................................... 259
de visitatie toegepaste informatica 1
inleiding
In dit rapport brengt de visitatiecommissie verslag uit van haar bevindingen over de onderwijskwaliteit van de opleiding toegepaste informatica, die zij in het najaar van 2002 en het voorjaar van 2003 in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft onderzocht. De opleiding is een één-cyclus-opleiding die aangeboden wordt door 11 hogescholen: Erasmushogeschool Brussel, Hogeschool Antwerpen, Hogeschool Gent, Hogeschool Limburg, Hogeschool voor Wetenschap & Kunst, Hogeschool West-Vlaanderen, Karel de Grote-Hogeschool, Katholieke Hogeschool Kempen, Katholieke Hogeschool Leuven, Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen, Provinciale Hogeschool Limburg. Dit initiatief past in de werkzaamheden van de hogescholen en van de VLHORA met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 58bis van het hogescholendecreet van 1994.
2
de visitatiecommissie
2.1
samenstelling
De visitatiecommissie werd samengesteld door de Raad van Beheer van de VLHORA in haar vergadering van 8 februari 2002. Gezien het aantal betrokken hogescholen werden drie deelcommissies samengesteld. De voorzitter en de secretaris van de commissie bezochten alle betrokken hogescholen. voorzitter Oscar Steenhaut secretaris Marie-Paule Van Oudenhove
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
7
leden deelcommissie 1 (Erasmushogeschool Brussel, Hogeschool Antwerpen, Katholieke Hogeschool ZuidWest-Vlaanderen, Provinciale Hogeschool Limburg) Jean Ceuppens Jan Devos Michel Verschueren leden deelcommissie 2 (Hogeschool Gent, Hogeschool Limburg, Karel de Grote-Hogeschool, Katholieke Hogeschool Kempen) Tony Nelissen Jos Mertens Valère Melotte leden deelcommissie 3 (Hogeschool voor Wetenschap & Kunst, Hogeschool West-Vlaanderen, Katholieke Hogeschool Leuven) Pierre Thienpont Geert Vanhaverbeke Theo D’Hondt Voor een kort curriculum vitae van de commissieleden, zie bijlage 1.
2.2
taakomschrijving
De visitatiecommissie heeft als taak op basis van het door de hogeschool opgestelde zelfevaluatierapport en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken, na te gaan in hoeverre de kwaliteit van de onderwijsprocessen van de opleiding, geconcretiseerd in 15 thema’s, beheerst wordt en aanbevelingen te formuleren om te komen tot kwaliteitsverbetering binnen de betrokken opleiding. Voor de thema’s van de zelfevaluatie, zie bijlage 2.
2.3
werkwijze
2.3.1
voorbereiding
De visitatiecommissie werd geïnstalleerd op 22 augustus 2002 (deelcommissie 3) en 9 september 2002 (deelcommissie 1 en 2). Tijdens deze vergadering werd de handleiding van het visitatieproces toegelicht. In de installatievergadering heeft de commissie de bezoekdagen vastgelegd, het bezoekschema opgesteld en de wijze van voorbereiding van het bezoek besproken. De commissie analyseerde het zelfevaluatierapport en de bijlagen om zich een beeld te vormen van de opleiding en van de kwaliteitszorg in de opleiding. Individuele bevindingen, commentaar en punten van verdere bevraging werden door de secretaris gebundeld tot een werkdocument, van waaruit de visitatie werd gestuurd.
2.3.2
bezoek aan de instelling
Tijdens het bezoek heeft de commissie gesprekken gevoerd met alle geledingen die betrokken zijn bij het onderwijs in de opleiding toegeapste informatica. De gesprekken zijn een goede aanvulling geweest op het zelfevaluatierapport en werden door de commissie als open ervaren. Tijdens het bezoek werd in de mogelijkheid tot bijkomende gesprekken voorzien. Deze mogelijkheid kon worden gebruikt zowel op verzoek van personen uit de bezochte instelling als op verzoek van de visitatiecommissie. Verder heeft de commissie kennis genomen van bijkomende informatie, zoals verslagen, cursussen, voorbeelden van examenvragen, van afstudeerwerken en van stagewerken. Tevens werd een bezoek gebracht aan de gebouwen en de infrastructuur. Het bezoek werd afgesloten met een mondelinge rapportering aan de beleidsverantwoordelijken, waarin de commissie haar eerste bevindingen van de visitatie weergaf. Voor het bezoekschema, zie bijlage 3.
2.3.3
rapportering
Als laatste stap in het visitatieproces legt de commissie haar bevindingen en aanbevelingen vast in een terugmeldingsrapport per bezochte instelling en in een globaal openbaar rapport voor de opleiding in Vlaanderen. Dit rapport werd door de voltallige commissie becommentarieerd en op punt gesteld in december 2003. De opleiding heeft de gelegenheid gekregen om op dit rapport te reageren. Voor zover de commissie zich kon terugvinden in de opmerkingen van de hogeschool, werden ze verwerkt in het rapport. De commissie heeft de opleiding op de hoogte gebracht van haar beslissing terzake.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
9
bevindingen en aanbevelingen 1
de opleiding toegepaste informatica in Vlaanderen
1.1
beschrijving van het beleid en de kwaliteitszorg van de opleiding
1.1.1
voorstelling van de opleiding
De opleiding toegepaste informatica (TI) maken deel uit van het studiegebied handelswetenschappen en bedrijfskunde (HW&B). De inbedding in departementen vertoont evenwel verschillen. Deze zijn niet primordiaal in de organisatie van de opleidingen. Elke opleiding streeft in haar zending de volgende doeleinden na (de formulering verschilt van hogeschool tot hogeschool): het aanbrengen van de nodige competenties voor het doelmatig vervullen van de middenkaderfuncties in de bedrijfswereld; zin voor zelfstandig optreden zowel in uitvoeringsfuncties als in onderzoek; trainen van de passende attitudes, onder meer verantwoordelijkheidzin, om zich zinvol te kunnen integreren zowel als medewerker en als burger. In alle opleidingen komen de volgende drie domeinen aan bod: informatica bedrijfsbeheer en economie communicatievaardigheden en talen De informatica staat in alle opleidingen uiteraard centraal met vakken als basiskennis, bestuurssystemen, analyse, programmeren, databanken, datacommunicatie, internettoepassingen. Naast de benodigde theorie wordt zeer veel aandacht besteed aan de praktische invulling van de vakken (door oefeningen, projecten, stage). In alle opleidingen merkt men een teruglopen van gestructureerd programmeren ten voordele van object gericht programmeren. De plaats van Cobol staat in alle opleidingen ter discussie. Veel bestaande toepassingen draaien nog onder Cobol, maar het wordt echter niet meer gebruikt voor nieuwe ontwikkelingen. Een analoge opmerking geldt voor AS400 toepassingen. De duur van de opgelegde stage varieert van 6 tot 15 weken. Misschien zou de VLHORA hier op iets meer uniformiteit kunnen aansturen. Het onderwijs van wiskunde is in de meeste instellingen een omstreden onderwerp, zowel qua inhoud als opportuniteit. Eén enkele instelling heeft het zelfs in het programma afgevoerd. Het vakgebied bedrijfskunde en economie is zeer ruim maar de tijd die men er kan aan besteden beperkt. Instellingen maken verschillende keuzes uit het vakgebied. Elk van de keuzes wordt echter verantwoord.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
11
Elke instelling beseft het belang van het trainen van communicatievaardigheden en de talenkennis. Het invoeren van een semestersysteem mag evenwel geen afbreuk doen aan de continuïteit van het taalonderwijs. Alle instellingen hebben zich met een universiteit geassocieerd. De impact van die associatieverdragen is nog onduidelijk.
1.1.2
beschrijving van het beleid, algemene strategie en/of doelstellingen inzake onderwijs, internationalisering, maatschappelijke dienstverlening, onderzoek,
Alle hogescholen hebben een algemene zending geformuleerd. Het is aan de opleidingen om deze zending bij middel van de aangeboden opleiding in de praktijk te realiseren. Alle geformuleerde zendingen omvatten de volgende componenten: competentieverwerving; persoonlijkheidsvorming; opleiden tot creativiteit en zelfstandigheid; ontwikkelen van kritische zin; aandacht voor culturele en ethische aspecten binnen de opleiding. In de katholieke hogescholen komt er meestal de zorg voor het christelijke waardepatroon als aanvulling bij. Men heeft in elke hogeschool een verticale structuur. Men heeft een centrale raad van bestuur en een algemene directeur die samen het algemene beleid bepalen. De professionalisering van het management is in volle evolutie. Vervolgens heeft men de departementen, met een verkozen departementshoofd, meestal gestoeld op de vroeger bestaande onafhankelijke hogescholen. Tenslotte heeft men de opleidingen met een opleidingscoördinator. De TI opleidingen beschikken in alle hogescholen over een grote autonomie. De opleidingscoördinator heeft meestal ook nog een beperkte leeropdracht. In de meeste hogescholen heeft men een syndicale vertegenwoordiging via comités op het centrale niveau (HOC) en op het departementale niveau (DOC).
1.1.3
beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg
Opgemerkt moet worden dat in alle hogescholen het opstellen van het zelfevaluatierapport (ZER) een belangrijke rol heeft gespeeld bij het ontstaan van het kwaliteitsbewustzijn. Voor het opstellen van het ZER heeft men hetzij het EFQM-TRIS, hetzij het EFQM-PROZA instrument gebruikt, soms met hulp van buitenaf. Men is derhalve vertrouwd geraakt met de PDCA (Plan, Do, Check, Act) cirkel. De instrumenten laten toe structurele tekortkomingen te ontdekken, echter minder de inhoudelijke tekortkomingen.
1.2
concretisering van de kwaliteitszorg in de opleiding
1.2.1
concrete uitwerking van de kwaliteitszorg in de opleiding
Meestal heeft men op departementaal niveau een kwaliteitscoördinator omringd door een cel bestaande uit afgevaardigden van de opleidingen. Deze afgevaardigden spelen doorgaans de rol van kwaliteitscoördinator binnen de opleidingen. Het bewaken van het kwaliteitsgebeuren neemt doorgaans een percentage van hun opdracht in. De rol van de opleidingscoördinatoren in de kwaliteitsbewaking, alhoewel niet formeel, is in vele gevallen doorslaggevend. De decretale functionerings- en evaluatiegesprekken zijn een belangrijke bijdrage tot het stimuleren van de aandacht tot kwaliteit
1.2.2
meetresultaten van de opleiding vanuit de interne kwaliteitszorg
De meeste departementen organiseren op min of meer regelmatige basis enquêtes bij de studenten, afgestudeerden en werkgevers. In de ene hogeschool is dit al omvangrijker dan in de andere. De enquêteresultaten geven meestal aanleiding tot het opstellen van verbeterdoelen in de opleiding of tot een aanpassing van het curriculum. In vele hogescholen zijn deze enquêtes nog ad hoc. Een meer systematische organisatie lijkt aangewezen. Een merkwaardige vaststelling bij de enquêtes betreft de studietijd in enkele hogescholen. Men bleef gevoelig beneden de voorziene 1500 à 1600 uren. De resultaten naar de individuele studenten toe waren sterk uiteenlopend.
1.2.3
verbeterdoelen en acties vanuit kwaliteitszorg in de opleiding
Het invoeren van structuren waaruit verbeterdoelen op geformaliseerde wijze kunnen bepaald worden staat in de meerderheid der hogescholen nog in een aanvangfase. Men mag verwachten dat het opstellen van het ZER, en het vertrouwd geraken met de instrumenten tot verbetering zal leiden.
1.2.4
opvolging van de verbeterdoelen en acties vanuit de kwaliteitszorg in de opleiding
In de meeste hogescholen worden de korte termijn doelstellingen wel zorgvuldig opgevolgd. Voor de langere termijndoelstellingen zijn er onvoldoende indicatoren, en is de timing doorgaans te zwak gedefinieerd.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
13
1.2.5
kwaliteitscoördinator in de opleiding (verantwoordelijkheid, draagvlak, functioneren)
De kwaliteitscoördinator, op welk niveau hij (of zij) zich ook bevindt, is het ankerpunt voor de stimulatie van het kwaliteitsdenken, én dit in alle hogescholen.
1.2.6
kwaliteitszorg in het opleidingsteam
Men mag stellen dat in alle opleidingen kwaliteitsvol wordt gewerkt. De meeste lectoren zijn van oordeel dat inhoud en coherentie van het programma, passende didactische vormen, toegewijde begeleiding en tijdig en verzorgd cursusmateriaal, de belangrijkste elementen zijn van de kwaliteit.
1.3
personeel
1.3.1
human resources management
Eventuele aanwervingen van nieuwe lectoren gebeuren, in alle opleidingen, volgens de voorwaarden bepaald in artikel 89 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap. De opleidingen zelf worden doorgaans betrokken bij de definitie van het profiel en de selectie. Ook HOC en DOC zijn betrokken. Een nieuw aangeworven docent wordt gedurende het eerste jaar begeleid door zijn collega’s. Functionerings- en evaluatiegesprekken zijn doorgaans het prerogatief van het departementshoofd. In alle hogescholen wordt een evenwichtige verdeling van de taakbelasting nagestreefd. De gemiddelde omvang van de belasting vertoont van hogeschool tot hogeschool verschillen die oplopen tot 20 % tussen de hogescholen.
1.3.2
betrokkenheid van het personeel
In alle opleidingen grijpen regelmatig opleidingsvergaderingen plaats. In sommige hogescholen op systematische basis, in andere wanneer er zich problemen voordoen. Elke curriculumhervorming wordt alleszins door intens onderling overleg voorafgegaan. Mogelijke bevorderingen worden wegens geldgebrek quasi in geen enkele instelling doorgevoerd. Inzet en enthousiasme is bij de overgrote meerderheid der lectoren aanwezig ondanks de vlakke loopbaanstructuur en de toch gemiddeld zware opdrachten.
1.3.3
werking van het opleidingsteam
De lectoren werken in alle hogescholen meestal goed samen in een informeel verband, waarbij de uiteindelijke last om het beleid te bepalen vrijwel uitsluitend bij de opleidingscoördinatoren ligt. De lectoren zijn zich onvoldoende bewust van de noodzaak om het proces van samenwerking meer formeel te structureren. De lectoren TI zijn ook in de meeste hogescholen belast met andere taken, onder andere informaticavoorlichting aan niet-informatici, die ook de andere opleidingen ten goede komen buiten specifiek de TI opleidingen. Dit houdt een zekere belasting in met niet-kerntaken. Er wordt echter niet over geklaagd.
1.3.4
professionalisering van het personeel buiten de technische deskundigheid
Niet alle lectoren beschikken over een pedagogisch bekwaamheidsdiploma. Toch heeft de commissie de indruk dat er in het algemeen minder aandacht wordt besteed aan bijscholing in nieuwe didactische methodes dan aan de technische bijscholing.
1.3.5
technische deskundigheid van het onderwijzend personeel.
In alle hogescholen krijgen de informaticalectoren de gelegenheid externe bijscholingen te volgen. Elke hogeschool beschikt voor bijscholing over een specifiek fonds. De gevolgde navormingen vinden doorgaans hun weerslag in de inhoud der vakonderdelen die voortdurend aangepast worden.
1.3.6
onderzoeksdeskundigheid van het onderwijzend personeel
Slechts in drie hogescholen is de opleiding TI betrokken bij onderzoek. Structuur om onderzoek te stimuleren ontbreekt. Dikwijls wordt er geargumenteerd dat onderzoek niet tot de opdracht van de één-cyclus-opleidingen behoort. Door toekennen van middelen voor projectmatig wetenschappelijk onderzoek van de één-cyclus-opleidingen heeft de overheid een duidelijk signaal gegeven. Ook in de BA/MA-structuur zal wetenschappelijk onderzoek een beoordelingsaspect vormen.
1.3.7
technische administratieve en organisatorische deskundigheid
Alle hogescholen beschikken over gecentraliseerde diensten voor financiën, personeel en algemene administratie. De commissie heeft over de werking van deze gecentraliseerde diensten geen negatieve geluiden opgevangen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
15
De meer direct student gebonden administratie wordt doorgaans georganiseerd op het niveau departement met antennes naar de opleiding. Ook hier geen negatieve geluiden.
1.4
materiële en financiële randvoorwaarden
1.4.1
onderwijsruimten
Wegens de recente toch gevoelige stijging van het aantal studenten kampen alle opleidingen met plaatsgebrek. Oplossingen zijn meestal ad hoc. Men mag stellen dat alle hogescholen inspanningen doen om hun infrastructuur degelijk te onderhouden en de klassen netjes te houden.
1.4.2
mediatheek
Alle hogescholen beschikken over een mediatheek met gespecialiseerd personeel. De boeken- en cdcollecties volstaan voor de aangeboden opleiding. In alle hogescholen is er evenwel een gebrek aan Engelstalige informaticatijdschriften
1.4.3
computerfaciliteiten
Elke opleiding beschikt over een aantal pc-lokalen uitgerust met pc’s en meestal beamers, die in een netwerk zitten. In het algemeen worden de pc’s om de drie à vier jaar vervangen. Op enkele uitzonderingen na draaien alle pc’s onder Windows. Linux dringt slechts traag door, misschien iets meer bij de servers. Slechts weinig opleidingen hebben een experimenteel netwerk geïmplementeerd, los van het hoofdnetwerk, waar studenten ‘hands on’, met netwerkbeheer kunnen experimenteren. Blackboard is in alle hogescholen geïmplementeerd.
1.4.4
beschikbare werkingsmiddelen
Alle hogescholen maken onderscheid tussen het personeelsbudget, de werkingsmiddelen en het investeringsbudget. Het personeelsbudget benadert in alle instellingen de 80 % van het totale budget. De hogescholen kennen jaarlijks een dotatie toe aan de departementen. De verdeling over de departementen en de centrale administratie gebeurt meestal volgens een vaste verdeelsleutel, gebaseerd op kengetallen die hoofdzakelijk slaan op het aantal financierbare studenten (voortschrijdend gemiddelde van de laatste drie jaren) en de OBE’s (OnderwijsBelastingsEenheden). Lectoren tonen weinig belangstelling voor het financiële reilen en zeilen van de hogeschool. Nergens waren er uitgesproken klachten over gebrek aan middelen. Wel werd er door bijna alle departementshoofden op gewezen dat de coëfficiënt 1 te laag is voor een technische opleiding zoals TI.
1.4.5
studenten- en docentenfaciliteiten
De meeste hogescholen beschikken over een zelfbedieningsrestaurant of toch minstens over een cafetaria. Elke hogeschool beschikt over een lectorenruimte waar computers aanwezig zijn en men koffie kan krijgen. Er zijn te weinig individuele ruimtes voor de lectoren, wat het moeilijk maakt om studenten afzonderlijk te ontvangen. Bijna alle hogescholen beschikken over een distributiecentrum voor het cursusmateriaal.
1.5
onderwijsdoelstellingen
1.5.1
onderwijsvisie van de opleiding
Oorspronkelijk zijn de meeste hogescholen vertrokken van het nu absoluut verouderde VLOR document omvattende het opleidingsprofiel en de in te vullen functies door een graduaat informatica. Hoewel niet altijd formeel geformuleerd zijn er toch door alle opleidingen algemeen aanvaarde doelstellingen. Elke opleiding wil een brede algemene informaticaopleiding aanbieden, met ruime aandacht voor ‘leren leren’, zelfstandig werken, trainen van vaardigheden en praktische aanwending van het geleerde. Dit tracht men te realiseren door gebruik te maken van moderne didactische methodes zoals projectonderwijs die onder meer bijdragen tot het aanleren van passende attitudes. Het curriculum weerspiegelt in de regel deze doelstellingen. Door het uitbouwen van allerlei vormen van monitoraat tracht men de slaagkansen vooral in het 1e jaar te doen toenemen. Zeer weinig instellingen beschikken over een duidelijk geformuleerd strategisch plan.
1.5.2
afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het hoger onderwijs
In weinig hogescholen heeft men nagedacht welke wijzigingen de invoering van de B/MA-structuur zou kunnen impliceren. Wel tracht men een semesterstructuur in te voeren en denkt men na over een modulaire opbouw van het curriculum. In de meeste hogescholen heeft men op correcte wijze punten toegekend aan de vakonderdelen. Er is een voorzichtig begin gemaakt met een creditsysteem. Men aanvaardt credits behaald in andere instellingen. Er bestaan individueel aangepaste jaarprogramma’s. Meer en meer wordt de nadruk gelegd op zelfstandig leren en het verwerven van communicatievaardigheden. Slechts weinig instellingen bieden keuzevakken aan.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
17
1.5.3
afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het werkveld
Het bedrijfsleven vraagt, dat meer aandacht zou gaan naar zelfstandig werken en naar sociale en communicatievaardigheden. Bijna alle opleidingen zijn hieraan tegemoet gekomen door projectwerking en de inhoud van de communicatievakken aan te passen. Er wordt duidelijk meer aandacht besteed aan presenteren, vergaderen, schriftelijke rapportering, … Opgemerkt moet worden dat de studenten deze curriculumwijzigingen niet altijd appreciëren. Zij wensen een meer technische inhoud.
1.6
opleidingsprogramma: opbouw en inhoud
1.6.1
concretisering van de onderwijsdoelstellingen in het opleidingsprogramma
In alle opleidingen bestaat er een voortdurende zorg om de inhoud van de globale opleiding te actualiseren en toch coherent te blijven. Overal neemt de nadruk toe op zelfstandig leren, ‘leren leren’ en teamwerk. Ook is er overal aandacht voor communicatietechnieken en talen. Wat betreft de bedrijfseconomische vakken bestaat er minder overeenstemming over wat essentieel is. Het vak wiskunde kampt duidelijk met een identiteitscrisis.
1.6.2
de aandacht in het opleidingsprogramma voor de vaardigheden die het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren ondersteunen
Het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren wordt in alle opleidingen ondersteund door het projectonderwijs dat als bedoeling heeft de volgende attitudes te ontwikkelen: werken in een team, sociale vaardigheden ontwikkelen; voor een niet volledig gedefinieerd probleem niet de onmogelijke theoretische oplossing vinden maar wel een aanvaardbare; creativiteit stimuleren; communicatievaardigheden ontplooien en rapporteren; zelfstandig ‘leren leren’. De stage laat toe de verworven vaardigheden in de praktijk te testen.
1.6.3
actualiteitsgehalte van het opleidingsprogramma
In alle opleidingen is de overgang van procedureel programmeren naar object georiënteerd programmeren doorgevoerd. Databases en bestuurssystemen worden grondig behandeld. Overal wordt er aandacht besteed aan netwerkbeheer en aan webtechnologie. Linux komt overal, misschien nog te bescheiden, aan bod. De snelle evolutie van de informatica brengt mee dat het moeilijker zal worden het ganse vakgebied volledig, met voldoende diepte, te omspannen. Enkele opleidingen zijn begonnen met het aanbieden van keuzerichtingen. Men mag aannemen dat deze trend zich zal doorzetten.
1.6.4
sequentiële opbouw en coherentie van het opleidingsprogramma
Alle hogescholen bouwen op betrekkelijk coherente wijze het informaticaonderwijs van de grond af aan op. De meerderheid der hogescholen verwacht wel vertrouwdheid met Word en Excel.
1.6.5
aandacht voor de karakteristieken van de studenteninstroom
De instroom in alle hogescholen bestaat voor circa de helft uit ASO studenten en voor de andere helft uit TSO studenten. Sporadisch komen ook studenten uit BSO en KSO voor. Hun slaagkansen zijn zeer gering. Van de ASO studenten heeft 25 % à 30 % een opleiding aan de universiteit of aan het HOLT achter de rug. Men heeft daarom te maken met een zeer heterogene instroom.
1.6.6
aanbod en structuur van flexibele leerwegen in het opleidingsprogramma
Behalve het invoeren van enkele keuzevakken en IAJ’s zijn er geen echte flexibele leerwegen in de opleidingen aanwezig.
1.6.7
het niveau en de inhoud van de opleidingsonderdelen.
Dank zij de inzet en deskundigheid van de lectoren mag men stellen dat in alle opleidingen men een zeer respectabel niveau weet te bereiken.
1.7
afstudeerwerk en/of werkveldervaring
1.7.1
opvatting(concept), inhoud en niveau
De stage grijpt in het algemeen plaats gedurende het laatste semester van het laatste jaar. De duurtijd varieert van 6 tot 15 weken. Gedurende de laatste drie maanden van het afstudeerjaar krijgen de studenten via een stage de kans op een grondige wijze kennis te maken met hun toekomstige beroepsomgeving, en zich aan te passen aan een reële beroepssituatie. Tijdens deze stageperiode werken zij voltijds mee in een stageverlenend bedrijf. Van het stagebedrijf wordt verwacht dat zij de stagiair met een zinvolle opdracht kunnen belasten, hem behandelen als beginnend werknemer, en een mentor aanduiden die de stagiair zal begeleiden. De opleiding duidt normaal een lector aan die de stagiair zal voorlichten en begeleiden. Studenten worden aangemoedigd zelf een voorstel van opdracht of stageplaats in te dienen. Deze voorstellen worden meestal aanvaard.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
19
De student dient aan het einde van de stage een beknopt verslag in te leveren over de inhoud en het verloop van zijn stagewerk. Hij moet normaal dit werk mondeling presenteren aan een jury. De samenstelling van de jury kan nogal verschillen van instelling tot instelling. In de meeste hogescholen bestaat er een handleiding omtrent de procedures die de student dient te volgen in verband met de stage.
1.7.2
begeleiding (o.a. duidelijkheid regelingen en voorzieningen)
Voor de dagelijkse begeleiding wordt gerekend op de stagementor. Hij krijgt de verantwoordelijkheid om het functioneren van de stagiairs van nabij te volgen, hem wegwijs te maken,en waar nodig, te ondersteunen. De stagebegeleidende lector bezoekt de stageplaats normaal één à tweemaal gedurende de stage voor overleg met de mentor.
1.7.3
beoordeling (gehanteerde criteria en wijze van beoordeling)
De beoordeling van de stage gebeurt normaal door samenspraak tussen de mentor en de lectorstagebegeleider. Normale factoren bij de beoordeling zijn de wijze waarop de stagiair zich van zijn taak gekweten heeft en de sociale vaardigheden die zijn houding hebben gekenmerkt. De eindquotatie voor de stage wordt gemaakt op basis van een gewogen gemiddelde op de uitvoering alsdusdanig, het verslag en de presentatie.
1.7.4
relatief gewicht in de opleiding
Het gewicht toegekend aan de stage verschilt van instelling tot instelling, wat normaal is gezien de verschillende duur. Niettemin oordelen de studenten in alle hogescholen dat het toegekende gewicht te klein is in verhouding tot de gevraagde prestaties.
1.8
internationale dimensie
De internationale dimensie werd om diverse redenen in de meeste hogescholen nooit als prioritaire component van de opleiding beschouwd. Langzaam groeit bij het lectorencorps het bewustzijn dat in verband met de BA/MA-structuur de internationale dimensie aan belang zal winnen. Bijna alle hogescholen zijn lid van internationale netwerken of hebben partnerships afgesloten. Zij worden echter onvoldoende benut. Alhoewel alle hogescholen deelnemen aan de Europese programma’s Erasmus, Socrates, Leonardo en Alfa blijft het in de meeste hogescholen nogal beperkt. De jaarlijkse hernieuwing van de Socrates ‘bilateral agreements’ is hieraan niet vreemd.
Slechts in één enkele instelling overtreft de vraag van de studenten tot deelname het aantal beschikbare beurzen. In vele instellingen blijft de participatiegraad (te) laag. Uitwisseling van lectoren blijft uiterst beperkt. Men kan niet stellen dat de internationale contacten de programma’s of de inhoud van de opleidingen wezenlijk beïnvloeden. De meeste instellingen leveren vandaag grote inspanningen om uitwisselingen met buitenlandse partners op te starten. Alhoewel vandaag nog eerder met beperkt resultaat, mag men in de toekomst een gevoelige toename verwachten.
1.9
leersituatie
1.9.1
onderwijsvormen
Het patroon van de gebruikte onderwijsvormen is eerder klassiek in de meerderheid der instellingen. Er zijn de klassieke hoorcolleges voor de ondersteunende vakken. Deze hoorcolleges worden ondersteund door praktische oefeningen voor de TI vakken. In alle instellingen stelt men een vermindering vast van het aantal ex cathedra colleges ten voordele van het begeleid zelfstandig leren. Als belangrijke vernieuwing in alle instellingen heeft men het projectonderwijs ingevoerd. Dit moet de zin voor synthese bevorderen, de teamgeest aanwakkeren en de zelfstandigheid bevorderen. Merkwaardig voor een TI opleiding wordt zelfstudie bij middel van onderwijsondersteunende pakketten niet echt aangemoedigd. Probleemgestuurd onderwijs heeft de commissie ook nergens opgemerkt. E-learning wordt evenmin sterk aangemoedigd, wel het betrekken van informatie uit Internet. Blackboard is in alle hogescholen beschikbaar.
1.9.2
leermiddelen
In alle instellingen worden inspanningen geleverd om syllabi, cursussen en ander ondersteunend materiaal tijdig ter beschikking te stellen. Met nieuwe werkmiddelen wordt slechts in beperkte mate geëxperimenteerd. Blackboard kan hierin verandering brengen. Voorzichtig worden in enkele hogescholen fora gecreëerd op het internet en intranet.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
21
1.10
toetsing en evaluatie
1.10.1
de verschillende evaluatievormen (concept, in relatie tot de doelstellingen van de opleidingsonderdelen en de opleiding als geheel, gerichtheid van de evaluatie op het toetsen van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, moeilijkheidsgraad)
Naast niet-bindende toetsen heeft men klassieke schriftelijke of mondelinge examens, permanente evaluatie en evaluatie van het stageverslag. Alles is vrij klassiek. Het gewicht van de permanente evaluatie, hoofdzakelijk in gebruik bij beoordeling van labo-sessies schommelt rond de 20 % in het eerste jaar, en stijgt in de volgende jaren.
1.10.2
criteria en wijze van beoordeling door de evaluatoren
Zoals klassiek in alle bestaande onderwijssystemen oordeelt men ook hier in deze materie over parate gestudeerde kennis. Er is nog geen sluitende methode gevonden om inzicht en brede kijk over het vakgebied op objectieve wijze te testen.
1.10.3
criteria en wijze van beoordeling van de examencommissie
De commissie is van oordeel dat binnen de bestaande paradigma’s de evaluatoren hun werk zeer professioneel en ernstig doen. Het al of niet bepalen of studenten geslaagd zijn is fundamenteel een groepsbeslissing, bij voorkeur consensueel. Er bestaan geen echte uitsluitingscijfers. Over elk geval kan collectief gestemd worden. De stemming is meestal geheim wanneer de voorzitter, de ombudsman of tenminste één stemgerechtigd lid hierom verzoekt.
1.10.4
organisatie van toetsen en examens
In elke instelling tracht men de examens te spreiden. De roosters worden opgemaakt in samenspraak met de studenten. Het wordt tijdig bekend gemaakt.
1.10.5
transparantie van de evaluatie
Elke al of niet geslaagde student kan, na publieke bekendmaking van de resultaten, samen met de examinator het door hem toegekend cijfer bespreken. Een schriftelijk examen kan hij daarenboven, samen met de examinator inkijken.
1.11
studie- en studentenbegeleiding
1.11.1
studenteninstroom
Na een stijging gedurende enkele jaren van het aantal inschrijvingen TI kent men dit jaar een lichte daling. De gemiddelde instroom bestaat uit ca 50 % TSO studenten en 50 % ASO studenten. Er treden evenwel jaarlijks schommelingen op in deze verhoudingen. Bij ca 25 % der ASO studenten en ook bij TSO studenten zijn de graduaatstudies een tweede keuze. Het aantal meisjesstudenten blijft laag (10 % à 15 %), en loopt zelfs terug. Vooral voor TSO studenten zijn de slaagkansen, behalve in een tweetal hogescholen, zeer laag (ca 35 %). Voor onvoldoende voorbereide kandidaat studenten worden gedurende de maanden augustus door de meeste opleidingen vakantiecursussen in Office, wiskunde, boekhouden en economie georganiseerd. Bij de inschrijvingen ontvangen de studenten een algemene en een departementale studiegids. De meeste hogescholen organiseren onder een of andere vorm een monitoraat. Het heeft echter weinig succes bij de studenten. Alle hogescholen voorzien bijzondere begeleiding voor studenten met een handicap. De commissie is toch van oordeel dat bij de begeleiding van TSO studenten er onvoldoende rekening wordt gehouden met de studieatmosfeer waaruit deze studenten afkomstig zijn. Alle hogescholen nemen deel aan de georganiseerde SID-in-beurzen. Ook organiseren zij open deur dagen waarbij aspirant studenten de mogelijkheid krijgen de instelling in volle werking te zien. Alle hogescholen hebben voor het ogenblijk een website. Deze wordt echter niet altijd up to date gehouden. De hogescholen publiceren jaarlijks folders, flyers, … waar alle nuttige informatie te vinden is om succesvol te studeren. De meerderheid van de hogescholen onderhoudt geen systematische contacten met de secundaire scholen. Wel ontvangen de secundaire scholen de gepubliceerde informatiefolders.
1.11.2
studiebegeleiding en studentenbegeleiding
In alle hogescholen kunnen de studenten terecht bij de individuele lectoren wanneer zij problemen hebben. Van het formele begeleidingsaanbod, zoals monitoraat e.d. wordt te weinig gebruikt gemaakt. Hier is een aanmoedigingspolitiek op zijn plaats. De meerderheid der studenten zijn in feite zeer tevreden over de goede verstandhouding tussen lectoren en studenten. Deze verstandhouding doet verder geen afbreuk aan de discipline. Vooral het geïntegreerd projectonderwijs geeft aanleiding tot de individuele contacten. Over het algemeen zijn de studenten tevreden over de begeleiding die zij bij de projecten ontvangen. Alhoewel in de regel de studenten bij de aanvang van hun studies alle informatie ontvangen, verdwijnen zeer dikwijls details in de totaliteit van de informatie. Het houden van infosessies, die naar specifieke problemen gericht zijn, zouden een oplossing kunnen zijn.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
23
Alle hogescholen beschikken over een sociale dienst waarvan een onderdeel belast is met psychosociale begeleiding. Alhoewel er door TI studenten weinig beroep wordt op gedaan, is het oordeel over de werking in het algemeen positief. De ombudsfunctie wordt in de hogescholen op diverse wijzen georganiseerd. Het is soms een lector, soms het departementshoofd, soms de studentensecretaris. Er worden evenwel geen bijzondere problemen gesignaleerd. In alle hogescholen wordt er studenteninspraak georganiseerd langs democratisch verkozen diverse raden. De studenten hebben evenwel de indruk dat zij weinig in de pap te brokken hebben. Bovendien geven de studenten de indruk niet sterk geïnteresseerd te zijn in inspraak, zij komen om te studeren.
1.12
studeerbaarheid en studierendement
Als belemmerende factor moet ongetwijfeld de zeer heterogene instroom vermeld worden. Vooral in het eerste jaar is voor sommigen het niveau te hoog; voor anderen dan weer te laag. Het aangeboden studiemateriaal is nochtans aangepast en voldoende. Op twee hogescholen na zijn de globale slaagcijfers, vooral voor TSO studenten betreurenswaardig laag. Er wordt geen bijzondere begeleiding voor TSO studenten voorzien. Ook is de uitval, dit zijn de studenten die stoppen voor de 1e semesterexamens, relatief hoog. Geen enkele hogeschool heeft het probleem tot nu toe bestudeerd. Slechts enkele hogescholen hebben tot nu toe metingen betreffende de nodige studietijd uitgevoerd. De resultaten zijn uiterst verwarrend en het is uitgesloten om er al een definitieve conclusie uit te trekken.
1.13
afgestudeerden
Bijna alle hogescholen organiseren op het einde van het academiejaar een ‘campus recruitement day’. Hier kunnen studenten contact opnemen met vertegenwoordigers van bedrijven en op deze wijze kennis nemen met de verwachtingen die bedrijven t.o.v. hen hebben. De afgevaardigden van het werkveld waren unaniem positief over de kwaliteit van de afgestudeerden. Vooral de gedrevenheid, de zelfwerkzaamheid en het vermogen om nieuwe kennis op te doen werden geprezen. Wel was er soms kritiek op het gebrek aan sociale en communicatievaardigheden. In het algemeen wordt de inhoud en de begeleiding van de informatica vakken zeer positief beoordeeld. Problemen die door afgestudeerden gesignaleerd werden zijn ondertussen geremedieerd. Alle hogescholen houden gegevens van voormalige studenten in de mate van het mogelijke bij. Bij middel van mailing worden de afgestudeerden geïnformeerd over de recente veranderingen in de hogeschool. Alhoewel afgestudeerden meestal automatisch lid worden van de oud-studentenvereniging, blijft de alumniwerking in de meeste hogescholen beperkt.
1.14
maatschappelijke dienstverlening
Dienstverlening heeft op enkele hogescholen na, weinig betekenis. Volgens de lectoren bestaat er wel belangstelling maar is de werkdruk te hoog. Er bestaan geen structuren om dienstverlening te propageren.
1.15
onderzoek
Weinig hogescholen maken budgettaire ruimte vrij om toegepast onderzoek uit te bouwen. Nochtans kan men stellen dat gezien de deskundigheid van de lectoren men aan vele projecten van wetenschappelijk onderzoek zou kunnen deelnemen. In het verleden werden aan de één-cyclus-opleidingen geen specifieke middelen voor onderzoek toegekend. Door de creatie van PWO middelen is hier nu verandering in gekomen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
25
2
terugmeldingsrapporten
2.1
Erasmushogeschool Brussel
2.1.1
beschrijving van het beleid en de kwaliteitszorg van de opleiding
2.1.1.1 voorstelling van de opleiding De opleiding Toegepaste Informatica is een basisopleiding van één cyclus (drie jaar) binnen het studiegebied Handelswetenschappen en Bedrijfskunde. In het begin van de jaren zeventig werd in het EcHOKT (Economisch Hoger Onderwijs van het Korte Type) de afdeling Systeemanalyse opgericht. Het departement IWT van de Erasmushogeschool Brussel was toen nog de Industriële Hogeschool van het Rijk – Brabant en was één van de zes hogescholen die deze opleiding mocht aanbieden. Het was een tweejarige opleiding met een opleidingsprogramma dat bestond uit vier in omvang evenwaardige pijlers: wiskunde, statistiek, logica, Boole Algebra en operationeel onderzoek; boekhouden en economie; programmeren (programmeertechnieken, stroomschema's, bestandsorganisatie, Cobol, Fortran, …); systeemanalyse met eindwerk. Met de hervorming van alle graduaten tot een driejarige opleiding werd een eerste regularisatie van al deze 'informaticaopleidingen' gerealiseerd en ontstond het graduaat in de Toegepaste Informatica. Het aantal hogescholen dat deze opleiding mocht aanbieden, werd ook verhoogd. Met deze hervorming verdwenen ook de verplichte leerprogramma's en kregen de hogescholen zelf een grotere verantwoordelijkheid voor de invulling van het opleidingsprogramma. Hierdoor kon een hogeschool eigen klemtonen leggen. Het departement IWT nam deze mogelijkheid te baat om een totale herziening van het opleidingsprogramma door te voeren. Een werkgroep van tien externe leden uit het informaticawerkveld aanvaardde de opdracht een opleidingsprogramma uit te werken dat volledig tegemoet kwam aan de eisen en wensen van het werkveld. Het resultaat hiervan was: een vrij aanzienlijke inkrimping van het pakket wiskunde en boekhouden; een uitbreiding van de informaticavakken naar gegevensbanken, besturingssystemen en datacommunicatie en netwerken; het invoeren van een fulltime stageperiode van minimum drie maanden. Dit werd de basis voor de nieuwe structuur van het opleidingsprogramma waarvan de aparte opleidingsonderdelen jaarlijks inhoudelijk werden geactualiseerd. Omwille van de complexiteit van de informatica met nieuwe dimensies zoals netwerken, internet, webtechnologie en multimedia, evenals de introductie van nieuwe onderwijsvormen werd het opleidingsprogramma in 2000 nogmaals grondig aangepast. Deze aanpassing resulteerde in een daling van het aantal uren contactonderwijs ten voordele van projecten die in teamverband moeten worden gerealiseerd. Ook werden drie specialisaties opgericht: multimedia, netwerken en databanken.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
27
Vanaf het academiejaar 2002-2003 is een vierde specialisatie, industriële informatica, mogelijk. Een vijfde specialisatie die betrekking heeft op de bank- en verzekeringsinformatica is in voorbereiding. De specialisatie 'databanken' werd omgevormd tot de specialisatie 'webapplicaties en DBA'. De inhoud van bepaalde opleidingsonderdelen werd eveneens geactualiseerd.
2.1.1.2 beschrijving van het beleid, algemene strategie en/of doelstellingen inzake onderwijs, internationalisering, maatschappelijke dienstverlening, onderzoek, Het hogeschoolbestuur neemt overkoepelende beleidsbeslissingen die door elk departement binnen de hogeschool moeten worden gevolgd en uitgevoerd. De hogeschool maakt deel uit van de associatie met de Vrije Universiteit Brussel. Er wordt heel concreet samengewerkt. Er is uitwisseling van lectoren. Het departement ontwikkelt zijn eigen beleidsplannen, kwaliteitsdoelstellingen en procedures die passen in het algemeen beleid. Kwaliteitsverbetering is hierbij de stimulans voor vele verbeteracties. Het beleid van de departementsraad wordt ondersteund door de gevraagde adviezen van commissies en werkgroepen. De hogeschool gebruikt moderne technologie (intranet) in de communicatie met het personeel en de studenten en tussen het personeel en de studenten onderling. De directie ziet de ligging van de hogeschool als een competitief nadeel. Aandacht voor buurtrenovatie, veilige en vlotte toegangswegen tot de hogeschool zijn noodzakelijk. De overheid dient hierin haar verantwoordelijkheid op te nemen, want de hogeschool kan dit niet alleen realiseren. Een echte departementale beleidsvisie op de internationalisering ontbreekt nog. De departementale internationalisering beperkt zich tot enkele individuele initiatieven van lectoren en studenten. Ze wordt niet gedragen door de grote meerderheid van het personeel. Een centraal personeelsbeleid ontbreekt alsnog, vooral wat betreft de beloning en bevordering van het personeel.
2.1.1.3 beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg De echte betekenis van een kwaliteitsprogramma wordt door de opleiding nagestreefd, met name: kritisch en eerlijk verbeterpunten naar voren brengen. In eerste instantie werd hiervoor een nulmeting uitgevoerd om de startpositie te bepalen. De opleidingsverantwoordelijken hebben hier rigoureus aan meegewerkt en beschikken nu over een ernstige basis waar het kwaliteitsbeleid op voort kan bouwen. De ontwikkelingen van de kwaliteitszorg en kwaliteitsverbetering binnen het departement worden gedragen door een grote meerderheid van het personeel.
2.1.2
concretisering van de kwaliteitszorg in de opleiding
2.1.2.1 concrete uitwerking van de kwaliteitszorg in de opleiding Op continue basis worden binnen het departement verschillende enquêtes georganiseerd die peilen naar de kwaliteit en de perceptie van de opleiding. In de departementsraad is er een vaste vertegenwoordiging van mensen uit het werkveld. Binnen de opleiding is een kwaliteitscoörinator aangesteld. Het is belangrijk om de nodige aandacht te besteden aan deze functie omdat deze belangrijk is voor het bewaken en verbeteren van de procedures. Noodgedwongen werd de opdracht toegewezen aan een nieuw aangeworven pesoneelslid. Zij slaagde er evenwel onvoldoende in haar opdracht betekenisvol in te vullen.
2.1.2.2 meetresultaten van de opleiding vanuit de interne kwaliteitszorg De nulmeting is blijkbaar uitgevoerd. Nu moeten er systematische en periodieke metingen worden georganiseerd om de verbeteringsstappen te kunnen monitoren. De EFQM-resultaten zijn zeer laag omdat één en ander recent werd ingevoerd.
2.1.2.3 verbeterdoelen en acties vanuit kwaliteitszorg in de opleiding Algemeen kan de visitatiecommissie stellen dat de communicatie ten aanzien van studenten en lectoren voor verbetering vatbaar is. De vraag leeft om de informatie zowel elektronisch (via Blackboard) als via de uithangborden zo snel en correct mogelijk beschikbaar te maken. Oudere en meer ervaren leerkrachten moeten meer mogelijkheden geboden worden om hun ervaring over te dragen aan de jongere lectoren zodat wat verworven is niet verdwijnt. De aandacht wordt erop gevestigd dat ook lectoren met ervaring deel moeten willen blijven uitmaken van de opleidingscommissies. De opleidingscommissie wordt samengesteld op basis van een algemene oproep tot gemotiveerde kandidaturen. Op deze manier zal deze hogeschool, die zijn niet al te beste ligging compenseert door degelijke kwaliteit te bieden, een voorbeeld blijven voor de opleiding informatica van één cyclus.
2.1.3
personeel
2.1.3.1 human resources management De opleiding beschikt over een professioneel en betrokken team. Het departementshoofd is een goede ‘people manager’ die erin geslaagd is een gemotiveerd en professioneel team op te bouwen. Er moet nog werk worden gemaakt van de functiebeschrijvingen van de lectoren. De meeste lectoren zijn van oordeel dat de hogeschool te weinig kansen biedt om er financieel op vooruit te gaan. Niettegenstaande is 72 procent van het personeel in grote mate tevreden over zijn/haar job. De werkdruk bij de lectoren ligt tamelijk hoog omdat er regelmatig van cursus wordt veranderd. Hierdoor moeten de lectoren telkens vrij grote leerinspanningen leveren om het vak onder de knie te krijgen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
29
2.1.3.2 betrokkenheid van het personeel Zowel het onderwijzende als het administratieve personeel voelen zich sterk professioneel betrokken. Nieuwe technologie wordt vrij snel verworven via bijscholing, zelfstudie, bijwonen van studiedagen, seminaries, … Kennis wordt vlot onderling doorgegeven. Colleges worden gevolgd door andere collega's. Persoonlijke nota's worden onderling doorgegeven. Ook onderwijs- en didactische vernieuwingen worden enthousiast en collegiaal aangepakt. Ervaringen terzake worden onder elkaar uitgewisseld. Er is een uitstekende samenwerking tussen de lectoren en de directie inzake de definitie van de inhoud en keuze van de vakken. Hierdoor evolueert het studieprogramma zeer snel in functie van de wijzigende behoeften van de markt en de nieuwe mogelijkheden van de technologie. De samenwerking en communicatie met het personeel van de centrale administratie verloopt niet zo vlot.
2.1.3.3 werking van het opleidingsteam Het aanbieden van kwaliteitsvol onderwijs blijft de eerste en voornaamste opdracht van het departement. De bewaking van deze kwaliteit is dan ook een prioritaire individuele en collectieve verantwoordelijkheid. De departementsraad besliste binnen het departement IWT om twee opleidingscommissies op te richten (de commissie 'toegepaste informatica' en de commissie 'industrieel ingenieur').
2.1.3.4 professionalisering van het personeel buiten de technische deskundigheid De lectoren hebben goede mogelijkheden om - ook in het buitenland - bijkomende opleidingen te volgen. Ook organisatorisch wordt de bijscholing gestimuleerd. Lectoren kunnen één of meerdere dagen vrij krijgen om zich bij te scholen. De gevolgde bijscholing wordt zelfs opgenomen in de opdracht. De interne bijscholing wordt gestimuleerd. Er is samenwerking met de ingenieursopleiding. Uit contacten met het werkveld tijdens de visitatie (bijvoorbeeld Siemens), blijkt dat in een ICT-bedrijf jaarlijks gemiddeld zes dagen per medewerker geïnvesteerd wordt aan vorming buiten de technische deskundigheid. Dit is een cijfer dat geen enkele hogeschool bereikt. Misschien moet hierover eens nagedacht worden.
2.1.3.5 technische deskundigheid van het onderwijzend personeel. Het lectorenkorps heeft een uitermate sterke technische deskundigheid, enerzijds door de verjonging die recent heeft plaatsgevonden en anderzijds door het goede opleidingsniveau van de lectoren. De meeste lectoren hebben een academische opleiding informatica genoten. De lectoren worden ertoe aangespoord om verder te studeren om eventueel een doctoraat te behalen.
2.1.3.6 onderzoeksdeskundigheid van het onderwijzend personeel Dankzij de beschikbare doctorandi in het lectorencorps kan onderzoek worden uitgevoerd. Momenteel is een initiatief opgezet om onderzoek te doen naar webservices.
2.1.4
materiële en financiële randvoorwaarden
2.1.4.1 onderwijsruimten Het departement beschikt over acht auditoria voor hoorcolleges. Drie hiervan beschikken over grootbeeldprojectoren, geluidsinstallaties en de mogelijkheid om verschillende media af te spelen. Elk auditorium beschikt over een overheadprojector. Er is ook voorzien in een netwerkaansluiting zodat lectoren via hun persoonlijke laptop gebruik kunnen maken van de multimediale infrastructuur. Zodoende hebben ze onmiddellijke toegang tot het internet en de elektronische leeromgeving Blackboard. Het departement beschikt verder over negen pc-lokalen voor de practica en de werkcolleges informatica. Verder zijn er nog meerdere kleinere leslokalen (met netwerkaansluiting maar zonder verdere computerinfrastructuur) voor kleinere groepen. Er is ook een speciaal pc-lokaal voor de studenten die de specialisatie netwerken kiezen. Hier worden de wat oudere pc’s verzameld waarmee de studenten kunnen oefenen voor het realiseren van kleinere netwerkjes. Deze pc’s (waarvan de waarborgperiode verstreken is) mogen door de studenten geopend worden om onderdelen te vervangen en te experimenteren met netwerkkaarten. Het zeer goed uitgeruste labo’s elektronica laat toe kennis te maken en te oefenen met elektronische hardware. De commissie maakt hierbij twee opmerkingen: Het feit dat een dergelijke ruime infrastructuur ter beschikking staat, is zeker niet nadelig voor de studenten (en voor de lectoren). Het is altijd prettig om les te kunnen geven en volgen in aangename en ruime lokalen. De commissieleden kunnen zich echter niet van de indruk ontdoen dat de hogeschool deze infrastructuur niet voor de volle 100 procent kan laten renderen. In vergelijking met de vele andere hogescholen leidt dit tot de betreurswaardige vaststelling dat de kwaliteit van het onderwijsaanbod niet gelijk is voor elke hogeschoolstudent in Vlaanderen. Ten tweede worden gebouwen blijkbaar prioritair behandeld in het onderwijs. Investeringen in skills, vorming van lectoren, management, … zijn in de ogen van de commissie minstens even prioritair. De financiering van alle hogescholen wordt hoofdzakelijk bepaald door OBE’s. De OBE voor de opleiding Toegepaste Informatica is één (de laagste OBE). Het getuigt dus van een zeer streng en goed financieel beleid (met controle en verificatie van elke uitgave) om met de laagste financiering toch een dergelijke computerinfrastructuur uit te bouwen. De buurt is volgens de meeste studenten niet zo negatief als ze wordt voorgesteld. Enige voorzichtigheid is toch wel geboden.
2.1.4.2 mediatheek Aangezien de hogeschool meerdere campussen heeft, is een gemeenschappelijke bibliotheek/mediatheek nog steeds niet gerealiseerd. De huidige mediatheek is wat beperkt toegankelijk. Aangezien veel studenten van buitenaf komen, is er weinig kans dat latere openingsuren meer bezoekers zouden aantrekken.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
31
2.1.4.3 computerfaciliteiten Er zijn ruim voldoende werkposten om een efficiënte opleiding te kunnen geven en werkcolleges in kleine groepen te laten plaatsvinden.
2.1.4.4 beschikbare werkingsmiddelen De hogeschool kent de departementen jaarlijks een dotatie toe. De verdeling over de departementen en centrale administratie gebeurt volgens een vaste verdeelsleutel, gebaseerd op kengetallen die hoofdzakelijk slaan op het aantal financierbare studenten (voortschrijdend gemiddelde van de laatste drie jaren) en de OBE's. De loonkosten van het statutair personeel worden uitgedrukt in punten waarbij een systeem wordt gebruikt van gemiddelde loonkost van een welbepaald ambt over de gehele hogeschool. Een departement kan dus niet financieel gestraft of beloond worden door de anciënniteit van haar personeel. De verhouding aantal studenten per voltijds equivalent OP-lid is in de opleiding Toegepaste Informatica 33,8, wat bijzonder hoog is.
2.1.4.5 studenten- en docentenfaciliteiten Elke docent beschikt over een werkruimte met bureau, telefoon en pc in een openlandschapsruimte. Hier staan via het netwerk alle computerfaciliteiten ter beschikking. De lectoren hebben een goede gepersonaliseerde infrastructuur ter beschikking. Dit vergemakkelijkt hun aanwezigheid en contact met de studenten. Tevens kan elke lector (indien gewenst) over een persoonlijke laptop beschikken. De enige financiële bijdrage die hem/haar hiervoor gevraagd wordt, is de premie voor de diefstalverzekering.
2.1.5
onderwijsdoelstellingen
2.1.5.1 onderwijsvisie van de opleiding De hogeschool heeft het vak wiskunde afgevoerd uit het curriculum. De argumentatie hiervoor is dat steeds minder studenten slaagden voor dit vak en het op de duur zijn betekenis begon te verliezen. Bovendien werd op SID-beurzen vastgesteld dat abituriënten het al dan niet aanbieden van het vak wiskunde als criterium hanteren bij hun keuze voor een hogeschool. De essentiële discussie of wiskunde nu al dan niet noodzakelijk zou zijn in een informaticaopleiding, wordt daarbij – jammer genoeg - niet grondig gevoerd. Dit is trouwens een algemene teneur in vele scholen, waarbij ‘moeilijke’ vakken worden afgevoerd omdat daarmee tegemoet wordt gekomen aan de wensen van de ‘klant/student’. Een gezamenlijke aanpak over alle hogescholen heen inzake dergelijke substantiële zaken dringt zich hier op. Het debat hierover zou in de schoot van de VLHORA moeten worden gevoerd, en niet in een occasionele visitatiecommissie. Ondanks de specialisaties naar informaticavakken, mag de opleiding niet vergeten dat een universele vorming belangrijk is en blijft. Inzicht in de bedrijfsprocessen laat toe dat studenten kunnen doorgroeien naar hogere functies zoals analisten en projectleiders. Hiervoor is het nodig voldoende aandacht te (blijven) besteden aan niet-informaticavakken. De studenten vragen enerzijds een zo breed mogelijke basiskennis en anderzijds niet te overdrijven met keuzevakken.
2.1.5.2 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het hoger onderwijs Veel lectoren zijn zeer jong en staan hierdoor zeer dicht bij de studenten. De studenten zijn zeer tevreden over hun goede relatie met de lectoren. De lectoren lijken zeer gemotiveerd om kennis te blijven vergaren en die aan de studenten op een efficiënte manier over te brengen. Tevens hebben verschillende lectoren nog bijkomende bezigheden (docent aan de universiteit, gericht op onderzoek, ...), wat de motivatie en het kennisniveau zeker ten goede komt. De opleiding graduaat toegepaste informatie trekt zeker niet enkel leerlingen uit het TSO aan, ook leerlingen uit het ASO zijn vandaag de dag ruimschoots vertegenwoordigd. Dit maakt dat een afstemming van de onderwijsdoelstellingen moeilijker wordt.
2.1.5.3 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het werkveld. De hogeschool is begaan met de goede afstemming van de opleiding gradueerde TI met het beroepsleven. Terecht wordt geopperd dat het werkveld steeds hogere eisen stelt aan de afgestudeerde. Tijdens de visitatie vroegen de lectoren zich luidop – en zeer terecht - af of de huidige opleiding zal volstaan om aan de toekomstige eisen te blijven voldoen. De hogeschool poogt het technische gehalte van de opleiding te versterken (bijvoorbeeld door meer ‘ingenieursvakken’ te introduceren, zoals PLC-programmatie, regeltechniek, …). Eens te meer rijst hierbij de vraag of dit nog tot het opleidingsprofiel (en beroepsprofiel) van een gradueerde (bachelor) in de TI behoort. Deze technische versterking kwam op vraag van het werkveld naar meer industriële en domotica toepassingen. Vanaf volgend jaar wil de opleiding opnieuw Cobol invoeren in de specialisatie bedrijfskundige informatica. Deze beslissing werd ingegeven door een bevraging van het werkveld. Onder meer een aantal grote banken hadden de wens geuit dat Cobol nog zou worden aangeleerd. Dit illustreert dat de hogeschool wel degelijk rekening houdt met de wensen van het werkveld, maar anderzijds is het maar de vraag in hoeverre de hogeschool daar echt zo direct moet op ingaan. De beslissing om Cobol af te voeren was hopelijk ook gesteund op valabele argumenten. Bovendien zal het terug invoeren ervan ten koste gaan van andere vakken. De hogeschool geeft te kennen dat er geen specifieke beroepsorganisaties voor informatici zou bestaan, maar dit is uiteraard niet juist. Er kan hierbij verwezen worden naar de BFIA (http://www.bfia.be), de Belgische Federatie van Verenigingen voor Informatici. Hier kunnen meteen quasi alle beroepsverenigingen worden gevonden. Uit gesprekken met het lectorenkorps blijkt dat studenten vaak regelrecht ingaan tegen de wensen van het werkveld. Zo vraagt het werkveld om de studenten meer communicatievaardigheden bij te brengen. Dit verzoek werd reeds een paar keer op de agenda van de opleidingscommissie geplaatst, maar wordt heel vaak afgevoerd. De hogeschool heeft dit vak nu opnieuw ingevoerd in het curriculum.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
33
2.1.6
opleidingsprogramma: opbouw en inhoud
2.1.6.1 concretisering van de onderwijsdoelstellingen in het opleidingsprogramma Het opleidingsprogramma van de hogeschool is zeer goed uitgedacht en specifiek gericht op de kennis van de informatica. De inhoud van de cursussen staat garant voor een goed opleidingsniveau in specifieke informaticakennis. De hogeschool heeft een goede reputatie opgebouwd door zijn programma en begeleiding van de studenten zodat ze studenten van buiten de directe omgeving aantrekt. Studenten die voor de informaticarichting kiezen, worden niet ‘afgeschrikt’ door andere vakken zoals bijvoorbeeld wiskunde. Het weglaten van het vak wiskunde wordt opgevangen door de lectoren die meestal licentiaten wiskunde, informatica of ingenieurs zijn. Eén en ander betekent dus niet dat de studenten geen wiskunde krijgen (talstelsels en logica in basiskennis, matrices in 3D, praktisch gebruik in netwerktheorie).
2.1.6.2 de aandacht in het opleidingsprogramma voor de vaardigheden die het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren ondersteunen De hogeschool geeft een vak projectwerk waarin vaardigheden worden bijgebracht zoals rapporteren, problemen definiëren, analyseren en beschrijven, talenkennis en presentatietechnieken. De projecten worden behandeld in het vak communicatievaardigheden, en de presentaties gebeuren zowel in het Frans, Engels als in het Nederlands.
2.1.6.3 actualiteitsgehalte van het opleidingsprogramma Het aanbieden van keuzevakken is een groot pluspunt. Dit laat toe dat studenten zich kunnen richten naar hun interessepunten en daarin extra vaardigheden kunnen kweken. De talen zijn verwerkt in de communicatievakken en bestaan niet meer als een apart vak. Dit heeft het voordeel dat de talen op een zeer praktijkgerichte wijze gebruikt worden. Uit het interview met de lectoren algemene vakken blijkt dat er een goede conceptuele instelling is en dat de keuze van de programma’s vanuit verschillende invalshoeken wordt bekeken (softwarehuizen, bedrijven, pedagogische verantwoording). Een vak waarin een aantal ERP-systemen worden toegelicht, zou het actualiteitsgehalte verhogen.
2.1.6.4 het niveau en de inhoud van de opleidingsonderdelen. De commissie vindt het niveau en de inhoud van de opleidingsonderdelen uitstekend. Zij vraagt zich wel af of de extra opleiding industriële informatica wel bij een informatica opleiding past en of dit niet veeleer een optie voor de industriële ingenieurs is? De database-richting was in het verleden uitsluitend gefocust op Oracle. Het aanbieden van de richting heeft als bedoeling om een ruimer inzicht in de databases te verwerven zodat ook andere producten aandacht krijgen. De hogeschool zoekt hiervoor een oplossing.
2.1.7
afstudeerwerk en/of werkveldervaring
2.1.7.1 opvatting(concept), inhoud en niveau Het eindwerk wordt beschouwd als een belangrijk leermoment in de opleiding. De student voert op zelfstandige basis een omvangrijk project uit. Er wordt voorkeur gegeven aan praktische eindwerken met een bedrijfsgerichte of maatschappelijk nuttige dimensie. Daarom worden eindwerken in samenwerking met bedrijven of maatschappelijke verenigingen aanbevolen. Eindwerken moeten niet noodzakelijk individueel gemaakt worden. Als meerdere studenten aan één eindwerk samenwerken, moet dit wel voldoende omvang hebben en is er een duidelijke taakverdeling vereist. De hogeschool werkt met een scheiding tussen stage en afstudeerwerk om de opties voor de studenten zo breed mogelijk te houden. Er wordt daarbij op gelet dat de bedrijfsstage geen job wordt, maar een echte stage waar studenten ook iets leren. In die zin kan ook het tijdstip waarop de stage wordt doorlopen (eerste semester van derde jaar) begrepen worden. De studenten keren na de stageperiode terug naar de hogeschool om onder meer het afstudeerwerk aan te vatten. De stage heeft in het begin van het derde jaar plaats omdat nogal wat bedrijven hun nieuwe projecten na het zomerverlof laten beginnen. De stageperiode in het begin van het derde jaar wordt door de studenten van dat jaar als positief ervaren. De stagebeoordeling gebeurt op basis van kennis, houding en communicatievaardigheid. Met de stage in het begin van het jaar is het belangrijk erover te waken dat de studenten voldoende programmakennis hebben om hun stage te kunnen volbrengen. Het programma na de stage moet voldoende interessant blijven om, zeker in perioden van economische hoogconjunctuur, te vermijden dat studenten een contract krijgen aangeboden na hun stage en daardoor niet meer voldoende gemotiveerd zijn om hun diploma te halen.
2.1.7.2 begeleiding (o.a. duidelijkheid regelingen en voorzieningen) Het stagebedrijf is verplicht de stagiair te begeleiden via een interne stagebegeleider. Vanuit de opleiding volgt een lector de student op.
2.1.7.3 beoordeling (gehanteerde criteria en wijze van beoordeling) De resultaten van de eindverhandeling worden neergeschreven in een eindwerkverslag. Er zijn duidelijke richtlijnen over vorm en inhoud van dit rapport. Het eindwerk wordt afgesloten met een voorstelling en verdediging voor een jury. Deze jury bepaalt, in consensus, het eindcijfer.
2.1.7.4 relatief gewicht in de opleiding Het eindwerk vertegenwoordigt 20 studiepunten op een totaal van 60 in het laatste jaar. Dit komt overeen met een studiebelasting van 560 uren (op een geschatte totale jaarbelasting van 1680 uren). Het eindwerk heeft een examengewicht van 30 procent.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
35
2.1.8
internationale dimensie
De opleiding Toegepaste Informatica werkt actief mee in de werkgroep internationalisering en probeert studenten, lectoren en medewerkers bewust te maken van het belang van een degelijk internationaliseringproces. Er wordt ook actief gezocht naar een uitbreiding van duurzame internationale contacten. Toch is de stafmobiliteit, net zoals de studentenmobiliteit, gering. Er lijkt bij de studenten weinig interesse te bestaan voor internationale programma’s, alhoewel de hogeschool hier heel wat moeite voor doet. In het kader van de verdere Europese integratie en samenwerking valt het aan te raden de studenten te overtuigen van het extra belang van deze mogelijkheden voor hun verdere loopbaanplanning. Eens te meer blijkt het niet evident om studenten warm te maken voor internationaliseringprogramma’s. Het lijkt erop dat Vlaamse studenten weinig geneigd zijn om spontaan een internationale ervaring op te doen. De deelname is beperkt. De student blijkt ook vaak vooroordelen te hebben over de juiste kostprijs van een dergelijk initiatief. Ondanks inspanningen van de hogeschool om hier informatie over te verstrekken, blijken de studenten die informatie niet of niet goed ontvangen te hebben. De commissieleden bevelen aan toch nog meer inspanningen te leveren op het vlak van internationalisering en de studenten nog meer te stimuleren tot deelname aan buitenlandse stages en uitwisselingsprogramma’s.
2.1.9
leersituatie
2.1.9.1 onderwijsvormen Het contactonderwijs wordt verstrekt door middel van volgende onderwijsvormen: klassieke werkvormen: hoorcollege (overdracht van hoofdzakelijk theoretische kennis en concepten); werkcollege (combinatie van overdracht van theoretische kennis en praktische oefeningen om de student een beter inzicht te geven in de concepten). begeleid zelfstandig werk: projecten (studenten werken individueel of in groep aan een complexe opdracht die interdisciplinair kan zijn en een integratie van verschillende concepten kan inhouden); eindwerk; stage. Steeds meer lectoren passen één of meerdere vormen van innovatieve onderwijsvormen/leermiddelen toe. Zeer hoog scoort hier onder andere het gebruik van Blackboard. Alhoewel het om een nog vrij jong initiatief gaat, is het toch al zeer goed ingeburgerd, zowel bij lectoren als studenten. Via Blackboard kunnen alle cursussen en oefeningen worden opgevraagd. De opleiding Toegepaste Informatica startte eveneens met 'problem solving' georiënteerd onderwijs. Om discontinuïteit te vermijden, werd ernaar gestreefd het beste uit het traditionele onderwijs te combineren met relevante vernieuwingen. Er werd gezocht naar een evenwicht (per opleidingsjaar) tussen de klassieke en de meer vernieuwende onderwijsvormen. In het vernieuwende onderwijsconcept wordt het collaboratief leren en het samenwerken voorop geplaatst. De docent treedt er veeleer op als coach om de studenten in de juiste denkrichting te brengen. In het eerste jaar wordt nog veel sturing gegeven, maar geleidelijk aan wordt ruimte gecreëerd voor zelfsturing. Projectwerk is zowel voor de studenten als de lectoren een nieuwe en onbewandelde weg. Het werken in groep wordt door de studenten als vrij moeilijk ervaren.
Er zouden meer zelfstudiepakketten beschikbaar moeten zijn voor bijvoorbeeld Office en talen zodat studenten die hier geen kennis van hebben, deze vakken toch nog kunnen aanleren en/of vervolmaken.
2.1.9.2 leermiddelen Het elektronisch systeem Blackboard dient als ondersteuning van de cursussen zodat de studenten en lectoren hier efficiënt gebruik van kunnen maken. Het systeem wordt ook gebruikt waarvoor het geschikt is en belet niet dat cursussen - waar nodig - op een andere manier gegeven worden.
2.1.10
toetsing en evaluatie
2.1.10.1 de verschillende evaluatievormen (concept, in relatie tot de doelstellingen van de opleidingsonderdelen en de opleiding als geheel, gerichtheid van de evaluatie op het toetsen van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, moeilijkheidsgraad) Regels, normen en richtlijnen betreffende de examens werden in gezamenlijk overleg besproken en vastgelegd (onder andere binnen de opleidingscommissie). De nadruk wordt gelegd op volgende aandachtspunten: de examenvorm kan een mondeling examen met eventueel een schriftelijke voorbereiding (soms met openboek-systeem) of een schriftelijk examen zijn; bij het mondeling examen staat de mondelinge verdediging centraal en is de schriftelijke voorbereiding slechts een hulpmiddel voor de student; de studenten moeten duidelijk weten wat de te kennen leerstof is en deze leerstof moet gebaseerd zijn op de inhoud van het hoorcollege en het schriftelijk studiemateriaal; de evaluatie gebeurt op basis van verschillende vragen verspreid over de cursus; er moet gepeild worden naar kennis en naar inzicht; een tijdslimiet en puntenverdeling per vraag (enkel voor de schriftelijke examens) wordt gegeven bij de start van het examen.
2.1.10.2 organisatie van toetsen en examens Het examenrooster wordt samen met de studenten opgemaakt zodat een optimale regeling tot stand kan komen. 2.1.10.3 transparantie van de evaluatie De transparantie van de evaluaties wordt gewaarborgd door volgende richtlijnen: Het recht tot inkijken van de proeven en de verbeteringen bij schriftelijke examens/tentamens; Verplichte motivatie van de tekorten bij de evaluatie van projecten, stage en eindwerk (en in feite alle evaluaties die niet gebaseerd zijn op vooraf opgestelde vragen over kennis van en inzicht in de leerstof); Van elk examen wordt een examenverslag van de betrokken titularis geëist met vermelding van afwezigen en onregelmatigheden; Er is voor de niet-geslaagden in de eerste zittijd een afzonderlijke bespreking van de resultaten en de wijze waarop die werden bekomen. Hierbij wordt ook de voorbereiding van de tweede zittijd besproken en
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
37
-
worden duidelijke afspraken gemaakt over noodzakelijke verbeteringen aan resultaten/scripties /voorstellingen van eindwerk, projecten en stage; Stage en eindwerk worden beoordeeld door een vooraf aangeduide jury. De resultaten van de beoordeling van deze jury worden schriftelijk geformuleerd (evaluatieformulier); Voor de stage en eindwerk worden van de promotor tussentijdse evaluaties geëist die eventuele problemen tijdig signaleren; De resultaten van examens, tentamens en permanente evaluaties worden (soms in code-vorm) bekendgemaakt aan de studenten.
2.1.11
studie- en studentenbegeleiding
2.1.11.1 studenteninstroom Eens te meer wordt vastgesteld dat de instroom van meisjesstudenten zeer laag is. Een afdoende verklaring en remedie kunnen hiervoor niet gegeven worden, daar informatica op het eerste zicht een interessante richting voor hen zou moeten zijn. Hun lage aantal zou gevoelig verhoogd kunnen worden door het imago van de studies en van het beroep van informaticus aan te passen. Aangezien informatica steeds meer ingeburgerd raakt en thuiswerk steeds meer mogelijk wordt, zouden de werkomstandigheden voor vrouwen zeer aantrekkelijk moeten zijn. Het communicatieve aspect en het begrip voor de bedrijfswereld worden steeds belangrijker zodat het puur technisch programmeren in veel bedrijven slechts een deelaspect wordt. Tot nadenken stemt de daling van het percentage ASO-studenten ten voordele van het percentage TSOstudenten, zeker omdat uit de analyse van de slaagpercentages duidelijk blijkt dat studenten met een TSOvooropleiding minder slaagkansen hebben. Het ASO-aandeel lijkt de commissieleden niet relevant omdat de hogeschool eveneens bedoeld is voor studenten uit TSO. Voor de eerstejaarsstudenten vangt elk academiejaar aan met een speciale onthaalactiviteit die de start van het academiejaar voorafgaat. Studenten kunnen met vragen en problemen over hun studiemethoden en -resultaten, over de cursussen en examens, … terecht bij verschillende personen in het departement. Voor de eerstejaarsstudenten is er een bijzondere studiebegeleiding om individuele studieachterstanden weg te werken, studietips te geven en de resultaten van toetsen en examens te bespreken. Na de examens van de eerste zittijd staan de leden van het onderwijzend personeel ter beschikking van de niet-geslaagde studenten en hun ouders voor een gesprek over de examenresultaten, de wijze waarop die behaald werden en de voorbereiding van de tweede zittijd. Ondanks de vele mogelijkheden tot studentenbegeleiding maakt het grootste deel van de beoogde doelgroep er evenwel geen gebruik van. Bij de voorlichting aan abituriënten moet aandacht gegeven worden aan het gebruik van bepaalde benamingen, zoals bijvoorbeeld een multimediarichting, omdat deze naam een verkeerde verwachting kan creëren bij de studenten. Mits betere informatie kan misschien vermeden worden dat te veel studenten met foute verwachtingen aan de studies beginnen. De werving en voorlichting van potentiële studenten moeten beter gecoördineerd worden. De lectoren moeten een betere briefing krijgen, vooral voor infobeurzen en dergelijke meer. In de loop van het academiejaar worden meerdere open dagen en infodagen in het departement georganiseerd. Tijdens de infodagen van september kunnen zelfs enkele kennismakingslessen gevolgd worden.
2.1.11.2 studiebegeleiding en studentenbegeleiding Volgens de studenten van het eerste en tweede jaar is er mogelijkheid tot vraagstelling na de les. Dat werd als positief ervaren. Het lectorenkorps heeft een uitstekende relatie met de studenten. Het sociale beleid en beheer aan de Erasmushogeschool Brussel is in handen van de VZW Sociale Voorzieningen Erasmushogeschool Brussel, afgekort SOVEhB. Elk academiejaar worden, per departement en na advies van de studentenraad, onder de leden van het personeel één of meer ombudspersonen aangeduid. De ombudsdienst waakt over de vrijwaring van de rechten van de student. De hogeschool is sterk begaan met de concrete situatie van de studenten. Zo zijn de meeste studenten pendelaars en geen kotstudenten. Er wordt zorg voor gedragen dat er geen springuren zijn voor studenten. Dit lijkt een positief punt, maar dit heeft wel tot gevolg dat studenten hierdoor een weinig intense band ontwikkelen met de hogeschool en de medestudenten. Na de lessen vertrekken de studenten immers onmiddellijk naar huis. Wat de studentenparticipatie betreft, zetelen in de Raad van Bestuur drie studentenvertegenwoordigers, die worden verkozen onder de studenten die ten minste één jaar zijn ingeschreven als regelmatige student aan de hogeschool. In de departementsraad van het departement IWT zetelen drie studentenvertegenwoordigers, die worden verkozen door de studenten van het departement die ten minste één jaar aan dit departement zijn ingeschreven als regelmatige student. De studentenraad telt minimaal acht en maximaal 16 verkozen studentenvertegenwoordigers (voor de Erasmushogeschool Brussel betekent dit één vertegenwoordiger per departement). De studentenraad geeft advies aan de Raad van Bestuur over alle beslissingen die de studenten rechtstreeks aanbelangen. In de opleidingscommissie Toegepaste Informatica zetelen drie studentenvertegenwoordigers.
2.1.12
studeerbaarheid en studierendement
De lage slaagcijfers en de vele drop-outs vormden een continu discussiepunt binnen de visitatiecommissie. De lectoren wijten de lage slaagcijfers aan de aantrekking die het ICT-onderwijs de jongste tijd genoot in Vlaanderen. Een stevige wedde met extralegale voordelen was (en is) legio in de ICT-sector. Velen voelden zich dus geroepen, maar weinigen waren uitverkoren. Deze vaststelling is wellicht correct voor de laatste jaren, waar er zelfs een verhoogde instroom aan studenten was vast te stellen. Deze verhoging is bijna volledig tenietgedaan door de drop-out. Ook de studenten van het derde jaar onderschrijven deze vaststelling en getuigen over medestudenten die echt ongeïnteresseerd aan de studie begonnen. Anderzijds is het natuurlijk goed om weten wat de reden is voor de uitval, want er wordt onvoldoende gemeten. Daarom wordt er nogal vaak uitgepakt met opinies en veel te weinig met concrete feiten. Het percentage afhakers aan de Erasmushogeschool Brussel ligt hoger dan het gemiddelde van andere hogescholen die deelnamen aan het onderzoek. Dit zou, volgens de onderzoekers, kunnen verklaard worden
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
39
door de beduidend lagere sociale achtergrond (opleiding van de ouders) van de studenten van de Erasmushogeschool Brussel. De slaagpercentages liggen zeer laag in het eerste en tweede jaar. Voor het eerste jaar lijkt dit vooral te wijten te zijn aan de soms te lage inzet van de studentenVeel studenten lijken weinig gemotiveerd omdat ze de studies onderschat hebben of omdat de inhoud van de studies anders is dan verwacht. Misschien moet er wat meer voorlichting komen vanuit de hogeschool zodat studenten beter beseffen waarover de studies juist gaan. De resultaten van de enquêtes over de studietijd die werden uitgevoerd bij de studenten en lectoren werden te weinig gebruikt, omdat de resultaten onvolledig of te laat werden aangeleverd en werden uitgevoerd door een externe instantie. In de toekomst zou de hogeschool een en ander zelf organiseren en verwerken zodat de antwoorden sneller ter beschikking zijn. Ze laten immers toe te polsen naar wat heerst bij de studenten en lectoren om op een verantwoorde manier maatregelen te treffen.
2.1.13
afgestudeerden
Er bestaat geen departementale alumniwerking. Oud-studenten zijn welkom op alle activiteiten van het departement en kunnen deze data raadplegen op de website. De band tussen de hogeschool en de alumni moet beter verzorgd worden. Uit de gesprekken met het werkveld kon de commissie opmaken dat de opleiding voldoet aan de verwachtingen van het bedrijfsleven. Deze mensen verwachten in de eerste plaats een zuiver technisch potentieel, maar ook teamwerk en creatief nadenken. De talenkennis, technische kennis, applicaties, flexibiliteit, zelfstandigheid en motivatie van de afgestudeerden scoren zeer hoog. Het werkveld vraagt wel meer aandacht voor analysetechnieken en probleemverwoording. Er is nood aan systematisch overleg tussen de hogeschool en de bedrijven. De oud-studenten appreciëren de basisopleiding C en C++ en waren zeer tevreden over de deskundigheid en de inzet van de lectoren die hen deze vakken hebben onderwezen. Over het algemeen werden ze tijdens hun studies goed opgevolgd.
2.1.14
maatschappelijke dienstverlening
Volgende projecten werden in het kader van dienstverlening reeds gerealiseerd: Intern: opleiding internet voor personeel van de Erasmushogeschool Brussel; website Erasmushogeschool Brussel en departementale websites; programma voor opdrachtbepaling en taakbelasting van het OP. Extern: informaticaopleidingen in samenwerking met de VDAB; REN-project in samenwerking met Vrije Universiteit Brussel; prijsofferte, samen met Vrije Universiteit Brussel, voor een opleiding tot informaticacoördinator van leden van het gemeentelijk onderwijzend personeel van de gemeente Dilbeek; ECDL-testcentrum; aanbod aan posthogeschoolmodules in de informatica; websites voor bedrijven.
2.1.15
onderzoek
De visitatiecommissie heeft vastgesteld dat de onderzoeksmentaliteit en -ervaring quasi alleen terug te vinden zijn bij personeelsleden die gedoctoreerd hebben. Deze doctors zouden andere collega's moeten motiveren om mee te werken in bepaalde onderzoeksgroepen om zo ook ervaring te verwerven. Het departement is reeds enkele jaren via meerdere gepubliceerde kandidaturen op zoek naar een doctor in de informatica die binnen de opleiding Toegepaste Informatica het onderzoek concreet gestalte kan geven. Tevens kan hij voor dit onderzoek ook de belangstelling van en samenwerking met de informaticasector opwekken.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
41
2.2
Hogeschool Antwerpen
2.2.1
beschrijving van het beleid en de kwaliteitszorg van de opleiding
2.2.1.1 voorstelling van de opleiding De opleiding Toegepaste Informatica behoort tot het studiegebied Handelswetenschappen en Bedrijfskunde, dat deel uitmaakt van het departement Bedrijfskunde, Lerarenopleiding en Sociaal Werk van de Hogeschool Antwerpen. Deze hogeschool is geassocieerd met de Universiteit Antwerpen. De opleiding TI is het resultaat van het samenvoegen enerzijds van bestaande opleidingen uit het Hoger Technisch Instituut van het Gemeenschapsonderwijs, met vestigingen te Deurne en Turnhout, en anderzijds de Antwerpse Stedelijke Hogeschool (voorheen het Stedelijk Instituut Voor Economisch Hoger Onderwijs dat gevestigd was in de Bouwmeesterstraat). Dit resulteerde in het samenbrengen van verschillende zienswijzen en culturen. Het departement BLS is ontstaan door een interne fusie van de bestaande departementen Handelswetenschappen, Lerarenopleiding, Culturele Agogiek en Sociale Agogiek. Het is nu één van de zeven departementen van de hogeschool. Het departement omvat naast de opleiding TI nog zes andere basisopleidingen. De opleiding TI is een bedrijfsgerichte graduaatsopleiding zonder opties. De volgende vakgebieden vormen het curriculum: informatica, bedrijfsbeheer en economie, toegepaste wiskunde, talen en communicatieve vaardigheden. De informatica staat uiteraard centraal. Het eerste jaar is gewijd aan basiskennis informatica, systeemanalyse en gestructureerd programmeren met Oberon en Cobol. Systeemanalyse, Oberon en Cobol worden voortgezet in het tweede jaar, OO-technieken worden ingevoerd met C/C+++ en Oberon. In het tweede jaar maken de studenten eveneens kennis met databanken met SQL, datacommunicatie en besturingssystemen gebaseerd op Linux. Het derde jaar gaat verder met OO-technieken waarbij Java bijkomend ingevoerd wordt. De opleiding wordt afgesloten met een 13 weken durende stage in een bedrijf. Geïntegreerde projecten zijn aanwezig in elk jaar van de opleiding. Netwerkbeheer wordt duidelijk geaccentueerd, zowel theoretisch als praktisch. Een experimenteel netwerk is aanwezig. In het licht van het groeiend belang van OO-technieken krijgt gestructureerd programmeren misschien een te grote plaats. Er bestaat een gedetailleerde studiegids. Die bevat voor elk opleidingsonderdeel de vereiste voorkennis, doelstellingen, inhoud, examenregeling, didactische aanpak en het leermateriaal. De student is dus wel degelijk geïnformeerd. De niet-informaticavakken maken ongeveer 20 % van het curriculum uit.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
43
De slaagcijfers in het eerste jaar zijn zeer laag (ongeveer 30 %). Ook in het tweede jaar liggen ze nog laag (70 %). Verontrustend is het teruglopen van het marktaandeel. Kwantiteit kan ook een noodzakelijke voorwaarde zijn om kwaliteit uit te bouwen. Het zwaartepunt van de opleiding heeft zich de voorbije jaren verplaatst van het zuiver overdragen van kennis naar het aanleren van vaardigheden en het verder ontwikkelen van attitudes. De evoluties in de TI –sector gaan immers zo snel dat directe kennis te vergankelijk is.
2.2.1.2 beschrijving van het beleid, algemene strategie en/of doelstellingen inzake onderwijs, internationalisering, maatschappelijke dienstverlening, onderzoek, ... Zoals gepubliceerd op de website omvat de zending van de hogeschool Antwerpen de volgende aspecten: de Hogeschool Antwerpen bereidt mensen voor op gekwalificeerde functies in de maatschappij; ze wil tegelijk persoonsvormend werken, met de nadruk op openheid, kritische zin, creativiteit en zelfstandigheid; ze wil mensen vormen met een brede culturele basis. De Hogeschool Antwerpen wil deze doelstellingen nastreven binnen een institutionele cultuur die wordt gekenmerkt door: een interne cultuur waarin alle levensbeschouwelijke opvattingen geëerbiedigd worden, en waarin studenten worden voorbereid op leven in een multiculturele maatschappij; multidisciplinaire accenten in de opleiding, en door contacten met cultuur in de breedste betekenis; een intensieve samenwerking met diverse maatschappelijke sectoren zowel in binnen – als buitenland; een systeem met een groeiende mate aan zelfstudie en zelfbesturing op basis van te ontwikkelen zelfstudiemateriaal en vormen van afstandsonderwijs (telelearning, remote classes, multimedia learning…); een hoog kwalitatief onderwijsniveau, dat wordt gewaarborgd door het bewaken van de deskundigheid van het personeel en het geregeld updaten van leerinhouden en cursusmateriaal; een autonoom functioneren van de departementen wat betreft onderwijs, onderzoek en dienstverlening, en een nauwe en permanente samenwerking tussen de departementen. Het -
departement stoelt op drie pijlers: respect voor de opleidingen; streven naar kwaliteit; democratische besluitvorming.
De opleiding kan zich volkomen in de zending van de hogeschool terugvinden. Het centraal bestuur werkt gedecentraliseerd. Grote beleidsbevoegdheden berusten bij het departement en de opleidingen. Het beleid van het departement berust bij de departementale raad, die bestaat uit het departementshoofd, de beheerder, de financiële coördinator, verkozen vertegenwoordigers van personeel en studenten en gecoöpteerde externen. Op departementaal niveau zijn er diverse cellen, onder meer de cel Integrale Kwaliteitszorg (IKZ), de cel planning, de cel bibliotheek, de cel PR, de cel onderwijs, de cel internationalisering en de cel maatschappelijke dienstverlening. Elke cel heeft een coördinator en vertegenwoordigers van de studiegebieden. De cellen bereiden het beleid in hun bevoegdheidsgebied voor. Verder is er een centrale coördinatieraad die bestaat uit het departementshoofd en de opleidingscoördinatoren.
Het belangrijkste orgaan voor de opleiding is de opleidingsraad die bestaat uit de opleidingscoördinator en alle vaklectoren van de opleiding. Op opleidingsniveau is er naast de opleidingscoördinator (OPCO) een kwaliteitsafgevaardigde aangesteld die het kwaliteitsdenken moet stimuleren. Een onderwijsraad ziet toe op de coherentie van voorgestelde curriculumhervormingen. Het departement heeft veel internationale contacten, maar de opleiding TI neemt er te weinig aan deel, noch wat studentenuitwisseling betreft, noch wat lectorenuitwisseling betreft. De wil bestaat om dienstverlening en onderzoek te stimuleren, maar is nog weinig concreet in de opleiding TI.
2.2.1.3 beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg Op het niveau van de hogeschool is een commissie kwaliteitszorg opgericht waarin alle kwaliteitscoördinatoren van de departementen zetelen. De directeur van de administratie onderwijs is verantwoordelijk voor deze commissie. De opdracht van de commissie is de volgende: de doelstellingen en de jaarplanning voor integrale kwaliteitszorg in de hogeschool opstellen en de bijbehorende resultaatsverbintenis opmaken; de interne kwaliteitszorg inventariseren, begeleiden, bewaken, bijsturen, coördineren en evalueren; instrumenten ontwikkelen of laten ontwikkelen om de kwaliteitszorg te realiseren; door overleg, onderzoek en opzetten van acties de kwaliteitszorg in de hogeschool verbeteren; aan administraties en werkgroepen adviezen vragen of geven over kwaliteitszorg in het algemeen of specifieke elementen in het bijzonder; verslag uitbrengen over de verschillende aspecten van de kwaliteitszorg aan de algemene directeur, de departementsraden, het bestuurscollege, de raad van bestuur en het college van departementshoofden. Als model gebruikt de hogeschool het EFQM-model, als instrument het PROZA-instrument. Op het niveau van het departement is de cel IKZ opgericht, die reeds veel inspanningen heeft geleverd om de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen. Voor het voeren van een bewust beleid van integrale en permanente kwaliteitszorg richt zij nu haar inspanningen op het optimaliseren van alle processen die zich in het departement afspelen. Dit betekent in de eerste plaats de overtuiging doen groeien dat kwaliteitsverbetering de dagdagelijkse verantwoordelijkheid van iedereen is. De vertegenwoordiger van TI in IKZ is de antenne van IKZ in de opleiding. Hoewel de behoefte aan een kwaliteitscoördinator reëel is, zal in de toekomst bepaald worden hoe een en ander kan ingevuld worden. Er wordt veeleer gedacht aan het opstellen van een aantal duidelijke voorschriften (procedures). Hier moet binnen de opleiding aan voldaan worden, liever dan aan het aanstellen van een coördinator per opleiding.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
45
2.2.2
concretisering van de kwaliteitszorg in de opleiding
2.2.2.1 concrete uitwerking van de kwaliteitszorg in de opleiding In de eerste fase van haar werking heeft de IKZ vooral aandacht besteed aan het ontwikkelen van een onderwijsvisie. Hieruit is invoeren van projectwerking, probleemgestuurd onderwijs en het begeleid zelfstandig werken ontstaan en doorgevoerd in alle opleidingen van het departement. Ook het invoeren van het semestersysteem vindt hier zijn oorsprong. Bovendien zou de opleiding de interne communicatie trachten te verbeteren. Verder zou prioritair gewerkt worden aan de volgende aandachtsgebieden: onderwijsprocessen, personeelstevredenheid en studententevredenheid. Een ideeënbus werd ingevoerd. Iedereen, ook studenten, kunnen in deze bus, die ook een e-mailadres heeft, ideeën deponeren. Een week voor elke IKZ-vergadering wordt de bus gelicht. Oplossingen worden besproken, en elk voorstel krijgt een antwoord. Alhoewel de meeste ideeën betrekking hebben op materiële voorzieningen, is bijvoorbeeld ook het voorstel van een lectorenevaluatie uit deze ideeënbus gekomen. Vanuit de IKZ is een opleiding PROZA voor alle OPCO’s georganiseerd. Verder werden studiedagen PROZA verplicht voor alle betrokkenen. Toen de data van de visitaties bekend werden, heeft de IKZ zich omgevormd tot stuurgroep ZER. Voor ieder PROZA-item werd een lijst van op te vragen documenten opgesteld. Tevens werden in elke opleiding een vijftal personen aangezocht om een sterkte-zwakteanalyse over elk item uit te voeren. Hieruit zouden dan verbetertrajecten afgeleid worden. Er werd besloten het geheel van het ZER zeer transparant te houden en de studenten er volledig bij te betrekken. Het was de bedoeling iedereen te sensibiliseren en als dusdanig het kwaliteitsproces op gang te brengen en te bestendigen. De kwaliteitscoördinator van het departement en de opleidingsvertegenwoordiger in IKZ nemen hun opdracht ter harte en werkten met een concrete actiepuntenlijst. Het ZER is zeer eerlijk opgesteld. Het geeft duidelijk de sterke en zwakke punten van de opleiding weer.
2.2.2.2 meetresultaten van de opleiding vanuit de interne kwaliteitszorg De volgende enquêtes werden uitgevoerd: evaluatie projectonderwijs; enquête stage; enquête onthaaldagen; enquête onthaalweek. De resultaten van projectonderwijs werden geanalyseerd door drie lectoren samen met een student. Dit gebeurde op het vlak van planning, voorbereiding, infrastructuur, communicatie, begeleiding en studentenevaluatie. Lacunes werden vastgesteld en verbetertrajecten vastgelegd. Inzake de stage werden de volgende conclusies getrokken: vakkennis: uitstekend tot goed; wiskundige kennis en bedrijfsorganisatie: voldoende; Nederlands en Engels: uitstekend en goed; Frans: voldoende (veeleer zwak). Onthaalweek en onthaaldagen scoren gemiddeld niet slecht, behalve over de uitleg van de reglementen. Door de itemverantwoordelijken van het PROZA-instrument werd de fase vastgesteld waarin de hogeschool zich bevindt. Voor de meeste items bevindt ze zich in fase 3.
De hogeschool merkt wellicht terecht op dat meten van het effect van bepaalde kwaliteitsmaatregelen verstoord is omdat te veel maatregelen (ook buiten de hogeschool om) werden genomen. Het onderwijslandschap bevond zich daardoor de jongste tijd in een permanente toestand van verandering. Dit mag echter geen reden zijn om niet meer verder te meten.
2.2.2.3 verbeterdoelen en acties vanuit kwaliteitszorg in de opleiding De aanpak is zeer formeel. Alle items zijn grondig bekeken, voor elk item zijn de plus- en minpunten bepaald en voorstellen tot actie waarvan de prioriteit verder in IKZ wordt behandeld. Men volgt in feite het PROZAinstrument op de voet. Naast enkele materiële verbeteringen (stoelen, opfrissen lokalen, stand pc’s, …) blijft de primaire zorg een opleidingsprogramma tot stand brengen die aansluit bij de moderne ontwikkelingen in de informatica met gebruik van moderne leermethodes. Zo werd recent projectonderwijs ingevoerd. Er gaat vooral aandacht naar een coherente opbouw van het programma. De acties worden zeer dikwijls geïmplementeerd door informele uitwisselingen van ideeën tussen lectoren onderling en met de opleidingscoördinator. De impulsen die uitgaan van de IKZ krijgen daar bijzondere aandacht. Kennis van EFQM–PROZA dringt langzaam door. Alhoewel er veel papier geproduceerd wordt, schijnt er toch iets te haperen aan de communicatie.
2.2.2.4 opvolging van de verbeterdoelen en acties vanuit de kwaliteitszorg in de opleiding De opleiding beschikt over een lijst van actiepunten die worden opgevolgd door de IKZ. Er zijn ook verbetertrajecten die algemener zijn en zich zullen uitstrekken over een langere periode. Het is aangewezen die in te delen in deeltrajecten met een welbepaalde timing.
2.2.2.5 kwaliteitscoördinator in de opleiding (verantwoordelijkheid, draagvlak, functioneren) De OPCO en de afgevaardigde in IKZ vormen een team. Zij staan samen borg voor de kwaliteit in de opleiding onder supervisie van de IKZ en de kwaliteitscoördinator van het departement. Zij zorgen voor een goede communicatie tussen de lectoren onderling, stimuleren de navorming en bevorderen teamwerk. Zij waken over het bereiken van de specifieke opleidingsdoelstellingen, het voldoende aanwezig zijn van didactische middelen en over de geactualiseerde uitrusting van de labo’ss. De opleidingscoördinator is sterk gemotiveerd voor het realiseren van een kwaliteitsvolle opleiding.
2.2.2.6 kwaliteitszorg in het opleidingsteam Onder impuls van de IKZ die duidelijke actiepunten vooropstelt, is het opleidingsteam sterk gesensibiliseerd voor integrale kwaliteit. De aandacht gaat niet alleen naar inhoud en coherentie van het curriculum, ook de leermethodes en alle randfactoren die de kwaliteit beïnvloeden, krijgen de nodige aandacht. In feite werkt de opleiding beter dan uit het ZER blijkt, want daarin ligt de nadruk op de negatieve punten.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
47
2.2.3
personeel
2.2.3.1 human resources management Eventuele aanwervingen van nieuwe lectoren gebeuren volgens de voorwaarden uit artikel 89 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap. Er wordt een bevoegde commissie aangesteld met een specifiek profiel en de vereiste bekwaamheden op het gebied van de technologische vakken. De hoofdverantwoordelijke is uiteindelijk het departementshoofd. Voor bevordering is eveneens in een procedure voorzien. De financiële middelen laten op dit ogenblik echter niet toe dat een effectief bevorderingsbeleid gevoerd wordt. De loopbaanontwikkeling wordt als vlak ervaren. Het begrip contactuur is niet duidelijk omschreven. Voor het toewijzen van taken wordt een werkwijze gehanteerd waarbij duidelijk gestreefd wordt naar een evenwichtige taakverdeling, die echter niet formeel is omschreven. Het is een open werkwijze, die met het DOC besproken is en waarover overleg mogelijk is. Een probleem blijft het bepalen van het relatief gewicht van de randtaken. De decretaal bepaalde evaluaties grijpen plaats, maar er worden nog geen functioneringsgesprekken gehouden. Wel hebben de OPCO’s recent een opleiding gevolgd. In tegenstelling tot vele instellingen krijgt een nieuw aangeworven lector geen lector-begeleider toegewezen. De informele contacten maken op dat vlak echter veel goed. Evaluatie van lectoren door studenten is waarschijnlijk ook nuttig. Binnen de kwaliteitszorg stelt men hier echter duidelijk dat dergelijke lectorenevaluaties bedoeld zijn als elementen die tot verbetering van de onderwijsactiviteiten moeten leiden en los staan van de persoonlijke evaluatie van de lectoren. De evaluatie door studenten moet immers onafhankelijk van mogelijke sancties kunnen geschieden. Bij verandering van studentenaantallen wijzigen de toegewezen VTE’s. Het departement huldigt de visie dat iedereen die goed functioneert, in dienst zou moeten kunnen blijven. Tevens tracht men in de mate van het mogelijke lectoren met hetzelfde vakkenpakket te belasten omdat dit zal bijdragen tot hun technische vakkennis. Als nadeel geldt het minder vertrouwd zijn met de globale evolutie in de opleiding.
2.2.3.2 betrokkenheid van het personeel Lectoren zijn sterk betrokken bij het bepalen van hun opdrachten enerzijds en bij de ontwikkelingen van het curriculum anderzijds. De opleiding TI is niet vertegenwoordigd in de departementale raad. Dat wordt niet aangevoeld als een beperking. De departementsraad bepaalt een globaal kader waarin de opleiding zich volledig kan ontplooien. Toch blijft er een gevoel van gemis aan echte interne communicatie: het opstellen van keurige verslagen en rapporten impliceert niet noodzakelijk overdracht van alle relevante informatie. Het feitelijke bestuur van de opleiding berust bij de opleidingsraad die wordt voorgezeten door de OPCO. Beslissingen worden echter niet altijd genotuleerd. In een vakgebied dat sterk evolueert, zou de frequentie van de opleidingsvergaderingen hoger mogen zijn. De OPCO wordt binnen het opleidingsteam aanvaard en geapprecieerd. De OPCO stelt (in overleg) de taakverdeling op, bereidt opleidingsvergaderingen voor en zorgt ervoor dat de opleiding ‘draait’. Ten aanzien van het ATP moet de erkenning van de OPCO als overste nog groeien. Het invoeren van functioneringsgesprekken zal een stimulans zijn voor de motivering van het team. De directie stelt dat het lectorenkorps vergrijst. Dit geldt waarschijnlijk voor het departement in zijn geheel. In de opleiding TI is er door de sterke studententoename voldoende verjonging geweest. De opleiding heeft zelfs enkele deeltijdse lesgevers uit de industrie kunnen aantrekken, wat een gunstige invloed heeft gehad op de evolutie van het curriculum.
Het lectorenkorps staat weigerachtig tegenover een kwaliteitscoördinator in de opleiding. De lectoren vrezen vooral veel bijkomende vergaderingen, maar ze zijn wel gewonnen voor duidelijke procedures die de kwaliteit moeten waarborgen.
2.2.3.3 werking van het opleidingsteam De meeste lectoren hebben een sterke en uitgesproken visie over hun vak. Er zijn echter signalen dat de werking als een team iets beter zou kunnen. Als eenzelfde leervak door verschillende lectoren wordt gedoceerd, is het de taak van de OPCO om ervoor te zorgen dat de studenten geen onderscheid in de benadering kunnen waarnemen. Dit lukt niet altijd voor 100 %. De relatief enge specialisatie van de lectoren brengt mee dat ze bij ziekte moeilijk te vervangen zijn. Hierdoor moet men steeds overgaan tot roosterwijzingen. Aangezien studenten niet altijd de valven raadplegen, veroorzaakt dit afwezigheden. Voor tal van randtaken is er geen goede omschrijving van de last die ze meebrengen. De lectoren worden onder andere belast met de stage-evaluatie, public relations, onderhoud van de website, begeleiden van gehandicapte studenten, beheer van het computerpark, onderhoud van de software, inrichten van studiedagen en het opstellen van enquêtes. Dit geeft soms aanleiding tot ontevredenheid, wat nadelig is voor de collegialiteit.
2.2.3.4 professionalisering van het personeel buiten de technische deskundigheid Behalve twee deeltijdse lectoren die zijn aangeworven voor hun industriële ervaring, bezitten alle lectoren het aggregaat HSO of het equivalent pedagogisch getuigschrift. De hogeschool heeft diverse studiedagen over PGO en projectonderwijs georganiseerd. Alle vaklectoren TI hebben hier aan deelgenomen. Blackboard is operationeel. Er is een voorlichting over georganiseerd, maar het wordt toch onvoldoende gebruikt. Smartforce, een softwarepakket met zelfstudielessen, werd geïnstalleerd, maar de opleiding is er niet tevreden over. Externe opleidingen betreffende didactische methodes worden regelmatig bijgewoond. Er zijn ongeveer tien VTE voor ongeveer 200 studenten. Deze omkadering van 1 op 20 moet mogelijk maken om voor bepaalde vakonderdelen in kleine groepen te werken.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
49
2.2.3.5 technische deskundigheid van het onderwijzend personeel. In principe heeft elke lector een diploma van hoger onderwijs van twee cycli. De algemene vakken (wiskunde, talen en economie) worden gedoceerd door licentiaten die gespecialiseerd zijn in die disciplines. De praktijklector is afgestudeerd aan de opleiding. Hij heeft wel een pedagogisch diploma. Opvallend is het ontbreken van licentiaten informatica. Wel zijn er licentiaten wiskunde en een industrieel ingenieur die een bijkomende licentie informatica behaald hebben. De technische competentie is voldoende aanwezig. Nochtans zou het aangewezen zijn om bij een volgende aanwerving een beroep te doen op een licentiaat informatica, bij voorkeur iemand met industrie-ervaring. Een vijftal lectoren hebben diverse modules gevolgd van ‘Post Academic Course in Information Technology’, een teleconference cursus van hoog niveau met uitstekende documentatie. Deze cursus werd georganiseerd door de Rijksuniversiteit Gent, Katholieke Universiteit Leuven, Vrije Universiteit Brussel en Universiteit Antwerpen. De opleiding heeft een actief bijscholingsbeleid. Indien dit kan worden volgehouden, mag worden verwacht dat het de technische kennis op peil zal houden.
2.2.3.6 onderzoeksdeskundigheid van het onderwijzend personeel Er gebeurt geen onderzoek in de opleiding.
2.2.3.7 technische administratieve en organisatorische deskundigheid Binnen de studentenadministratie wordt gewerkt met SOLA-R. Alle noodzakelijke administratieve verrichtingen gebeuren hiermee. De administratie van een opleiding wordt verricht door één administratief verantwoordelijke. De samenwerking verloopt vlot. Bijscholing van de administratief verantwoordelijke gebeurt door de centrale administratie. Als voornaamste ondersteuning op technisch gebied maakt de opleiding TI gebruik van de diensten van twee netwerkbeheerders. Zij verzorgen het beheer van het netwerk en staan ter beschikking bij het oplossen van problemen.
2.2.4
materiële en financiële randvoorwaarden
2.2.4.1 onderwijsruimten De campus Zuid van de Hogeschool Antwerpen is gehuisvest in drie panden: een complex in de Bouwmeesterstraat, een ingewikkelde reeks constructies gelegen in de Verschansingsstraat-Kasteelstraat, en een gebouw in de Schildersstraat. Alle panden liggen op loopafstand van elkaar. Colleges en labo’s vinden plaats in het complex gelegen aan de Bouwmeesterstraat, een gebouw met twee verdiepingen. Het is een oud schoolgebouw dat toch een zekere charme uitstraalt. Het werd grondig gerenoveerd: er zijn vernieuwde auditoria met beamers, en de pc-zalen (uitgerust met 15 à 20 pc’s) zijn zeer netjes.
Wel is de inwendige structuur in het gebouw ingewikkeld. Sommige bureaus zijn reeds gerenoveerd, andere worden gerenoveerd. Uiteraard zijn de niet-gerenoveerde lokalen niet altijd zeer aantrekkelijk. Sommige lokalen zijn te klein voor het reëel aantal studenten. Er is een kantine en een vergaderzaal. Het gebouw oogt zeker niet nieuw, maar alles is functioneel. De mediatheek bevindt zich in één van de gebouwen in de Verschansingsstraat-Kasteelstraat. Deze gebouwen verschillen in ouderdom en liggen volledig ingesloten. Ook de lectorenruimte bevindt zich in dit complex. Het gebouw in de Schildersstraat heeft enkel betekenis voor de TI-studenten omwille van de ruime kantine met warme maaltijden.
2.2.4.2 mediatheek De mediatheek in de Verschansingsstraat is dagelijks geopend van maandag tot donderdag van 8 uur tot 17 uur, op vrijdag van 8 uur tot 16 uur. Ze is ook geopend tijdens de vakantieperiode, met uitzondering van de kerstvakantie en vier weken tijdens de zomervakantie. Een team van drie bekwame bibliothecarissen zorgt voor deze ruime openstelling. Zij staan uiteraard ook in voor het beheer van de mediatheek. Er zijn meer dan 20.000 (boeken) titels, 300 tijdschriften, 500 cd’s, 500 video’s en ander didactisch materiaal aanwezig. Lectoren kunnen titels aanvragen via het departement. Verder zijn er twee multimedialokalen, een lokaal netwerk met 32 pc’s, scanner, printer en kleurendrukker. Naast een verbinding met het internet, zijn hier ook de gebruikelijke softwarepakketten geïnstalleerd. Om catalogi te consulteren zijn er vier OPAC’s (Online Public Access Computer). De mediatheek is aangesloten op A-net, het netwerk dat de Antwerpse universitaire instellingen, de openbare bibliotheken van de stad Antwerpen en de bibliotheken van de Hogeschool Antwerpen verbindt. Er is ook mogelijkheid om video’s te bekijken/monteren. De mediatheek wordt intensief gebruikt door de studenten die les volgen in de VerschansingsstraatKasteelstraat. De studenten TI zijn minder geneigd zich te verplaatsen naar de andere locatie. Het boekenbestand inzake informatica is vrij ruim en up-to-date. Het tijdschriftenbestand is beperkter. Aangezien de lectoren zich voortdurend moeten bijscholen, zouden er toch wel enkele Engelstalige tijdschriften ter beschikking mogen zijn.
2.2.4.3 computerfaciliteiten Binnen het departement heerst een strikte scheiding tussen het administratief netwerk en het educatief netwerk. Studenten hebben alleen toegang tot het laatste. In dit verslag worden derhalve alleen de faciliteiten van het educatief netwerk besproken.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
51
Het educatief netwerk werd ‘in huis’ geconcipieerd en eigenhandig gelegd. Het netwerk spreidt zich momenteel uit over een 8-tal lokalen, met een 150 pc’s, een tiental hub’s en switches en negen drukkers. In principe wil de opleiding toestellen na drie jaar vervangen. Momenteel wordt één computerklas ook gebruikt als experimenteel netwerk. Vijf servers (twee domein controllers, een terminal server, een SQL-server en een Ghost server) bieden de netwerkdiensten aan. Als besturingssysteem wordt Windows 2000 gebruikt. Voor de omschakeling naar Windows 2000 werd tijdens de maanden juli en augustus 2001 een beroep gedaan op Cronos. Verder zorgen de netwerkoperatoren voor het dagelijks beheer van het netwerk. Er wordt ook dagelijks een back-up gemaakt van de data. In de lectorenruimte bevinden zich twee pc’s met toegang tot internet. Blackboard is geïnstalleerd en wordt reeds intensief gebruikt door de TI-vaklectoren. Smartforce, een pakket met zelfstudielessen, lijkt geen voldoening te geven. Het is zeer positief dat er in kleine groepen gewerkt wordt, waardoor de afstand tussen lectoren en studenten klein is. Hierdoor kunnen de labo’ss goed worden begeleid.
2.2.4.4 beschikbare werkingsmiddelen Bij het opstellen van het budget wordt rekening gehouden met volgende componenten: de personeelsbehoeften, de investeringsbehoeften, de werkingskosten en de inkomsten. Voor de personeelsbehoeften vertrekt men van de bevraging van de behoeften van de opleidingen. Die worden getoetst aan het beschikbare globale budget en besproken in de departementsraad. Uiteindelijk resulteert dit dan in de verdeling van een aantal VTE’s (voltijdse eenheden) per opleiding. De investeringsbehoeften worden opgesteld door bevraging van alle personeelsleden. De werkingskosten worden bepaald in functie van hun relatief belang en hun jaarlijks procentueel aandeel in het globaal budget. Zo worden de pc’s om de drie jaar vervangen. Aangezien er echter steeds onverwachte zaken opduiken, zijn verschuivingen en wijzingen in de loop van het jaar meestal nodig. Budgettering en financieel beheer gebeuren op departementsniveau en niet per opleiding. De lectoren tonen slechts beperkte bekommernis voor het financieel beheer.
2.2.4.5 studenten- en docentenfaciliteiten Buiten de lesuren kunnen de studenten vertoeven in de kantine. Die biedt de elementaire mogelijkheden om zich te ontspannen. Er staan warme- en koudedrankenautomaten. Bij mooi weer kunnen ze ook buiten op de recreatieruimte zitten. Er is een fietsen- en bromfietsenparking. Naast het studentensecretariaat staat een kopieertoestel en een betaaltelefoon. In de Schilderstraat is het studentenrestaurant gevestigd, waar de studenten terechtkunnen voor een broodje of een warme maaltijd. Er is zelfs de mogelijkheid om Proton op te laden. In de lectorenkamer heeft elke lector een postvakje, alsook een persoonlijk kastje. Er staan twee pc’s die zijn aangesloten op het administratief netwerk, inclusief internet. In een lokaal naast het projectenlokaal staan nog eens vier pc’s, met printer, in een ‘rustige’ werkruimte. Soms worden hier ook cursussen gegeven.
In een lokaal naast de lectorenkamer staat een koffieapparaat, zodat men vrij koffie en thee kan gebruiken. Elke lector heeft een eigen toegangscode om te kopiëren. Dezelfde toegangscode geldt voor de kopieerapparaten in de Bouwmeesterstraat en de Verschansingsstraat-Kasteelstraat. Er bestaat een goed functionerende cursusdienst. Bij de aanvang van het academiejaar is er een verkoopdag voor al het studiemateriaal dat nodig is voor het jaar. Blackboard laat via internet toe dat de lectoren thuis werken. De hogeschool zou op één of andere manier een snelle internetaansluiting voor de lectoren op zich moeten nemen. De opleiding is zich bewust van de onvolkomenheden van het gebouw, en zal ze systematisch wegwerken.
2.2.5
onderwijsdoelstellingen
2.2.5.1 onderwijsvisie van de opleiding Er bestaat geen uitgeschreven strategische visie. Oorspronkelijk was het programma gebaseerd op het nu verouderde profiel en in te vullen functies die werden opgesteld door de VLOR. Het programma is sindsdien aangepast aan de evolutie in de informaticawereld. Hoewel niet formeel geformuleerd, zijn er toch algemeen aanvaarde doelstellingen. De hogeschool wil een brede algemene informaticaopleiding aanbieden, met ruime aandacht voor leren leren, zelfstandig werken, trainen van vaardigheden en praktische aanwending van het geleerde. Dit gebeurt met gebruik van moderne didactische methodes die onder meer bijdragen tot het aankweken van passende attitudes. Het curriculum weerspiegelt deze doelstellingen. Naast de zuivere informaticavakken wordt ook aandacht besteed aan meer algemeen vormende vakken (management, recht, talen....) en aan de educatieve inhoud van de vakken (Oberon). Door de invoering van PGO en projectonderwijs geeft de opleiding aan dat ze oog heeft voor de moderne didactiek. De bezorgdheid voor de eerstejaarsstudenten heeft zich geuit in het opzetten van een goed uitgebouwd monitoraat. Toch liggen de slaagcijfers laag. De opleiding dient dit te onderzoeken en passende maatregelen te nemen.
2.2.5.2 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het hoger onderwijs De opleiding heeft in feite nog niet nagedacht over de wijzigingen die de invoering van de BA/MA-structuur met zich zou kunnen meebrengen. Wel heeft ze de semesterstructuur ingevoerd en denkt ze na over een modulaire opbouw van het curriculum. De opleiding heeft op correcte wijze ECTS-punten aan de vakonderdelen toegekend. Er is een begin gemaakt met een creditsysteem. Men aanvaardt credits die werden behaald in andere instellingen. Er bestaan individueel aangepaste jaarprogramma’s.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
53
Er wordt sterk de nadruk gelegd op zelfstandig leren en het verwerven van communicatievaardigheden, maar toch worden de aanpassingsmoeilijkheden van eerstejaarsstudenten niet uit het oog verloren. Voor de practica worden de afwezigheden gecontroleerd en de resultaten kort opgevolgd. De commissie suggereert om de mogelijkheid van keuzevakken te onderzoeken.
2.2.5.3 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het werkveld. Het bedrijfsleven vraagt dat meer aandacht zou gaan naar zelfstandig werken en naar sociale en communicatievaardigheden. De onderwijsdoelstellingen worden als dusdanig aangepast. Zo werd projectwerking ingevoerd en de inhoud van de communicatievakken aangepast. Er wordt nu meer aandacht besteed aan presenteren, vergaderen en schriftelijk rapporteren. Uit de gesprekken met de afgevaardigden van het werkveld blijkt dat vooral de business kennis ontbreekt bij de studenten. Aan de technische vaardigheden twijfelt het werkveld veel minder, weze het dat de ICT enorm snel evolueert en de studenten daarom best ook kennis zouden hebben van de recentste technologieën. Het curriculum zou wat meer moderne programmeertalen mogen bevatten zodat het aantrekkelijker is voor de buitenwereld en meer inspeelt op de recente evoluties. Cobol en Oberon mogen aan gewicht verliezen, Java en .Net moeten vroeger ingezet worden. In het programma is iets meer aandacht nodig voor internet- en webtechnologie en multimedia. De commissie suggereert om een experimenteel netwerk met dual boot pc’s (Windows-Linux) te voorzien.
2.2.6
opleidingsprogramma: opbouw en inhoud
2.2.6.1 concretisering van de onderwijsdoelstellingen in het opleidingsprogramma De inhoud en de coherente opbouw van het programma, de aandacht voor de randvakken, de concrete invoering van communicatietechnieken, de nadruk op zelfstandig werk, projecten en stage als voorbereiding voor het bedrijfsleven maken dat het programma wel aan de doeleinden tegemoetkomt. Het vak wiskunde kampt zoals in de meeste opleidingen TI met een identiteitscrisis. De studenten zijn vaak niet te vinden voor wiskunde wegens te ‘moeilijk’, en bovendien wordt het nut van wiskunde voor een informatica-opleiding in vraag gesteld. Als het vak wordt behouden, mag het zeker niet als selectievak fungeren. Het vak operationeel onderzoek wordt verdedigd door te stellen dat het een theoretische behandeling voorstelt van reële problemen op bedrijfsniveau. Een opleiding kan niet alles behandelen, en daarom lijkt het aangewezen een beperkt aantal keuzevakken in te voeren vanaf het tweede en/of derde jaar. Dit laat toe dat studenten hun interessevakken verder kunnen uitdiepen. Het biedt ook de mogelijkheid om extra studenten aan te trekken. Het aandeel wiskunde binnen de opleiding is vrij omvangrijk. Het bestaat uit numerieke wiskunde, logica, statistiek en operationeel onderzoek. Op het eerste gezicht leek dit nogal overdadig, maar dit werd later genuanceerd door de studenten zelf.
2.2.6.2 de aandacht in het opleidingsprogramma voor de vaardigheden die het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren ondersteunen Het projectonderwijs heeft als bedoeling de volgende attitudes te ontwikkelen: werken in een team, sociale vaardigheden; voor een niet volledig gedefinieerd probleem niet de onmogelijke theoretische oplossing te vinden, maar wel een aanvaardbare haalbare; creativiteit; communicatievaardigheden en rapporteren. In de loop van hun opleiding worden de studenten bijgebracht dat ze, in functie van concrete einddoelen (examen, project, oefening,....) nieuwe technieken moeten verwerven. Zo ervaren ze dat levenslang leren essentieel is.
2.2.6.3 actualiteitsgehalte van het opleidingsprogramma Er is steeds aandacht voor ‘legacy’ technologie (bijvoorbeeld Cobol) in het licht van de blijvende nood aan dergelijke vaardigheden in de industrie en bedrijfswereld. Er draaien immers nog veel Cobolprogramma’s die moeten worden onderhouden. Daarentegen worden AS/400 en ERP-systemen, die ook nog veelvuldig voorkomen, niet behandeld. Het accent op netwerkbeheer sluit goed aan bij de evolutie in de bedrijfswereld. Elementen van Unix zouden mogen worden ingevoerd. Een belangrijke stap was de vermindering van de contacturen van 25 uur naar 20 uur, gekoppeld aan het systematisch verhogen van begeleide zelfwerkzaamheid van de studenten. Dit werd geconcretiseerd door het invoeren van projecten en monitoraat. In het derde jaar worden op donderdagnamiddag voordrachten georganiseerd (de studenten moeten verplicht aanwezig zijn). Telkens wordt een actueel onderwerp behandeld en gepresenteerd door mensen uit de praktijk. Deze voordrachten worden door de studenten sterk geapprecieerd. De opleiding is nogal éénzijdig in haar aanbod voor een opleiding voor databases. Enkel SQL-server wordt gegeven. De lectoren zijn zich nochtans heel sterk bewust van het feit dat er vaak heel grote verschillen zijn tussen ogenschijnlijk analoge relationele databases. De keuze voor de ontwikkelingsomgeving Oberon lijkt wat controversieel. Het lijkt een zeer academische overweging om Oberon als leveranciersonafhankelijke programmeertaal op te nemen in het opleidingsaanbod. De opleiding TI is echter praktischer opgevat en het idee achter de keuze voor Oberon lijkt daarbij verloren te gaan bij de studenten en de afgestudeerden. Die zien liever wat meer aardser talen en ontwikkelingsomgevingen. Webtechnologie is bijna volledig afwezig in het programma. Veel kennis wordt via projecten opgedaan. Nochtans mag het ontstaan van specifieke concepten, technieken en concrete producten voor webdesign niet geminimaliseerd worden (bijvoorbeeld compressietechnieken, video en audit streaming, specifieke netwerktechnologie: TCP/IP, Dreamweaver, webservices, ...).
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
55
2.2.6.4 sequentiële opbouw en coherentie van het opleidingsprogramma De opleiding hanteert het principe dat de opleidingsonderdelen informatica van de grond af opgebouwd worden. Indien ook in practica is voorzien, dan worden die parallel met de theorie gegeven. Voor de programmeertalen geldt het onderdeel ‘Programmeertechnieken’ als basis voor de programmeervakken. Praktisch gezien is de coördinatie hier nog niet perfect. Wel zit er een lijn in: men vertrekt van procedureel programmeren om te evolueren naar objectgeoriënteerd werken. De commissie is van oordeel dat OO-technieken vroeger in de opleiding moeten komen. Ze betwijfelt of Oberon in het tweede jaar een geschikt instrument is om OO-technieken in te leiden. Misschien kan het vervangen worden door Java, wat plaats zou maken voor webtechnologie in het derde jaar. Ook de onderdelen besturingssystemen, datacommunicatie en netwerken en systeemanalyse worden gradueel opgebouwd over de verschillende studiejaren. De lijn projectwerking, seminaries en stage laat de studenten toe meer zelfstandig te leren werken en alle verworvenheden toe te passen.
2.2.6.5 aandacht voor de karakteristieken van de studenteninstroom De instroom bestaat voor ongeveer de helft uit ASO-studenten, voor de andere helft uit TSO-studenten. Uit de cijfers blijkt dat er meer TSO-studenten starten dan ASO-studenten. Sporadisch komen ook studenten uit het BSO en het KSO voor, doch met zeer lage slaagkansen. Uit de jaarlijkse instroomanalyse blijkt dat er een zeer heterogene studentenpopulatie is. Hier wordt rekening mee gehouden bij de samenstelling van de groepen.
2.2.6.6 aanbod en structuur van flexibele leerwegen in het opleidingsprogramma Er bestaan geen opties of keuzevakken in de opleiding TI, net zo min als flexibele leerwegen, maar er wordt wel voldaan aan de decretale voorzieningen inzake IAJ’s (individueel aangepast jaar). Het invoeren van een optie met nadruk op programmeren, en een optie met nadruk op systemen moet worden overwogen.
2.2.6.7 het niveau en de inhoud van de opleidingsonderdelen. De studiefiches beschrijven voor elk vakonderdeel de doelstellingen, de inhoud, de evaluatieregeling, de leervormen en de aangewezen literatuur. Er is een mix van hoorcolleges, praktische oefeningen, seminaries en projecten. Het niveau en de inhoud worden bewaakt door onder andere de opleidingsraad en de OPCO en via een bevraging bij de studenten en het werkveld. De resultaten worden binnen de raad besproken en indien nodig gebeuren er aanpassingen. De aanpassingen gebeuren waarschijnlijk meer op initiatief van de lectoren dan van de opleidingscommissie. De lectoren volgen regelmatig bijscholing. Hun deskundigheid blijft derhalve op peil en garandeert dat het niveau voldoende hoog blijft.
In het nieuwe curriculum is het aantal uren practicum in het eerste jaar verminderd, maar de studenten zijn daar niet tevreden over.
2.2.7
afstudeerwerk en/of werkveldervaring
2.2.7.1 opvatting(concept), inhoud en niveau De opleiding TI wordt afgesloten met een 13 weken durende stage tijdens het tweede semester in het derde jaar. Alle contacturen en oefeningsessies vallen in het eerste semester (tot aan de Kerstvakantie) waarna de studenten over die opleidingsonderdelen eindexamen afleggen. Alle stageprojecten vinden binnen een bedrijf of organisatie vreemd aan het departement plaats. De stage moet worden opgevat als een grondige kennismaking met het bedrijfsleven. Het stagebedrijf is ofwel een bedrijf met zijn core business in de informaticasector, ofwel een groot bedrijf met een belangrijke informatica-afdeling waar aan ontwikkeling wordt gedaan. Het bedrijf moet bereid zijn een mentor aan te wijzen die de student zal begeleiden gedurende de stage. De stage maakt integraal deel uit van het leerproces van de student. De nadruk van de stage ligt op het leren leren, werken met nieuwe technologieën, leren werken in een nieuwe omgeving, ... en niet zozeer op het toepassen van reeds gekende technieken om bepaalde systemen te automatiseren. De student selecteert een bedrijf uit de lijst met stagebedrijven/stagevoorstellen in functie van zijn affiniteiten. De student neemt zelf contact op met het bedrijf en bespreekt de details van de stage. Voor elke stage wordt eerst op een standaardformulier een aanvraag tot goedkeuring ingediend en na akkoord een stageovereenkomst afgesloten. Het voornaamste artikel van de stageovereenkomst is artikel 4. Het luidt als volgt: Bij het vaststellen van de door de stagiair te verrichten werkzaamheden zal de onderneming rekening houden met zijn opleidingsbehoeften en de stagiair de voor zijn vorming noodzakelijke taken laten vervullen, op tijd en wijze zoals vooraf overeengekomen. De onderneming zal een opleidingsverantwoordelijke of instructeur aanwijzen die de stagiair gedurende de stageperiode zal bijstaan. De onderneming is ertoe verplicht de stagiair geen taken te laten verrichten die geen opleidend karakter hebben, die gevaar kunnen opleveren voor zijn gezondheid of krachtens de wettelijke of reglementaire bepalingen verboden zijn. Een stage in het buitenland is toegelaten. Het niveau is over het algemeen goed. Dit blijkt ook uit de evaluatie van de stage. Vorig jaar behaalde de stage van drie studenten ‘Healthjobs: the Development of a Jobsite for Healthcare Services’ trouwens een tweede prijs bij de ‘Microsoft.Net Pioneer Development Contest’ in de categorie professionelen, en was laureaat bij de afstudeerprijs van de NUG (Nationale Unie der Gegradueerden). Bij het beëindigen van de stage stuurt de opleiding een evaluatieformulier naar het stagebedrijf met het verzoek dit ingevuld terug te bezorgen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
57
Uit de stageverslagen blijkt dat een 10-tal studenten te maken kregen met Visual Basic en een drietal studenten met AS/400. De commissie adviseert om een minimale aandacht aan deze onderwerpen te besteden. Elke student presenteert zijn stage voor een groep medestudenten (studenten van het tweede jaar mogen de presentaties bijwonen). Ook de externe promotoren en de OPCO worden uitgenodigd op deze presentatie, waardoor ze de opleiding kunnen beoordelen. Voor de evaluatie van de stage is in twee opleidingsonderdelen voorzien: ‘stage’ en ‘stageverslag en verdediging’. ‘Stage’ heeft betrekking op de eigenlijke stage, ‘stageverslag en verdediging’ heeft betrekking op het stageverslag (inhoud, taal, presentatie) en de verdediging van de stage (presentatie, reactie op de vragen,...).
2.2.7.2 begeleiding (o.a. duidelijkheid regelingen en voorzieningen) Gedurende de stage wordt elke student tweemaal bezocht op de stageplaats. Daar wordt ook de stand van de stage besproken met de externe begeleider. Bovendien komen de studenten tweemaal een tussentijdse presentatie van hun stageperiode geven in het departement. Deze presentatie wordt verplicht bijgewoond door de andere studenten van de klas. De student houdt nauwkeurig het stagedagboek bij. Wekelijks wordt het stagedagboek van de desbetreffende week naar de stagelectoren gemaild via de Blackboardsite. Het wordt bovendien als bijlage bij het stageverslag gevoegd. De werkwijze voor het verloop van de stage is vastgelegd in een document ‘Richtlijnen bij de stage’. Daarin worden de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen uiteengezet. De belangrijke data in verband met opvolging, verwachtingen wat betreft het stageverslag en de begeleiding via Blackboard staan er allemaal in uitgelegd. Dit document wordt jaarlijks bijgewerkt.
2.2.7.3 beoordeling (gehanteerde criteria en wijze van beoordeling) De stagementor geeft in samenspraak met de stagebegeleider een beoordeling van de stagiair en het verloop van de stage. De wekelijkse stagerapporten worden hierbij als leidraad gebruikt. De beoordeling van het verslag gebeurt door de stagebegeleider, de beoordeling van de presentatie gebeurt collectief.
2.2.7.4 relatief gewicht in de opleiding Het aantal studiepunten voor de stage in het derde jaar is 20 (op 60). Voor het stageverslag en de presentatie/verdediging zijn nog eens zes studiepunten voorzien.
2.2.8
internationale dimensie
Het departement heeft samenwerkingsovereenkomsten met diverse buitenlandse instellingen. Geen van deze instellingen heeft een TI-programma. De opleiding TI valt dus buiten het toepassingsgebied van deze overeenkomst. Hoewel de opleiding er zich van bewust is dat het belangrijk is het onderwijs aan te passen aan de Europese dimensie, is het niet mogelijk gebleken om toe te treden tot een netwerk of om een uitwisselingsprogramma
op te zetten. De oorzaken zijn het relatief beperkte personeelskader en het ontbreken van gelijkaardige opleidingen bij bestaande partners. Dit zal moeten worden verholpen met het oog op accreditering. Wel hebben de afgestudeerden TI de mogelijkheid om na hun studie bij een partner een aanvullende opleiding in een andere taal te volgen. Ondanks de inspanningen en de mogelijke financiële ondersteuning van het departement en van de opleiding blijft de deelname van TI-studenten aan Socrates/Leonardo-trainingen laag. Er moet derhalve een grotere en meer creatieve inspanning geleverd worden. Alhoewel het departement veel aandacht besteedt aan de internationale projecten, is de perceptie ervan bij de studenten niet overtuigend, zodat velen denken dat ze niet in aanmerking komen voor een buitenlandse stage en/of studie. Deze mogelijkheden mogen niet als te elitair voorgesteld worden, zodat er in de toekomst meer studenten hun kans durven wagen. Er is nog geen uitwisseling van lectoren.
2.2.9
leersituatie
2.2.9.1 onderwijsvormen Om de studenten de verschillende basiscompetenties bij te brengen op het vlak van kennis, inzicht, attitudes en vaardigheden worden verschillende onderwijsvormen gebruikt: Hoorcolleges die vooral geschikt zijn voor het overbrengen van kennis en feiten. Door het gebruik van transparanten, PowerPoint-presentaties en demonstraties van producten kan de les aangenamer gemaakt worden om te volgen. Er wordt steeds meer afgestapt van het zuivere ex cathedra lesgeven ten voordele van interactief lesgeven. Ook is er een aanzet tot PGO. Het practicum: hierbij worden de studenten in kleinere groepen van maximum 20 studenten begeleid en opgevolgd bij het uitwerken van oefeningen in computerklassen. Projectwerk: gebeurt hoofdzakelijk binnen ‘Vakoverschrijdende opdrachten’ (eerste jaar) en ‘Projecten (tweede jaar). De studenten vergaderen onder begeleiding in groepen van acht tot tien studenten. Verder moet de groep de opdracht zelfstandig uitwerken, presenteren en rapporteren. Binnen sommige opleidingsonderdelen kunnen ook nog kleinere opdrachten in projectvorm opgegeven worden. Zelfstandig werk: binnen bepaalde opleidingsonderdelen wordt verwacht van de studenten dat ze op basis van zelfstudie kennis kunnen verwerven. Hier kan gebruik worden gemaakt van Smartforce en Blackboard. De stage: in het tweede semester van het derde jaar lopen de studenten stage in het werkveld. Ze krijgen hier een reëel bedrijfsprobleem: het ontwikkelen van software of het doorgronden en testen van nieuwe informatica-en/of telematicaproducten. Voordrachten: gespecialiseerde gastsprekers lichten een specifiek onderwerp toe. Hiervoor is de donderdagnamiddag in het rooster vrijgehouden. Concrete invulling van de gehanteerde onderwijsvormen per opleidingsonderdeel staan in de studiegids. Binnen de hogeschool is een commissie actief inzake onderwijsinnovatie, met vertegenwoordigers van het departement. Deze commissie vormt de externe voedingsbodem.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
59
Het invoeren van projectwerk moet als een eerste stap gezien worden in een evolutie naar nieuwe onderwijsvormen. De OPCO heeft reeds een tekst inzake probleem gestuurd onderwijs ter beschikking van het team gesteld. Alhoewel ze er veeleer kritisch tegenover staan, hebben sommige lectoren er toch al een voorzichtige aanzet toe gegeven. Ze willen ook eerst het projectwerk nog uitbreiden, verbeteren en consolideren vooraleer resoluut nieuwe onderwijsvormen in te voeren. Voor een aantal opleidingsonderdelen wordt Blackboard in het algemeen zeer positief beoordeeld, alhoewel dit minder het geval blijkt te zijn voor de Smartforce-cursussen. De verdeling van de studiepunten over de drie jaar geeft de volgende tabel: theorie informatica
algemene vakken
practicum
stage
totaal
eerste jaar
30
16
14
0
60
tweede jaar derde jaar
39 19
10 10
11 6
0 25
60 60
88
36
31
25
180
Studenten in het eerste jaar hebben een hekel aan algemene vakken en willen vooral informatica. De commissie adviseert om na te gaan of het aandeel algemene vakken van het eerste en tweede jaar niet kan omgewisseld worden.
2.2.9.2 leermiddelen De gerenoveerde lokalen zijn goed uitgerust, portable projectors en beamers zijn ruim aanwezig. De computerinfrastructuur is up-to-date. Voor elk leervak bestaat er ofwel een handboek ofwel een door de lector zelf opgestelde syllabus. De syllabi zijn verzorgd uitgegeven. Er is in elk lokaal een aansluiting op het netwerk. Bij bestelling van nieuwe computers wordt levering gevraagd in augustus (voorbereiding nieuw academiejaar), maar de toestellen worden altijd (veel) te laat geleverd. De hogeschool kan overwegen om in de leveringscontracten een sancties te voorzien bij laattijdige levering.
De hogeschool beschikt over een eigen Blackboard-server. Een aantal beperkingen die in het verleden ervaren werden, zijn hierdoor opgelost. Studenten kunnen via internet Smartforce-zelfstudiecursussen volgen (e-learning) of gebruikmaken van een cd-rom die hen ter beschikking gesteld wordt. Smartforce is evenwel geen succes. Studenten zien ook het nut niet in van de veelal Angelsaksisch getinte programma’s. Die moeten een alternatief bieden voor het lezen van een handboek, maar ze komen kinderachtig over. Het systeem van Blackboard lijkt de commissie nog onvoldoende uitgewerkt. Er zijn meer mogelijkheden. Er moet een uniform en duidelijk communicatiesysteem voor de studenten komen. Het gebruik van valven zou gepaard moeten gaan met de elektronische publicatie van de informatie via Blackboard. Er moet ook zeer duidelijk gecommuniceerd worden waar de informatie beschikbaar is. Het valt aan te raden een soort portaalsite ter beschikking te stellen zodat de studenten niet zelf moeten gaan zoeken op meerdere systemen (Blackboard, interne netwerken, valven, mails, ...).
2.2.10
toetsing en evaluatie
2.2.10.1 de verschillende evaluatievormen (concept, in relatie tot de doelstellingen van de opleidingsonderdelen en de opleiding als geheel, gerichtheid van de evaluatie op het toetsen van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, moeilijkheidsgraad) Volgende evaluatievormen komen aan bod: schriftelijke examens: open vragen, invulvragen, meerkeuzevragen; mondelinge examens; permanente evaluatie; peer-assessment: wordt toegepast binnen projectwerking. Studenten kunnen een aantal eigenschappen van de groepsleden mee beoordelen. Evaluatievorm, frequentie, tijd en weging staan vermeld in de studiefiche. Elke lector bepaalt dit binnen het opleidingsonderdeel waarvoor hij verantwoordelijk is. Opleidingsonderdelen worden getest tijdens semesterexamens, partiële examens (georganiseerd in januari), permanente evaluatie, of een combinatie van deze evaluatievormen. In januari wordt voor het eerste en tweede jaar een partieel examen georganiseerd. Studenten worden over een beperkt aantal opleidingsonderdelen geëvalueerd. Dit laat toe dat studenten gradueel in de leerstof te groeien, alsook dat remediëring mogelijk is. Aangezien de studenten van het derde jaar het hele tweede semester op stage gaan, zijn de semesterexamens van januari-februari tevens de eindexamens. Gebruik van portfolio’s wordt voorzichtig ingevoerd. Studenten hebben een hekel aan Frans, maar de afgestudeerden beoordelen het vak als absoluut noodzakelijk. De commissie vraagt zich af of het vak niet dynamischer kan worden gemaakt door enerzijds permanente evaluatie te hanteren en door anderzijds het vak in te schakelen in de projecten en de studenten voor te bereiden om een verslag op te maken in het Frans.
2.2.10.2 criteria en wijze van beoordeling door de evaluatoren Hoewel alle lectoren specifieke evaluatiecriteria gebruiken, zijn ze niet expliciet genoeg bekend bij de studenten. Evaluatievormen zijn vrij individueel per leerkracht. Voor sommige opleidingsonderdelen wordt een éénmalig examen georganiseerd, voor andere een combinatie van partieel examen, eindexamen en permanente evaluatie. De weging is vermeld op de studiefiches. Binnen de bestaande paradigma’s gebeurt de evaluatie ernstig.
2.2.10.3 criteria en wijze van beoordeling van de examencommissie De examencommissie bestaat uit alle lectoren die les geven aan de betrokken studenten. De OPCO is voorzitter van de examencommissie. De ombudsman (die zelf geen les geeft aan de opleiding waarvan hij/zij ombudsman is) is aanwezig bij de deliberatie, evenwel zonder stemrecht. Hij kan wel de stemming vragen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
61
De deliberatie wordt goed voorbereid door de studentenadministratie. Alle aanwezigen krijgen een totaal overzicht van de behaalde resultaten van de studenten (op papier en via beamer). Tijdens de deliberatie wordt door de voorzitter naar consensus gestreefd. Indien dit niet kan, wordt overgegaan tot de stemming. Twijfel is altijd in het voordeel van de student. Beslissingen worden steeds gemotiveerd. Om geen verloop in de deliberatiepraktijk te krijgen, worden op het einde de deliberatiegevallen nog eens vergeleken.
2.2.10.4 organisatie van toetsen en examens De cel planning stelt examenroosters op en deelt die tijdig mee aan de studenten. Die kunnen de roosters bespreken en aanpassingen vragen. Zo ontstaat dan het definitieve rooster, dat één maand voor de examens wordt bekendgemaakt. Voor elke examenperiode wordt een herhalingsweek ingelast. Tijdens deze week wordt geen cursus meer gegeven, en staan de lectoren ter beschikking om vragen van de studenten te beantwoorden. Voor de examens van juni is ook nog in een blokweek voorzien. De schriftelijke examens worden afgenomen in de gewone leslokalen. Door de beperkte capaciteit worden studenten uit verschillende opleidingen samengebracht in dezelfde lokalen, zodat nooit twee studenten met eenzelfde examen naast elkaar zitten. Voor de mondelinge examens stellen de lectoren in overleg met de studenten een uurregeling op, die uitgehangen wordt. Ten laatste twee dagen na de deliberatie worden de examenresultaten ad valvas kenbaar gemaakt. Tijdens de proclamatie krijgen de studenten hun volledige resultaten, samen met de nodige richtlijnen voor een volgend studiejaar of zittijd alsook de bijbehorende formulieren. Voor de laatstejaars wordt door het departement ook nog eens een plechtige proclamatie georganiseerd in de maand oktober-november. Dit evenement brengt ongeveer 1000 mensen op de been en wil mee zorgen voor de uitstraling van de opleidingen en de hogeschool. Voor de studenten die gewettigd afwezig waren tijdens de examens, wordt ook nog een inhaalexamen georganiseerd.
2.2.10.5 transparantie van de evaluatie Na elke examenperiode hebben de studenten de mogelijkheid om de resultaten te bespreken en hun kopij in te zien. Noch door de studenten, noch door de afgestudeerden worden in dit verband problemen gesignaleerd.
2.2.11
studie- en studentenbegeleiding
2.2.11.1 studenteninstroom Het aantal eerstejaarsstudenten bereikte een piek in 1998-1999, daalde gevoelig het jaar daarop, steeg terug in 2000-2001 en vertoonde dit jaar een lichte daling. ASO-studenten en TSO-studenten zijn ongeveer gelijk vertegenwoordigd, met een licht overwicht voor TSOstudenten. Een niet te verwaarlozen percentage van de studenten heeft reeds één of meer jaren aan een andere instelling gestudeerd, meestal universiteit of industriële hogeschool. Weinigen maken echter gebruik van een IAJ. Tijdens de twee onthaaldagen worden de studenten wegwijs gemaakt in hun nieuwe omgeving. Ze krijgen de nodige algemene informatie over het departement en praktische zaken. Inzake het curriculum wordt hen duidelijk gemaakt wat de verschillende opleidingsonderdelen inhouden en wat van hen verwacht wordt. Verder wordt uitgelegd waar en hoe ze begeleiding en hulp kunnen krijgen. Onderlinge kennismaking met de lectoren wordt zo ook bespoedigd. Het monitoraat wordt duidelijk uitgelegd. De slaagpercentages in het eerste jaar liggen ongewoon laag, vooral voor TSO-studenten. Er bestaan geen echte buisvakken. Zelfs het door de studenten zo gehekelde Frans heeft zeer normale slaagcijfers. De redenen voor de lage slaagcijfers die door de lectoren worden aangegeven, zijn niet altijd pertinent: ze oordelen over het algemeen gewoon vrij streng. Hier moet misschien een misverstand uit de wereld geholpen worden. De opleiding zou kunnen hopen dat ze door streng te zijn de beste studenten uit het secundair onderwijs (SO) zal aantrekken, maar dat is niet zo. Studenten in het SO die nadenken - en dat zijn de beste - weten dat in elke hogeschool en elke richting, slagen in het eerste jaar het probleem zal zijn. Zij vergelijken scholen en richtingen en kiezen de hogeschool waar zij de meeste kans hebben om zonder ongelukken door het eerste jaar te komen. Zij vermijden dus strenge scholen, waardoor de situatie ontstaat dat strenge scholen uiteindelijk de beste studenten afstoten. Die rekruteren nog hoofdzakelijk middelmatige studenten, wat dan opnieuw de slaagcijfers doet dalen, en zo komt men terecht in een vicieuze cirkel. Een diepgaande bezinning over de slaagcijfers is derhalve aangewezen. In de eerste plaats worden potentiële studenten gerekruteerd via de infodagen (april, juni en september). Via directe mail worden door het departement jaarlijks ongeveer 7200 laatstejaars uit het secundair onderwijs aangeschreven en zo’n 580 brieven worden naar CLB’s, bibliotheken en secundaire scholen verstuurd. De voorlichting voor de studies wordt door de studenten als uitstekend bevonden en ten zeerste gewaardeerd. De opleiding wenst een campagne op te zetten om de instroom te verhogen. Ze moet in de heterogene abituriëntengroep de subgroep identificeren die ze wil bereiken en de argumenten verzamelen die deze subgroep kunnen overtuigen om TI-studies aan de Hogeschool Antwerpen aan te vangen. Er bestaan geen gestructureerde contacten met de middelbare scholen om de factoren te bespreken die de overgang van leerlingen uit het secundair onderwijs naar het hoger onderwijs zouden kunnen bevorderen. De commissie vraagt zich af of vakantiecursussen niet te overwegen zijn die toelaten lacunes te dichten, en ondertussen studenten kennis laten maken met het campusleven.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
63
2.2.11.2 studiebegeleiding en studentenbegeleiding Tijdens het eerste jaar past de opleiding binnen de diverse opleidingsonderdelen een geleidelijke opbouw toe, met oefeningen, practica en vakoverschrijvende opdrachten. Studenten die problemen hebben met studeren in het algemeen, worden doorverwezen naar studentenbegeleiding en ontvangen een gids studievaardigheden. Voor het bijwerken van tekorten binnen specifieke opleidingsonderdelen bestaat er een monitoraat, dat zit vervat in de opdracht van elke lector. Een vaste dag per week kunnen de studenten bij hem terecht voor vragen, toelichtingen, uitwerking van oefeningen of problemen. Elke lector geeft aan het monitoraat een individuele invulling. Dit maakt dat er voor sommige onderdelen veel monitoraat is, voor andere minder. Aangezien het monitoraat hoofdzakelijk op aanvraag van de student gebeurt, vormt dit mogelijk een drempel voor een aantal studenten. Er wordt trouwens ook verwacht dat studenten die monitoraat vragen, de materie reeds bekeken/bestudeerd hebben. In het monitoraat zou er aandacht moeten zijn voor de verschillende studentenbenadering in het ASO en het TSO. Hoewel het in de eerste plaats bedoeld is voor het eerste jaar, loopt het monitoraat ook door in het tweede en derde jaar. Studenten hebben dan wel meer studievaardigheden opgebouwd, en doen dus in mindere mate een beroep op monitoraat, maar toch bewijst het nog zijn nut. Er is in het algemeen ook een goede relatie tussen lectoren en studenten, zodat vragen ook tussendoor besproken en opgelost kunnen worden. De lectoren beschikken wel niet over afzonderlijke bureaus, wat het contact tussen de lector en de student bemoeilijkt. De studenten worden tijdens de onthaaldagen geïnformeerd over de onderwxijsdoelstellingen en de onderwijs en examenregeling.. De communicatie wordt geformaliseerd in de studiegids en de onderwijsregeling die de studenten bij het begin van het academiejaar krijgen. Zij ontvangen eveneens een kopie van het examenreglement.
Voor persoonlijke en psychosociale problemen kunnen de studenten terecht bij SOVOHA (Sociale Voorzieningen Hogeschool Antwerpen). Deze dienst wordt ook tijdens de onthaaldagen voorgesteld. De rol is echter niet echt bekend, en er wordt zelden een beroep op gedaan. Binnen de hogeschool kunnen studenten ook beroep doen op een ombudsdienst. Het aantal klachten bij de ombudsdienst is laag. Eén klacht had betrekking op een coördinatieprobleem als verschillende lectoren hetzelfde opleidingsonderdeel geven. De andere tussenkomsten van de ombudsman hadden meestal betrekking op persoonlijke problemen van studenten, bijvoorbeeld bij afwezigheden tijdens het examen. Studenten hebben vertegenwoordigers in allerlei raden, maar ze lijken niet echt geïnteresseerd te zijn in participatie. De meeste studenten zitten niet op kot en gaan na afloop van de lessen rechtstreeks naar huis. Veel studenten hebben naast hun studieactiviteiten ook andere bezigheden. Bovendien is TI het een opleiding die voortdurend bijscholing en inzet zal vragen. Studenten zijn van oordeel dat zij hier zijn om te studeren. De studenten hebben wel geapprecieerd dat ze betrokken geweest zijn bij de opstelling van het ZER.
2.2.12
studeerbaarheid en studierendement
De heterogeniteit van de instroom is ongetwijfeld een studiebelemmerende factor. Voor de lectoren is het moeilijk hun colleges zodanig te structureren dat ze voor iedereen even interessant en betekenisvol zijn.
De opleiding heeft getracht de studietijd te meten door enkele studenten in detail te laten rapporteren hoeveel tijd zij voor elk vakonderdeel gebruiken. De resultaten zijn niet erg overtuigend. De tijden die in de studiegids vermeld worden, zijn schattingen van de lectoren. Bij het meten van de studietijd wordt opgemerkt dat tegenstrijdigheid kan bestaan tussen wat decretaal als toegelaten studietijd bepaald wordt en de realiteit.
2.2.13
afgestudeerden
Via de stages komen de studenten in contact met de bedrijfssituatie. Binnen de opleiding sociale en communicatieve vaardigheden worden de studenten ook voorbereid op het functioneren in een bedrijfssituatie. SOVOHA organiseert ook een sollicitatietraining. Op de jobbeurs kunnen de studenten een eerste contact leggen met potentiële werkgevers. Werkaanbiedingen worden opgestuurd naar de afgestudeerden die daarvoor de jobdienst hebben gecontacteerd. Die jobaanbiedingen worden ook doorgegeven aan de laatstejaars. Op vraag van bedrijven worden lijsten met naam en adres van de afgestudeerden doorgestuurd. VOSI is de Vereniging Oud-Studenten Informatica. Ze geeft ook een driemaandelijkse tijdschrift uit: ‘Vovision’. Het ledenbestand bevat ongeveer 1500 namen, met jaarlijks ongeveer honderd betalende leden. De oudstudentenvereniging is ook vertegenwoordigd op de website van het departement www.ha.be/bls onder de rubriek oud-studenten/VOSI. Over het algemeen spreekt het werkveld zijn waardering uit over de afgestudeerden. Het wordt echter niet systematisch bevraagd. De waardering blijkt uit contacten die lectoren met bedrijven hebben, tijdens de stage en bij het organiseren van prestaties en voordrachten binnen de school. Er wordt ook jaarlijks een enquête gehouden bij de stagebedrijven. Hieruit blijkt ook een positief beeld. Hoewel dit beeld bij occasionele contacten met oud-studenten bevestigd wordt, kan het niet volledig onderbouwd worden met een representatieve bevraging. Bij afgevaardigden uit de bedrijfswereld verschilde de tevredenheid van persoon tot persoon. Naast technische kennis vroegen zij ook aandacht voor teamwerk, sociale vaardigheden en klantgerichtheid. Ook de kennis van Frans werd door sommigen zeer belangrijk geacht. De afgestudeerden die de visitatiecommissie heeft gesproken, gaven een positief beeld van de opleiding. Ze konden zich blijkbaar snel aanpassen binnen hun bedrijf. Als minpunt signaleren zij het ontbreken van Visual Basic in de opleiding, en ze vragen dat er keuzevakken worden ingericht. Zij vragen ook meer aandacht voor netwerken. Aan deze verzuchting werd ondertussen echter tegemoetgekomen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
65
2.2.14
maatschappelijke dienstverlening
Dienstbetoon wordt gecoördineerd door het departement in beperkte samenwerking met de opleiding. Wel heeft de opleiding meegewerkt aan enkele projecten, namelijk: deelname aan het REN-project (Regionaal Expertise Netwerk) en aan buurtorganisaties (Zuiderzinnen); de jobbeurs in de samenwerking met het departement ‘Industriële Wetenschappen en Technologie’ is uitgegroeid tot een succes; er wordt meegewerkt binnen EDICT (educatief gebruik van ICT); de opleiding fungeert als pilootinstelling voor het behalen van de ECDL; de opleiding fungeerde als testsite voor de elektronische versie van PROZA.
2.2.15
onderzoek
De opleiding verricht geen onderzoek, maar de lectoren kunnen op individuele basis aan onderzoek en projecten deelnemen. Er zijn geen structurele elementen aanwezig.
2.3
Hogeschool Gent
2.3.1
beschrijving van het beleid en de kwaliteitszorg van de opleiding
2.3.1.1 voorstelling van de opleiding De graduaatopleiding TI wordt door de Hogeschool Gent aangeboden in twee vestigingen: te Gent in het departement BBME en te Aalst in het departement BEST. De autonome Hogeschool Gent is ontstaan uit de fusie van 13 bestaande hogescholen gelegen te Gent, Aalst, Melle, Ronse en Brugge. De afdeling Handelswetenschappen en Bestuurskunde die gevestigd was te Brussel, werd overgeheveld naar Gent. De hogeschool telt momenteel meer dan 14.000 studenten. Ze beschrijft haar zending als volgt: De Hogeschool Gent heeft als doel haar verscheidenheid in studieaanbod, competentie en knowhow aan te wenden om een meerwaarde te creëren op het vlak van haar vier hoofdopdrachten: onderwijs, projectmatig onderzoek, dienstverlening en de ontwikkeling en beoefening van kunsten. Ze neemt actief deel aan maatschappelijke projecten om zich op de arbeidsmarkt te profileren en tevens om een rol te spelen in hun maatschappelijke omgeving In de opleiding TI komen de volgende onderdelen aan bod: programmeren met procedurele talen, OO-talen en ‘Visual’ methodes; systeemanalyse; database-systemen en vierdegeneratietalen; netwerken en internettoepassingen; communicatievaardigheden in het Nederlands, Frans en Engels; bedrijfseconomische vakken en toegepaste wiskunde. Het laatste semester van het derde jaar is gewijd aan een stage in een bedrijf. In het laatste jaar kan de student kiezen uit drie informaticapakketten (netwerken, programmeren en multimedia) en twee algemene pakketten (studium generale, sociale en juridische beroepsaspecten). Tijdens het academiejaar 2000-2001 werd in de vestiging Aalst een pilootproject gestart waarbij het aantal contacturen van 25 naar 20 werd gereduceerd en vijf uur begeleide zelfstudie werd ingevoerd. Na evaluatie wordt deze indeling overgenomen door de vestiging Gent. Het academiejaar omvat 26 weken contacturen en begeleide zelfstudie, verdeeld over twee semesters. De slaagpercentages in het eerste jaar zijn vrij laag in Gent, iets beter in Aalst.
2.3.1.2 beschrijving van het beleid, algemene strategie en/of doelstellingen inzake onderwijs, internationalisering, maatschappelijke dienstverlening, onderzoek, ... De hogeschool is opgebouwd volgens een niet-hiërarchische bevoegdheidsverdeling. Enerzijds berust de algemene leiding van de hogeschool bij de Raad van Bestuur, de voorzitter van die raad, het Bestuurscollege en de Algemene Directeur met zijn centrale administratie, anderzijds nemen de departementshoofden en de departementsraden de onderwijsorganisatie binnen hun departement voor hun rekening. Hoewel de departementen uiteraard de globale en overkoepelende beleidslijnen moeten volgen, bezitten zij verregaande autonomie.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
67
De Raad van Bestuur is samengesteld uit negen vertegenwoordigers van de vroegere inrichtende machten (ARGO, Stad Gent en Provincie Oost-Vlaanderen), acht verkozen personeelsleden (zowel OP-leden als APleden) en drie verkozen studenten.Uit hoofde van hun functie hebben ook de Algemene Directeur, de Commissaris van de Vlaamse Regering en de Secretaris van de Algemene Directie hebben zitting in de Raad van Bestuur. Het bestuurscollege staat in voor de dagelijkse leiding en de voorbereiding van de dossiers voor de Raad van Bestuur. Het telt vijf leden: de Algemene Directeur, de voorzitter van de Raad van Bestuur en drie leden die worden aangeduid door de Raad van Bestuur. De Algemene Directeur is verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding. Hij wordt bijgestaan door de centrale administratie die de volgende diensten omvat: personeel; financiën; infrastructuur; onderwijs; informatisering; onderzoek en dienstverlening; internationalisering. De dertien departementen worden geleid door een departementsraad die wordt voorgezeten door het departementshoofd. Het departementshoofd, een onderwijzend personeelslid van het departement, wordt om de vier jaar verkozen door de departementsraad. De departementsraad telt 12 leden: zes verkozen personeelsleden, drie verkozen studenten en drie gecoöpteerde externen uit sociaal-economische en culturele milieus, die beantwoorden aan het profiel van het departement. De departementsraad staat in voor de onderwijsorganisatie van het departement en volgt hierbij de overkoepelende en globale beleidslijnen. Naast de officiële structuren bestaan een aantal officieuze werkgroepen, commissies en vergadergroepen. Er bestaan onderhandelingscomités inzake personeelsaangelegenheden met syndicale vertegenwoordiging op hogeschoolniveau (HOC) en departementaal niveau (DOC). De hogeschool kiest inzake onderwijsvernieuwing voor een bottom-up aanpak die ingebed wordt in een algemene onderwijsvisie op instellingsniveau. Daarbij is een link van onderwijsvernieuwing naar kwaliteitsbewaking een noodzaak. De hogeschool wil vernieuwen met als onderliggende drijfveer onder meer het opheffen van knelpunten en het verkrijgen van meerwaarden bij de drie betrokken onderwijsactoren: de student, de lector en de instelling zelf. De implementatie van onderwijsvernieuwing en de evolutie tot een lerende organisatie gebeurt stapsgewijs. Er bestaat in de centrale administratie een dienst internationalisering. Die dienst coördineert op administratief vlak alle projecten met betrekking tot studenten- of personeelsmobiliteit. Per departement is een coördinator aangesteld voor internationale relaties, die instaat voor de informatieverstrekking aan de studenten die hun stage of een deel van hun studies in het buitenland wensen te volgen. Ook de mobiliteit van het personeel in het buitenland wordt gestimuleerd. Zowel studenten- als lectorenuitwisseling is nog zeer beperkt in Gent en quasi onbestaand in Aalst.
Op centraal niveau werd een Raad voor Onderzoek en Dienstverlening en Ontwikkeling der Kunsten (RODO) en een centrum voor Toegepast Onderzoek en Dienstverlening opgericht. De RODO heeft als taak het uitbrengen van adviezen, het ontwikkelen van strategieën en krachtlijnen en het stimuleren en promoten van onderzoek en dienstverlening. Er wordt slechts in beperkte mate aan dienstverlening gedaan door de opleiding. Onderzoek is helemaal afwezig.
2.3.1.3 beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg Bij het opstellen van het ZER werd uitgegaan van het EFQM-model en het TRIS-instrument. Het is een helder en voldoende kritisch document, maar misschien slaat het te weinig specifiek op TI. Jammer genoeg beschikte de commissie niet vooraf over alle in het document vermelde bijlagen. In het bestuurscollege werd de nota ‘Uitbouw van de kwaliteitszorg aan de hogeschool vanaf 2000-2001’ goedgekeurd. Deze kwaliteitsverklaring houdt in dat er continu op alle niveaus integraal aan kwaliteitszorg wordt gewerkt via het systeem van zelfevaluatierapporten. Zowel centraal als op het niveau van het departement werd een kwaliteitscoördinator aangesteld. Elke ICT-opleiding stelt om de drie jaar een ZER op dat tevens de sterkten, zwakten en potentiële verbeterdoelen op basis van TRIS bevat, en voorgelegd wordt aan de centrale kwaliteitscoördinator. Elk niveau stelt een jaaractieplan op met planning van kwaliteitsverbeterende activiteiten. Bij het opstellen van het ZER en het actieplan wordt gepoogd personeelsleden en ook studenten van het desbetreffende niveau te betrekken.
2.3.2
concretisering van de kwaliteitszorg in de opleiding
2.3.2.1 concrete uitwerking van de kwaliteitszorg in de opleiding Er werd een lector uit de opleiding als medeverantwoordelijke voor de kwaliteitszorg aangesteld. Er worden geregeld vergaderingen gehouden met de opleidingscoördinator, de vertegenwoordigers voor kwaliteitszorg van elke opleiding, de departementale kwaliteitscoördinator en het departementshoofd. De taken voor kwaliteitszorg in de opleiding worden als volgt omschreven: verwerken van de open vragen in het kader van enquêtes van studenten; opvolgen van verbeterpunten; voorbereiden visitaties; opvolging resultaten enquêtes werkveld; opvolging resultaten forum bedrijven; info omtrent wijzingen curriculum en studiefiches. Er zal een verbeterplan met grondige impact op het gehele onderwijsgebeuren in de opleiding op middellange termijn worden uitgewerkt en opgevolgd in de opleiding TI van de departementen Aalst en Gent. Er werd gestart met competentiegericht onderwijs, waarbij didactische principes een centrale plaats bekleden zoals geactualiseerd en praktijkgericht leren, interactie met het werkveld en attitudevorming. De actualisering betreft zowel het curriculum als de leerinhouden en de werkvormen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
69
Een subcommissie die is samengesteld uit lectoren van de opleiding TI is verantwoordelijk voor de uitwerking van het curriculum. De visie- en curriculumopbouw gebeurt op basis van het (verouderde) beroepsprofiel (VLOR), het zelfevaluatierapport (TRIS) , de enquêtes en het forum met het werkveld. Na het volgen van een TRIS-opleiding hebben de kwaliteitscoördinatoren een aantal TRIS-sessies georganiseerd die hebben geleid tot een zelfevaluatierapport voor intern gebruik in de departementen. Ter voorbereiding van het huidige zelfevaluatierapport werden met behulp van TRIS consensusvergaderingen georganiseerd waarbij de TRIS-scores werden bepaald.
2.3.2.2 meetresultaten van de opleiding vanuit de interne kwaliteitszorg Door de dienst kwaliteit van het departement worden regelmatig enquêtes afgenomen bij de afgestudeerden. Hierin wordt onder meer informatie verzameld over posthogeschoolopleidingen. Er zijn enquêtes in verband met de stages bij de stagebedrijven en bij de stagestudenten. Er worden ook driejaarlijkse enquêtes over opleidingsonderdelen uitgevoerd. De commissie is niet in kennis gesteld van deze enquêtes. Blijkbaar hebben de resultaten weinig invloed. In de driejaarlijkse cyclus organiseert de opleiding enquêtes over de volgende punten: kennis van de ombudsdienst (persoon, plaats, uren); kennis van de sociale dienst; tevredenheid over de studentenvoorzieningen in de hogeschool en op de campus; kennis van de dienst studiebegeleiding en monitoraat.
2.3.2.3 verbeterdoelen en acties vanuit kwaliteitszorg in de opleiding Op het niveau van het departement worden de volgende verbeterpunten vermeld in Gent: studiefiches te valideren door de opleidingscommissie; aanmaak en distributie van klassenlijsten; communicatie over functiebeschrijving en taakinhoud. Op het niveau van opleiding worden de volgende verbeterpunten vermeld in Gent: organiseren van regelmatige, goed voorbereide opleidingsvergaderingen; invoeren van mentoraat voor de eerstejaars; enquêteren van het werkveld en de afgestudeerden. Er dient opgemerkt dat Gent en Aalst niet synchroon werken. Synergie tussen de twee opleidingen ontbreekt. Er worden geen indicatoren vermeld die toelaten na te gaan of de verbeterpunten effectief gerealiseerd zijn.
2.3.2.4 opvolging van de verbeterdoelen en acties vanuit de kwaliteitszorg in de opleiding Aangezien er geen indicatoren aangegeven werden, kan niet worden nagegaan of de verbeterdoelen bereikt zijn. Er worden regelmatig opleidingsvergaderingen gehouden. Er bestaat in Gent een monitoraat, maar er is niet geweten of het succes heeft.
2.3.2.5 kwaliteitscoördinator in de opleiding (verantwoordelijkheid, draagvlak, functioneren) Kwaliteitszorg is een verantwoordelijkheid die elk op zijn niveau opneemt. De commissie heeft de indruk dat de kwaliteitsvisie onvoldoende uitgedragen wordt naar alle medewerkers. Blackboard zou hierin verbetering kunnen brengen.
2.3.2.6 kwaliteitszorg in het opleidingsteam De lectoren zijn nog te zeer van mening dat de inhoud van de opleidingsonderdelen, passende leervormen en voldoende strengheid bij de evaluatie volstaat om de kwaliteit te waarborgen.
2.3.3
personeel
2.3.3.1 human resources management De personeelsadministratie wordt georganiseerd op hogeschoolniveau. Bij aanwerving wordt de decretaal bepaalde procedure toegepast. Aanwervingen zijn gesteund op een duidelijke omschrijving van het vacante ambt en het takenprofiel. Die omschrijving wordt uitgewerkt door het departementshoofd en de vakgroep waarbinnen de functie vacant is. De kandidaten worden beoordeeld door een commissie die is samengesteld door de departementsraad. Om verschillen in anciënniteit op te vangen wordt het totale hogeschoolcontingent opgedeeld in punten. Deze punten zijn onafhankelijk van de verloning. Elk departement ontvangt een puntencontingent dat gesteund is op het aantal basisopleidingen, een wegingcoëfficiënt voor de opleidingen, het aantal OBE’s en het aantal stimuli. Ieder jaar wordt voor de opleidingen de personeelsformatie vastgelegd voor het volgende academiejaar. De planning wordt voorbereid binnen vakgroepvergaderingen én de vergaderingen van de opleidingscoördinatoren. In de planning zitten kortetermijnaspecten en langetermijnvisies. Sporadisch wordt een beroep gedaan op gastlectoren. Via de vakgroepen en onder leiding van de opleidingscoördinatoren worden alle personeelsleden geconsulteerd om de meest dringende personeelsbehoeften te detecteren, rekening houdend met het huidige kader en de onderwijs- en dienstverlenende taken. Behalve de ambtsbevoegdheden bestaan in het departement geen functie- en taakomschrijvingen van het onderwijzend personeel. Bij het aanstellen van voorzitters van de opleidingscommissie, van vakgroepvoorzitters en de departementelale kwaliteitscoördinator worden concrete omschrijvingen gehanteerd. Voor sommige functies zoals de coördinator internationalisering, de stagecoördinator, de studiebegeleider en de PR-verantwoordelijke zou dit beter moeten omschreven worden. Elk OP-lid krijgt op het einde van het academiejaar de lesopdrachten en eventueel andere opdrachten van het volgende academiejaar in een document ambtsbevoegdheden, samen met het lessenrooster.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
71
In Aalst worden op regelmatige wijze functioneringsgesprekken gehouden. In Gent gebeurt dit ad hoc, ondanks de bijdrage die deze gesprekken leveren tot de kwaliteit. In Gent is de opleidingscoördinator belast met de decretale evaluatiegesprekken, in Aalst het departementshoofd. De commissie adviseert om de functioneringsgesprekken te structureren.
2.3.3.2 betrokkenheid van het personeel Voor nieuw aangeworven lectoren is in vormingssessies voorzien, die centraal in de hogeschool worden georganiseerd. Ze worden opgenomen in de vakwerkgroepen. De coördinator van de vakwerkgroep heeft als taak het nieuwe personeelslid te begeleiden. De lectoren worden betrokken bij de gebieden waarvoor zij bevoegd zijn. Zo komen nieuwe opleidingsprogramma’s tot stand met ruime inspraak van alle lectoren. Studiefiches worden gemaakt door de betrokken titularissen. Bij beleidsdomeinen zoals personeel en financiën is het personeel betrokken via de verkozen vertegenwoordigers van de departementsraad.
2.3.3.3 werking van het opleidingsteam In Gent worden opleidingsvergaderingen gehouden waar in principe alle lectoren van de opleiding (een veertigtal) aan deelnemen. Tijdens deze vergaderingen worden alle problemen behandeld die zich in de opleiding voordoen. In Aalst werden op het departementsniveau vakgroepcoördinatoren aangesteld die regelmatig coördinatievergaderingen houden. Er zijn coördinatoren voor de informaticavakken, de wiskundevakken, de economische vakken, de Germaanse talen en de Romaanse talen. De belangrijkste taken van de vakgroepcoördinatoren zijn: besprekingen in verband met curriculum; het opstellen van de studiefiches en de opvolging ervan; het leiden van de verdeling van de ambtsopdrachten.
2.3.3.4 professionalisering van het personeel buiten de technische deskundigheid De overgrote meerderheid (90 %) van de lectoren heeft een pedagogisch diploma. De informaticalectoren zijn minder vertrouwd met nieuwe leervormen zoals PGO en projectonderwijs, maar spelen een stimulerende rol inzake onderwijsvernieuwing, zelfs naar collega’s toe van andere disciplines. Enkele lectoren hebben zich de TRIS-methode eigen gemaakt.
2.3.3.5 technische deskundigheid van het onderwijzend personeel. Op vijf graduaten na die zijn ingeschakeld in de practica, beschikt de opleiding over licentiaten, vijf burgerlijke ingenieurs, drie industriële ingenieurs, twee dokters in de wetenschappen (wiskunde), drie landbouwingenieurs en twee handelsingenieurs. Er zijn vijf jonge licentiaten in de informatica. Op technisch vlak is er ongetwijfeld voldoende competentie aanwezig. In het licht van de snelle evolutie van de informatica is de commissie van oordeel dat bijscholing van het lectorenkorps onvoldoende aandacht krijgt.
2.3.3.6 onderzoeksdeskundigheid van het onderwijzend personeel De deskundigheid is aanwezig, maar wordt niet gebruikt.
2.3.3.7 technische administratieve en organisatorische deskundigheid Zowel in Gent als in Aalst is er een goed functionerend studentensecretariaat.
2.3.4
materiële en financiële randvoorwaarden
2.3.4.1 onderwijsruimten In Gent is de opleiding gehuisvest in een gebouw op de BME-campus. Ze beschikt er over goed uitgeruste klaslokalen van diverse omvang. Er zijn elf computerlokalen met computers die verbonden zijn in een netwerk. De algemene indruk is er geen van grote netheid. Dit is volgens de commissie een probleem van attitude en nultolerantie. In Aalst beschikt de opleiding over lokalen in twee locaties die niet onmiddellijk in elkaars buurt liggen. Er zijn vier computerlokalen. In drie van deze lokalen zijn de pc’s verbonden in een netwerk. De lokalen in Gent volstaan, in Aalst is de huisvesting minimaal, maar een nieuwbouw is voorzien op dezelfde campus.
2.3.4.2 mediatheek In Gent is er een goed gestockeerde ruime mediatheek met ICT-infrastructuur, waardoor men onmiddellijk toegang heeft tot acht mediatheken van de hogeschool. In Aalst is de mediatheek vrij klein en onvoldoende gestockeerd met informaticaliteratuur. Vooral op het vlak van informaticatijdschriften is de collectie arm. In Aalst verspreidt de mediathecaresse via e-mail de interessante URL’s. De twee departementen voorzien ieder academiejaar in een budget voor het aanschaffen van vakliteratuur.
2.3.4.3 computerfaciliteiten In Aalst werd gestart met een project waarbij elke student tegen een bedrag van 50 euro per maand over een laptop kan beschikken. In Aalst zijn 160 pc’s ter beschikking, waarvan 40 in een zelfstudielokaal met ruime openingsuren. In Gent zijn er 350 pc’s ter beschikking in de klaslokalen en 66 in het zelfstudiecentrum. In Aalst krijgen de lectoren die belast zijn met de begeleide zelfstudie krijgen een laptop van het departement, die dit zelf financiert.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
73
2.3.4.4 beschikbare werkingsmiddelen Evenals voor het toekennen van het lectorencontingent hanteert de hogeschool sleutels bij het toekennen van de dotaties aan de departementen. Naast de vaste kosten en noodzakelijke investeringen voor het behoud van de kwaliteit van de kernactiviteiten, werd de jongste boekjaren op de departementale begroting extra aandacht besteed aan: instandhouding en uitbreiding van de informatica-uitrusting (hardware en software); nascholing en vorming van het OP- en AP-personeel; prospectie voor samenwerking met binnen- en buitenlandse hogescholen en universiteiten; verwerving van audiovisueel materiaal; uitbreiding van de mediatheek. Jaarlijks maken de vakgroepen een planning op voor de materiële middelen die ze willen aankopen. Die planning wordt vervolgens besproken in de vergaderingen van de opleidingscoördinatoren en de personeelsvergaderingen. Voor investeringsgoederen wordt de aanbesteding voorbereid door de vakgroep. Verbruiksgoederen worden aangekocht door de verantwoordelijken, die tevens budgethouder zijn.
2.3.4.5 studenten- en docentenfaciliteiten In Gent is er een ruime cafetaria naast het gebouw waar het departement gevestigd is. In Aalst ontbreekt een dergelijke faciliteit. Het personeel en de studenten kunnen gebruikmaken van internet en intranet om informatie op te vragen. De departementen hebben voor hun personeel een apart lokaal ingericht waar ze de mogelijkheid krijgen om te surfen op internet en om e-mails te lezen en te versturen. Er is een lectorenkamer waar tijdens de voor- en namiddagpauze koffie kan worden gedronken. In dat lokaal kunnen eveneens nota’s voorbereid worden, korte besprekingen gehouden worden, .... In beide departementen kunnen de lectoren een beamer en/of een laptop reserveren om tijdens de lessen een presentatie of demo te geven.
2.3.5
onderwijsdoelstellingen
2.3.5.1 onderwijsvisie van de opleiding De opleiding vertrekt van een praktische aanpak: wat wordt behandeld, moet zo volledig mogelijk zijn, met zeer veel aandacht voor de praktische uitwerking ervan. Het uitspinnen van puur theoretische aspecten behoort meer tot het doelgebied van de academische opleidingen. Behalve de puur technische aspecten moet de opleiding eveneens zorgen voor de nodige communicatieve vaardigheden. De doelgebieden kunnen als volgt worden omschreven: het ontwikkelen van software: ontwerpen en coderen van computerprogramma’s; het ontwikkelen van (meestal administratieve) informatiesystemen via analyse en ontwerp ervan; het ontwikkelen, onderhouden en ondervragen van databasesystemen; het ontwerpen en realiseren van netwerkoplossingen; het ontwikkelen en onderhouden van informatieservers op het internet; het beheersen van multimediatoepassingen.
Daarnaast is er nog een pakket wiskundige en economische vakken. Ook aan de communicatievaardigheden in drie talen wordt aandacht besteed. Vanaf het eerste jaar wordt voor een aantal opleidingsonderdelen projectmatig en vakoverschrijdend gewerkt. Attitudes als zelfstandigheid, creativiteit, teamwerk, aanpassings- en inlevingsvermogen worden als noodzakelijke vormingsdoelen extra benadrukt. Als essentiële methode om dat te realiseren krijgt begeleide zelfstudie een sleutelfunctie. Daartoe is in het departement een coördinator aangewezen die voor de begeleide zelfstudie een stimulerende en adviserende functie vervult ten aanzien van de lectoren. De begeleide zelfstudie heeft tevens de bedoeling de lector meer gelegenheid te geven tot het opvolgen van de vorderingen van studenten via tussentijdse contacten (individueel of in kleine groep). De commissie verschilt essentieel van mening met de opleiding over de rol van de wiskunde in het programma. De opleiding hecht er een haast dogmatisch belang aan als basis voor het logisch denken. Het wordt echter door veel studenten als te zwaar aangevoeld. Volgens de studenten is dit het buisvak in het eerste jaar, hoewel het in Gent slechts op de vierde plaats komt indien men het aantal tekorten per opleidingsonderdeel nakijkt. Toch vindt de commissie het onlogisch om toekomstige informatici afkomstig uit het TSO te selecteren op het vak wiskunde.
2.3.5.2 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het hoger onderwijs Voor elk vakonderdeel bestaan studiefiches met de doelstellingen en een korte beschrijving van de inhoud, de evaluatiemethodes, de beschikbare studiebegeleiding en de gebruikte leermiddelen. Hieruit blijkt een hoog niveau. De begeleide zelfstudie leert de student zelfstandig werken. Permanente evaluatie speelt een te kleine rol in de globale evaluatie. Het werken met studiefiches verplicht de lectoren die in parallelle klassen een bepaald opleidingsonderdeel verzorgen, op dezelfde manier te werken. Dat zou in belangrijke mate de transparantie voor de studenten moeten bevorderen. De studenten hadden evenwel klachten over bepaalde parallel gedoceerde vakonderdelen.
2.3.5.3 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het werkveld. Er werden volgende VLOR-documenten als basis voor het opleidingsprofiel gehanteerd: het beroepsprofiel TI en het opleidingsprofiel TI. Deze profielen zijn hopeloos verouderd. Bij het vernieuwd programma heeft de opleiding zich in Aalst sterk laten inspireren door het werkveld. Er moet worden opgemerkt dat training op de I-series van mainframe IBM ontbreekt, nochtans wordt dit veel gebruikt in de industrie.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
75
2.3.6
opleidingsprogramma: opbouw en inhoud
2.3.6.1 concretisering van de onderwijsdoelstellingen in het opleidingsprogramma Op basis van de cursussen die de commissie heeft kunnen inkijken en uit de gesprekken met de studenten blijkt dat : de informaticakennis, basisvaardigheden en de attitudes voldoende benadrukt worden; er een goed evenwicht is tussen de verschillende onderdelen; de evolutie in de informatica goed vertaald is in het nieuwe curriculum; de studiedruk zowel gedurende het jaar als over de jaren redelijk verdeeld is; het nieuwe programma een goede voorbereiding geeft op het beroepsleven. Merkwaardig was dat alle groepen die door de commissie gehoord werden, van oordeel waren dat wiskunde in deze hoeveelheid noodzakelijk was (vrij zwaar in het programma) omdat het logisch denken daarmee geoefend werd. De commissie is echter van mening dat de wiskundige opleidingsonderdelen te veel gewicht krijgen, en misschien gedeeltelijk moeten worden geïmplementeerd met behulp van software zoals mathcad, mathematica, SPSS en SAS. Voor de praktische oefeningen zijn de groepen te groot. Het aspect netwerking wordt stiefmoederlijk behandeld. De commissie vraagt zich of er genoeg voorzieningen zijn voor praktische oefeningen. Bij de keuzevakken lijkt er een verspilling aan lectorenenergie te zijn die het aanpakken van meer prangende problemen in de weg kan staan. Een kritische evaluatie van het (over)aanbod (ook in aantal herhaalde sessies) kan heel wat energie vrijmaken.
2.3.6.2 de aandacht in het opleidingsprogramma voor de vaardigheden die het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren ondersteunen Er worden communicatievaardigheden tijdens de drie jaren van de opleiding aangeleerd, zodat talenkennis concreet bruikbaar wordt in reële beroepsomstandigheden. Ook de stages dragen bij tot het ontwikkelen van die vaardigheden. Planning, teamwork, maar ook leren omgaan met tijdsdruk zijn belangrijke ingrediënten. De praktische kennis van het programmeren krijgt zeer veel aandacht. In het nieuwe opleidingsprogramma is er daarom vanaf het eerste jaar een opleidingsonderdeel ‘projecten’, zodat het aanleren van de vaardigheden geleidelijker kan gebeuren. Speciale aandacht wordt gegeven aan vaardigheden zoals plannen, vergaderen en presenteren. Daarom worden ook lectoren communicatievaardigheden bij de projecten betrokken. In Gent zijn er al een aantal jaren proefprojecten die in die richting gaan. Zo wordt bijvoorbeeld voor het opleidingsonderdeel ‘systeemanalyse’ een project uitgewerkt waarin studenten een interview moeten afnemen in een bedrijf. Vakoverschrijdend werken, plannen, vergaderen en presenteren komt aan bod in een project waarbij Cobol, systeemanalyse en Frans betrokken zijn.
2.3.6.3 actualiteitsgehalte van het opleidingsprogramma Het actualiseren van de inhoud van de opleiding gebeurt op twee niveaus: binnen een opleidingsonderdeel worden verouderde thema’s verwijderd en nieuwe toegevoegd; het opleidingsprogramma wordt frequent aangepast. Zo is in het nieuwe opleidingsprogramma in meer ruimte voorzien voor het omgaan met internet en voor objectoriëntatie. Het actualiteitsgehalte wordt bewaakt door enquêtering van de afgestudeerden en van de stagebedrijven.
Er is een goede evolutie naar meer zelfstudie. MS Officepakketten worden beschouwd als parate kennis. Alleen Access wordt nog uitgediept. De commissie stelt echter voor om Excel toch aan te bieden in zelfstudie. Momenteel is Aalst reeds gestart met de invoering van het nieuwe programma. Gent start met hetzelfde programma pas volgend academiejaar. Het tweede jaar is momenteel qua aanbod in beide departementen totaal verschillend.
2.3.6.4 sequentiële opbouw en coherentie van het opleidingsprogramma Het nieuwe opleidingsprogramma is zo opgebouwd dat in het eerste jaar een aantal basisprincipes aangebracht worden. In het tweede jaar wordt daarop voortgebouwd. Hetzelfde gebeurt tijdens het eerste semester van het derde jaar. Tijdens het tweede semester van het derde jaar lopen de studenten een stage van drie maanden, waarin de verworven kennis en vaardigheden in een realistische arbeidssituatie toegepast worden. Engels en Frans worden niet meer ex cathedra onderwezen. Deze vakken worden stelselmatig ingepast in sommige technische vakken. De studenten moeten de resultaten van projecten schriftelijk samenvatten en daarna mondeling voorstellen aan een groep studenten in het Engels of het Frans. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van presentatietechnieken zoals PowerPoint.
2.3.6.5 aandacht voor de karakteristieken van de studenteninstroom Alhoewel bij de samenstelling van de groepen rekening wordt gehouden met het instroomprofiel, slaagden tijdens het academiejaar 2000-2001 in het eerste jaar in Gent ongeveer 53 % van de studenten met ASOopleiding en ongeveer 27 % van de studenten met TSO-opleiding. De slaagcijfers voor TSO-studenten zijn veruit de laagste van alle opleidingen in Vlaanderen.Het studieklimaat in het TSO is wezenlijk verschillend van het studieklimaat in het ASO. In het eerste jaar moet aandacht worden besteed aan dit studieklimaat, want de meeste lectoren zijn er niet mee vertrouwd.
2.3.6.6 aanbod en structuur van flexibele leerwegen in het opleidingsprogramma Via IAJ en vrijstellingen zijn aanpassingen in het normale opleidingsprogramma mogelijk. IAJ houdt in dat een student die niet slaagt in een bepaald studiejaar, maar gemiddeld 50 % behaalt en voor bepaalde opleidingsonderdelen 60 % behaalt, in zijn bisjaar al een aantal opleidingsonderdelen uit het volgende studiejaar kan volgen en er examens over kan afleggen. De behaalde overzettingen moeten wel minstens 15 studiepunten bedragen, en het totaal aantal studiepunten mag niet meer dan 60 bedragen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
77
2.3.6.7 het niveau en de inhoud van de opleidingsonderdelen. Elke lector moet een studiefiche maken, zodat de student weet wat hem te wachten staat, zowel op het vlak van het vakcurriculum als van de manier van evaluatie. Deze studiefiche is een soort contract dat de lector afsluit met zichzelf en de student. De lector kan dienaangaande gecontroleerd worden of hij zijn leerstof terdege geeft. Het niveau wordt door de vakgroepcoördinatoren streng bewaakt. De leerstof wordt gegeven door hooggespecialiseerde lectoren, wat borg staat voor het hoge niveau.
2.3.7
afstudeerwerk en/of werkveldervaring
2.3.7.1 opvatting(concept), inhoud en niveau Het stageconcept in Gent en in Aalst is wezenlijk verschillend. Aalst De aanzet tot een stage is het stagevoorstel dat de student in de loop van de maand oktober aan de stagecoördinator afgeeft. Dat stagevoorstel is opgesteld door het bedrijf waarvoor de student opteert. Het bevat een bondige omschrijving van de opdracht die het bedrijf voor de student heeft gepland. Een commissie van lectoren evalueert de opdracht. In de meeste gevallen voldoen de voorstellen. Tijdens de stage stelt de student zijn scriptie samen, die in de loop van de maand mei of juni voor een commissie van lectoren en bedrijfsmensen samen met het stageverslag moet worden gepresenteerd. De inhoud van de scriptie kan vrij sterk verschillen van het stageverslag. Er wordt wel over gewaakt dat inhoud en niveau overeenstemmen met het profiel van de stage. Daarom wordt gevraagd dat in de scriptie in de mate van het mogelijke een gedeelte analyse, een gedeelte ontwerp en een gedeelte programmeren zou voorkomen. Aangezien de jongste jaren veel opdrachten te maken hebben met het ontwerp en programmatie van een website, werd daarvoor een alternatief voorgesteld. Gent De laatstejaarsstudenten TI werken gedurende drie maanden (= blokstage tijdens de maanden maart, april en mei) voltijds een (deel)project uit in een bedrijf in binnen- of buitenland. De studenten werken in team (twee à drie studenten) een ICT-project uit. In het project kunnen de studenten hun kennis van analyse, ontwerp en programmering toepassen. Door de stage raken de studenten vertrouwd met de professionele eisen van een werkomgeving waarvoor zij worden opgeleid. De commissie adviseert om het stageconcept van Gent en Aalst in overeenstemming te brengen.
2.3.7.2 begeleiding (o.a. duidelijkheid regelingen en voorzieningen) De studenten worden gedurende de stageperiode begeleid door een lector (stageleider) en een verantwoordelijke van het bedrijf (stagementor). De stageleider bezoekt meerdere malen de stageplaats en bespreekt met de studenten en de stagementor de evolutie van het project. De studenten brengen wekelijks via e-mail verslag uit bij de stageleider. De stageleider maakt een verslag van elk stagebezoek. De stagementor evalueert eveneens de stage met een tussentijdse evaluatie na ongeveer vijf weken en een evaluatie op het einde van de stage.
In Gent wordt de zogenaamde ‘eindwerkendag’ georganiseerd. Op het einde van de maand juni stellen de laatstejaarsstudenten hun stageprojecten voor aan bedrijven en de tweedejaarsstudenten. Tijdens de voorstelling wordt ook het eindwerkenboekje ter beschikking gesteld.
2.3.7.3 beoordeling (gehanteerde criteria en wijze van beoordeling) Ook hier zijn er structurele verschillen tussen Aalst en Gent. Aalst Op het rapport van de student vallen stage en scriptie onder één evaluatie. De verdeling is als volgt: evaluatie van de stage in overleg met de mentor /40; evaluatie van het stageverslag /10; evaluatie van de inhoud van de scriptie /30; mondelinge presentatie van de scriptie en het stageverslag /20. De opvolging van de scriptie gebeurt door een lector uit de opleiding die niet noodzakelijk de stagebegeleider is. Gent De evaluatie van de stage gebeurt op basis van de volgende verdeelsleutels: evaluatie van het gepresteerde werk (analyse, ontwerp, implementatie) /60; evaluatie van de presentatie /15; evaluatie van het dossier /15; evaluatie door het bedrijf in overleg met de stageleider /10.
2.3.7.4 relatief gewicht in de opleiding In het nieuwe programma zal het gewicht van de stage 24 studiepunten bedragen.
2.3.8
internationale dimensie
De verklaring van Bologna die ondertekend werd door de Vlaamse minister van Onderwijs, heeft het debat over de organisatiestructuur van het Europees Hoger Onderwijs geopend. De Hogeschool Gent wenst in dat debat een voortrekkersrol te spelen. De hogeschool neemt deel aan de Europese programma’s Erasmus, Socrates, Leonardo en Alfa. Het opleidingsprogramma maakt het voor de studenten mogelijk om in het buitenland stage te lopen en/of verdere opleidingen te volgen. Anderzijds komen (steeds meer) studenten van buitenlandse instellingen de lessen volgen. Dat alles is uitgemond in de oprichting van een Engelstalige module (één semester) ‘Information Technology Management’. De studenten krijgen een aantal opleidingsonderdelen ter waarde van 47 credits aangeboden, waaruit ze zelf een pakket kunnen kiezen. De module werd als proef gestart in het academiejaar 2001-2002 en wordt officieel voortgezet.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
79
Studenten worden uitgestuurd naar een buitenlandse partnerschool die zorgt voor de opdracht, de opvolging en de evaluatie van de projecten. De student wordt voor de duur van die periode student aan de buitenlandse instelling. Om dat te kunnen verwezenlijken moeten er elk jaar opnieuw contracten gesloten worden met de partners, de zogenoemde ‘Socrates Bilateral Agreements’. In die contracten komen beide partijen overeen in welke mate zij volgend academiejaar zullen samenwerken. In Gent overtreft de vraag in grote mate het aantal beschikbare beurzen, waardoor het departement moet overgaan tot screening. Via het centrale hoofdbureau van de hogeschool krijgt de kandidaat een volledig dossier met alle nuttige informatie over een verblijf in het buitenland. De coördinator blijft uiteraard constant met de mentor van het bedrijf in contact. In de mate van het mogelijke wordt de student bezocht. Dat kan nuttig zijn om via het bedrijf verdere contacten aan te gaan. In Aalst is er een zeer beperkte deelname van studenten aan internationale uitwisseling. Uitwisseling van lectoren is zowel in Gent als in Aalst zeer beperkt. De deelname aan dergelijke projecten wordt nochtans sterk aangemoedigd. De inzet van de opleidingen heeft zich tot nu toe hoofdzakelijk beperkt tot het uitbouwen van het netwerk en de organisatie van de studentenmobiliteit. Daarnaast zijn er wel een (beperkt) aantal lectoren die gastcolleges in het buitenland hebben gegeven. Gedurende vele jaren zijn er grote inspanningen geleverd om een netwerk van partner-hogescholen uit te bouwen. Dat heeft geleid tot vrij belangrijke uitwisselingen van studenten voor stages. In beide departementen is daartoe een coördinator aangesteld die de buitenlandse stages opvolgt. De begeleiding van buitenlandse studenten wordt uitgevoerd door een beperkt aantal lectoren.
2.3.9
leersituatie
2.3.9.1 onderwijsvormen De werkvormen bestaan uit traditionele hoorcolleges, in de regel ondersteund door moderne leermiddelen, practica, geïntegreerde theorie/practica en projecten. De projecten zijn vakoverschrijdend en integreren de taalvakken. In het nieuwe programma wordt voor een deel overgeschakeld naar begeleide zelfstudie. Het is de bedoeling dat studenten in groep een informaticaproject uitwerken. De opgave is open: de studenten moeten zelf informatie verzamelen, creatief zijn en oplossingen zoeken. Het succes van deze leervormen wordt bepaald door de strakke begeleiding van de betrokken lectoren. Volgens het nieuwe programma is de verhouding tussen practica (inclusief stage) en hoorcolleges (exclusief uren begeleide zelfstudie) als volgt: eerste jaar 0,48 tweede jaar 0,48 derde jaar 1,66
2.3.9.2 leermiddelen De meerderheid van de syllabi is zeer verzorgd. De studenten klagen er echter over dat ze niet altijd tijdig beschikbaar zijn. Heel wat lectoren onderhouden een eigen website waarop studenten nuttige info en hyperlinks vinden. Op de zogenaamde Alice-server zijn een aantal leermiddelen geïmplementeerd. Blackboard is geïmplementeerd. Alhoewel het een uitstekend instrument is om een interactieve leeromgeving op te zetten, wordt het nog te weinig gebruikt bij de zelfstudie. In Aalst zullen de laptopklassen en het draadloos netwerk ingeschakeld worden.
2.3.10
toetsing en evaluatie
2.3.10.1 de verschillende evaluatievormen (concept, in relatie tot de doelstellingen van de opleidingsonderdelen en de opleiding als geheel, gerichtheid van de evaluatie op het toetsen van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, moeilijkheidsgraad) Via de studiefiches wordt duidelijk aangegeven op welke wijze er getoetst wordt (permanente evaluatie, schriftelijke evaluatie, mondelinge evaluatie). De commissie betreurt echter wel de zuivere schriftelijke examentoetsing van een programmeervak (zonder computer). Ook schijnen er soms problemen te zijn met het tijdig beschikbaar maken van de gedetailleerde eisen. De examenvragen van de voorgaande academiejaren worden door diverse lectoren ter beschikking gesteld van de studenten. Voor parallelle vakonderdelen is het examen eenvormig.
2.3.10.2 criteria en wijze van beoordeling door de evaluatoren De volgende wijze van beoordelen en gebruikte criteria zijn gangbaar: Permanente evaluatie: maakt het mogelijk de studenten te beoordelen op hun kennis, inzicht maar vooral ook op hun attitudes zoals zelfstandigheid, initiatief, creativiteit en teamgeest. Schriftelijke evaluatie: hier wordt vooral kennis en inzicht getest. Mondelinge evaluatie: bij deze manier van evalueren worden kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes beoordeeld en de achtergrond en de bagage van de student kunnen worden ingecalculeerd. De beoordeling over de gemeten studieprestaties wordt per opleidingsonderdeel uitgedrukt in examencijfers. Dat examencijfer is de gewogen som van de beoordelingen, uitgedrukt op een totaal van twintig punten.
2.3.10.3 criteria en wijze van beoordeling van de examencommissie Per jaar, per klas en per student worden de resultaten verzameld. Het puntenoverzicht wordt per student besproken in de examencommissie. Er wordt collectief beslist of een student al dan niet geslaagd is.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
81
2.3.10.4 organisatie van toetsen en examens De organisatie van de examens van de eerste en tweede zittijd worden geregeld door de departementssecretaris na consultatie van lectoren en studentenvertegenwoordigers.
2.3.10.5 transparantie van de evaluatie Op de examenkopieën staat de puntenverdeling vermeld. Er bestaan modelantwoorden om de beoordeling te vergemakkelijken. De student heeft recht op inzage in zijn kopie.
2.3.11
studie- en studentenbegeleiding
2.3.11.1 studenteninstroom Zowel voor Gent als voor Aalst bestaat de instroom hoofdzakelijk uit ASO- en TSO-studenten, een minderheid van de studenten komt uit het BSO en het KSO. Het percentage ASO-studenten stijgt en overtreft vandaag lichtjes het aantal TSO-studenten. De instroom steeg tot het academiejaar 2000-2001, sindsdien is er een daling. De zijdelingse instroom is verwaarloosbaar. De gemiddelde slaagpercentages te Gent zijn laag. De lage slaagcijfers zijn duidelijk een zorg voor de commissie. Een grondige analyse van de slaagcijfers en de redenen van de studie-uitval zijn aangewezen. Voor de eerstejaarsstudenten begint het academisch jaar met een aantal onthaalactiviteiten: brugcursussen; verwelkoming en algemene informatie; een rondleiding om de leeromgeving te verkennen; een mediatheekintroductie door de bibliotheekmedewerkers. Tijdens de onthaalweek worden voor de geïnteresseerden brugcursussen georganiseerd. Daarin krijgen de studenten: een infosessie studiemethodiek; een inloopcursus wiskunde; twee typelessen wiskunde (Aalst); twee taallessen (Gent). De typelessen informatica zijn er gekomen na een enquête van de tweedejaarsstudenten over de brugcursussen. De departementen organiseren infodagen en open dagen en nemen deel aan de regionale SID-ins. De potentiële studenten krijgen een beeld van de opleiding. Het belang van wiskunde tijdens de secundaire studies wordt systematisch benadrukt. Er wordt in Aalst een brugcursus wiskunde ingericht die gebaseerd is op een zelfstudiepakket. Er bestaat nog steeds een grote nood aan gemotiveerde informaticastudenten. De commissie is dan ook van oordeel dat de opleiding moet nagaan hoe de motivatie van de beginnende student kan worden behouden en versterkt.
2.3.11.2 studiebegeleiding en studentenbegeleiding Studenten worden niet individueel begeleid, tenzij ze zelf hun problemen aanmelden. Studenten kunnen op eigen initiatief deelnemen aan mentorgesprekken of een monitoraatafspraak maken. Wegens de geringe (spontane) deelname (+/- 7 %) worden de studenten nu vaker aangespoord naar het monitoraat en/of het mentoraat te gaan. Soms worden ze ook doorgestuurd naar de dienst studiebegeleiding en/of campuspsycholoog. In Aalst is het monitoraat jammer genoeg afgebouwd. In het licht van de lage slaagcijfers stelt de commissie voor om de probleemstudenten zo vlug mogelijk te detecteren en ze tijdig op te volgen, voor het te laat is. Tijdens het vervolg van de opleiding zorgen vooral de persoonlijke contacten tussen lectoren en studenten voor de begeleiding. Alle studenten hebben de mogelijkheid individueel of onder begeleiding van de studiebegeleider via het intranet van de hogeschool een analyse van de individuele leerstijl te doorlopen. Mede op basis daarvan kan de leerstrategie worden aangepast. Bij de start van het academiejaar ontvangen de studenten een exemplaar van de algemene onderwijsregeling. Die bevat ook het examenreglement. Tijdens de introductieweek wordt daarover uitleg verschaft door de klastitularis. Op het examenrooster, dat elke student individueel ontvangt, staan nogmaals de belangrijkste elementen van het examenreglement. De onderwijsdoelstellingen staan voor elk opleidingsonderdeel op de studiefiche. Daarover wordt door de vaktitularis uitleg verschaft tijdens de eerste les. Een student, een lector of een andere persoon kan steeds studieproblemen signaleren bij de studiebegeleider. Een student kan er zich niet enkel met alle studiebelemmerende problemen in de brede betekenis aanmelden, maar hij of zijn kan er ook terecht voor problemen van psychische, fysieke, sociale en financiële aard die de studie kunnen bemoeilijken of verhinderen. Intern en zo nodig met externe specialisten wordt naar een oplossing gezocht, of minstens naar een verbetering van de toestand. Voor informatie, ondersteuning, conflictsituaties en klachten in verband met de examens en de beraadslaging kunnen studenten terecht bij de ombudsdienst die als bemiddelaar optreedt. De aanstelling van de leden van de ombudsdienst gebeurt in het begin van het academiejaar door de departementsraad. De namen van de leden worden ad valvas meegedeeld. In de Raad van Bestuur hebben een aantal studenten zitting. Daarnaast is er ook een studentenraad waarin de studenten van alle departementen vertegenwoordigd zijn. Op departementaal niveau is er een studentenvertegenwoordiging in de departementsraad. Daarnaast is er nog een departementale studentenraad in Aalst, waarin één student per klas zitting heeft.
2.3.12
studeerbaarheid en studierendement
De heterogene instroom is zeker niet bevorderlijk om een uniform onderwijspatroon te gebruiken en vormt ongetwijfeld een studiebelemmerende factor. Het actieplan om het slaagpercentage in eerste jaar te verhogen zou nog beter moeten worden opgevolgd.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
83
De in de infobrochure vermelde studietijd is hypothetisch, want er werd nooit een meting gedaan. De studenten ervaren het programma als vrij zwaar.
2.3.13
afgestudeerden
Na hun studie krijgen de studenten hulp bij het zoeken naar een passende baan via het doorspelen van informatie over vacante betrekkingen ad valvas en eventueel via mailing. Er is een afstudeerdag met vakbonden, ziekenfondsen, uitzendkantoren en er zijn solliciteersessies. Ook wordt in de hogeschool een jobbeurs georganiseerd. De contacten met de alumni zijn vrij beperkt. Zo meent de commissie dat de alumni meer zouden kunnen worden betrokken bij het geven van seminaries. Alumni kunnen ook goede onderwerpen aanbrengen voor stage en scriptie. Er is een hoge waardering door het werkveld over de kennis van de afgestudeerden, maar uit reacties van stagebedrijven is gebleken dat de studenten soms niet de geschikte attitudes bezitten. Door projecten en invoering van begeleide zelfstudie hoopt de opleiding dit te verhelpen. De afgestudeerden konden geen directe verbeterdoelen formuleren. Zij vonden de opleiding goed en een goede basis om nieuwigheden in de bedrijven aan te kunnen. Wel hadden sommigen bezwaar tegen de wijze waarop netwerken behandeld werden.
2.3.14
maatschappelijke dienstverlening
Er wordt enkel in Aalst aan maatschappelijke dienstverlening gedaan. Lectoren hebben de indruk dat het geld dat verdiend wordt, naar de centrale diensten van de hogeschool wordt afgeleid. Dit is waarschijnlijk onterecht en moet zoveel mogelijk vermeden worden. Er is nood aan transparantie in de geldstroom die ontstaat uit dienstbetoon. Er bestaat centraal in de hogeschool een dienst (RODO) die dienstbetoon aanmoedigt en begeleidt.
2.3.15
onderzoek
Er wordt in de opleiding voorlopig niet aan onderzoek gedaan. Gezien de aanwezige competenties moet de opleiding een rol spelen bij het vastleggen van een strategie voor aanwending van de decretale PWO-middelen.
2.4
Hogeschool Limburg
2.4.1
beschrijving van het beleid en de kwaliteitszorg van de opleiding
2.4.1.1 voorstelling van de opleiding De opleiding Toegepaste Informatica is een opleiding van één cyclus die behoort tot het studiegebied Handelswetenschappen en Bedrijfskunde en leidt tot het diploma van gegradueerde in de Toegepaste Informatica. De hogeschool beschikt over een campus te Hasselt en een campus te Diepenbeek. Op de opleiding toegepaste informatica na zijn de opleidiingen van het departement gevestigd te Hasselt. De Hogeschool Limburg wil een instelling zijn waar personeelsleden en studenten zich thuis voelen en waar zij niet alleen bevrediging in hun werk maar ook inspiratie voor nieuwe uitdagingen vinden. Zij heeft de wil uit te groeien tot een herkenbaar en toegankelijk kenniscentrum voor de hele provincie. Historisch richt de opleiding zich voornamelijk naar administratieve informatica met een zwaar accent op de economische inbedding van de informaticavakken. De huidige opleiding is geëvolueerd naar een technologiegedreven opleiding. In het eerste jaar verwerft de student de belangrijkste fundamenten van de informatica op het vlak van hardware, programmastructuren, besturingssystemen, C/C++, Java en multimediale ontwikkelingen. In de labo’ss wordt veel aandacht besteed aan standaards en het gebruik van een goede programmeerstijl. De keuze van de programmeertalen en tools gebeurt in nauw overleg met de bedrijfswereld. Omdat een goede wiskundige en economische basis ook nodig is, besteedt de opleiding voldoende aandacht aan toegepaste wiskunde, economie en boekhouden. Via de vakken Engels, Frans en communicatieve vaardigheden wordt de student klaargestoomd voor de mondiale informaticawereld. In het tweede jaar wordt inzake informatica de nadruk gelegd op objectgeoriënteerd programmeren en vierdegeneratietalen. Java en tools als Progress, Oracle, Visual Basic en Lotus Notes zijn dagelijkse werkinstrumenten. Het derde jaar is voor de aspirant-informaticus een volledig specialisatiejaar. Naast een stageproject van negen weken in de bedrijfswereld specialiseert de student zich in Java, Distributed programming, Progress, Oracle, multimedia en netwerken. Op microniveau krijgt de student derhalve een evenwichtige opleiding die gestuurd wordt door de evolutie en ontwikkeling in de bedrijfswereld. De afgestudeerde moet over die vaardigheden beschikken die hem/haar de mogelijkheid geven te evolueren in de verschillende richtingen waarin een informaticus zijn carrière kan uitbouwen, zoals programmeren, systeemanalyse, systeem/netwerkbeheer en databeheer. Het is een grote opleiding die dit jaar meer dan 600 studenten telt. De slaagcijfers in het eerste jaar zijn behoorlijk voor ASO-studenten, iets lager voor TSO-studenten. BSO-studenten vertrekken niet kansloos. Er wordt jaarlijks een studiegids gepubliceerd. Het academiejaar omvat 28 weken.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
85
2.4.1.2 beschrijving van het beleid, algemene strategie en/of doelstellingen internationalisering, maatschappelijke dienstverlening, onderzoek,
inzake
onderwijs,
De hogeschool formuleert haar doelstellingen als volgt: De HL stelt zich tot doel haar studenten onderwijs van de hoogste kwaliteit te bieden. Bijzondere aandacht zal gaan naar de voorbereiding van de externe kwaliteitszorg en van de accreditering in het kader van de BA/MA-structuur. Bovendien blijft de HL streven naar de vergroting van haar marktaandeel in termen van studentenaantallen. Het beleidsplan somt in dit verband volgende resultaatgebieden op: advies aan leerlingen secundair onderwijs; selectie en eventuele doorverwijzing in het eerste jaar; een breed en gedifferentieerd onderwijsaanbod; internationalisering – samenwerkingsakkoorden; kwaliteit en studeerbaarheid; onderwijsinnovatie. Vanuit de opleiding worden de volgende doelstellingen naar voren gebracht: meegeven van een gefundeerde basis aan informaticakennis, steunend op een verantwoorde wetenschappelijke achtergrond; de opleiding ondersteunen met bedrijfseconomische kennis en die waar mogelijk integreren in de informaticagerelateerde vakken; de studenten voorbereiden op levenslang leren; bijbrengen van attitudes zoals zelfwerkzaamheid en communicatievaardigheden; integreren van nieuwe onderwijsvormen zoals probleemgestuurd onderwijs, teleleren en projectonderwijs; verstevigen van de internationale dimensie; bewaken van de pedagogische aanpak om de studenten optimale kansen te bieden; het betrekken van de lectoren bij contractonderwijs en onderzoek; creëren van posthogeschoolvorming van hoog niveau. De centrale diensten van de hogeschool zijn gevestigd op de campus Diepenbeek. Er zijn er vier: de dienst personeel, de dienst financiën en infrastructuur, de dienst preventie en techniek; en de dienst onderwijs en onderzoek. Deze laatste heeft met het oog op het behalen van een ISO 9000-certificaat een uiterst waardevol kwaliteitshandboek opgesteld. Aan deze dienst is ook een voltijdse kwaliteitscoördinator toegevoegd. Het departementshoofd en de administratieve diensten van het departement zijn gehuisvest te Hasselt. De opleiding TI heeft haar eigen secretariaat. Het opleidingshoofd is tevens kwaliteitscoördinator voor de opleiding TI. Hij is onder meer verantwoordelijk voor het totstandkomen van het zelfevaluatierapport met verbeterplan dat voorgelegd wordt, en voor de opvolging van de procedure. Voor internationalisering werd binnen de opleiding een subgroep opgericht die werkt met twee coördinatoren. Zowel binnen de hogeschool als buiten de hogeschool werden een aantal netwerken opgebouwd met het oog op de realisatie van internationale stages. De opleiding TI heeft in het academiejaar 2000-2001 een EU-regioproject gestart in samenwerking met een aantal bedrijven in de EU-regio Maas-Rijn. De geografische ligging van de EU-regio Maas-Rijn is uniek: er zijn vijf verschillende regio’s in drie verschillende landen. De maatschappelijke dienstverlening situeert zich hoofdzakelijk op het vlak van posthogeschoolonderwijs en contractonderwijs. De opleidingsraad is niet goed geïnformeerd over de maatschappelijke dienstverlening van
de opleiding. Deze dienstverlening moet een collectieve verantwoordelijkheid worden van de hele opleidingsraad en mag zich niet beperken tot enkele individuele lectoren. De opleiding TI heeft een onderzoekscel ‘Jlab’, die uit twee fulltime medewerkers en enkele medewerkers van het opleidingsteam bestaat. Jlab realiseerde verschillende voorstudies in het kader van HOBUFondsprojecten.
2.4.1.3 beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg Er bestaat een overkoepelende stuurgroep kwaliteit (SK) die als volgt is samengesteld: Het diensthoofd onderwijs en onderzoek twee departementshoofden één opleidingshoofd per departement één vertegenwoordiger van de studentenraad één externe deskundige (CKZ Limburg) De SK heeft gekozen voor een projectmatige aanpak. Voor de volgende onderwijsaspecten werden projectgroepen onder leiding van een projectcoördinator samengesteld: opleidingsprogramma’s en gehanteerde werkvormen cursusmateriaal en didactisch materiaal; doceren en examineren; begeleiding van studenten en studievordering; werving, voorlichting van toekomstige studenten en monitoring, studentenvoorzieningen, PR; studiecontract; internationalisering – onderzoek en dienstbetoon. Deze projectgroepen werken rond deze specifieke themas om het kwaliteitshandboek inzake deze thema’s op te stellen, en desgewenst ook bijscholing voor het personeel te organiseren. In de eerste fase ging alle aandacht naar de organisatorische onderwijsaspecten, die een conditio sine qua non zijn voor het verstrekken van kwalitatief hoogstaand onderwijs. Hier kan de didactische competentie van de lesgever tot zijn volle recht komen. In een tweede fase werd het accent gelegd op de dynamiek naar verbetering. Hiertoe werden in het kwaliteitshandboek procedures opgenomen die vastleggen hoe de verschillende opleidingen van de departementen moeten komen tot een zelfevaluatie, gevolgd door het formuleren van verbeterdoelen afgewisseld met meetmomenten volgens goed gekozen criteria. Om te komen tot een verantwoorde zelfevaluatie en een bijbehorend verbeterplan dat wordt gedragen door alle medewerkers, werd voor elke opleiding het systeem ‘positiebepaling’ uitgewerkt, met behulp van een ‘scoreblad’. Via dit systeem wordt op gestructureerde wijze rekening gehouden met de mening van alle leden van de opleidingsraad en wordt consensus bereikt over een verbeteringsplan voor de opleiding (planning op één jaar en planning op drie jaar). Bovendien worden aanbevelingen doorgegeven aan de diensten van de algemene directeur en aan het departementshoofd. Ter ondersteuning van de opleidingen bij hun zelfevaluatieproces werden in een gerelateerd formulier ‘portfolio van de opleiding’ (PFO) de kernprocessen gedefinieerd. Per kernproces werden prestatie-indicatoren aangegeven waar de opleiding zich aan kan toetsen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
87
Anderzijds bleek ook dat er nood is aan ondersteuning en begeleiding van de opleidingsraden bij de uitvoering van deze zelfevaluatie. Daarom werd binnen de dienst Onderwijs en Onderzoek één voltijdse stafmedewerker kwaliteitszorg in dienst genomen voor deze procesbegeleiding. De verbeterspiraal volgens het PDCA-model is opgebouwd in het intern systeem van kwaliteitszorg.
2.4.2
concretisering van de kwaliteitszorg in de opleiding
2.4.2.1 concrete uitwerking van de kwaliteitszorg in de opleiding Tijdens het academiejaar 1996-1997 werd op hogeschoolniveau een uitgebreide bevraging gelanceerd bij de eerstejaarsstudenten van alle opleidingen over volgende aspecten: begeleiding van de studenten met betrekking tot de onderwijsactiviteiten; begeleiding van de studenten met betrekking tot het examineren; de organisatie van het onderwijs. Tijdens het academiejaar 2001-2002 werd conform het kwaliteitshandboek een ‘positiebepaling’ uitgevoerd. Per kernproces werden alle prestatie-indicatoren door de leden van de opleidingsraad gequoteerd van A tot D. Iedereen formuleerde zijn verbeterpunt per kernproces. In een consensusvergadering werden deze verbeterpunten tegen elkaar afgewogen. Dit resulteerde in een lijst van verbeterpunten waar op opleidingsniveau aan gewerkt wordt, en in een lijst van verbeterpunten die de aandacht van het beleid verdienen. Aan de hand van de lijst van verbeterpunten op opleidingsniveau werd een verbeterplan opgesteld (een jaarproject en een plan op termijn van drie jaar). Aan het jaarproject werd een activiteitenplan gekoppeld met duidelijke deadlines en meetresultaten. Over de voortgang van dit jaarproject wordt tussentijds gerapporteerd aan de departementsraad. De opleiding wil een duidelijk zicht hebben op de bereikte resultaten. Die zullen in de toekomst gerealiseerd worden. Voortbouwend op recente enquêtes zullen die ook in de toekomst periodiek op gestandaardiseerde wijze gehouden worden. De hogeschool zal gevraagd worden een gestandaardiseerd systeem voor bevraging van studenten uit te werken. Voor van het opstellen van het ZER werd in de opleidingsraad een evaluatiecommissie geïnstalleerd. Het ZER werd opgesteld op basis van een checklist uit het kwaliteitshandboek. De volgende stappen werden door de evaluatiecommissie ondernomen: een bondige beschrijving over de manier waarop de opleiding beantwoordt aan elke prestatie-indicator; de opleidingsraad heeft een gestructureerd dossier aangelegd met alle bewijsmateriaal ter staving van de zelfevaluatie; de opleidingsraad heeft een positiebepaling uitgevoerd conform de procedure uit het kwaliteitshandboek, wat resulteerde in een verbeterplan bestaande uit een jaarproject en een driejarenproject. 2.4.2.2 meetresultaten van de opleiding vanuit de interne kwaliteitszorg Eind oktober 2001 verrichtte de opleiding een positiebepaling volgens de vastgelegde procedures in het kwaliteitshandboek. De leden van de opleidingsraad verrichtten een individuele positiebepaling, die vervolgens via een consensusvergadering verwerkt werd tot een positiebepaling voor de hele opleiding.
Deze positiebepaling is een momentopname van de perceptie van het opleidingsteam over de verschillende kernprocessen van de opleiding. De opleidingsraad positioneert de opleiding als goed tot zeer goed in de volgende kernprocessen: Via toegepast onderzoek Jlab heeft de opleiding een belangrijk initiatief genomen om zich verder als technologiegedreven opleiding te profileren in Vlaanderen; Studiemateriaal: duidelijk en verzorgd cursusmateriaal; Onderwijsverbetering: collega’s worden gestimuleerd tot het volgen van opleidingen en bijscholing. De opleidingsraad positioneert de opleiding als minder sterk in de volgende kernprocessen: Internationalisering en maatschappelijke dienstverlening: door de enorme groei van de opleiding heeft de opleiding zich de jongste jaren te veel moeten bezighouden met de organisatie van het onderwijs zelf; Strategie en visie: de strategie van de opleiding is niet voldoende geëxpliciteerd. Een analyse van de stageverslagen van de voorbije vier jaar liet toe de meest gebruikte tools te identificeren. Hieruit blijkt het stijgend belang van Java, Progress en de Microsoft tools. Een telefonische enquête peilde naar de tevredenheid van de afgestudeerden van de voorbije zes jaar. De criteria waren de volgende: slecht, matig, goed, uitstekend scoren. De meeste deelaspecten van de opleiding scoren goed tot uitstekend (meer dan 80 %). Het zwakst scoort de organisatie van de opleiding. Ook naar de aard van de tewerkstelling werd gepeild. KMO’s blijven de belangrijkste werkgever. Programmeur en analistprogrammeur zijn de belangrijkste functies (samen ongeveer 65 %). Toch stijgt het belang van netwerkbeheer en systeembeheer (samen ongeveer 19 %). Er wordt een systeem van bevraging van studenten op het niveau van de opleidingsonderdelen geïmplementeerd. Dit bestaat uit een ‘probleemsignalering’ gevolgd door een diepere bevraging indien zich een probleem voor een specifiek opleidingsonderdeel aankondigt. De enquêtering gebeurt via Blackboard. Ook studenten die vroegtijdig uitschrijven worden bevraagd.
2.4.2.3 verbeterdoelen en acties vanuit kwaliteitszorg in de opleiding Op basis van de positiebepaling identificeerde de opleidingsraad de verschillende verbeterdoelen en rangschikte ze naar prioriteit. De onderstaande doelstellingen en acties werden in het verbeterplan geformuleerd: Internationalisering: in eerste instantie zal de internationalisering verder uitgewerkt worden via internationale stages. Er zouden minimaal zes stageplaatsen moeten worden aangeboden. De internationale evolutie naar de BA/MA-structuur zal worden opgevolgd. Begeleiding van studenten bij het leerproces: de opleiding zal meer eigen accenten leggen zowel wat vakspecifieke als algemene studiebegeleiding betreft, onder meer door gestructureerde gesprekken met eerstejaarsstudenten en de uitwerking van een opvolgingsteam voor het begeleiden van studenten. Er zullen ‘Educational Support Groups’ inzake verschillende opleidingsonderdelen opgezet worden. Studiemateriaal en onderwijsverbetering: de opleiding wil meer structuur brengen in het gebruik van ICThulpmiddelen binnen de opleiding, onder meer door informatiesessies over Blackboard en een inventarisatie van het gebruik van ICT-hulpmiddelen. Wetenschappelijk onderzoek: er werd een stuurgroep opgericht. De opleiding zal het huidig Jlabonderzoek valoriseren en de evolutie van het HOBU-Fonds opvolgen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
89
-
Maatschappelijke dienstverlening: de opleiding wil zich bezinnen over de rol die zij kan betekenen als ICT-knowhowcentrum voor maatschappelijke dienstverlening in de regio. Informatieverstrekking: de opleiding wil zijn potentiële studenten nog beter en accurater informeren, onder meer door het opzetten van een ICT-newsline en de verdere optimalisatie van de website.
De commissie is van oordeel dat deze doelen zinvol zijn, maar er moeten evenwel duidelijkere streefdata zijn. De langetermijndoelen zijn iets te vaag geformuleerd.
2.4.2.4 opvolging van de verbeterdoelen en acties vanuit de kwaliteitszorg in de opleiding De volgende acties met betrekking tot de verbeterdoelen worden gesignaleerd: De opleiding heeft contacten ontwikkeld met HORA EST, het netwerk van elf hogescholen in de EU-regio Maas-Rijn. De HORA EST-partners richten hun internationale aandacht op de EU-regio Maas-Rijn. Er werd een zeer uitgebreide analyse van de resultaten van het partieel examen gemaakt, op basis waarvan een individuele bespreking met de studenten gebeurde. Er werd één infosessie georganiseerd in verband met Blackboard. De ‘Educational Support Groups’ werden geïnstalleerd. Er werd een subgroep opgericht voor de sturing van toegepast onderzoek en posthogeschoolvorming. Voor de posthogeschoolvorming de ‘Networking Academy’ werd een dossier opgemaakt conform de nieuwe richtlijnen voor voortgezette opleidingen en posthogeschoolvorming van het kwaliteitshandboek. De academie is van start gegaan in september 2002. Er werd een website specifiek voor potentiële studenten opgestart: www.hogelimb.be/newsline. Geïnteresseerde studenten werden geïnformeerd via een folder.
2.4.2.5 kwaliteitscoördinator in de opleiding (verantwoordelijkheid, draagvlak, functioneren) De kwaliteitscoördinator is ook nog docent en opleidingshoofd. Alhoewel hij bijgestaan wordt door twee lectoren, lijkt dit van het goede te veel. Dit wordt mede opgevangen doordat het departementshoofd een reeks taken zelf uitvoert (functioneringsgesprekken, beoordelingen). Op termijn moet worden gestreefd naar een loskoppeling van de werkzaamheden van het opleidingshoofd en die van de kwaliteitscoördinator. Het opleidingsteam is er zich bewust van dat integrale kwaliteitszorg een niet onbelangrijk element zal uitmaken bij de beoordeling van de komende BA/MA-structuur. Het collectief opstellen van het ZER heeft de kwaliteitszorg binnen de opleiding levendig gehouden.
2.4.2.6 kwaliteitszorg in het opleidingsteam Het uitvoeren van de positiebepaling van de opleiding was een intens gebeuren. Om deze positiebepaling zo vlot mogelijk te laten gebeuren, heeft de opleiding beslist om dit tijdens een opleidingsraad te organiseren. Er werd een computerlab gereserveerd omdat de individuele enquêtering aan de computer gebeurde. Vervolgens werden alle enquêtes automatisch verwerkt. Dit had het voordeel dat de deelnemers aansluitend konden vergaderen om te komen tot consensusscores. Door deze snelle verwerking van gegevens gaf dit zelfs de mogelijkheid om in een volgende ronde de verschillende verbeterpunten te bespreken. De scripts om deze verwerking automatisch te laten gebeuren en de manier van werken die werd gevolgd in de opleiding TI, werden nadien door de dienst O&O overgenomen voor de andere opleidingen. Voor het proces van de probleemsignalering werd uitgegaan van eenzelfde werkwijze. De studenten hadden de mogelijkheid om deze enquête via Blackboard op eender welk moment uit te voeren. De opleiding koos ervoor om de studenten de bevraging gezamenlijk in een computerlabo te laten invullen,
waardoor er extra toelichting kon worden gegeven over de doelstellingen van de enquête, de manier van verwerking en de manier waarop de resultaten gebruikt zullen worden. De sturing van de kwaliteitszorg gebeurt via de opleidingsraad; concretisering en uitdieping van een aantal items gebeurt via subgroepen. Zo bestaan op dit ogenblik subgroepen internationalisering, posthogeschoolvorming en onderzoek. De beleidsplannen van deze subgroepen passen in het beleidsplan van de opleiding. Afstemming gebeurt via het opleidingshoofd en de opleidingsraad.
2.4.3
personeel
2.2.3.1 human resources management Bij de aanwervingen wordt de procedure gevolgd uit de decretale bepalingen. Er bestaat een duidelijk en gedetailleerd selectiereglement. Over de departementen heen moeten de criteria voor eenzelfde functie overal gelijk zijn. Bij aanwerving wordt een functiebeschrijving opgesteld, die aan de sollicitanten wordt overgemaakt zodat zij duidelijk geïnformeerd zijn over wat van hen verwacht wordt. Naast de selectie werden plannings-, functionerings- en evaluatiegesprekken ingevoerd in de hogeschool. Bij het begin van het academiejaar of bij het begin van de aanstelling worden door de beoordelaar samen met het personeelslid de functiebeschrijving, de opdracht, de doelstellingen en de functierelevante criteria doorlopen. Hiervan wordt een door beoordelaar en personeelslid ondertekend verslag opgesteld, dat als werkplan geldt. Minstens éénmaal per academiejaar, en minstens drie maanden voor de decretaal verplichte evaluatie, vindt er met ieder personeelslid een functioneringsgesprek plaats. Het functioneringsgesprek heeft tot doel de afspraken uit het planningsgesprek op te volgen en desgevallend aan te passen. De afspraken zijn zeer concreet en toetsbaar. Van het functioneringsgesprek worden de afspraken vastgelegd in een ondertekend verslag. Aan het einde van een evaluatieperiode wordt een evaluatiegesprek gehouden. Op basis van de functierelevante criteria bereidt elk personeelslid zich voor op het evaluatiegesprek. Hij maakt een zelfevaluatie die geconfronteerd wordt met de visie van de beoordelaar. Het resultaat wordt vastgelegd in het evaluatieverslag: een doorlopende tekst met objectieve uitspraken over de verschillende persoonlijkheidsprestaties of functioneringsaspecten die door de evaluatiecriteria gedekt worden. Het evaluatieverslag wordt door het personeelslid ter kennisneming ondertekend. Het personeelslid kan bemerkingen toevoegen. Elke individuele praktijklector/lector moet een gedetailleerd onderwijsportfolio opmaken dat hij meedraagt tijdens zijn carrière in de hogeschool. Het kwaliteitshandboek somt de verschillende items op die in het onderwijsportfolio moeten worden opgenomen. De opleiding TI stelde een model ter beschikking van de collega’s om hen te ondersteunen bij de verwezenlijking van hun eigen portfolio. Voor het academiejaar 2001-2002 beschikte de opleiding over 24 personeelsleden die samen 21,37 VTE’s (voltijdse equivalenten) vertegenwoordigen: vier gegradueerden TI, twee industriële ingenieurs, 15 licentiaten of handelsingenieurs, twee burgerlijk ingenieurs en één doctor. Eén lector heeft het statuut van hoofdlector, 19 van lector, en vier van praktijklector. Met een studentenaantal van 550 (2001-2002) ligt de verhouding aantal studenten per aantal voltijdse personeelsleden (student-stafverhouding) op 25,7/1. De commissie vindt de student-stafverhouding vrij hoog.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
91
De opleiding heeft een vrij jong team met iets meer dan 40 % van de personeelsleden in de leeftijdscategorie van 20 tot 30 jaar. acht personeelsleden zijn vast benoemd. De taakverdeling wordt voor elke lector vastgelegd op basis van het aantal contacturen, waarbij de randtaken omgezet worden in contacturen. 18 uur per week wordt beschouwd als een belasting van 100 %. De meerderheid van de lectoren heeft een zwaardere belasting. De opleiding streeft in de mate van het mogelijke naar een evenwichtige verdeling van de belasting.
2.4.3.2 betrokkenheid van het personeel De primaire doelstelling van het personeelsbeleid van de hogeschool Limburg is het versterken van de band tussen het personeel en de school, zowel door bevordering van het werkklimaat als door verbetering van de voorzieningen voor het personeel. De hogeschool implementeert deze doelstelling op basis van de volgende acties: het herzien, professionaliseren en verbeteren van de wervings- en selectieprocedure; het opstellen van criteria voor vaste benoeming waarbij grote aandacht wordt gegeven aan de kwaliteit van het onderwijs; de uitwerking van een systematiek voor de beloning van de inzet op het terrein van onderwijs (initieel en postinitieel) en contractonderzoek; de volledige implementatie van het systeem van plannings- en functioneringsgesprekken en beoordelingen; de uitwerking van een geïntegreerd bijscholingsbeleid. Over verloning naar inzet bestaat geen eensgezindheid bij het lectorencorps. Voor de betrokkenheid van het personeel bij het pedagogisch project van de hogeschool en bij de uitwerking van de doelstellingen van de opleiding wordt in de eerste plaats gerekend op de persoonlijke inzet en het engagement van de individuele praktijklector/lector. De persoonlijke betrokkenheid van het personeel komt tot uiting in de individuele zelfevaluatie. Elke beginnende praktijklector/lector start met het opstellen van een onderwijsportfolio en draagt dit mee gedurende zijn hele loopbaan.
2.4.3.3 werking van het opleidingsteam De organisatie van de opleiding is erop gericht om zowel bestuurlijke als uitvoerende werkzaamheden te verwezenlijken. De opleidingsraad is het centrale orgaan van de opleiding waar het werk op bestuurlijk niveau wordt uitgevoerd. Hier worden alle opleidingsgebonden beslissingen genomen en worden de uitgevoerde werkzaamheden van het team geëvalueerd. De opleidingsraad wordt voorgezeten door het opleidingshoofd. De thema’s die op een hoger niveau moeten worden behandeld, worden via het opleidingshoofd doorgespeeld aan de respectieve bestuursorganen die de nodige beslissingen moeten nemen. De beslissingen van de opleidingsraad worden uitgevoerd door de vakgroepen of door individuele lectoren onder coördinatie van het opleidingshoofd. Het opleidingshoofd zorgt ook voor de coördinatie met de andere diensten van de hogeschool. De opleidingsraad is samengesteld uit alle leden van de opleiding. Zijn opdracht bestaat uit het overleg inzake onderwijsontwikkeling en de coördinatie van de onderwijsorganisatie. Hij verstrekt advies aan de departementsraad inzake: onderwijsprogramma’s; gevraagde adviezen in de onderwijsregeling;
-
inrichten van voortgezette opleidingen en posthogeschoolvormingen; onderzoeksprogramma’s; gewenste bijscholingen.
De opleidingsraad is verantwoordelijk voor het verzorgen van de interne kwaliteitsbewaking, voor verbetering en voor het voorbereiden van externe kwaliteitscontroles. De vakgroepen en lectoren geven tijdens de opleidingsraad feedback over de uitgevoerde werkzaamheden. Binnen de opleiding TI wordt gewerkt met Educational Support Groups. Voor een aantal opleidingsonderdelen worden er ‘knowhow circles’ gevormd, bestaande uit praktijklectoren/lector, lectoren en externen. De lesgevers worden op deze manier professioneel ondersteund. Ze dragen zelf bij tot een professioneel kader rond hun opleidingsonderdeel. Elke support group heeft op dit moment via Blackboard een eigen informatiesysteem opgezet. De leden van de opleiding kunnen zich op deze manier vlot informeren over de werkzaamheden van de verschillende groepen.
2.2.3.4 professionalisering van het personeel buiten de technische deskundigheid Alhoewel de hogeschool een aantal initiatieven genomen heeft om het personeel de mogelijkheid te geven zich ook buiten de technische deskundigheid bij te scholen, is de commissie van oordeel dat bijscholing in didactische vaardigheden zoals omgaan met probleemgestuurd onderwijs en projectonderwijs onvoldoende aandacht hebben gekregen. Dit in tegenstelling tot de technische bijscholingen. Voor de opleiding TI volgde het opleidingshoofd een aantal sessies inzake het opmaken van het onderwijsportfolio.
2.4.3.5 technische deskundigheid van het onderwijzend personeel. Er is zwaar geïnvesteerd in externe informaticaopleidingen. Er waren ook interne opleidingsmogelijkheden. Er werd een lessenreeks Linux en een lessenreeks Windows 2000 georganiseerd voor de leden van de opleiding. Voor alle leden van de opleiding werd een cursus Blackboard georganiseerd, het wordt dan ook door alle lectoren functioneel gebruikt. Door samenwerkingsverbanden met het werkveld werd de mogelijkheid gecreëerd om een groot aantal opleidingen gratis of tegen een sterk verminderde prijs te volgen. Via de ‘Networking Academy’ kunnen personeelsleden van de opleiding geavanceerde cursussen volgen op het gebied van Java, Linux en Multimedia. Op het gebied van Java-technologie is er nog een extra input via de resultaten van de onderzoekscel Jlab. De navorming krijgt duidelijk open kansen. Alle lectoren hebben blijkbaar de nodige steun om aan hun permanente vorming te werken, zowel binnen als buiten de hogeschool.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
93
2.4.3.6 onderzoeksdeskundigheid van het onderwijzend personeel Twee onderzoeksprojecten werden ingediend bij het HOBU-Fonds. Zij werden door het IWT positief geëvalueerd maar konden door de beperking van het HOBU-project niet worden uitgevoerd. Een derde ingediend project wordt gefinancierd. Er is ongetwijfeld belangstelling en deskundigheid bij het lectorencorps om een onderzoeksgeest te creëren binnen de opleiding.
2.4.3.7 technische administratieve en organisatorische deskundigheid De opleiding heeft goede relaties met de ondersteunende diensten van de hogeschool. De lectoren kunnen steeds een beroep doen op deze sterk uitgebouwde diensten. Een aantal administratieve taken wordt door individuele lectoren van de opleiding uitgevoerd, zoals het maken van de lessenroosters, examenroosters, stagebegeleiding, ....
2.4.4
materiële en financiële randvoorwaarden
2.4.4.1 onderwijsruimten Sinds 1998 maakt de opleiding gebruik van een nieuwbouw op de universitaire campus die ze deelt met de opleiding industrieel ingenieur en de graduaten elektronica, elektromechanica en chemie. De opleiding beschikt over verzorgde auditoria: één van 130 plaatsen, vier van zeven plaatsen, één van zes plaatsen en één van 24 plaatsen. Alle auditoria zijn voorzien in de mogelijkheid tot gebruik van moderne leermiddelen. Er zijn zeven computerzalen met daarin 24 of 32 pc’s. Er zijn geen individuele bureaus voor de lectoren.
2.4.4.2 mediatheek Een mooie, goed gestockeerde mediatheek, met bekwaam personeel, met catalogen en uitleendiensten geven via Brocade toegang tot de bibliotheken van de UIA, LUC en andere hogescholen. Het personeel van de mediatheek is bekwaam en toegewijd. Nochtans is met het oog op zelfvorming van de lectoren het (Engelstalige) tijdschriftenbestand te beperkt, in het bijzonder voor het vakgebied informatica. De mediatheek is doorlopend open van maandag tot vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur en beschikt over een leeszaal met 35 zitplaatsen.
2.4.4.3 computerfaciliteiten Het netwerk voor de richting TI bestaat uit een serverlokaal met vijf servers en zeven labo’s. Elke pc krijgt een uniek IP-adres, en de pc’s kunnen onderling communiceren. Per zaal worden de adressen verzameld in een container. Dit laat toe automatisch de software te installeren. Elke student krijgt een paswoord, dat een aantal rechten geeft. Per studiejaar worden de paswoorden verzameld in een container. Softwarelicenties en support wordt zoveel mogelijk aangeboden aan de studenten voor eigen gebruik. De pc’s kunnen zowel met Windows 2000 als met Linux worden opgestart. In samenwerking met IBM werd een AS400 server geïnstalleerd. Er bestaat geen experimenteel netwerk waarop studenten praktijk in beheer van netwerken kunnen inoefenen.
Onder verantwoordelijkheid van de opleiding informatica werden zowel op de campus Hasselt als op de campus Diepenbeek de nieuwe netwerken gerealiseerd. Er is een afzonderlijk e-learning lokaal dat op donderdag of vrijdagnamiddag kan worden gereserveerd.
2.2.4.4 beschikbare werkingsmiddelen Het departement werkt met een aparte deelbegroting van de begroting van de hogeschool. De omvang van deze deelbegroting wordt berekend op basis van de volgende elementen: een vast gedeelte werkingskosten los van de grootte van het departement (15 %); een variabel gedeelte in functie van het aantal vestigingen (5 %); een variabel gedeelte in functie van het aantal studenten (17 %) een variabel gedeelte in functie van het aantal OBE’s (63 %). De structurele investeringen worden centraal ten laste genomen en volgens prioriteiten uitgevoerd. Het departement kent in samenspraak met de opleidingshoofden de departementale werkingsmiddelen toe aan de verschillende opleidingen. De opleiding levert inspanningen om aan de grote behoefte van opleiding en bijscholing te voldoen.
2.4.4.5 studenten- en docentenfaciliteiten De hogeschool voorziet in de volgende mogelijkheden: cursusdienst studentensecretariaat publifoon, opladen van proton pc/internetvoorzieningen De Sociale Dienst SOVOHL (Sociale voorzieningen Hogeschool Limburg) voorziet in de volgende mogelijkheden: studentenrestaurant: warme maaltijden studentenhuisvesting: informatieverstrekking via kotnet, eigen contingent kamers, juridisch advies sociale dienstverlening financiële ondersteuning van initiatieven van de studenten buiten de studiegekoppelde activiteiten psychosociale begeleiding plaatsingsdienst CJP-kaart dienst sport en cultuur Faciliteiten voor lectoren: lectorenkamer één bureau voor het opleidingshoofd in de lablokalen beschikken de lectoren over pc- en internetfaciliteiten
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
95
2.4.5
onderwijsdoelstellingen
2.4.5.1 onderwijsvisie van de opleiding De opleiding hanteert een beroeps- en opleidingsprofiel. Informatica evolueert zeer snel waardoor de onderwijsdoelstellingen regelmatig moeten worden aangepast. De onderwijsdoelstellingen worden ingedeeld in zes grote clusters: ontwerp & programmatie hardware, netwerken en besturingssystemen databases multimediale ontwikkelingen communicatievaardigheden en talen economische en wetenschappelijke methodes Elk van de clusters staat onder toezicht van een vakgroep, ook educatieve support group genoemd. -
Cluster 1: ontwerp en programmatie De afgestudeerden worden vertrouwd gemaakt met zowel procedurele als object-georiënteerde programmeertalen. Wegens het belang van de technologie opteert men voor het leren programmeren via de editor, zonder onmiddellijk gebruik te maken van een geïntegreerde ontwikkelingsomgeving (IDE). Voor analyse en design wordt ‘Unified Modeling Language’ (UML) gebruikt.
-
Cluster 2: hardware, networking en besturingssystemen Men verwacht van de huidige generatie informatici een grondige praktische kennis van pc-hardware. De nodige fundamentals en essentials worden aangeleerd om ondersteuning te geven op het vlak van laptops, desktops en van hardware in serveromgevingen. De aandacht voor netwerken is sterk toegenomen. De opleiding verwacht zowel een theoretische als een praktische kennis van de verschillende lagen van het OSI-model (met nadruk op TCP/IP). Inzake besturingssystemen moeten de studenten een gedegen kennis hebben van zowel Windows als Linux.
-
Cluster 3: database Informatici moeten een database kunnen ontwerpen en opzetten. Tevens moeten ze een databases server kunnen installeren, beheren, beveiligen, .... Zij moeten vlot de standaard query taal (SQL) kunnen gebruiken in verschillende programmeeromgevingen.
-
Cluster 4: multimediale ontwikkelingen Afgestudeerden moeten dynamische websites kunnen ontwikkelen en implementeren, en daarbij gebruikmaken van de allernieuwste technologieën. Zij hebben ook een gefundeerde kennis van technieken en tools om professionele beelden en animaties te maken.
-
Cluster 5: communicatievaardigheden en talen: Sociale en communicatievaardigheden en het kunnen werken in teamverband bepalen in grote mate de carrièremogelijkheden van de huidige informatici. Taalbeheersing steunt op continuïteit. Vanuit didactisch oogpunt vindt de commissie het verdwijnen van het Frans in het eerste jaar Frans niet optimaal.
-
Cluster 6: economische en wetenschappelijke methodes Van huidige informatici wordt verwacht dat ze bepaalde probleemsituaties (zoals wiskundige, statistische of bedrijfseconomie) correct kunnen interpreteren om dan via de opbouw van een ‘logisch’ stappenplan tot een oplossing te komen.
Er wordt naar gestreefd om de studenten een technologische leergierigheid en kritische ingesteldheid bij te brengen, samen met vaardigheden zoals het werken in groep, goed kunnen communiceren en planmatig werken. Eenzelfde vak in hetzelfde jaar door twee verschillende lectoren laten geven leidt tot frustraties bij studenten. De één zal immers altijd een wat beter docent zijn dan de andere. Aangezien de examens samen opgesteld moeten worden, kan de perceptie van onrechtvaardige behandeling worden vermeden. De commissie is van mening dat de vorming te sterk gericht is naar analist-programmeur. Netwerk- en systeembeheer verdienen meer aandacht. Er kan ook meer aandacht besteed worden aan moderne didactische methodes zoals projectonderwijs en probleemgestuurd onderwijs; De afwezigheid van het vak Frans in het eerste jaar komt de continuïteit niet ten goede. De vakken netwerken en uitbatingsystemen overlappen elkaar soms iets te sterk. Het afstemmen van de respectieve inhouden tussen de lectoren is wenselijk.
2.4.5.2 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het hoger onderwijs Het programma is uiteindelijk zeer up-to-date, maar er is te weinig nadruk op zelfstandig werken en gebruik van moderne didactische methodes. Positief is het bestaan van een onderzoekscel.
2.4.5.3 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het werkveld. De opleiding kent tal van samenwerkingsverbanden met bedrijven. De evolutie van de onderwijsdoelstellingen is gebaseerd op een groot aantal informele contacten met het bedrijfsleven en met de wetenschappelijke wereld.
2.4.6
opleidingsprogramma: opbouw en inhoud
2.4.6.1 concretisering van de onderwijsdoelstellingen in het opleidingsprogramma Het technologiegedreven karakter van de opleiding wordt geconcretiseerd door de opleidingsonderdelen die betrekking hebben op de doelstellingenclusters één tot en met vier zeer technisch in te vullen. Binnen het technologisch gedeelte van de opleiding zijn C-taal en Java de belangrijkste programmeertalen. Voor het aanleren van databasetechnologie wordt gebruikgemaakt van Oracle en Progress. Andere programmeeromgevingen die aan bod komen, zijn Visual Basic en Lotus Notes. Linux en Windows zijn de besturingssystemen die worden aangeleerd. De jongste curriculumwijziging zorgde ervoor dat de opleidingsonderdelen ‘netwerken’ en ‘multimedia’ in de drie studiejaren worden aangeboden.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
97
De studenten leren eerst hoe tools werken voordat ze gebruikt worden. Voor het opleidingsonderdeel Multimediaontwikkelingen leren de studenten in het eerste jaar ‘HTML & Java Scripting’ via een editor, in het tweede jaar wordt overgeschakeld naar tools zoals Dreamweaver en Flash en in het derde jaar gebruikt men 3D-animatietools. Naast Multimedia wordt dit principe ook gehanteerd bij de uitbouw van de opleidingsonderdelen C-taal, Java en Linux. Clusterdoelstelling vijf wordt in het curriculum geïmplementeerd door de opleidingsonderdelen communicatievaardigheden, Frans en Engels. Het opleidingsonderdeel Engels ondersteunt de informaticavakken die veelal het Engels als voertaal gebruiken. Het vak Frans met zijn onderbreking na het secundair onderwijs wordt veeleer stiefmoederlijk behandeld. Het opleidingsprogramma voorziet zowel in economische als meer wetenschappelijk gerichte vakken. Hiermee wordt invulling gegeven aan clusterdoelstelling zes. Naast het algemeen vormend karakter van deze vakken vervullen ze ook een ondersteunende functie voor die opleidingsonderdelen die betrekking hebben op clusterdoelstelling een. De commissie heeft twijfels over de inhoud van wiskunde. Het is niet duidelijk of bijvoorbeeld analyse daadwerkelijk programmeertechnieken ondersteunt.
2.4.6.2 de aandacht in het opleidingsprogramma voor de vaardigheden die het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren ondersteunen Om ervoor te zorgen dat studenten zich in hun later beroep efficiënt kunnen ontplooien, wordt in alle clusters aandacht besteed aan stiptheid, correct taalgebruik en commerciële vaardigheden. Dankzij de projecten die de studenten moeten realiseren voor verschillende opleidingsonderdelen leren de studenten in team en planmatig werken. De projecten zijn te klein van omvang en onvoldoende integrerend om als nabootsing van industriële realiteit te kunnen fungeren.
2.4.6.3 actualiteitsgehalte van het opleidingsprogramma Het systeem van Educational Support Groups binnen de opleiding is een goed instrument om het niveau van de opleidingsonderdelen hoog en actueel te houden. Voor het maken van cursusmateriaal verdelen de lectoren het werk over meerdere leden van de groep. Over de keuze van de handboeken of ander cursusmateriaal wordt in groep beslist. De opleiding heeft samenwerkingsakkoorden met een aantal bedrijven waardoor hun professioneel cursusmateriaal mag worden gebruikt. Voor bepaalde opleidingsonderdelen wordt dit cursusmateriaal aangevuld met een oefeningenbundel, voor andere opleidingsonderdelen wordt het cursusmateriaal integraal gebruikt. De bedrijven waarmee de opleiding samenwerkt, zijn een motivatie voor haar om elk academiejaar met nieuw cursusmateriaal te werken. Ook de studenten kunnen gebruikmaken van dit materiaal. Via de website van het bedrijf volgen zij de evolutie van de producten en het cursusmateriaal. Het gebruik van bedrijfsmateriaal heeft uiteraard als nadeel dat de opleiding enigszins als firmagebonden aandoet. Zo komt bijvoorbeeld .Net niet aan bod. De posthogeschoolvorming heeft een belangrijke invloed op het actualiteitsgehalte van het opleidingsprogramma door het gebruik van het cursusmateriaal, en door lectoren die er lesgeven of volgen.
2.4.6.4 sequentiële opbouw en coherentie van het opleidingsprogramma Het programma is coherent opgebouwd. Bij curriculumwijzigingen zien de verschillende actoren erop toe dat het programma coherent blijft en dat hiaten of overlappingen worden vermeden. Een aantal principes waarop het opleidingsprogramma is gebaseerd, geven reeds een sequentie aan van de opleidingsonderdelen. C-taal is een ondersteunend opleidingsonderdeel voor objectgeoriënteerd programmeren met Java. De fundamenten van Java moeten grondig gekend zijn vooraleer de studenten het opleidingsonderdeel gedistribueerd programmeren kunnen aanvatten. Gegevensbeheer (binnen dataorganisatie) wordt in het eerste jaar gegeven als ondersteunend vak voor andere opleidingsonderdelen zoals Oracle, Progress en Visual Basic. Ook het onderdeel programmastructuren moet worden gezien als de instap naar het eigenlijk programmeren. Voor Multimedia moet er eerst een duidelijk begrip zijn van HTML alvorens kan worden gestart met een tool als Dreamweaver. Computerarchitectuur is een opleidingsonderdeel in het eerste jaar dat de meeste andere informaticavakken ondersteunt. Ook de niet-specifieke informaticavakken die in opeenvolgende jaren worden gegeven (economie, boekhouden, Frans en Engels) kijken nauwlettend toe op de samenhang en de fasering van het leerproces. De procedure van het kwaliteitshandboek dwingt de opleiding de curriculumwijzigingen in een bredere context te analyseren. De commissie stelt ook vast dat deze wijzigingen omstandig moeten worden gemotiveerd in een dossier.
2.4.6.5 aandacht voor de karakteristieken van de studenteninstroom De instroom bestaat gemiddeld voor 50 % uit ASO-studenten, 50 % TSO-studenten, sporadisch ook BSO- en KSO-studenten. Ongeveer een kwart van de instroom heeft hetzij universiteit, hetzij HOBU geprobeerd. Er
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
99
bestaat een procedure waar deze laatste groep studenten een IAJ of studieduurverkorting kunnen aanvragen in functie van hun resultaten. Voor erkende topsporters staan faciliteiten ter beschikking. Ook gehandicapten kunnen bijzondere begeleiding krijgen.
2.4.6.6 aanbod en structuur van flexibele leerwegen in het opleidingsprogramma Het departement hanteert het credit systeem. Om een credit te bekomen moet de student aan alle examens van het jaar hebben deelgenomen en minstens 50 % als globaal cijfer hebben behaald. Het examencijfer 10 geeft aanleiding tot een over te dragen credit, waaruit een IAJ kan ontstaan. Over de overdracht van vakonderdelen die studenten hebben gevolgd in een andere instelling, beslist het departementshoofd.
2.4.6.7 het niveau en de inhoud van de opleidingsonderdelen. De studiefiches beschrijven voor elk vakonderdeel de doelstellingen, de inhoud, het studeermateriaal, de beoordelingsvorm en de onderwijsvorm. Het niveau wordt door de vakgroepen streng bewaakt. Door de vele bijscholingen zijn de lectoren hoog gespecialiseerd, wat borg staat voor het hoge onderwijsniveau.
2.4.7
afstudeerwerk en/of werkveldervaring
2.4.7.1 opvatting(concept), inhoud en niveau De laatste negen weken van het academiejaar zijn voorbehouden voor de stage. De stage en in het bijzonder het stageverloop hebben tot doel om de studenten, voor het verlaten van de hogeschool, kennis te laten maken met de praktische organisatie van een bedrijf of instelling, de werking, het werkmilieu, het gebruik van de uitrusting, het werkritme en de menselijke verhoudingen. De studenten beschikken over een uitgewerkt stagedossier, dat tot doel heeft de studenten van het tweede jaar te informeren. In het stagedossier worden de volgende items besproken: het doel van de stage; de stageperiode; toelichting van de stagedocumenten; een individuele stage of een stage met meerdere studenten; de begeleiding van de stages; de beschrijving van de begeleiding door de school; de voorbereiding en de afwerking van de stage; het eindwerk; het juryexamen; de abstracts; de beoordeling; het vinden van een goede stageplaats; een overzicht van stagebedrijven. De opleiding organiseert al enkele jaren een stageverkenningsdag voor de studenten van het tweede jaar. Op deze dag wordt het stagedossier toegelicht en worden enkele stagebedrijven voorgesteld.
De stagecoördinator stuurt de stagewerking. Hij is voorzitter van de vakgroep stagewerking. Hij organiseert de stageverkenningsdag en is verantwoordelijk voor de screening van nieuwe stageplaatsen (in samenspraak met collega’s uit de stages-educational support group). De coördinator maakt samen met de administratie de stagecontracten. In overleg met de collega’s worden vervolgens de interne begeleiders van de stages aangeduid, die nu verder voor de aparte projecten de stagewerking coördineren en sturen. Zij volgen de stages op via bezoeken aan de bedrijven en wekelijkse rapportering van de stagiairs. Deze begeleiding situeert zich op het vlak van de planning, het structureren van het eindwerk, en in mindere mate op het vlak van de technologie. De externe promotoren begeleiden en sturen de student in zijn concreet stageproject. De student zal zich voor technologische ondersteuning steeds op deze begeleider kunnen beroepen. Hij/zij vindt alle relevante informatie over de stages on line via Blackboard. Rond de vijfde stageweek moeten alle studenten een korte omschrijving van hun project doormailen naar de administratie. Deze korte omschrijving moet eerst gelezen en goedgekeurd worden door de interne begeleider. Ze moet worden opgesteld volgens het skelet dat ze terugvinden op Blackboard. Na het beëindigen van de stage verdedigen de studenten hun werk voor een jury. Deze jury bestaat traditioneel uit de externe stagebegeleiders van de stagebedrijven, externe personen uit het werkveld en lectoren van de hogeschool. De externe begeleiders moeten zich in de jury beschouwen als juryleden voor alle studenten. Hierdoor zullen zij niet alleen de stagiairs evalueren die zij zelf begeleid hebben, maar ook andere stagiairs. Het geeft hen de mogelijkheid om de verschillende eindwerken beter te evalueren. In deze beoordeling wordt zowel rekening gehouden met de inhoud van het werk als met de manier waarop de studenten het eindwerk presenteren en verdedigen. Er wordt vastgesteld dat bedrijven de neiging hebben om meerdere studenten aan eenzelfde project te laten werken. Dit heeft waarschijnlijk meer te maken met het toenemend aantal stagiairs dan met een principiële houding. Sommige studenten doen hun stage in de onderzoekscel. Dat kan bezwaarlijk als kennismaking met een industriële werkvloer worden beschouwd. 40 % van de studenten van de voorbije zes jaar werden later aangeworven door het bedrijf waar zij stage liepen.
2.4.7.2 begeleiding (o.a. duidelijkheid regelingen en voorzieningen) Elke student krijgt een lector als stagebegeleider toegewezen, die een bezoek brengt aan de stageplaats. Hij beoordeelt of ze aan de verwachtingen voldoen en of het bedrijf een stagementor ter beschikking kan stellen die de student moet begeleiden. Deze stagementor wordt geacht een beoordeling in gestandaardiseerde vorm over het verloop van de stage uit te brengen. De beoordeling moet naast een oordeel over de kennis ook een oordeel bevatten over de inzet en persoonlijkheid van de betrokken stagiair. De stagebegeleidende lector bezoekt gedurende de stage minstens tweemaal het bedrijf. In de voorbereidende fase van de stage heeft hij verschillende keren contact met het bedrijf. De korte duur van de stage blijft een handicap om er het maximum uit te halen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
101
2.4.7.3 beoordeling (gehanteerde criteria en wijze van beoordeling) De begeleider van de hogeschool en de begeleider van het bedrijf werken samen aan de uiteindelijke beoordeling van de stages. De stage zelf telt voor 2/3 mee in het eindresultaat. De criteria voor de beoordeling van de stage zijn de volgende: studie (40 %); implementatie (45 %); houding en vaardigheden (15 %): leerhouding en beroepshouding; administratieve vaardigheden; communicatievaardigheden. De opleiding heeft ervoor gekozen het definitieve evaluatiedossier samen met de externe begeleider in te vullen. Op die manier kan de onderlinge informatie-uitwisseling het best verlopen. De beoordeling van het werk en de presentatie tellen voor 1/3 mee in het eindresultaat.
2.4.7.4 relatief gewicht in de opleiding Binnen het curriculum van het derde jaar hebben de stages een gewicht van 15 studiepunten op het totaal van 60. Gezien het belang voor de vorming van de student lijkt dit relatief weinig. De studenten delen deze mening.
2.4.8
internationale dimensie
Het departement Handelswetenschappen en Bedrijfskunde werkt met een vakgroep internationalisering onder leiding van een coördinator. De opleiding TI heeft tot nog toe weinig aandacht besteed aan internationalisering, maar wil hier op korte termijn verandering in brengen en een aantal concrete acties opzetten. Binnen de opleiding werd hiervoor een subgroep internationalisering opgericht en er werden coördinatoren aangesteld. De lectorenmobiliteit is praktisch onbestaand in de opleiding. Met het oog op de organisatie van internationale stages heeft de opleiding een Leonardo-project ingediend. De opleiding werkt mee als partner aan het Europees IP-project dat door de Brugse Simon Stevin Hogeschool ingediend werd. De opleiding neemt deel aan het drielanden EU-regio-project dat tot doel heeft de contacten tussen de bedrijven en studenten in de EU-regio te bevorderen. Enkele lectoren van de opleiding hebben deelgenomen aan de internationale conferentie van ‘Businet’ in oktober 2002 in Ierland. Businet is een internationaal netwerk van 50 Europese hogescholen. Voor hun bijscholing hebben sommige lectoren deelgenomen aan studiedagen buiten België. Het zijn echter persoonlijke initiatieven. Gemiddeld lopen er een tiental studenten stage in het buitenland, meestal in Nederland. Slechts in weinige gevallen wordt een beroep gedaan op Socrates-beurzen. Door aankondigingen op Blackboard hoopt de opleiding daar verbetering in te brengen. In het belang van de ontvoogding en een grotere mondigheid van de studenten menen de commissieleden dat een ruimere kijk over de grenzen toch wenselijk is. Bijkomende inspanningen zijn zeker nodig.
Via Businet zijn er contacten met het Athlone Institute of Technology in Ierland. Met deze instelling wordt een voorstel tot samenwerking uitgewerkt in het kader van studentenuitwisseling.
2.4.9
leersituatie
2.4.9.1 onderwijsvormen De onderwijsvormen die gehanteerd worden in de opleiding zijn: hoorcolleges en werkzittingen. Projectwerking en stages worden beschouwd als werkzittingen. In de hoorcolleges worden de concepten aangeleerd. In de werkzittingen worden deze concepten dan ingeoefend met behulp van leergesprekken, het uitvoeren van taken, en opzoekingsopdrachten. Het is voornamelijk in deze werkzittingen dat men het explorerend gedrag van de studenten tracht aan te wakkeren Via het realiseren van verschillende projecten leren de studenten in team en planmatig werken. De projecten blijven echter kleinschalig. De stage verrijkt de student zowel op het gebied van kennis als van vaardigheden. De opleiding is een zeer praktijkgerichte opleiding. Ook stelt men zich tot doel om de studenten een solide technologische kennis bij te brengen. Binnen de opleiding constateert men een voorzichtige evolutie naar meer begeleide zelfstudie. De ondersteuning van deze studie gebeurt hoofdzakelijk via Blackboard. De opleiding is eerder klassiek qua werkvormen. Als pluspunt kan men de bereidheid van de lectoren tot individuele benadering aanstippen. Blackboard wordt intensief gebruikt, eerder informatief dan als innovatief leermiddel. Men overweegt de projecten omvangrijker en meer integrerend te maken. Hoorcolleges vullen ca 36 % in het eerste en tweede jaar van het curriculum, werkzittingen ca 64 %. Dit loopt op tot ca 86 % in het laatste jaar tengevolge van de stage. Voor het berekenen van de studielast wordt ervan uitgegaan dat de student voor elk uur hoorcollege nog drie uur thuis werkt. Voor elk uur werkzitting rekent men erop dat de student nog 1.5 uur extra werkt. Dit geeft een gemiddelde jaarstudielast van ca 1650 uur in het eerste en tweede jaar en ca. 1730 uur in het laatste jaar. Gemiddeld zijn er 22 contacturen per week. De studietijd is een schatting. Er zijn geen ernstige metingen uitgevoerd. Opgemerkt moet worden dat hoorcolleges en werkzittingen dikwijls door elkaar verlopen. De aangegeven percentages zijn derhalve zeer theoretisch.
2.4.9.2 leermiddelen De bestaande cursussen en oefenbladen zijn zeer verzorgd uitgegeven. Het kwaliteitshandboek heeft in dit verband duidelijke voorschriften. De keuze en het uitwerken van de leermiddelen gebeuren veelal via teamwork binnen de Educational Support Groups. De gebruikte leermiddelen worden in de studiegids beschreven.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
103
Voor een groot aantal opleidingsonderdelen wordt de cursus ondersteund met cd’s of websites, bijvoorbeeld ‘Progress’ en ‘Lotus Notes’. Ook voor de cursus ‘O&O-design & Java’ voorziet men een cd met de nodige software zodat de studenten vlot de nodige installaties kunnen doen. Met de firma Oracle heeft men een OAI-overeenkomst (Oracle Academic Institute) waardoor de studenten via het internet de nodige software kunnen downloaden. De Hogeschool heeft gekozen voor Blackboard als standaardteleleerplatform. In een aantal opleidingsonderdelen is het gebruik hiervan al sterk ingeburgerd. In de computerlabo’s maakt men gebruik van ‘NetOp school’. De lesgever kan met deze tool zijn scherm doorsturen naar alle studenten in het labo. Men kan ook het scherm, het toetsenbord en de muis van de pc van een student overnemen, indien men hem op afstand wil helpen met het oplossen van problemen. Wanneer deze problemen, of de oplossing ervan doorgegeven wordt aan de hele groep in het labo kan dit scherm weer uitgestuurd worden naar de pc’s in de klas.
2.4.10
toetsing en evaluatie
2.4.10.1 de verschillende evaluatievormen (concept, in relatie tot de doelstellingen van de opleidingsonderdelen en de opleiding als geheel, gerichtheid van de evaluatie op het toetsen van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, moeilijkheidsgraad) De evaluatievormen die worden toegepast in de opleiding zijn: het schriftelijke examen (mogelijk afgenomen op digitale wijze), het mondelinge examen (mogelijk met een voorbereiding op digitale wijze), en de permanente evaluatie. In het eerste jaar heeft permanente evaluatie minder dan 7 % van het totale gewicht. Het gewicht neemt toe in de hogere jaren. Het toetsen van de praktische kennis van de studenten gebeurt voor een groot deel door de organisatie van praktijkexamens in de computerlabo’s. Voor sommige opleidingsonderdelen wordt er een bijkomende mondelinge verdediging voorzien. Een aantal opleidingsonderdelen worden geëvalueerd op basis van een combinatie van meerdere evaluatievormen. Zij krijgen elk hun eigen gewicht. In de studiegids wordt de evaluatievorm en zijn gewicht per opleidingsonderdeel beschreven.
2.4.10.2 criteria en wijze van beoordeling door de evaluatoren Het kwaliteitshandboek legt zeer omstandig de verantwoordelijkheden, de bevoegdheden, en de te volgen procedures vast. Ook de mogelijke examenvormen, de principes waaraan examens moeten voldoen, én het verloop van de examens worden duidelijk toegelicht. Het toetsen of de examenvragen beantwoorden aan de voorgestelde principes gebeurt tijdens een opleidingsraad o.l.v. het opleidingshoofd na de examens van de tweede zittijd en voor 1/11.
2.4.10.3 criteria en wijze van beoordeling van de examencommissie De examencommissie bestaat uit het departementshoofd, de examenombudsman en alle leden van het onderwijzend personeel belast met een opdracht in het betrokken jaar. De commissie wordt voorgezeten door het departementshoofd.
Het departementshoofd en één personeelslid per opleidingsonderdeel hebben stemrecht in de commissie. Indien een opleidingsonderdeel door meerdere lectoren wordt gegeven, wordt er gebruik gemaakt van een coördinerend verantwoordelijke. De stemgerechtigde leden hebben telkens één stem (ook al zijn ze coördinerend verantwoordelijke voor meerdere opleidingsonderdelen). De beslissingen van de examencommissie worden bij unanimiteit genomen; zoniet wordt er een geheime stemming gehouden. De student die ten minste 10 op 20 op elk opleidingsonderdeel behaalt, is de jure geslaagd.
2.4.10.4 organisatie van toetsen en examens Bij het opmaken van de examenroosters van de eerste zittijd vertrekt men van het principe dat examens op een halve dag worden georganiseerd en dat de examens gescheiden worden door minstens één vrije dag. Dit betekent dat de studenten nooit meer dan drie examens per week hebben. De studenten worden drie weken vooraf in kennis gesteld van het rooster.
2.4.10.5 transparantie van de evaluatie Na de deel- of semesterexamens wordt de mogelijkheid voorzien om de resultaten te bespreken en de examens in te zien. De studenten hebben dan ook individueel de kans hun resultaten met de betrokken lector te bespreken. Op het einde van het academiejaar kunnen de studenten hun examens inzien op de daarvoor voorziene dagen, dit evenwel na deliberatie. Tevens krijgen alle niet geslaagden de kans hun resultaat te bespreken met hun groepsbegeleider. Er zijn geen problemen gemeld door de studenten.
2.4.11
studie- en studentenbegeleiding
2.4.11.1 studenteninstroom Tot vorig jaar steeg het aantal studenten eerder spectaculair. Dit jaar echter was er een niet verwaarloosbare daling. Gemiddeld heeft men ASO en TSO studenten in gelijke verhouding met stijgend aantal ASO studenten. KSO en BSO studenten vormen een kleine minderheid. Ca ¼ van de instroom heeft hetzij HOBU hetzij universiteit achter de rug. Ongeveer zijn beursstudenten. Voor onvoldoende voorbereide potentiële studenten worden gedurende de maanden augustus stoomcursussen in wiskunde, boekhouden en economie georganiseerd. Vroeger op de campus Hasselt en nu op de campus Diepenbeek. Bij de inschrijving verkrijgen de studenten een algemene en een departementale studiegids.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
105
Voor de start van het academiejaar wordt er een introductiedag georganiseerd waarop de studenten kennis maken met de opleiding. In de algemene sessie van deze dag worden de studenten wegwijs gemaakt in de verschillende facetten van de opleiding. De lectoren die lesgeven in het eerste jaar stellen hun respectievelijke opleidingsonderdelen voor. De sociale dienst en de studentenverenigingen presenteren hun werkzaamheden. Men besteedt aandacht aan de infrastructuur en het maken van afspraken rond het gebruik ervan. Tenslotte worden de lessenroosters verklaard. De studenten worden vervolgens rondgeleid in de verschillende locaties waar zij les hebben; zij bezoeken de mediatheek, de cursusdienst en het secretariaat. Men eindigt de introductiedag met de indeling van de studenten in theoriegroepen en labogroepen. De opleiding wordt op infodagen, infoavonden en open deur dagen toegelicht aan de hand van een aantal slides. Deze geven een duidelijk inzicht in de aard van de opleiding en de vereiste voorkennis. Tijdens de opendeurdagen worden de geïnteresseerden rondgeleid in de verschillende labo’s waar de lectoren hun opleidingsonderdelen toelichten. Er bestaat een website waar alle relevante informatie betreffende de Hogeschool en de opleiding te vinden is. Er worden geen specifieke activiteiten t.o.v. het secundair onderwijs vermeld.
2.4.11.2 studiebegeleiding en studentenbegeleiding Er bestaat enkel een gestructuurd monitoraat voor het eerste jaar, dit wordt ingevuld door de lectoren van de opleidingsonderdelen: Progress en wiskunde. Wel bestaat er voor elke vakgroep een verantwoordelijke voor vakspecifieke studiebegeleiding waar studenten op aanvraag individueel beroep kunnen op doen. Een viertal weken na de partiele examens wordt er opnieuw een gesprek georganiseerd voor alle eerstejaarsstudenten. Tijdens dit gesprek zullen de mentoren kort een juiste perceptie geven van de behaalde resultaten om dan samen even te kijken naar de nabije toekomst.
De algemene studiebegeleiding is niet at te best ingevuld in de hogere jaren. Men werkt in feite eerder traditioneel met een klassieke ondertoon. Sommige lectoren beantwoorden stipt de vragen die zij langs internet toegespeeld krijgen. De studenten zijn tevreden met de studieorganisatie. Bij de inschrijving verkrijgen de studenten een algemene en een departementale studiegids, waarin alle nuttige informatie aanwezig is. Het belang van deze studiegids wordt misschien onvoldoende onderlijnd. De psychosociale begeleiding wordt verzorgd door SOVOHL. Binnen de opleiding wordt er per studiejaar gewerkt met een examenombudsman/vrouw. Deze wordt ieder jaar aangeduid door het departementshoofd op voorstel van de studentenraad. Hij/zij onderzoekt alle klachten in verband met het niet naleven van de examen-en deliberatieregels en alle aangelegenheden die rechtstreeks met de organisatie van het examen te maken hebben. Hij/zij treedt bemiddelend op tussen de studenten en de examen-commissie. De ombudsfunctie is weinig bekend bij de studenten. Er zijn studentenvertegenwoordigers in de raad van bestuur en de departementsraad. Bovendien bestaat er een overkoepelende studentenraad. Alle afgevaardigden worden democratisch verkozen. De opleiding moedigt de studenten aan om deel te nemen aan de activiteiten.
2.4.12
studeerbaarheid en studierendement
Als belemmerende factor moet ongetwijfeld de zeer heterogene instroom vermeld worden. Vooral in het eerste jaar is voor sommigen het niveau te hoog; voor anderen te laag. Het aangeboden studiemateriaal is aangepast en voldoende. De globale slaagcijfers voor TSO studenten blijven echter laag. Kijkt men in detail naar slaagcijfers per vakonderdeel dan stelt men vast dat voor de specifieke informaticavakken er geen noemenswaardig verschil bestaat tussen TSO en ASO studenten. De verschillen zijn echter groter voor de algemene vakken, voor de vakken economie (11 % - 29 %), wiskunde (29 % 59 %), boekhouden (35 % - 51 %) en Engels (49 % - 76 %). De TSO studenten worden derhalve in het eerste jaar weggeselecteerd in vakken die niet tot de basiskennissen van een informaticus behoren. De geciteerde cijfers zijn de resultaten van een partieel examen en geven aldus een beperkt beeld. De normale doorstroomstudie voor TSO studenten is het graduaat, voor ASO studenten HOBU of universiteit. TSO studenten komen zeer dikwijls uit bevolkingslagen waar studeren niet de norm is. Bovendien bestaat er in het TSO een fundamenteel verschillende onderwijsaanpak. Het lijkt dat de opleiding zich moet bezinnen of zij wat algemene aanpak, betreft zij zich niet eerder richt naar ASO studenten dan wel naar TSO studenten. Ook de vakken C en O-O design en Java verdienen aandacht, daar slagen minder dan de helft van alle studenten. In tegenstelling tot alle andere hogescholen presteren meisjes slechter dan jongens. Er bestaat geen betrouwbare meting van de reële studietijd.
2.4.13
afgestudeerden
De Hogeschool werkt sterk business-georiënteerd. Zodoende zijn er tal van activiteiten waardoor de laatstejaarsstudenten de stap naar de bedrijfswereld vlotter kunnen maken. De Hogeschool organiseert ook Jobdays waar de bedrijven zich komen voorstellen als toekomstige werkgevers. De plaatsingsdienst van de vzw SOVOHL informeert de studenten over de verschillende jobaanbiedingen die zij binnenkrijgt. De afgestudeerden van de laatste zes jaar werden telefonisch bevraagd. Op deze wijze kreeg men een inzicht in de gebruikte programmeeromgevingen, de ingenome functies, de tevredenheid over de opleiding, de aard van de tewerkstelling en de verloning. Bij de globale appreciatie scoorde organisatie van de opleiding het minst. Er wordt jaarlijks voor de afgestudeerden een ‘homecoming’ dag georganiseerd. Afgestudeerden participeren in de onderzoekscel JLAB, en werken mee aan de uitbouw van de posthogeschoolvormingen binnen de nieuwe ‘Networking Academy’. De afgestudeerden hebben een goede reputatie op technologisch vlak. Maar ook hun sociale en communicatievaardigheden worden hoog ingeschat. Alle afgestudeerden hebben werk. De grote meerderheid is nog op hun eerste job of veranderde mogelijk slechts één keer van werk. De opleiding beschikt niet over een formele feedback van de bedrijven over de afgestudeerden.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
107
Bij de telefonische enquête werd vastgesteld dat de grote meerderheid der ondervraagden de diverse aspecten van de opleiding goed tot uitstekend beoordeelden.
2.4.14
maatschappelijke dienstverlening
De opleiding TI wil zich in de toekomst binnen de EU-regio duidelijk profileren via posthogeschoolvorming en dienstverlening. Men heeft een ‘Networking Academy’ opgericht waarin de volgende onderdelen hun plaats vinden: Java Networking Academy Linux Networking Academy Multimedia Academy De valorisatie van het technologisch onderzoek van de onderzoeksgroep Jlab gebeurt onder meer via ‘Technology Days’. Drie sessies werden reeds georganiseerd: Jini Technology (één dag), UML Technology (twee dagen) en J2EE TECHNOLOGY (vijf dagen). De opleiding is vertegenwoordigd in de wetenschappelijke adviescommissie van het wetenschapspark Diepenbeek. De opleiding maakt deel uit van de werkgroep ‘multimedia’ van het kenniscentrum Limburg. Er is op niveau van de hogeschool geen administratieve structuur aanwezig om dienstbetoon te begeleiden.
2.4.15
onderzoek
Er werden bij het HOBU- fonds reeds drie projecten ingediend. Het laatste ‘Ontwikkeling van een Framework voor Distributed Task Systems op basis van Java Technology’ werd weerhouden en kreeg subsidie van 9.384.140 bef. Er zijn diverse bedrijven als partner, de Vrije Universiteit Brussel is de wetenschappelijke partner. Vanaf januari 2004 zal de onderzoekscel starten met een nieuw HOBU onderzoeksproject: ‘Gedistribueerd mobiliteitssysteem gebruik makend van JXTA en J2ME’. De maximale steun voor dit project zal € 263.549 bedragen. De onderzoekscel Jlab werd opgericht om het onderzoek in het kader van het bovenstaande HOBU-project uit te voeren. De cel wordt geleid door twee lectoren van de opleiding. De Hogeschool Limburg heeft zich geëngageerd om het project op eigen begroting voor drie maanden te financieren. Hierdoor wordt een extra stimulans gegeven aan het onderzoek binnen de opleiding.
2.5
Hogeschool voor Wetenschap & Kunst
2.5.1
beschrijving van het beleid en de kwaliteitszorg van de opleiding
2.5.1.1 voorstelling van de opleiding De Hogeschool voor Wetenschap & Kunst is een multidisciplinaire hogeschool met vestigingen in Brussel, Gent, Leuven en Sint-Katelijne-Waver. De hogeschool telt acht departementen: Architectuur, Bedrijfskunde, Audiovisuele & Beeldende kunst, Handelswetenschappen, Industriële Wetenschappen, Muziek, Dramatische Kunst en Onderwijs, Technologie en Toegepaste Taalkunde. De hogeschool is geassocieerd met de Katholieke Universiteit Leuven. Het hoogste orgaan van de Hogeschool voor Wetenschap & Kunst is de raad van beheer. Die heeft een groot gedeelte van zijn bevoegdheden gedelegeerd naar vijf beleidsraden die één of meerdere departementen en bijbehorende campussen beheren. De beleidsraad waaronder het departement Bedrijfskunde ressorteert, is de beleidsraad HONIM-Narafi. Verder bestaan er op de hogeschool allerlei coördinatiecommissies. De opleiding Toegepaste Informatica maakt deel uit van het departement Bedrijfskunde (campus HONIM). Ze wordt in feite geleid door de opleidingscoördinator. De opleiding TI is ontstaan in het Narafi, waar zij op het ogenblik van de fusie in afbouw was. De fusie heeft samen met de verhuis naar een nieuwe campus de opleiding doen herleven. De consequente toepassing van de onderwijsvisie van het departement op de opleiding Toegepaste Informatica zorgt ervoor dat de informaticastudent op macroniveau een opleiding krijgt waarbij de klemtoon ligt op de toepasbare kant van de informatica, veeleer dan op een brede wiskundige basis. In de opleiding nemen opdrachten en oefeningen een belangrijke plaats in. Het vermogen tot abstraheren en het analytisch denken worden aangescherpt in bepaalde opleidingsonderdelen. Bovendien wordt ernaar gestreefd de student voor te bereiden op volwaardig functioneren binnen een bedrijf. Daarom krijgen algemene bedrijfskundige vaardigheden zoals communiceren, kritisch oordelen, probleemgericht werken en samenwerken in teamverband de nodige aandacht. Projectwerk vervult hierbij een belangrijke rol. Deze facetten zullen in de toekomst nog belangrijker worden, ook in de vakspecifieke opleidingsonderdelen. Op microniveau krijgt de student een evenwichtige opleiding die gekoppeld wordt aan de evolutie en ontwikkeling in de informatica. De afgestudeerde moet over die vaardigheden beschikken die hem/haar de mogelijkheid geven te evolueren in de verschillende richtingen waarin een informaticus zijn carrière kan uitbouwen: programmeren, systeem/netwerkbeheer en databeheer. Op termijn moet de afgestudeerde ook kunnen uitgroeien tot systeemanalist. In het leerproces is studiebegeleiding van essentieel belang. Ze wordt aangeboden op maat van de student, onder meer aan de hand van het e-learningplatform NETG en de individuele begeleiding bij de praktijkvakken. De informaticavakken geven inzicht in de gestructureerde wijze van programmeren: de opleiding start met MS Office, systeemanalyse, programmaontwerp, Unix, Java, SQL, Oracle en C en C++. De technische kennis van informaticasystemen wordt ondersteund door basiskennis hardware, systeemsoftware, datacommunicatie en netwerken.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
109
Het lectorenkorps is jong, werd recent aangeworven en geeft blijk van veel inzet. De lectoren geven ondersteuning aan het totale informaticasysteem van de school. De algemene ondersteunende vakken worden gegeven door lectoren die verbonden zijn aan de andere opleidingen. Het is een kleine opleiding (dit academiejaar zijn er in totaal 128 studenten). Er zijn goede slaagcijfers in het eerste jaar, matige slaagcijfers in het tweede jaar. De meerderheid van de studenten is afkomstig uit het TSO, 10 % van de studenten komt uit het BSO. Hiermee beantwoordt HONIM aan de roeping van een graduaatopleiding als doorstroomrichting van een technisch secundaire opleiding. De opleiding wordt afgesloten met een 15 weken durende stage. Door deze stage kunnen de studenten kennis maken met de realiteit, en via de stagebegeleiders houdt de opleiding contact met het werkveld.
2.5.1.2 beschrijving van het beleid, algemene strategie en/of doelstellingen internationalisering, maatschappelijke dienstverlening, onderzoek, ...
inzake
onderwijs,
De organisatiestructuur is uitgewerkt beschreven in het ZER, maar de ware aard van de beslissingstructuur op elk niveau is onduidelijk. Dit valt niet te verwonderen gezien de enorme spreiding van de campussen en van het aantal departementen. In feite staat het departement grotendeels op zichzelf. Optie- en opleidingscoördinatoren, de coördinator academische planning, het departementshoofd en de coördinator internationalisering en voortgezette opleidingen (sinds september 2002) vormen samen de departementale staf, die tweewekelijks vergadert en onder meer een forum biedt voor de coördinatie tussen de verschillende opleidingen. Sinds het academiejaar 2002-2003 maken zowel de coördinator internationalisering en voortgezette opleidingen als de coördinator interne kwaliteitszorg deel uit van de departementale staf. Een gemeenschappelijke visie wordt door alle personeelsleden samen tot stand gebracht in een geest van collegialiteit en gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het algemeen belang. De relatie met studenten, oudstudenten, hun omgeving en externe betrokkenen wordt gekenmerkt door een servicegerichte aanpak. Er worden regelmatig tevredenheidsenquêtes uitgevoerd in alle opleidingen. Die worden wel gebruikt om de realisatie van de visie bij te sturen. De gemeenschappelijke visie omvat de volgende aspecten: -
Onderwijs: Inzake onderwijs en vorming tracht de opleiding TI kwalitatief hoogstaande opleidingen aan te bieden met het oog op het afleveren van gegradueerden (professionele bachelors). Dit betekent dat het onderwijs erop gericht is studenten de kans te geven zich te bekwamen in beroepsvaardigheden en sociaal-ethische vaardigheden, die hen enerzijds klaarstomen voor de arbeidsmarkt waar ze onmiddellijk inzetbaar zijn en hen anderzijds voldoende voorbereiden om door te stromen naar het masterniveau. Dit laatste is evenwel nog onduidelijk. Op het niveau van de hogeschool en binnen de associatie wordt deze overgang van bachelor naar master voorbereid.
-
Maatschappelijke evoluties en de veranderende opvatting over onderwijs en leren zetten de opleiding ertoe aan om in te spelen op nieuwe vormen van onderwijs met als doel het onderwijs te verbeteren en het leerproces bij studenten te bevorderen. De docent vervult niet langer de rol van lesgever, maar van coach in een proces van leren leren. Daarbij mag het niet gaan om een revolutionaire aanpak, maar veeleer om een evolutionaire aanpak, waarbij voortgebouwd wordt op de verworvenheden van het verleden. Deze onderwijsvisie heeft ongetwijfeld de recente aanwervingen helpen bepalen. Er is wel degelijk een onderwijsvisie, maar die wordt vanuit de basis gegenereerd, veeleer dan dat ze vanuit het bestuur wordt opgelegd. De visie is nog niet volledig geïmplementeerd, maar manifesteert zich wel in de (recente) rekruteringen.
-
Opvoeding: Als katholieke onderwijsinstelling heeft het departement een opvoedende taak waarbij de nadruk wordt gelegd op het overbrengen van waarden zoals zin voor verantwoordelijkheid, professionalisme, respect, eerlijkheid, luisterbereidheid, hulpvaardigheid en solidariteit.
-
Strategische samenwerking met binnenlandse partners: Binnen de hogeschool voor Wetenschap & Kunst, in Brussel en binnen de associatie met de Katholieke Universiteit Leuven moet een strategische, structurele samenwerking ontstaan tussen de professionele bacheloropleidingen en de masteropleidingen met het oog op de oriëntatie van abituriënten, de heroriëntering van studenten, de onderlinge afstemming van het opleidingsaanbod, het creëren van flexibele leerwegen en effectieve doorgroeimogelijkheden en de ontwikkeling van ICT.
-
Strategische samenwerking met buitenlandse partners: De bestaande samenwerkingsakkoorden met buitenlandse onderwijsstellingen worden geëvalueerd. De initiatieven inzake studenten- en lectorenmobiliteit worden gestimuleerd. Daarnaast worden nieuwe initiatieven ontwikkeld met het oog op het verruimen van de internationale dimensie van de opleidingsprogramma’s. De coördinator internationalisering en voortgezette opleidingen geeft de indruk goed op de hoogte te zijn van de ontwikkelingen op het vlak van onderwijs in andere Europese landen.
-
Maatschappelijke en wetenschappelijke dienstverlening: Staat nog in zijn kinderschoenen.
2.5.1.3 beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg De formele aspecten van de kwaliteitszorg zijn uitvoerig behandeld in het ZER. Het EFQM-TRIS-instrument werd gebruikt en er werd een externe consulent ingeschakeld. Er is een departementale kwaliteitscoördinator aangesteld door het departementshoofd, die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de interne kwaliteitszorg op departementaal niveau. Zij rapporteert rechtstreeks aan het departementshoofd. De TRIS-methode besteedt minder aandacht aan de inhoudelijke aspecten van de opleiding. De kwaliteitscoördinator zit de Departementale Commissie Onderwijskwaliteitszorg voor, vertegenwoordigt het departement op de Werkgroep Kwaliteitszorg van de hogeschool en op de vergaderingen van TRISgebruikers. Daarnaast coördineert zij de acties die door de DOC worden voorgesteld. De doorstroming van het idee van kwaliteitszorg naar het niveau van de lectoren (vooral van de algemene vakken) is verre van optimaal. Zij hadden bijvoorbeeld geen kennis van het ZER. De opleidingscoördinator TI moet ervoor zorgen dat de opleiding zowel op macro- als op microniveau zinvol en kwalitatief ingevuld wordt. Hij heeft aandacht voor de actualisering van de beroeps- en opleidingsprofielen en waakt erover dat het opleidingsprogramma in overeenstemming is met de geactualiseerde beroeps- en opleidingsprofielen. Dit geheel is een continu proces. Het is de taak van de coördinator om de pedagogische en didactische kwaliteiten en visies van zichzelf en de collega’s (met name de vaklectoren) te bundelen. Dit gebeurt zowel op informele als op formele basis. Tijdens de opleidingsvergaderingen wordt het sturen van de onderwijsontwikkeling, het opvolgen van de onderwijsuitvoering en het instaan voor de onderwijsevaluatie uiteindelijk bekrachtigd. Er worden notulen
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
111
opgesteld van de opleidingsvergaderingen. Er worden op regelmatige wijze enquêtes uitgevoerd en op basis van de enquêteresultaten wordt het beleid bijgestuurd.
2.5.2
concretisering van de kwaliteitszorg in de opleiding
2.1.2.1 concrete uitwerking van de kwaliteitszorg in de opleiding Er bestaat een kwaliteitscoördinator op het niveau van de hogeschool en een kwaliteitscoördinator (dame) op het niveau van het departement. Deze laatste heeft ook nog een leeropdracht. De opleiding tracht de kwaliteit te meten door middel van tevredenheidsenquêtes, zowel bij studenten als personeel. Als er aan de hand van de enquêtes lacunes worden vastgesteld, dan worden die doorgespeeld aan de opleidingsvergaderingen die zich beraden over te nemen acties. De lectoren voelen zich duidelijk bij deze acties betrokken. Het valt te betreuren dat zij quasi niet betrokken zijn geweest bij het opstellen van het ZER. Het is de bedoeling het stageverslag om te vormen tot een zelfevaluatieverslag om zoveel mogelijk interessante informatie naar aanleiding van de stages te verzamelen. Deze informatie zal samen met die van de stagementoren en de stagebegeleiders verwerkt worden in een evaluatierapport van de stages. De aanbevelingen zullen worden gebruikt om het verloop van de stages jaar na jaar te optimaliseren en het opleidingsprogramma kritisch door te lichten. Op die manier wordt getracht de informatie die ingewonnen wordt via de stagebegeleiding samen te brengen en terug te koppelen naar de opleiding.
2.5.2.2 meetresultaten van de opleiding vanuit de interne kwaliteitszorg Uit de jaarlijkse enquêtes tracht de departementale kwaliteitscoördinator trends te distilleren. Wordt er een duidelijke trend vastgesteld, dan wordt soms een bijkomende halfjaarlijkse enquête afgenomen. Het lectorenkorps voor de specialisatievakken TI is nieuw (hoogste anciënniteit twee jaar) waardoor er nog geen echte stabiliteit is bereikt. In juni 2001 werd een personeelsenquête uitgevoerd waarin onder meer het aspect leiderschap werd bevraagd. Verbeterpunten en acties werden besproken op het DOC. Bij deze eerste directe meting van het aandachtsgebied leiderschap lag de tevredenheid van het personeel hoog, namelijk gemiddeld 70 %.
2.5.2.3 verbeterdoelen en acties vanuit kwaliteitszorg in de opleiding De opleiding heeft een programma geërfd van Narafi dat duidelijk aan hervorming toe is, zowel qua inhoud als leermethodes. Het is de bedoeling met gebruik van moderne leermethodes een opleiding tot stand te brengen die aansluit bij de moderne ontwikkelingen in de informatica. Zo werd recent reeds projectonderwijs ingevoerd. Er gaat vooral aandacht naar een coherente opbouw van het programma. De acties worden gepland door uitwisseling van ideeën tussen lectoren onderling en met de kwaliteitscoördinator. Dit gebeurt zowel op informele als op formele basis. De kwaliteitscoördinator is tevens docent, wat het officieus uitwisselen van ideeën en gedachten vergemakkelijkt. Aangezien HONIM een kleine campus is en de opleiding ernaar streeft om dit een meerwaarde te geven, ijvert de coördinator er samen met de collega’s voor om een vlotte en persoonlijke leeromgeving te onderhouden, tussen de studenten onderling, de lectoren onderling, maar ook tussen de studenten en de lectoren. Door deze spontane leeromgeving is het voor de coördinator dan ook gemakkelijker om zowel vakinhoudelijke of organisatorische problemen te behandelen. De acties worden verder geofficialiseerd in de opleidingsvergaderingen.
2.5.2.4 opvolging van de verbeterdoelen en acties vanuit de kwaliteitszorg in de opleiding Er worden geen streefdata vooropgesteld en er bestaat geen geformaliseerd systeem om na te gaan of de doelen die worden nagestreefd, bereikt zijn.
2.5.2.5 kwaliteitscoördinator in de opleiding (verantwoordelijkheid, draagvlak, functioneren) Er is geen kwaliteitscoördinator op het niveau van de opleiding TI, maar er is wel een kwaliteitscoördinator (dame) op het niveau van het departement. Aangezien het een relatief klein departement betreft, is dit geen bezwaar. De dame geeft blijk van grote inzet en door de moeilijkheden bij de overheveling van Narafi naar HONIM bekommert zij zich sterk over de opleiding TI. De sequentiële opbouw en de coherentie van de opleidingsonderdelen over de drie jaar krijgt extra aandacht, zodat een student een zo volledig mogelijk inzicht krijgt in een bepaald vakdomein. Kennis van EFQM-TRIS zal worden aangemoedigd. Er zal onder meer gewerkt worden aan een verbetering van de communicatie tussen de opleiding TI en de overige opleidingen.
2.5.2.6 kwaliteitszorg in het opleidingsteam De goede verstandhouding tussen de lectoren onderling en de kwaliteitscoördinator staat borg voor de kwaliteitszorg. In de opleiding Toegepaste Informatica zal het kwaliteitsgestuurde denken verder worden geïntroduceerd door middel van een interne EFQM-opleiding.
2.5.3
personeel
2.5.3.1 human resources management Bij de overname uit Narafi bevonden de lectoren van de specialisatievakken zich in een ‘burn out’-fase van hun loopbaan. Op hen werd de TBS 55-regel toegepast, één nam vrijwillig ontslag. Er werden tijdens het academiejaar 2000-2001 twee nieuwe lectoren aangeworven, wat ook gebeurde tijdens het academiejaar 2001-2002. Een bijkomende aanwerving werd tijdens het academiejaar 2002-2003 gedaan. De opleiding beschikt bijgevolg voor de specialisatievakken over een jong, deskundig en gemotiveerd kader. Externe vacatures worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, interne vacatures komen op de valven van het personeel. Alle contracten van het OP en ATP worden door twee beheerders van de hogeschool ondertekend. Contractuele personeelsleden en zelfstandige gastprofessoren worden door het departementshoofd aangeworven na overleg met de opleidingscoördinator. Kandidaten worden bevraagd door een selectiecommissie en waar nodig aan de nodige proeven onderworpen. De aanstelling gebeurt door de beleidsraad, op advies van het departementshoofd. Nieuwe lectoren worden begeleid door een mentor, namelijk de vakgroepverantwoordelijke of een meer ervaren collega die hen wegwijs maakt in het departement. Nieuwe personeelsleden krijgen een functiegesprek bij het begin van hun contract, gevolgd door een evaluatiegesprek aan het einde van hun eerste academiejaar.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
113
Functionerings- en evaluatiegesprekken worden aangewend om appreciatie voor het werk van de personeelsleden uit te drukken. Slechts twee lectoren van de huidige ploeg TI-specialisatievakken waren vorig jaar in dienst en hadden reeds een evaluatiegesprek. Er wordt gestreefd naar een evenwichtige taakverdeling. Bij het bepalen van de werklast gaat de opleiding uit van de volgende overwegingen: -
één fulltime OP (100 %) staat gelijk aan een jaarlijkse werklast van 1500-1800 uur; de functie kan ingevuld worden met contacturen, administratieve opdrachten of een combinatie van beide; voor contacturen geldt dat één contactuur per week gelijk staat met een werklast van 75 uur per jaar of 5 % FTE; voor coördinatie-uren geldt dat één coördinatie-uur per week overeenkomt met een werklast van 37,5 uur per jaar of 1,25 % FTE; in principe krijgt iedereen een werklast die niet hoger ligt dan 95 % FTE. De resterende 5 % is bedoeld voor interne en externe infodagen, inschrijving van studenten en andere pedagogische taken.
De jaarlijkse opdrachtverdeling wordt in feite vraaggestuurd. Elke lector ontvangt jaarlijks zijn functiebeschrijving. Aangezien er geen individuele lectorenruimte is, wordt geprobeerd het rooster zo te schikken dat elke lector een vrije dag heeft. De lectoren zijn over het algemeen tevreden over de regelingen.
2.5.3.2 betrokkenheid van het personeel De steunvakken zoals boekhouden, fiscaliteit, wiskunde, statistiek en talen worden gegeven door lectoren uit de andere opleidingen van het departement. Zij hebben duidelijk een veel langere ervaring in het onderwijs, en zijn ook veel conventioneler. De overbelasting van de TI-lectoren in de specialisatievakken is zeer omvangrijk, hoewel niet alle lectoren dat reeds echt aanvoelen. Zij vormen een superactieve equipe en betonen enorm veel inzet. Zij worden ten zeerste geapprecieerd door de studenten. Ondanks de hogere inzet die het projectonderwijs van de lectoren vergt, werd het geïmplementeerd in het tweede en derde jaar.
2.5.3.3 werking van het opleidingsteam Naast het versterken van de taalkennis dragen de taallectoren de verantwoordelijkheid voor het intrainen van communicatievaardigheden. De lessen Engels ondersteunen de informaticakennis. De jonge informaticalectoren werken in uitstekende verstandhouding samen. Het zijn nog ‘freaks’ en staan open voor didactische hernieuwing. Alles gebeurt echter officieus en weinig is geformaliseerd. Dit kan op termijn hinderlijk worden. Zij krijgen echter alle steun van de opleidingsverantwoordelijke en van het departement. Voor alle lectoren van de vakspecifieke opleidingsonderdelen worden onderwijstaken gekoppeld aan informaticadienstverlenende taken zoals bijvoorbeeld softwareondersteuning ten behoeve van de administratie (infomat), advies netwerkbeleid en internetfaciliteiten. Deze groep verzorgt eveneens de implementatie van het intranet. Deze lectoren treden verder occasioneel op als helpdesk voor collega’s OP en ATP en het onderhoud van het pc-netwerk. Hierdoor wordt de expertise binnen de eigen specialisatie ook benut ten dienste van de campus. De belasting die deze taken meebrengen, wordt onderschat.
2.5.3.4 professionalisering van het personeel buiten de technische deskundigheid Enkele lectoren hebben een EFQM-TRIS-opleiding gevolgd. Het is de bedoeling de daar opgedane kennis te verspreiden op interne studiedagen. Niet alle informaticalectoren bezitten een pedagogisch diploma. Wel hebben de meeste onder hen ruime ervaring in de privé-sector waar hun opdracht er precies uit bestond cursisten op te leiden. Toch blijft bijscholing op dit vlak aangewezen. De cijfers over navorming van de TI-lectoren zijn bijzonder laag. De lectoren zijn momenteel te veel bezig met het invullen van hun taken en proberen via zelfstudie bij te blijven. Deze politiek is erg gevaarlijk voor de toekomst, want de belasting verhindert dat de lectoren zich op een redelijke wijze navormen. In de huidige opstartfase is dit onvermijdelijk, maar het ontbreekt aan bewustzijn dat dit moet veranderen om voortijdige burn-out te voorkomen. In het kader van onderwijsvernieuwing worden door de stuurgroep TI seminaries gepland over onder meer een softwarepakket voor elektronische toetsing.
2.5.3.5 technische deskundigheid van het onderwijzend personeel. Door de aanzienlijke belasting worden navorming en bijscholing niet als prioritair aangevoeld. Alhoewel het departementshoofd financiële middelen ter beschikking zal stellen, bestaat er voorlopig slechts een beperkt fonds om bijscholing te bekostigen. De lectoren zijn ook onwetend over de navormingen die door de beroepsorganisaties georganiseerd worden. De aansluiting met de hedendaagse technische vereisten vanuit de industrie wordt vooral bereikt via de begeleiding van de stage. Sinds januari 2000 worden de lectoren administratief ondersteund door een ‘coördinator navorming’. Die probeert het aanbod aan vormingsinitiatieven efficiënt bij de betrokken lectoren te brengen (makelaarsmodel). Tweemaal per jaar krijgen de personeelsleden een nieuwsbrief met een overzicht van de beschikbare opleidingen. Tussendoor wordt informatie over specifieke opleidingen aan de betrokken lectoren bezorgd. De aanvragen tot bijscholing worden aan het departementshoofd ter goedkeuring voorgelegd. De coördinator academische planning regelt de eventuele lesverplaatsingen. Informatica is een jonge wetenschap waarin nog veel nieuwe concepten ontwikkeld worden die slechts na enkele tijd toepassing vinden in de industrie. Scholen dienen ook voor te bereiden op deze nieuwe concepten. De mediatheek beschikt niet over de nodige tijdschriften op basis waarvan het lectorenkorps zich zou kunnen bijscholen. Alhoewel er veel kan worden gehaald op internet, lijkt het volgen van een gespecialiseerde bijscholing toch aan te raden.
2.5.3.6 onderzoeksdeskundigheid van het onderwijzend personeel Er is voor het ogenblik weinig aandacht voor onderzoek. Er is slechts een vaag bewustzijn dat deze activiteit nodig zou kunnen zijn. Verder wordt er niet actief gedacht aan onderzoeksactiviteiten in het kader van de associatie met de Katholieke Universiteit Leuven of in het kader van de BA/MA-hervorming.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
115
2.5.3.7 technische administratieve en organisatorische deskundigheid HONIM is een kleine campus die op zichzelf functioneert, quasi onafhankelijk van de hogeschool. Er is een beperkte administratieve kern die goed werkt. Het departementshoofd beklaagt er zich over dat de lectoren de beslissingen en administratieve richtlijnen, die ze nochtans persoonlijk krijgen, niet eens lezen. Misschien moet op één of andere wijze de papierberg gereduceerd worden. De TI-lectoren staan ook in voor het onderhoud van de administratieve software.
2.5.4
materiële en financiële randvoorwaarden
2.5.4.1 onderwijsruimten De gebouwen van het departement Bedrijfskunde zijn gelegen op een campus met een Franstalige basisschool met 350 leerlingen, een Franstalige secundaire school met 400 leerlingen en een Nederlandstalige basisschool met 145 leerlingen. Dit is geen ideale omgeving voor hogeschoolstudenten. Er zijn onvoldoende aangepaste leslokalen (slechte akoestiek, geluidsoverlast) en de meeste lokalen zijn niet geschikt voor het gebruik van audiovisuele apparatuur. De grootte van de lokalen is berekend op de normen voor het secundair onderwijs van de jaren zestig. Het zijn zeker geen aangename luchtige lokalen. De veiligheid in de buurt is niet altijd gegarandeerd, wat de opleiding onaantrekkelijk maakt voor abituriënten. De bestaande ruimten zijn inefficiënt gespreid. Er is geen aangepaste cafetaria voor studenten. De aard en de uitrusting van de lokalen geven aanleiding tot uurroosterproblemen. Er is slechts één lokaal met zitplaatsen voor een honderdtal studenten. De administratie is ondergebracht in een nabijgelegen gehuurde woning die weinig geschikt is voor dit doel. Er zijn drie taallabo’ss, en de opleiding beschikt over een vijftal mobiele beamers. Er is geen technische onderhoudsdienst op de campus. Het dagelijks onderhoud van de pc’s is een sterke belasting voor de lectoren TI. Ze staan bovendien niet alleen in voor het onderhoud van de pc’s, maar fungeren ook nog als ‘helpdesk’ voor de overige lectoren. Het groot onderhoud van de hardware is toevertrouwd aan een externe firma. De opleiding hoopt volgend jaar naar een nieuwbouw te kunnen verhuizen.
2.5.4.2 mediatheek De mediatheek scoort bijzonder laag: er zijn weinig boeken en tijdschriften, en de leesruimte is uiterst beperkt. Ze wordt door de studenten TI quasi niet gebruikt. Er bestaat een kleine ruimte specifiek voor de TI-studenten qua cursusmateriaal en handboeken. Ook NETG en de MSDN-collectie zijn voorradig maar de collectie is hoger onderwijs onwaardig.
2.5.4.3 computerfaciliteiten Er zijn acht lokalen uitgerust met pc’s, vanwaar er vier uitsluitend ter beschikking staan van de opleiding TI. Elk jaar worden de pc’s van één van de TI-lokalen volledig hernieuwd. Door om de vier jaar één van de vier computerlokalen te vernieuwen, zijn er steeds goede pc’s voor de laatstejaars en mindere voor de andere. Dit is een goede strategie die een compromis maakt tussen de criteria ‘betaalbaar’ en toch ‘up-to-date’. Voor de huidige opleidingsnoden volstaan de geboden faciliteiten. Misschien moeten enkele, desnoods oudere, pc’s gebruikt worden om er een experimenteel net mee op te zetten.
De lectoren verzorgen ook de uitbouw van het geplande intranet.
2.5.4.4 beschikbare werkingsmiddelen Alhoewel het onduidelijk is hoe de toelage die de hogeschool ontvangt over de diverse campussen wordt verdeeld, zijn er geen klachten vanwege de lectoren over een gebrek aan werkingsmiddelen. Wel beklaagt het departementshoofd er zich over. Het blijft een probleem dat de opleiding TI, die toch zeer technisch is en haar materieel voortdurend moet hernieuwen, slechts over een financieringscoëfficiënt één beschikt. De werkingsmiddelen van de beleidsraden en van hun departement(en) bestaan uit de decretaal toegekende middelen aan de opleidingen waarvoor zij bevoegd zijn en uit de eigen middelen. De beleidsraden financieren daarbij ook de kosten van de werking van de hogeschool als geheel (centrale administratie en hogeschoolwerkzaamheden en –projecten, die jaarlijks gemiddeld 3 % vertegenwoordigen van alle kosten in de hogeschool). De bijdrage van iedere beleidsraad hierin wordt berekend op basis van het aandeel van iedere beleidsraad in de totale hogeschoolenveloppe: enerzijds voor ¾ à rato van de factor’gemiddeld aantal financierbare studenten 1996-2000’ en anderzijds voor ¼ à rato van de factor ‘OBE op basis van het gemiddeld aantal financierbare studenten 2001-2003’, beide factoren desgevallend gecorrigeerd door ieders aandeel in de middelen voor initiële lerarenopleiding van academisch niveau, in de academiseringsmiddelen en in de werkingsmiddelen voor het projectmatig wetenschappelijk onderzoek van het hoger professioneel onderwijs. Het resultaat van deze berekeningswijze wordt elk jaar door de Raad van Bestuur op voorstel van het directiecomité goedgekeurd.
2.5.4.5 studenten- en docentenfaciliteiten De lectoren hebben geen bureau ter beschikking en er is slechts een rudimentaire lectorenkamer. Het is dan ook niet verwonderlijk dat alle lesvoorbereidingen thuis gebeuren, wat niet bevorderlijk is voor het contact met de studenten. Studenten hebben nog geen e-mailadres van de hogeschool, maar zullen gebruik kunnen maken van het intranet. Ze kunnen over de software van de hogeschool beschikken. De hogeschool heeft daarvoor de nodige licenties. Er is een internettoegang met lage bandbreedte, maar het is de bedoeling die te verbeteren na de verhuis.
2.5.5
onderwijsdoelstellingen
2.5.5.1 onderwijsvisie van de opleiding Het is de bedoeling de afgestudeerden zo te vormen qua kennis en vaardigheden dat zij onmiddellijk inzetbaar zijn in het bedrijfsleven, hoofdzakelijk voor de handels- en administratieve sector. Er is een klassieke kern van TI-vakken, die is gegroeid vanuit het verleden. Via een recente, doelgerichte rekrutering werd expertise in nieuwe generatie softwaretechnologie ingevoerd. Die vindt nu stelselmatig ingang in het curriculum. Het onderwijs in de programmeertechnieken is up-to-date. De aansluiting met het bedrijfsleven gebeurt door middel van een 15 weken durende stage. De moderne ontwikkelingen in netwerktechnologie en -beheer blijven echter onderbelicht.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
117
De opleiding werkt volgens het semestersysteem. De invoering ervan is nogal ongelukkig uitgevallen voor het vakonderdeel Frans. Er is een goede voortzetting van de visie dat er niet enkel technologische vakken moeten worden onderwezen, maar ook algemene vakken (die 20 % van het curriculum uitmaken) voor de algemene en sociaal-economische vorming van de studenten. De opleiding verwacht veel van de associatie met de Katholieke Universiteit Leuven.
2.5.5.2 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het hoger onderwijs De opleiding heeft het semestersysteem ingevoerd. Er worden credits toegekend en de studenten kunnen aangepaste jaarprogramma’s krijgen. In het programmaboek worden voor elk vakonderdeel de doelstellingen, de inhoud, de wijze van examineren en het ondersteunende studiemateriaal aangegeven. Het zijn de verplichtingen die de hogeschool aangaat ten aanzien van de student. De algemene vakken proberen zich zoveel mogelijk op IT-aangelegenheden te richten zodat bijvoorbeeld bij de talen ook IT-artikelen besproken worden. Dit heeft een dubbel voordeel: het is goed voor de opleiding van de studenten en ze hebben er een grotere interesse voor. Het gevraagde stageverslag is meer dan een verslag, want het krijgt de vorm van een scriptie. De stagebegeleider en de scriptiebegeleider zijn niet noodzakelijk dezelfde persoon. De ombudsdienst speelt enkel een rol bij de examens.
2.5.5.3 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het werkveld. De afgestudeerden zijn tewerkgesteld in het verlengde van hun opleiding. Uit de bevraging van afgestudeerden volgt dat de opleiding voldoet aan de meeste vragen van de industrie. Toch maken ze melding van een nood aan verbreding in de opleiding. Naast het beheersen van het softwareontwikkelingsproces is er ook nood aan netwerktechnologie. Deze afgestudeerden werden nog volgens het oude programma opgeleid. Een aantal nieuwe lectoren heeft bedrijfservaring waardoor de vakinhouden bedrijfsgericht geworden zijn. Verdere aansluiting op het werkveld gebeurt door de stage die effectief in een bedrijfsomgeving plaats vindt. Een interessant nieuw initiatief is een overkoepelende gevalstudie in het derde jaar (‘casus’) waarbij het hele proces van ontwikkeling van een TI-systeem aan de orde is. De studenten moeten in groep een praktisch georiënteerd geval uitwerken waarbij ze verschillende opleidingsonderdelen moeten integreren. Ze rapporteren schriftelijk en mondeling over de uitwerking en realisatie van de oplossing.
2.5.6
opleidingsprogramma: opbouw en inhoud
2.5.6.1 concretisering van de onderwijsdoelstellingen in het opleidingsprogramma Bij het opstellen van het ZER werd het TRIS-instrument gebruikt. Dit instrument is veeleer gericht op de formele aspecten van de kwaliteitszorg dan op de inhoud van het curriculum. Dit komt sterk tot uiting in het ZER.
Op de website van de hogeschool is het curriculum niet voldoende uitgewerkt, en het is evenmin up-to-date. Rekening houdend met de beperkte middelen en de toch zware belasting is het programma over het algemeen evenwichtig en coherent opgebouwd. Ook worden innovatieve onderwijsmethoden niet geschuwd. Het vakonderdeel netwerken verdient echter meer aandacht. Over de wijzigingen door de invoering van de BA/MA-structuur zijn nog geen beslissingen genomen, maar hierover wordt nagedacht. De opleiding rekent opnieuw op de steun van de Katholieke Universiteit Leuven. HONIM bereidt zich terdege voor op de bachelor-masterhervormingen en de wijze waarop de opleiding TI hierin haar beslag moet krijgen. Zo wordt gedacht aan een schakelprogramma om bachelors door te laten stromen naar masters. HONIM pakt deze veranderingen aan in het kader van de hogeschool WENK en haar associatie met de Katholieke Universiteit Leuven. Per studiegebied lijnt ze af wat ze verwacht van een bachelor- of masterdiploma. Vervolgens wordt ook de plaats van TI in bedrijfsbeheer (en in de hogeschool) bepaald en bewerkt.
2.5.6.2 de aandacht in het opleidingsprogramma voor de vaardigheden die het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren ondersteunen De omringende vakken worden gedoceerd door lectoren die ‘geleend’ worden van de andere opleidingen. De taalvakken zijn evenwel sterk op informatica gericht. Ook communicatievaardigheden en presentatietechnieken worden bijgebracht. Vakken zoals sociaal recht en fiscaliteit zijn verschoven van het eerste jaar naar het derde jaar op basis van de volgende overwegingen: deze vakken zijn van essentieel belang in het beroepsleven; studenten komen naar de opleiding uit interesse voor informatica. In het eerste jaar zien zij alle nietinformaticavakken als ballast. Beroepsmatig lijkt het huidig curriculum, althans na discussie met lectoren en studenten en afgestudeerden over het programma, goed in te spelen op vaardigheden en attitudes die nodig zijn om te slagen in de bedrijfswereld.
2.5.6.3 actualiteitsgehalte van het opleidingsprogramma Er is een consensus bij de studenten, afgestudeerden en het werkveld. De commissie stelt dat er in de opleiding nog te veel aandacht gaat naar Office. Sommige van de meer geavanceerde thema’s zoals gebruik van Excel in statistiek mogen zeker nog aan bod komen in ex-cathedravorm. Via bijvoorbeeld zelfstudie moet het echter mogelijk zijn de Office-gerelateerde cursussen (sterk) in te korten ten voordele van andere (actuele) onderwerpen. Er is nog steeds aandacht voor ‘legacy’ technologie (er wordt bijvoorbeeld een cursus Cobol gegeven). Die is wel degelijk ingegeven door de noodzaak om afgestudeerden van de opleiding TI deze vaardigheid mee te geven, en niet door een of andere vorm van inertie bij de lectoren. Er zijn in de bank- en administratieve wereld trouwens nog veel Cobol-toepassingen die moeten worden onderhouden.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
119
Er zijn duidelijk (recente) initiatieven om ‘state of the art’ softwaretechnologie op te nemen in het curriculum. De programmeertaal/omgeving Java krijgt bijvoorbeeld een eigen plaats, net als objectgerichte softwareontwerp/ontwikkeling (met behulp van de UML en aanverwante werktuigen zoals Rational Rose). Er zijn ook initiatieven om naast het Microsoft-platform ook UNIX als omgeving te integreren in de opleiding. Dit wordt duidelijk door de meerderheid van de studenten op prijs gesteld, en komt tegemoet aan opmerkingen van afgestudeerden over netwerktechnologie. Om dit volledig uit bouwen zou er echter meer aandacht moeten gaan naar het aanbieden van bijvoorbeeld Linux als alternatief voor Windows op de infrastructuur van de school. Het aandeel van wiskunde in de opleiding is beperkt tot een cursus (toegepaste) statistiek. De afgestudeerden en de studenten van het laatste jaar betreuren enigszins dat wiskunde (als dusdanig) verdwenen is uit het curriculum. Volgens de lectoren zijn het echter vooral argumenten inzake de profilering van de hogeschool die hiertoe geleid hebben bij de opleidingen TI.
2.5.6.4 sequentiële opbouw en coherentie van het opleidingsprogramma Het eerste jaar bevat elementaire kennis over computer, databeheer en programmastructuren. De onderdelen van MS Office worden behandeld. Gestructureerd programmeren wordt aangeleerd met C en Cobol. Het tweede jaar met C++ en Java maakt studenten vertrouwd met OO-technieken, SQL en Oracle met de advanced database problematiek. Unix en Windows 2000 geven inleiding tot netwerken. Tevens wordt webpage-ontwerp ingeleid. Een project integreert alle kennis. Het derde jaar omvat - naast een zeer uitgebreid integrerend project en de stage - Java, Visual Basic en .Net. Het programma is coherent opgebouwd. Netwerkbeheer blijft echter zeer elementair en moet gezien de evolutie meer uitgebreid behandeld worden. Een vak zoals ‘capita selecta’ waar de nieuwste ontwikkelingen bondig kunnen worden behandeld, zou een goede aanvulling zijn in het programma. In alle programmavakken worden de oefeningen geïntegreerd, en een belangrijk deel van de beoordeling berust op permanente evaluatie.
2.5.6.5 aandacht voor de karakteristieken van de studenteninstroom De instroom bestaat uit ASO-, TSO- en BSO-studenten waarbij de meerderheid van de studenten afkomstig is uit het TSO. TSO-studenten komen dikwijls uit minder gegoede milieus waar bezit van een pc en een snelle internetverbinding niet evident is. Daarom wordt zoveel tijd besteed aan MS Office. Ook het talenonderwijs wordt aangepast aan de gebrekkige voorbereiding van TSO-studenten op dit vlak. Uit de hoge slaagcijfers van TSO-studenten (meer dan 50 %) blijkt dat deze aanpak werkt.
2.5.6.6 aanbod en structuur van flexibele leerwegen in het opleidingsprogramma In de opleiding TI bestaan geen opties of keuzevakken. Er is wel een credit-systeem en er zijn aangepaste jaarprogramma’s.
2.5.6.7 het niveau en de inhoud van de opleidingsonderdelen. Het programmaboek beschrijft voor elk vakonderdeel de doelstellingen, de inhoud, de evaluatieregeling, de permanente evaluatie of de leervormen, én de aangewezen literatuur. Er is een mix van hoorcolleges,
praktische oefeningen, seminaries en projecten. De inzet en de deskundigheid van de lectoren garanderen een hoogstaand niveau.
2.5.7
afstudeerwerk en/of werkveldervaring
2.5.7.1 opvatting(concept), inhoud en niveau De studenten moeten een stage van vier dagen per week doorlopen tijdens 15 aaneensluitende weken in het tweede semester. De vijfde dag is bestemd voor terugkomdagen en het schrijven van het eindwerk en het stageverslag. Stage en stageverslag vormen samen met de scriptie één opleidingsonderdeel van 21 studiepunten. De stage vindt plaats in een onderneming of instelling die vooraf door de stagebegeleider wordt goedgekeurd op basis van een functieomschrijving. De voorkeur gaat uit naar bedrijven die de student in staat stellen zoveel mogelijk ervaring op te doen met de vaardigheden die in het opleidingsprogramma aan bod kwamen. De studenten zijn verder vrij om hun stageplaats te kiezen. Er is wel een lijst van vroegere stageplaatsen beschikbaar. De scriptie is een belangrijk opleidingsonderdeel in het opleidingsprogramma van het laatste jaar en de opleiding tot gegradueerde in de Toegepaste Informatica. Aan de scriptie worden afzonderlijk vijf studiepunten toegekend. De stage moet aan duidelijke criteria beantwoorden. Zij heeft als doel het inzicht, de vaardigheden en de attitudes die de student in het eerste en tweede jaar verworven heeft, in een bedrijfscontext te toetsen en bij te sturen. Hij wordt hierin begeleid door een stagementor in het bedrijf en een stagebegeleider uit de opleiding. De scriptie is een geïntegreerde oefening waarbij de vaardigheden die essentieel zijn voor de opleiding aan bod komen. Ze is gekoppeld aan de stage aangezien het in de eerste plaats een reflectie is op de stageopdracht. Daarnaast moet de student aan de hand van de scriptie bewijzen dat hij in staat is informatie te verzamelen, te begrijpen en tot een logisch gestructureerd geheel te verwerken. De student moet ook aantonen dat hij in staat is een professioneel afgewerkte scriptie af te leveren volgens de geldende normen voor lay-out en rapportering. Tijdens de voorstelling van de scriptie moet de student bewijzen dat hij een professionele presentatie kan geven en adequaat kan antwoorden op de vragen van de jury. In de taalvakken wordt training in mondelinge presentatie ingeoefend. De stagebegeleider is verantwoordelijk voor het contact met de stagementor in het bedrijf en volgt het verloop van de stage in functie van de projecten waar de student tijdens zijn stage aan gewerkt heeft. Samen bepalen ze het onderwerp van de scriptie. De student doet een voorstel en na overleg met de lectoren van de specialisatievakken krijgt elke student een scriptiepromotor toegewezen. De studenten worden er via de website van de stagebegeleider en per e-mail aan herinnerd op regelmatige basis (één- à tweemaal per maand) verslag uit te brengen bij hun scriptiepromotor, die de rol vervult van coach, onder andere tijdens de zogenaamde ‘terugroepvrijdagen’. Bij de eindverdediging van het stageproject is de opleidingscoördinator steeds aanwezig. Hierdoor krijgt hij een zeer duidelijk beeld van de sterktes en zwaktes in de opleiding. Uit de gesprekken voor en na de deliberatie van de stage, waar zowel toekomstige werkgevers, lectoren, studenten en de opleidingscoördinator aan deelnemen, komen buiten de vele positieve reacties op de werking en het niveau van de opleiding, ook de aandachtspunten naar voren. Deze aandachtspunten worden via de opleidingsvergadering op hun beurt weer verwerkt in de opleiding. Het niveau van de stageverslagen en scripties is goed, en de beoordeling stemt overeen met de waarde van de inhoud. De bedrijven zijn van oordeel dat de studenten goed opgeleid zijn, goed in teamverband kunnen werken en voldoende openstaan voor nieuwigheden.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
121
Eén dag per week komen de studenten tijdens de stage terug naar de hogeschool waardoor er een goede begeleiding is. Die 15 dagen die er dan van de stage wegvallen, worden niet als een nadeel gezien. 2.5.7.2 begeleiding (o.a. duidelijkheid regelingen en voorzieningen) Elke student krijgt een lector als stagebegeleider toegewezen. De stagebegeleider is verantwoordelijk voor de organisatie van de stages en stagebegeleiding en behandelt de praktische problemen in dit verband. Hij brengt een bezoek aan de stageplaats en gaat na of het bedrijf een mentor ter beschikking kan stellen. Hij organiseert de opvolging van de stagecontracten en het opstellen van de richtlijnen voor het goed verloop van de stage. Daarnaast is hij een belangrijke link tussen de opleiding en het werkveld. Hij is namelijk ook de contactpersoon voor de stagementor binnen het bedrijf die de student individueel begeleidt bij zijn stageeindwerk. De stagementor wordt geacht een gestandaardiseerd verslag uit te brengen. Aangezien de onderwerpen van de scriptie nauw verbonden zijn met de stageopdracht, is de stagecoördinator TI eveneens verantwoordelijk voor de goedkeuring van de onderwerpen van de scriptie en coördineert hij de begeleiding van de scripties. Hij bezorgt, na overleg met de betrokkene, de namen van de begeleiders van de scriptie aan de studenten. De begeleiders van de scriptie worden gekozen in functie van de aard van de stageopdracht en de inhoud van de scriptie. Samen met de opleidingscoördinator is hij verantwoordelijk voor het opstellen van de richtlijnen voor het schrijven van de scriptie. Selectie, begeleiding en opvolging van de stages en scripties vallen ten laste van steeds dezelfde vijf lectoren. De commissie vreest dat dit een overdreven belastingkan zijn.
2.5.7.3 beoordeling (gehanteerde criteria en wijze van beoordeling) De criteria voor de beoordeling van de stage en scriptie zijn vastgelegd en worden meegedeeld aan de studenten. De stagementor binnen het bedrijf kan zich een goed beeld vormen van de vaardigheden en attitudes die de student ontwikkeld heeft. Een gestandaardiseerd beoordelingsformulier wordt door de stagementor overgemaakt. Het wordt bij de evaluatie van stage en eindwerk betrokken. De stagebegeleider heeft op het einde van de stage een evaluatiegesprek met de stagementor in het bedrijf en met de stagiair(e). De beoordeling van de stage steunt naast het oordeel van de mentor op de kwaliteit van het eindwerk en heeft invloed op de beoordeling voor de presentatie en verdediging. Hierbij wordt erop gelet of de vaardigheden en attitudekenmerken in overeenstemming zijn met de opleidingseindtermen. De beoordelingsformulieren dienen als basis voor een objectieve beoordeling van de studenten.
2.5.7.4 relatief gewicht in de opleiding Stage en scriptie tellen voor 21 van de 60 punten in het laatste jaar. De studenten beoordelen dit als een onderschatting.
2.5.8
internationale dimensie
De dienst internationalisering is verantwoordelijk voor de planning en de uitvoering van het internationale programma. Hij doet hiervoor een beroep op geïnteresseerde lectoren. Zij krijgen hiervoor een aantal uren toegewezen in hun functieomschrijving. Daarnaast is de dienst internationalisering ook verantwoordelijk voor de rekrutering van de externe lectoren. De eigenlijke onderwijsactiviteiten worden gepland door de verantwoordelijke voor de academische planning.
Twee personeelsleden zijn ieder voor 50 % van een opdracht belast met het beheer van de externe partnerschappen. Zij staan in voor: -
uitwisseling van studenten (inkomende en uitgaande); voorbereiding uitgaande studenten in het eerste en tweede jaar; organisatie van de selectieprocedure: studenten, partnerinstituten, stagebedrijven; begeleiding van studenten in het buitenland: eindwerk, stage, rapportering; uitwisseling van personeel; informatieverwerving en –verspreiding; motivatie en incentives; selectie van vraag; selectie van aanbod; evaluatie van uitwisselingen.
Volgende acties worden als prioritair vooropgesteld voor de komende academiejaren: -
internationale modules voor binnenkomende studenten: ontwikkeling en organisatie (onder meer ECTSprogrammabrochures); curriculumontwikkeling: internationale dimensie van het programma voor de thuisblijvers, bijvoorbeeld ontwikkeling van internationale modules voor uitwisselingsstudenten en reguliere studenten; onderwijsprojecten: bijvoorbeeld in verband met e-learning.
TI-studenten maken intensief gebruik van het internet, wat automatisch een internationaal perspectief geeft. Verder geeft de hogeschool alle informatie betreffende de Europese programma’s en moedigt zij deelname aan. Ook internationale uitwisseling van lectoren wordt nagestreefd. Er is een samenwerkingsakkoord met de Nederlandse Hogeschool Brabant. Uit die samenwerking ontstonden de voortgezette opleidingen. Afgestudeerden met relevante beroepservaring kunnen drie modules volgen van elk 30 studiepunten in het programma Hogere Informatica Opleiding (HIO). Volgende aspecten komen daar aan bod: -
software engineering; cliënt-server architectuur; thema’s in verband met bedrijfskundige informatica en e-commerce.
Voor het beheer van dit partnerschap werd door de beleidsraad een personeelslid aangesteld dat verantwoordelijk is voor de coördinatie, de opvolging en de evaluatie van het programma in samenspraak met de Nederlandse partner. Hiertoe worden regelmatig vergaderingen belegd. De hogeschool voert een actief internationaliseringbeleid. Toch nemen studenten van de opleiding TI weinig deel aan de internationale programma’s zoals Socrates en Leonardo. Waarschijnlijk is er een probleem met de talenkennis. De hogeschool biedt nochtans buiten het curriculum een cursus intensief Engels aan. In de TI-opleiding is er nog geen uitwisseling van lectoren. Naast de samenwerking met de Nederlandse Hogeschool partnerhogescholen bilaterale overeenkomsten gesloten: -
Brabant
werden met
de volgende
Roskilde Handelsskole (Denemarken); Fachhochschule Brandenburg (Duitsland);
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
123
North Karelia Polytechnic (Finland); Raiso Commercial College (Finland); Gävle University (Zweden); IUT Lille (Frankrijk); Lycée Albert Schweizer Sligo (Ierland); Instituto Superior de Linguas e Administraçao Lisboa (Portugal); Norwich City College (Verenigd Koninkrijk); Höhere Wirtschafts und Verwaltungschule Basel (Zwitserland). De intensiteit van de activiteiten binnen deze partnerschappen kon de commissie niet beoordelen.
2.5.9
leersituatie
2.5.9.1 onderwijsvormen De gebruikte onderwijsvormen zijn vrij klassiek. Hoorcolleges worden ondersteund door praktische oefeningen voor de TI-vakken. Er zijn klassieke hoorcolleges voor de steunvakken. Voor de cursus statistiek worden de pc’s te weinig gebruikt. Als belangrijke vernieuwing geldt het groepsproject in het laatste jaar. Dit moet de zin voor synthese bevorderen, de teamgeest aanwakkeren en de zelfstandigheid bevorderen. Merkwaardig genoeg voor een TI-opleiding wordt zelfstudie door middel van onderwijsondersteunende pakketten niet aangemoedigd. Nochtans is dit voor het aanleren van Office een uitstekende methode. Naast het overbrengen van onmiddellijk bruikbare kennis en vaardigheden moet een hogeschool voorbereiden op levenslang leren. Bij TI-studenten zou derhalve e-learning moeten worden aangemoedigd, maar dit is niet het geval. De stage/scriptie neemt zeker de helft van de tijd in het derde jaar in beslag. Er is geen begeleide zelfstudie.
2.5.9.2 leermiddelen Voor alle vakonderdelen is er materiaal beschikbaar dat aansluit bij de hoorcolleges/oefeningen. Cursussen worden vooral nog op papier aangeboden, hoewel de digitale versie wel voorhanden is. Een interessant initiatief, dat ook door de studenten op prijs gesteld wordt, is de gevalstudie (‘casus’) in het laatste jaar. De lectoren algemene vakken zien hun opdracht TI meestal als een aanvulling van hun bestaande opdracht in een andere opleiding, de taallectoren doen evenwel een poging om informatica-aspecten in de andere taal toe te lichten. Er wordt nog niet geëxperimenteerd met de nieuwe werkvormen. Dit academiejaar zou het gebruik van intranet voor de communicatie tussen OP en studenten operationeel worden. Er bestaan nog bijna geen forums over de vakken. Er worden vrij weinig innovatiemiddelen ingezet. Er is geen veralgemeend intranet met de essentiële informatie/ondersteuning. Sommige TI-lectoren hebben dit ten persoonlijken titel wel op punt gesteld, maar enkel met betrekking tot hun eigen opdracht. De lectoren algemene vakken beschikken duidelijk nog niet allemaal over de vaardigheden om hier aan deel te nemen.
Er zijn concrete plannen, maar die waren nog niet actief op het ogenblik van de visitatie. De studenten en sommige lectoren hebben die leegte dan opgevuld met eigen initiatieven. Zo is er een e-community die wordt beheerd door de studenten van het tweede jaar. Sommige lectoren hebben dan een website voor hun cursus. Er is nog geen globale aanpak en ook niet echt een uitwisseling tussen de lectoren. E-mail wordt wel door iedereen gebruikt, al zijn er geen e-mailadressen beschikbaar gesteld door de hogeschool.
2.5.10
toetsing en evaluatie
2.5.10.1 de verschillende evaluatievormen (concept, in relatie tot de doelstellingen van de opleidingsonderdelen en de opleiding als geheel, gerichtheid van de evaluatie op het toetsen van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, moeilijkheidsgraad) Naast niet-bindende toetsen zijn er klassieke examens, permanente evaluatie en evaluatie van de scriptie. De evaluatievormen zijn vrij klassiek. Binnen de opleiding TI wordt ernaar gestreefd om het aantal ‘klassieke’ examens te reduceren in functie van de aard van het opleidingsonderdeel. Dit is duidelijk het geval voor programmeertalen. Het belang dat gehecht wordt aan het verwerven van praktische vaardigheden en aan zelfstandig werken (zowel in groep als individueel) zorgt ervoor dat permanente evaluatie veel voorkomt bij de beoordeling van oefen- en labo’ssessies. Voor het eerste jaar wordt de permanente evaluatie tot een derde van het totaalcijfer beperkt. Voor het tweede en derde jaar (scriptie en stage niet meegerekend) bedraagt het aandeel van de permanente evaluatie maximum de helft van het totaalcijfer. Een slaagpercentage van ongeveer 60 % in het eerste jaar wordt niet als slecht ervaren, vooral omdat de meerderheid van de studenten uit het TSO afkomstig is. De commissie vindt wel dat het slaagpercentage van het tweede jaar te laag is. De lectoren beweren dat dit te maken heeft met interne problemen die nu zouden zijn opgelost.
2.5.10.2 criteria en wijze van beoordeling door de evaluatoren Net zoals in alle bestaande onderwijssystemen beoordelen de lectoren de parate kennis. Er is nog geen sluitende methode gevonden om inzicht en brede kijk in het vakgebied te testen.
2.5.10.3 criteria en wijze van beoordeling van de examencommissie De commissie is van oordeel dat binnen de bestaande paradigma’s de evaluatoren hun werk zeer professioneel en ernstig doen. Al of niet slagen van studenten is fundamenteel een groepsbeslissing, bij voorkeur in consensus. Er zijn geen echte uitsluitingscijfers. Over elk geval kan collectief gestemd worden. De stemming is geheim als de voorzitter, de ombudsman of tenminste één stemgerechtigd lid hierom verzoekt.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
125
2.5.10.4 organisatie van toetsen en examens Het gedetailleerd examenrooster wordt opgesteld onder de verantwoordelijkheid van het departementshoofd en ad valvas bekendgemaakt ten minste vijf weken voor het begin van elk tijdvak van de eerste examenperiode, en ten minste twee weken voor het begin van de tweede examenperiode. Met het oog op de eerste examenperiode krijgt de departementale studentenraad het voorlopige examenrooster voorgelegd ten minste zeven weken voor het begin van elk tijdvak waarin de examens worden afgelegd. Deze raad beschikt over één week om zijn advies aan het departementshoofd bekend te maken. De studenten zijn tevreden over de examenregelingen.
2.5.10.5 transparantie van de evaluatie Elke al of niet geslaagde student kan, na publieke bekendmaking van de resultaten, samen met de examinator een door hem afgelegd examen bespreken. Een schriftelijk examen kan hij daarenboven samen met de examinator inkijken.
2.5.11
studie- en studentenbegeleiding
2.5.11.1 studenteninstroom Na een markante stijging twee jaar geleden was er dit jaar een lichte daling in het aantal eerstejaarsstudenten. Ongeveer 60 % van de studenten is afkomstig uit het TSO, waarbij zo’n 75 % van deze studenten voordien een andere opleiding, meestal industriële ingenieur, heeft geprobeerd. Bij de ASO-studenten is dit slechts 20 %. Alhoewel alle cijfers bekend zijn, wordt geen poging ondernomen om ze in verband te brengen met het al of niet slagen. Ongeveer 90 % van de studenten behaalde het diploma na vier jaar studie. Er zijn ook een aantal BSO-studenten. Hun slaagkansen zijn laag. Het aantal beursstudenten is hoog, wat ten koste gaat van het inkomen van de hogeschool. De instroombegeleiding start bij de opmaak van de infogids voor het departement en de specifieke infogids voor de opleiding, waarin de aspirant-student de nodige informatie vindt over het departement en de opleiding. De infogids van het departement bevat volgende rubrieken: informatie over het studietraject; algemene situering van de opleidingen binnen het departement; lessentabellen van de verschillende opleidingen. De infogids/programma van de opleiding bevat volgende rubrieken: algemene informatie over de opleiding; lessentabellen over de verschillende studiejaren; korte omschrijving van de verschillende opleidingsonderdelen. Jaarlijks worden deze brochures geactualiseerd in functie van de wijzigingen in het curriculum en ook op het vlak van de inhoud per opleidingsonderdeel.
Bij inschrijving ontvangt de student naast het programmaboek een exemplaar van het examenreglement. Er zijn een aantal infodagen waar kandidaat-studenten ingelicht worden over wat van hen verwacht wordt. Vooral voor toekomstige informaticastudenten zou de inhoud van het programma beter moeten worden toegelicht. Op de website is de informatie over de TI-opleiding minder uitgewerkt dan voor de andere opleidingen van het departement. Het departement onderhoudt vrij nauwe contacten met sommige secundaire scholen. De commissie heeft niet kunnen nagaan of dit invloed heeft op de informatieverstrekking, de begeleiding of het curriculum.
2.5.11.2 studiebegeleiding en studentenbegeleiding Er bestaat geen bijzondere begeleiding (monitoraat) tijdens het eerste jaar. Wel worden de studenten voor de informaticavakken ingedeeld in kleine groepen (ongeveer 15 studenten per groep), wat interactiviteit mogelijk maakt. Bovendien kunnen de studenten steeds terecht bij de individuele lectoren om bijkomende informatie te krijgen. De contacten tussen lectoren en studenten worden door de studenten als positief ervaren. Er zijn absoluut geen klachten over de begeleiding bij de projecten in het tweede en derde jaar en gedurende de stage en de scriptie. De studenten hebben het gevoel dat ze voldoende zijn geïnformeerd over alles wat hen aanbelangt. Er bestaat een sociale dienst die zich bekommert over de medische, psychologische en financiële aspecten van de studenten. Alhoewel de dienst bekend is bij de studenten, had geen enkele student die de commissie heeft ontmoet er ooit mee te maken gehad. De ombudsman speelt enkel een rol gedurende de examens. Er wordt door de TI -studenten slechts zelden een beroep op hem gedaan. De betrokkenheid van de informaticastudenten bij het leven op de campus ligt lager dan die van de andere HONIM-studenten. Oud-studenten hadden het gevoel er niet echt bij te horen. Het ontbreken van een aangepaste cafetaria draagt niet bij tot het ontwikkelen van de groepsgeest.
2.5.12
studeerbaarheid en studierendement
Als belemmerende factor moet ongetwijfeld de zeer heterogene instroom vermeld worden. Vooral in het eerste jaar is voor sommigen het niveau te hoog, voor anderen dan weer te laag. Het aangeboden studiemateriaal is aangepast en voldoende. De globale slaagcijfers liggen vooral voor TSO-studenten hoog. Er is een probleem met de slaagcijfers in het tweede jaar. De kosten voor het studiemateriaal in het eerste jaar worden als hoog ervaren. Er zijn geen metingen van de nodige studietijd per vakonderdeel. Deze nodige studietijd zal trouwens sterk afhangen van de vooropleiding die de student genoten heeft.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
127
2.5.13
afgestudeerden
Tijdens de jaarlijkse jobinfobeurs/bedrijvendag krijgen studenten de gelegenheid contact te leggen met bedrijven uit de sector waarin zij tewerkgesteld willen worden. Voor oud-studenten publiceert de oud-studentenvereniging HONIMA nieuwsbrieven met informatie over seminaries, navormingsprogramma’s en andere activiteiten die voor diverse opleidingen worden georganiseerd. De door de commissie geraadpleegde werkgevers waren unaniem: de opleiding levert zeer bruikbare studenten af. De aanwezige oud-studenten hadden hun studies nog op Narafi aangevat, maar waren wel tevreden over de opleiding. Zij vonden unaniem het nieuwe programma beter. Zij wensten meer nadruk op netwerkbeheer en vonden de tijd die werd besteed aan Office te hoog. Het tempo van de lessen Unix wordt als hoog ervaren. Er bestaat twijfel over het nut van het overhevelen van de sociaal-economische vakken naar het laatste jaar.
2.5.14
maatschappelijke dienstverlening
Projecten van maatschappelijke dienstverlening worden in TI nog niet uitgevoerd omwille van de reorganisatie van de opleiding en de vrij beperkte personeelsbezetting.
2.5.15
onderzoek
Hier wordt momenteel nog geen aandacht aan besteed. Organisatie noch middelen zijn aanwezig.
2.6
Hogeschool West-Vlaanderen
2.6.1
beschrijving van het beleid en de kwaliteitszorg van de opleiding
2.6.1.1 voorstelling van de opleiding De Hogeschool West - Vlaanderen heeft vestigingen op vijf campussen: Kortrijk (2), Oostende, Bruggecentrum en Sint-Michiels Brugge. In de missie van de Hogeschool West-Vlaanderen zijn duidelijk de waarden opgenomen waarvoor de hogeschool staat: De Hogeschool West-Vlaanderen staat actief voor pluralisme, democratie en vernieuwing, waarin waarden als toegankelijkheid, verdraagzaamheid, respect voor andere meningen, samenwerking, solidariteit en creativiteit centraal staan. De opleiding TI maakt deel uit van het departement Simon Stevin en is ingebed in de studierichting handelswetenschappen en bedrijfsbeheer. De nadruk ligt veeleer op de bedrijfsgerichte informatica dan op de technische informatica. Vier grote domeinen komen aan bod: -
informatica; bedrijfsbeheer en economie; toegepaste wiskunde; talen en communicatieve vaardigheden.
De informatica staat uiteraard centraal met vakken zoals basiskennis, besturingssystemen, analyse, programmeren, databanken, datacommunicatie en internettoepassingen. Naast de benodigde theorie wordt zeer veel aandacht besteed aan de praktische invulling van de vakken (oefeningen, projecten, stage). Binnen bedrijfsbeheer en economie wordt aandacht besteed aan boekhouden en informaticarecht. ERPmodellen worden behandeld in systeemanalyse. Binnen toegepaste wiskunde komen logica, statistiek en numerieke wiskunde aan bod. Frans en Engels, evenals communicatieve vaardigheden (onder andere vergadertechnieken) vervolledigen het programma. Vanaf het academiejaar 2001-2002 werd gestart met de invoering van een nieuw curriculum dat is aangepast aan de actuele informaticawereld. De opleiding is vrij conventioneel: onder andere Cobol en RPG worden behandeld. Er is slechts beperkte aandacht voor netwerkbeheer. Linux wordt beperkt behandeld. Wel is er voldoende aandacht voor O-Otechnieken. De opleiding stelt beheersgeoriënteerd te zijn, maar uit het leerplan en de discussie met de lectoren/studenten blijkt dat de opleiding zeer technologisch is. Dit is niet noodzakelijk verkeerd, want de afgestudeerden zijn van oordeel dat de opleiding aansluit bij de verwachtingen van het werkveld. Een 11 weken durende bedrijfsstage sluit de opleiding af. Langzamerhand wordt het modulair systeem ingevoerd. De invoering van projectonderwijs wordt overwogen. Er bestaan gedetailleerde programmaboeken waarin voor elk opleidingsonderdeel de doelstellingen, de inhoud, de examenregeling en het leermateriaal worden aangegeven. Dit wordt beschouwd als een contract dat de hogeschool met de student aangaat.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
129
De slaagcijfers zijn ongewoon laag, zowel in het eerste jaar als in het tweede jaar. Sommige lectoren TI hebben in hun opdrachtomschrijving naast hun onderwijstaak ook taken als helpdesk voor de hele instelling met behulp van een technicus voor het beheer van de infrastructuur.
2.6.1.2 beschrijving van het beleid, algemene strategie en/of doelstellingen internationalisering, maatschappelijke dienstverlening, onderzoek, ...
inzake
onderwijs,
De missie van de Hogeschool West-Vlaanderen stelt het onderwijs als praktijkgericht en kwaliteitsvol voor dat nauw aansluit bij de beroepsmatige en maatschappelijke noden. De vorming van sociale vaardigheden en de internationale dimensie moeten erin geïntegreerd worden. Bovendien moet in de opleidingsprogramma’s, en/of de gevolgde didactiek en/of de onderwijsactiviteiten een aspect (begeleid) zelfstandig studeren aan bod komen of het ‘leren leren’, ter voorbereiding op het levenslang leren. In het licht van vorig punt zal onderzocht worden welke gepaste didactische leermiddelen kunnen worden aangeschaft en welke passende navorming hieromtrent kan worden aangeboden. De opleiding moet in haar gemeenschappelijke aspecten zoals doel, opleidingsprogramma, onderwijsvormen en evaluatievormen, stage en contacten met het werkveld en internationalisering gedragen worden door het opleidings/optieteam. Alhoewel het ZER over beleidsdoelen en actieplannen spreekt, heeft de commissie de indruk dat de initiatieven meer uitgaan van zogenaamde opleidingsteams en zelfs van individuele lectoren, dan dat zij het gevolg zijn van een weloverwogen strategie. De opleidingscoördinator richt, op aanvraag, in dit verband adhocopleidingsvergaderingen in. Internationalisering wordt wel centraal aangemoedigd, maar blijft voorlopig weinig betekenisvol voor de opleiding TI. De opleiding is er zich van bewust dat onderzoek/dienstbetoon wel belangrijke componenten zullen worden in de BA/MA-structuur. Een en ander blijft voorlopig op een laag pitje, alhoewel de opleiding allerlei acties vooropstelt. De commissie heeft zich geen beeld kunnen vormen van de wijze waarop de financiële middelen toegewezen worden.
2.6.1.3 beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg Er bestaan kwaliteitscoördinatoren op het niveau van de hogeschool, het departementaal niveau en het niveau van de opleiding TI. Deze twee laatste coördinatoren zijn ook nog belast met lesopdrachten. De kwaliteitscoördinator TI is niet dezelfde als de opleidingscoördinator. De kwaliteitscoördinator heeft een uitvoerende en coördinerende taak binnen de opleiding. Hij zorgt ervoor dat de acties en opdrachten van de departementale kwaliteitscoördinator uitgevoerd worden binnen zijn opleiding. Hij is een ankerpunt voor de kwaliteitszorg binnen de opleiding en moet de mensen binnen zijn opleiding motiveren voor kwaliteitszorg. Daarnaast bespreekt hij de resultaten van enquêtes en de evolutie van de acties met de andere betrokkenen. De opleidingscoördinator staat in voor de eindredactie van het ZER. Hij moet erover waken dat de geformuleerde verbeterdoelen gerealiseerd worden binnen de vooropgestelde termijn. Naast de enkele lectoren die een punctuele bijdrage hebben geleverd, zijn er weinig lectoren vertrouwd met de inhoud en de doelstellingen van het ZER, wat leidt tot een te beperkte onderwijsvisie van het lectorenkorps. Innovatie gebeurt derhalve traag. Een en ander verklaart het vrij conventionele karakter van de opleiding. De commissie moest zelfs vaststellen dat de meeste lectoren het ZER zelfs niet gelezen hadden.
2.6.2
concretisering van de kwaliteitszorg in de opleiding
2.6.2.1 concrete uitwerking van de kwaliteitszorg in de opleiding De commissieleden ondervonden dat er voor de opleiding TI, en wellicht voor heel het departement, geen continu en breed gedragen proces van kwaliteitszorg aan de gang is. Zowel het kwaliteitsbeleid als het systeem van interne kwaliteitszorg worden sterk centraal gestructureerd en gecoördineerd aan de hand van het PROZA-instrument. Per jaar wordt één van de volgende aandachtsgebieden doorgenomen: -
onderwijsprocessen (1998-1999); studententevredenheid (1999-2000); personeelstevredenheid (1999-2000); personeelsbeleid (1999-2000); beleid en strategie (2001-2002); middelenmanagement (2002-2003); hogeschoolresultaten (2002-2003); leiderschap (2003-2004); impact op de maatschappij (2003-2004).
Intern is de kwaliteitszorg gestructureerd vanuit de centrale diensten via departementale kwaliteitscoördinatoren die tweemaandelijks vergaderen. Elk verslag wordt besproken op het directiecollege. Kwaliteitszorg is een vast agendapunt op de vergadering van het departementshoofd met de opleidingscoördinatoren in aanwezigheid van de departementale kwaliteitscoördinator. Jaarlijks worden in het kader van de interne kwaliteitszorg volgende indicatoren gebruikt: studiebegeleiding (enquêtes en consensusvergadering met verbeterdoelen en opvolging); studentenenquête over cursussen, doceren, evaluatie en diensten; slaagpercentages (cijfers en bespreking directiecollege en per departement/team). De jaarverslagen brengen gedetailleerd verslag uit over de resultaten, de verbeterdoelen en de opvolging. De bekommernissen over de kwaliteitsdoeleinden op het hoogste niveau stromen slechts in beperkte mate door naar het niveau van de opleiding. De binding met het beroepsveld wordt verkregen door in de opleidingscommissie vertegenwoordigers van het beroepsveld op te nemen.
2.6.2.2 meetresultaten van de opleiding vanuit de interne kwaliteitszorg De volgende initiatieven zijn specifiek voor het hele departement Simon Stevin: een studentenenquête bestaande uit een gemeenschappelijke vragenlijst en een vragenlijst per onderwijsactiviteit; een enquête over personeelstevredenheid; een enquête over studententevredenheid; de PROZA-zelfevaluatie van het aandachtsgebied, vijf onderwijsprocessen; studietijdmeting.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
131
Er zijn omvangrijke syntheseverslagen gemaakt van de bevragingen (onder andere met de hulp van een doctorandus van de Katholieke Universiteit Leuven die dit soort onderzoeken uitvoert). Aangezien ze niet specifiek zijn voor de opleiding TI, is het bijzonder moeilijk er conclusies voor de opleiding uit te trekken. De commissie heeft niet de indruk dat in de opleiding TI veel aandacht wordt besteed aan de resultaten van deze enquête. Zo scoort bijvoorbeeld het vak boekhouden systematisch laag zonder dat hier een bijzondere actie uit volgt. De algemene enquêtes worden soms aangevuld door enquêtes die worden afgenomen door individuele lectoren. In het academiejaar 1999-2000 werd een meting van de studietijd in het tweede jaar uitgevoerd. De variatie in de tijd die wordt besteed buiten de contacturen was zeer groot. De meting wordt derhalve als weinig relevant beschouwd.
2.6.2.3 verbeterdoelen en acties vanuit kwaliteitszorg in de opleiding De kwaliteitscoördinator van de opleiding heeft als taak een groepsbespreking te organiseren die moet leiden tot een samenvattend formulier waaruit actieplannen kunnen volgen. Er worden vervolgens prioritaire actieplannen vooropgesteld. De studenten beoordelen hun lectoren. Enkel het departementshoofd en de opleidingscoördinator krijgen het verslag van deze beoordeling. Het departementshoofd of de opleidingscoördinator zal de individuele score met de betrokkene bespreken. Het verslag is het onderwerp van een functioneringsgesprek. Het mag niet gebruikt worden bij de evaluatie van de betrokken lector. Uit de enquête onderwijsprocessen bleek dat het aantal computers per klas te klein was. Een actie was het bijplaatsen van vijf computers. In de enquête personeelstevredenheid werden een vijftal verbeteringen voorgesteld: optimalisatie interne communicatie inzake personeelszaken; vervolledigen van alle opdrachtomschrijvingen voor alle personeelsleden en die beschikbaar stellen in de hogeschool; systematiseren van bij- en nascholingsbeleid; structureren van het werkoverleg administratief en technisch personeel op departementaal niveau; aanzet tot uitwerking van een globale beleidsnota personeelsbeleid. De commissie kan zich niet van de indruk ontdoen dat de terugkoppeling van de enquêteresultaten naar het curriculum moeizaam verloopt.
2.6.2.4 opvolging van de verbeterdoelen en acties vanuit de kwaliteitszorg in de opleiding Sommige verbeterdoelen zijn zeer concreet en worden snel opgevolgd. Andere verbeterdoelen, vooral die met betrekking tot leerprocessen zijn vaag geformuleerd, de opvolging krijgt minder aandacht. Het zijn hoofdzakelijk individuele lectoren die op eigen houtje ingrijpen.
2.6.2.5 kwaliteitscoördinator in de opleiding (verantwoordelijkheid, draagvlak, functioneren) De kwaliteitscoördinator in de opleiding is vertrouwd met de aanbevelingen van de interdepartementale coördinatorenvergaderingen. Hij interpreteert die met betrekking tot de opleiding TI. De taakbelasting voor kwaliteitszorg is niet in verhouding met het toegekende percentage van zijn opdracht.
2.6.2.6 kwaliteitszorg in het opleidingsteam Voor het opleidingsteam bestaat kwaliteitszorg hoofdzakelijk uit zorg voor de inhoud en coherentie van het curriculum en de passende didactiek en begeleiding. De overige aspecten van de kwaliteitszorg zijn nog niet geïnternaliseerd. In dit verband valt te betreuren dat het team niet betrokken geweest is bij de redactie van het ZER.
2.6.3
personeel
2.6.3.1 human resources management Vacatures worden bekendgemaakt in het Staatsblad. Selectie van de kandidaten gebeurt door een commissie waarin vertegenwoordigers van de diverse geledingen (ook industriële) aanwezig zijn. De lectoren worden gerekruteerd op objectieve basis en met correcte procedures. Het onthaal van de nieuwe lectoren en hun integratie in het korps lijkt goed te zijn. De opleiding is gestart met de inventarisatie van de aanwezige competenties. Dit moet mogelijk maken om bepaalde leemtes op te vullen door interne capaciteit en bij nieuwe aanwervingen. Voor een snel evoluerende richting als toegepaste informatica zou de aanwezigheid van een jonge en dynamische lector met ervaring in het bedrijfsleven een heilzame invloed kunnen uitoefenen. Zo’n lector zou een inspiratie kunnen zijn voor veranderingen en vernieuwingen om de opleiding volledig up-to-date te maken en te houden. Dergelijke kracht ontbreekt in de opleiding. Er zou al een stap in die richting kunnen worden gezet door bij de rekrutering van informaticalectoren meer gewicht toe te kennen aan ervaring in de praktijk, veeleer dan aan onderwijservaring. Simon Stevin beschikt daartoe echter niet over de ruimte, vermits de selectiecriteria vastgelegd worden door de centrale administratie van de hogeschool. Een en ander heeft ook te maken met de salarisregels. De opdrachtbepaling gebeurt op basis van overleg tussen het departementshoofd en de opleidingscoördinator en onderling overleg onder de teamleden. De individuele wensen worden opgevraagd en in het team besproken. Daarna wordt de opdrachtbepaling ingepast op departementaal niveau. De lectoren zijn tevreden over de regeling. Functioneringsgesprekken laten toe de beoordelingen uit de sfeer van sanctie en beloning te halen. Er bestaat blijkbaar nog geen beleid om te bevorderen van lector naar hoofdlector. Hoofdlectoren werden aangesteld door de departementsraad, rekening houdend met het HOC-protocol. De studenten zijn uitgesproken tevreden over het lectorenkorps. Er bestaat een syndicale vertegenwoordiging in het hogeschoolonderhandelingscomité (HOC) en het departementale onderhandelingscomité.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
133
2.6.3.2 betrokkenheid van het personeel De Hogeschool West-Vlaanderen hanteert het principe van de minimaal noodzakelijke regulering van bovenaf, wat wil zeggen dat de opleidingsteams in staat zijn hun eigen vorm en werking te vinden en gestimuleerd worden om geen hiërarchisch afwachtende houding aan te nemen. Dit draagt in belangrijke mate bij tot de responsabilisering van de teamleden en verhoogt bijgevolg de motivatie. De teamleden kunnen zelf bepalen wat ze in het team wensen te bereiken, hoe ze dat willen realiseren en hoe ze inspelen op de uitdagingen van buitenaf. Binnen het departement Simon Stevin werd voor elke opleiding een opleidingsteam samengesteld en een opleidingscoördinator aangesteld. Het team is samengesteld uit de lectoren met een hoofdopdracht in de opleiding TI. Zes van de negen leden hebben enkel opdrachten in de opleiding TI. Naast de negen teamleden hebben nog zeven lectoren een opdracht binnen de opleiding. De teamvergaderingen vinden niet plaats op vastgestelde tijdstippen, maar in functie van de noodzaak aan te bespreken punten. Hiervoor is een intranettoepassing ontwikkeld waarmee iedere lector uit de opleiding agendapunten kan aanbrengen. De opleidingscoördinator kan hieruit afleiden wanneer een vergadering vereist is. Binnen het team is er een sterke samenhang zodat veel punten op een informele manier kunnen worden besproken. Op een teamvergadering worden alle lectoren uit de opleiding uitgenodigd, maar enkel van de teamleden is de aanwezigheid verplicht.
2.6.3.3 werking van het opleidingsteam De lectoren werken samen in een informeel verband waarbij de uiteindelijke last om het beleid te bepalen vrijwel uitsluitend bij de opleidingscoördinator ligt. De lectoren zijn zich niet bewust van de noodzaak om het proces van samenwerking meer formeel te structureren. Ze zeggen tevreden te zijn en goed onderling te kunnen samenwerken. Wel is de teamspirit - het gevoelen tot een team te behoren - niet bij alle lectoren aanwezig. Het lectorenkorps is relatief oud (de gemiddelde leeftijd ligt rond de 45). De commissie had de indruk dat vooral de lectoren informatica reeds een langere carrière binnen dezelfde hogeschool achter de rug hebben. De lectoren TI zijn ook, zoals in andere hogescholen, belast met sommige andere taken (netwerkbeheer, helpdesk, ..) die ook de andere opleidingen dan specifiek de TI-opleiding ten goede komen. Dit houdt een zekere belasting in met niet-kerntaken. Er wordt echter niet over geklaagd, in de opdrachtsomschrijving zijn deze taken immers verrekend.
2.6.3.4 professionalisering van het personeel buiten de technische deskundigheid De informaticalectoren lijken niet erg vertrouwd met de moderne didactische methodes zoals projectonderwijs en probleem gestuurd onderwijs. Navorming is hier zeker op zijn plaats. De lectoren algemene vakken, bijvoorbeeld van de taalvakken, lijken iets dynamischer en pro-actiever. Er is geen systematische inventarisering van de benodigde kennis en daarmee geassocieerde noodzakelijke navorming.
2.6.3.5 technische deskundigheid van het onderwijzend personeel. Er is (beperkte) industriële ervaring bij de lectoren. Twee lectoren hebben een formele academische opleiding in de informatica, en nemen initiatieven voor de introductie van geactualiseerde softwaretechnologie (objectgericht ontwerp/ontwikkeling, ...). Indien een
teamlid bijscholing wil volgen, wordt dit eerst besproken in het team waarna de goedkeuring gevraagd wordt van het departementshoofd. Er wordt van het teamlid verwacht dat zij/hij achteraf feedback geeft aan de andere teamleden. Zowel binnen de hogeschool West-Vlaanderen als binnen het departement Simon Stevin streeft men ernaar om jaarlijks 4 % te besteden aan competentieontwikkeling. Dit jaar is ook gestart met het individueel plannen van navorming door middel van een navormingsfiche. Er zijn nog te weinig lectoren die gespecialiseerde navorming volgen.
2.6.3.6 onderzoeksdeskundigheid van het onderwijzend personeel Volgens het ZER gebeurt er geen onderzoek in de toegepaste informatica.
2.6.3.7 technische administratieve en organisatorische deskundigheid Het TI-kader is duidelijk ook belast met een aantal administratieve taken, zoals bijvoorbeeld het beheer van de stages/scripties in het laatste jaar. Deze lectoren hebben ook de software voor automatisch verwerken van de examenresultaten ontwikkeld.
2.6.4
materiële en financiële randvoorwaarden
2.6.4.1 onderwijsruimten Alle onderwijsruimtes bevinden zich op één campus in één goed onderhouden en net gebouw. Dit heeft tot gevolg dat alle studenten, ongeacht de gevolgde opleiding, ‘samen leven’ in één geheel. Er zijn zowel kleine als grote lokalen en aula’s met 150 plaatsen. Alle lectoren kunnen hun wensen inzake lokaalgebruik (in functie van multimedia-apparatuur, overhead bord,....) meedelen voor de opmaak van de lesrooster. Het doorgedreven ICT-gebruik heeft ertoe geleid dat de jongste jaren enkele ‘klassieke’ leslokalen omgebouwd werden tot pc-lokalen. Momenteel staan er meer dan 200 pc’s ter beschikking van de studenten in zeven pc-leslokalen. Daarnaast staan nog een 50-tal pc’s ter beschikking van de studenten in werkruimtes en mediatheek. Al deze pc’s draaien onder Windows 2000. Alle pc’s (leslokalen, praktijklokalen, administratie, staflokalen, mediatheek, ...) zijn aangesloten op het lokaal departementaal netwerk dat op zijn beurt is aangesloten op het hogeschoolnetwerk. De studenten van de opleiding TI volgen meestal les in één van de drie auditoria die uitgerust zijn met multimedia-apparatuur. Voor de praktijklessen zijn de studenten in kleine groepen ingedeeld waardoor ze telkens individueel aan een pc kunnen werken. Ze kunnen bovendien steeds terecht in het Sovowes-computerlokaal (25 pc’s) en in de mediatheek (20 pc’s). De pc’s in het Sovowes-lokaal zijn toegankelijk tot 21.30 uur. Als er pc-lokalen vrij zijn, kunnen de studenten TI daar ook oefenen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
135
De teamleden beschikken over zes pc’s (één in het lokaal van de opleidingscoördinator, twee in het lokaal netwerkbeheer, drie in het staflokaal). Daarnaast staan nog acht pc’s ter beschikking in de werkruimte voor lectoren. Bovendien kunnen een viertal laptops uitgeleend worden. Er is een Linux-server geïnstalleerd en er worden lessen Linux georganiseerd. Studenten reageren bijzonder positief op voorstellen om in de hogeschool in een experimenteerruimte met lokaal netwerk te voorzien, waar oefeningen kunnen worden gemaakt met uitbatingsystemen, netwerkarchitectuur, installatie van firewalls en dergelijke die elders wegens redenen van beveiliging onmogelijk zijn.
2.6.4.2 mediatheek De mediatheek van de Hogeschool West-Vlaanderen, departement Simon Stevin, is een wetenschappelijk onderbouwde bibliotheek waar de studenten en lectoren eveneens toegang krijgen tot allerhande verschillende media. Het personeel van de mediatheek is deskundig en sterk gemotiveerd. Er is een aangename leesruimte. Aan de balie van de mediatheek bevindt zich een pc waarop VUBIS geïnstalleerd is, één van de goede beschikbare programma’s voor de ontsluiting van de collecties van bibliotheken. Dankzij dit programma kan de student de volledige catalogus van alle departementen van de Hogeschool West-Vlaanderen raadplegen. In de mediatheek van Simon Stevin kunnen de studenten ook werken aanvragen die zich in andere bibliotheken bevinden. De mediatheek beschikt over een uitgebreide collectie wetenschappelijke boeken en naslagwerken. Er zijn ook een honderdtal actuele en lopende tijdschriften aanwezig, naast losbladige werken, video’s, cd-rom’s, dvd’s, dagbladen en audiocassettes. Het tijdschriftenbestand voor informatica is ondermaats, niettegenstaande een ganse reeks tijdschriften on-line kan geraadpleegd worden. De studenten hebben gratis en onbeperkt toegang tot 20 pc’s, waarvan er tien aangesloten zijn op het netwerk en waarmee ze toegang kunnen verkrijgen tot het internet. Verder zijn er nog veel databanken als hulpmiddel om de juiste informatie op te zoeken. De toegangslicentie tot deze databanken is vrij duur, maar ze wordt afzonderlijk gesubsidieerd door het Ministerie van Onderwijs. De mediatheek is op lesdagen doorlopend open van 8.00 uur tot 17.45 uur. Enkel op vrijdag sluit de mediatheek om 16.00 uur.
2.6.4.3 computerfaciliteiten Gebanaliseerde pc-infrastructuur is sterk ontwikkeld, echter ten koste van (essentiële) experimenteeropstellingen. De lectoren hebben weinig aandacht voor het groeiend belang van Linux. De opleiding zou minstens één pczaal moeten uitrusten met dual-boot pc’s. Er is een fulltime technicus die instaat voor het onderhoud en de werking van computers. De lectoren staan in voor het onderhoud van de software.
2.6.4.4 beschikbare werkingsmiddelen De verdeling van de financiële middelen naar het departement gebeurt volgens de decretaal vastgelegde criteria.
Binnen het departement wordt bij de verdeling van de middelen in de eerste plaats gekeken naar de informaticabehoeften van de opleiding architectuur. Die heeft behoefte aan zeer performante apparatuur, die echter na een redelijke afschrijvingsperiode nog zeer bruikbaar is voor TI (onder meer de workstations).
2.6.4.5 studenten- en docentenfaciliteiten Het departement Simon Stevin beschikt over twee onthaalruimtes, cafetaria’s (niet-rokers- en rokersgedeelte). De infrastructuur wordt mede gefinancierd door Sovowes. Er wordt voorzien in kleine restauratie voor personeel en studenten. In de cafetaria staan ook een aantal drank- en snoepautomaten. Alle betalingen gebeuren met Proton. Een afzonderlijk pc-lokaal (Sovowes-lokaal) staat ter beschikking van de studenten met vrije toegang tot de pc’s tot 21.30 uur. TI-studenten worden hoofdzakelijk uit de omgeving gerekruteerd. Zij hebben allemaal een pc met snelle toegang thuis en verdwijnen onmiddellijk na de colleges. Er is geen echte campusgeest. De commissie moest zelfs vaststellen dat de meeste studenten echte ‘valiezenstudenten’ zijn. In de onthaalruimte staat een fotokopietoestel dat door de studenten kan worden gebruikt voor het kopiëren van kleine aantallen.
2.6.5
onderwijsdoelstellingen
2.6.5.1 onderwijsvisie van de opleiding Bij de opstelling van het ZER werd gebruikgemaakt van het PROZA-instrument dat echter meer aandacht besteedt aan het beheer van het onderwijs en de opleiding als aan het inhoudelijk aspect van de opleiding. De hogescholen die de opleiding TI aanbieden hebben samen met de Dienst voor Onderwijs en de Vlaamse Onderwijsraad het beroepsprofiel en het opleidingsprofiel opgemaakt. Deze profielen zijn vertaald in het opleidingsprogramma. Dit curriculum wordt bewaakt door het team, de opleidingscommissie, de stagegevers, de bevraging van afgestudeerden, de departementsraad, de dienst Onderwijs en Onderzoek van de hogeschool en het bestuurscollege. Belangrijke streefdoelen in de opleiding zijn: voldoen aan het beroeps- en opleidingsprofiel; een polyvalente opleiding geven in functie van de diversiteit in de informaticasector; flexibele mensen opleiden; probleemoplossend denken stimuleren; naast kennis ook vaardigheden en attitudes bijbrengen (competenties); geïntegreerd en geactualiseerd vakkenpakket aanbieden; reële situaties via projecten en stages aanbrengen. De erfenis van bedrijfsinformatica weegt nog sterk door in de opbouw van het programma, wat leidt tot een heel theoretische opleiding met veel economische accenten. Dit is op zich niet erg als andere noodzakelijke skills er niet onder te lijden zouden hebben. Zo is er geen groot informatica-integrerend project waar de student de ervaring van ‘in groep’ werken oefent, om al zijn kennis te gebruiken in één programma.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
137
De opleiding heeft een vrij omvangrijk aandeel van algemene vakken, met een voorkeur voor (natuurlijk) talen en economie/recht. De plaatsing van deze vakken in het curriculum is vrij systematisch. Economie in het eerste jaar wordt als bijzonder belastend (en zelfs onaangepast) ervaren. Wiskunde is veeleer misleidend, want van de omvangrijke cursusnota’s wordt slechts een gedeelte gedoceerd. Het is zeker geen buisvak. Er wordt - verrassend genoeg voor een opleiding TI - weinig aandacht besteed aan zelfstudie door middel van e-learning.
2.6.5.2 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het hoger onderwijs Het onderwijs in de opleiding TI was tot nu vrij conventioneel van aard. De studenten werden van zeer nabij begeleid. Er zou meer aandacht mogen zijn voor de moderne didactische methodes. In het vooruitzicht van de invoering van de BA/MA-structuur is een werkgroep opgericht die een modulaire opbouw van het programma moet voorbereiden. Wel werden op een correcte wijze ECTS-punten toegekend aan alle opleidingsonderdelen. Er bestaat nog geen echt creditsysteem en aangepaste jaarprogramma’s. Er is ook te weinig aandacht voor zelfstudie wat deel uitmaakt van het aanscherpen van de attitude voor levenslang leren. Zoals blijkt uit het beroepsprofiel van de VLOR moet de opleiding TI de studenten klaarstomen om een zeer uitgebreid en divers gamma van taken en functies uit te voeren.
2.6.5.3 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het werkveld. Het programma is nog te zeer gericht naar analyse en programmeertechnieken van de handels- en administratieve sector. Uit de opmerkingen van de afgestudeerden blijkt echter dat zij steeds meer ingezet worden als netwerkadministrator, als webpagina-designer en dies meer. De theoretische kant van deze onderwerpen is wel aan bod gekomen, de praktische kant is onvoldoende. De voorbereiding op het werkveld wordt gewaarborgd door de aanwezigheid van stage/scriptie in het laatste jaar. De stage gebeurt effectief bij een industriële partner. De stage loopt vanaf januari in het laatste jaar, waardoor de periode tot dan zeer belastend is voor de studenten. De vertegenwoordigers van het werkveld waren uitgesproken tevreden over de afgestudeerden. Merkwaardig genoeg hadden deze vertegenwoordigers geen problemen met de lage slaagcijfers. Die garanderen volgens hen de kwaliteit van de afgestudeerden en bijgevolg hun onmiddellijke inzetbaarheid.
2.6.6
opleidingsprogramma: opbouw en inhoud
2.6.6.1 concretisering van de onderwijsdoelstellingen in het opleidingsprogramma De basiscompetenties worden afgeleid uit het beroeps- en opleidingsprofiel en worden vertaald in het opleidingsprogramma in overleg met vertegenwoordigers uit het beroepenveld. Binnen het team wordt het opleidingsprogramma voortdurend geëvalueerd en verfijnd op basis van volgende overwegingen; -
is er een goed evenwicht tussen de verschillende onderdelen? is de werkdruk goed verdeeld? komt de begrote studiebelasting overeen met de werkelijke studiedruk?
-
worden de basisvaardigheden en noodzakelijke attitudes voldoende benadrukt? wordt de evolutie binnen informatica voldoende vertaald in het curriculum?
Op basis van de ter beschikking gestelde cursussen en informatie en op basis van de gesprekken met de studenten, lectoren, directie, afgestudeerden en werkveld stelt de commissie vast dat het opleidingsprogramma een goede voorbereiding vormt op het latere beroepsleven. De opleiding vertoont een gezond evenwicht tussen informaticavakken en algemene vakken, hoewel de algemene vakken toch wel zwaar doorwegen. In deze algemene vakken, vooral bedrijfskunde, boekhouden, de talen en in mindere mate economie en wiskunde, wordt er wel zorg voor gedragen om ze te richten naar toepassingen in de informatica. Voor wiskunde en economie zou dit nog sterker het geval moeten zijn. Het zijn geen doelen op zich. Ook de andere algemene vakken, zoals de talen, zouden moeten worden opgenomen in een geïntegreerd project. Het opleidingsprogramma wordt regelmatig aangepast aan de veranderende omgeving, onder meer door inspraak van een opleidingscommissie met daarin vertegenwoordigers uit het werkveld. Toch geven verschillende getuigenissen uit het werkveld en de afgestudeerden de indruk dat het programma in zijn totaliteit ietwat gedefaseerd loopt. Er zijn elementen die ontbreken of nog onvoldoende aan bod komen zoals de Java-programmeertaal, expertsystemen, netwerkbeheer (met firewalls, beveiligingsaspecten, …) en de elementaire basistechnologische kennis.
2.6.6.2 de aandacht in het opleidingsprogramma voor de vaardigheden die het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren ondersteunen De student wordt in het leerproces geconfronteerd met de sociale dimensie van het beroepenveld via de praktijk/beroepsgerichtheid van het curriculum en uitdrukkelijk in de stages. Ook de diverse sociaaleconomische vakken brengen de sociale realiteit van het toekomstige beroep binnen in de opleiding en in het leerproces. De student wordt regelmatig aangesproken als centrale klant en participant, zowel in de processen van de opleiding als in het reilen en zeilen van de instelling, onder andere via studentenenquêtes, overleg over examenregeling en allerhande. Iets meer aandacht aan ‘leren leren’ zou de attitudes nodig in beroepsveld kunnen ondersteunen.
2.6.6.3 actualiteitsgehalte van het opleidingsprogramma Er is nog steeds aandacht voor ‘legacy’-technologie (bijvoorbeeld een cursus Cobol). Dit is wel verminderd sinds vorig jaar, maar het vak wordt wel aangehouden in het licht van de blijvende nood aan dergelijke vaardigheden in de industrie en bedrijfswereld. Het aandeel wiskunde binnen de opleiding is vrij omvangrijk en bestaat uit numerieke wiskunde (eigenlijk analyse), logica en statistiek. Op het eerste gezicht leek dit nogal overdadig, maar dit werd later genuanceerd door de studenten zelf. Er zijn beperkte en recente initiatieven om ‘state of the art’-softwaretechnologie op te nemen in het curriculum: zo wordt de programmeertaal/omgeving Java aangeboden (hoewel te beperkt, te laat en met te weinig voorbereiding/ondersteuning), alsook objectgerichte software ontwerp/ontwikkeling (met behulp van de UML). Er zijn ook initiatieven om naast het Microsoftplatform ook UNIX (Linux) als omgeving te integreren in de opleiding. Dit wordt duidelijk door de studenten op prijs gesteld, en komt tegemoet aan opmerkingen van
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
139
afgestudeerden over netwerktechnologie. Er is echter een totaal gebrek aan infrastructuur (bijvoorbeeld een netwerkopstelling met Linux-machines) voor experimenten.
2.6.6.4 sequentiële opbouw en coherentie van het opleidingsprogramma De opleiding geeft in het eerste jaar zowel procedureel programmeren (Cobol) als OO-technieken (C++). De vraag rijst of dit niet verwarrend overkomt bij de studenten. Het programma is overigens coherent en goed opgebouwd. Het eerste semester van het laatste jaar is relatief zwaar (door de stage).
2.6.6.5 aandacht voor de karakteristieken van de studenteninstroom De instroom bestaat voor de helft uit ASO-studenten, voor de andere helft uit TSO-studenten. Sporadisch komen ook studenten uit het BSO en het KSO voor. Er is nog nooit een BSO-student geslaagd. Uit de jaarlijkse instroomanalyse blijkt dat er een zeer heterogene studentenpopulatie is. Daarom worden ook voorbereidende cursussen ingericht voor de start van het academiejaar en het monitoraat wiskunde wordt in het lesrooster ingebouwd. Voor een aantal vakken (onder andere economie, systeemanalyse, ...) wordt zelfstudie ingebouwd waarbij de studenten aan hun eigen tempo en met begeleiding leerstof kunnen verwerken. Dit jaar is ook een pilootproject gestart met een secundaire school uit de onmiddellijke omgeving om te onderzoeken hoe het secundair onderwijs en het hoger onderwijs beter op elkaar kunnen worden afgestemd. Vooral voor de TSO-studenten zijn de slaagcijfers (te) laag. Waarschijnlijk zijn de leermethoden meer afgestemd op ASO-studenten.
2.6.6.6 aanbod en structuur van flexibele leerwegen in het opleidingsprogramma Er bestaan geen opties of keuzevakken in de opleiding TI, net zo min als flexibele leerwegen. Wel overweegt de opleiding om naast de huidige technologisch georiënteerde optie en een meer bedrijfsgeoriënteerde (netwerkeconomie) optie in te voeren.
2.6.6.7 het niveau en de inhoud van de opleidingsonderdelen. Het niveau en de inhoud worden bewaakt door onder andere de opleidingscommissie en via een bevraging bij de studenten. De resultaten worden in het opleidingsteam besproken en indien nodig gebeuren er aanpassingen, waarschijnlijk meer op initiatief van de lectoren dan van de opleidingscommissie. De programmaboeken beschrijven voor elk vakonderdeel de doelstellingen, de inhoud, de evaluatieregeling, de examens met permanente evaluatie, de leervormen en de aangewezen literatuur. Er is een goede mix van hoorcolleges, praktische oefeningen, seminaries en projecten. De inzet en de deskundigheid van de lectoren garanderen dat het niveau voldoende hoog blijft.
2.6.7
afstudeerwerk en/of werkveldervaring
2.6.7.1 opvatting(concept), inhoud en niveau De opleiding TI wordt afgesloten met een 11 weken durende stage tijdens het tweede semester in het derde jaar. Alle contacturen en oefeningsessies vallen in het eerste semester (tot aan het Kerstverlof) waarna de studenten over die opleidingsonderdelen eindexamen afleggen. Alle stageprojecten vinden binnen een bedrijf of organisatie vreemd aan het departement plaats. Tijdens de maand oktober krijgen alle studenten een overzicht van mogelijke stageplaatsen met een korte situering van de daar gebruikte IT-infrastructuur en software. De student kan zijn voorkeur aan de stagebegeleiders doorgeven. Ook kan de student nieuwe stageplaatsen voorstellen, maar die worden dan wel door de stagebegeleiders gescreend. Bij het selecteren van potentiële stageplaatsen wordt onder andere rekening gehouden met het feit dat er een informaticus moet aanwezig zijn om de begeleiding tijdens de stageperiode te doen. Tijdens de maand november wijzen de stagebegeleiders en de opleidingscoördinator de stageplaatsen toe aan de studenten. Van zodra de stageplaatsen zijn toegekend, gaan de student en de stagebegeleider naar de stageplaats om het project met de stagegever en stagementor te bespreken. Na de eindexamens (januari-februari) gaat de student op stage. Gedurende 11 weken werkt de student aan zijn stageopdracht en aan informaticagebonden taken in het bedrijf. Het project en het geleverde werk wordt gedocumenteerd en besproken in het verslag, waarna nog een presentatie voor de jury volgt. Vanuit het standpunt van de student worden de volgende doeleinden nagestreefd: -
-
Kennismaking met de bedrijfstak en met het toekomstige beroep, ervaring opdoen inzake organisatorische aspecten van het beroep en de uitoefening ervan; Toepassing van de theoretische kennis en technieken in praktijksituaties (zo goed mogelijk aansluitend bij het niveau van de opleiding); Verwerven van ervaring met het werken in een organisatie met de bijbehorende sociale vaardigheden en inzichten in de arbeidsverhoudingen (onder andere werken in teamverband, ervaring opdoen inzake attitudes tegenover overste, collega’s en klanten); Leren observeren en schriftelijk kunnen rapporteren over de verrichte werkzaamheden en de structuur van de stagegevende organisatie kunnen beschrijven; Het wegnemen van drempelvrees bij het solliciteren.
Door middel van de stages krijgt de onderneming inzicht in wat de hogeschool te bieden heeft, en kan ze via de stageleider wensen kenbaar maken inzake de opleiding. Voor de hogeschool zijn de stages een perfect middel om relaties met bedrijven op te bouwen. De stage moet aan duidelijke criteria beantwoorden. Zij heeft als doel het inzicht, de vaardigheden en de attitudes die de student in het eerste en tweede jaar verworven heeft in een bedrijfscontext te toetsen en bij te sturen. De student wordt hierin begeleid door een stagementor in het bedrijf en een stagebegeleider uit de opleiding.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
141
Het stageverslag is een geïntegreerde oefening waarbij de vaardigheden die essentieel zijn voor de opleiding aan bod komen. Zij is een reflectie op de stageopdracht. De student moet aan de hand van een stageverslag bewijzen dat hij in staat is informatie te verzamelen, te begrijpen en tot een logisch gestructureerd geheel te verwerken. De student moet ook aantonen dat hij een professioneel afgewerkt verslag kan afleveren volgens de geldende normen voor lay-out en rapportering. Tijdens de voorstelling van het verslag moet de student bewijzen dat hij in staat is een professionele presentatie te geven en adequaat te antwoorden op de vragen van de jury. De stage en het bijbehorend verslag tellen voor 26 punten van de 60 punten in het laatste jaar. De studenten zijn van oordeel dat dit een onderschatting inhoudt van de hoeveelheid tijd die zij eraan besteden.
2.6.7.2 begeleiding (o.a. duidelijkheid regelingen en voorzieningen) De stagebegeleiders verzorgen de contacten tussen stagegever en de opleiding. Zij leggen een bestand aan. Ze bereiden de stage voor, kennen de meest geschikte stageplaats toe, helpen de stagiair waar nodig, bezoeken en beoordelen de stagiair, overleggen met de stagegever/mentor, beoordelen het stageverslag en ondervragen de student tijdens zijn mondelinge presentatie van het stageverslag. Gedurende de stage brengt de stagebegeleider de student een 3-tal bezoeken. De stagebegeleider is ook verantwoordelijk voor de administratieve afhandeling. Hij kan hiervoor gebruikmaken van een intranettoepassing. Als de stagegever en stagementor niet één en dezelfde persoon zijn, is de stagegever verantwoordelijk voor de algemene supervisie, het aanduiden van een mentor en de taakomschrijving. De stagementor begeleidt de stagiair van nabij, geeft informatie over de werking van het bedrijf, helpt de theoretische kennis van de stagiair over te brengen naar de praktijk en beoordeelt diens prestaties tijdens en op het einde van de stage. De stagegevers/mentors lezen het eindverslag en worden uitgenodigd op de mondelinge presentatie tijdens de examenperiode. Aan de hand van de periodieke evaluaties, de gesprekken met de stagementor en wat de stagebegeleider opmerkt bij het bezoek van de stageplaats, wordt de stagiair bijgestuurd. Er wordt gewezen op de positieve en negatieve punten, zodat de stagiair de kans krijgt zich aan te passen.
2.6.7.3 beoordeling (gehanteerde criteria en wijze van beoordeling) Op het einde van het academiejaar wordt de eindbeoordeling van de stage opgemaakt. De beoordeling gebeurt op drie vlakken: geleverd werk tijdens de stageperiode: 45 % van de punten stageverslag: 35 % van de punten presentatie: 20 % van de punten De punten worden na de presentatie toegekend in overleg met de juryleden en de coördinator. Per zitting komen vier studenten aan bod. De jury bestaat uit de stagebegeleider en de vier afgevaardigden van de vier stageplaatsen. De coördinator volgt zoveel mogelijk alle presentaties om ervoor te zorgen dat de studenten objectief beoordeeld worden. Door het volgen van stageverdedigingen krijgt de opleidingscoördinator ook inzicht in de sterke en zwakke punten van de opleiding. Het geleverde werk wordt beoordeeld door de stagegever en -mentor samen met de begeleider. De inbreng van de overige juryleden situeert zich op het vlak van het vergelijken met de andere stageopdrachten. Hetzelfde geldt voor het stageverslag. De presentatie wordt beoordeeld door de voltallige jury.
2.6.7.4 relatief gewicht in de opleiding De stage vertegenwoordigt 26 van de 60 punten van het laatste jaar.
2.6.8
internationale dimensie
De hogeschool is voorstander van internationale samenwerking. Er zijn coördinatoren op het niveau van de hogeschool, het niveau van het departement en op het niveau van de opleiding TI. Ze hoopt met internationalisatie de volgende doeleinden te bereiken: -
versteviging van de waarden waarvoor de hogeschool staat: pluralisme, tolerantie, samenwerking en solidariteit; bewustwording van een mogelijke andere aanpak in het onderwijs; openen van de honkvaste geest van de meerderheid van de studenten; de Europese gedachte bij de studenten levendig te houden; het belang van het taalonderwijs te onderlijnen; het verhogen van de sociale vaardigheden van de studenten.
De hogeschool maakt deel uit van het internationaal netwerk BUSINET waar de volgende instellingen deel van uitmaken: Satakunta Polytechnic Pori Finland Helsinki Polytechnic Helsinki Finland Niels Brock Kopenhagen Denemarken New College Durham Verenigd Koninkrijk Katholieke Hogeschool Geel België Katholieke Hogeschool Leuven België De internationale dimensie in de opleiding is terug te vinden in het opleidingsonderdeel talen en communicatie waar zowel Frans als Engels aan bod komen. Onder leiding van de internationale coördinator TI heeft de opleiding bij het Erasmus-bureau – Intensive Programmer - samen met de Hedict Partners een casestudy project ingediend genaamd: ‘Developing an Information System for an Import – Export company in the Zeebrugge Harbour’. De doeleinden van het project zijn als volgt geformuleerd: The main objectives are knowledge of and practising real life projects which exceed the classical standard case-study and this within an international context. Cooperation, communication (for almost all students in another language (English) than their native language), planning (being aware of cultural differences) in formal and informal situations will give an added value for all participants. Ondanks de actieve aanmoediging door de opleiding blijft de participatiegraad van de studenten bedroevend laag. Dit academiejaar neemt er slechts één student aan deel. Wellicht volstaan de inspanningen van de hogeschool en de lectoren niet om studenten warm te maken voor een internationale ervaring. De hogeschool moet hier een grotere en creatievere inspanning leveren, vermits internationale vergelijking een essentiële doelstelling is van de BA/MA-hervormingen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
143
In het verleden is er een uitwisseling (bezoek) geweest van lectoren tussen de University of Wales Institute Cardiff en de opleiding TI. Jaarlijks komt de Hedict-working-group samen waar internationale contacten gelegd worden, curricula vergeleken worden en zoals dit academiejaar een Intensive Programme werd voorbereid. De opleiding onderhoudt contacten met de volgende buitenlandse hogescholen in het kader van studentenmobiliteit en het IP: -
Satakunta Polytechnic Helsinki Polytechnic Niels Brock New College UWIC
Pori Helsinki Kopenhagen Durham Cardiff
Finland Finland Denemarken Verenigd Koninkrijk Verenigd Koninkrijk
Binnen de Hedict-working-group van BUSINET zijn er nog een aantal ‘slapende’ partners waarmee er occasionele contacten zijn.
2.6.9
leersituatie
2.6.9.1 onderwijsvormen Om de studenten de verschillende basiscompetenties bij te brengen op het vlak van kennis, inzicht, attitudes en vaardigheden worden verschillende onderwijsvormen gebruikt: -
Hoorcolleges die vooral geschikt zijn voor het overbrengen van kennis en feiten. Door het gebruik van ICT kan de les aangenamer gemaakt worden om te volgen. Er wordt steeds meer afgestapt van het zuivere ex cathedra lesgeven ten voordele van interactief lesgeven.
-
Oefeningenzittingen waar theorie toegepast wordt en oplossingsalgoritmes geoefend worden. Deze oefeningenzittingen worden vaak geïntegreerd met de hoorcolleges.
-
Informaticaoefeningen waarbij elke student over een pc beschikt en bijvoorbeeld programmeeroefeningen maakt.
Er zijn enkele projecten in de informaticavakken, maar een omvangrijk integrerend project ontbreekt. De onderwijsvormen zijn vrij conventioneel: ex cathedra les/practica met conventionele papieren syllabi. Er wordt zeer weinig gebruik gemaakt van PowerPoint-presentaties. Er is een beperkt gebruik van projectonderwijs en er is geen probleem gestuurd onderwijs. Door de studenten zelf is een e-forum ontwikkeld. De stage heeft voldoende gewicht en begeleiding om de studenten in te leiden in de praktische aspecten van de bedrijfswereld. Er zijn geen echte meetinstrumenten om de proportie contacturen-zelfstudie-andere onderwijsacitiviteiten op te volgen. De commissie is van oordeel dat de aangeboden mix volstaat om een hoogwaardige opleiding te geven. Wel zou zelfstudie met gebruik van aangepaste pakketten - als voorbeiding voor het levenslang leren moeten worden aangemoedigd.
2.6.9.2 leermiddelen De lokalen zijn goed uitgerust, en projectors en beamers zijn ruim aanwezig. Voor elk leervak bestaat ofwel een handboek ofwel een door de lector zelf opgestelde syllabus. De syllabi zijn verzorgd uitgegeven. Het e-forum dat door de studenten zelf is gecreëerd, is zeer succesvol. Op het intranet kan een databank van examenvragen worden geraadpleegd. Een zeer bruikbaar en goed opgesteld document is het vademecum voor de stage en het stageverslag. In feite wordt naast de intranetdatabank weinig gebruik gemaakt van innovatieve middelen. De centrale dienst is wel een intranettoepassing aan het ontwikkelen om de fora te kunnen beheren. Sommige lectoren hebben reeds persoonlijk intranetondersteuning voor hun eigen opdracht georganiseerd. De practica zijn te éénzijdig gebaseerd op Microsofttechnologie of geven te weinig ondersteuning voor onderwerpen zoals netwerken en uitbatingsystemen.
2.6.10
toetsing en evaluatie
2.6.10.1 de verschillende evaluatievormen (concept, in relatie tot de doelstellingen van de opleidingsonderdelen en de opleiding als geheel, gerichtheid van de evaluatie op het toetsen van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, moeilijkheidsgraad) Men onderscheidt normale examens en permanente evaluatie, meestal van toepassing op informaticavakken met practica en ook voor het taalonderwijs. De vorm van evaluatie wordt bij elk vak in het programmaboek aangegeven. De normale examens kunnen schriftelijk, mondeling of op de computer afgenomen worden. Zij worden tijdig aangekondigd. Permanente evaluatie is een regelmatige continue evaluatie van de studieprestaties van de student gedurende het academiejaar. De student wordt beoordeeld op zijn inzet, praktische kennis van tussentijdse rapporten, presentaties en evaluatiegesprekken. De studenten worden op deze manier van heel nabij gevolgd.
2.6.10.2 criteria en wijze van beoordeling door de evaluatoren De slaagcijfers in het eerste jaar én ook in het tweede jaar zijn opvallend laag (30 % in eerste jaar, 70 % in het tweede jaar) en schommelen sterk. De hogeschool kent dit probleem, maar heeft er geen echte verklaring voor. Uit de analyse van slaagcijfers op basis van het onderwijsniveau blijkt dat uitsluitend studenten uit het ASOwiskunde-economie normale slaagcijfers (+/- 60 %) halen. Alle andere SO-richtingen vertonen tragische cijfers. Verdere analyse toont aan dat er geen echt buisvak bestaat, zelfs het door de studenten verguisde vak ‘boekhouden’ vertoont geen afwijking. Er wordt gewoon streng beoordeeld. Hier moet misschien een misverstand uit de wereld geholpen worden. De opleiding hoopt door streng te zijn de beste studenten uit het SO aan te trekken, maar dat is niet zo. Studenten in het SO die nadenken – en dat zijn de beste, ongeacht de hogeschool en de richting – gaan ervan uit dat slagen in het eerste jaar het
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
145
probleem zal zijn. Zij vergelijken scholen en richtingen en kiezen de hogeschool waar zij de meeste kans hebben om zonder ongelukken door het eerste jaar te komen. Zij vermijden te strenge scholen, waardoor strenge scholen uiteindelijk de beste studenten afstoten. Ze rekruteren nog hoofdzakelijk middelmatige studenten, wat dan opnieuw de slaagcijfers doet dalen. Zo ontstaat een vicieuze cirkel. In tegenstelling tot veel andere scholen hebben de ASO-studenten hier geen proefjaar aan de universiteit achter de rug. Ze zijn dus effectief gemotiveerd voor de richting, alhoewel dit ook zal te maken hebben met het honkvast zijn van de studenten en met het feit dat Brugge geen universiteit heeft. Enkele personen uit het werkveld zijn best tevreden met deze zeer strenge schifting, die een driedubbele garantie biedt dat afgestudeerden ook kwaliteitsvol zullen werken. Het is echter niet uitgesloten dat studenten die tot zeer goed informatici zouden kunnen uitgroeien, uitvallen wegens de lage slaagkansen in het eerste jaar. Het monitoraat, dat trouwens weinig door de studenten gebruikt wordt, heeft weinig invloed op de slaagcijfers. De opleiding is gehuisvest in een aantrekkelijk gebouw, heeft een waardevol programma dat trouwens voortdurend aangepast wordt, beschikt over een gemotiveerd lectorenkorps en bereidt studenten voor op een beroep in expansie. Er is geen reden, behalve dan de slaagcijfers, waarom de opleiding niet de meest succesvolle richting van het departement zou worden. Een bezinning hierover is absoluut geboden.
2.6.10.3 criteria en wijze van beoordeling van de examencommissie Het departementshoofd is voorzitter van elke jury voor. De jury is samengesteld uit alle lectoren van de opleiding. De commissie is van oordeel dat binnen de bestaande paradigma’s de evaluatoren hun werk zeer professioneel en ernstig doen. Al of niet slagen van studenten is fundamenteel een groepsbeslissing, bij voorkeur bij consensus. Tijdens de deliberatie beschikt elk commissielid over zijn eigen puntenlijsten en een overzichtslijst die is gesorteerd op resultaat. Tevens wordt de individuele examenfiche van elke student geprojecteerd. De volledige examenadministratie is geautomatiseerd. Dit houdt onder andere in dat de geslaagden reeds vermeld zijn en de deliberatie on line kan worden gevolgd.
2.6.10.4 organisatie van toetsen en examens Het examenrooster wordt opgemaakt door de planningverantwoordelijke. Hierbij wordt naast de wettelijke bepalingen ook rekening gehouden met de desiderata van lectoren en studenten. Een eerste versie (voorlopige versie) wordt meegedeeld aan de lectoren en de studenten die één week de tijd krijgen om te reageren en wijzigingen voor te stellen. Het definitief rooster wordt minstens één maand voor de start van de zittijd meegedeeld. De niet-geslaagden in de eerste zittijd krijgen op de proclamatie met hun rapport ook het examenrooster van de tweede zittijd. De functie van de ombudsman verdient verduidelijking voor studenten en lectoren. Het secretariaat ontvangt de resultaten, houdt de afwezigheden bij, zorgt voor de deliberatielijsten en het opmaken van de einddossiers die op de proclamatie overhandigd worden aan de studenten.
2.6.10.5 transparantie van de evaluatie Bij inschrijving ontvangt de student een kopie van het examenreglement. De opleiding beschikt over een intranetdatabank met voorbeelden van examenvragen.
Zowel na het partieel examen als na de eerste en tweede zittijd wordt een remediëringscontact georganiseerd waarbij de student inzage kan krijgen van zijn examens en de resultaten met de lector kan bespreken. De studenten kunnen met hun problemen en klachten steeds terecht bij de ombudsdienst, de voorzitter van de examencommissie, het examensecretariaat en de opleidingscoördinator. Alle klachten worden met de grootste zorg en discretie behandeld. De studenten, zelfs degenen die hun eerste jaar gebist hebben, zijn tevreden over de regelingen.
2.6.11
studie- en studentenbegeleiding
2.6.11.1 studenteninstroom De kwaliteitscoördinator analyseert elk jaar de uitstroom naar afkomst en geslacht met de bijbehorende slaagcijfers. Sinds het ontstaan van de hogeschool stijgt het aantal studenten in de basisopleiding Toegepaste Informatica. De piek werd bereikt tijdens het academiejaar 1999-2000. De terugval situeert zich voorlopig enkel in het eerste jaar. De uitval varieert van 0 % tot 10,42 %. De grootste uitval (een verlies van 15 studenten) deed zich voor in het piekjaar 1999-2000. Voor het academiejaar 2001-2002 is er slechts een uitval van 1.74 %: dit zijn twee studenten minder op 1 februari ten opzichte van 1 oktober. Toegepaste Informatica is een typisch mannelijke opleiding met meer dan 85 % mannelijke studenten. De weinige vrouwen doen het echter relatief goed. TI rekruteert voornamelijk uit het ASO en het TSO. In de basisopleiding Toegepaste Informatica stijgt het percentage ASO-studenten vlugger dan het percentage ASO-studenten in het departement. De voorbije twee jaar telde de basisopleiding Toegepaste Informatica zelfs het hoogste percentage ASO-studenten van het departement (meer dan 50 %). De slaagcijfers liggen gevoelig hoger voor studenten afkomstig uit het ASO dan voor studenten afkomstig uit het TSO. Voor de groep uit het ASO schommelen de slaagcijfers sterk de voorbije jaren (laagste cijfer 34 %, hoogste cijfer 53 %). Het aandeel van de TSO-studenten blijft de jongste jaren systematisch onder de 30 %. Aangezien graduaatopleidingen de normale vervolgopleiding zijn voor TSO-studenten, geven deze cijfers stof tot nadenken. Weinig lectoren hebben een TSO-voorvorming zijn bijgevolg weinig vertrouwd met de leermethoden van het TSO. Het ASO hanteert nog altijd selectie als primair doel, het TSO verhoogt de marktwaarde van de leerling in een investering om het grootste rendement na te streven. In het ASO gaat de grootste aandacht naar de beste leerlingen. In het TSO gaat omwille van rendementsoverwegingen de aandacht hoofdzakelijk naar de zwakkere leerlingen. Er zijn een aantal infodagen waar kandidaat-studenten ingelicht worden over wat van hen verwacht wordt. De website bevat de nodige informatie over de TI-opleiding en wordt intensief geraadpleegd. De hogeschool onderneemt inspanningen om kandidaat-studenten goed te informeren over de inhoud van de opleiding, maar blijkbaar is de beeldvorming over de opleiding toch niet optimaal. In het eerste semester van het eerste jaar is er een tamelijk grote uitval van studenten. Dit kan erop wijzen dat zij met verkeerde verwachtingen aan de opleiding begonnen zijn. Anderzijds bewijst de zeer grote instroom van studenten die in het ASO Latijn-Wiskunde volgden, en het gebrek aan instroom uit het BSO, dat de kandidaat-studenten wel degelijk geïnformeerd worden over de moeilijkheidsgraad van de opleiding.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
147
Er wordt niet in bijzondere instroombegeleidingen voorzien naargelang de secundaire studies die de studenten achter de rug hebben. Het zou nochtans, gezien de zeer heterogene instroom, aangewezen zijn om zeker tijdens het eerste semester de begeleiding te differentiëren. Wel worden in september vakantiecursussen gegeven. De toekomstige studenten TI kunnen de cursus wiskunde en studiemethode volgen. De bedoeling is in de eerste plaats de leerstof uit het secundair op te frissen, kleine achterstanden bij te werken en de studenten kennis te laten maken met de manier van lesgeven. Daarnaast komen de studenten in contact met de lesgevers, met de medestudenten en worden zij wegwijs gemaakt in de school. Er is een pilootproject gestart met een secundaire school om de problemen die optreden bij de overgang van het secundair naar het hoger onderwijs te evalueren.
2.6.11.2 studiebegeleiding en studentenbegeleiding Er bestaat een bijzondere begeleiding (monitoraat) tijdens het eerste jaar, maar die wordt weinig gebruikt door de studenten. Wel worden de studenten voor de practica ingedeeld in kleine groepen (hoogstens 25 studenten per groep). Bovendien kunnen de studenten steeds terecht bij de individuele lectoren om bijkomende informatie te krijgen. Het monitoraat wiskunde is ingebouwd in het lesrooster. Er bestaat een studieadviesbureau dat de student kan helpen bij studieproblemen. Geen van de geraadpleegde studenten heeft er een beroep op gedaan. Elke student krijgt een lector als mentor toegewezen. Deze lector heeft een mentoraatsgesprek met de student waarin gepolst wordt naar eventuele aanpassingsproblemen of moeilijkheden met een specifiek vak. Er wordt ook geïnformeerd naar de tijdsbesteding van de student. De resultaten van de Zelf Onderzoek Studie Attitude (ZOSA)-test worden eveneens samen met de student besproken. Tijdens dit mentoraatsgesprek worden dikwijls probleemsituaties ontdekt. De mentor neemt dan contact op met zijn collega’s en/of geeft de student een eerste reeks adviezen. Indien de vastgestelde problemen te groot zijn, wordt de student doorgestuurd naar de studiebegeleidingsdienst of naar de begeleidingsdienst van Sovowes. Als de studenten vragen hebben over hun studies of over de mogelijkheden om verder te studeren, nemen ze meestal contact op met de opleidingscoördinator die dan samen met hen naar een oplossing zoekt. Het studieadviesbureau wordt hier ook ingeschakeld. Studenten die een deel van hun studie (of stage) in het buitenland willen volgen, spreken af met de coördinator, de stagebegeleider en de internationale coördinator. De afgestudeerden waren uitgesproken tevreden over de begeleiding gedurende de stage. Bij de start van het academiejaar ontvangen alle studenten de studentenagenda waarin alle reglementen vermeld staan. Elke student ontvangt tevens een opleidingsprogramma (studiegids) met daarin de studiefiches voor elk opleidingsonderdeel en de parttime-vakken. Al deze documenten maken deel uit van het contract tussen hogeschool en student. De student tekent voor ontvangst. Studenten die psychosociale begeleiding nodig hebben, worden naar Sovowes verwezen. Sovowes organiseert ook cursussen over faalangst en uitstelgedrag. De ombudsman is een administratieve medewerker. De rol van de ombudsman, die praktisch niet wordt aangesproken, moet verduidelijkt worden. De studenten hebben vertegenwoordigers in de verschillende bestuursorganen van de hogeschool: Raad van Bestuur; departementsraad; departementale en overkoepelende studentenraad;
-
Sovowes-bestuur.
De studenten worden ook regelmatig bevraagd en hebben inspraak bij het opstellen van lesroosters en examenroosters. Ze hebben wel het gevoel dat ze voldoende geïnformeerd zijn over alles wat hen direct aanbelangt.
2.6.12
studeerbaarheid en studierendement
Als belemmerende factor moet ongetwijfeld de zeer heterogene instroom vermeld worden. Vooral in het eerste jaar is voor sommigen het niveau te hoog, voor anderen dan weer te laag. Het aangeboden studiemateriaal is aangepast en voldoende. De globale slaagcijfers, vooral voor TSO-studenten, blijven betreurenswaardig laag. Er wordt niet in bijzondere begeleiding voor TSO-studenten voorzien. Er is een probleem met de slaagcijfers in het tweede jaar. De lectoren zouden de studenten bij de aanvang van dat jaar over de inhoud, de beweegredenen en de logica van de cursus moeten informeren. Zo zou een aantal studenten misschien minder snel opgeven in het begin van het jaar. De mediatheek beschikt over relatief weinig materiaal inzake informatica, waardoor de studenten weinig gebruik maken van de mediatheek, wat niet bevorderlijk is voor het creëren van een ‘campusatmosfeer’. De lectoren hebben geen afzonderlijke bureaus, wat het contact tussen de lector en de student bemoeilijkt. Er werd ooit een enquête over de studietijd gehouden in het tweede jaar, met sterk uiteenlopende resultaten voor de studietijd die werd besteed naast de contacturen. Daaruit werd geconcludeerd dat deze meting niet betrouwbaar was. De gemiddelde studietijd bedroeg ongeveer 1480 uur, met een minimum van 1200 uur en een maximum van 1900 uur. Decretaal werd de studiebelasting bepaald op 1500-1800.
2.6.13
afgestudeerden
Via de stages komen de studenten in contact met de bedrijfssituatie. In het vak sociale en communicatieve vaardigheden worden de studenten voorbereid op het functioneren in een bedrijfssituatie. Sovowes organiseert ook een sollicitatietraining. Op de jobbeurs kunnen de studenten een eerste contact leggen met potentiële werkgevers. Werkaanbiedingen worden opgestuurd naar de afgestudeerden die daarvoor de jobdienst hebben gecontacteerd. Die jobaanbiedingen worden ook doorgegeven aan de laatstejaars. Was in het recente verleden de vraag naar informatici hoog en hadden de studenten geen probleem om een job te vinden, dan is de situatie nu wezenlijk verschillend. Pas afgestudeerden zullen in concurrentie komen met potentiële werknemers met ervaring. Er bestaat geen oud-studentenvereniging. Bijgevolg zijn er weinig contacten met de afgestudeerden. De geraadpleegde werkgevers waren unaniem tevreden over de afgestudeerden die zij tewerkstellen. Vooral hun aanpassingsvermogen werd benadrukt. Wel werd aangedrongen op een meer doorgedreven opleiding in netwerkbeheer.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
149
De geraadpleegde afgestudeerden waren, op één afgestudeerde na, tevreden over de genoten opleiding. Merkwaardig genoeg hadden zij geen problemen met de lage slaagcijfers.
2.6.14
maatschappelijke dienstverlening
Er is weinig belangstelling en weinig aandacht voor maatschappelijke dienstverlening. Wel is er het ErasmusIT-Project dat in feite een project in dienstverband is.
2.6.15
onderzoek
Evenals dienstbetoon krijgt dit te weinig aandacht Organisatie noch middelen zijn aanwezig. Wel denkt de hogeschool na over de wijze waarop onderzoek kan worden gestimuleerd.
2.7
Karel de Grote-Hogeschool
2.7.1
beschrijving van beleid en kwaliteitszorg van de opleiding
2.7.1.1 voorstelling van de opleiding Op basis van het hogeschooldecreet van 13 juli 1994 besloten 13 Antwerpse hogescholen te fuseren in de Karel de Grote-Hogeschool. Vanaf het academiejaar 1995-1996 werden de bestaande TI-opleidingen van de Katholieke Economische Hogeschool Sint-Eligius en de Katholieke Economische Hogeschool Sint-Lodewijk in de nieuwe hogeschool onder het departement Handelswetenschappen en Bedrijfskunde gebracht. De Karel de Grote-Hogeschool is toegetreden tot de Associatie Universiteit Antwerpen. De opleiding tot gegradueerde in de Toegepaste Informatica omvat drie opleidingsjaren. Het eerste jaar biedt de studenten een basis in informatica en bedrijfseconomische disciplines. De informaticavakken geven inzicht in de gestructureerde wijze van programmeren: systeemanalyse, programmaontwerp, C-taal, Cobol, SQL en webapplicatieontwerp. De technische kennis van informaticasystemen wordt ondersteund door basiskennis hardware, systeemsoftware, datacommunicatie en netwerken. De commissie ondersteunt de visie om te starten met procedurele methoden om vervolgens naar objectgeoriënteerde methoden over te gaan. De bedrijfskundige vorming wordt aangereikt in de vakken Economie en Boekhouden. Wiskunde en Statistiek ondersteunen het logisch en analytisch inzicht. De communicatieve vaardigheden worden onderhouden door de talen Frans en Engels. Het niet-informaticagericht gedeelte van de opleiding omvat ongeveer 20 % van het totaal aantal contacturen. Zoals in alle TI-opleidingen blijft het slaagpercentage laag. Vooral voor studenten uit het TSO (gemiddeld schommelt hun percentage rond de 30 %) zijn de slaagkansen volgens de commissie te laag en verdient deze bijzondere aandacht. Het merendeel van de informaticavakken wordt niet gedoceerd door licentiaten in de informatica, maar door lectoren met een andere basisvorming maar wel met een bijkomende opleiding in informatica. Het personeel van de TI-opleiding is sterk gemotiveerd. De opleiding wordt gedeeltelijk afgesloten met een zes weken durende stage. Door deze stage maken de studenten kennis met de realiteit en bovendien houdt de opleiding contact met het werkveld via de stagebegeleiders. Op basis van de evaluaties van de projectstages in het derde jaar en de bijbehorende bedrijfsbezoeken naar aanleiding van de eindbeoordeling, was het voor de commissie duidelijk dat bepaalde attitudes van de studenten konden worden verbeterd. Om attitudes als teamwork, interviewen, rapporten, planning en documenteren nog meer aan bod te laten komen in de opleiding, moest er in het tweede jaar ruimte vrijgemaakt worden om ze te integreren in het curriculum. De doelstellingen inzake onderwijs zijn zeer goed ingevuld, voornamelijk door de goede samenwerking tussen opleidingshoofd en lectoren. Er wordt een programmaboek gepubliceerd waarin voor elk vakonderdeel de beoogde objectieven, de inhoud, de leermethode, de examenregeling en de literatuur worden vermeld. Dit wordt beschouwd als een contract tussen de studenten en lector. Dankzij veelvuldige contacten met externen uit het bedrijfsleven kan de opleiding een beroep doen op hen voor: voordrachten over een bepaald thema; gastdocenten voor het geven van specifieke modules in een opleidingsonderdeel;
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
151
-
organisatie van de e-business leerstoel; het bijsturen van het curriculum; het opstellen van het beroeps- en opleidingsprofiel; de deelname aan jobbeurzen zoals ‘Campus Recruitment’.
2.7.1.2 beschrijving van het beleid, algemene strategie en/of doelstellingen internationalisering, maatschappelijke dienstverlening, onderzoek, ...
inzake
onderwijs,
De opleiding TI is ontstaan uit de fusie van de twee voormalige hogescholen St.-Eligius en St.-Lodewijk. Dit zijn scholen met verschillende culturele invalshoeken. Deze cultuurverschillen zijn nog niet volledig overwonnen, wat het uitschrijven van een coherente beleidsvisie sterk heeft vertraagd en ook nog administratieve problemen oplevert. Tijdens het academiejaar 1999-2000 werd de opdrachtverklaring van de hogeschool binnen het departement door de departementsdirectie geconcretiseerd in een beleidsnota ‘Krijtlijnen 2000’. Deze visietekst werd besproken en bijgestuurd door het departementsbestuur, waarna hij ter advies voorgelegd werd aan de departementale raad die nog enkele wijzigingen aanbracht. De uiteindelijke visietekst werd voor alle lectoren toegelicht op een departementale studiedag. Communicatie van onder naar boven wordt door de lectoren als onvoldoende ervaren. Vanuit de opdrachtverklaring van de hogeschool, de visietekst ‘Krijtlijnen 2000’ en het beroeps- en het opleidingsprofiel werd de visie en opdracht van de opleiding Toegepaste Informatica als volgt geformuleerd: ‘Het opleiden van gemotiveerde jongeren tot informatici, hen hierbij optimale kansen geven om zich te ontplooien tot waardevolle medewerkers die polyvalent inzetbaar zijn, met respect voor de samenleving. Vanuit de beleidsvisie van het departement en de opdracht van de opleiding worden volgende doelstellingen geformuleerd: meegeven van een gefundeerde basis aan informaticakennis; aanbrengen van de wetenschappelijke achtergrond van informatica op een toegepaste wijze; de opleiding ondersteunen met bedrijfseconomische kennis en die kennis waar mogelijk integreren in de informatica-gerelateerde vakken; de studenten voorbereiden op levenslang leren; bijbrengen van attitudes zoals zelfwerkzaamheid en communicatievaardigheden; integreren van nieuwe onderwijsvormen zoals probleem gestuurd onderwijs, teleleren en projectonderwijs; integreren van een internationale dimensie; bewaken van de pedagogische aanpak om de studenten optimale kansen te bieden; aandacht hebben voor de sociale dimensie van de studenten, gebaseerd op een christelijke levensvisie. De voorbije jaren verschoof binnen de opleiding het curriculum van een gestructureerde naar een objectgeoriënteerde benadering. Het door elkaar aanreiken van beide methoden bleek pedagogisch niet de beste keuze. Daarom werd besloten om beide methoden uit te splitsen: de gestructureerde methode in het eerste jaar en de objectgeoriënteerde methode vanaf het tweede jaar. De commissie sluit zich bij deze opvatting aan.
2.7.1.3 beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg Op het niveau van de hogeschool bestaat er een dienst kwaliteitszorg onder verantwoordelijkheid van een centrale kwaliteitscoördinator. De dienst moet de doelstellingen van de hogeschool op een kwaliteitsvolle manier realiseren. De kwaliteitscoördinator is verantwoordelijk voor de werking van de interdepartementale projectgroep die bestaat uit de hogeschoolcoördinator kwaliteitszorg, de kwaliteitscoördinator van elk departement en één van de hogeschooldiensten. De groep kan uitgebreid worden met personen met een specifieke opdracht binnen kwaliteitszorg. Deze groep komt maandelijks bij elkaar, wat het leren uit elkaars ervaringen en het samenwerken tussen de departementen bevordert. Van haar werkzaamheden wordt verslag gemaakt. Er bestaat te weinig communicatie tussen de lectoren van de opleiding en deze interdepartementale projectgroep. De hogeschool besliste om het EFQM-Excellence model (European Foundation for Quality Management) te introduceren en het PROZA-instrument (Projectgroep Ontwikkeling Zelf-Analyse) te gebruiken als werkinstrument om voortdurend kwaliteitsvol te leren en te groeien. Hierbij dient opgemerkt dat de EFQMmethode meer aandacht heeft voor de geformaliseerde aspecten van de kwaliteitszorg en minder voor de inhoudelijke aspecten van een opleiding. Echter is het lectorenkorps van oordeel dat de inhoudelijke aspecten determinerend zijn voor de kwaliteit van de opleiding. De commissie kreeg de (misschien onjuiste) indruk dat de departementsdirectie niet sterk gelooft in de waarde van geformaliseerde IKZ en in de bijdrage die de externe VLHORA-evaluatie aan de kwaliteit kan leveren. Hierbij moet evenwel opgemerkt worden dat de aandacht van de departementsdirectie initieel ging naar de integratie van de twee scholen en naar het realiseren van de renovatie van het gebouw, en niet in de eerste plaats naar de kwaliteitszorg.
2.7.2
concretisering van de kwaliteitszorg in de opleiding
2.7.2.1 concrete uitwerking van de kwaliteitszorg in de opleiding Eén personeelslid kreeg een minimale vrijstelling van onderwijsopdracht om als vertegenwoordiger van het departement te zetelen in de interdepartementale werkgroep IKZ. Vanuit deze werkgroep werd gerapporteerd aan een departementale werkgroep die via kleine werkgroepen verbeterprojecten uitwerkt. Deze verbeterprojecten zijn per definitie kleinschalig en gebaseerd op vrijwilligerswerk. Andere verbeterprojecten inzake communicatie zijn uiteindelijk vastgelopen door een gebrek aan middelen en mensen. De aandacht voor kwaliteitszorg wordt in de opleiding levendig gehouden, zij het belangloos en niet formeel, door de opleidingsafgevaardigde in de departementale werkgroep. Ook de functioneringsgesprekken zouden moeten bijdragen tot de kwaliteitszorg. De lectoren hebben de (misschien onjuiste) indruk dat er weinig doorstroming is van onder naar boven met betrekking tot IKZ. De lectoren zijn betrokken geweest bij het opstellen van het ZER. Dit heeft tot hoge verwachtingspatronen geleid en aanleiding gegeven tot allerlei plannen die nog niet volledig uitgevoerd zijn. De stageverantwoordelijken bezoeken minstens tweemaal de werkplaats van de stagiair. Op deze wijze onderhoudt het lectorenkorps voeling met het werkveld. Deze ervaringen worden gebruikt om aanpassingen aan het curriculum door te voeren. In een snel evoluerend vakgebied zoals informatica is dit noodzakelijk om de kwaliteit te handhaven.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
153
2.7.2.2 meetresultaten van de opleiding vanuit de interne kwaliteitszorg Het voeren van enquêtes gebeurt nog altijd ongestructureerd, en de resultaten worden nog te weinig gebruikt. Tijdens het academiejaar 1998-1999 werden zowel de personeelsleden als de studenten bevraagd. Op basis van deze enquête werden verschillende verbeterprojecten geformuleerd en uitgewerkt om de dienst studie- en studentenbegeleiding beter uit te bouwen. De projecten inzake curriculumaanpassingen en gebruik van leermiddelen en -methodes werden door de lectoren geïmplementeerd. Voor de overige projecten is er duidelijk te weinig aandacht. De directie verwijst naar het feit dat de overheid nieuwe taken oplegt zonder hiervoor bijkomende middelen vrij te maken. De studenten hebben het gevoel dat de resultaten van enquêtes weinig bijdragen tot de besluitvorming inzake verbetering van de organisatie.
2.7.2.3 verbeterdoelen en acties vanuit kwaliteitszorg in de opleiding Er wordt veel verwacht van de oprichting van de departementale stuurgroep kwaliteitszorg die een adviserende, ondersteunende en ontwikkelingsrol zou moeten spelen. Die stuurgroep wordt geleid door de departementale kwaliteitscoördinator (het adjunct-departementshoofd Academische Zaken) en kan verder bestaan uit personeelsleden van het onderwijskader en uit andere diensten van het departement. Het volgen van een EFQM-training zal aangemoedigd worden. Van PROZA zal een geautomatiseerde versie geïnstalleerd worden. Er zal onder meer gewerkt worden aan een verbetering van de communicatie tussen de opleiding TI en de overige diensten. Horizontaal zal de sequentiële opbouw en de coherentie van de opleidingsonderdelen over de drie jaar bewaakt worden, zodat een student een zo volledig mogelijk inzicht krijgt in een bepaald vakdomein. Volgende domeinen binnen de opleiding worden onderscheiden: Programmeertechnieken; Softwareontwikkelingsprocessen; Databasetechnieken; Informatie- en communicatietechnologieën; Kwantitatieve en kwalitatieve managementtechnieken. Voor deze domeinen zijn verantwoordelijken aangesteld die op regelmatige basis overleggen met de vaklectoren en het opleidingshoofd. Deze verantwoordelijken komen regelmatig samen om coherentie in het vakkenpakket te verkrijgen en voorstellen te formuleren aan het opleidingshoofd. Binnen een opleidingsjaar wordt de verticale integratie van de vakken door de lectoren voldoende bewaakt. Hierbij wordt voornamelijk aandacht besteed aan de pedagogische aanpak. Zo ontstaat er een goede samenhang binnen de opleidingsonderdelen in een bepaald vakdomein. De vakinhouden van elk studiejaar én de te behalen doelstellingen zijn duidelijk geformuleerd en onderschreven door het lectorenkorps. Deze doelstellingen hebben echter een te vrijblijvend karakter. De benadering van ‘wie doet wat tegen wanneer?’ verdient uitdrukkelijker aan bod te komen.
2.7.2.4 opvolging van de verbeterdoelen en acties vanuit de kwaliteitszorg in de opleiding Er worden geen streefdata vastgelegd en er bestaat geen geformaliseerd systeem om na te gaan of de doelen bereikt zijn.
2.7.2.5 kwaliteitscoördinator in de opleiding (verantwoordelijkheid, draagvlak, functioneren) Hoewel er formeel geen kwaliteitscoördinator in de opleiding is aangesteld, speelt het opleidingshoofd deze rol. Dank zij zijn inzet is er kwaliteitszorg en coördinatie in de opleiding. Hij heeft hier duidelijk veel tijd in geïnvesteerd, bovenop zijn reële verantwoordelijkheid
2.7.2.6 kwaliteitszorg in het opleidingsteam Dankzij de goede verstandhouding tussen de lectoren onderling en tussen de lectoren en het opleidingshoofd blijft de kwaliteitszorg levendig. De rol van de opleidingsafgevaardigde is in dit verband primordiaal. Binnen de opleiding Toegepaste Informatica wordt het kwaliteitsgestuurde denken verder geïntroduceerd. Het opstellen van het zelfevaluatierapport naar aanleiding van de doorlichting gaf hiertoe een positieve stimulans.
2.7.3
personeel
2.7.3.1 human resources management Sinds de fusie probeert het hogeschoolbestuur een eigen personeelsbeleid uit te werken. Struikelblok hiervoor is het te groot percentage vastbenoemde personeelsleden. Personeelsbeleid houdt echter meer in dan aanwerving: doelmatig management van het bestaande personeel is evenzeer een onderdeel van het personeelsbeleid. Concreet voor de opleiding TI betekent dit dat ondanks een stijging met ongeveer 200 studenten het personeelskader niet sterk toenam. Binnen dit opgelegde keurslijf is er weinig ruimte om tot een aanwervingsbeleid te komen. Na de beleidsnota ‘Krijtlijnen 2000’ verscheen in het academiejaar 2001-2002 een nieuwe beleidsnota ‘Perspectief 2010’ die onder andere een duidelijker organogram beoogt. In dit organogram worden de verschillende overlegniveaus onderscheiden en gedefinieerd met de respectieve bevoegdheden. De werking van de verschillende organen was vroeger niet duidelijk gedefinieerd of geïmplementeerd. Een doelmatig gebruik van het organogram zal een moderner personeelsbeleid mogelijk maken. Een eerste aanzet hiertoe is het maken van een personeelsbestand met behulp van een in opbouw zijnde skills database waardoor de opleiding aan loopbaanplanning en personeelsbeheer kan doen. De jaarlijkse functieverdeling is steeds vraaggestuurd gebeurd. Na een bevraging van het personeel werd deze ingevuld op basis van wensen, competenties en gerichte bijscholing. De lectoren van de opleiding TI zijn tevreden over de wijze waarop de opdrachtverdeling tot stand kwam. Nieuwe aanwervingen worden bekendgemaakt in het Staatsblad, wat decretaal voorgeschreven is. De opleiding adverteert echter ook via de gebruikelijke wervingskanalen. Een commissie bestaande uit lectoren van het vakgebied oordeelt over de kandidaten. Er is weinig onderling overleg tussen de verschillende
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
155
opleidingen. Dit overleg zou gezien de geringe ruimte waarover men beschikt lacunes gemakkelijker moeten kunnen opvullen. De opvang van een nieuwe lector gebeurt initieel door het opleidingshoofd, die een collega aanduidt als mentor. Hoewel er formeel geen ombudsdienst is voor personeelsleden, neemt het huidige hoofd HRM deze signaalfunctie waar. In het departement krijgen de syndicaal afgevaardigden deze rol toebedeeld door de meeste personeelsleden. Dit is quasi geformaliseerd door het regelmatig overleg tussen het hoofd van de syndicale afvaardiging en het departementshoofd. Evaluatie was tot voor kort beperkt tot het formeel toepassen van het HOC-protocol Evaluatie Personeel. Er wordt te veel met ad-hocoplossingen gewerkt. Een echt personeelsbeleid, waarin evaluatie een belangrijke rol speelt, is daardoor niet mogelijk. Het valt ook te betreuren dat niet of weinig in bijscholing van het middenkader werd voorzien. Het voorbije academiejaar is men begonnen met gestructureerde functioneringsen evaluatiegesprekken. De personeelsafvaardiging heeft ruimte gekregen om initiatieven te ontwikkelen via de decretaal voorgeschreven organen. Voorbeelden hiervan zijn: de gunstige prestatieregeling, de vakantieregeling, de evaluatieregeling en de kosten die eigen zijn aan de werknemer. De personeelsafvaardiging stelt zich terecht behoedzaam op, maar een te conservatieve reflex staat soms wel onderwijsvernieuwing in de weg. Wil de opleiding tot een vernieuwd personeelsbeleid komen, dan moet de personeelsafvaardiging evolueren van een confronterende naar een participerende houding. Dat vereist een grotere responsabilisering van alle personeelsleden.
2.7.3.2 betrokkenheid van het personeel De opleiding TI geniet grote autonomie binnen het departement en bereddert zelf veel. Het opleidingshoofd neemt duidelijk de leiding en heeft het vertrouwen van zijn personeel. De lectoren zelf vormen een hechte en toegewijde equipe met veel zin voor verantwoordelijkheid. Dat geeft uiteraard een positief effect. Hoewel de opleiding het curriculum qua inhoud en leermethodes regelmatig aanpast, ontbreekt het voor een deel aan didactische innovatieve daadkracht. De studenten zijn uitgesproken tevreden. De lectoren worden intens betrokken bij de taakverdeling en zijn over het algemeen zeer tevreden over de hen opgelegde taken. Het blijkt evenwel moeilijk om tot een evenwichtige prestatiedruk voor alle lectoren te komen. Het oprichten van de departementale stuurgroep ‘Kwaliteitszorg’ die een adviserende, ondersteunende en op ontwikkeling gerichte rol speelt, zal wel bijdragen tot verbetering van de interne communicatie over kwaliteitszorg. Deze stuurgroep wordt geleid door de departementale kwaliteitscoördinator (het adjunctdepartementshoofd Academische Zaken) en bestaat uit personeelsleden van het onderwijskader en administratieve diensten van het departement. Ondanks de hoge werkdruk - een gevolg van de fusie -, de omschakeling naar andere leervormen en de snelle evolutie van het vakgebied, stelt de commissie geen burn-out bij de personeelsleden vast: de motivatie blijft aanwezig.
2.7.3.3 werking van het opleidingsteam Dankzij de rol van het opeldingshoofd en de coördinatoren heeft de opleiding een sterk team met veel aandacht voor de inhoudelijke invulling van het curriculum. De commissie heeft de indruk dat er minder aandacht is voor de pedagogische vernieuwingen zoals projectonderwijs en probleem gestuurd onderwijs. Nieuwe personeelsleden worden de eerste jaren zeer goed opgevolgd door het opleidingshoofd, de jaarcoördinatoren en de verschillende vaklectoren. In tegenstelling tot de bewering van het ZER heeft de commissie de indruk dat er bij het lectorenkader geen conservatieve reflex bestaat over de
onderwijshernieuwing. Deze conservatieve reflex heeft te maken met onderhandelingen tussen de departementsdirectie en het departementaal onderhandelingscomité. Er is wel een duidelijk gebrek aan communicatie tussen het departement en de opleiding.
2.7.3.4 professionalisering van het personeel buiten de technische deskundigheid De lectoren TI worden gratis bijgeschoold binnen de samenwerkingsverbanden met bedrijven. Dit is de ideale oplossing qua kostprijs. De commissieleden vinden dit een zeer goed initiatief om aansluiting te zoeken bij de industrie en met de bedrijven op bijvoorbeeld ‘empty seats’ in opleidingen die worden gegeven door organisaties als Kronos, EDS en Progress. De navorming gebeurt volledig op initiatief van de betrokken lector.
2.7.3.5 technische deskundigheid van het onderwijzend personeel Er wordt te weinig aan specifieke technische navorming gedaan, nietttegenstaande het departement een jaarlijks budget van 25.000 euro heeft voor het volgen van bijscholingen. De aansluiting met de hedendaagse technische vereisten vanuit de industrie wordt vooral bereikt via de stagebedrijven. Informatica is een jonge wetenschap waarin nog veel nieuwe concepten ontwikkeld worden die slechts na enkele tijd toepassing vinden in de industrie. Hogescholen dienen zich ook voor te bereiden op deze nieuwe concepten. De mediatheek beschikt niet over de nodige tijdschriften op basis waarvan het lectorenkorps zich zou kunnen bijscholen. Hoewel ze veel informatie kunnen halen op het internet, lijkt het volgen van gespecialiseerde bijscholing toch aan te raden.
2.7.3.6 onderzoeksdeskundigheid van het onderwijzend personeel Er wordt in te beperkte mate aan onderzoek gedaan, waardoor de onderzoeksdeskundigheid niet beoordeeld worden. Het opzetten van onderzoek en dienstbetoon is aangewezen. De opleiding zou onder meer moeten nadenken over het indienen van projecten bij het HOBU-Fonds.
2.7.3.7 technische administratieve en organisatorische deskundigheid Met het oog op een optimale dienstverlening werden de volgende diensten voor studenten en lectoren in het gebouw ondergebracht: cursusdienst (en drukkerij): op de gelijkvloerse verdieping, naast de hoofdingang (liften); onthaal, studentensecretariaat, studentenbegeleiding, financiële en logistieke diensten: eerste verdieping nabij trap en liften; lectorensecretariaat: derde verdieping, tegenover het lectorenlokaal. Deze diensten zijn geopend vanaf 8.00u, een kwartier voor de aanvang van de lessen, tot 17.00 uur of 17.15 uur. De medewerkers van deze diensten zijn polyvalent. Dit houdt in dat ieder weliswaar zijn eigen taakgebied (onthaal, studentenadministratie, financiën, logistiek, planning, puntenverwerking, …) heeft, maar dat in piekperiodes ook op andere diensten ingesprongen wordt. Dit laat toe piekbelastingen zonder noemenswaardige problemen op te vangen. Bij de medewerkers aan het onthaal wordt veel belang gehecht aan de klantvriendelijkheid. Onverbeterlijk klantonvriendelijke medewerkers worden desnoods naar functies zonder contact met klanten overgeplaatst.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
157
De studentenadministratie is volledig geautomatiseerd, en de organisatie van de cursusdienst zou moeten toelaten om de boeken en cursussen te bezorgen aan alle ingeschreven studenten voor de aanvang van het academiejaar. Dit is volgens de studenten nog niet het geval.
2.7.4
materiële en financiële randvoorwaarden
2.7.4.1 onderwijsruimten De opleiding TI is ondergebracht in een volledig gerenoveerd voormalig kantoorgebouw in het centrum van Antwerpen. Door zijn vorige bestemming is het echter niet helemaal geschikt voor onderwijsdoeleinden. De grootste lokalen zijn slechts toegankelijk voor een 50-tal studenten. De plafonds zijn te laag om optimale collegezalen te realiseren. Ook is de capaciteit van de luchtverversingsinstallatie onvoldoende. Elk lokaal is uitgerust met een klassiek bord en een overheadprojector. 29 lokalen beschikken over een beamer met bijbehorende pc. In vier lokalen is deze beamer ook aangesloten op videoapparatuur. Op elke verdieping is minstens één mobiele videokast aanwezig. Het departement beschikt over 11 computerlokalen met 442 computers voor gebruik door studenten. In de kelderverdieping werden naast enkele computerlokalen ook drie moderne taallabos geïnstalleerd. Eén ervan werd bovendien onlangs uitgerust als hypermedialokaal. De lokalen in de kelderverdieping hebben geen ramen, wat minder aangenaam is. De commissie is van oordeel dat de onderwijsruimten beantwoorden aan de huidige noden. Ze kan zelfs een pluim geven voor de zeer goed verzorgde, nette en professionele omgeving die geboden wordt. Het lokaal voor de leerkrachten nodigt niet uit om er veel gebruik van te maken. De lectorenruimte is zeer beperkt. Als gevolg daarvan gaan lectoren eerder thuis werken, wat de onderlinge contacten zeker niet bevordert. Er zijn wel een 4-tal pc’s aanwezig. Het onderhoud van de gebouwen gebeurt door eigen onderhoudspersoneel, dat op een gemotiveerde en bekwame wijze de lokalen dagelijks schoon houdt. De leiding van het onderhoudspersoneel berust bij een logistieke medewerkster. De te geringe verloning zorgt voor een groot personeelsverloop. Na lang aandringen vanwege het departement wordt momenteel op centraal niveau een oplossing onderzocht voor een betere verloning en een hoger barema voor een ‘ploegbaas’. Er is één onderhoudsman die voor het klein technisch onderhoud van het gebouw instaat.
3.7.4.2 mediatheek De mediatheek van het departement Handelswetenschappen en Bedrijfskunde bevindt zich op de campus Groenplaats. Ze staat open voor iedereen en verzorgt de dienstverlening in functie van de behoeften van de studie en het onderzoek in het departement. Dit betekent dat de collectie vooral gericht is op vakgebieden binnen het departement. Deze collectie over alle vakken van de opleiding is consulteerbaar en uitleenbaar. De mediatheek werkt samen met de andere mediatheken van de hogeschool via de vergadering van de departementsmediathecarissen. Via interbibliothecair leenverkeer en Impala kunnen documenten in binnenen buitenlandse bibliotheken worden aangevraagd. Door de associatie met de Universiteit Antwerpen zullen de studenten toegang hebben tot de collecties van de Universiteit Antwerpen. De mediatheek van het departement is geen bewaarbibliotheek, maar streeft naar een actuele collectie waarbij tijdschriften, losbladige en elektronische media centraal staan. In bepaalde vakgebieden worden wel enkele relevante tijdschriften bewaard voor onbepaalde termijn. Tevens kunnen de studenten de volledige collectie van seminariewerken van alle opleidingen consulteren. De mediatheek is op weekdagen van 8.15 uur tot 17.00 uur toegankelijk.
Door de aard van de opleidingen in het departement is in de collectie de nadruk gelegd op toegepaste wetenschappelijke literatuur in het Nederlands. Hierop wordt evenwel een uitzondering gemaakt voor de informaticaliteratuur omdat veel werken in het Engels verschijnen. Bepaalde tijdschriften en ‘on line’databanken kunnen eveneens geraadpleegd worden in het kader van toegepast wetenschappelijk onderzoek. Vakreferenten staan in voor de aankooppolitiek. In het eerste jaar van de opleiding Toegepaste Informatica krijgen alle studenten van de mediathecarissen gedurende één uur instructies over het gebruik van de mediatheek. Hierin worden zowel de werking van de eigen mediatheek als de toegang tot andere bronnen (catalogi van andere bibliotheken, internet en databanken) kort toegelicht. Om het gebruik van de mediatheek en de zelfleerzaamheid reeds te stimuleren vanaf het eerste jaar worden de studenten verplicht een eigen werk te maken in het kader van het opleidingsonderdeel ‘Basiskennis van informatica’. De TI-studenten maken echter weinig gebruik van de mediatheek. Zij halen de meeste informatie op het internet. Er werden enkele enquêtes georganiseerd. De resultaten ervan hebben onder andere geleid tot een rustig studielandschap in de mediatheek.
2.7.4.3 computerfaciliteiten De opleiding beschikt over ongeveer 442 pc’s van verschillende leeftijd voor de 2900 studenten. Ze zijn verbonden in een netwerk en ondergebracht in 11 lokalen. Los van dit netwerk bestaat er een klein netwerk waar de studenten de problemen van netwerkbeheer kunnen implementeren. Het onderhoud van het computerpark gebeurt door drie fulltime personeelsleden. De hogeschool kan duidelijk bogen op een modern computerpark. Nogal wat studenten hebben echter problemen om hier optimaal gebruik van te maken door systeembeheer en administratieve tekortkomingen. Voor de studenten zijn computerfaciliteiten aanwezig, de lectoren beschikken over een viertal pc’s in de lectorenzaal. Blackboard is geïmplementeerd, maar er wordt wel nog te weinig gebruik van gemaakt.
2.7.4.4 beschikbare werkingsmiddelen Van de toelagen gaat meer dan 80 % naar personeelskosten. Uiteraard zijn de werkingsmiddelen beperkt. Het is de commissie niet duidelijk op welke wijze de resterende middelen na allerhande voorafnames, toegewezen worden. De opleiding steunt in feite meer op historische gegevens dan op een verdeling volgens OBE’s. Het blijft een probleem dat de TI-opleiding, die toch zeer technisch is en haar materieel voortdurend moet hernieuwen, decretaal slechts over een financieringscoëfficiënt 1 beschikt.
2.7.4.5 studenten en lectorenfaciliteiten De studentenadministratie is volledig geautomatiseerd. Studenten hebben nogal wat problemen met laattijdige beschikbaarheid van documenten (studiefiche, cursussen, …). De problemen lijken veroorzaakt te worden door gebrekkige communicatie met de administratieve staf. Deze argumentatie overtuigt de commissie niet volledig. Het tijdig ter beschikking stellen van het gedrukte leermateriaal lijkt de commissie van primordiaal belang. Herivoor dient de communicatie tussen de goed uitgeruste cursusdienst en de opleiding doorgelicht en aangepast te worden. Studenten hebben nog geen e-mailadres van de hogeschool, maar kunnen
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
159
gebruikmaken van intranet en Blackboard. Blackboard wordt enkel gebruikt door informaticalectoren. Studenten kunnen over de software van de hogeschool beschikken. De hogeschool heeft daarvoor de nodige licenties. Toch wordt dit tegengesproken door de studenten.
2.7.5
onderwijsdoelstellingen
2.7.5.1 onderwijsvisie van de opleiding Het departement wenst een grondige basisopleiding te verstrekken in de Toegepaste Informatica. Het hoofdaccent ligt op de kennis en vaardigheden voor analistprogrammeur. Netwerkbeheer en multimedia komen minder aan bod. De opleiding denkt er wel aan om in de toekomst specialisatie door middel van keuzepakketten aan te bieden. De informatie voor het opstellen van het curriculum is hoofdzakelijk afkomstig uit het werkveld. Deze informatie tracht de opleiding om te zetten in een coherent geheel van kennis, vaardigheden en attitudes, waarbij de nadruk meer ligt op de inhoud dan op de didactische innovatie. Om de passende attitudes van teamwerk bij te brengen, werd overgegaan tot het invoeren van projectgestuurd onderwijs. Er is een gedegen sociaal-economische vorming. De organisatie van het taalonderwijs is evenwel niet optimaal. Uit interviews met lectoren en studenten blijkt dat de opleiding het leerprogramma zeer up-to-date tracht te houden, wat de commissieleden ook kunnen beamen. Uit de enquête blijkt dat de studenten inspraak en klachtenbehandeling als een zwak punt van het departement ervaren. De werking van de ombudsman moet dan ook beter uitgebouwd worden. Sommige studenten blijken de ombudsman zelfs niet te kennen. De inspraak van studenten werd sterk verbeterd, een studentenraad werd uitgebouwd, en de departementale raad, waarin ook vertegenwoordigers van de studenten zetelen, werd beter geïntegreerd in het beleid van het departement. De studenten zijn er echter niet van overtuigd dat zij werkelijk inspraak hebben.
2.7.5.2 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het hoger onderwijs Er wordt voorzichtig omgesprongen met een creditsysteem en individueel aangepaste programma’s die zich over de vakken van twee jaar uitstrekken. Er is nog geen uniforme methode om studiebelasting om te zetten in ECTS-punten. Permanente evaluatie is nog zeer beperkt.
2.7.5.3 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het werkveld Er is voldoende aandacht voor gestructureerde en objectgeoriënteerde methodes. Er wordt aansluiting gezocht bij de beroepswereld door bijvoorbeeld een projectgerichte aanpak. Initiatie in Linux wordt geapprecieerd, net als methodisch webontwerp. De wijzigingen op het werkveld vinden via de stagebegeleiders zeer vlug hun weerslag in het curriculum.
2.7.6
opleidingsprogramma: opbouw en inhoud
2.7.6.1 concretisering van de onderwijsdoelstellingen in het opleidingsprogramma Bij het opstellen van het ZER werd het PROZA-instrument gebruikt, dat veeleer gericht is op de formele aspecten van de kwaliteitszorg dan op de inhoud van het curriculum. Het evenwichtig opgebouwd curriculum realiseert de onderwijsdoelstellingen echter op uitstekende wijze. Als de opleiding een wijziging vaststelt, of het curriculum hetzij inhoudelijk hetzij didactisch niet aansluit bij de doelstellingen, wordt niet geaarzeld om in te grijpen. Over de gevolgen van het invoeren van de BA/MA-structuur werd nog geen concreet beeld ontwikkeld.
2.7.6.2 de aandacht in het opleidingsprogramma die het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren ondersteunt De ‘projectmatige aanpak’ die wordt ingevoerd vanaf het tweede jaar moet bijdragen tot de juiste attitude om in teamverband te werken. De studenten krijgen een vorming met een correcte skillsset en attitudes voor het beroepsleven dat hen wacht. Terwijl voordien kennis en vaardigheden benadrukt werden, is er vandaag ook belangrijke aandacht voor de attitudes bij probleembenadering. Projectmanagement en estimatietechnieken komen aan bod in de nieuw ingevoerde module ‘projecten’ in het tweede jaar. Beslissingen over aankopen of zelf ontwikkelen komen minder aan bod. Dit is niet zo abnormaal in een opleiding Toegepaste Informatica, want de nadruk ligt er op ontwikkeling en minder op implementatie.
2.7.6.3 actualiteitsgehalte van het opleidingsprogramma Een inzage in het studieprogramma leert dat de opleiding informatici vormt met de correcte kennis en vaardigheden voor hun toekomstige job. De aansluiting met de actualiteit wordt behouden door de constante inzet van de opleidingscoördinatoren en de betrekkingen met het werkveld. Vanaf het academiejaar 2002-2003 krijgen de derdejaarsstudenten keuzepakketten. Het feit dat dit gebeurt na de stage is positief. De commissie sluit zich aan bij de invoering van keuzepakketten. Het programma leunt goed aan bij de evolutie en is goed gebalanceerd. Studenten beweren wel dat noties van ‘goed programmeren’ niet voldoende aan bod komen. Ze vragen meer begeleiding om kwaliteitswerk te leren afleveren. MS Office wordt beschouwd als parate kennis. Dit is een bewuste keuze, want de database in de opleiding is onder andere Oracle in het eerste jaar, en niet MS Access. De veronderstelling dat TSO-studenten voldoende kennis hebben van MS Office is omstreden.
2.7.6.4 sequentiële opbouw en coherentie van het opleidingsprogramma Het curriculum is uitstekend sequentieel opgebouwd en coherent. De commissie apprecieert vooral de benadering om in het eerste jaar de nadruk te leggen op gestructureerd programmeren en in het tweede jaar
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
161
op objectgeoriënteerde methodes. Ze wenst te benadrukken dat de opleiding een uitstekend programma aanbiedt.
2.7.6.5 rekening houden met de karakteristieken van de studenteninstroom De instroom bestaat voor ongeveer de helft uit ASO-studenten, voor de andere helft uit TSO-studenten. Sporadisch zijn er ook studenten uit het BSO en het KSO. Van de ASO-studenten hebben een nietverwaarloosbaar aantal reeds een jaar of meer aan een universiteit of industriële hogeschool doorgebracht. De instroom is bijgevolg zeer heterogeen. De commissie is van oordeel dat de begeleiding in het eerste jaar onvoldoende toegespitst is op de normale instroom uit het TSO, wat een verklaring vormt voor de lage slaagcijfers voor deze studenten.
2.7.6.6 aanbod en structuur van flexibele leerwegen in het opleidingsprogramma Hoewel bij informaticastudenten enthousiasme voor afstandsleren kan worden verwacht, blijken ze dit niet te hebben. Ook het gebruik van Blackboard door de studenten blijft ondermaats. Wel zijn er individuele vrijstellingen en individuele programma’s die zich over twee jaar uitstrekken.
2.7.6.7 het niveau en de inhoud van de opleidingsonderdelen De studiegids beschrijft voor elk vakonderdeel de doelstellingen, de inhoud, de evaluatieregeling (examen) en de leervormen. Er is een mix van hoorcolleges, praktische oefeningen, seminaries en projecten. Niet allen op papier maar ook in de praktijk biedt de opleiding een zeer hoogstaand programma, zowel qua inhoud als qua niveau.
2.7.7
afstudeerwerk en/of werkveldervaring
2.7.7.1 opvatting (concept), inhoud en niveau Er wordt een stage van zes weken ingericht in het tweede semester van het laatste jaar. Over deze stage wordt een verslag gemaakt dat semi-openbaar verdedigd wordt. Bij de eindverdediging van het stageproject is het opleidingshoofd steeds aanwezig. Hierdoor krijgt hij een zeer duidelijk beeld over de sterktes en zwaktes van de opleiding. Uit de gesprekken voor en na de deliberatie van de stage, waar zowel toekomstige werkgevers, lectoren, studenten en het opleidingshoofd aan deelnemen, komen buiten de vele positieve reacties op de werking en het niveau van de opleiding, ook aandachtspunten naar voor. Deze aandachtspunten worden op hun beurt weer teruggekoppeld naar de opleiding. Noch lectoren, studenten en de betrokken bedrijven blijken tevreden te zijn met de beperkte duur (zes weken) van de stageperiode. Hoewel er begrip kan worden opgebracht voor logistieke problemen, horen die het pedagogisch aspect niet te overstemmen. De stages zullen idealer verlopen indien ze over 12 weken lopen en georganiseerd worden na de cursusperiode. Studenten die op stage geweest zijn, komen terug met het ‘werkelijke leven’-gevoel en moeten niet meer de schoolbanken op. Ze moeten daarentegen de kans krijgen om wat ze geleerd hebben eventueel op korte termijn in praktijk om te zetten. Stages van zes weken zijn ook voor de bedrijfswereld te kort. In de huidige zes weken worden de projecten door twee of meerdere studenten afgewerkt. Positief aan dit regime is de mogelijkheid om een ruimer inzicht te hebben in keuzevakken van de tweede semester. De bedrijven vinden dat de studenten goed in teamverband kunnen werken, openstaan voor nieuwigheden en conceptueel goed bezig zijn.
De kennis die de studenten hebben opgedaan wordt door het werkveld over het algemeen als zeer goed ontvangen. Dit geldt tevens voor de attitude. Het vertrouwen is zo groot dat de bedrijven bij aanwerving niet zo sterk meer selecteren op kennis, maar voornamelijk op attitude en persoonlijkheid. 2.7.7.2 begeleiding (onder andere duidelijkheid regelingen en voorzieningen) Elke student krijgt een lector als stagebegeleider toegewezen, die een bezoek brengt aan de stageplaats. Hij beoordeelt of ze aan de verwachtingen voldoet en of het bedrijf een stagementor, die de student moet begeleiden, ter beschikking kan stellen. Deze stagementor wordt geacht een beoordeling in gestandaardiseerde vorm over het verloop van de stage uit te brengen. De beoordeling moet naast een oordeel over de kennis ook een oordeel over de inzet en persoonlijkheid van de betrokken stagiair bevatten. De stagebegeleidende lector neemt gedurende de stage tweemaal contact op met het bedrijf. De korte duur blijft een handicap om het maximum uit een stage te halen.
2.7.7.3 beoordeling (gehanteerde criteria en wijze van beoordeling) De beoordeling van de stagementor en de openbare verdediging zijn de twee gelijkwaardige pijlers bij de eindbeoordeling.
2.7.7.4 relatief gewicht in de opleiding Gezien de korte duur blijft het relatieve gewicht van de stage in de totale opleiding laag.
2.7.8
internationale dimensie
De hogeschool beschikt over een uitgewerkt internationaliseringsbeleid met een dienst internationalisering op hogeschoolniveau. Daarnaast is er op departementeel niveau een dienst internationalisering. Globaal wordt de doelstelling van het internationaliseringsbeleid gehaald maar te weinig studenten wensen echter op dit uitgebreid aanbod in te gaan.
Enerzijds lijkt de motivatie bij de studenten nogal zwak uit te vallen, maar anderzijds zou de hogeschool iets pro-actiever kunnen zijn met informatie (het Socrates-programma is bijvoorbeeld niet gekend door studenten). In 2001-2002 waren vier studenten in Frankrijk in het kader van het Erasmusprogramma en deden twee studenten stage in Griekenland. De internationalisering is praktisch niet aanwezig, noch voor stages voor studenten, noch voor lesopdrachten van lectoren. Het aanbod voor studenten is vrij pover en de deelname eraan wordt ook niet aangemoedigd door de opleiding. De commissie acht het wenselijk dat de opleiding meer inspanningen zou leveren en de studenten meer zou stimuleren tot deelname aan het Socrates- of het Leonardo-programma. De jaarlijkse ‘Parijs-reis’ is in dit verband onvoldoende. Internationale contacten van het personeel met terugkoppeling naar het onderwijs zijn quasi onbestaand.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
163
Binnen de opleiding Toegepaste Informatica bestaat er een samenwerking met de Hogere Informatica Opleiding in Nederland (Hogeschool Brabant) met een voortgezette opleiding die kan leiden tot het getuigschrift van software-ingenieur.
2.7.9
leersituatie
2.7.9.1 onderwijsvormen Binnen de opleiding kunnen de onderwijsvormen onderscheiden worden naar de evaluatievormen: schriftelijke examens: de student moet zijn opgedane kennis verwoorden op papier en daarvoor meestal steunen op hoorcolleges. pc-examens: de student werkt een examen uit aan de pc. Deze vorm van evalueren wordt voornamelijk gehanteerd bij toegepaste vakken vanaf het tweede jaar, zoals Visual Basic, database en analyse. In sommige gevallen zal de student zijn werk mondeling moeten verdedigen. Deze examens ondersteunen in feite het praktisch werk dat aansluit op de hoorcolleges. mondeling examen: in combinatie met een schriftelijke voorbereiding geeft dit de studenten een maximale kans hun inzicht en kennis te tonen. permanente evaluatie: de leerevolutie en de werkzaamheid van de student wordt op een continue wijze opgevolgd. Deze vorm van evaluatie is vooral aanwezig in de ondersteunende vakken zoals talen en communicatie. jury-examens: hierbij moet de student zijn werk voorstellen en verdedigen, zoals de projectstage, het seminariewerk, bedrijfsorganisatie en nieuwe evoluties. In het bedrijfsleven zijn er steeds meer vormen van leren op afstand. Informatici in de bedrijfswereld scholen zich steeds meer bij op hun eigen tempo. Om vormen van levenslang leren te introduceren en de studenten hierop voor te bereiden, werd in samenwerking met EDS vorig academiejaar op de campus Groenplaats een ‘Distance Learning Centrum’ geopend. In dit centrum kunnen studenten buiten de normale lestijden op eigen tempo kennis verwerven. Zij doen dit aan de hand van zeer didactisch en professioneel ontworpen cursussen op computer. Vanaf volgend academiejaar zullen deze cursussen ook kunnen worden geraadpleegd via het intranet van de hogeschool. Hierdoor wordt het mogelijk bepaalde cursussen beter te integreren in het curriculum. Ook inleidingen in WBT (web based training) en CBT (computer based training) worden in het vooruitzicht gesteld. Er zijn geen echte meetinstrumenten om de proportie contacturen-zelfstudie-andere onderwijsactiviteiten op te volgen. De commissie is van oordeel dat de aangeboden mix volstaat om een hoogwaardige opleiding te bieden.
2.7.9.2 leermiddelen Er is een goed uitgebouwde cursusdienst, die de cursussen tijdig ter beschikking stelt. In het academiejaar 2002-2003 waren niet alle cursussen niet tijdig ter beschikking omwille van een juridisch probleem met de leveranciers. De studenten maken weinig gebruik van cursussen zelfstudie. Er zijn er ook te weinig ter beschikking. De klaslokalen zijn uitgerust met alle moderne hulpmiddelen. Momenteel kunnen cursussen van het Distance Learning Centrum geraadpleegd worden via intranet. Het lectorenkorps is echter niet enthousiast. Blackboard wordt praktisch niet door de studenten gebruikt.
2.7.10
toetsing en evaluatie
2.7.10.1 de verschillende evaluatievormen (concept, in relatie tot de doelstellingen van de opleidingsonderdelen en de opleiding als geheel, gerichtheid van de evaluatie op het toetsen van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, moeilijkheidsgraad) Er is een systeem van permanente evaluatie voor 20 % van de vakken. Het afschaffen van de novembertest wordt door studenten en lectoren betreurd, vooral in het licht van de grote uitval in het eerste jaar. De lectoren laten verstaan dat deze beslissing unilateraal en zonder inspraak werd genomen. De studenten waarderen sterk het principe van permanente evaluatie, maar vragen dat die met de nodige ernst gebeurt (niet enkel aanwezigheidstest, niet enkel indienen van een document, maar effectieve evaluatie). Permanente evaluatie kan bijdragen tot een hoger slaagcijfer.
2.7.10.2 criteria en wijze van beoordeling door de evaluatoren Zoals klassiek is in alle bestaande onderwijssystemen, oordelen de lectoren over de opleidingsdoelstellingen. Door een zorgvuldige formulering van hun opleidingsdoelstellingen wordt getracht om inzicht en brede kijk over het vakgebied te testen.
2.7.10.3 criteria en wijze van beoordeling door de examencommissie De commissie is van oordeel dat de evaluatoren hun werk zeer professioneel en ernstig doen binnen de bestaande paradigma’s. Al of niet slagen van studenten is fundamenteel een groepsbeslissing. Er bestaan geen echte uitsluitingscijfers.
2.7.10.4 organisatie van toetsen en examens De examenprocedure wordt correct toegepast. De studenten uiten wel de wens om minstens één maand voor de examens in het bezit te zijn van het definitieve examenrooster, zoals wettelijk voorgeschreven. Bij het opstellen van het examenrooster wordt met de volgende factoren rekening gehouden: spreiding van de studiedruk; tijdsduur van een examen; realistische correctieperiode voor de lector; mogelijkheden voor inhaalexamens. Na het opstellen van de examenregeling wordt die voor advies voorgelegd aan de studentenraad. Hierna wordt de regeling eventueel bijgestuurd.
2.7.10.5 transparantie van de evaluatie Na de deel- of semesterexamens wordt in de mogelijkheid voorzien om de resultaten te bespreken en de examens in te zien. De studenten hebben dan ook de kans hun resultaten met de betrokken lector te bespreken.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
165
Op het einde van het academiejaar kunnen de studenten - evenwel na deliberatie - hun examens inzien op de daarvoor voorziene dagen. Tevens krijgen alle niet-geslaagden de kans hun resultaat te bespreken met hun groepsbegeleider. Na de deliberatie van de tweede zittijd kunnen de studenten eveneens hun examens inzien en dienen de nietgeslaagden een evaluatie en heroriënteringsgesprek te hebben met hun groepsbegeleider.
2.7.11
studie- en studentenbegeleiding
2.7.11.1 studenteninstroom De voorbije jaren is de belangstelling voor TI spectaculair gestegen.Dit academiejaar is het studentenaantal echter met zo’n 30 % gedaald. De opleiding vindt dit geen probleem omdat de huidige instroom beter gemotiveerd is. Cijfers over het aantal ASO-, TSO- en BSO-studenten voor dit academiejaar waren niet onmiddellijk beschikbaar. Er werd geen overtuigend bewijs geleverd van enige instroomanalyse. De commissie had veeleer de indruk dat dit een gegeven is waarmee geen rekening moet worden gehouden. Uit de statistieken die speciaal werden opgevraagd, kunnen de commissieleden opmaken dat de instroom van TSO-studenten dit jaar iets groter is dan de instroom van ASO-studenten. De slaagkansen liggen beduidend lager voor TSO-studenten. ASO-studenten hebben dikwijls reeds een jaar aan de universiteit of industriële hogeschool achter de rug. De instroombegeleiding start bij de opmaak van de infogids voor het departement en de specifieke infogids voor de opleiding, waarin de aspirant-student de nodige informatie vindt over het departement en de opleiding. De infogids van het departement bevat volgende rubrieken: informatie over het studietraject; algemene situering van de opleidingen binnen het departement; lessentabellen van de verschillende opleidingen. Infogids van de opleiding bevat volgende rubrieken: algemene informatie over de opleiding; lessentabellen over de verschillende studiejaren; korte omschrijving van de verschillende opleidingsonderdelen. Jaarlijks worden deze brochures geactualiseerd in functie van de wijzigingen in het curriculum en ook op het vlak van de inhoud per opleidingsonderdeel. De opleiding is zich bewust van het feit dat, ondanks de hogere instroom door evoluties in de ICT-industrie in 1998-2000, de kwalitatieve instroom niet echt groter is. Vooral in het eerste jaar haken studenten vroegtijdig af omwille van een verkeerde studiekeuze, een voor hen te hoge moeilijkheidsgraad van de opleiding of uit gebrek aan zelfdiscipline. Er bestaat in de hogeschool geen studie over het probleem van voortijdig afhaken. Tot twee jaar geleden werden er novembertests georganiseerd, maar die kunnen om organisatorische redenen niet meer doorgaan, ondanks de pedagogische waarde volgens de lectoren. Studenten vinden georganiseerde begeleiding nuttig en noodzakelijk. Een groot aantal studenten maakt er echter geen gebruik van. Blijkbaar heeft het invoeren van de begeleiding geen invloed op de slaagpercentages. De commissie merkt op dat in de TI-richting veel instromers zijn uit sociale middens waar studeren niet de norm is. Die instromers hebben in het secundaire onderwijs dikwijls niet zo sterk leren studeren. Bijzondere groepsbegeleiding lijkt hier aangewezen.
De opleiding licht de aspirant-studenten in over de aard van de opleiding en wijst hun op het feit dat het zwaartepunt ligt op gestructureerd denken en oplossen. Bij introductiedagen wordt wel specifiek aandacht gevestigd op het feit dat dit geen richting is voor ‘hupse Frontpage website ontwikkelaar’, maar dat informatica een vak is waarbij gestructureerd denken van uitermate groot belang is. De informatie lijkt ruim en correct te zijn. In het licht van het hoge percentage mislukkingen in het eerste jaar mag misschien nagedacht worden over een sterker afschrikkingsbeleid ten aanzien van verkeerde motivaties en onvoldoende basis. Er is voldoende voorlichting aanwezig. Studenten erkennen de moeilijkheidsgraad echter niet altijd. De hogeschool onderhoudt vrij nauwe contacten met sommige secundaire scholen. De commissie heeft niet kunnen nagaan of dit invloed heeft op de informatieverstrekking, de begeleiding of het curriculum.
2.7.11.2 studie- en studentenbegeleiding De studenten kunnen steeds terecht bij de individuele lectoren om bijkomende informatie te krijgen. Sinds vorig academiejaar heeft de opleiding een aanbod van begeleiding voor probleemstudenten opgericht. Er wordt echter weinig gebruik van gemaakt. Het lage slaagpercentage in het eerste jaar wordt erkend, maar er is geen dwingend actieplan om dit aan te pakken. De opleiding wenst echter het niveau niet te verlagen maar kiest eerder voor een duidelijke voorlichting van de aspirant-student. Lectoren geven wel aanwijzingen over hoe de leerstof moet verwerkt worden maar de studenten begrijpen deze aanwijzingen niet altijd. Van het formele begeleidingsaanbod voor probleemgevallen wordt onvoldoende gebruik gemaakt. Studiebegeleiding is voldoende, maar de studenten moeten worden aangemoedigd om er gebruik van te maken. De contacten tussen lectoren en studenten worden door de studenten als positief ervaren. Ook de interactie tussen studiebegeleiders en lectoren zijn bevredigend. Er zijn geen klachten over de begeleiding bij de projecten in het tweede jaar en gedurende de stage. De studenten worden geïnformeerd over de onderwijsdoelstellingen, het onderwijs- en examenreglement. Hoewel formeel alles in orde lijkt, zijn er soms administratieve problemen. Er kan heel wat verbeteren op het vlak van communicatie en inspraak. De opleiding werkt aan verschillende verbeterprojecten. De goed uitgebouwde sociale dienst van de hogeschool wordt ten zeerste gewaardeerd door de studenten. Zij ervaren de opvang en begeleiding als zeer professioneel. Binnen het departement worden de studenten gestimuleerd om deel te nemen aan sociaal-culturele activiteiten. Het zijn voornamelijk studentenverenigingen die hiervoor instaan. De ombudsfunctie krijgt bij de studenten enkel betekenis bij de examens. De ombudsman heeft onder meer het recht om tijdens de deliberatie een geheime stemming te vragen. Hoewel door middel van diverse raden studenteninspraak georganiseerd wordt, hebben de studenten niet de indruk iets in de pap te brokken te hebben. De studenten lijken evenwel niet sterk geïnteresseerd te zijn in inspraak.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
167
2.7.12
studeerbaarheid en studierendement
2.7.12.1 studierendement en studiebelemmering of studiebevorderende factoren en maatregelen (per studiejaar/startmodules en voor de hele opleiding) De zeer heterogene instroom is een studiebelemmerende factor. Vooral in het eerste jaar is voor sommigen het niveau te hoog, voor anderen dan weer te laag. Het aangeboden studiemateriaal is aangepast en voldoende. De globale slaagcijfers blijven vooral voor TSO-studenten betreurenswaardig laag. Er wordt niet in bijzondere begeleiding voor hen voorzien. Er bestaan geen metingen over de nodige studietijd per vakonderdeel. Deze nodige studietijd zal trouwens sterk afhangen van de vooropleiding die de student genoten heeft.
2.7.13
afgestudeerden
Het departement beschikt over een eigen plaatsingsdienst. Voor laatstejaarsstudenten organiseert de plaatsingsdienst jaarlijks een Campus Recruitment. Tijdens deze beurs kunnen studenten kennismaken met bedrijven uit hun sector. Vanaf dat moment kunnen ze zich inschrijven bij de plaatsingsdienst. Ze worden in het kandidatenbestand opgenomen en krijgen dan op regelmatige tijdstippen (tweewekelijks) vacaturelijsten thuis gestuurd. Er worden voor de laatstejaarsstudenten geen sollicitatietrainingen gehouden. Wel wordt tijdens de jaarlijkse Campus Recruitment door de VDAB een uiteenzetting georganiseerd over de wettelijke reglementering voor schoolverlaters. Verder wordt door de SOVO-KdG Sociale dienst jaarlijks een brochure uitgegeven voor schoolverlaters. De voorbije jaren werden de laatstejaarsstudenten overstelpt met aanbiedingen. Dit is nu niet meer het geval, ook al zal er altijd wel plaats blijven voor goede informatici. Een student zal vanaf nu zelf moeten uitkijken naar een job, en niet meer per definitie gevraagd worden. Binnen het departement worden alle gegevens van voormalige studenten bijgehouden. Via een jaarlijkse mailing worden de afgestudeerden op de hoogte gehouden van recente veranderingen binnen de hogeschool, het departement en de opleidingen. De opleiding TI heeft ook een oud-studentenvereniging INFOOS waarvan alle afgestudeerden automatisch lid zijn. In het verleden organiseerde deze vereniging op regelmatige basis activiteiten, maar door de geringe interesse heeft ze dit moeten herzien. Hierdoor beperkt ze haar activiteiten tot het organiseren van een alumnihappening om de vijf jaar. Ze brengt ook om de vijf jaar een alumnigids uit die wordt aangeboden aan alle afgestudeerden van de opleiding. Aangezien de opleiding Toegepaste Informatica reeds meer dan 30 jaar bestaat en er meer dan 2700 afgestudeerden zijn, gebeurt het vaak dat afgestudeerden de huidige studenten begeleiden bij hun stage. Hierdoor ontstaat er een spontane terugkoppeling naar het curriculum. De respons op enquêtes is minimaal. Afgestudeerden geven nauwelijks hun adressen door. Het opstellen van een website zou hier verbetering in kunnen brengen. Tijdens de formele gesprekken tijdens de stageperiode en bij de eindpresentatie ervan prijst het werkveld steevast de grote gedrevenheid, de zelfwerkzaamheid en het vermogen om nieuwe kennis op te doen. De afgevaardigden van het werkveld loofden unaniem de goede kwaliteit van de afgestudeerden en plaatsen hen expliciet boven het niveau van sommige andere hogescholen.
De afgestudeerden die door de commissie geraadpleegd werden, waren allen vol lof over de kwaliteit van de opleiding.
2.7.14
maatschappelijke dienstverlening
De interesse die er bij het lectorenkorps bestaat voor maatschappelijke dienstverlening kan niet in actie worden omgezet omwille van de hoge werkdruk. Wel worden soms specifieke lessen voor bedrijven georganiseerd. Momenteel loopt er een project inzake softwareontwikkeling voor een externe sociale dienst.
2.7.15
onderzoek
Door de opleiding is tot op heden geen budgettaire ruimte vrijgemaakt om het toegepast wetenschappelijk onderzoek uit te bouwen. De beperkte omkadering van de opleiding laat overigens niet toe om dit op een adequate wijze in te vullen. Nochtans zou de opleiding door de deskundigheid van de lectoren aan veel projecten van wetenschappelijk onderzoek kunnen deelnemen. Sinds enkele jaren worden wel enkele stageprojecten uitgevoerd die passen in toegepast wetenschappelijk onderzoek. Ze werden uitgevoerd bij de universitaire NKO-dienst van het AZ St.-Augustinus en bij het bedrijf SGS Ecocare.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
169
2.8
Katholieke Hogeschool Kempen
2.8.1
beschrijving van het beleid en de kwaliteitszorg van de opleiding
2.8.1.1 voorstelling van de opleiding De opleiding Toegepaste Informatica is een opleiding van één cyclus die behoort tot het departement Handelswetenschappen en Bedrijfskunde van de Katholieke Hogeschool Kempen. De opleiding leidt tot het diploma van gegradueerde in de Toegepaste Informatica. De hogeschool heeft campussen te Geel, Turnhout, Lier en Vorselaar. Geel, de locatie van de opleiding, is de hoofdcampus. De opdrachtverklaring vermeldt in verband met de opleiding het volgende: ‘In de Katholieke Hogeschool Kempen wordt het curriculum van elke opleiding gekenmerkt door een sterke wetenschappelijke onderbouw, een maatschappelijke en professionele oriëntatie, een christelijke-waardenperspectief en ruimte voor filosofisch-theologische zingeving. Wij willen beroepsgerichte en bestaansgerichte vorming aan bod laten komen en ons daarbij toespitsen op de vorming van relatiebekwaamheid, kritische weerbaarheid en ruime maatschappelijke belangstelling. De hogeschool wenst een gangmaker te zijn voor de dynamiek in de regio. Het programma dat voordien voorbereidde op tewerkstelling in de administratieve informatica, is vandaag zeer technologisch georiënteerd. Naast talen, bedrijfseconomie en wiskunde/statistiek biedt de hogeschool een informaticaprogramma dat goed aansluit bij de moderne tendensen in de sector. In het eerste jaar krijgen de studenten de basiskennis inzake informatica zoals programmeertechnieken, bestandsorganisatie en gegevensbanken, naast Visual Basic, besturings- en toepassingssoftware, Java en C++. Het tweede jaar gaat verder met Visual Basic, Java, C++, toepassingssoftware, besturingssystemen (onder meer Linux,) databanken en SQL, systeemanalyse en datacommunicatie, en verder ook talen, boekhouden en communicatievaardigheden. Het derde jaar heeft twee afstudeerrichtingen: Programmatie en Analyse, en Systeem- en netwerkbeheer. Waar de opleiding bij Programmatie en Analyse verder gaat met Visual Basic, Java en C++, wordt dit in de andere richting door systeembeheer vervangen. In beide richtingen komen internettechnologie en internetapplicaties aan bod, en ook nog aspecten van ondernemingsrecht, financieel management, deontologie en talen. De opleiding wordt afgesloten met een 12 weken durende stage. Economie is het struikelvak in het eerste jaar, vooral voor TSO-studenten. De slaagcijfers zijn normaal voor ASO-studenten, laag voor TSO-studenten. De hogeschool is geassocieerd met de Katholieke Universiteit Leuven. Het academiejaar omvat 27 weken contactonderwijs. Er is een aanzet tot semestervorming.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
171
2.8.1.2 beschrijving van het beleid, algemene strategie en/of doelstellingen internationalisering, maatschappelijke dienstverlening, onderzoek, ...
inzake
onderwijs,
De Algemene Vergadering bepaalt het beleid van de hogeschool en delegeert bevoegdheden aan de Raad van Beheer. Het directiecomité voert het beleid uit en formuleert permanent voorstellen voor de Raad van Beheer en de Algemene Vergadering. Het directiecomité neemt deel aan de vergaderingen van de Algemene Vergadering en de Raad van Beheer. De volgende onderwijsvisie werd geformuleerd: -
Een degelijke en gedoseerde begeleiding van de student in zijn persoonlijkheidsontwikkeling, zijn studie en zijn studietraject. Begeleiding betekent dat de student geholpen wordt zich te oriënteren, hem daarna te steunen in de verdieping van de leerstof en in de beroepspraktijk om hem zo geleidelijk te brengen tot een hoog niveau van zelfstudie. Hoewel er voortdurend oog is voor optimale ontplooiing van de individuele mogelijkheden van de student, blijft hij zelf verantwoordelijk voor zijn eigen leerproces.
-
Een onderwijs dat studenten voorbereidt op een maatschappij die voortdurend evolueert. Het is de bedoeling de studenten nieuwsgierig en leergierig te maken en hun geest aan te scherpen, zodat zij na hun opleiding klaar zijn om te functioneren in een dynamische, multidisciplinaire en multiculturele maatschappij. Jonge mensen opleiden die hun verantwoordelijkheden kunnen en willen opnemen, die kunnen inpikken op nieuwe maatschappelijke tendensen, die zich ook na hun studie kritisch blijven informeren. Door tijdens de opleiding nauw samen te werken met het werkveld, wordt ingespeeld op de steeds evoluerende verwachtingen van de maatschappij.
-
Een dynamisch onderwijs dat openstaat voor vernieuwingen. Lectoren zijn permanent op zoek naar de optimalisering van de onderwijsprocessen en creëren daardoor een innovatief klimaat; in academische vrijheid en in overleg met elkaar gebruiken ze de ideale werkvormen. Dit gebeurt via doelgerichte werken toetsvormen, waarbij ze respect tonen voor de verschillende leerstijlen van studenten. Er wordt permanent gewerkt aan de kennis, vaardigheden en beroepshouding in realistische situaties.
-
Een stimulerend leerklimaat. Leren is een sociaal en interactief groepsgebeuren waarin de student zich als individu kan blijven manifesteren, maar waarin hij zich ook geborgen en gestimuleerd weet door zijn medestudenten en lectoren. Allerlei vormen van groepswerk en groepsactiviteiten dragen bij tot een schoolcultuur van samenwerken.
Het departementshoofd is nauw betrokken bij het beleid van de opleiding. Er bestaat geen opleidingshoofd, wel zijn er opleidingscoördinatoren voor elk studiejaar. De commissieleden vinden deze benadering toch niet echt optimaal. De opleidingscoördinator voor het eerste jaar is ook de verantwoordelijke voor de vakgroep informatica. De vergadering van AC’s is de draaischijf van het departementaal beleid. De AC-vergadering ontwikkelt en formuleert de beleidsdoelstellingen in verband met de driedelige opdracht van het departement en vergadert in principe wekelijks. De opleiding is actief in contractonderwijs. Ze beschikt over een vrachtwagen die is uitgerust met een aantal pc’s om onderwijs in de bedrijven te verschaffen. Het onderzoek gebeurt bij middel van het indienen van HOBU-projecten. Het departement ontplooit diverse internationale activiteiten. De deelname van de TI-studenten aan buitenlandse Lectorenuitwisseling is echter zeer beperkt in TI.
stages
stijgt
en
wordt
aangemoedigd.
2.8.1.3 beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg Op het niveau van de hogeschool bestaat er een dienst Kwaliteitszorg onder verantwoordelijkheid van een centrale kwaliteitscoördinator. De dienst heeft als opdracht de doelstellingen van de hogeschool op een kwaliteitsvolle manier te realiseren. De dienst heeft onder meer een kwaliteitshandboek opgesteld dat beschikbaar is op het intranet. Voor het opstellen van het ZER werd het EFQM/TRIS-instrument versie 4.2 gebruikt. Er moet worden opgemerkt dat de hoofdaandacht van dit instrument naar de formele procedures gaat en er minder aandacht besteed wordt aan de inhoud. De lectoren daarentegen zijn van mening dat kwaliteit hoofdzakelijk bepaald wordt door de inhoud van het programma, de coherentie en de kwaliteit van de begeleiding. De lectoren zijn zeer betrokken bij de kwaliteitszorg. Sommigen onder hen hadden klaarblijkelijk meegewerkt aan het opstellen van het handboek. Er bestaat een werkgroep ‘indicatoren’. De commissie heeft de indruk dat de gebruikte indicatoren te vaag geformuleerd zijn en soms niet echt bruikbaar zijn.
2.8.2
concretisering van de kwaliteitszorg in de opleiding
2.8.2.1 concrete uitwerking van de kwaliteitszorg in de opleiding De hogeschool stemt haar kwaliteitsbeleid af op externe verwachtingen. De algemene directeur en verschillende leden van de kwaliteitsraad volgen de evolutie in Vlaanderen en Europa actief op. De kwaliteitscoördinator zetelt in de VLHORA-werkgroep inzake kwaliteit. De kwaliteitsraad coördineert acht overkoepelende werkgroepen: studentenbegeleiding, studietijdmeting, onderwijsbevraging, kwaliteitshandboek, indicatoren, eindtermen, accreditering en diensten. Analoge werkgroepen zijn eveneens actief in het departement. Een werkgroep van de kwaliteitsraad ontwikkelde de onderwijsbevraging in verschillende stadia. Deze groep vertrok vanuit een aantal beleidsprincipes en ontwikkelde van daaruit een reeks vragenlijsten en een procedure. Die moesten garanderen dat de onderwijsbevraging de systematiek van de PDCA zou realiseren. Op departementsniveau is een kwaliteitsverantwoordelijke aangesteld die de departementale kwaliteitsraad leidt. Er is een verantwoordelijke per deeldomein van de kwaliteitswerkgroepen. Zijn taakomschrijving is nog niet duidelijk bepaald. Het departementshoofd en de opleidingscoördinatoren leggen in hoofdzaak de doelstellingen van het kwaliteitsbeleid binnen het departement vast en implementeren het beleid in de opleidingen. De departementale kwaliteitsraad is samengesteld uit het departementshoofd, de kwaliteitsverantwoordelijke en personeelsleden die elk een werkgroep opvolgen in de hogeschool en het departement. De raad vergadert in functie van de behoeften en rapporteert aan alle belanghebbenden in het departement.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
173
2.8.2.2 meetresultaten van de opleiding vanuit de interne kwaliteitszorg In de hogeschool bestaan werkgroepen die de verschillende metingen ontwerpen en opvolgen. Zo is er de werkgroep voor studietijdmetingen, de werkgroep onderwijsbevraging en de werkgroep bevraging afgestudeerden. Tijdens het academiejaar 1996-1997 en 1997-1998 werden in het departement de eerstejaarsstudenten bevraagd over de diverse aspecten van studiebegeleiding. De opleiding TI kreeg goede resultaten voor de meeste aspecten, maar scoorde ondermaats voor de sessies studievaardigheden, nabespreking examens en training. Een en ander heeft aanleiding gegeven tot een monitoraat per vakonderdeel. Tijdens het academiejaar 2000-2001 werd in de opleiding TI een studietijdmeting uitgevoerd. Volgens die meting bedroeg de studietijd 1098 uur, dit is slechts 70 % van de norm van 15.00 uur. Een nauwkeuriger meting lijkt aangewezen. Er werden eveneens drie bevragingen bij de afgestudeerden uitgevoerd. Programmeerkennis werd als sterkste punt aangemerkt, talenkennis als zwakste punt. Op basis van deze enquête werd het vakonderdeel internet uitgebreid.
2.8.2.3 verbeterdoelen en acties vanuit kwaliteitszorg in de opleiding Op basis van het kwaliteitshandboek en via het TRIS-model stelt de raad een score op die aanleiding geeft tot verbeterdoelen en acties. De volgende verbeterdoelen worden geformuleerd: -
meer aandacht voor de opvang en begeleiding van de eerstejaarsstudenten; verbetering uitbouw van het monitoraat, qua uurregeling en integratie in de lesroosters; verbetering organisatie introductiedagen; het project ‘leren studeren’; reorganisatie plaatsingsdienst; onderwijskundig onderzoek; motivatieanalyse op het vlak van instroomanalyse en slaagpercentages om de opleidingsprofielen en vakinhouden verder aan te passen; meer nadruk op de rol van de vakwerkgroepen; meer aandacht voor het ontwikkelen van visie en langetermijndoelen.
Elk jaar in mei is er een evaluatie van de ondersteuningsinitiatieven van de studenteninspraak. De opleiding bepaalt dan de prioriteiten voor het volgende academiejaar.
2.8.2.4 opvolging van de verbeterdoelen en acties vanuit de kwaliteitszorg in de opleiding De opleidingscoördinatoren zijn ook verantwoordelijk voor de kwaliteitszorg (in de opleiding TI per studiejaar). Zij verifiëren de opvolging van de doelstellingen en brengen hiervoor verslag uit in de vergadering van opleidingscoördinatoren.
2.8.2.5 kwaliteitscoördinator in de opleiding (verantwoordelijkheid, draagvlak, functioneren) De opleidingscoördinatoren zijn de ankerpunten van de kwaliteitszorg in de studiejaren. Samen met de ACraad animeren zij het kwaliteitsdenken. Zij vervullen een belangrijke communicatiefunctie.
Voor het opleidingsteam bestaat kwaliteitszorg uit zorg voor de inhoud en coherentie van het curriculum en aanwending van gepaste didactische methodes. Het idee van integrale kwaliteitszorg is nog niet volledig geïnternaliseerd door het lectorenkorps. Het opstellen van het kwaliteitshandboek en het ZER heeft in dit verband wel tot de bewustzijnsvorming bijgedragen.
2.8.2.6 kwaliteitszorg in het opleidingsteam De zorg voor inhoud, coherentie en begeleiding is sterk aanwezig bij het lectorenkorps.
2.8.3
personeel
2.8.3.1 human resources management In uitvoering van het decreet en de besluiten stelt het hogeschoolbestuur jaarlijks de personeelsformatie samen. De hogeschool verantwoordt zijn personeelsformatie met het begrip ‘personeelscontingent’ of het aantal effectief werkende personeelsleden. Het hogeschoolbestuur bepaalt de beleidsopties van de school. Het hoofd van de personeelsdienst vertaalt deze opties in een verdeelprocedure waarin de cijfers jaarlijks worden ingevoerd. De werkgroep ‘personeelscontingentering’ vergadert enkele keren per jaar en adviseert het directiecomité, het hogeschoolonderhandelingscomité en het hogeschoolbestuur over het aantal ‘werkenden’ dat er in de verschillende departementen en in de algemene diensten mogen zijn. Op basis van dit advies stelt het hogeschoolbestuur het contingent voor het academiejaar vast. Overschrijding van het contingent is toegestaan mits financiële compensatie door inkomsten uit projecten of dienstverleningsactiviteiten. De werving van de statutaire personeelsleden gebeurt volgens de bepalingen van het decreet. De werving van het contractuele personeel gebeurt volgens de noden van het project of de diensten waarvoor ze aangeworven worden. Het hoofd van de personeelsdienst verzorgt de administratie met betrekking tot de werving. Het departementshoofd coördineert vervolgens de selectie voor het onderwijzend personeel. Hij stelt hiervoor een wervingscommissie samen die in overleg met hem de selectieprocedure verzorgt in functie van de vereiste bekwaamheden van de nieuw aan te werven medewerker. De wervingscommissie stelt vooraf de selectiecriteria en een basisvragenlijst op. Een eerste selectie gebeurt op basis van de sollicitatiebrief en het curriculum. Daarna volgen de sollicitatiegesprekken met de geselecteerde kandidaten. De wervingscommissie oordeelt collegiaal, stelt een rangorde op en motiveert haar voorstellen. Het AC coördineert het functioneren van beginnende personeelsleden; het departementshoofd organiseert de intake- en evaluatiegesprekken. De hogeschool organiseert een begeleidingsavond voor beginnende lectoren. Het departementshoofd is verantwoordelijk voor de personeelsevaluatie en organiseert die overeenkomstig de ‘Procedure voor de evaluatie van het personeel’. Nieuwe personeelsleden worden in hun eerste dienstjaar tweemaal geëvalueerd. In hun tweede en derde dienstjaar worden ze telkens eenmaal geëvalueerd. Personeelsleden met meer dan drie dienstjaren worden om de vijf jaar geëvalueerd.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
175
Er bestaat begripsverwarring tussen functioneringsgesprekken en evaluatiegesprekken: functioneringsgesprekken leggen de wijze van functioneren vast, evaluatiegesprekken gaan na of de personeelsleden op de afgesproken wijze hebben gefunctioneerd. De lectoren zijn vragende partij naaar meer formele functioneringsgesprekken. De basis voor de taakbelasting is het aantal contacturen. De randtaken worden omgezet in equivalente contacturen. Een lector is belast met onderwijsactiviteiten en taken. Het departement past een systeem van taakbelasting toe dat toelaat om aan de hand van een aantal criteria en parameters de taakbelasting van de lectoren te kwantificeren. Er wordt naar gestreefd het gemiddeld aantal contacturen, exclusief randtaken, te beperken tot 16 uur per week in het totaal jaarequivalent tot 1558 uur. De lectoren worden duidelijk betrokken bij het vaststellen van hun opdracht. In de begrote taakbelasting van beginnende lectoren is extra tijd voorzien om hun onderwijsactiviteiten voor te bereiden. De taakbelasting wordt geobjectiveerd, maar de belasting wordt op zich toch als redelijk hoog aangevoeld.
2.8.3.2 betrokkenheid van het personeel Er is geen strikte scheiding tussen de ambten en de opdrachten. Lectoren en praktijklectoren kunnen binnen hun specialiteit zowel theorie als praktijk geven. Op dit ogenblik werken ze in een vlakke structuur met sterke onderlinge interactie om het functioneren te verbeteren. De inzet van het personeel is zeer groot en de zin voor samenwerking voorbeeldig. De commissie ondervindt bj de lectoren de wenselijkheid dat het departementshoofd beter fysiek bereikbaar zou zijn en dat hij wat formeler zou optreden binnen zijn functie.
2.8.3.3 werking van het opleidingsteam De lectoren werken zeer goed samen in een informeel verband, waardoor de uiteindelijke last om het beleid te bepalen vrijwel uitsluitend bij de opleidingscoördinatoren ligt. De lectoren zijn zich niet bewust van de noodzaak om het proces van samenwerking meer formeel te structureren. De lectoren TI zijn ook, zoals in andere hogescholen, belast met sommige andere taken, zoals informaticavoorlichting aan niet-informatici, die ook de andere opleidingen ten goede komen. Dit houdt een zekere belasting in met niet-kerntaken. Er wordt echter niet over geklaagd.
2.8.3.4 professionalisering van het personeel buiten de technische deskundigheid Bijna alle lectoren beschikken over een pedagogisch bekwaamheidsdiploma. Toch heeft de commissie de indruk dat er minder aandacht wordt besteed aan bijscholing in nieuwe didactische methodes dan aan technische bijscholing.
2.8.3.5 technische deskundigheid van het onderwijzend personeel. De vaklectoren scholen zich regelmatig bij. Zij krijgen hiervoor alle steun van het departement dat veel belang hecht aan het doorstromen van de opgedane kennis. Er bestaat trouwens een vast budget en een geijkte procedure om steun voor opleidingen aan te vragen. Het departement gaat creatief om met de aanbiedingen door oog te hebben voor de goedkopere ‘last minutes’. Door samenwerkingsverbanden met het werkveld werd de mogelijkheid gecreëerd een groot aantal firmaopleidingen gratis of tegen een sterk verminderde prijs te volgen.
De gevolgde navormingen vinden hun weerslag in de inhoud van de vakonderdelen die voortdurend aangepast wordt.
2.8.3.6 onderzoeksdeskundigheid van het onderwijzend personeel De organisatie van projectmatig wetenschappelijk onderzoek in de opleiding TI gebeurt voorlopig op basis van kortetermijndoelstellingen. Tot op heden heeft deze opleiding nog geen onderzoeksprojecten uitgewerkt die door de overheid gesubsidieerd worden. De opleiding is een partner in het Europees IP-programma dat onder leiding van het Simon Stevin departement van de Hogeschool West-Vlaanderen ingediend werd.
2.8.3.7 technische administratieve en organisatorische deskundigheid Het algemeen secretariaat genereert en beheert interne informatie: verslagen en andere documenten van de vergaderingen van het hogeschoolbestuur en het directiecomité, van medezeggenschapsorganen op het niveau van de hogeschool, van sommige werkgroepen, van personeelsmededelingen, van persmededelingen en van het jaarverslag. Het algemeen secretariaat beheert ook externe informatie: wetgeving met betrekking tot het hoger onderwijs, omzendbrieven en andere richtlijnen van de overheid, artikels over het onderwijs in kranten en andere media. De studentendienst, de personeelsdienst en de financiële dienst verzamelen, beheren en verwerken de voor hun diensten specifieke informatie. Het kwaliteitshandboek vermeldt verschillende procedures en de meest diverse informatie over de hogeschool. De verschillende departementen en de algemene diensten sturen relevante informatie door, die de verantwoordelijke in het handboek plaatst. De departementssecretariaten ten slotte verzorgen de administratieve taken voor het departement en beheren de verslagen, documenten en procedures op departementaal niveau.
2.8.4
materiële en financiële randvoorwaarden
2.8.4.1 onderwijsruimten De opleiding TI wordt aangeboden op de campus HIK waar vijf departementen gevestigd zijn.
2.8.4.2 mediatheek De mediatheek staat ter beschikking van de vijf departementen van de campus HIK. Ze is een zelfstandige eenheid, ten dienste van studenten, lectoren en buitenstaanders. Ze evalueert waar nodig de werking tijdens de jaarlijkse studiedagen. Ze heeft een eigen kwaliteitswerking. De collectievorming is geregeld via een procedure. De collectie van de mediatheek is zeer uitgebreid. In het licht van de navorming van lectoren zou er misschien meer aandacht kunnen besteed worden aan Engelstalige informaticatijdschriften.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
177
Via een website is alle informatie over werking en dienstverlening van de mediatheek beschikbaar. De lectoren verzorgen de introductie voor de studenten van het eerste jaar. Mediatheekmedewerkers verzorgen op vraag instructies voor lectoren en studenten, onder meer inzake zoekstrategieën en databanken. De mediatheek heeft een geïntegreerd automatiseringssysteem en streeft naar een zo ruim mogelijke toegankelijkheid van de beschikbare informatie. Het cd-romnetwerk en de on line databanken zijn voor de hele campus raadpleegbaar. De catalogus is via het internet toegankelijk. In 1995 erkende de Europese Unie de mediatheek als Europees Documentatiecentrum.
2.8.4.3 computerfaciliteiten De informaticastructuur is zeer uitgebreid: een 350-tal pc’s (meestal recente), verdeeld over 15 lokalen, acht servers, een intranet voor de campus en een wide area netwerk dat de diverse campussen verbindt. Op één server na die onder Linux draait, draaien alle servers en pc’s onder Windows 2000. Toepassingsprogrammatuur is ruim aanwezig. Voor speciale lessen, zoals Windows 2000 Server, SMS, Linux, ... wordt gebruikgemaakt van aparte verwisselbare harde schijven. Studenten kunnen op deze manier alle installaties en configuraties uitvoeren. Blackboard werd geïmplementeerd, maar er wordt nog te weinig gebruik van gemaakt. BrigEd wordt niet erg geapprecieerd door de studenten. Het onderhoud van het computerpark en de netwerken gebeurt door de dienst informatica die over fulltime medewerkers beschikt. Deze dienst staat ook in voor de ontwikkeling, het onderhoud en de ondersteuning van de administratieve toepassingen van de hogeschool, zoals SUSA, het pakket voor studentenadministratie. De dienst informatica beheert ook de bijbehorende infrastructuur. Hij treedt ook op als consulent informatica voor alle medewerkers. De hogeschool beschikt over een open pc-zaal met ruime toegang en openingsuren die is uitgerust met 60 pc’s, kleurenlaser, printer, scanners, DVD-stations en dergelijke die studenten kunnen reserveren.
2.8.4.4 beschikbare werkingsmiddelen De financiële dienst stelt jaarlijks de meerjarenbegroting, de jaarrekening en de halfjaarlijkse afsluiting van de boekhouding op. Zij legt die ter goedkeuring voor aan het hogeschoolbestuur. In de maanden april en mei kent het hogeschoolbestuur het personeelscontingent toe waarmee het departement in het volgende academiejaar zijn onderwijs- en dienstverleningsopdrachten uitvoert. Dit personeelscontingent geeft het maximum aantal statutaire personeelsleden aan die betaald worden met de overheidsinkomsten. Die worden bepaald op basis van het aantal studenten van het jaar ervoor. Het departement beschikt over een jaarlijks toegekend werkingsbudget dat autonoom beheerd wordt door het departementshoofd. Van dit budget worden onder andere de bijscholingskosten, verplaatsingskosten en representatiekosten betaald. Dit budget wordt verder uitgesplitst over de opleidingen waarbij een evenwicht wordt nagestreefd tussen de diverse aanvragen. Voor investeringen in de pc-zalen wordt jaarlijks een bijzonder budget voorbehouden. De studentendienst organiseert alle administratieve aangelegenheden van de studenten vanaf de inschrijving tot en met het afstuderen. Deze studentenadministratie is geregeld via procedures.
2.8.4.5 studenten en lectorenfaciliteiten De campus beschikt over een restaurant en een cafetaria waar studenten aan democratische prijzen maaltijden en versnaperingen kunnen verkrijgen. Er is een goed werkende huisvestigingdienst die de aangeboden kamers te Geel controleert op het vlak van comfort en hygiëne. De eigen boekhandel Campina media vzw is gevestigd op de Geelse campus en verzekert de centrale aankoop, verkoop en distributie van boeken, cursussen, kantoormateriaal en schoolpromotiemateriaal. Hij verzorgt het drukwerk van de eindwerken en de vademecums voor de departementen en beheert zeven gedecentraliseerde kopieertoestellen die ter beschikking van de hogeschool staan.
2.8.5
onderwijsdoelstellingen
2.8.5.1 onderwijsvisie van de opleiding De onderwijsvisie vertrekt van een opleidingsprofiel dat afgeleid is van het beroepsprofiel. Beide zijn consulteerbaar op het intranet. Concreet moet de docent de noodzakelijke kennis en vaardigheden verwerven om de taken van zijn vakgebied en binnen de bedrijfsdoelstellingen te realiseren zoals beschreven in het beroepsprofiel. Naast de vaktechnische achtergronden, technieken en methodologieën worden in de opleiding de volgende attitudes benadrukt: nauwkeurigheid, beslissingsvermogen, een dienstverlenende ingesteldheid, planmatig denken en organiseren, zelfstandigheid, een grondig observatievermogen, een kritische ingesteldheid, problemen goed kunnen onderkennen en oplossen, creativiteit en ‘leren leren’. Het goed kunnen analyseren, verwoorden en neerschrijven van de vooropgestelde doelen, het motiveren, het verstrekken van deskundig en verstaanbaar advies zijn dagelijks wederkerende aspecten van de communicatie met informaticagebruikers, het management en collega-informatici. De informaticus moet eventuele bestaande hulpmiddelen (pakketten) ook op een professionele wijze kunnen gebruiken en zo nodig aanpassen. Hierbij mag hij niet vergeten de kwaliteit van de oplossing te monitoren en te bewaken in samenhang met de TI-omgeving waarbinnen ze geïmplementeerd wordt. De student verwerft deze competentie door participatie aan de onderwijsactiviteiten die diverse werkvormen omvatten, en door onafhankelijke verwerking van de aangebrachte materie, door zelfstudie en individuele opdrachten of groepsopdrachten. De gebruikte werkvormen zijn aangepast aan de inhoud en het beoogde doel van de cursussen: hoorcolleges, oefeningen, practica, labos, zelfstudie, workshops, seminaries, groepswerk, stages en een eindwerk. Bijkomend poogt de opleiding door het aanbieden van bijvoorbeeld deontologie en ethiek een reflectie op te bouwen over de beroepsactiviteiten van de informaticus. De integratie van de verworven kennis, vaardigheden en attitudes gebeurt tijdens de stages en bij het opstellen, presenteren en verdedigen van een persoonlijk eindwerk voor een jury met externe deskundigen. Het beroepsprofiel van de informaticus is onderhevig aan toenemende specialisatie: ofwel analyse en programmatie, ofwel systeem- en netwerkbeheer. Daarom moeten de studenten in het laatste jaar een optie kiezen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
179
2.8.5.2 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het hoger onderwijs Er is een voorzichtige aanzet tot het invoeren van een semesterstructuur, met ongelukkige gevolgen voor de taalvakken. Er bestaan credits, en IAJ is mogelijk. Alle vakonderdelen krijgen hun correct gewicht aan ECTSpunten. Het feit dat een introductiecursus informatica aangeboden wordt, betekent enerzijds dat studenten uit alle afstudeerrichtingen van het middelbaar onderwijs de informaticaopleiding kunnen aanvatten, maar anderzijds bewijst dit ook dat een bepaald instapniveau vereist is. Het monitoraat per vakonderdeel biedt de studenten de mogelijkheid op eigen initiatief bijkomende uitleg te bekomen. De vele opdrachten die de studenten al dan niet in groepsverband moeten uitwerken, duiden op een toegenomen graad van zelfwerkzaamheid en verantwoordelijkheidszin, eigen aan hoger onderwijs. Niet enkel op het vlak van kennisoverdracht, vaardigheidstraining en attitudeverwerving, maar op de domeinen van persoonlijkheidsvorming, teamwerking, zelfstudie, studieorganisatie en dergelijke wordt gestreefd naar het afstellen van de doelstellingen op een hoger niveau.
2.8.5.3 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het werkveld De behoeften en noden van de bedrijfswereld bepalen in sterke mate de inhoud van de opleiding. Jaarlijks worden de vakken en vakinhouden geactualiseerd op basis van de evoluties in de bedrijfswereld. Het opvolgen van de evoluties in de informaticawereld gebeurt via allerlei opleidingen die de lectoren volgen. De toetsing met de realiteit gebeurt via bedrijfsenquêtes, feedback van stagestudenten, ondervraging van afgestudeerden en contacten met bedrijfsmensen. Vakwerkgroepen beslissen vervolgens over de inhoud van het curriculum. De afgevaardigden van de bedrijfswereld hebben hun tevredenheid uitgesproken over de kennis en het gedrag van de afgestudeerden die zij in dienst hebben. Er is een zogenaamde projectweek waarbij studenten bedrijfsbezoeken afleggen waar zij telkens een inleiding krijgen over het reilen en zeilen van een bedrijf. De projecten die de studenten tijdens de vakonderdelen te verwerken krijgen, zijn te kleinschalig om als nabootsing van het werkveld te kunnen fungeren.
2.8.6
opleidingsprogramma: opbouw en inhoud
2.8.6.1 concretisering van de onderwijsdoelstellingen in het opleidingsprogramma Niet alleen het beroeps-en opleidingsprofiel, maar ook de permanente contacten met het werkveld en alle andere mogelijke informatiebronnen inspireren tot het ontwikkelen van de vakinhouden. Elke docent beschrijft volgens een vast sjabloon de inhoud van de onderwijsactiviteiten waarvoor hij verantwoordelijk is. Dit gebeurt in functie van het opleidingsprofiel en het –programma. Volgende onderdelen zijn steeds beschreven: identificatie en plaats van de onderwijsactiviteit in het curriculum, leerdoelen, leerinhouden, werkvormen, media en evaluatievormen. Uiteraard is er binnen de verschillende vakdomeinen overleg om de opleidingsonderdelen op elkaar af te stemmen. Er is eveneens doorlopend overleg tussen de opleidingscoördinatoren om de vakinhouden naadloos over de jaren te laten aansluiten. In het departement geldt het principe dat lectoren die dezelfde onderwijsactiviteit geven in hetzelfde jaar, ook dezelfde leerinhoud, leermiddelen, werkvormen en examenvragen gebruiken. Indien meerdere lectoren dezelfde onderwijsactiviteit verzorgen, wisselen ze informatie uit, stellen ze de leermiddelen gezamenlijk op en beoordelen die ook gezamenlijk. Het proces werkt niet altijd bevredigend: de studenten klagen bijvoorbeeld
over een bepaald vak dat door twee verschillende lectoren op een totaal verschillende manier benaderd wordt. Cobol werd geschrapt, alhoewel het nog aanwezig is in het werkveld. Een minimumaandacht - weze het theoretisch - voor AS400 zou omwille van zijn aanwezigheid in het werkveld aan te raden zijn. Misschien zou het projectonderwijs grootschaliger kunnen worden opgevat. Voor sommige vakonderdelen zou een PGO-aanpak moeten worden overwogen. De keuzemogelijkheden in het derde jaar wordt door de commissie positief beoordeeld.
2.8.6.2 de aandacht in het opleidingsprogramma die het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren ondersteunt Zoals blijkt uit de onderwijsvisie komen naast het vakinhoudelijke aspect ook werken in team, vergaderen, verslaggeving en presentatie aan bod. Ook de attitudes die nodig zijn om doelmatig te functioneren in een bedrijfsomgeving zijn belangrijk. Hulp verlenen aan medestudenten leert de studenten een rol van helpdesk te realiseren en informatica te zien als een middel en niet als doel op zich in de organisatie. Bij het werken in een bedrijfsomgeving waarin de student zelfstandig moet zoeken naar oplossingen voor programmeerproblemen, komt het vaak voor dat er niet steeds pasklare oplossingen zijn. Hij moet aanvaarbare oplossingen bedenken en niet altijd theoretische idealen. De stage wordt altijd uitgevoerd in een bedrijf en leert de student een reële werkomgeving kennen. In het tweede jaar worden een vijftal bedrijfsbezoeken met presentaties door beroepsmensen georganiseerd. Zij verstevigen de contacten met de beroepswereld en verruimen inzichten op diverse domeinen die niet door de onderwijswereld kunnen worden aangebracht. De concrete verwerking van de bezoeken gebeurt nadien aan de hand van opdrachten met betrekking tot het bezoek.
2.8.6.3 actualiteitsgehalte van het opleidingsprogramma De opleiding biedt een zeer eigentijds programma aan: OO-omgevingen met C++, Java, Java scripts, Visual Basic, Internettechnologie en webpaginaontwerp, netwerken met Windows 2000 en Linux, SQL ingebed binnen de client server en webgerichte applicaties. In het derde jaar is er keuze tussen analyse/programmeren en systeem/netwerkbeheer.
2.8.6.4 sequentiële opbouw en coherentie van het opleidingsprogramma Dank zij de voortdurende inspanning van de drie opleidingscoördinatoren (één per studiejaar) is er een curriculum dat uitstekend sequentieel opgebouwd en coherent is. Vooral de benadering om van in het eerste jaar de nadruk te leggen op O-O-methodes wordt door de commissie geapprecieerd. De commissie wenst te bendrukken dat het programma uitstekend is. Misschien is het wel iets te sterk aan constructeurs gebonden (Microsoft, Cisco).
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
181
2.8.6.5 rekening houden met de karakteristieken van de studenteninstroom De instroom bestaat voor ongeveer 30 % uit ASO-studenten, voor 62 % uit TSO-studenten. Verder komen ook studenten uit het BSO en KSO voor. Van de ASO-studenten hebben een niet-verwaarloosbaar aantal reeds een jaar of meer aan de universiteit of een industriële hogeschool doorgebracht. De instroom is bijgevolg zeer heterogeen. De commissie is van oordeel dat de begeleiding in het eerste jaar onvoldoende toegespitst is op de normale instroom uit het TSO, wat een verklaring vormt voor de lage slaagcijfers voor deze studenten. BSO-studenten starten echter niet kansloos.
2.8.6.6 aanbod en structuur van flexibele leerwegen in het opleidingsprogramma Behalve IAJ’s en de keuzemogelijkheid in het derde jaar is er weinig flexibiliteit. Het enthousiasme voor elektronische leerplatformen bij de studenten is laag. Ook het gebruik van Blackboard is ondermaats. Positief zijn de monitoren per vakonderdeel. Alhoewel zij er niet overdreven gebruik van maken, wordt het monitoraat sterk geapprecieerd door de studenten.
2.8.6.7 het niveau en de inhoud van de opleidingsonderdelen De lectoren beschrijven voor elk vakonderdeel de doelstellingen, de inhoud, de leervormen, de evaluatievormen en de ondersteunende middelen. Er is een evenwichtige mix van hoorcolleges, praktijk, seminaries en projecten.
2.8.7
afstudeerwerk en/of werkveldervaring
2.8.7.1 opvatting (concept), inhoud en niveau In hun derde jaar lopen de studenten gedurende 12 weken stage. Het aanbod aan stageplaatsen wordt in het tweede jaar bekendgemaakt. In de maand december van het derde jaar wordt de student ingelicht over de voor hem voorbehouden stageplaats. De organisatie waar ze stage lopen, bepaalt de stageopdracht, maar de stagebegeleider ziet erop toe dat die haalbaar is voor een afstuderende student. De overeenkomst wordt vastgelegd in de stageovereenkomst. De studenten brengen over hun stage formeel verslag uit in een eindwerk. Ze presenteren dat eindwerk voor een jury van lectoren en externe deskundigen uit het werkveld. Van het bedrijf wordt verwacht dat er een mentor aanwezig is om de student te begeleiden en dat die een gestandaardiseerd uitvoerig beoordelingsformulier invult.
2.8.7.2 begeleiding (onder andere duidelijkheid regelingen en voorzieningen) Een werkgroep heeft voor de stagebegeleiders de volgende suggesties uitgewerkt: Er worden duidelijke afspraken gemaakt met de student die op (elektronisch) papier worden gezet. De stage/eindwerkbegeleider belegt ruim voor het begin van de stage een ‘kick-off-vergadering’ met alle studenten die hij/zij gaat begeleiden. De richtlijnen voor de eindwerkbegeleiding worden dan uitgedeeld en toegelicht. De voorgestelde richtlijnen vermelden nog drie extra bijeenkomsten van eindwerkbegeleider en studenten.
-
-
-
Na zowat de vierde stageweek presenteren de studenten (al dan niet met PowerPointondersteuning) een probleemanalyse en een gedeeltelijke uitwerking van de oplossing. Wat hebben ze al gedaan? Voor welke problemen hebben ze gestaan? Hoe hebben ze die opgelost? Hoe zien ze het verdere verloop van hun stage? Ten laatste bij deze gelegenheid leveren de studenten een eerste stuk tekst in. De eindwerkbegeleider bepaalt in welke vorm: op papier of elektronisch. Na zowat de zevende stageweek geven de studenten een vervolg op hun vorige presentatie. Ten laatste bij deze gelegenheid geven ze een gedetailleerde inhoudsopgave voor hun eindwerk af en leveren ze een tweede stuk tekst in. Na zowat de tiende stageweek zouden de eindwerken grotendeels op poten moeten staan. De studenten geven opnieuw een presentatie van hun vorderingen. Studenten die dat wensen, kunnen vlak voor de eindwerkverdediging nog een try-out geven van hun presentatie voor de eindwerkjury.
Om de vorderingen van de student op de werkplek te verifiëren, neemt de stagebegeleider minstens tweemaal contact op met de mentor.
2.8.7.3 beoordeling (gehanteerde criteria en wijze van beoordeling) De stage en het eindwerk wegen sterk door in het geheel van de opleiding. In het derde jaar vertegenwoordigen stage en eindwerk 15 van de 60 studiepunten, of 120 van een totaal van 520 te behalen examenpunten. Die 120 punten zijn als volgt verdeeld over de verschillende onderdelen: -
stage: het eindwerk zelf: presentatie en verdediging van het eindwerk:
60 30 30
De studenten worden van deze puntenverdeling op de hoogte gebracht voor het begin van de stage. De punten voor de stage worden door de stagebegeleider in samenspraak met de mentor toegekend. De punten voor verdediging van het eindwerk wordt collectief door de jury toegekend.
2.8.7.4 relatief gewicht in de opleiding In het derde jaar vertegenwoordigen stage en eindwerk 15 van de 60 studiepunten, of 120 van een totaal van 520 te behalen examenpunten.
2.8.8
internationale dimensie
De internationalisering krijgt aandacht door middel van werkgroepen en coördinatoren op centraal niveau, op departementaal niveau en op opleidingsniveau. De departementale coördinator internationalisering realiseert en ontwikkelt de internationalisering in het departement in samenspraak met de coördinator internationalisering op hogeschoolnievau en met de
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
183
opleidingsverantwoordelijken internationalisering van het eigen departement. Zij stelt bij het begin van het academiejaar een budget op van de te verwachten uitgaven voor de internationale activiteiten van het departement. Het departement biedt de studenten van het derde jaar de mogelijkheid hun stage in het buitenland te lopen en werkt daarvoor voornamelijk met Socrates-contacten. In het tweede jaar stelt de opleidingsverantwoordelijke internationalisering de buitenlandse stagemogelijkheden voor in zijn/haar opleiding tijdens de Europadagen. Studenten geven zich op als kandidaat voor een buitenlandse stage en vermelden drie keuzebestemmingen waarna een voorlopige verdeling kan worden gemaakt. Bij het begin van het derde jaar geven zij zich definitief op als kandidaat voor een buitenlandse stage. Momenteel heeft het departement bilaterale contracten met 29 instituten in tien landen. In samenspraak met de departementale coördinator wijst de opleidingsverantwoordelijke internationalisering de beschikbare plaatsen toe. De cv’s van de studenten worden bezorgd aan de partners. Daarna neemt de opleidingsverantwoordelijke internationalisering, en vervolgens de student, contact op met de buitenlandse partner om verdere afspraken te maken over stageplaats en accommodatie. Het departement organiseert verder een infoavond. Het departement is verantwoordelijk voor het Leonardo-project Manapract II. Alhoewel dit niet specifiek voor de opleiding TI is ingericht, kunnen TI-studenten eraan deelnemen. Ze doen dat ook effectief. Het departement is gecertificeerd om de volgende certificaten te examineren en uit te reiken: Certificat de français des affaires, uitgereikt door de Chambre de Commerce et d’Industrie de Paris; Het Zertifikat Deutsch als Fremdsprache (ZDaF); Zertifikat Deutsch für den Beruf (ZDfB); Het door de London Chamber of Commerce and Industry erkende certificaat ‘English for Business’. Alhoewel het een minderheid betreft, zijn er regelmatig TI-studenten die één van deze certificaten verwerven tijdens hun normale studies. Jaarlijks nemen 15 à 20 eindejaarsstudenten deel aan buitenlandse stages. Meer dan 10 % van de afgestudeerden hebben hun stage doorlopen in het buitenland. Het departement probeert ook de opleiding van studenten die niet naar het buitenland gaan een internationale dimensie te geven. Ieder jaar worden er gastlectoren van Socrates-partnerscholen uitgenodigd om een week les te geven in het departement. Er is een groeiend aantal gastlectoren die een onderwerp behandelen dat past in de opleiding TI. Verder zijn er nog aan aantal activiteiten die onder internationalisering vallen. Zo zijn er occasionele bezoeken van buitenlandse studenten aan de hogeschool waarbij de eigen studenten nauw betrokken worden. Verder maken de studenten studiereizen naar het buitenland en zijn er de Europadagen, waarop de departementen hun buitenlandse activiteiten bekendmaken. De uitwisseling waarin TI-lectoren betrokken zijn, is nog te beperkt om daadwerkelijk invloed te kunnen uitoefenen op het curriculum. Een grotere invloed gaat uit van de harmonisatie van het programma in uitvoering van de overeenkomst met het Ierse ‘Letterkenny Institute of Technology’. De opleiding TI heeft een samenwerkingsakkoord met het ‘Letterkennig Institute of Technology’. Na veelvuldig overleg met deze Ierse hogeschool en een uitvoerige studie om een zo compatibel mogelijk programma op te zetten, is een akkoord bereikt over de inhoud en de vorm van dit ‘learning agreement’. Vijf TI-studenten brengen hun eerste semester van het laatste jaar door in Ierland.
2.8.9.
leersituatie
2.8.9.1 onderwijsvormen De gebruikte werkvormen zijn aangepast aan de inhoud en het beoogde doel van de cursussen: hoorcolleges, oefeningen, practica, labo’s, zelfstudie, workshops, seminaries, groepswerk, stages en een eindwerk. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de nieuwste methodes en middelen zoals ICT-begeleide zelfstudie. De student leert extra vaardigheden door het raadplegen van wetenschappelijke (veelal Engelstalige) literatuur. Het klassieke hoorcollege heeft meestal plaats gemaakt voor interactief doceren, aangevuld met zelfstandig probleemoplossend of documenterend werken, oefensessies die individueel of in teamverband afgewerkt worden, klassikale presentaties van omschreven topics, .... Een aantal van deze leervormen zijn in het normale curriculum geïntegreerd, voor andere wordt in speciale programma’s voorzien zoals projectdagen, een projectweek, bedrijfsbezoeken, bedrijfssimulaties en gastsprekers. De student krijgt hierdoor de kans de confrontatie aan te gaan met de evoluties en vernieuwingen die ook aan de werkomgeving eigen zijn. De hogeschool biedt de nodige uitrusting, voorbereiding, begeleiding en nauwgezette opvolging. De studenten zijn tevreden over de aangeboden mix van werkvormen. Ze hebben een grote appreciatie voor de zogenaamde projectweek die bestaat uit bedrijfsbezoeken en aansluitende presentaties door medewerkers van de bedrijven. Er wordt sterk de nadruk gelegd op zelfstandig verwerven van kennis en vaardigheden. Op deze wijze worden de studenten voorbereid op levenslang leren. Met de opleiding nemen ze deel aan externe beurzen, congressen en symposia. Het inschakelen van gastlectoren laat de studenten toe hun externe contacten aan te scherpen. Voor alle laatstejaars wordt er elk jaar een seminariedag over ‘assertiviteit’ georganiseerd. Nochtans kwamen de laatste jaarsstudenten niet sterk assertief over. Op een interactieve wijze worden zij met de grondprincipes van assertiviteit en assertief gedrag geconfronteerd. Voor studietijd gebruikt de opleiding een raming, namelijk het aantal studiepunten maal 25. Voor de informaticavakken met practica lopen hoorcolleges, practica en opdachten voor zelfstandig werk door elkaar. Resultaten van de enquête inzake tijdsbesteding zijn onbetrouwbaar, want de cijfers zijn veel te laag.
2.8.9.2 leermiddelen De cursussen worden door Campina vzw uitgegeven. Ze zijn zeer verzorgd, en ze zijn ook tijdig beschikbaar. In veel gevallen worden nu de handboeken gebruikt die uitgegeven zijn door ‘Academic Service’. Het materiaal voor een aantal vakken wordt aangevuld met multimediale ondersteuning (cd-rom’s) en zelfstudiepakketten die vrij ter beschikking van de studenten worden gesteld. Alle pc-lokalen zijn uitgerust met een beamer in het netwerk zodat het scherm van de lectorenpc kan worden geprojecteerd. BridgEd en Blackboard werden ingevoerd. BridgEd vinden de studenten niet zo interessant, en Blackboard is te recent om er een oordeel over te vellen. Bij het uitwerken van hun opdrachten maken zij wel veelvuldig gebruik van internet om informatie te verzamelen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
185
2.8.10
toetsing en evaluatie
2.8.10.1 de verschillende evaluatievormen (concept, in relatie tot de doelstellingen van de opleidingsonderdelen en de opleiding als geheel, gerichtheid van de evaluatie op het toetsen van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, moeilijkheidsgraad) Bij de inschrijving worden de studenten ontvangen door een docent van het departement. De docent verstrekt bij het intake-gesprek alle mogelijke inlichtingen over vakken, faciliteiten en organisatie van het academiejaar. In de eerste weken van het academiejaar krijgen zowel studenten als lectoren de onderwijs- en examenregeling. Dit is het studiecontract dat de hogeschool afsluit met zijn studenten. Hierin staat de evaluatieregeling uitvoerig beschreven. De studenten weten dus vooraf wanneer er testen zijn, op welke manier er geëxamineerd wordt, welk gewicht er aan de verschillende vakken gekoppeld is, .... De lectoren bepalen vooraf welke examen- en toetsvorm zij toepassen: schriftelijk, mondeling, praktisch, een combinatieproef of permanente evaluatie. In een aantal vakken die wordt ondersteund door laboefeningen is er permanente evaluatie en bestaat het examen uit een praktische proef. Het gewicht van de permanente evaluatie in de totale beoordeling bedraagt maximum 25 %. Ook voor de vreemde talen wordt in permanente evaluatie voorzien met een bepaald gewicht (bijvoorbeeld 20 %). Het examen bestaat uit een mondelinge en een schriftelijke proef, elk voor de helft van het resterende gewicht. Voor de overige leervakken (ongeveer 1/3) wordt een klassiek schriftelijk examen afgenomen. Er zijn geen examens die uitsluitend uit multiple choice bestaan. Voor een aantal programmeervakken wordt een openboekproef afgenomen. Uit de toch niet te hoge slaagpercentages in het eerste jaar en vooral in het tweede jaar blijkt dat de moeilijkheids-graad behoorlijk hoog ligt.
2.8.10.2 criteria en wijze van beoordeling door de evaluatoren De studenten hebben geen klachten over de criteria en wijze van beoordeling.
2.8.10.3 criteria en wijze van beoordeling door de examencommissie De examencommissie bepaalt voor elke student individueel op een autonome manier en bij unanimiteit het eindresultaat van het jaar- of van het eindexamen. Is er geen unanimiteit bij de voor de student stemgerechtigde leden, dan formuleert de voorzitter een voorstel. Over dat voorstel stemmen zij bij handopsteken, of op initiatief van de voorzitter of op voorstel van één of meerdere leden schriftelijk en geheim. Het voorstel van de voorzitter is aanvaard, als het tenminste de helft van de geldig uitgebrachte stemmen behaalt; Een stem is geldig, als die zich ondubbelzinnig uitspreekt voor of tegen het voorstel. Onthoudingen en ongeldige stemmen worden beschouwd als niet uitgebrachte stemmen; De examencommissie beslist in tweede instantie over de toe te kennen vermelding aan een geslaagde student:: geslaagd op voldoende wijze, met onderscheiding, met grote onderscheiding of met grootste onderscheiding. Zij kent die vermeldingen toe als een student tenminste 50,70,78 of 85 % op het totaal van de gewogen examencijfers heeft behaald en voor geen enkel opleidingsonderdeel minder dan 50 % van de punten.
Overdrachten kunnen worden toegekend vanaf 10/20. De voorzitter van de examencommissie proclameert openbaar de genomen beslissingen en elke student ontvangt onmiddellijk na de deliberatie zijn rapport.
2.8.10.4 organisatie van toetsen en examens Bij het begin van het academiejaar stemmen de departementshoofden van de campus Geel de concrete planning van de examens, de deliberaties en de andere gezamenlijke activiteiten op elkaar af. Het opstellen van de examenroosters gebeurt in samenspraak met de vertegenwoordigers van de studenten volgens vastgelegde principes. Studenten en lectoren ontvangen het opgestelde rooster uiterlijk in december voor de partiële/semesterexamens, in mei voor de examens van de eerste zittijd, en in juni voor de examens van de tweede zittijd. De studenten zijn tevreden over de regelingen.
2.8.10.5 transparantie van de evaluatie Na de proclamatie van de eerste en tweede zittijd ontvangt elke student zijn individueel rapport. De titularis communiceert de eventuele boodschap van de examencommissie: de juiste verantwoording en raad voor de toekomst. De student beslist zelf over zijn toekomst. Alle vaklectoren houden zich beschikbaar voor de studenten en geven op vraag de juiste informatie. Alle documenten die de neerslag bevatten van de schriftelijke examens of van permanente evaluatie kunnen worden opgevraagd en ingezien. De studenten zijn niet uitgesproken tevreden over de nabesprekingen.
2.8.11
studie- en studentenbegeleiding
2.8.11.1 studenteninstroom De instroom bestaat uit ongeveer 63 % TSO-studenten, ongeveer 29 % ASO-studenten, ongeveer 5 % BSOen sporadisch enkele KSO-studenten en buitenlanders. Het aantal vrouwelijke studenten schommelt tussen 15 en 19 %, maar vertoont zoals in veel TI-opleidingen een dalende trend. 15 à 20 % van de studenten hebben universiteit of HOLT geprobeerd alvorens de TIopleiding aan te vatten. In het eerste jaar slaagt gemiddeld 40 % van de TSO-studenten en 60 % van de ASO-studenten, wat een gemiddeld slaagpercentage van 45 % geeft. De opleiding richt zich derhalve, in hoofdzaak, naar TSOstudenten. Nochtans zijn graduaatstudies de normale doorstroomstudie voor TSO-studenten. Ondanks het betrekkelijk lage slaagcijfer in het eerste jaar blijven ook de slaagcijfers in het tweede jaar en het derde jaar bedroevend laag: respectievelijk 70 en 95 %. De instroom bereikte een piek in het academiejaar 2000-2001. De opleiding organiseert een vakantiecursus informatica zodat de lessen toepassings- en besturingssoftware voor iedereen op hetzelfde niveau kunnen starten. Deze vakantiecursus omvat onder meer alle elementen van MS-Office. Infobrochures en studiegids geven de beginnende student de nodige informatie om zich een beeld te vormen van de studie.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
187
Het departement neemt jaarlijks deel aan de SID-in-beurs in Antwerpen, Limburg en Brabant. Op de twee informatiedagen in maart en op de open dag van 1 mei worden initiatieven genomen om aspirant-studenten kennis te laten maken met de praktische kant van de opleiding TI. Alternerend met de Vlaamse Wetenschapsweek leren jongeren op de Kempense Ontdek- en Doedagen de opleiding TI op een zeer interactieve manier kennen. Er worden 2000 folders met vermelding ‘Informatica en ICT in de hogeschool’ naar abituriënten gestuurd. De Kempische Ontdek- en Doedagen is een tweejaarlijks initiatief waarbij scholieren van het middelbaar onderwijs gedurende vijf dagen kennis kunnen maken met nieuwe technologieën op het vlak van ICT op de KHK binnen de opleiding TI. De Vlaamse Wetenschapsweek is een tweejaarlijks initiatief van de Vlaamse overheid waar de opleiding TI actief aan deelneemt om jongeren kennis te laten maken met nieuwe technologieën.
2.8.11.2 studie- en studentenbegeleiding Voor elk vakonderdeel informatica is er tijdens het eerste jaar een ingeroosterd monitoraat voorzien, dat wordt verzorgd door de titularissen van de vakken. De belangstelling voor het monitoraat bij de studenten is gering. De ter beschikking gestelde zelfstudiepakketten op cd-rom worden wel positief onthaald door de studenten. In de volgende studiejaren is er formeel geen monitoraat meer, maar de drempel om de individuele lectoren te benaderen is voor de studenten zeer laag. De studenten beoordelen de toewijding van de lectoren als voorbeeldig. De student ontvangt bij inschrijving een brochure met daarin het examenreglement, het rooster en wijze van examineren. Elke lector begint zijn vakonderdeel met een uiteenzetting over de doelstellingen en de inhoud. Uit de studentenreacties blijkt dat er nog heel wat kan verbeteren op het vlak van de communicatie. De opleiding werkt trouwens aan verschillende verbeteringsprojecten. De goed uitgebouwde sociale dienst van de hogeschool wordt ten zeerste geapprecieerd door de studenten. Zij ervaren de opvang en begeleiding als zeer professioneel, maar slechts een minderheid van de studenten doet er een beroep op. De vage functie als coördinator en een beurtrol onder lectoren tijdens de examens is geen volwaardige invulling van ombudsfunctie. De ombudsfunctie moet worden waargenomen door een vast persoon en moet een permanent karakter hebben. De studenten zijn wel bekend met de functie. Binnen het departement worden de studenten gestimuleerd om deel te nemen aan de inspraakorganen. Er is trouwens een ‘coach’ om de studenten te begeleiden. Desondanks hebben studenten niet de indruk dat zij veel in de pap te brokken hebben. De studenten lijken echter niet sterk geïnteresseerd in inspraak: zij komen om te studeren en niet om aan politiek te doen.
2.8.12
studeerbaarheid en studierendement
Zoals in alle opleidingen TI is de instroom zeer heterogeen, wat het moeilijk maakt het passende onderwijspatroon te vinden. Meer aandacht voor het studieklimaat waaruit TSO-studenten komen, lijkt nochtans aangewezen. Overdreven concentratie van vakken in een periode kan nefast zijn voor de studeerbaarheid. Normaal wordt dit vastgesteld op de deliberatie en wordt eraan geremedieerd in het volgende academiejaar.
Studiebevorderend zijn alle elementen die de betrokkenheid van de studenten met de opleiding vergroten: de monitoraten, de werkvormen (lab en groepswerking), het semestersysteem, campusvorming en de algemene infrastructuur. De metingen van de studietijd gaven tot nu toe onbevredigende resultaten. Er is een werkgroep opgericht die het probleem onder de loep moet nemen.
2.8.13
afgestudeerden
Via de bedrijfsbezoeken en de stages kunnen de studenten het werkveld verkennen en contacten leggen met potentiële werkgevers. In het tweede jaar nemen de studenten deel aan het ‘Access’-project dat tracht een werkveldomgeving na te bootsen. Afgestudeerden kunnen een beroep doen op de plaatsingsdienst. Deze dienst verzamelt de vacatures, houdt de bestanden bij en versterkt informatie aan belangstellenden. Voor de afgestudeerden wordt aan alumnibeheer gedaan. Het belangrijkste onderdeel van de huidige alumniwerking is de gegevensbank met namen en adressen van alle afgestudeerden. Er wordt jaarlijks een ontmoetingsdag georganiseerd. Uit een enquête bij afgestudeerden blijkt dat 95 % tevreden is met hun job. Het werkveld drukt zijn tevredenheid uit over de verstrekte opleiding, zowel wat kennis, vaardigheden als attitudes betreft. Vooral de wil om bij te leren wordt benadrukt. Het zeer beperkt jobverloop bij de afgestudeerden is eveneens een bewijs van de tevredenheid van het werkveld. Bij de enquête over de gevolgde opleiding sprak meer dan 90 % van de afgestudeerden zijn tevredenheid uit. De afgestudeerden die door de commissie geraadpleegd zijn, loofden unaniem de kwaliteit van de opleiding.
2.8.14
maatschappelijke dienstverlening
De programma’s voor maatschappelijke dienstverlening zijn uiteraard sterk vraaggestuurd. Door goede contacten met het werkveld worden de medewerkers van de opleiding veelvuldig gecontacteerd omwille van hun expertise. Deze contacten kunnen leiden tot eenvoudige of meer omvangrijke dienstverleningsprojecten. De realisatie van een project ligt volledig in handen van de betrokken verantwoordelijke lectoren. Los van de departementen en rechtstreeks onder de bevoegdheid van de algemene directie coördineert de dienst projecten regionale opleidingsinitiatieven die tot doel hebben de informatietechnologie over brede lagen van de bevolking te verspreiden. Er is over een ‘educatieve bus’ die uitgerust is men een aantal pc’s en toelaat informaticaopleidingen à la carte te verstrekken aan KMO’s in de streek. Ook de medewerking aan de ‘Cisco Academy’ kan onder dienstbetoon gerangschikt worden.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
189
2.8.15
onderzoek
Sommige lectoren tonen belangstelling voor wetenschappelijk onderzoek, zonder dat dit tot nu toe aanleiding gegeven heeft tot projecten. De hogeschool krijgt middelen van de Vlaamse overheid om projectmatig wetenschappelijk onderzoek in de IC-opleidingen te organiseren. Er is weinig concreet over de wijze waarop deze middelen zullen worden aangewend.
2.9
Katholieke Hogeschool Leuven
2.9.1
beschrijving van beleid en kwaliteitszorg van de opleiding
2.9.1.1 voorstelling van de opleiding De opleiding Toegepaste Informatica maakt deel uit van het studiegebied Handelswetenschappen en Bedrijfskunde en werd in 1971 onder impuls van enkele medewerkers van het rekencentrum van de Katholieke Universiteit Leuven opgericht. Het studiegebied Handelswetenschappen en bedrijfskunde situeert zich deels in het departement Rega, deels in het department Echo. De opleiding TI maakt deel uit van het departement Rega. Uit de opdrachtverklaring van de KHL kan het volgende geciteerd worden: De KHL verstrekt vernieuwend hogeschoolonderwijs in de basisopleiding, zowel voltijds als deeltijds en in alle vormen van permanente vorming. Ze creëert de mogelijkheden om een genoten opleiding bij te werken, aan te vullen of te verfijnen. De studenten verwerven kennis, vaardigheden en houdingen die in hun beroepsuitoefening van doorslaggevende waarde moeten zijn. Het leerproces voltrekt zich in een wisselwerking tussen een wetenschappelijk theoretische onderbouw en een doorgedreven praktijkervaring. De opleiding heeft tot doel specialisten te vormen in de geautomatiseerde verwerking van informatie. In de opleiding kunnen drie basiscomponenten worden onderscheiden: de studie van de diverse deelgebieden van de informatica, een verkenning van de verschillende bedrijfseconomische en wiskundige toepassingsgebieden en het bijbrengen van de nodige sociale vaardigheden. Het eerste jaar biedt een kennismaking aan met de verschillende disciplines: inleiding tot de informatica, O-O (Java), gestructureerd programmeren (Cobol), computersystemen, webdesign, bedrijfskunde, wiskunde, Frans en Engels. In het tweede jaar worden de verschillende vakgebieden verder uitgediept en uitgebreid: Cobol-programmatie (theorie, practicum, aanvang van een concreet omvangrijk project), O-O ontwerp en -programmeren, visuele gebruikersomgevingen, databanken, systeemanalyse, besturingssystemen, bedrijfsorganisatie, wiskundige toepassingen, communicatie en talen. In het derde jaar worden de vakonderdelen geïntegreerd tot een totaal beeld van het beroep: O-O ontwikkeling (C++ en internetprogrammatie), programmering in Java, netwerken en gedistribueerde systemen, Capita Selecta uit de informatica, economie, professionele vorming en talen. Het Cobol- en Javaproject dat in het tweede jaar is aangevat, wordt verder afgewerkt. Het jaar wordt afgesloten met een 12 weken durende stage. Permanente evaluatie is in veel vakonderdelen een belangrijke component van de totale evaluatie. Het academiejaar omvat 28 weken contactonderwijs.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
191
2.9.1.2 beschrijving van het beleid, algemene strategie en/of doelstellingen internationalisering, maatschappelijke dienstverlening, onderzoek, enz.
inzake
onderwijs,
Het ZER is helder, duidelijk en kritisch opgesteld en de bijlagen geven alle nodige informatie over de VLHORA-items. De departementale leiding (departementshoofd + adjunct-departementshoofd) vormt samen met de twee groepscoördinatoren de departementale staf. De opleiding TI ressorteert onder de leiding van de groepscoördinator (GC) Handelswetenschappen en Bedrijfskunde, die ook bevoegd is voor de opleiding medisch secretariaat. De groepscoördinatoren vormen de brug tussen de departementale leiding en de lectoren. Zij worden op het departementale niveau volledig geïnformeerd over alle centraal bepaalde beleidselementen. De taken van de GC omvatten de volgende aspecten: -
-
opdrachten ten opzichte van de opleidingen. Hij is onder meer voorzitter van de opleidingsvergaderingen en opleidingscommissie. De opleidingscommissie behandelt alle opleidingsgebonden materies (zowel organisatie als curriculum). De opleidingsvergadering heeft een meer informatieve functie; opdrachten ten opzichte van de lectoren, zoals functioneringsgesprekken, advies bij aanwerving en bijscholing; opdrachten ten opzichte van studenten en afgestudeerden; de GC coördineert de bijscholingsactiviteiten; de voorexamens worden door GC samen met de mentor en de studentencoördinator geëvalueerd; de GC onderhoudt de nodige contacten met het werkveld en vertegenwoordigt de opleidingen in externe commissies; hij fungeert als verantwoordelijke voor de kwaliteitszorg binnen de opleidingen die onder zijn bevoegdheid vallen.
De studentencoördinator is lid van de raad van beheer van de vzw Lens (vzw voor de sociale voorzieningen) en heeft de volgende verantwoordelijkheden: -
hij is verantwoordelijk voor de coördinatie van studie en studentenbegeleiding en kan desbetreffend adviezen formuleren; hij treedt op als ombudsman voor alle opleidingen waar hij geen les geeft; hij is het aanspreekpunt voor de KHL op het vlak van studentenaangelegenheden.
Het departementshoofd wordt bijgestaan door een adviesraad bestaande uit: -
het departementshoofd en het adjunct-departementshoofd; de twee groepscoördinatoren; zes lectoren uit de vijf opleidingen (twee voor TI); een lid van het ATP.
Het departement heeft zijn strategische visie als volgt geformuleerd: De optimalisering van de werking van de verschillende diensten, het voorzien in beter aangepaste infrastructuur en faciliteiten, de implementatie van de nieuwe structuur van het hoger onderwijs, de flexibilisering en verdere internationalisering van het onderwijsaanbod, de versterking van de synergie tussen de departementen, de uitbouw van permanente vorming en maatschappelijke dienstverlening en een betere interne en externe communicatie.
De internationale dimensie heeft tot op heden geen bijzondere aandacht gekregen. Studentenuitwisseling met buitenlandse instellingen gebeurt op erg beperkte schaal sinds het academiejaar 1995-1996. Er is geen traditie op het vlak van dienstverlening. Een en ander blijft beperkt tot het reageren op sporadische vragen. Op het vlak van onderzoek werden tot nog toe geen initiatieven ontwikkeld.
2.9.1.3 beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg Op het niveau van de hogeschool bestaat de dienst kwaliteitszorg uit een halftijdse coördinator en twee medewerkers. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteitszorg in de hogeschool berust bij het directieteam, dat wordt gevormd door de algemeen directeur, de departementshoofden en de adjunct-departementshoofden. De operationalisering van de kwaliteitszorg is in handen van de centrale dienst kwaliteitszorg en van de opleidingscommissies, die belangrijke schakels zijn in het kwaliteitsbeleid van de hogeschool. In het proces van kwaliteitszorg (PDCA-cirkel) werken departementen en opleidingscommissie samen hun missie, doelstellingen en strategie uit (Plan), en trachten die te realiseren (Do). Met de steun van de dienst kwaliteitszorg proberen ze regelmatig de aanwezige kwaliteit zichtbaar te maken en te meten (Check), om ze vervolgens te evalueren en te verbeteren (Act). De dienst kwaliteitszorg biedt hiertoe een methodologisch verantwoord kader aan en ondersteunt zo binnen departementen en opleidingen de processen van interne en externe kwaliteitszorg en van de toekomstige accreditering. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met belangrijke externe actoren. De opdracht van de dienst kwaliteitszorg kan in vier resultaatgebieden of taken worden ingedeeld: -
het kwaliteitsdenken binnen de hogeschool stimuleren en het uniform omgaan met kwaliteitszorg bevorderen door het uitbouwen van een gemeenschappelijk systeem; de processen van interne en externe kwaliteitszorg en van accreditering begeleiden; het informeren van de hele hogeschoolgemeenschap inzake kwaliteitszorg; de externe relaties van de hogeschool op het vlak van de kwaliteitszorg verzorgen .
Er werd geconstateerd dat kwaliteitszorgexpertise slechts matig aanwezig is in de opleidingscommissie. Daarom werd een departementaal verantwoordelijke kwaliteitszorg aangesteld. Die vormt de link tussen de opleidingscommissie en de centrale dienst kwaliteitszorg. De lectoren zijn van mening dat kwaliteit hoofdzakelijk bepaald wordt door de inhoud van het programma, de coherentie, de leermethodes en de intensiteit van de begeleiding. Het idee van integrale kwaliteitszorg is onvoldoende aanwezig.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
193
2.9.2
concretisering kwaliteitszorg in de opleiding
2.9.2.1 concrete uitwerking kwaliteitszorg in de opleiding (enquêtes, consensusvergaderingen, evaluatie, relaties met het werkveld, ...) In de eerste twee decennia sinds haar ontstaan concretiseerde de zorg voor de kwaliteit van de opleiding zich voornamelijk in het aantrekken van deskundig onderwijzend personeel (waaronder een aantal specialisten van het Universitair Rekencentrum) én in permanent toezicht door hoogleraren uit de universitaire informaticaopleidingen. De hogeschool koos er uitdrukkelijk voor om het EFQM-model als achterliggend kwaliteitsmodel te hanteren om een integrale aanpak van kwaliteit te bevorderen, waarbij de PDCA-cirkel als basissystematiek fungeert. In dit kader van EFQM steunt het kwaliteitszorgsysteem van de KHL op twee pijlers: 1
SPA-onderzoek
Er wordt een globaal longitudinaal onderzoek gedaan naar de kwaliteit binnen de hogeschool, dat zich richt op de resultaatgebieden in EFQM: het SPA-onderzoek. Dit is een tweejaarlijkse tevredenheidsenquête bij studenten, personeelsleden en afgestudeerden. Op de 43 bevraagde items was de klachtenindex bij TI slechts voor tien items lager dan die voor het departement en slechts voor enkele items significant lager dan voor de hogeschool in zijn geheel (de grootte van de lesgroepen, de studiebelasting, stageorganisatie, de manier waarop klachten worden behandeld, de toegang tot internet en e-mail, de mogelijkheid tot tekstverwerking, printen en kopiëren). Er was een uitgesproken hogere klachtindex voor participatie in internationale programma’s, medewerking en bespreking van examenresultaten, de informatie via website en de studentenraad. Bij de lectoren zijn de afwijkingen voor TI minder groot. De SPA-enquête stelt de departementen en de opleidingen in staat om de eigen scores onderling te vergelijken en te interpreteren. Op basis hiervan kunnen prioriteiten worden gelegd die resulteren in verbeterplannen en projecten. Die kunnen worden opgesteld en uitgevoerd binnen de departementen, opleidingen en diensten. Deze verbeterprojecten worden op het niveau van de hogeschool opgevolgd door het directieteam en weergegeven in het jaarverslag. 2
intensief onderzoek
Er wordt eveneens een zesjaarlijks intensief onderzoek gedaan inzake de verschillende opleidingen en de ondersteunende diensten, dat zich meer richt op de kernprocessen in EFQM. Het intensief onderzoek ondersteunt het opstellen van een zelfevaluatierapport dat als basis dient voor de visitatie. Het tijdsschema is immers zo opgesteld dat voor elke opleiding het intensief onderzoek voorafgaat aan de door de VLHORA geplande periode voor de visitatie. Het intensief onderzoek is voornamelijk opleidingsgericht en leidt tot bijkomende of verder uitgewerkte verbeterprojecten op het niveau van de opleiding. In het kader van hun responsabilisering ten opzichte van kwaliteitszorg worden de opleidingscommissies gestimuleerd om zelf, naast de SPA-onderzoeken en de intensieve onderzoeken in het kader van onderwijsontwikkelingen, ook onderzoeksinitiatieven te nemen in samenwerking met de dienst kwaliteitszorg.
Soms resulteert de analyse ook in verder onderzoek om een beter beeld van bepaalde situaties te verkrijgen.
2.9.2.2 metresultaten van de opleiding vanuit het interne kwaliteitsinstrument Als voorbereiding op het ZER werden tijdens het academiejaar 2000-2001 de volgende intensieve onderzoeken uitgevoerd: Bevraging van studenten: Evaluatie van doceergedrag door studenten TI Evaluatie van het projectwerk door studenten TI Evaluatie van examens door studenten en afgestudeerden TI Evaluatie van de studiebegeleiding en informatiedoorstroming door studenten TI Evaluatie van de toegankelijkheid van informatie en de bibliotheek door studenten TI Evaluatie van het gebruik van pc’s in de hogeschool door studenten TI en studietijdmeting Evaluatie van de stage door de stagiairs Evaluatie van het studentensecretariaat Evaluatie van het eindwerk Globaal krijgt men voor de meeste bevraagde items een positieve tot zeer positieve respons, met een stijging van het eerste jaar naar het derde jaar. Dat de lector openstaat voor interactie met de studenten scoort in elk jaar goed. De mediatheek scoort zwak voor bijna alle items. Bevraging van lectoren Evaluatie van de toegankelijkheid van informatie en de bibliotheek door lectoren TI Evaluatie van het gebruik van pc’s in de hogeschool door lectoren TI Bevraging van het werkveld Vooronderzoek 'Evaluatie van de opleiding TI van het departement Rega door het werkveld' Panelgesprek: dialoog tussen opleiding en werkveld betreffende beroepsprofiel en opleidingsprofiel
Enquête afgestudeerden Toegepaste Informatica Deel 1: beroepsloopbaanonderzoek Deel 2: evaluatie van de opleiding Voor deze laatste enquête geven slechts 3 op de 86 respondenten een negatieve globale beoordeling. Er zijn hoge tevredenheidscores voor de stage en de inzet van de lectoren, maar er is ontevredenheid over het ontbreken van keuzevakken. Naast de onderzoeken die door de dienst kwaliteitszorg op vraag van de opleidingscommissie werden uitgevoerd, worden ook nog enkele enquêtes vanuit het departement Rega georganiseerd. Zo worden jaarlijks de derdejaarsstudenten bevraagd over de doorgemaakte stage. Ook worden de afgestudeerden zes maanden na het behalen van hun diploma ondervraagd over hun arbeidssituatie. Daarnaast nemen verschillende lectoren aan het einde van het academiejaar op eigen initiatief een enquête af bij hun studenten (bijvoorbeeld door gebruik te maken van Evadoc) om feedback te krijgen over hun persoonlijk doceergedrag.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
195
2.9.2.3 verbeterdoelen en acties vanuit de kwaliteitszorg in de opleiding In het academiejaar 2001-2002 werden op initiatief van de opleidingscommissie door verschillende vakwerkgroepen verbeterprojecten opgestart uitgaande van de resultaten van het SPA-onderzoek. De prioriteit werd gelegd bij: communicatie+ (verbeteren); projectwerk (verbeteren); internationalisering (verbeteren); stage (behouden, verankeren). De te nemen acties zijn degelijk gedefinieerd, maar de succesindicatoren zijn onvoldoende gespecificeerd.
2.9.2.4 opvolging van de verbeterdoelen en acties vanuit de kwaliteitszorg in de opleiding Voor elk voorgesteld verbeterproject werd een opvolgingsdocument opgesteld dat moet toelaten na te gaan of de voorgestelde acties wel degelijk uitgevoerd zijn. Er werden inderdaad verschillende acties ondernomen. De acties werden geëvalueerd volgens de SMART-criteria (Specifiek, Meetbaar, Aantrekkelijk, Realistisch, en in Tijdsduur beperkt).
2.9.2.5 kwaliteitscoördinator in de opleiding (verantwoordelijkheid, draagvlak, functioneren) De groepscoördinator is tevens kwaliteitscoördinator. Deze functie omvat de volgende taken: link vormen tussen departementale kwaliteitszorg en de centrale dienst kwaliteitszorg; meewerken aan het opzetten van verbeterprojecten; ondersteunen van intensief onderzoek, schrijven van het ZER en opvolgen van externe visitaties; ondersteunen van bevragingen van studenten, personeel en afgestudeerden (SPA); ondersteunen van bijkomende gerichte bevragingen in overleg met de opleidingscommissie en de dienst kwaliteitszorg; werken aan de kwaliteit van de eigen dienstverlening. De commissie is van oordeel dat de groepscoördinator al zwaar belast is. Het lijkt aangewezen een aparte kwaliteitscoördinator voor TI aan te stellen.
2.9.2.6 kwaliteitszorg in het opleidingsteam Voor elk verbeterdoel werden werkgroepen met verantwoordelijken voor bepaalde deelaspecten samengesteld, waardoor alle lectoren bij het kwaliteitsdenken werden betrokken. Naast de verbeterdoelen wordt er ook aan de kwaliteit gewerkt in vakoverleggroepen waar de PDCA-benadering en de SMART-citeria worden gehanteerd. Verder werden de lectoren in het kader van de evaluatie van het individuele doceer- en examineergedrag door de studenten uitgenodigd om persoonlijke verbeterdoelen te formuleren. De resultaten van deze evaluaties en de voorgestelde verbeterdoelen zullen tijdens functioneringsgesprekken aan bod komen.
2.9.3
personeel
2.9.3.1 human Resources Management (onder andere aanstelling en/of aanwerving, allocatie, bevordering, functionering en evaluatie) Op basis van het voor het volgende academiejaar verwachte aantal studenten wordt elk jaar bepaald hoeveel VTE er aan onderwijzend personeel nodig zal zijn en welke kwalificaties daarbij gewenst zijn. Vacatures worden zo ruim mogelijk bekendgemaakt. Het is immers niet vanzelfsprekend om valabele kandidaten voor een onderwijsfunctie te vinden in een sector zoals die van de informatica. Spontane sollicitaties worden gedurende een jaar bewaard, zodat ook daarin kandidaten kunnen worden gevonden. Na een eventuele selectie, op basis van de ingezonden curricula, worden de overblijvende kandidaten opgeroepen voor een gesprek met de departementale leiding. In dat gesprek wordt vooral gepeild naar de motivatie en de bereidheid tot inzet van de sollicitanten. Daarnaast wordt nagegaan wat hun verwachtingen zijn ten opzichte van een onderwijsfunctie en wordt een indruk opgedaan van hun persoonlijke eigenschappen. Van kandidaten wordt steeds een universitair diploma of een diploma van het hoger onderwijs van twee cycli geëist. Het bezit van een pedagogisch diploma is niet strikt vereist maar vormt wel een positieve indicatie, zeker bij kandidaten die voordien in het bedrijfsleven actief waren. Bij voorkeur worden geen pas afgestudeerde kandidaten aangeworven, maar wordt gekozen voor kandidaten die ofwel al enige onderwijservaring ofwel ervaring in het bedrijfsleven meebrengen. Er wordt een aanvullende financiële anciënniteit toegekend. Voor het ogenblik is de loopbaan van een lector vlak. Er is geen bevorderingspolitiek. De evaluatieregeling van de hogeschool schrijft voor dat een evaluatie pas mogelijk is als er minstens negen maanden voordien een functioneringsgesprek heeft plaatsgehad. Tijdens het functioneringsgesprek worden, waar nodig, afspraken gemaakt die tot een beter functioneren kunnen leiden. Bij de evaluatie wordt dan nagegaan in welke mate deze afspraken werden nagekomen. Op deze manier wordt een te sterke koppeling vermeden tussen het functioneringsgesprek, dat vooral op verbetering is gericht, en de evaluatie. Er wordt gestreefd naar een evenwichtige taakverdeling. Een functie kan worden ingevuld met contacturen en administratieve opdrachten. Het invullen van de opdrachten is grotendeels vraaggestuurd en gebaseerd op de competentie. Om verstarring te vermijden gebeuren er tijdig verschuivingen van opdracht binnen het ruime competentiegebied. De lectoren zijn over het algemeen niet ontevreden over de regelingen. Er is geen bevorderingsbeleid.
2.9.3.2 betrokkenheid van personeel (commitment en empowerment) De opleiding heeft, dank zij de studentenaangroei, recent een aantal nieuwe krachten kunnen aantrekken. Zij werken in uitstekende verstandhouding samen, ook met de al langer aanwezige lectoren. Deze samenwerking is weinig geformaliseerd. Zij krijgen echter alle steun van de groepscoördinator, waardoor de betrokkenheid toeneemt.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
197
2.9.3.3 werking van het opleidingsteam (coördinatie, teamverantwoordelijkheid, draagkracht,
)
Het centrale sturende orgaan binnen de opleiding is de opleidingscommissie. Die bestaat uit zeven lectoren die elk een specifiek vakgebied vertegenwoordigen, en wordt voorgezeten door de groepscoördinator. Haar voornaamste opdrachten zijn de kwaliteitszorg binnen de opleiding en het bijsturen van het opleidingsprogramma. Alle lectoren behoren tot een of meerdere vakwerkgroepen, waarin de specifieke problemen binnen elk segment van de opleiding worden behandeld. De vakwerkgroepen leggen de conclusies van hun overleg als advies voor aan de opleidingscommissie, die de eindbeslissingen neemt. Twee- tot driemaal per jaar wordt de opleidingsvergadering samengeroepen, waarin alle lectoren van de opleiding worden geïnformeerd over de recente ontwikkelingen. De globale coördinatie gebeurt door de groepscoördinator: hij stimuleert de vakwerkgroepen, plant de vergaderingen van de opleidingscommissie en de opleidingsvergaderingen en is verantwoordelijk voor onder meer de nascholing van de lectoren en het aanschaffen van de nodige vakliteratuur.
2.9.3.4 professionalisering van het personeel buiten de technische deskundigheid (ook onder andere navorming) Ongeveer driekwart van de lectoren is in het bezit van een pedagogisch diploma. Er bestaat bij de informatica veel aandacht voor de vakspecifieke navorming, in tegenstelling tot de aandacht die wordt besteed aan bijkomende vorming in de nieuwe didactische methodes.
2.9.3.5 technische deskundigheid van het onderwijzend personeel (vakinhoudelijk, onderwijskundig en didactisch) (ook hoe gaan wij daarmee om, navorming, ...) Eén lector is doctor in de informatica, vier lectoren zijn doctor in de wiskunde, vier lectoren zijn burgerlijk ingenieur en vier zijn licentiaat informatica. De overige vaklectoren zijn licentiaten in wiskunde, licentiaat economie of handelsingenieur. De meeste onder hen heeben een bijkomende vorming gehad in informatica. Er is een actief beleid voor het volgen van externe navormingen. Intern wordt er een cyclus over OO en Java georganiseerd. Er valt niet te twijfelen aan de technische competentie van het lectorenkorps.
2.9.3.6 technische, administratieve en organisatorische deskundigheid (ATP, ondersteunende diensten) (ook onder andere navorming) De administratieve en technische ondersteuning is binnen de KHLeuven gedecentralisserd. De operationele eenheden zijn de departementen, terwijl er op het niveau van de hogeschool enkel een coördinerende functie is. Dit is ongetwijfeld efficient, maar er blijft een afstand tussen departement en opleiding. Ondanks alle goede intenties - en niemand verdient hiervoor een blaam – leeft de indruk dat de administratieve papierberg voortdurend toeneemt.
2.9.4
materiële en financiële randvoorwaarden
2.9.4.1 onderwijsruimten (inclusief laboratoria, practica- en werkgroepruimten, ateliers, ...) Het departement Rega is gehuisvest in een gebouw dat eigendom is van de KU Leuven en gelegen is aan een drukke straat. Het kwam in verschillende fasen tot stand. Het oudste deel dateert uit de vroege jaren zestig, het meest recente deel is ongeveer 20 jaar oud. Het schept zeker geen campusgeest. Bijkomend worden enkele klaslokalen van een oud schoolgebouw en een appartement gehuurd, dat werd ingericht als werkruimte voor de lectoren, en die in de nabijheid van het departement liggen. De te beperkte ruimte, lawaaihinder en onaangepaste lokalen veroorzaken een sterke ontevredenheid. Volgens de SPA-enquêtes is slechts 24 % van de studenten in het departement tevreden over de algemene infrastructuur; het percentage personeelsleden dat tevreden is over de algemene infrastructuur bedraagt zelfs maar 11 %. Het departement beschikt over twee auditoria met een capaciteit van respectievelijk 10-0 en 150 zitplaatsen. Die zijn uitgerust met de nodige faciliteiten zoals geluidsinstallatie, pc met dataprojector, overheadprojector en internetverbinding. Naast deze auditoria zijn er 17 gewone leslokalen (inbegrepen de vier 'noodlokalen') voor groepen van 20 tot 70 studenten. Alle beschikken ze over een overheadprojector. Kleinere lokalen, geschikt voor groepswerk, seminaries en dergelijke ontbreken echter. Een viertal mobiele beamers en laptops zijn beschikbaar na reservatie. Voor de practica beschikt de opleiding TI over zeven computerlokalen met telkens 24 pc’s. Dankzij een zorgvuldige programmering van de lessen en practica volstaat dit voor de huidige behoeften.
2.9.4.2 mediatheek Met een oppervlakte van 160 vierkante meter is de mediatheek echter veel te klein voor een departement met vier sterk verschillende opleidingen en meer dan 1000 studenten. Er is een kleine leeszaal met een 20-tal zitplaatsen, waar ook vier pc’s zijn opgesteld met toegang tot het internet. De mediatheek wordt door de TI-studenten weinig bezocht.
2.9.4.3 computerfaciliteiten De opleiding TI beschikt over zeven computerlokalen met telkens 24 pc’s. Daarnaast is er nog een computerlokaal, gereserveerd voor de andere opleidingen in het departement. De pc’s worden vervangen in een tempo van twee lokalen per jaar, zodat ze maximaal vier jaar oud zijn. Al deze pc’s zijn opgenomen in een Fast Ethernet LAN, dat via een huurlijn verbonden is met de POP van Belnet. Op die manier staat een toegang tot internet ter beschikking met een bandbreedte van 2 Mbit/s. Alle studenten beschikken bovendien over een e-mailadres.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
199
De pc’s draaien onder Windows NT, terwijl het netwerk wordt bestuurd door Novell Netware. Omdat alle pc’s zijn uitgerust met Wake up on LAN-technologie, kunnen de pc’s elke nacht met behulp van een castingsysteem op basis van IBM LCCM software volledig opnieuw geconfigureerd worden. Vooral in een omgeving met initiatiefrijke en op experimenten beluste studenten, zoals die van de opleiding TI, is dit zeer belangrijk. Naast de gewone computerlokalen is er ook nog een lab voor besturingssystemen en netwerken met een twaalftal pc’s waar studenten voluit kunnen experimenten zonder de integriteit van het departementale netwerk in gevaar te brengen. Voor de ondersteuning van onderwijs over Unix/Linux en netwerktechnieken is echter in weinig voorzien. In elk computerlokaal kan een student, op momenten waarop er geen les of practicum is, vrij werken. De lokalen zijn open van 8 tot 21 uur. De lectoren van de opleiding TI kunnen gebruikmaken van een tiental pc’s in de twee werkruimten waarover zij beschikken. Voor de lessen en vergaderingen zijn na reservatie vier laptops en, naast drie vaste, ook nog vijf mobiele dataprojectoren beschikbaar. Blackboard is geïmplementeerd, maar wordt nog niet optimaal gebruikt.
2.9.4.4 beschikbare werkingsmiddelen TI is een dure opleiding en beschikt slechts over een decretale coëfficiënt 1. Er is intern in de hogeschool een overeenkomst om binnen de opleidingen in het studiegebied Handeslwetenschappen en Bedrijfskunde een coëfficiënt 1.1 toe te passen. De omkadering wordt berekend op basis van OBE's. De loonkost overschrijdt het decretaal bepaalde percentage (80 %).
2.9.4.5 studenten- en lectorenfaciliteiten Behalve de beperkte ruimtes in de mediatheek beschikken de studenten niet over een ruimte waar ze buiten de lessen en practica op een rustige manier individueel kunnen werken. Dit verklaart waarschijnlijk voor een deel het grote vastgestelde absenteïsme. De cafetaria is eveneens veel te klein. De studenten moeten naar de dichtst gelegen privé-plaatsen gaan, wat het brossen bevordert.
2.9.5
onderwijsdoelstellingen
2.9.5.1 onderwijsvisie van de opleiding De basiselementen van de onderwijsvisie worden weergegeven in de inleiding op het studiecontract: De Katholieke Hogeschool Leuven neemt de verplichting op zich een kwaliteitsvolle opleiding te bezorgen, in overeenstemming met de decretale bepalingen, die voor de student een optimale voorbereiding vormt op het beroep waarop de gekozen opleiding voorbereidt. Daartoe zal zij de vereiste menselijke en materiële middelen inzetten en in de nodige faciliteiten voorzien. Zij waakt erover dat alle studenten gelijke kansen krijgen om het gestelde doel te bereiken en dat hun studieresultaten op een gewetensvolle en objectieve manier worden beoordeeld.
De student verbindt er zich toe met de noodzakelijke ijver en inzet mee te werken aan deze opleiding. Meer bepaald zal hij actief aan de geprogrammeerde onderwijsactiviteiten deelnemen, de raadgevingen van de (praktijk)lectoren naleven en bijdragen tot het creëren van een voor de studie bevorderlijke sfeer. Het lectorenkorps is er zich van bewust dat de snel evoluerende informatica sector gekenmerkt wordt door tijdelijke hypes. De opleiding kiest er dan ook voor om haar studenten vooral essentiële denkpatronen bij te brengen en hen in eerste instantie inzicht te verschaffen in de fundamenten van de gebruikte methoden en technieken. De noodzakelijke theoretische bagage wordt degelijk ondersteund door praktijkbeoefening. De globale doelstellingen worden goed vertaald in de samenstelling van de opleidingsonderdelen, met een transparante, weloverwogen en logische opbouw doorheen de studiejaren. De algemene vakken (economie, wiskunde, talen) worden in de TI-cultuur goed geïntegreerd. Men legt misschien te éénzijdig de nadruk op ‘leren programmeren’ als ultieme doelstelling van een TIopleiding. Er zou meer ruimte moeten zijn voor netwerkbeheer, multimedia en datacommunicatie.
2.9.5.2 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het hoger onderwijs De hoge kwalificaties van het lectorenkorps staan borg voor een hoog niveau van de gedoceerde vakken. Ook wordt zelfstandig werken sterk aangemoedigd. De opleiding is voorzichtig begonnen met invoeren van het semestersysteem. Ook wordt voorzichtig een creditsysteem gevoerd, evenals individueel aangepaste programma's die zich over de vakken van twee jaar uitstrekken. Alle vakonderdelen zijn op correcte wijze omgezet in ECTS-punten. Er is geen scriptie, uitsluitend een stageverslag.
2.9.5.3 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het werkveld Belangrijk is het bestaan van een adviescomité met vertegenwoordigers uit het werkveld dat waakt over de wijze waarop de eisen van het werkveld in het curriculum aan bod komen. Uit het onderhoud met de vertegenwoordigers van het werkveld en de bevraging van afgestudeerden blijkt dat de opleiding voldoet aan de meeste vragen van de industrie. Door de contacten vooral toe te spitsen op grote ‘conservatieve’ bedrijven mist de Rega de evolutie bij kleinere bedrijven. In Vlaanderen, waar vooral de KMO’s de werkgever zijn, leeft een andere nood dan bij bijvoorbeeld KBC en Interbrew, Daarom is het wenselijk dat de hogeschool ook informatie bij andere (kleinere) bedrijven zou halen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
201
2.9.6
opleidingsprogramma: opbouw en inhoud
2.9.6.1 concretisering van de onderwijsdoelstellingen in het opleidingsprogramma Naast de doorgedreven aandacht voor gestructureerde en OO-programmatietechnieken komen de volgende elementen op een degelijke wijze aan bod: besturingssystemen, datacommunicatie, netwerken en gedistribueerde systemen, systeemanalyse, internettoepassingen en databanken. Uit de bevraging van de afgestudeerden blijkt dat er steeds meer van hen betrokken zijn bij netwerkbeheer. Dat krijgt echter onvoldoende aandacht in het curriculum. Het toepassingsgebied van de informatica komt voldoende aan bod in bedrijfskunde, bedrijfsorganisatie en economie. Communicatievaardigheden samen met Engels en Frans ondersteunen het beroepsmatig functioneren. De onderwezen wiskunde is kennelijk praktijkgericht en wordt door de studenten niet als een buisvak ervaren of in vraag gesteld. Deze opleiding heeft het probleem van de plaats van het vak wiskunde in een TI-opleiding blijkbaar goed opgelost. Aansluiting met het werkveld wordt – naast de stage - bekomen door een project dat tracht de praktijk na te bootsen en zich over twee jaar uitstrekt. Het onderdeel ‘Capita selecta’ laat de studenten toe kennis te maken met de meest recente ontwikkelingen in de informatica. De commissie heeft de indruk dat de mogelijkheden van dit onderdeel niet voldoende benut worden. Formeel zijn de studenten via de opleidingscommissie betrokken bij de invulling van het curriculum. Uit de gesprekken met de studenten blijkt dat deze betrokkenheid niet ver gaat.
2.9.6.2 de aandacht in het opleidingsprogramma aan de vaardigheden die het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren ondersteunen Om ervoor te zorgen dat studenten zich in hun later beroep efficiënt kunnen ontplooien, wordt in alle vakonderdelen aandacht besteed aan stiptheid, correct taalgebruik, communicatieve vaardigheden en zelfstandig werken. Dankzij het uitgebreide project leren de studenten planmatig en in team werken. Het is een goede nabootsing van de werkvloer. Communicatieve vaardigheden werden door het werkveld als zwak ervaren. Het verbeterplan 'communicatie+' moet zeker opgevolgd worden; Het werkveld beoordeelt het analytische vermogen van stagiairs en/of afgestudeerden als verbeterbaar. Het verbeterplan 'projectbeheer' zou onder meer het belang van documenteren en analytische vaardigheden kunnen accentueren.
2.9.6.3 actualiteitsgehalte van het opleidingsprogramma Ondanks de belangstelling van het werkveld meent de commissie dat Cobol te zwaar doorweegt in de opleiding. Overigens is het opleidingsprogramma zeer eigentijds, met OO-omgevingen, Java, Java scripts, UML, internettoepassingen, gedistribueerde systemen en webontwerp. De 'Capita Selecta' laten de studenten toe zich een idee te vormen van de huidige stand van zaken in de industrie Misschien is 24 uur C++ te weinig om het correct te behandelen. Er zijn initiatieven om Unix/Linux te integreren in de opleiding.
2.9.6.4 sequentiële opbouw en coherentie van het opleidingsprogramma Het programma is coherent opgebouwd. Netwerkbeheer blijft echter zeer elementair en moet, gezien de evolutie, meer uitgebreid behandeld worden. Een vak zoals 'Capita Selecta' waar de nieuwste ontwikkelingen bondig kunnen worden behandeld, is een goede aanvulling in het programma. In alle programmatievakken worden de oefeningen geïntegreerd. Een belangrijk deel van de beoordeling berust op permanente evaluatie.
2.9.6.5 rekening houden met de karakteristieken van de studenteninstroom De instroom bevat bijna in gelijke mate ASO- en TSO/BSO-studenten. Een aanzienlijk deel van de studenten heeft vooraf een andere hogere opleiding geprobeerd. Daardoor is de instroom zeer heterogeen, wat zijn invloed heeft op de verwachtingen van de lectoren, die ondanks de lage toegangsdrempel het niveau aanpassen aan dat van de ASO-studenten, met nefaste gevolgen voor de slaagkansen van de TSO-studenten.
2.9.6.6 aanbod en structuur van flexibele leerwegen in het opleidingsprogramma Voor studenten die reeds gedeeltelijk een ander traject in het hoger onderwijs hebben gevolgd, wordt ernaar gestreefd de kennis en vaardigheden die zij daarbij opdeden, zo goed mogelijk te valoriseren. Daartoe worden de decretale mogelijkheden inzake vrijstellingen, overzettingen, individueel aangepast jaar (IAJ) en studieverkorting soepel maar correct toegepast.
2.9.6.7 het niveau en de inhoud van de opleidingsonderdelen De studiegids geeft voor elk vakonderdeel de doelstellingen, de inhoud, het studiemateriaal, de beoordelingsvorm en de onderwijsvorm. Op papier én in de werkelijkheid biedt de opleiding een programma van zeer hoog niveau aan. Dit wordt beaamd door studenten en afgestudeerden.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
203
Aan de actualiteit van het programma wordt gewerkt, zeker in opvolging van het ZER. De pedagogische benadering van de opleiding is conventioneel.
2.9.7
afstudeerwerk en/of werkveldervaring
2.9.7.1 opvatting (concept), inhoud en niveau Gedurende de laatste drie maanden van het afstudeerjaar krijgen de studenten via een stage de kans op een grondige wijze kennis te maken met hun toekomstige beroepsomgeving, en zich aan te passen aan een reële beroepssituatie. Tijdens deze stageperiode werken zij voltijds mee in een stageverlenend bedrijf. Het geheel van de stages wordt administratief opgevolgd door een departementale stagecoördinator. Studenten worden aangemoedigd zelf een voorstel van opdracht of stageplaats in te dienen. Deze voorstellen worden meestal aanvaard. Van het stagebedrijf wordt verwacht dat het de stagiair met een zinvolle opdracht kan belasten, hem behandelt als een beginnend werknemer en een mentor aanduidt die de stagiair zal begeleiden. De opleiding duidt een lector aan die de stagiair zal voorlichten en begeleiden. De student dient aan het eind van de stage een beknopt (minimaal tien pagina' s) verslag over de inhoud en het verloop van zijn stagewerk in te leveren. Er wordt bewust geen uitgebreide scriptie gevraagd om de stagiair toe te laten zich zoveel mogelijk op zijn eigenlijke opdracht te concentreren. Jaarlijks wordt een enquête bij de stagiairs uitgevoerd. Hieruit blijkt de grote tevredenheid van de stagiairs over de diverse aspecten van het proces. Nochtans moet worden opgemerkt dat het item 'begeleiding door de hogeschool' systematisch de laagste score toegewezen krijgt. Ook de afgestudeerden waren niet uitgesproken positief over de interne stagebegeleiding.
2.9.7.2 begeleiding (onder andere duidelijkheid regelingen en voorzieningen) Voor de dagelijkse begeleiding wordt gerekend op de stagementor. Hij krijgt de verantwoordelijkheid om de prestaties en het functioneren van de stagiair van nabij te volgen, hem wegwijs te maken en, waar nodig, te ondersteunen. Vanwege de hogeschool is er een meer afstandelijke begeleiding. De stagebegeleider zorgt voor de voorbereiding van de stage door de stagementor te informeren over de verwachtingen van de opleiding ten aanzien van de stage. Hij houdt geregeld contact met de stagiair via e-mail of telefoon én bezoekt de stageplaats minstens tweemaal tijdens de stage. Hij waakt erover dat de stage op een normale en voor de stagiair leerrijke wijze verloopt en dat zowel de stageverlener als de stagiair hun verplichtingen nakomen. Indien hij vaststelt dat een stage dreigt te ontsporen, moet hij tijdig ingrijpen en desnoods de stage afbreken en, in overleg met de stagecoördinator, de stagiair elders een nieuwe kans geven.
2.9.7.3 beoordeling (gehanteerde criteria en wijze van beoordeling) De beoordeling van de stage gebeurt in samenspraak tussen de stagebegeleider en de stagementor. In de loop van de stage is er een tussentijdse evaluatie waarbij de stagementor over zijn ervaringen met de stagiair rapporteert aan de stagebegeleider. Deze laatste geeft hierover feedback aan de stagiair.
Aan het einde van de stage geeft de stagementor op een gestandaardiseerd formulier een schriftelijke evaluatie over de stage, waarbij hij een kwalitatieve beoordeling geeft op een zespuntenschaal (van slecht tot zeer goed) over zeven aspecten van de taakuitvoering (zoals correcte uitvoering, efficiënt methodisch werken, zelfstandig werken, motivatie & interesse, assimilatie werkopdrachten, zin voor initiatief, naleven van de beroepsethiek), en over zes sociale vaardigheden (communicatievaardigheden, geschiktheid tot samenwerking, aanpassing aan de bedrijfscultuur, omgang met andere personen, bekwaamheid tot rapporteren, houding tegenover gezag). Stagementor en stagebegeleider bespreken samen de beoordeling, waarna de stagebegeleider de uiteindelijke quotering bepaalt. Hij baseert zich daarbij op het oordeel van de stagementor, op zijn eigen vaststellingen bij zijn contacten met de stagiair en op het stageverslag dat de stagiair heeft afgeleverd. De stagementor is derhalve slechts indirect betrokken bij de quotering.
2.9.7.4 relatief gewicht in de opleiding De stage maakt, met 15 studiepunten, een kwart uit van het derde studiejaar en ongeveer 8 % van de totale opleiding. Met wegingscoëfficiënten 3 en 4 (op een totaal gewicht van 20) zijn het projectwerk en de stage de belangrijkste componenten in de beoordeling van de derdejaarsstudenten.
2.9.8
internationale dimensie
De internationale dimensie werd om diverse redenen voordien nooit als een prioritaire component van de opdracht van het departement beschouwd. Dit jaar werd een verbeterplan opgestart dat kennelijk reeds resultaten boekt. Er werd in de opleiding een internationaliseringcel opgericht en een coördinator internationalisering aangesteld. Om inkomende internationale stagiairs vertrouwd te maken met de Belgische situatie, werd een Engelstalige module ingericht, die start in het Europese centrum La Foresta. Het aantal studenten dat deelneemt aan internationale stages is spectaculair gestegen van gemiddeld één of 2 naar 14. In verhouding tot het totaal aantal studenten en de Socrates- en Leonardo-mogelijkheden blijft de deelname zwak. De opleiding is partner met twee Vlaamse en vier buitenlandse hogescholen in het Europees IP-project dat werd ingediend door het Simon Stevin departement van de Hogeschool West-Vlaanderen. TI-studenten worden gedurende hun opleiding aangemoedigd informatie via internet op te sporen, wat automatisch een internationaal perspectief geeft. In het kader van het verbeterplan worden de studenten en de lectoren over alle Europese programma's geïnformeerd en aangemoedigd tot deelname. In de TI-opleiding is er nog geen uitwisseling van lectoren, wel plant ze buitenlandse lectoren uit te nodigen. Er bestaan nog geen gefinaliseerde formele akkoorden met buitenlandse instellingen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
205
2.9.9
leersituatie - onderwijsvormen
2.9.9.1 leersituatie De onderwijsvormen zijn eerder klassiek. Voor de meeste opleidingsonderdelen wordt een combinatie van hoor- en werkcollege toegepast. In de eerste twee studiejaren zijn voor ongeveer de helft van de opleidingsonderdelen het doceren van de theorie (hoorcolleges) enerzijds, en het leren toepassen van deze theorie in de vorm van een practicum of oefeningensessie (werkcolleges) anderzijds, apart ingeroosterd. Daardoor kunnen zuivere hoorcolleges worden gevolgd door groepen van maximaal 150 studenten. Financiële beperkingen en de noodzaak de beschikbare computerfaciliteiten zo efficiënt mogelijk te gebruiken leiden tot deze opsplitsing. Deze organisatievorm wordt momenteel echter in vraag gesteld, want het absenteïsme is bij de hoorcolleges voor grote groepen vrij aanzienlijk. Voor andere opleidingsonderdelen wordt gewerkt met de basisgroepen van 25 studenten en worden theorie en practicum geïntegreerd. Computerlokalen blijven toegankelijk buiten de klasuren zodat studenten optimaal gebruik kunnen maken van de infrastructuur. Het onderdeel 'Capita Selecta' dat bestaat uit voordrachten door vertegenwoordigers van de industrie, wordt passend aangevuld door seminaries rond hetzelfde thema. De taalvakken laten zich inspireren door de informaticawereld. De voornaamste innovatie bestaat uit de invoering van een relatief grootschalig project dat zelfstandig moet worden uitgevoerd door groepen van vier studenten. De opdracht wordt gegeven in het tweede jaar en wordt afgewerkt in het derde jaar. Overigens wordt projectonderwijs slechts op een bescheiden schaal toegepast. Er is geen aanzet tot PGO. Voor de opleidingsonderdelen informatiekunde, bedrijfskunde en internetprogrammatie worden de studenten belast met langlopende opdrachten. De stage heeft voldoende gewicht om de studenten in te leiden in de (praktische aspecten) van de bedrijfswereld. De proportie contacturen-zelfstudie-andere onderwijsactiviteiten geeft volgend beeld: theorie
praktijk
mengvorm
eerste jaar
32 %
36 %
32 %
tweede jaar
24 %
20 %
56 %
derde jaar
5%
53 %
42 %
2.9.9.2 leermiddelen Voor quasi alle leervakken bestaan er verzorgde syllabi die regelmatig aangepast worden. Sommige lectoren ondersteunen hun colleges door middel van PowerPoint-presentaties. Er blijven problemen met de synchronisatie van de vakonderdelen waar twee of meerdere lectoren voor verantwoordelijk zijn. Bij een aantal niet-informaticavakken is er ICT-ondersteuning. Zo wordt voor boekhouden uitgebreid gebruik gemaakt van een boekhoudpakket. Praktische toepassing van statistiek gebeurt met behulp van SASsoftware. In het opleidingsonderdeel wiskunde wordt Mathcad als instrument gebruikt.
Door de studenten werd het platform e-valve ontwikkeld dat tweerichtingsverkeer tussen lectoren en groepen studenten toelaat. Laptops samen met beamer kunnen voor alle vakonderdelen aangewend worden. Het is aangewezen alle pc-lokalen te voorzien van een vaste beamer die is aangesloten in het netwerk. Het platform Blackboard is geïmplementeerd, maar wordt nog weinig gebruikt. Merkwaardig genoeg voor een ICT-opleiding wordt slechts in zeer beperkte mate een beroep gedaan op zelfstudiesoftwarepakketten. Veel practica zijn nog gebaseerd op Microsoftproducten. Toch wordt een goede poging ondernomen om de beschikbare share- en freeware te evalueren en in te voeren.
2.9.10
toetsing en evaluatie
2.9.10.1 de verschillende evaluatievormen (concept, in relatie tot de doelstellingen van de opleidingsonderdelen en de opleiding als geheel, gerichtheid van de evaluatie op het toetsen van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, moeilijkheidsgraad) Ook hier is de aanpak eerder klassiek. Het examenreglement onderscheidt twee evaluatievormen: contactexamen en permanente evaluatie. Contactexamens worden gedefinieerd als de beoordeling door een momentopname van het resultaat van de studieprestaties (productevaluatie), terwijl onder permanente evaluatie de continue beoordeling van de studieprestaties (procesevaluatie) tijdens het academiejaar wordt verstaan. De mondelinge contactexamens worden steeds meer vervangen door schriftelijke, wat de uniformiteit van de beoordeling ten goede komt. Voor de meerderheid van de studenten is permanente evaluatie zinvol in het kader van de beoordeling voor die onderwijsactiviteiten waar ze wordt toegepast. Het gewicht ervan wordt door de meeste studenten als te laag beoordeeld. De criteria voor de globale beoordeling van de stage zijn nog niet duidelijk gedefinieerd. De commissieleden constateerden dat een vak al een paar jaar veel lagere gemiddelde scores behaalde dan de andere vakken. Dit zou niet verwonderlijk zijn indien het om wiskunde of boekhouden zou gaan (TIstudenten doen dit niet graag) maar het gaat hier wel om een inleidend vak tot de informatica. Een bijsturing van dit probleem is ten zeerste vereist, zeker omdat zelfs de afgestudeerden van twee jaar geleden dit volledig beaamden.
2.9.10.2 criteria en wijze van beoordeling door de evaluatoren Men mag er van uitgaan dat de lectoren binnen de bestaande paradigma’s op ernstige wijze beoordelen. Er zijn trouwens desbetreffende geen klachten van de studenten. Er blijft uiteraard het probleem van de vakonderdelen die door meerdere lectoren verzorgd worden. Er verschillen in beoordelingscriteria bestaan.
2.9.10.3 criteria en wijze van beoordeling van de examencommissie
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
207
Het eindresultaat wordt gevormd door een gewogen som te maken van de resultaten voor de verschillende opleidingsonderdelen. Bij de beraadslaging worden alle studenten van een studiejaar samen geëvalueerd. Concreet wordt uitgegaan van een voorstel vanwege de voorzitter, dat voor een grote meerderheid van de studenten unaniem door de examencommissie wordt gevolgd. De voorzitter hanteert bij het bepalen van dit voorstel criteria zoals het behaalde percentage en het aantal onvoldoendes, waarbij ook terug wordt gekeken naar vergelijkbare situaties uit het verleden. Aldus wordt over de jaren heen een constante beoordelingsstandaard aangehouden. Uiteraard kan op vraag van een examinator of van de ombudsman het resultaat van elke student meer uitgebreid worden besproken, waarna bij geheime stemming een beslissing wordt genomen. De ombudsman heeft daarbij de taak te waken over de consistentie tussen alle genomen beslissingen. Uit de SPA-enquête zou blijken dat er toch problemen bestaan bij de beoordeling tijdens de deliberaties.
2.9.10.4 organisatie van toetsen en examens Bij de organisatie van de examens wordt gestreefd naar een redelijke spreiding. Aan de examenperiode van juni gaat een blokperiode van een volle week vooraf. Om alle betrokkenen, ook studenten, inspraak te bieden bij het opstellen van de examenrooster wordt eerst een voorstel van examenrooster bekendgemaakt, waarna zij opmerkingen en voorstellen tot wijziging kunnen formuleren. Met deze opmerkingen wordt in de mate van het mogelijke rekening gehouden. Dertig dagen voor de start van de examenperiode wordt het definitieve rooster vastgelegd. Aan studenten die een examen niet op het voorziene tijdstip kunnen afleggen (bijvoorbeeld wegens ziekte) wordt de mogelijkheid geboden het examen later af te leggen. Ook voor studenten met een handicap wordt in een aangepaste regeling voorzien. Uit de resultaten van de SPA-enquête blijkt dat de tevredenheid bij de studenten over de programmatie van de examens niet uitgesproken groot is.
2.9.10.5 transparantie van de evaluatie De openbaarheid van de examens - en bijgevolg de controleerbaarheid van de beoordelingen - wordt gegarandeerd door aan de student de mogelijkheid te bieden om, in overleg met de voorzitter van de examencommissie, de mondelinge examens te laten bijwonen; resp. de schriftelijke examens achteraf te laten inkijken door een externe waarnemer. Hier wordt weinig gebruik van gemaakt. De geïnterviewde studenten zijn duidelijk ontevreden over de nabespreking van de examens.
2.9.11
studie- en studentenbegeleiding
2.9.11.1 studenteninstroom De opleiding TI rekruteert bijna uitsluitend uit het ASO en het TSO. Beide types secundair onderwijs zijn in bijna gelijke mate vertegenwoordigd, met een licht overwicht voor het ASO (gemiddeld ongeveer 55 %). Slechts een paar procent van de instroom komt uit het BSO en het KSO. De sterkst vertegenwoordigde richtingen uit het secundair onderwijs zijn:
-
boekhouden-informatica (TSO): gemiddeld ongeveer 17 %; economie-moderne talen (ASO): gemiddeld ongeveer 14 %; wetenschappen-wiskunde (ASO): gemiddeld ongeveer 11 %; economie-wiskunde (ASO): gemiddeld ongeveer 8 %.
Ruim 40 % van de instromende studenten heeft reeds één of meer jaren achter de rug in een andere opleiding van het hoger onderwijs. De nabijheid van de Katholieke Universiteit Leuven speelt hierbij ongetwijfeld een belangrijke rol. De opleiding licentiaat informatica (met de helft van deze voormalige universiteitsstudenten) zorgt uiteraard voor het grootste contingent. Gemiddeld hebben deze studenten 1,6 studiejaren in een andere opleiding achter de rug. Het feit dat voor een belangrijke fractie van de nieuwe studenten de graduaatopleiding TI een tweede keuze is, vertaalt zich natuurlijk ook in de leeftijd van de eerstejaarsstudenten. De grootste leeftijdsgroep wordt gevormd door de 19-jarigen, maar 10 tot 20 % is 21 jaar of ouder. Een groep bestaande uit 17- en 22-jarigen geeft problemen bij de begeleiding. Het aantal vrouwelijke studenten vertoont een dalende tendens. Terwijl het percentage vrouwelijke studenten in de jaren tachtig nog boven de 40 % lag en in het academiejaar 1990-1991 nog 34 % bedroeg, is hun aandeel sindsdien voortdurend gedaald tot de huidige 8 %. In alle TI-opleidingen daalt het aantal meisjes. Daar geeft niemand een sluitende verklaring voor. De grootste groep studenten, ongeveer driekwart, is afkomstig uit Vlaams-Brabant. De provincies Antwerpen en Limburg dragen elk ongeveer 10 % bij. Opvallend is de recente toename van het aantal buitenlandse studenten. Momenteel maken zij ongeveer 5 % van de eerstejaarsstudenten uit. De sterkst vertegenwoordigde nationaliteiten in de voorbije vijf academiejaren zijn de Nederlandse (33 %) en de Chinese (17 %). De slaagcijfers van buitenlandse studenten, ook Nederlandse, zijn bijzonder laag. Zijdelingse instroom komt praktisch niet voor. De slaagpercentages zijn een beetje bizar, vooral in het eerste jaar. Ze zijn laag (45 %) en niet homogeen tussen de verschillende groepen. Ook zijn er onaangename verschillen tussen studenten met TSO- en ASOachtergrond. De analyse die in het ZER gemaakt wordt, legt de oorzaak daarvoor teveel eenzijdig bij de studenten zelf. De oorzaak kan daar misschien wel liggen, maar daarmee is het probleem niet opgelost. Deze graduaatopleiding maakt haar natuurlijke roeping als doorstroomrichting van TSO-studenten onvoldoende waar. De commissie heeft dit academiejaar een zorgwekkende terugval van eerstejaarsstudenten (-25 %) vastgesteld. Dit wordt blijkbaar niet als een probleem ervaren. De instroombegeleiding bestaat hoofdzakelijk uit de opmaak van de infogids voor de hogeschool, de infogids per departement en de specifieke infogids voor de opleiding. Daar vindt de aspirant-student de nodige informatie over het departement en de opleiding. Deze infogidsen worden wel jaarlijks geactualiseerd. De commissie merkt op dat er in de TI-richting veel TSO-instromers zijn uit sociale middens waar studeren niet de norm is. Die instromers hebben in het secundair onderwijs dikwijls niet zo sterk leren studeren. Bijzondere groepsbegeleiding lijkt hier aangewezen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
209
Er zijn een vijftal infodagen, een open schooldag, medewerking aan de SID-in-beurzen en een website. Deze vormen van voorlichting zijn vrij conventioneel. Ook de PMS-centra worden tijdig voorgelicht bij wijzigingen in het curriculum. Op vraag kan een lector afgevaardigd worden om in een secundaire school voorlichting over het curriculum te geven. Zoals in alle hogere opleidingen wordt van het secundair onderwijs verwacht dat het voorbereidt op hogere studies. Het SO heeft echter zijn eigen doelstellingen waarvan voorbereiding op hogere studies slechts één element is. Om misverstanden te vermijden had op 5 maart 2002 een eerste overleg over eventuele lacunes in de vooropleiding plaats met directie en leraars van het Miniemeninstituut te Leuven, dat vooral vanuit zijn richting boekhouden-informatica elk jaar een beduidend aantal studenten levert. Aan alle secundaire scholen worden jaarlijks de uitslagen van hun oud-leerlingen meegedeeld.
2.9.11.2 studie- en studentenbegeleiding Het contact tussen studenten en lectoren lijkt vrij goed te verlopen. Studenten kunnen gemakkelijk bij hen terecht voor vragen. Deze mogelijkheid is echter uitsluitend nuttig voor studenten die zich bewust zijn van hun tekortkomingen. Het monitoraat kent een geringe belangstelling. Daarmee is het probleem van de onvoldoende begeleiding van zwakke studenten niet echt opgelost. Het probleem van uitval (ongeveer 10 %) van de eerstejaars wordt niet aangepakt. De toon in het ZER inzake studentenbegeleiding en studieklimaat is bijzonder pessimistisch. Er moet een optimistische visie worden ontwikkeld. Naast de gemakkelijke contacten tussen lectoren en studenten is er geen specifieke begeleiding in de verdere loop van de studie. Begeleiding van het project en van de stage is zeker nog voor verbetering vatbaar. De studenten ontvangen bij aanvang van het academiejaar het studentencontract. Hier zijn respectievelijk de rechten en plichten van de student in opgenomen en de regels die het studieproces bepalen. De studiegids bevat voor de verschillende opleidingsonderdelen de doelstelling, de inhoud, de werkvormen, de evaluatieregeling en de nodige leermiddelen. Merkwaardig genoeg ontvangt de student geen exemplaar van de studiegids, maar kan hij die raadplegen in de mediatheek. De goed uitgebouwde sociale dienst 'LENS' binnen de hogeschool wordt ten zeerste geapprecieerd door de studenten. Zij ervaren de opvang en begeleiding als zeer professioneel. Slechts een minderheid van de studenten doet er een beroep op. De taak van de ombudsman bestaat vooral uit het bewaken van de correcte toepassing van de regels. In het departement wordt de functie opgenomen door de studentencoördinator. De studentenparticipatie wordt voor een deel gerealiseerd via de decretaal voorgeschreven organen. Om een goede doorstroming van informatie te bereiken tussen de departementale raad en de andere studenten wordt een getrapte verkiezing georganiseerd. Eerst wordt in elke lesgroep (ongeveer 25 studenten) een afgevaardigde aangeduid. Al deze afgevaardigden, 55 in totaal, komen samen om onder elkaar de leden van de departementale studentenraad te verkiezen. De leden van deze raad verdelen dan onder elkaar de overige mandaten als vertegenwoordiger in de diverse organen. Studenten betonen slechts beperkte interesse voor de werking van de verschillende organen.
2.9.12
studeerbaarheid en studierendement
De heterogeniteit van de instroom maakt dat het moeilijk is om een passend algemeen onderwijspatroon aan te bieden. De beschikbare databanksoftware voldoet niet helemaal. Er wordt momenteel gezocht naar meer geschikte software. Er is een (te) hoog absenteïsme, vooral in de theorielessen. Behalve het sporadisch opnemen van absenties wordt er weinig aan gedaan. Het studiemateriaal is up-to-date, aangepast en voldoende. Het slaagpercentage ligt laag, 45 % voor ASO studenten, 30 à 35 % voor TSO studenten. Er worden blijkbaar onvoldoende inspanningen gedaan om het studieklimaat van het TSO om te buigen naar het graduaatstudieklimaat. Dat de meerderheid van de studenten geen probleem heeft met de moeilijkheidsgraad is een zwak argument, aangezien de antwoorden niet gecorreleerd werden met de vooropleiding. Er bestaat een theoretische schatting van de nodige studietijd die is gebaseerd op de contacttijd en moeilijkheidsgraad op een gewogen gemiddelde van de diverse activiteiten. De schatting bedraagt 1665 uur voor het eerste jaar, 1715 uur voor het tweede jaar en 1720 uur voor het derde jaar. Een meting leverde de volgende resultaten: 975 uur in het eerste jaar, 1198 uur in het tweede jaar en 1160 uur in het derde jaar. De opleiding beschouwt deze resultaten als onbetrouwbaar. Een reden hiervoor werd niet gegeven.
2.9.13
afgestudeerden
Het project tracht de werkvloer na te bootsen en vormt derhalve een goede voorbereiding op de reële arbeidssituatie waarmee kennis wordt gemaakt gedurende de stage. Er wordt jaarlijks een bedrijvendag georganiseerd waarbij de student op informele wijze contact kan leggen met personeelsverantwoordelijken. In de hogeschool is een plaatsingsdienst die de afgestudeerden regelmatig informeert over het jobaanbod. Er bestaat geen echte alumniwerking in de opleiding. De afgestudeerden worden op regelmatige wijze bevraagd. Hieruit blijkt de waardering voor de basisopleiding. De algemene vakken, die door de studenten tijdens de studies als nutteloos ervaren worden, worden door de afgestudeerden zeer geapprecieerd. Misschien moet worden overwogen de bedrijfseconomische vakken later in de opleiding te concentreren. Door het hoog niveau van de instroom is de kwaliteit van de afgestudeerde uiteraard ook heel hoog. Dit was duidelijk merkbaar in de gesprekken met de afgestudeerden. Er worden regelmatig beroepsgebonden voordrachten ingericht, maar de belangstelling bij de afgestudeerden hiervoor is gering. Aan de bedrijven werd gevraagd de afgestudeerden (of stagiairs) van het departement Rega te vergelijken met de gemiddelde gegradueerden in TI.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
211
Als sterke punten van de opleiding kwamen naar voren: de directe inzetbaarheid; ruime ervaring in programmeren; een brede kenniswaaier, ook op bedrijfskundig vlak. Als verbeterpunten werden aangestipt: gebrek aan communicatieve vaardigheden; onvoldoende kennis van C++; te weinig inzicht in de werking van hardware; een beperkt abstractievermogen. Om te remediëren aan het abstractievermogen en de communicatieve vaardigheden werd een verbeterplan opgezet. De afgestudeerden zijn positief over het lectorenkorps, maar hebben iets meer reserves over de actualiteit van het curriculum. Sommigen waren aangenaam verrast door de innovaties die werden ingevoerd sinds zij afstudeerden.
2.9.14
maatschappelijke dienstverlening
De hogeschool heeft op het vlak van maatschappelijke dienstverlening geen echte traditie. Het is echter de bedoeling op dit vlak een concreet beleid te ontwikkelen. In de hogeschool is er een centrale coördinator voor de dienstbetoonactiviteiten aangesteld. De opleiding TI wil zich in deze nieuwe visie inschakelen en nagaan hoe de aanwezige expertise ook kan renderen voor maatschappelijk relevante doelen buiten de basisopleiding. Zo werden bij KBC 15-daagse opleidingen georganiseerd en werkt de opleiding mee aan het regionaal expertisenetwerk Libra, dat het gebruik van ICT op alle onderwijsniveaus wil bevorderen en optimaliseren.
2.9.15
onderzoek
Zoals in de meeste hogescholen is onderzoek geen prioriteit. Ondanks de aanwezige competentie is er voor het ogenblik weinig aandacht voor onderzoek. Er is slechts een vaag bewustzijn dat dit soort activiteit nodig zou kunnen zijn. Verder wordt er niet actief gedacht aan onderzoeksactiviteiten in het kader van de associatie met Katholieke Universiteit Leuven of in het kader van een BA/MA hervorming. Er is ook geen strategie voor aanwending van de decretaal voorziene PWO middelen.
2.10
Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
2.10.1
beschrijving van het beleid en de kwaliteitszorg van de opleiding
2.10.1.1 voorstelling van de opleiding De opleiding TI behoort tot het departement Vrij Hoger Instituut voor Technologie en Informatica (VHTI), dat zelf deel uitmaakt van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen (KATHO). Deze laatste heeft campussen te Kortrijk, Roeselare, Tielt en Torhout. De doelstellingen van de KATHO zijn als volgt geformuleerd: Jongvolwassenen vormen en opleiden tot gegradueerden met hoge kwalificatie voor uitvoeringstaken en met verantwoordelijkheidszin voor middenkaderfuncties; Engageren in projectmatig wetenschappelijk onderzoek of eraan meewerken; Maatschappelijke dienstverlening aanbieden, met aandacht voor vernieuwing, samenwerking, kwaliteitszorg en vooral voor de mens, met de student als partner. De hogeschool is geassocieerd met de Katholieke Universiteit Leuven. Het departement VHTI omvat naast de studierichting Handelswetenschappen en Bedrijfskunde ook het studiegebied Industriële Wetenschappen en Technologie. Het ZER is veeleer departementeel dan wel naar de opleiding TI gericht. In de opleiding TI wordt de nadruk gelegd op een bedrijfsgerichte informaticaopleiding. Vier grote domeinen komen aan bod: informatica; bedrijfsbeheer en economie; toegepaste wiskunde; talen en communicatieve vaardigheden. De informatica staat uiteraard centraal met vakken zoals basiskennis van informatica, besturingssystemen, analyse, programmeren, databanken, datacommunicatie en internettoepassingen. Naast de benodigde theorie wordt zeer veel aandacht besteed aan de praktische invulling (oefeningen, projecten, stage) van de vakken. Binnen bedrijfsbeheer en economie wordt aandacht besteed aan ERP-modellen, boekhouden en informaticarecht. Binnen toegepaste wiskunde komen logica en numerieke wiskunde aan bod. Frans en Engels, evenals communicatieve vaardigheden, vervolledigen het programma. Er zijn voorlopig geen keuzevakken of opties. Het derde jaar wordt afgesloten met een negen weken durende stage. Het curriculum wordt voortdurend aangepast aan de nieuwe ontwikkelingen en aan de verwachtingen van de bedrijfswereld. Zo wordt reeds Windows XP behandeld en is er grote aandacht voor Java, netwerkbeheer en eveneens aan elementen van e-business. Er bestaan gedetailleerde studiefiches. Zij bevatten voor elke onderwijsactiviteit de vereiste voorkennis, doelstellingen, inhoud, examenregeling, het leermateriaal en de didactische aanpak. Deze fiche wordt als het contract beschouwd dat de hogeschool met de student aangaat. In tegenstelling tot sommige andere scholen liggen de slaagcijfers van het eerste en tweede jaar van de cyclus hoger voor studenten afkomstig uit een informaticarichting van het TSO dan voor de studenten afkomstig uit het ASO. De globale slaagcijfers zijn bevredigend.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
213
Het departement VHTI is gegroeid uit een middelbare technische school, en die sfeer wordt nog heel nadrukkelijk gecultiveerd. De directie en de lectoren dragen deze cultuur ook uit. Dit wordt door het werkveld (de industrie), de afgestudeerden en de studenten sterk geapprecieerd. Het spreekt vanzelf dat het departement hiermee heel nadrukkelijk een bepaald profiel en kenmerk meegeeft aan de afgestudeerden, dat sterk ingebed is in een lokale context. Het academiejaar omvat 26 weken.
2.10.1.2 beschrijving van het beleid, algemene strategie en/of doelstellingen internationalisering, maatschappelijke dienstverlening, onderzoek, ...
inzake
onderwijs,
Het departement VHTI, waar de opleiding TI in is ondergebracht, heeft na ruim overleg de volgende strategische doelstellingen gepubliceerd: Aanbieden van kwaliteitsvol hoger onderwijs met de garantie dat de gediplomeerden over het potentieel beschikken om in de toekomst mee te kunnen met de technologische evoluties die zich aandienen. Benadrukken van praktijkgerichte opleiding. In het opleidingsprogramma wil het departement inspelen op de noden en tendensen van de industriële, bedrijfskundige en maatschappelijke evoluties van vooral de regio. Ondersteunen van opleidingen met een stevige theoretische basis met aandacht voor talenkennis, sociale en communicatieve vaardigheden en beroepsethiek. Deelnemen aan regionale ontwikkelingsprojecten en navorming bieden. Er wordt naar gestreefd om goede relaties te onderhouden met de industrie en sociaal-economische milieus. Voeren van projectmatig wetenschappelijk onderzoek ten dienste van de regionale industriële ontwikkeling. Sensibiliserend deelnemen aan de Europees-internationale dimensie. Personeel en studenten de kans bieden hun kennis te verruimen via internationale ervaringen zoals individuele studentenmobiliteit, lectorenmobiliteit, groepsstudentenmobiliteit, seminaries en curriculumontwikkeling. Aandacht schenken aan de sociaal zwakkere en de minder valide student, door daadwerkelijk in te gaan op behoeften. Teamwerk wordt hoog in het vaandel gedragen en biedt ruime mogelijkheden voor professionalisering. Het departement wil zich inzetten voor het creëren van een aangename en collegiale werksfeer. Onderhouden van een goede relatie met de afgestudeerden door een goed alumnibeleid te voeren en een posthogeschool- en navormingsprogramma aan te bieden. Opvolgen van de toekomstige evoluties op het vlak van technologie en informatica en, indien toekomstgericht, die inhoudelijk inbouwen in het studieprogramma. Evalueren van nieuwe didactische werkvormen en indien ze efficiënt en haalbaar zijn, ze in dialoog met de studenten implementeren in het onderwijsgebeuren. Waarborgen van de katholieke identiteit en ze in dialoog met de studenten op een hedendaagse manier invullen. Het departement wil ook ondersteuning geven aan extrapastorale activiteiten. Deze doelstellingen ogen mooi. Ze moeten worden bereikt onder het gezag van de coördinatieraad die bestaat uit het departementshoofd, de opleidingscoördinatoren en de studentensecretaris. Deze laatste is eveneens ombudsman. De relatie tussen de directie (algemeen directeur, departementshoofd, opleidingscoördinator) en de lectoren is uitstekend. Er is veel openheid zodat mogelijke problemen snel tot bij de directie geraken. De uitgevaardigde maatregelen worden niet altijd goed begrepen door de lectoren. Er is een echte open-deurpolitiek, waardoor sluimerende misverstanden snel kunnen worden opgelost. De lectoren hebben echter het gevoel dat ze te weinig betrokken zijn bij het beleid.
2.10.1.3 beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg De opleiding gebruikt een cirkelmodel: centraal staan de basisprincipes van de kwaliteitszorg, de tweede cirkel geeft de aandachtgebieden van het EFQM-model, de derde cirkel geeft de prioriteitsgebieden, cirkel vier de knipperlichten, cirkel vijf de specifieke evaluatie-instrumenten en cirkel zes de PDCA(plan-do-checkadjust)-cyclus. Er bestaat op het centrale niveau een overkoepelende kwaliteitszorggroep die wordt geleid door een coach kwaliteitszorg, die de kwaliteitsstrategie van het directiecomité moet realiseren. Per departement is een lid opgenomen in deze overkoepelende kwaliteitszorggroep. Ook de centrale coördinator voor studie- en studentenbegeleiding en de centrale coördinator voor onderwijsvernieuwing maken deel uit van deze groep. Deze werkgroep krijgt als taak procedures en documenten op te stellen inzake kwaliteitszorg die in alle departementen zullen worden gebruikt. De departementale coach kwaliteitszorg zorgt ervoor dat deze zaken doorstromen naar het departement. Er zijn geen kwaliteitscoördinatoren op het niveau van de opleiding. Voor de interne evaluatie heeft de werkgroep het EFQM-PROZA-instrument gebruikt om in het eerste semester van het academiejaar 1999-2000 een nulmeting uit te voeren van de volgende aandachtsgebieden: persoonlijk leiderschap; personeelsbeleid; beleid en strategie; middelenmanagement; kernprocessen; personeelstevredenheid; studententevredenheid; impact op de maatschappij; hogeschoolresultaten. Op basis hiervan werden de prioriteiten bepaald voor elk departement en opleiding. Om tegelijkertijd ook de algemene werking te blijven bewaken (om niet uit ‘koers’ te raken), worden een aantal ‘makkelijk’ te meten variabelen (knipperlichten) nauwgezet en continu opgevolgd. Door regelmatige verslaggeving kan het management de evolutie van de kritische factoren van dichtbij opvolgen en bijsturen waar nodig. Het Evadoc-systeem dat werd ontwikkeld door de VLEKHO (Hogeschool voor Wetenschap & Kunst) en de Katholieke Universiteit Leuven voor het evalueren van studentenbegeleiding werd in gebruik genomen, in samenhang met het afnemen van enkele enquêtes en bevraging van het werkveld. Bij de lectoren heerst de overtuiging dat kwaliteit bepaald wordt door de inhoud en coherentie van het programma, de inzet en de didactische aanpak van de lectoren en de begeleiding. Zij ervaren de formele aspecten veeleer als ballast. Zij menen kwaliteit te kunnen bereiken door informele samenwerking en het hoog onderling vertrouwen. Het departement is heel sterk technisch georiënteerd onder meer als gevolg van de meer technische richtingen die ook binnen het departement worden gedoceerd (automechanica, klimatisatie, ...). Dit heeft een soort ingenieursmentaliteit teweeggebracht die weinig affiniteit heeft met kwaliteitszorg. De commissie kan zeker niet stellen dat kwaliteit afwezig is, maar de formele voorwaarden die daarmee noodzakelijkerwijs gepaard gaan, worden minstens met argusogen bekeken. De directie is zich daar wel van bewust.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
215
Om op termijn de kwaliteitszorg te beheersen, is het aangewezen de lectoren ervan te overtuigen dat een systematische opvolging belangrijk is om objectieve besluiten te kunnen nemen. Nu worden de - schriftelijke procedures veeleer als ballast ervaren omdat de interne samenwerking zo goed en open is. Op termijn valt toch aan te raden de formele kant van de kwaliteitscontrole niet uit het oog te verliezen.
2.10.2
concretisering van de kwaliteitszorg in de opleiding
2.10.2.1 concrete uitwerking van de kwaliteitszorg in de opleiding De opleiding heeft van onderwijsinnovatie een topprioriteit gemaakt. Er werden vormingsprogramma’s inzake projectwerk voor alle lesgevers van de KATHO georganiseerd. Projectwerk werd ingevoerd in TI, en er werd een zorgplan Studie- en Studentenbegeleiding opgesteld. Er werd een departementale coach Studie- en Studentenbegeleiding aangesteld. De opleiding werkt op basis van de nulmeting, en werkt ook aan een ‘Management Information System’ dat zou toelaten alle cijfergegevens automatisch te verwerken. Blackboard werd geïnstalleerd en er werden demosessies georganiseerd. Het departement VHTI telt zeven studiegebieden waarvan zes zuiver technisch (Elektriciteit, Elektronica, Elektromechanica, Klimatisatie, Mechanica, Automechanica) en één de Toegepaste Informatica is. Terwijl de technische richtingen vrij concreet zijn, kan worden gesteld dat TI veeleer tot de abstracte richtingen behoort. De kwaliteitsbenadering is wezenlijk verschillend. De coach Kwaliteit op departementeel niveau moet bijgestaan worden door een coach op opleidingsniveau, bij voorkeur door een ervaren docent die aandacht heeft voor het algemeen kwaliteitsgebeuren en hiervoor een percentuele vrijstelling van zijn opdracht krijgt. Een belangrijke bijdrage tot het stimuleren van de aandacht voor kwaliteit zijn de decretale functionerings- en evaluatiegesprekken.
2.10.2.2 meetresultaten van de opleiding vanuit de interne kwaliteitszorg Er worden regelmatig enquêtes georganiseerd, maar die hebben betrekking op het hele departement en vallen niet altijd te interpreteren met betrekking tot TI. Een merkwaardig resultaat geeft de studietijdmeting. Voor het eerste jaar TI geeft dit een resultaat van 943 uur, terwijl dit voor elke andere opleiding in het VHTI rond de 1500 uur schommelt. Ook voor het tweede jaar bedraagt de studietijd 1016 uur, de op één na laagste van alle opleidingen. De bevraging van de afgestudeerden gaf het volgende resultaat voor wat betreft jobs: programmeren: 39 analyseren: 15 systeembeheerder (software): 15 systeembeheerder (hardware): 14 opleiding geven: 9 web developer: 7 netwerkbeheerder: 6 DBA: 1 testen: 1 Alhoewel het programmeren overweegt, is er toch een stijgend belang van systeem- en netwerkbeheer. Vooral netwerkbeheer vraagt meer aandacht.
Ook de werkgevers werden ondervraagd met goede gemiddelde beoordelingen op de meeste vragen. Uitsluitend zin voor bijscholing scoort slecht. Zou het zo zijn dat de verschafte training in ‘leren leren’ onvoldoende is? Vanaf het academiejaar 2001-2002 wordt iedere lector aangeraden regelmatig zijn cursussen en lessen te laten evalueren door de studenten. De lectoren staan hier niet weigerachtig tegenover.
2.10.2.3 verbeterdoelen en acties vanuit kwaliteitszorg in de opleiding De primaire zorg van de opleiding is een opleiding tot stand brengen die aansluit bij de moderne ontwikkelingen in de informatica met gebruik van moderne leermethodes. Zo werd recent reeds projectonderwijs ingevoerd. Er gaat vooral aandacht naar een coherente opbouw van het programma. De acties worden zeer dikwijls gepland door informele uitwisselingen van ideeën tussen lectoren onderling en met de opleidingscoördinator. De impulsen die uitgaan van de centrale kwaliteitsbewaking krijgen veel minder aandacht bij de lectoren. Kennis van EFQM–PROZA zal aangemoedigd worden. Alhoewel er veel papier geproduceerd wordt, schijnt er toch iets te haperen aan de communicatie.
2.10.2.4 opvolging van de verbeterdoelen en acties vanuit de kwaliteitszorg in de opleiding De departementale kwaliteitscoach volgt de verbeterdoelen op inzake personeelstevredenheid en impact op de maatschappij. Voor de leerprocessen berust de opvolging bij de opleidingsvergaderingen en de opleidingscoördinator. Die is slechts voor 30 % vrijgesteld van zijn lesopdracht, wat weinig is voor zijn coördinerende taak. Een kwaliteitscoach voor de opleiding TI zou zeker geen luxe zijn. De sequentiële opbouw en de coherentie van de opleidingsonderdelen over de drie jaar krijgt extra aandacht. De student moet volledig inzicht krijgen in het vakdomein.
2.10.2.5 kwaliteitscoördinator in de opleiding (verantwoordelijkheid, draagvlak, functioneren) In de opleiding zelf staat vooral de opleidingscoördinator borg voor de kwaliteit van het geboden onderwijs, het profileren van de opleiding binnen het departement, het onderhouden van de contacten met het werkveld en de gelijkaardige opleidingen in andere instituten. Hij zorgt ook voor een goede communicatie tussen de medewerkers, stimuleert de navorming en bevordert teamwerk. Hij waakt over het bereiken van de specifieke opleidingsdoelstellingen, het voldoende aanwezig zijn van didactische middelen en over de geactualiseerde uitrusting van de labo’s. De opleidingscoördinator is sterk gemotiveerd en vervult zijn taak ‘beyond the call of duty’.
2.10.2.6 kwaliteitszorg in het opleidingsteam Ongetwijfeld wordt in de opleiding kwaliteitsvol gewerkt. Dit gebeurt echter te veel op informele basis. Toch blijkt de PDCA-cirkel steeds meer ingang te vinden bij de aanpak van allerlei problemen. De opleiding begint er in ieder geval van overtuigd te raken dat ze na een tijd de genomen acties moet evalueren en eventueel bijsturen. Toch is het vooral een departement van ‘doeners’, dat minder voelt voor uitgebreide discussies en procedures. Het formele waarborgen van de kwaliteit is nog een probleem.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
217
De goede verstandhouding tussen de lectoren onderling en de kwaliteitscoördinator staat borg voor het aanbieden van een opleiding van hoge kwaliteit.
2.10.3
personeel
2.10.3.1 human resources management Eventuele aanwervingen van nieuwe lectoren gebeuren volgens de voorwaarden uit artikel 89 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap. Naast een specifiek profiel, dat bekwaamheden op het gebied van technologische vakken vereist, moet een kandidaat voldoen aan het volgende gemeenschappelijke profiel: didactische kwaliteiten, ruimere kennis dan loutere vakkennis en de bereidheid om de aangeboden leerstof en leerstofbegeleiding af te stemmen op de opleidingsprofielen van het betrokken studiegebied. Bovendien moet hij/zij vertrouwd zijn met de courante softwarepakketten, openheid voor vernieuwing tonen en bereid zijn tot permanente interne of externe didactische en vaktechnische bijscholing. Aanvullende vereisten zijn communicatief, open en motiverend kunnen omgaan met studenten, coachen van studenten met leerproblemen, vlot kunnen werken in teamverband en zich soepel kunnen aanpassen aan een evoluerende taakinhoud. Kortom: een ideaaltype (in de Weberiaanse betekenis). Elk jaar worden alle lectoren uitgenodigd op een functioneringsgesprek met het departementshoofd. Tijdens dit gesprek worden de aspecten van het functioneren in het departement VHTI besproken. Aan de hand van deze gesprekken wordt de opdracht als dusdanig volgens de mogelijkheden van de opleiding aangepast zodat het personeelslid kan functioneren in de voor hem en voor de opleiding beste omstandigheden. Van het personeel wordt verwacht dat het voor 25 % aan zelfevaluatie doet. Het personeel getuigt dat de directie een open-deurpolitiek hanteert en openstaat voor dialoog. Bij het in dienst nemen van een nieuwe collega wordt er altijd voor gezorgd dat die een haalbare opdracht toegewezen krijgt. Er is een syndicale vertegenwoordiging in het hogeschoolonderhandelingscomité (HOC) en het departementale onderhandelingscomité.
2.10.3.2 betrokkenheid van het personeel Naast de decretale medezeggenschapsorganen worden op regelmatige basis opleidingsvergaderingen gehouden voor alle lectoren die betrokken zijn bij de opleiding. In deze bijeenkomsten wordt permanent gewerkt aan de uitbouw van de opleiding, zowel qua opleidingsprogramma als qua uitbreiding en vernieuwing van de didactische uitrusting. Gedurende het academiejaar wordt het opleidingsprogramma getoetst aan de instroomcapaciteiten van de studenten en de behoeften van de beroepswereld. Elke lector draagt hierin een verantwoordelijkheid om eventuele aanpassingen voor te stellen én in te bouwen in de cursussen. Hij krijgt ruimte om op een verantwoorde wijze creatief invulling te geven aan zijn opdracht. Over het algemeen zijn de lectoren tevreden over deze regelingen. Wel hebben zij het gevoel dat de werkdruk toeneemt.
2.10.3.3 werking van het opleidingsteam De opleidingsvergadering, die wordt geleid door de opleidingscoördinator, wordt op regelmatige basis bijeengeroepen. Daardoor ontstaat een nauwe betrokkenheid van het personeel met de opleiding. Als
eenzelfde leervak door verschillende lectoren wordt gedoceerd, moet de opleidingscoördinator ervoor zorgen dat de studenten geen onderscheid in de benadering kunnen waarnemen. Dit lukt niet altijd voor 100 %. Er zijn permanente of ad-hocwerkgroepen opgericht voor tal van opdrachten die verschillen van de kernopdracht, zoals de stage-evaluatie, public relations, onderhoud van de website, begeleiden van gehandicapte studenten, beheer van het computerpark, onderhoud van de software, inrichten van studiedagen, opstellen van enquêtes, .... Die schijnen behoorlijk te functioneren.
2.10.3.4 professionalisering van het personeel buiten de technische deskundigheid Elke beginnende lector wordt in zijn eerste jaar door een andere lector gecoacht, wat bijdraagt tot de professionalisering. Dit verhoogt eveneens de samenhorigheid. De coach moet ook stimuleren tot het deelnemen aan navormingsactiviteiten. Om de lectoren in hun professionalisering te ondersteunen werd een professionaliseringsdossier uitgewerkt. Extra aandacht wordt besteed aan de noden van de beginnende personeelsleden. De filosofie is responsabilisering en gekaderde zelfsturing. Op het niveau van de hogeschool werd een vorming over projectonderwijs georganiseerd. Alle TI-lectoren hebben deze cursus gevolgd. Jaarlijks wordt een residentiële navormingsactiviteit georganiseerd, die wordt ingepast in het onderwijsvernieuwingsproject van de KATHO met als doel krachtige leeromgevingen te ontwikkelen, zelfsturing te bevorderen en de werkdruk te beheersen. De nadruk ligt op leren leren. Elk academiejaar wordt een dag van de docent ingericht in samenwerking met de KULAK (Katholieke Universiteit Leuven Campus Kortrijk). Vooral actuele, niet-technische maar deskundige onderwerpen worden behandeld. Er wordt een sterk intern navormingsbeleid gevoerd. Bij het begin van het academiejaar wordt een kalender voorgesteld van alle mogelijke te volgen interne navormingen. Daardoor kan iedere lector een stuk van zijn navorming op voorhand plannen.
2.10.3.5 technische deskundigheid van het onderwijzend personeel. In principe beschikt elke lector over een universitair of universitair gelijkgesteld diploma van hoger onderwijs van twee cycli. Voor de algemene vakken (wiskunde, talen en economie) zorgen licentiaten die gespecialiseerd zijn in die disciplines. De meer technische georiënteerde vakken worden vooral gedoceerd door licentiaten informatica, licentiaten toegepaste economische wetenschappen én industriële ingenieurs die gespecialiseerd zijn in de technologische disciplines. Een aantal onder hen hebben bovendien een aantal jaren bedrijfservaring in de specialiteit die zij in de opleiding onderwijzen. Niettegenstaande hun bedrijfservaring is de commissie van oordeel dat deelnemen aan navomringscursussen toch nog belangrijk blijft. Het departement levert voldoende inspanningen om financiële middelen vrij te maken voor het volgen van externe opleidingen.
2.10.3.6 onderzoeksdeskundigheid van het onderwijzend personeel Aangezien er geen onderzoek gebeurt, kan de deskundigheid niet beoordeeld worden.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
219
2.10.3.7 technische administratieve en organisatorische deskundigheid Administratie en technische ondersteuning zijn georganiseerd op het niveau van het departement. Het departement beschikt over vier voltijdse personeelsleden die onthaal en secretariaatsondersteuning bieden. Deze secretariaatsbedienden houden een draaiboek bij van de meeste terugkerende activiteiten (zoals onder andere open dagen, abituriëntendagen, bedrijfscontactdagen, thesisverdedigingen, promotiezittingen) die georganiseerd worden in het departement. In de administratie zitten ook een boekhoudereconoom, een bediende en een studentensecretaris. De technische dienst bestaat uit vier voltijdse contractuele personeelsleden die instaan voor het technische aspect en het onderhoud van vooral de gebouwenaccommodatie. Net zoals bij het onderwijzend personeel worden voldoende mogelijkheden tot navorming en bijscholing geboden aan deze personeelsgroep.
2.10.4
materiële en financiële randvoorwaarden
2.10.4.1 onderwijsruimten Het VHTI beschikt over een aantal leslokalen, een conferentieruimte en een aula. Ieder lokaal is uitgerust met een bord, een overheadprojector en een wastafel. De conferentieruimte en aula beschikken eveneens over een computerinstallatie met internetaansluiting. Er zijn mobiele tv-video-installaties en dataprojectoren beschikbaar. Sommige lokalen beschikken over een vaste dataprojector. Twee lokalen zijn met videoconferentiesystemen uitgerust. Alle lokalen bevinden zich in een 30 jaar oud maar goed onderhouden gebouw. De opleiding TI beschikt over vier met pc’s uitgeruste labo’s. Deze labo’s zijn overbezet door de grotere behoefte binnen de opleiding TI. Er is een ontmoetingsplaats en een werkruimte voor de lectoren. Per opleiding is in een opleidingsbureau voorzien, waar ook een aantal pc’s staan. Er is een studentenruimte en een cyberroom die open is tot 18.00 uur. Er is geen lokaal waar studenten stil, persoonlijk werk kunnen verrichten, behalve in de mediatheek. De zogezegd brave West-Vlaamse studenten dragen echter weinig zorg voor die lokalen.
2.10.4.2 mediatheek De bibliotheek/mediatheek van het departement is gelegen op de eerste verdieping van het schoolgebouw. Ze is vanaf 1 september in principe elke dag open van 8.30 uur tot 12.00 uur en van 13.15 uur tot 17.00 uur. Met behulp van een lezerskaart is het mogelijk om boeken, cd’s, DVD’s en eindwerken uit te lenen. Eveneens zijn een 60-tal vaktijdschriften raadpleegbaar. De bibliotheek bestaat uit één lokaal met daarin de leeszaal voor de gebruiker. De gebruikte software is BIDOC. Via internet is bovendien de volledige KATHO-collectie van de andere departementen raadpleegbaar. De bibliotheek wordt geleid door een toegewijd en bekwame bibliothecaris. In elke opleiding is een gespecialiseerde vaktechnische bibliotheek aanwezig. Boeken en eindwerken zijn uitleenbaar voor een termijn van één maand, verlengbaar met eenzelfde periode. Reeds uitgeleende werken kunnen worden gereserveerd. Werken uit andere bibliotheken kunnen ter ontlening aangevraagd worden, een studenten- of personeelskaart is daarvoor voldoende. De ontlening is geautomatiseerd met scanner en barcodes. Er is een kopieertoestel beschikbaar. De boeken worden zoals in de meeste wetenschappelijke bibliotheken volgens het UDC-klasseringssysteem geplaatst. De nieuwe aanwinsten worden gedurende een korte periode afzonderlijk tentoongesteld. De tijdschriften van de lopende jaargang worden tentoongesteld.
Collectievorming gebeurt in overleg tussen de bibliotheken en de lectoren van de opleidingen. Ook met vragen van de studenten wordt rekening gehouden. De collectie vakboeken informatica is betrekkelijk ruim. De collectie informaticatijdschriften is te beperkt om als steun voor de zelfvorming van de lectoren te kunnen doorgaan.
2.10.4.3 computerfaciliteiten Door de overbezetting zou de inrichting van een bijkomende computerklas moeten worden overwogen. Er werd een intranet ontwikkeld voor de hele hogeschool. Een projectgroep brengt de deskundigheid uit de departementen samen zodat ook hier een gezamenlijk beleid kan worden gevoerd. Er is een gescheiden administratief en onderwijskundig netwerk aanwezig. Blackboard is geïmplementeerd, en het wordt door de TI reeds intensief gebruikt. Momenteel beschikt elke lector over een computer thuis. KATHO staat in voor een éénmalige financiële tegemoetkoming voor de internetkosten. Het departement voorziet in printerpapier en inktpatronen voor het gebruik ervan door een lector in functie van zijn opdracht. E-mail als intern communicatiemiddel is reeds sterk ingeburgerd. De website van de opleiding verschaft alle nodige informatie over de hogeschool en de oud-studenten. De studenten krijgen heel wat informatie via e-mail (werkaanbiedingen, stagecontacten, organisatorische aangelegenheden, ...). Lesopdrachten waar internetgebruik aan gekoppeld is, zijn een normale zaak geworden.
2.10.4.4 beschikbare werkingsmiddelen Het departement kan jaarlijks beschikken over een bepaald bedrag, dat centraal wordt toegekend volgens de decretale regels, na voorafname voor de centrale werking. Door middel van maatschappelijke dienstverlening, zoals het geven van navormingen en verhuur van lokalen aan derden, kan het departement extra middelen genereren. Deze extra middelen worden elk boekjaar vooraf ingeschat en in het budget ingeschreven. De besteding van de middelen kan worden onderverdeeld in vier hoofdzaken: globale VHTI-werkingskosten: van gebouwenonderhoud tot en met algemene didactische uitrusting; opleidingsbegrotingen (zeven opleidingen + algemene vakken); projectinvesteringen; lonen van contractuele personen. Een ruim deel van de departementale werkingsmiddelen wordt met de indiening van een begroting verdeeld onder de opleidingen, ongeveer 34.705 euro per opleiding (maal zeven opleidingen). De lectoren kunnen ook via de opleidingen projectbegrotingen (totaal voorzien bedrag 35.000 euro) indienen. Als dit wordt goedgekeurd, worden de toegekende bedragen toegevoegd aan de opleidingsbegroting. Het globale beheer en de opvolging van de totale VHTI-begroting ligt bij het departementshoofd en de econoom. Naast deze eigen werkingsmiddelen kan het departement voor grotere investeringen een beroep doen op de KATHO. De lectoren klagen niet over een gebrek aan middelen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
221
2.10.4.5 studenten- en docentenfaciliteiten Een afzonderlijk pc-lokaal staat ter beschikking van de studenten. Zij hebben daar vrije toegang tot de pc’s tot 18.00 uur. De studenten beklagen er zich over dat de printers het regelmatig laten afweten. Er is een drukafdeling waar zowel studenten en lectoren terechtkunnen voor afdruk van cursusmateriaal en eindwerken. Er werden recent ruimten ingericht voor de lectoren. Niet elke lector beschikt evenwel over een eigen werkruimte, wat niet bevorderlijk is voor het contact tussen lector en student. In Kortrijk is het busvervoer voor studenten gratis. Er is een tegemoetkoming voor studenten die aan sport doen. Via de studentendienst kunnen studenten studiefinanciering aanvragen. De financiering kan diverse vormen aannemen (lening, voorschot) en wordt discreet behandeld.
2.10.5
onderwijsdoelstellingen
2.10.5.1 onderwijsvisie van de opleiding Het uiteindelijke doel van de opleiding Toegepaste Informatica is het vormen van een flexibele professionele informaticus (een middenkaderfunctie) die administratieve informaticasystemen kan analyseren, ontwerpen, ontwikkelen, implementeren, integreren en beheren in de meest diverse bedrijfsomgevingen. Over het algemeen wordt bijzonder veel aandacht besteed aan het verwerven van inzichten in de fundamentele basisprincipes. Vervolgens wordt probleemoplossend en kritisch denken, analyseren, in teamverband werken, zorgvuldig en verantwoord handelen, systematisch werken, creativiteit en persoonlijk initiatief, informatie opvragen en verwerken expliciet aangeleerd of ten minste gestimuleerd. Het programma is sterk economisch-administratief gericht door de omringende algemene vakken. De commissie beoordeelt de aanwezigheid van een experimenteel netwerk positief. De teamgeest wordt aangemoedigd door voor al het praktisch werk telkens twee studenten te laten samenwerken, ook twee studenten per computer. De commissie stelt dat ook zelfstandig werken moet worden aangemoedigd. De teamgeest moet veeleer worden ondersteund door het projectonderwijs. Reeds in het tweede jaar zou een geïntegreerd project op zijn plaats zijn. MS Word en MS Excel worden aangeboden via een begeleid zelfstudiepakket, MS Acces wordt meer in detail behandeld. De stage van negen weken lijkt vrij kort, want het is de voorbereiding op het bedrijfsleven. Behalve het reeds vermelde MS Office is er weinig gebruik van zelfstudiepakketten. Het leren leren is veeleer een gezocht ideaal dan al een verwezenlijking. Intensiever gebruik van Blackboard kan dit verhelpen. De opleiding overweegt het invoeren van keuzevakken en zelfs het invoeren van twee opties: een technologisch georiënteerde optie en een economisch-administratieve optie.
2.10.5.2 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het hoger onderwijs Alle vakonderdelen worden op hoog, theoretisch goed onderbouwd niveau gedoceerd. Het bewust cultiveren van de vroegere A2-geest wordt door de commissie als positief ervaren. Er is nog geen echt credit- of semestersysteem, en er zijn ook slechts weinig flexibele leerwegen. De opleiding hanteert een correcte omzetting van belasting naar ECTS-punten. In het vooruitzicht van de invoering van de BA/MA-structuur is een werkgroep opgericht die alle aspecten moet doorlichten. De associatie kan hier een rol in spelen.
2.10.5.3 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het werkveld. Externe bedrijfsleiders worden via de opleidingscommissie betrokken bij de evaluatie van het programma. De evaluatie en herwerking van het programma-aanbod worden regelmatig bijgestuurd. Hierdoor kan de hogeschool de veranderingen in de markt goed opvolgen en tijdig inspelen op nieuwe evoluties. De buitenwereld staat er zeer positief tegenover dat de opleiding ruimer wordt opgevat dan een louter technische opleiding. Zeker in een snel veranderende omgeving waar zoveel KMO’s actief zijn, is een inzicht in de bedrijfsprocessen belangrijk om de studenten toe te laten door te groeien in hun werk. Tijdens stagebezoeken wordt gepeild naar de inzetbaarheid van de gediplomeerden. Bij aankoop van labmateriaal en wijzigingen aan het studieprogramma wordt bij de bedrijfswereld geïnformeerd naar de noden om actuele en toekomstgerichte beslissingen te kunnen nemen. De invoering van een breed opgezet project in het derde jaar tracht het werken in een bedrijf na te bootsen in de school.
2.10.6
opleidingsprogramma: opbouw en inhoud
2.10.6.1 concretisering van de onderwijsdoelstellingen in het opleidingsprogramma Bij het opstellen van het ZER werd het PROZA-instrument gehanteerd, dat veeleer gericht is op de formele aspecten van de kwaliteitszorg dan op de inhoud van het curriculum. Dit blijkt dan ook uit het ZER. In het eerste jaar komen, naast algemeen vormende onderwijsactiviteiten zoals wiskunde, statistiek en vreemde talen, vooral technische vakken zoals computertechnologie, programmaontwerp, programmeren en databaseconcepten aan bod. In de diverse labo’s worden deze vakken op creatieve wijze praktisch ingeoefend en toegepast. Het eerste jaar is hoofdzakelijk gericht op het werken op pc-systemen. Als basisprogrammeertaal wordt C++ aangeleerd. Dit is misschien gewaagd. De opleiding laat de studenten kennis maken met de RPG-taal, wat een strikt procedurele taal is waardoor de studenten dan toch ook in contact komen met deze ‘oudere’ vorm van ontwikkeling. In het tweede jaar wordt de basis gelegd voor datacommunicatie en netwerken en besturingssystemen. Ze krijgen hun vervolg in het derde jaar. Tevens worden analysetechnieken en methoden bestudeerd en ingeoefend. De programmeerkennis uit het eerste jaar wordt vervolgd met objectgeoriënteerd programmeren (JAVA) en vindt zijn beslag in het derde jaar. De informaticatechnische vakken worden voldoende aangevuld met economische vakken om de informatisering in de juiste bedrijfscontext te kunnen plaatsen. Een geïntegreerd vakoverschrijdend project en de stage domineren het laatste jaar. Op basis van de ter beschikking gestelde cursussen en informatie en op basis van de gesprekken met de studenten, lectoren, directie, afgestudeerden en werkveld stelt de commissie dat: -
er een goed evenwicht is tussen de verschillende onderdelen; de werkdruk goed verdeeld is; de basisvaardigheden en noodzakelijke attitudes voldoende benadrukt worden;
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
223
-
de evolutie binnen informatica voldoende vertaald wordt in het curriculum; het programma een goede voorbereiding geeft op het beroepsleven.
Ondanks de meting, die het tegendeel doet vermoeden, is de commissie van oordeel dat de reële studiebelasting overeenstemt met de gemiddelde geraamde studiedruk.
2.10.6.2 de aandacht in het opleidingsprogramma voor de vaardigheden die het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren ondersteunen De student wordt in het leerproces geconfronteerd met de sociale dimensie van het beroepsveld via de praktijk/beroepsgerichtheid van het curriculum en meer uitdrukkelijk in de stages. Ook de diverse sociaaleconomische vakken brengen de sociale realiteit van het toekomstige beroep binnen in de opleiding en het leerproces. Het geïntegreerd project activeert de teamgeest en laat toe observatie- en presentatiekennis in te oefenen. De eindwerkopdracht wordt gecombineerd met de stage en wordt in principe uitgevoerd in een bedrijf. Sociale competenties kunnen eveneens aangeleerd worden door participatie in allerlei inspraakorganen en werkgroepen. Gespreksvaardigheden en vergadertechnieken worden in menige onderwijsactiviteit toegepast en geëvalueerd.
2.10.6.3 actualiteitsgehalte van het opleidingsprogramma Er zijn doorlopend initiatieven om de ‘state of the art’ softwaretechnologie op te nemen in het curriculum. De programmeertaal/omgeving Java krijgt bijvoorbeeld een plaats, alsook objectgerichte software ontwerp/ontwikkeling (met behulp van de UML). Naast Acces staan SQL en ORACLE op het programma, maar ook AS400 krijgt nog aandacht. Er zijn initiatieven om naast het Microsoft (netwerk) platform ook UNIX (LINUX) als omgeving te integreren in de opleiding. Dit wordt duidelijk door de studenten op prijs gesteld, en komt tegemoet aan opmerkingen van afgestudeerden over netwerktechnologie. LINUX zou misschien iets meer aandacht mogen krijgen. Alhoewel er een experimenteel netwerk bestaat, menen de commissieleden dat elementen van netwerkbeheer zoals spamonderdrukking, firewalls en virusbestrijding nog meer aandacht moeten krijgen. Regelmatig komen bedrijfsmensen naar de hogeschool om een voordracht te houden over de nieuwste technologische ontwikkelingen en onderwerpen inzake ERP en informaticabeheer waarvoor de lectoren onvoldoende praktijkervaring hebben. Dit academiejaar werd in samenwerking met Microsoft een studiedag gehouden over .NET.
2.10.6.4 sequentiële opbouw en coherentie van het opleidingsprogramma Het programma kent een typische sequentiële opbouw met in het eerste jaar voornamelijk algemene vakken en basistechnieken (programmeer/analyse). Het tweede jaar bouwt gradueel verder met technisch specifiekere vakken en labo’s. Het derde jaar vormt het sluitstuk met een stage, én daarop aansluitend het eindwerk. Belangrijk is het stroomschema dat voor de opleiding bestaat. Een wijziging in het programma mag de logische volgorde van het stroomschema niet verstoren.
Voor de toekomst wordt in twee opties voorzien in het programma: systeembouw en applicatiebouw. Deze beroepsprofielen tekenen zich ook steeds meer af in het beroepsleven. Het derde jaar wordt door de studenten als zwaar aangevoeld.
2.10.6.5 aandacht voor de karakteristieken van de studenteninstroom 65 % van de studenten is afkomstig uit het TSO, 30 % uit het ASO en 5 % uit het BSO of KSO. De instroom van vrouwen is net zoals in alle TI-opleidingen laag. De vraag rijst hoe dat komt. De onregelmatige uren die ontwikkelaars moeten kloppen in kleine softwarebureaus schrikken volgens een aantal lectoren de vrouwelijke studenten af. De slaagcijfers voor studenten uit informaticarichtingen uit het TSO zijn goed in het eerste jaar, en in het tweede jaar zijn ze zelfs beter dan die van ASO-studenten. De technologische vakken starten vanaf het beginniveau. Er is weinig of geen specifieke voorkennis vereist. Voor studenten die reeds competenties haalden in een andere opleiding in hoger onderwijs, kan voor bepaalde vakken vrijstelling verleend worden door het departementshoofd. Studenten van het eerste jaar kunnen zich inschrijven voor de monitoraten. De slaagcijfers in het tweede jaar vallen wat laag uit. Dit heeft volgens de lectoren te maken met het feit dat het eerste jaar nog te sterk voortbouwt op de stof uit het secundair onderwijs. De eigenlijke ‘vuurproef’ moeten de studenten doorstaan in het tweede jaar. De opleiding wenst meer ASO’ers te benaderen en te laten instromen.
2.10.6.6 aanbod en structuur van flexibele leerwegen in het opleidingsprogramma Tot op heden is er geen flexibiliteit in het studieprogramma om zelf een eigen studieroute uit te stippelen. De studenten zijn gebonden aan het voorgestelde programma van de opleiding. Wel worden IAJ-programma’s opgesteld voor studenten die reeds hoger onderwijs hebben gevolgd. Het departement heeft een kruistabel opgesteld met nog te volgen opleidingsonderdelen voor studenten die na het behalen van een graduaat nog een bi-diplomering willen verwerven binnen het eigen departement. De mogelijke bi-diplomering kent tot nu toe weinig succes.
2.10.6.7 het niveau en de inhoud van de opleidingsonderdelen. De studiefiches beschrijven voor elk vakonderdeel de doelstellingen, de inhoud, de evaluatieregeling, de leervormen en de aangewezen literatuur. Het – overigens degelijke - programma is opgebouwd uit een mix van hoorcolleges, praktische oefeningen, seminaries en projecten. De inzet en de deskundigheid van de lectoren garanderen dat het niveau, ondanks de voortdurende aanpassingen van het programma, voldoende hoog en actueel blijft. De inrichting van een verantwoorde BA/MA-structuur moet in deze hogeschool mogelijk zijn, ondanks de gecultiveerde technische schoolopleiding.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
225
2.10.7
afstudeerwerk en/of werkveldervaring
2.10.7.1 opvatting(concept), inhoud en niveau In de opleiding TI wordt de stage steeds gecombineerd met eindwerk. Tijdens de stage/eindwerk is het de bedoeling dat de student ervaring opdoet in zijn latere werkomgeving door hem gedurende 9 à 11 weken fulltime in een bedrijf of organisatie te laten werken. Aldus maakt de student concreet kennis met de werksfeer die in een bedrijf heerst. Hij wordt daadwerkelijk in een project ingeschakeld. Niet zelden kan het bedrijf nuttig gebruik maken van de kennis die de student tijdens het project heeft opgedaan. Tijdens de stage leert de student de opgedane theoretische en technische kennis praktisch te implementeren. In veel gevallen zal de student ingeschakeld worden in een team van medewerkers van het bedrijf, zodat hij moet leren zich sociaal correct te integreren. Hij maakt ook kennis met de sociale en juridische aspecten die bij een werksituatie komen kijken. Door de student effectief in een werkomgeving te ‘droppen’, wordt hij geconfronteerd met de rechten en de plichten die er onlosmakelijk mee verbonden zijn. Om de communicatieve vaardigheden te bevorderen wordt bij voorkeur een eindwerk gemaakt in groepjes van twee studenten. De inhoud behelst ofwel de zelfstandige realisatie van een (deel)project, ofwel de medewerking aan de realisatie van een (deel)project, ofwel het uitvoeren van een grondige studie over een bepaald onderwerp. Het kan ook dat de student moet experimenteren met nieuwe technologieën en die dan moet evalueren. Aldus kan het bedrijf later beslissen om ze in te voeren. De concrete inhoud is uiteraard afhankelijk van het te realiseren project. De werkgroep stage ziet erop toe dat het aangeboden stage/eindwerk relevant en representatief is voor de gevolgde opleiding en op graduaatniveau is. De studenten oefenen ook de vaardigheid van het rapporteren in, zowel schriftelijk als mondeling. Zij worden gevraagd regelmatig de coach en de mentor op de hoogte te houden van de recentste ontwikkelingen. Daarenboven wordt de student gevraagd een scriptie op te stellen waarin het stage/eindwerk beschreven wordt. Ten slotte moet elk eindwerk voorgesteld worden aan een jury bestaande uit bedrijfsmensen en lectoren. Hier moet de student tonen dat hij de vaardigheden ‘presenteren’ en ‘voordragen’ beheerst. Tevens wordt de student geacht in staat te zijn zich te kunnen verdedigen tegenover kritische vragen van de jury. Er worden steeds twee studenten naar een bedrijf gestuurd, die gecoacht worden om in team te werken. Dit wordt geapprecieerd door de werkgever, want de studenten kunnen omvangrijke projecten realiseren én dit systeem vraagt minder ondersteuning en werkbelasting van het bedrijf. Nadelig is wel dat de studenten sterk op elkaar steunen en zij zich moeizamer integreren in de bedrijfsploeg. Ook wordt de individuele evaluatie erdoor bemoeilijkt. De commissie is van oordeel dat negen weken een te korte stageduur is om een volwaardig project te realiseren. Sommige studenten voegen er het Paasverlof aan toe zodat het 11 weken wordt.
2.10.7.2 begeleiding (o.a. duidelijkheid regelingen en voorzieningen) Bij de start van het academiejaar worden de bedrijven uitgenodigd een stage te organiseren. De lectoren van de opleiding TI maken een selectie uit de positieve stageaanvragen op basis van het aantal nodige stageplaatsen en een evaluatie van de voorgestelde stageopdracht. Er wordt een lijst van geselecteerde stageplaatsen opgesteld. De studenten ontvangen de lijst van geselecteerde stageplaatsen en geven met het ‘document stage02 voorkeurstageplaats’ hun top-5 van gewenste stageplaatsen. Bij de toewijzing wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de voorkeur van de studenten.
De lectoren die stagebegeleiding hebben binnen de opleiding TI verdelen de stageplaatsen volgens het voorkomen en de omvang van het aspect ‘begeleiding stage/eindwerk’ in hun jaaropdracht. Er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de mentors. Een contract wordt opgesteld met het bedrijf als partner. De stage/eindwerkopdracht wordt begeleid door een stage/eindwerkbegeleider uit de opleiding (= mentor) en een coach uit het bedrijf. Er bestaat een stagedossier met richtlijnen dat de student helpt om de stage/eindwerk te doorlopen. De stage/eindwerk wordt degelijk opgevolgd. Er bestaan voor elke fase gestandaardiseerde formulieren die door de betrokkenen op regelmatige wijze moeten worden ingevuld. De student wordt geacht zelf een logboek bij te houden. Uit het onderhoud met de mensen uit de bedrijven waar stages lopen, kon de commissie besluiten dat er voldoende basiskennis aanwezig is. Er is een goede relatie en interactie met de school.
2.10.7.3 beoordeling (gehanteerde criteria en wijze van beoordeling) De evaluatiecriteria omvatten: de waarde van het eindproduct: voldoet het eindproduct aan de wensen van de opdrachtgever? voldoet het eindproduct aan de kwaliteitseisen van een informatiesysteem? de eindwerkverhandeling: logische opbouw, taal, lay-out, ... persoonlijke eigenschappen van de student(e): attitudes zoals luisterbereidheid, inzet, zin voor initiatief, zin voor samenwerking, orde en stiptheid, nauwkeurigheid, betrouwbaarheid; vaardigheden zoals communicatievaardigheden, analytisch denkvermogen, doorzettingsvermogen; kennis zoals beheersing van analyse- en programmeertechnieken. De eindwerkverdediging is openbaar en gebeurt in de maand juni (op het einde van de eerste zittijd) voor een jury bestaande uit bedrijfsmensen en lectoren van het departement VHTI. De uiteindelijke stage/eindwerkpunten worden bekomen door de optelling van drie deelaspecten: de punten van de stage/eindwerkbeoordeling door de stage/eindwerkbegeleider uit de opleiding (mentor) (50 %); de punten van de stage/eindwerkbeoordeling door de stage/eindwerkbegeleider uit het bedrijf (coach) (30 %). De evaluatie gebeurt in alle stageplaatsen op eenzelfde manier via een uniform evaluatieformulier; de punten van de jury tijdens de openbare juryverdediging (20 %). Na de laatste dag van de eindwerkverdediging komen alle mentors samen om alle punten van de stage/eindwerk te vergelijken en het beste eindwerk voor te stellen.
2.10.7.4 relatief gewicht in de opleiding De stage telt voor 18 punten op de 60 punten van het laatste jaar. Volgens de studenten is dit een onderschatting.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
227
2.10.8
internationale dimensie
De hogeschool heeft een uitgesproken beleid inzake internationalisering en wenst zich op dit vlak duidelijk te profileren. De hogeschool beschikt over een team ‘full time’ medewerkers voor internationalisering. Het departement beschikt over één medewerker die voor 30 % van zijn opdracht belast is met internationalisering. Met internationalisering hoopt men aan te knopen bij het middeleeuwse en humanistische ideaal waarbij geleerden en studenten hun opleiding zelf samenstellen rondtrekkende van de ene universiteit naar de andere. De opleiding TI geeft invulling aan deze doelstellingen van de internationalisering via het aanmoedigen van: effectieve studentenmobiliteit (zowel in als uit); buitenlandse studiereizen; gastcolleges door buitenlandse gastprofessoren; zelf geven van gastcolleges aan buitenlandse hogescholen/universiteiten; invoering en aanwending van moderne communicatiemiddelen (e-mail, internet, video conferencing) en computerondersteund afstandonderwijs Door het uitnodigen van buitenlandse gastlectoren, door internet en e-mail, door video conferencing kunnen zij nu ook de niet-rondtrekkende studenten ‘internationalisering’ aanbieden binnen de eigen school. Zowel voor de studenten als voor de hogeschool betekent internationalisering een meerwaarde. Studenten en lectoren ontwikkelen door hun internationale ervaringen een attitude van mentale openheid en van onbevangenheid voor vernieuwingen. Internationale contacten brengen een nieuwe dimensie bij en betekenen een meerwaarde. Internationale ervaringen stimuleren tot vernieuwing en bevorderen de creativiteit in de eigen organisatie. Terzelfder tijd leert men de betrekkelijkheid van zijn eigen werkcontext in te schatten. Ondanks de inspanningen en de mogelijke financiële ondersteuning van het departement en van de opleiding blijft de deelname van TI studenten aan Socrates/Leonardo training laag, vier tot zeven studenten per jaar. Er moet hier een grotere en meer creatieve inspanning geleverd worden, vermits internationale vergelijking een essentiële doelstelling is van de BAMA-hervormingen. Alhoewel er veel aandacht besteed wordt aan de internationale projecten, blijkt de perceptie bij de studenten niet overtuigend te zijn. Velen denken dat ze niet in aanmerking komen voor een buitenlandse stage en/of studie. De informatie rond deze mogelijkheden mag niet als te elitair voorgesteld worden, zodat er in de toekomst meer studenten hun kans durven wagen. Te weinig lectoren hebben internationale contacten binnen hun specialiteit. Internationalisering vormt nog geen geïntegreerd onderdeel van het onderwijsgebeuren. De curriculastructuur is onvoldoende internationaal gericht. De implementatie van een doelmatig internationaliseringsbeleid vraagt meer investeringen in middelen en personeel. De huidige academische structuur vormt een obstakel voor internationalisering (geen semestersysteem, geen modularisering, te weinig interdisciplinair handelen). Met de volgende instellingen zijn er (weinig intensieve) contacten -
ICAM Fachhochschule Inglostadt Lycée de Hounaart Universidat Autonoma
Lille Inglostadt Valenciennes Madrid
Frankrijk Duitsland Frankrijk Spanje
2.10.9
leersituatie
2.10.9.1 onderwijsvormen Men heeft doelbewust gekozen voor het lesgeven aan kleine groepen. De theorielessen worden gegeven aan groepen tot max. 40 personen. De labogroepen zijn max 20 personen groot. Men kan dus stellen dat de lector zijn studenten kent, en dus in staat moet zijn om ze van nabij te begeleiden. De theoriecursussen zijn doorspekt met oefeningen die in de meeste gevallen worden opgelost in de les. Door het werken met kleine groepen kan de techniek van het leergesprek veelal worden toegepast. In bepaalde opleidingsonderdelen (bijfv. taalvakken) wordt de studenten gevraagd individuele opdrachten door zelfstudie voor te bereiden. Men heeft de intentie meer en meer integrerend projectonderwijs in te voeren. Ook gestuurde zelfstudiecursussen zouden meer en meer ingevoerd worden. Nu zijn wiskunde en MS-Office de enige pakketten. Tijdens de lessen ‘communicatieve vaardigheden’ wordt gebruik gemaakt van een videocamera zodat de studenten achteraf zelf hun presentatie kunnen evalueren. De cultuur binnen de hogeschool om studenten steeds per twee te laten werken heeft zeker voordelen. Minstens een aantal taken moeten ook individueel door de student kunnen uitgevoerd worden. Het argument dat er plaatsgebrek of computertekort is, lijkt niet echt op te gaan. Studenten hebben hierover verdeelde meningen. Een deel vindt dit goed en een ander deel vindt dit niet goed. Er wordt alleen in groepen van twee gewerkt voor de stages en de labo’s. Voor het labo lijkt het beter om iedereen een eigen pc ter beschikking te stellen. Vooral in het eerste jaar is het belangrijk om technische kennis op te doen. Hiervoor is het best dat iedereen zelf kan oefenen. Voor het maken van een website is het ook frustrerend voor de studenten dat zij deze niet zelf alleen kunnen maken. Voor sommige opdrachten is samenwerking zeer positief, maar het is wel belangrijk dat iedereen er zelf kan aan meewerken. In het bedrijfsleven heeft iedereen zijn eigen pc én zijn eigen taken. De samenwerking kan perfect gebeuren op éénzelfde project. Het is aangewezen dat de studenten ieder apart aan verschillende facetten (modules) kunnen werken met een uiteindelijk gemeenschappelijk resultaat. De meest recente, en naar de toekomst toe, één van de meest indringende vernieuwingen op het gebied van de leersituatie is het invoeren van een elektronisch leerplatform ‘BlackBoard’. Op dit ogenblik zouden meer dan 30 lectoren er gebruik van maken. Een sensibilisering voor effectief gebruik is nodig. Het biedt in de meeste gevallen te weinig informatie om veel interesse te wekken. Enkel over het leervak Frans op BlackBoard zijn zij enthousiast.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
229
De verhouding theorie-labo wordt gegeven in onderstaande tabel: Toegepaste Informatica
eerste studiejaar
tweede studiejaar
derde studiejaar
totaal
theorie labo
413 of 66 % 214 of 34 %
402 of 61 % 251 of 39 %
187 of 42 % 256 of 58 %
1002 jaaruren of 58 % 721 jaaruren of 42 %
totaal
627 jaaruren
653 jaaruren
443 jaaruren
1723 jaaruren
Het lijkt een verdedigbare verhouding.
2.10.9.2 leermiddelen De hogeschool beschikt over zeer goede aangepaste leerboeken en cursussen. De keuze op gebied van handboeken is lovenswaardig en afgestemd op de doelgroep. Zij vormen een goede leidraad voor de studenten. Sedert een aantal jaren worden aan de studenten cd-rom’s uitgereikt, die effectief tijdens de labo’s worden gebruikt (o.a. een cd-rom voor de lessen multimedia en de lessen JAVA). De studenten kunnen aan 40 % van de normale prijs het software pakket ‘Dirive ‘ aankopen, het steunpakket voor wiskunde. Studenten klagen voorzichtig over de oplopende prijs van de leermiddelen. BlackBoard is een extra troef. Elke student en lector krijgt een e-mail adres. Zo heeft hij/zij rechtstreeks toegang tot de leermiddelen (zoals bv. de gebruikte slides tijdens de lessen). Men kan een discussieforum opzetten rond een bepaald onderwerp, testen afnemen en er kunnen enquêtes elektronisch afgenomen worden.
2.10.10 toetsing en evaluatie 2.10.10.1 de verschillende evaluatievormen (concept, in relatie tot de doelstellingen van de opleidingsonderdelen en de opleiding als geheel, gerichtheid van de evaluatie op het toetsen van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, moeilijkheidsgraad) Men onderscheidt normale examens (schriftelijk en soms mondeling) en permanente evaluatie ( meestal van toepassing op informaticavakken met practica en voor het taalonderwijs). De vorm van evaluatie wordt bij elk vak in de infofiches aangegeven. De normale examens kunnen schriftelijk, mondeling of op de computer afgenomen worden. Zij worden een maand vooraf aangekondigd. Permanente evaluatie is een regelmatige continue evaluatie van de studieprestaties van de student gedurende het academiejaar. De student wordt beoordeeld op zijn inzet, praktische kennis van tussentijdse rapporten, presentaties en evaluatiegesprekken. De studenten worden op deze manier van heel nabij gevolgd.
2.10.10.2
criteria en wijze van beoordeling door de evaluatoren
Binnen de bestaande paradigma’s worden de studenten correct beoordeeld. Opgemerkt moet worden dat wanneer een vakonderdeel door verschillende lectoren wordt gedoceerd, de schriftelijke examens (nog) niet altijd identiek zijn.
2.10.10.3
criteria en wijze van beoordeling van de examencommissie
Op de deliberatie zijn alle betrokken lectoren aanwezig en beschikken over een integrale puntentabel van alle studenten. De studenten worden alfabetisch overlopen. Per student wordt voor de beoordeling de consensus nagestreefd. Indien de meningen verdeeld zijn dan wordt overgegaan tot de geheime stemming (elektronisch). Elke individuele beoordeling wordt ook getoetst aan het globaal klasprofiel. De ombudsman is tijdens de deliberaties permanent aanwezig. Hij doet tussenkomsten wanneer hij dit nodig acht. De opleiding is er zich duidelijk van bewust dat de slaagcijfers van het tweede jaar te laag uitvallen. Er wordt aan gewerkt.
2.10.10.4
organisatie van toetsen en examens
Voor het eerste en tweede studiejaar zijn twee examenperiodes van twee tot drie weken voorzien. Een eerste periode na de Kerstvakantie en een tweede periode op het einde van het academiejaar. Aan beide examenperiodes gaat een blokperiode van één week aan vooraf. In de eerste periode, de partiële examenperiode, worden examens afgenomen over de tot dan toe gegeven leerstof (eerste semester). Als het vak verder doorloopt in het tweede semester slaat het examen op de helft van de totaal te behalen punten. Dit komt in de meeste gevallen voor. Indien de leerstof van het vak volledig gegeven is, en niet meer doorloopt in het tweede semester, dan geldt dit examen als jaarexamen. In juni zijn de jaarexamens en wordt ondervraagd over de resterende leerstof van het tweede semester. Deze examens staan dan ook op de helft van de punten. De evaluator bepaalt op het einde van het studiejaar de totaal behaalde punten op een vak en geeft een score op 20. In september wordt een tweede zittijd georganiseerd waar examens kunnen hernomen worden maar dan in principe over de volledige leerstof. Tenzij de betrokken evaluator een uitzondering toestaat, die schriftelijk meegedeeld wordt aan de student. In het derde studiejaar is er geen partiële examenperiode voorzien. De eindexamens worden afgenomen in een 14 daagse periode voor de Paasvakantie eveneens vooraf gegaan door een blokperiode. Daarna is de tijd volledig voorzien voor de stage en het afwerken van het eindwerk. Einde juni is er de eindwerkverdediging voor een jury bestaande uit externe en interne leden.
2.10.10.5
transparantie van de evaluatie
Elke al of niet geslaagde student kan, na publieke bekendmaking van de resultaten, samen met de examinator een door hem afgelegd examen bespreken. Een schriftelijk examen kan hij daarenboven, samen met de examinator inkijken. Het is niet toegestaan om te vergelijken.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
231
2.10.11 studie- en studentenbegeleiding 2.10.11.1
studenteninstroom
Qua instroom worden de volgende gegevens verstrekt: 90 % van de studenten komen uit de provincie West-Vlaanderen; 15 % meisjes volgen heden de opleiding; 24 % van de studenten verblijft op kot; 73 % van de studenten komt uit het TSO; 27 % van de studenten komt uit het ASO; 35 % van de studenten hebben een vooropleiding boekhouden-informatica (21 %) of informaticabeheer (14 %) gevolgd; 10 % van de studenten volgen de vooropleiding handel; 22 % zijn bissers of hebben een ander graduaatopleiding gevolgd en waren niet geslaagd; 5 % hebben hoger onderwijs van twee cycli of academisch onderwijs gevolgd en waren niet geslaagd; er zijn 73 % generatiestudenten. Er is geen goede verklaring waarom het aantal meisjes blijft teruglopen. Er is dit jaar een lichte daling van het studentenaantal. De instroombegeleiding is één van de eerste taken van studie-en studentenbegeleiding die vooral wordt opgenomen door de lectoren zelf. Vanaf dit academiejaar wordt aan studenten die uit een zwakkere wiskunde richting komen, de kans gegeven om zich in te schrijven voor een cursus basiswiskunde. Bij het samenstellen van de klassen wordt rekening gehouden met de herkomst (qua gevolgde studierichting) van de studenten. Men zorgt voor een evenwichtige verdeling. Tijdens de labo-oefeningen wordt de begeleiding aangepast naargelang de gevolgde vooropleiding. Voor studenten met een handicap wordt bijzondere begeleiding voorzien. Het monitoraat, waarvoor studenten zich moeten inschrijven, heeft in wezen weinig succes. Er wordt elk jaar een folder gemaakt waarin op een kernachtige en eerlijke manier de opleiding wordt voorgesteld. Het departement, en dus de opleiding, is altijd vertegenwoordigd op de georganiseerde SID-in-beurzen. Doorgaans in de maand maart, wordt op de campus een opendeur weekend georganiseerd. Aspirant studenten krijgen de kans om het instituut in volle werking te zien. Het programma omvat een algemene uitleg met onder meer een toelichting over de vereiste voorkennis, de vereiste studiehouding, het studieprogramma, de inhoud, de doelstelling en de samenhang van de vakken en labo’s, de weekindeling, de schoolorganisatie, de jaarkalender en het beroepsprofiel. Verder is er een rondgang in de labo’s en op het einde mogelijkheid tot vraagstelling. Na de infosessie kan men kennis maken met de huidige eerstejaarsstudenten en de studentenclub. De hogeschool onderhoudt relatief nauwe contacten met de Zuid-West-Vlaams scholen. Het is onduidelijk of dit leidt tot een betere afstemming van de leerprogramma’s.
2.10.11.2
studiebegeleiding en studentenbegeleiding
Er bestaat een bijzondere begeleiding (monitoraat) tijdens het eerste jaar. Er wordt weinig beroep op gedaan. Voor de practica worden de studenten ingedeeld in kleine groepen, hoogstens 20 studenten per groep. Bovendien kunnen de studenten steeds terecht bij de individuele lectoren om bijkomende informatie te krijgen. Er wordt aan de lectoren van het eerste jaar gevraagd om minstens één les per semester te wijden aan vragen die door de studenten op voorhand kunnen worden voorbereid.
Per semester wordt vlak voor de examens een halve dag voorzien, waar de studenten uitleg kunnen komen vragen aan hun betreffende lectoren. Alle lectoren, zonder uitzondering, zijn op die voor-of namiddag ter beschikking van de studenten. In het departement is reeds lang een traditie dat de resultaten van de partiële examens op een avond kunnen worden besproken. Het staat de studenten vrij hun ouders mee te brengen naar deze ontmoeting. De studenten zijn tevreden over de begeleiding OK. Studenten die niet geslaagd zijn in hun eerste zittijd worden na de deliberatie te woord gestaan door de lectoren, waarvoor zij een herexamen hebben. Op de campus is een kantoor voor psychosociale begeleiding dat permanent bemand is met competente mensen, die professionele hulp kunnen bieden of kunnen doorverwijzen. Er worden ook cursussen rond faalangst georganiseerd. De studentensecretaris/ombudsman heeft het vertrouwen van de studenten. Indien studenten regelmatig afwezig blijven tijdens de lessen, dan wordt dit gemeld aan de studentensecretaris, die dan de student in kwestie uitnodigt voor een gesprek. In feite is het de studentensecretaris/ombudsman die de studenten tracht te helpen bij het oplossen van alle problemen. De onderwijsdoelstellingen worden telkens besproken bij het begin van een cursus, door de betreffende lector, aan de hand van de infofiche, die is opgemaakt voor elke onderwijsactiviteit. Bij het begin van het academiejaar krijgt iedere student het onderwijsexamenreglement. Voor de eerstejaars studenten worden, net voor de partiële examens, de belangrijkste punten uit het examenreglement nog eens mondeling per klas toegelicht. De studenten hebben vertegenwoordigers in de verschillende bestuursorganen van de hogeschool: Raad van Bestuur departementsraad departementale en overkoepelende studentenraad sovo-bestuur De vertegenwoordigers worden op democratische wijze aangeduid. De studenten worden ook regelmatig bevraagd en hebben inspraak bij het opstellen van lesroosters en examenroosters. De studenten hebben het gevoel dat over alles wat hen direct aanbelangt zij voldoende geïnformeerd zijn.
2.10.12 studeerbaarheid en studierendement Als belemmerende factor moet ongetwijfeld de zeer heterogene instroom vermeld worden. Vooral in het eerste jaar is voor sommigen het niveau te hoog; voor andere dan weer te laag. Het wordt echter opgevangen door de klasindelingen. De slaagpercentages schommelen rond de 60 % in het eerste jaar. Dit is bevredigend. In het tweede jaar rond de 77 %, dit is eerder laag. Als verklaring heeft men de vele nieuwe opleidingsonderdelen. Het aangeboden studiemateriaal is aangepast en voldoende. De lectoren hebben geen bureau, dit bemoeilijkt het contact tussen lector en student. Blackboard zou intensiever kunnen gebruikt worden
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
233
De studietijd vermeld in het ZER is deze van het departement. Voor de opleiding TI is de gemeten studietijd gevoelig lager. Men mag echter stellen dat de meting, gezien de grote variatie, onbetrouwbaar is. Men gebruikt de meting wel om voor de vakonderdelen de studiepunten aan te passen.
2.10.13 afgestudeerden Studenten krijgen informatie over het leren solliciteren en daarnaast kunnen ze tegen een kleine vergoeding sollicitatietrainingen volgen (ingericht door de studentendienst). Jaarlijks is er de bedrijvencontactdag. Een veertigtal bedrijven zijn op het departement aanwezig met hun HRM dienst. De studenten kunnen als het ware een presollicitatie uitvoeren. Een studentenboek, met de studentengegevens en hun werkambities, wordt hierbij ter beschikking gesteld. Ook worden de studenten geïnformeerd over het bestaan van Technoport, dit is een organisatie die vraag en aanbod bundelt van jonge technologische gevormde arbeidskrachten. Er bestaat een actieve oud-studentenbond die een trimestrieel contactblad uitgeeft. Weinig lectoren vertonen interesse voor de alumniwerking. Er bestaat eveneens een tewerkstellingsdienst. Deze dienst stuurt regelmatig vacatures op naar oudstudenten die dit wensen. Ook bedrijven kunnen lijsten bekomen van afgestudeerden. Oud-studenten zelf kunnen vacatures komen raadplegen. In uitzonderlijke gevallen wordt door het departement infrastructuur voorzien voor sollicitatiegesprekken. Uit het onderhoud met de vertegenwoordigers van het werkveld blijkt dat zij tevreden zijn over de vorming die de afgestudeerden ontvangen. Enerzijds uit een enquête, anderzijds uit de gesprekken met de afgestudeerden, blijkt tevredenheid over de ontvangen opleiding.
2.10.14 maatschappelijke dienstverlening Behalve voor navormingscursussen bestaat er in TI nog geen belangstelling voor dienstbetoon.
2.10.15 onderzoek Momenteel is de aandacht voor onderzoek nog beperkt. Er gebeurt wel onderzoek in andere opleidingen van het departement, waarbij de opleiding TI toch enige samenwerking verleent qua programmatie. Alhoewel vandaag er geen structuur aanwezig is, wordt op het niveau VHTI, in het vooruitzicht van de BA/MA structuur, nagedacht hoe men onderzoek kan stimuleren.
2.11
Provinciale Hogeschool Limburg
2.11.1
beschrijving van het beleid en de kwaliteitszorg van de opleiding
2.11.1.1 voorstelling van de opleiding Sinds juli 2000 is de Provinciale Hogeschool Limburg (PHL) een autonoom overheidsbedrijf met eigen rechtspersoonlijkheid, met een eigen raad van bestuur en een directiecomité. Naast gekozen vertegenwoordigers van studenten, ATP en academisch personeel bestaat de RvB uit twaalf leden waarvan minstens negen provincieraadsleden. De RvB heeft geen wezenlijke beslissingsbevoegdheden gedelegeerd. Wel bestaan er een reeks adviesraden. Haar algemene zending wordt als volgt geformuleerd: De PHL wil een vertrouwensrelatie met de student opbouwen, in een open geest en met wederzijds respect. Pluralisme is belangrijk, ook in de samenwerking met andere hogescholen . De PHL is geassocieerd met het Limburgs Universitair Centrum (LUC). De opleiding TI maakt deel uit van het departement Handel en Bedrijfskunde en is gevestigd op de hoofdcampus. Ze biedt een programma aan dat voorbereidt op tewerkstelling in de administratieve sector. Naast algemene en steunvakken biedt men een informaticaprogramma dat goed aansluit bij de moderne tendensen in de sector. In het eerste jaar vindt men de basiskennis informatica zoals administratief programmeren, bestandsorganisatie en gegevensbanken, COBOL, programmastructuren en internetsoftware. Het tweede jaar omvat OO-technieken zoals C++ en Java, SQL en Oracle, datacommunicatie, netwerkbesturingssystemen en UNIX, systeemanalyse, Visual Basic en Webtechnologie. Naast verdere uitdieping van OO-technieken, Oracle en besturingssystemen besluit het derde jaar samen met een geïntegreerd multidisciplinair project en de elf weken durende stage. Theorielessen worden ondersteund door labo’s waar nodig. De algemene vakken (talen, wiskunde) en de bedrijfseconomische vakken nemen ca. 20 % van het totaal aantal studiepunten over de ganse cyclus in. Het academiejaar is opgebouwd in één periode van tien weken gevolgd door twee periodes van negen weken, elk gevolgd door blok en examenperiode. Er lopen in de opleiding experimenten met Probleem Gestuurd Onderwijs en projectonderwijs. PHL heeft gekozen voor een radicale aanpak voor het invoeren van ICT technologie in het onderwijs. Elke student wordt verondersteld in het bezit te zijn van een laptop die in alle lessen kan gebruikt worden. In principe moet dit aanleiding geven tot een hernieuwde didactische aanpak. Elke laptop beschikt over een kaart die, in principe, toelaat in te loggen op het draadloos lokaal net (Cisco) van de school. De slaagpercentages in het eerste jaar zijn bevredigend. Er is evenwel een verontrustende daling tijdens de laatste twee academiejaren. Naast het klassieke studiemonitoraat, bestaat er een leermonitoraat dat alleen studeerproblemen behartigt en niet naar inhoud gericht is. Beiden vormen ze het zogenaamde groene netwerk. Er zijn voltijdse studenten, halftijdse studenten en er is IAJ mogelijk.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
235
2.11.1.2 beschrijving van het beleid, algemene strategie en/of doelstellingen internationalisering, maatschappelijke dienstverlening, onderzoek, ...
inzake
onderwijs,
Er bestaat een laptopcenter waar de studenten bij problemen hun laptop gratis kunnen laten herstellen of herconfigureren. De Toshiba laptop wordt aangeboden aan +/- € 1.500. Er zijn afgebetalingschema’s, de intrestlast wordt gedragen door de hogeschool. Wat betreft haar algemene strategie streeft de PHL naar een hoog slaagpercentage bij haar studenten. Niet door ‘gemakkelijk’ te zijn of te lijken, wel door het toepassen van aangepaste leermiddelen, het werken in aangepaste groepen en het verzorgen van begeleiding door een uitgekiend monitoraatsysteem. Intense studiebegeleiding maakt het mogelijk kwaliteitseisen te laten samengaan met goede slaagkansen zonder tewerkstellingskansen te hypothekeren. De PHL wil ook een moderne hogeschool zijn door het aanbieden van ‘State-of-the-art-technologie’, up-todate cursussen, en inspraak van de betrokkenen via democratische besluitvorming. Het onderwijs in de hogeschool wordt getoetst aan de actuele socio-maatschappelijke waarden. Het wenst de studenten voor te bereiden op een waardebewust en optimaal maatschappelijk functioneren, door een zo breed mogelijke zelfontplooiing op diverse domeinen toe te laten. De medezeggenschapsadviesraden bestaan uit de decretaal verplichte organen, namelijk het hogeschoolonderhandelingscomité (HOC), de academische raad, de studentenraad en de vijf departementale raden. Naast de decretaal verplichte medezeggenschapsorganen kent de PHL diverse andere inspraakorganen, waaronder de stafvergaderingen, de onderwijsraad, het college van departementshoofden, en het uitgebreide directiecomité (UDC: zijnde het directiecomité aangevuld met vijf bestuurders). Het UDC bereidt de vergaderingen van de Raad van Bestuur voor. Bij de samenstelling van alle raden wordt het democratisch beslissingsproces gevolgd. De dagelijkse leiding van het departement ligt in handen van het departementshoofd. Hij heeft de directe verantwoordelijkheid over alle personeelsleden. Binnen het departement wordt het beleid, waarvoor het departement bevoegdheden heeft, mede ontwikkeld door diverse raden en werkgroepen. Het departement kent geen departementaal onderhandelingscomité. Wel bestaat er een departementale raad, bestaande uit het departementshoofd (voorzitter), acht verkozen lectoren, vier verkozen studenten en vier externen als vertegenwoordigers uit de sociaal-economische sector. Het opleidingshoofd wordt verkozen door de lectoren van de opleiding. Hij maakt geen deel uit van de departementale raad. Op het niveau van de opleiding bestaat een opleidingsraad bestaande uit negen lectoren plus het opleidingshoofd. Voor belangrijke curriculum wijzigingen worden externen uit het werkveld uitgenodigd. Algemeen kan gesteld worden dat ten aanzien van de internationaliseringstrategie het PHL-beleid zich vooral toelegt op mobiliteit binnen Socrates/Erasmus. Er wordt meer aandacht gevraagd voor het internationaliseren van de curricula, wat innovatie met Europese expertise impliceert. In de opleiding TI is internationalisering nog marginaal. Initiatieven m.b.t. internationale projecten zullen evenwel aangemoedigd worden. Wetenschappelijk onderzoek en dienstbetoon behoorden bij de aanvang van de hogeschool vooral nog niet tot de hoofdprioriteiten. Een expliciet ontwikkelde strategie hieromtrent is niet aanwezig in het departement. In verband met de komende BA/MA structuur zal er over moeten nagedacht worden. De associatie kan hierbij een nuttige rol spelen.
Een departementaal georganiseerde en centraal gecoördineerde ombudsman zorgt voor de opvang en bijsturing van alle mogelijke problemen, die een optimaal functioneren van de student zouden belemmeren. Ondanks het ter beschikking stellen van de hogeschoolbegroting heeft de commissie zich geen beeld kunnen vormen van de wijze waarop de financiële middelen toegewezen worden.
2.11.1.3 beschrijving van het systeem van interne kwaliteitszorg Voor het opstellen van het ZER werd het PROZA instrument gebruikt. Alle lectoren en personeel der opleiding werden erbij betrokken. De directie streeft zeer bewust naar integrale kwaliteitszorg. Er bestaat een voltijdse centrale stafmedewerker en een centrale cel kwaliteitszorg. Deze wordt ondersteund door kwaliteitskernen in de opleiding. De centrale stafmedewerker voor kwaliteitszorg heeft de taak om het proces naar bewaking en controle te begeleiden. Hierbij worden in diverse opleidingen vormingssessies gegeven rond kwaliteitsbewaking en bewakingssystemen en worden de richtlijnen van VLHORA naar de opleidingen toe vertaald in een coherente werkwijze. De centrale dienst kwaliteitszorg wil stagnerende opleidingen dynamiseren maar dynamische opleidingen zeker niet afremmen. Om een meer autonoom functioneren der opleidingen te kanaliseren naar een overzichtelijk en beheersbaar patroon worden volgende planningsinstrumenten aangereikt: een opleidingsgebonden mission statement dat het referentiekader biedt om initiatieven te generen of te beoordelen een ontwerp van groepsgerichte opleidingsgebonden deskundigheidsbevordering dat het kwaliteitsplan ondersteunt, inclusief de groepsdynamische component ervan een gebudgetteerde planning voor het inschakelen van gastsprekers die het curriculum door hun expertise versterken een gebudgetteerde planning van innovatie-initiatieven op korte en lange termijn Het geïntegreerd hanteren van al deze planninginstrumenten leidt tot het opleidingsgebonden kwaliteitsplan. Sinds 2002-03 evolueren de opleidingsgebonden kwaliteitscellen naar een hogere responsabilisering en autonomie, waarbij opleidingshoofden een belangrijke rol te spelen. Er bestaan kwaliteitscoördinatoren en kwaliteitskernen op het niveau departement en opleiding. De kwaliteitscoördinator TI is het ankerpunt voor de kwaliteitszorg binnen de opleiding en moet de mensen binnen zijn opleiding informeren en motiveren voor kwaliteitszorg. Lectoren die deel uitmaken van de kern krijgen uren toegewezen als randtaak
2.11.2
concretisering van de kwaliteitszorg in de opleiding
2.11.2.1 concrete uitwerking van de kwaliteitszorg in de opleiding Op geregelde tijdstippen worden opleidingsvergaderingen georganiseerd binnen de opleiding waarbij elementen van kwaliteit op diverse domeinen impliciet besproken worden. Dit zal zich onder meer manifesteren op het vlak van personeelstevredenheid, benodigde hard-en software, vakinhouden,
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
237
curriculumontwikkeling, persoonlijke taakinvulling, ombudswerking, studentengedrag, examenvormen,... Bepaalde van deze onderwerpen zullen aangebracht worden vanuit de kwaliteitscellen. Een wisselwerking tussen kwaliteitscel en opleidingsgebonden groep is en blijft steeds aanwezig. Een extra sensibilisatie voor IKZ van de opleidingsverbonden medewerkers gebeurde naar aanleiding van het opstellen van het ZER. Door de cel werden tijdens het academiejaar 2001-2002 een aantal doelen vooropgesteld. O.m. het herbekijken van het curriculum, de integratie van de vernieuwde ICT werking (gebruik van laptop en Blackboard), het invoeren van projectonderwijs. Op de vorming van al het personeel voor de nieuwe ICT benadering na, werden alle doelen gerealiseerd.
2.11.2.2 meetresultaten van de opleiding vanuit de interne kwaliteitszorg Men beschikt over twee meetinstrumenten, nl. de studentenenquête en het zeer gedetailleerde evaluatieformulier dat bij de evaluatiegesprekken wordt gebruikt. Bij de studentenenquête worden een zestigtal vragen gesteld, ingedeeld in de volgende groepen: referentiekader lesgeven interactie bij lesgeven studeerbaarheid van de cursus examen na lessen practicum, oefeningen en labo-sessies ontwerpoefeningen-atelier evaluatie van practicum, oefeningen en labosessies, ontwerpoefeningen- atelier stage in het beroepsveld vanuit de PHL, individuele begeleid stage in het beroepsveld evaluatie van de stage Men stelt dat de studentenantwoorden betrouwbaar, en met reserve, valide zijn. De betrokken docent ontvangt het resultaat van zijn individuele beoordeling samen met groepsgemiddelde. Er is een handleiding voor de lectoren dat de resultaten interpreteert en wegen ter verbetering aangeeft.
het
Bij de evaluatie van de lectoren wordt de volgende score tabel gebruikt. onderwijsdeskundigheid op het vlak van lesdoelen, lesmethoden en evaluatie deskundigheid in verband met de niet-onderwijstaken inspanningen voor deskundigheidsbevordering permanente gerichtheid op kwaliteitsverbetering innovatiebereidheid en innovatiegerichtheid inzet en betrokkenheid administratieve stiptheid, zorg en zin voor afwerking correcte houding t.o.v. studenten en interne klanten relaties: leiderschap accepteren, collegialiteit en samenwerking, zelf leiderschap opnemen respect voor afspraken, regels en deontologie (1 = onvoldoende, 2 = voldoende, 3 = goed, 4 = uitstekend) Uit jaargemiddelden hoopt men inlichtingen aangaande de kwaliteit der opleiding te bekomen. De evaluatie is verschillend van het functioneringsgesprek.
Uit de geplande enquête bij afgestudeerden en werkveld hoopt men inlichtingen over de globale kwaliteit van het programma te halen.
2.11.2.3 verbeterdoelen en acties vanuit kwaliteitszorg in de opleiding Voor 2002-2003 zijn de volgende doelen gedefinieerd: grondig voorbereiden van het bezoek van de visitatiecommissie; vergevorderde integratie van de ICT-leerdoelen in het eerste jaar, maar tevens een aanzet tot ICTintegratie in verscheidene curriculumonderdelen in het tweede jaar. De vakdidactische werking dient bij de lectoren gestimuleerd te worden; nagaan hoe studentenscores verbeteren dank zij het vernieuwend onderwijsproces; opzetten van onderzoek bij bedrijven en afgestudeerden ten einde het opleidingsprofiel bij te werken; bij de studenten, dankzij zelfstudie, opdrachten, projectgerichte groepswerking en communicatieve vaardigheden, collaboratief leren bijbrengen; evaluatievormen beoordelen en bijsturen in het kader van een vernieuwde didactische aanpak. Onderzoek omtrent elektronische opvolgingstools; mogelijkheden van elektronische monitoraatvormen onderzoeken en uitbouwen ombudswerking intensifiëren; onderzoek naar het groot aantal ‘stopzettingen en de zeer lage scores’; werkzaamheden verrichten omtrent het opstarten van een alumniwerking. De commissie is van oordeel dat deze doelen zinvol zijn, evenwel moeten er duidelijke streefdata zijn. Men mag stellen dat het collectief opstellen van het ZER de kwaliteitszorg binnen de opleiding levendig heeft gehouden.
2.11.2.4 opvolging van de verbeterdoelen en acties vanuit de kwaliteitszorg in de opleiding Sommige verbeterdoelen zijn zeer concreet geformuleerd en worden snel opgevolgd. Andere verbeterdoelen, vooral deze met betrekking tot leerprocessen zijn vager geformuleerd. De opvolging verloopt moeizaam. Het positieve is hoofdzakelijk te wijten aan de inzet van individuele lectoren die zich bezinnen over de kwaliteitsbewaking.
2.11.2.5 kwaliteitscoördinator in de opleiding (verantwoordelijkheid, draagvlak, functioneren) De opleidingskwaliteitscoördinator is het ankerpunt van de kwaliteitszorg in de opleiding. Hij animeert samen met het opleidingshoofd de kwaliteitskern. Hij vervult een belangrijke communicatiefunctie Voor het opleidingsteam bestaat kwaliteitszorg uit zorg voor de inhoud en de coherentie van het curriculum en de aanwending van gepaste didactische methodes. Het idee van integrale kwaliteitszorg is nog niet geïnternaliseerd. De opstelling van het ZER heeft in dit verband wel tot de bewijszinsvorming bijgedragen.
2.11.2.6 kwaliteitszorg in het opleidingsteam Het opleidingsteam is zich bewust dat integratiekwaliteitszorg een niet onbelangrijk element zal uitmaken bij beoordeling van de komende BAMA structuur.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
239
2.11.3
personeel
2.11.3.1 human resources management Het personeelsbeleid is een centrale bevoegdheid (centrale personeelsdienst). De personeelsonderhandelingen gebeuren op het niveau van de hogeschool in het HOC. Er bestaan geen DOC’s. Voor het personeel van de PHL bestaat een uitgewerkt personeelsstatuut dat rekening houdt met de decretale richtlijnen en de in het HOC onderhandelde protocollen. Rond de werving van nieuw personeel zijn er uitgewerkte procedures die strikt gevolgd worden. Vacatures worden bekend gemaakt in het Staatsblad en het Belang van Limburg. De decretale regel dat er minder dan 80 % van de toelagen aan personeel mag besteed worden, noopt tot een uiterste strak personeelsbeleid. Men zit al zeer dicht bij deze grenswaarde. Er is op dit vlak weinig solidariteit tussen de departementen. Kandidaat-lectoren worden zoveel mogelijk aangezocht met betrekking tot een specifiek vakgebied binnen de informaticaopleiding, bij voorkeur met bedrijfservaring. Na het ontvangen van de sollicitatiebrieven worden gesprekken met de selectiecommissie vastgelegd, in overleg met de personeelsdienst die minstens twee externe leden omvat, Het departementshoofd en één of meerdere experten stellen vragen die verband houden met de vakdidactische invulling. Ze peilen naar de vakkennis van de betrokken kandidaat. Na het horen van alle kandidaten worden de kandidaten door deze jury gerangschikt in volgorde van geschiktheid. De weerhouden kandidaten worden uitgenodigd voor een proefles, waarbij de selectiecommissie aanwezig is, alsook de vaktitularis. Na de proefles wordt een lesbeoordeling gehouden in aanwezigheid van de kandidaat. Na afloop van de proeflessen volgt een bespreking binnen de selectiecommissie van alle weerhouden kandidaten. Een advies met eindrangschikking wordt voor het directiecomité opgesteld. De weerhouden maar niet-aangeworven kandidaten worden in een werfreserve ingedeeld. Na overleg met de lectoren en de opleidingsraad wordt aan de nieuw aangeworvene een wel omschreven leeropdracht toegekend. Financiële erkenning van beroepservaring blijft echter een probleem.
2.11.3.2 betrokkenheid van het personeel Een gedetailleerd systeem van taakbelasting werd geconcipieerd opdat alle onderwijsverstrekkers op een gelijkaardige wijze zouden belast zijn in verhouding tot de opdracht aan de PHL. Het systeem is gebaseerd op gewichtscoëfficiënten voor de te doceren contacturen plus equivalente uren voor de randtaken. De gemiddelde coëfficiënt is 2,23 maar kan hoger of lager zijn naargelang de aard, nieuwe cursussen (hoger), meervoudig te doceren cursussen (lager). Het systeem geeft aanleiding tot betwistingen. Sommige lectoren voelen dat hun activiteit ondergewaardeerd wordt. Dit systeem lijkt niet bevorderlijk te zijn voor de samenhorigheid in het lectorencorps. Het opleidingshoofd denkt terug te keren naar het vroegere systeem waarin volledige transparantie en in gemeenschappelijk overleg de opdrachten bepaald werden. Van de jongere lectoren wordt iets meer flexibiliteit verwacht. Het taakbelastingssysteem moet toelaten dat de verantwoordelijkheid van de OP-leden duidelijk af te bakenen zijn. Anderzijds is de onderwijskundig gebonden organisatie voldoende doorzichtig om verantwoordelijkheid te vragen en op teamniveau uit werken. Het is immers de bedoeling om de lectoren nauwer te verbinden aan hun onderwijsopdracht in een opleiding.
Gepeild wordt om zoveel mogelijk de individuele voorkeur van de lectoren ter zake te volgen met betrekking tot de lesopdracht.
2.11.3.3 werking van het opleidingsteam De lectoren werken samen in een informeel verband waarbij de uiteindelijke last om het beleid te bepalen vrijwel uitsluitend bij de opleidingscoördinator ligt. De lectoren zijn zich niet bewust van de noodzaak om het proces van samenwerking meer formeel te structureren. Wel heeft de commissie het gevoel dat er een generatiekloof bestaat tussen oudere en jongere lectoren. De lectoren zeggen tevreden te zijn en goed onderling te kunnen samenwerken. Wel komt het voor alsof de teamspirit - het gevoelen tot een team te behoren - niet bij alle lectoren aanwezig is. De lectoren TI zijn ook, zoals in andere hogescholen, belast met sommige andere taken o.a. informatica lessen aan niet informatici, die ook de andere opleidingen dan specifiek de TI-opleiding ten goede komen. Dit houdt een zekere belasting in met niet-kerntaken. Er wordt echter niet over geklaagd.
2.11.3.4 professionalisering van het personeel buiten de technische deskundigheid De veralgemeende invoering van ICT, PGO en project onderwijs stelt hoge eisen aan de didactische inzet van de lectoren. Immers informatici zijn niet noodzakelijk specialisten in leermethodes. Er is evenwel een aanzet tot interne professionalisering door het inrichten van interne pedagogische studiedagen. De commissie is van oordeel dat de navorming voor de vakspecialisatie gesystematiseerd moet worden. Er is geen systematische inventarisering van de didactische vaardigheden en daarmee geassocieerde noodzakelijke navorming. Door een extern bureau is een navorming gegeven in verband met evaluatie.
2.11.3.5 technische deskundigheid van het onderwijzend personeel. Men mag aannemen dat de jongere lectoren technisch voldoende competent zijn om het nieuwe curriculum te schragen. Informatica is een snel evoluerende wetenschap en hoewel men veel kan volgen op internet lijkt het volgen van externe navorming op bepaalde gespecialiseerde vakgebieden zoals netwerkbeheer, internettechnologie LINUX e.d. Beschikbare externe navormingen dienen geïnventariseerd te worden en een budget ervoor dient voorzien te worden. Vooral de mogelijke ‘empty seats’ in de vormingen ingericht door de beroepsverenigingen zoals Agoria dienen opgevolgd te worden.
2.11.3.6 onderzoeksdeskundigheid van het onderwijzend personeel Er wordt quasi niet aan onderzoek gedaan. Het ZER is evenwel te bescheiden door te stellen dat kennisvaardigheden op het terrein te beperkt zijn. Er is geen tijd en er zijn geen middelen. De competentie is zeker aanwezig. in het vooruitzicht van de BAMA structuur dient over het opzetten van onderzoek nagedacht te worden. De associatie kan hier een rol spelen.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
241
2.11.3.7 technische administratieve en organisatorische deskundigheid Teneinde schaalvoordelen te bekomen is de administratieve en technische ondersteuning sterk gecentraliseerd; efficiënt maar ongetwijfeld afstandelijk, wat volgens de commissieleden de goede relatie tussen personeel en directie schaadt. De administratieve ondersteuning van het departement en opleiding is minimaal, zodat de lectoren ook op administratief vlak ondersteuning moeten bieden. Ondanks alle goede intenties, en niemand verdient zeker een blaam, heeft men de indruk dat de administratieve papierberg voortdurend toeneemt.
2.11.4
materiële en financiële randvoorwaarden
2.11.4.1 onderwijsruimten De opleiding TI is gehuisvest in een modern ogende, goed verzorgde campus. Oorspronkelijk werd theorieonderwijs gegeven aan groepen van 35 studenten, en de practica aan groepen van 15 à 17 studenten. Vandaag is dit gewijzigd tot 40-20, waardoor de lokalen eerder eng worden. Meerdere basisgroepen werden zelfs samengevoegd tot groepen van 80 en zelfs 120 studenten om de theoretische hoorcolleges te geven. De labo’s worden dan gegeven door verschillende lectoren waardoor de afstemming van de lesinhouden op elkaar en de coördinatie tussen de ‘praktijk’ lectoren bemoeilijkt wordt. Kortelings is men gestart met een geïntegreerd project in het derde jaar. Naar lokalenplanning en correcte inroostering vergt dit alles zeer grote inspanningen aangezien het grote aantal studenten dat op een beperkte ruimte geconcentreerd is. Derhalve zag men zich genoodzaakt lokalen buiten de campus te huren teneinde de organisatie een grotere souplesse te verschaffen. De commissie heeft deze lokalen niet bezocht. Toegepaste Informatica maakt meer en meer gebruik van deze faciliteiten ten einde ICT en projectgericht onderwijs te initiëren. De opleiding blijft vragende partij om een flexibelere lokaalorganisatie te kunnen nastreven. Het gebruik van de technologische leermiddelen zoals projectoren, beamers, klankversterkers, wordt centraal geregeld. Er is evenwel geen gebrek. Er zijn quasi geen bureelfaciliteiten voor het personeel, noch vergaderruimtes. Dit komt het contact tussen lectoren en studenten niet tegoed. Het huren van een pand in de stad heeft een oplossing gebracht voor het plannen van dagactiviteiten (bijscholing en seminaries) voor grote groepen maar komt onvoldoende tegemoet aan de noden voor het ontwikkelen van zelfstandig en groepsgericht projectwerk door studenten.
2.11.4.2 mediatheek Een mooie, goed gestockeerde mediatheek, met DVD faciliteiten en internettoegang en uitgebaat door bekwaam en toegewijd personeel. Nochtans is met het oog op zelfvorming der lectoren het tijdschriften bestand specifiek voor informatica te beperkt.
2.11.4.3 computerfaciliteiten Om de studenten en lectoren van de opleiding de grootst mogelijke hard-en software capaciteiten aan te bieden en de meest up-to-date programma’s en besturingssystemen te kunnen benutten zijn telkens de recents aangekochte Pc’s ingeroosterd voor het derde, tweede en eerste jaar studenten TI. Deze prioriteitsbehandeling ten opzichte van de overige opleidingen van het departement biedt enerzijds voordelen, maar houdt ook in dat beperkingen aan het gebruik van de apparatuur worden opgelegd. Aangezien het systeem functioneel moet blijven voor de basissoftware van de andere opleidingen kan men in bepaalde curriculumonderdelen niet altijd de nodige diepgang bereiken. Het instellen van de benodigde parameters wordt door het ingestelde beveiligingssysteem niet toegelaten. Voor een aantal vakken (besturingssystemen, Unix, Linux, Windows en Oracle databanken) zijn lokalen en apparatuur specifiek voorbehouden voor de opleiding. De lectoren van de betreffende vakgebieden staan in voor het onderhoud van de software wat een extra belasting vormt. Sinds de introductie van de laptops voor alle eerstejaarsstudenten concentreert het probleem zich vooral op de vraag, hoe men de studenten een legale en al dan niet centraal geïnstalleerde werkbare softwarelicentie kan bezorgen. Blackboard wordt in de opleiding TI intensief gebruikt.
2.11.4.4 beschikbare werkingsmiddelen Het aantal voltijdse equivalent lectoren wordt aan de opleiding toegekend in functie van het aantal OBE’s, strikt volgens het decreet. Elke lector krijgt een bedrag van € 50 om zonder verantwoording te besteden aan benodigde handboeken, diskettes, cd’s en software. Voor aankoop van handboeken is dit een ondermaats bedrag. Veel wordt bijgedragen door uitwisseling tussen de lectoren onderling. Voor toekenning van middelen vanuit het departement kan TI zeker niet klagen.
2.11.4.5 studenten- en docentenfaciliteiten Lectoren beschikken over een copykaart voor het maken van kopieën en transparanten. Ook papier, stiften, e.d. zijn beschikbaar. De lector kan het nodige drukwerk voor studenten laten uitvoeren en kan de scanner, fax, telefoonapparatuur gebruiken aanwezig in de lectorenruimte. Gebruik van internet is kosteloos. Voor studenten gelden de volgende voorzieningen: de cursusverkoop gebeurt in de eigen bookshop aan bodemprijzen; fotokopies worden in het eigen copy-center aangeboden aan de absolute bodemprijs van € 0.02; didactisch materiaal wordt de studenten aan milde huurprijzen aangeboden; openbare telefoontoestellen van Belgacom functioneren zonder commissie voor de PHL; drank in de automaten wordt laag geprijsd. De commissiegelden komen ten goede van de werking van de VZW Socius;
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
243
-
met ingang van de begroting 2000 wordt de ondersteuning van studenten voor deelname aan studiereizen uit het departementaal budget voor studiereizen gelicht, en op basis van het binnen de VZW Socius gebruikelijk individueel sociaal dossier op haar ontvankelijkheid beoordeeld.
2.11.5
onderwijsdoelstellingen
2.11.5.1 onderwijsvisie van de opleiding Het ultieme einddoel van de opleiding blijft een zo groot mogelijk aantal kwalitatief hoogstaande afgestudeerden af te leveren die zonder problemen kunnen ingezet worden in de bedrijfswereld. Dit door een programma aan te bieden dat coherent opgebouwd is, de student de nodige kennissen bij brengt, de passende vaardigheden ontwikkeld, de juiste attitudes aankweekt en de zin voor levenslang leren aanscherpt. Dit alles bij middel van een programma dat creativiteit combineert met persoonlijk initiatief en werken in teamverband. Begrip voor de context waarin de afgestudeerde zal tewerkgesteld worden, wordt aangebracht door de omringende niet-informatica vakonderdelen. Klassiek procedureel programmeren en OOP-gebruiksvriendelijk werken zijn twee naast elkaar bestaande werkvormen in de bedrijfswereld. Beide dienen ondersteund te worden. Op domein van de besturingssystemen is de evolutie er een in de richting van Microsoft producten. Wat betreft gegevensbanken beschikt men over een centraal opgestelde Oracle-databankserver. Men heeft een keuze moeten maken wat betreft softwareleveranciers. De visie is ontstaan dat de laatste jaren steeds meer webgeoriënteerde applicaties dienen ontwikkeld te worden. Een andere belangrijke doelstelling is het evenwichtig spreiden van de studiebelasting van de student zowel per academiejaar als over de ganse opleiding. Uiteraard dient het programma coherent te blijven. Het komen tot een zo evenwichtig mogelijke taakbelasting van de lector doorheen het jaar is een secundaire doelstelling. De professionalisering brengt het ontstaan van nieuwe werkvormen mee. De klassieke theorielessen en labo of oefentijden nemen af ten voordele van hoorcolleges voor grotere groepen, projectmatig werken, probleemgestuurd onderwijs, grotere flexibiliteit in eigen werkvormen, ICT onderwijs, grotere zelfwerkzaamheid van de student, dit tezamen met meer permanente evaluaties. Deze nieuwe werkvormen vragen uiteraard een grotere inzet van de lector. Life long learning en afstandsleren zijn ingegeven door het computergebeuren zodat er binnen de opleiding geen afwijzende gevoelens aanwezig zijn. Intensief gebruik van Blackboard is op dit vlak essentieel. Het evenwicht, dat moet nagestreefd worden tussen een brede theoretische (verouderde?) basis en een gemoderniseerde praktijkgerichte werkomgeving, blijft een twistpunt bij een curriculumhervorming.
2.11.5.2 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het hoger onderwijs Door het radicaal invoeren van de modulaire jaarstructuur hoopt men beter gewapend te zijn voor de toekomstige BAMA structuur. Het feit dat introductiecursussen op diverse domeinen aan de eerstejaarsstudenten worden aangeboden bij de inschrijving betekent enerzijds dat studenten uit alle afstudeerrichtingen van het middelbar onderwijs voorbereid de informaticaopleiding kunnen aanvatten, maar anderzijds duidt dit ook op het feit dat een bepaald instapniveau vereist is.
Het geïndividualiseerde monitoraat biedt de studenten de mogelijkheid op eigen initiatief bijkomende uitleg te bekomen. De vele opdrachten die de studenten al dan niet in groepsverband dienen uit te werken, duiden op een toegenomen graad van zelfwerkzaamheid en verantwoordelijkheidzin eigen aan hoger onderwijs. Niet enkel op het vlak van kennisoverdracht en kennisverwerking maar op de domeinen van persoonlijkheidsvorming, zelfstudie, organisatie en dergelijke wordt gestreefd naar het afstellen van de doelstellingen op een hoger niveau.
2.11.5.3 afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het werkveld. De feedback van studenten en bedrijven vanuit de stages, de georganiseerde seminaries, de contacten met de bedrijfswereld en de vakliteratuur geven aanleiding tot het stelselmatig updaten van de doelstellingen, zowel ten aanzien van de vakinhouden als de vakmethodiek. De werkgevers blijken tevreden te zijn over de kennis en het gedrag der studenten.
2.11.6
opleidingsprogramma: opbouw en inhoud
2.11.6.1 concretisering van de onderwijsdoelstellingen in het opleidingsprogramma De klassieke programmeeromgeving bleef behouden, maar COBOL als klassieke programmeertaal werd in uren gereduceerd en vanuit het tweede jaar overgebracht naar het eerste jaar. De OO-programmering werd vooral uitgewerkt in C, C++ en in Java. Hier werd vooral de klemtoon gelegd op het klantvriendelijk en interfacegericht programmeren in de visuele gebruiksomgeving. Meerdere operating systemen werden naast elkaar gezet (Windows en Unix/Linux), al dan niet in een netwerkomgeving. Het in elkaar vloeien van netwerken en besturingssystemen in client-server omgevingen werd beklemtoond door het introduceren van het vak Windows-besturingssystemen in het tweede jaar en de inhoudswijziging van het vak netwerken in het derde jaar. Wellicht ontbreekt de aanwezigheid van een OS op een mainframe. Naast de grondige studie van de SQL-taal als standaard ondervraagtaal is het opzetten, beheren en onderhouden van een centraal relationeel Oracle databasesysteem een kerngegeven in de tweede helft van de opleiding. In de klassieke programmeeromgeving van het eerste jaar wordt vooral gebruik gemaakt van de traditionele bestandsorganisatievormen. Vandaar de aanwezigheid van dit vak in het eerste jaar medegekoppeld aan de klassieke programmering. Om tegemoet te komen aan het internetgebeuren werd naast een introductie in het eerste jaar (internetsoftware) het vak webtechnologie in het tweede jaar ingebracht. De OO achterliggende programmeeromgeving wordt in het tweede jaar ingevoerd bij middel van C++ en Java samen met Visual Basic en ASP; .NET programmeren komt in het derde jaar. Inhoudelijk werden de vakken wiskunde en statistiek vernieuwd om het eerste jaar te verlichten werd het vak operationeel onderzoek in het derde jaar afgevoerd.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
245
Het starten van een project in het derde jaar moet de student een egalere studiebelasting bieden en een betere spreiding van de vele opdrachten in de tijd. Anderzijds moet dit ook andere doelstellingen realiseren zoals het werken in teamverband en het vakoverschrijdend denken. De verschuiving van de stage naar het einde van het academiejaar en uitbreiding tot elf weken maakt een betere integratie in de werksfeer mogelijk Men is er zich van bewust dat men niet alles zal kunnen blijven doceren en men op termijn naar het invoeren van keuzes zal moeten overgaan. Dit is echter in strijd met het doel dat TI nastreeft, nl. studenten met een zeer brede algemene vorming af te leveren.
2.11.6.2 de aandacht in het opleidingsprogramma voor de vaardigheden die het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren ondersteunen Het project in het laatste jaar tracht in de mate van het mogelijke optreden in een bedrijf na te bootsen. Naast het vakinhoudelijke komen werken in team, vergaderen, verslaggeving en presentatie aan bod. Ook de economische context wordt bekeken. Hulp verlenen aan medestudenten leert de studenten een rol van helpdesk te realiseren en informatica te zien als een middel ten dienste van en niet als doel op zich in de organisatie. Bij werken in een bedrijfsomgeving waarin de student zelfstandig moet zoeken naar oplossingen voor programmeerproblemen komt het vaak voor dat er niet steeds pasklare oplossingen zijn. Hij moet aanvaarbare oplossingen bedenken en niet altijd de theoretische idealen. De stage wordt altijd uitgevoerd in een bedrijf en leert de student een reële werkomgeving kennen. In het derde jaar worden een tiental curriculumgebonden seminaries, door beroepsmensen, georganiseerd. Zij verstevigen de contacten met de beroepswereld en verruimen inzichten op diverse domeinen die niet door de onderwijswereld kunnen aangebracht worden. De organisatievorm is meestal deze van een uiteenzetting in een auditorium voor alle derde jaarsstudenten door een of meerdere sprekers aan de hand van een PowerPoint presentatie, gestoffeerd met praktische voorbeelden. Meestal wordt door het bedrijf de nodige documentatie voorzien. De concrete verwerking van de inhoud gebeurt nadien aan de hand van gegeven opdrachten met betrekking tot het onderwerp.
2.11.6.3 actualiteitsgehalte van het opleidingsprogramma Men heeft te maken met een zeer eigentijds programma. OO-omgevingen met C++, Java, Java scripts, Internettechnologie en webpaginaontwerp. Experimentele netwerken met Windows 2000 en Unix/Linux, Acces en Oracle als databases. SQL ingebed binnen de client-server en web gerichte applicaties. Boekhouden wordt gedoceerd aan de hand van een pakket, statistiek aan de hand van SPSS. De lectoren zijn zich terdege bewust van de noodzaak tot voortdurende actualisatie van het curriculum. De strijd om als het ware lesuren te bemachtigen om de inhoudelijke vernieuwing op elk vakdomein te realiseren is latent aanwezig bij alle lectoren van de opleiding.
2.11.6.4 sequentiële opbouw en coherentie van het opleidingsprogramma Het programma is coherent opgebouwd. Het eerste jaar de basisbeginselen met Acces en COBOL als programmeertaal, beginselen van internettechnologie. Het tweede jaar OO-techieken C++ en Java, SQL en Oracle, systeemanalyse, datacommunicatie, netwerkbesturingssystemen, VB en webtechnologie. Het derde jaar gaat in de eerste module verder met de onderwerpen van het tweede jaar, om in de tweede module hoofdzakelijk aan object georiënteerde analyse (UML) en het project te besteden en in de derde module de stage. De modulaire indeling van het jaar laat logische sequentie van onderwerpen toe. Het geeft soms problemen voor de steunvakken, zo wordt Engels niet altijd in de eerste module onderwezen.
2.11.6.5 aandacht voor de karakteristieken van de studenteninstroom De instroom is gelijk verdeeld over TSO (50 %) en ASO (40 %), met sporadisch BSO studenten en andere. De georganiseerde introductiecursussen, het monitoraat en studiebegeleiding, het stijgend gebruik van permanente evaluatie laten toe de opleiding te differentiëren naar gelang de afkomst van de studenten. TSO studenten slagen iets minder goed dan ASO studenten in het eerste jaar maar doen het beter in het tweede jaar. Er is een onrustwekkende daling der slaagcijfers in het tweede jaar. E bestaan mogelijkheden om een IAJ te verkrijgen. Aan erkende topsporters worden faciliteiten o.a. bijzondere examenregelingen toegekend. Ook gehandicapten krijgen bijzondere begeleiding.
2.11.6.6 aanbod en structuur van flexibele leerwegen in het opleidingsprogramma Men heeft voltijdse studenten, halftijdse studenten en IAJ’s. Voor de voltijdse student bestaat het collectief monitoraat, waarvoor hij zich dient in te schrijven, wat enige flexibiliteit geeft in het leerpad, vooral in het eerste en tweede jaar. De halftijdse student moet ingeschreven zijn voor meer dan 30 studiepunten. Het departement hanteert het credit systeem. Om een credit te bekomen moet de student aan alle examens van het jaar hebben deelgenomen en minstens 50 % als globaal cijfer hebben behaald. Het examencijfer 10 geeft aanleiding tot over te dragen credit, waaruit een IAJ kan ontstaan. Over overdracht van vakonderdelen gevolgd in een andere instelling beslist het departementshoofd. Met de invoering van het ICT-onderwijs is het mogelijk om via intranet veel individueler te werk te gaan (emails, Blackboard gestuurde oefeningen en opdrachtenbeheer). Men spreekt dan over het georganiseerd opzetten van een elektronisch monitoraat.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
247
2.11.6.7 het niveau en de inhoud van de opleidingsonderdelen. De studiegids geeft voor elk vakonderdeel de doelstellingen, de inhoud, het studentenmateriaal, de beoordelingsvorm en de onderwijsvorm. Het invoeren van veralgemeende ondersteuning door ICT, PGO en projectonderwijs heeft zijn weerslag op de inhoud. De grotere diepgang die bekomen wordt gaat ten kosten van de essentie. Soms weert men details. Of al deze vernieuwingen het voor de student gemakkelijker maken om de leerstof te beheersen blijft een open vraag. De daling der slaagcijfers verdient in dit verband aandacht.
2.11.7
afstudeerwerk en/of werkveldervaring
2.11.7.1 opvatting(concept), inhoud en niveau De laatste module van het academiejaar is voorbehouden aan de stage. De stagecoördinator werd centraal in de hogeschool aangesteld om over de opleidingen heen de stageorganisatie in goede banen te leiden. Deze lector bundelt de taken rond het stagegebeuren. In ruil krijgt hij daarvoor een onderwijsgereduceerde opdracht. Momenteel is er een goed uitgebouwde organisatiecel die alle administratieve en onderwijskundige aspecten der stage coördineert en superviseert. Na een eerste informatievergadering, gehouden door de stagecoördinator in samenspraak met het opleidingshoofd, gaan de studenten zelf op zoek naar een stagebedrijf. Een lijst van in aanmerking komende stagebedrijven wordt hen overhandigd. De studenten nemen zelf contact op met de bedrijven om een stageplaats te verwerven. De stage, en in het bijzonder het stageverloop, beoogt de gelegenheid te bieden om, voor het verlaten van de hogeschool, kennis te maken met de praktische organisatie van een bedrijf of instelling, de werking, het werkmilieu, het gebruik van de uitrusting, het werkritme, het gebruik van de uitrusting, het werkritme en de menselijke verhoudingen. Het is belangrijk dat de opgedragen werkzaamheden geen zuiver uitvoerende taken zijn, maar zo opgevat worden dat ze de student (e) nieuwe kennis bijbrengen die relevant is aan de opleiding. Naargelang de concrete mogelijkheden van het stageverlenend bedrijf kan met de student(e) een stageplan gemaakt worden dat zowel kwalitatief als kwantitatief een aantal opdrachten bevat, uit te voeren in één of meerdere afdelingen (diensten) van het bedrijf. De student loopt elf weken stage (met inbegrip van het Paasverlof) in een door hem gekozen bedrijf, dienst, kantoor. Tijdens deze stage voert hij de opdrachten uit die hij/zij samen met de stagementor (verantwoordelijke van het bedrijf) en de stagebegeleider (verantwoordelijke van de hogeschool) heeft opgesteld in een stageplan. Op het einde van de stageperiode moet de student een stagerapport presenteren als eindwerk en als examenwerk. Het rapport is een persoonlijk werk, waarbij de student blijk geeft van inzicht en besluitvorming, en rekening houdt met de objectieven in het eerder opgemaakte stageplan. Dit rapport wordt in viervoud ingediend. Door dit rapport zal de student zijn kennis op het vlak van schriftelijke verslaggeving kunnen bijschaven en/of bewijzen.
De student zal de uitgevoerde werkzaamheden uitgebreid beschrijven met speciale aandacht voor de moeilijkheden die hij of zij heeft ervaren. Daarbij kan een thema dat rechtstreeks verband houdt met de uitgevoerde stageopdrachten, diepgaand behandeld worden. Op het einde van de stageperiode moet de student zijn of haar stageverdediging organiseren, rekening houdend met de eisen gesteld door de stagebegeleider o.a. betreffende structuur, timing, houding, didactische presentatie, … De student heeft er alle belang bij zijn of haar verdediging met zeer veel overtuiging, creativiteit en contactvaardigheden te laten plaatsvinden. Deze stageverdediging is een goede voorbereiding voor wat betreft mondelinge verslaggeving in het bedrijfsleven. De student zal een uiteenzetting doen van de uitgevoerde werkzaamheden gedurende zijn of haar stage. Daarbij kan een thema dat rechtstreeks verband houdt met de uitgevoerde stageopdrachten, diepgaand behandeld worden. Tijdens deze uiteenzetting zal hij of zij vragen in verband met de stageactiviteiten, gesteld door een jury, moeten kunnen beantwoorden. Elke verdediging wordt bijgewoond door de stagebegeleider, de mentor en een assessor. Deze laatste woont alle verdedigingen bij.
2.11.7.2 begeleiding (o.a. duidelijkheid regelingen en voorzieningen) Voor de stage zijn, behalve een voorbereidende informatievergadering voor de studenten, tevens enkele werkvergaderingen met de stagebegeleiders voorzien. Het team van stagebegeleiders vanuit de opleiding wordt bij voorkeur zo homogeen mogelijk gehouden (rekening houdend met de taakbelasting) dit om continuïteit van de contacten met bepaalde bedrijven te bewerkstelligen. Zij gaan steeds naar dezelfde bedrijven wat vaak en persoonlijke band creëert, waardoor de samenwerking geoptimaliseerd kan worden. In ieder bedrijf wordt een stagementor aangeduid die de student zal begeleiden ter plaatse en die als rechtstreekse contactpersoon zal fungeren voor de stagebegeleider. Voor de student op stage vertrekt gebeurt een laatste collectieve briefing samen met de stagebegeleiders. Tijdens het stageverloop zal de student om de veertien dagen een vorderingsstaat bezorgen aan de stagebegeleider waarin de voortgang en de activiteiten van de stage worden beschreven. De student kan eventuele moeilijkheden hierin signaleren zodat de begeleider snel maatregelen kan treffen. Deze staten behelzen één of enkele pagina’s die momenteel via mail verzonden worden aan de begeleiders. Tijdens de stageperiode zal de begeleider minstens éénmaal zich aanmelden in het bedrijf en zich in een persoonlijk gesprek laten informeren over het stageverloop door de beide partijen. Een ander moment van bijsturing of opvolging vormen de zogenaamde terugkeerdagen die meestal gezamenlijk georganiseerd worden door de stagebegeleiders van de opleiding en collectieve informatie kan verschaft worden. De student kan alle nuttige informatie vinden in een brochure waar de te volgen procedure en het documentenverloop is vastgelegd. Volgens de geraadpleegde afgestudeerden, die slechts acht weken stage liepen was de begeleiding bevredigend, evenwel vonden zij acht weken tekort.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
249
2.11.7.3 beoordeling (gehanteerde criteria en wijze van beoordeling) De stagebeoordeling wordt opgedeeld in drie curriculumonderdelen nl.: stageverloop, stagerapport en stageverdediging. Of deze onderdelen als een geheel moesten beschouwd worden, dan wel als afzonderlijk onderdeel dient gedelibereerd te worden, is en blijft een onderwerp van discussie in de opleiding. Het examenreglement ter zake werd al enkele malen aangepast. Bij de beoordeling van het stageonderdeel ‘stageverloop’ wordt er rekening gehouden met: de kwantitatieve en kwalitatieve beoordeling van het stageverloop door de stagementor de globale beoordeling van het stageverloop door de stagebegeleider Bij de beoordeling van het stageonderdeel ‘stagerapport’ wordt er rekening gehouden met: originaliteit, niveau en totaalbeeld uitdieping van een persoonlijk gekozen thema vormgeving, taalgebruik en stijl lay-out, drukkwaliteit, leesstijl, taalfouten Bij de beoordeling van het stageonderdeel’ stageverdediging’ wordt er rekening gehouden met: structuur en inhoud van de verdediging didactische presentatie en timing kennis van de materie contactvaardigheden en overtuigingskracht
2.11.7.4 relatief gewicht in de opleiding De verdeling van de studiepunten over de veschillende onderdelen is als volgt: stageverloop 5 studiepunten; stagerapport 3 studiepunten; stageverdediging 3 studiepunten. In totaal vertegenwoordigt de stage 11 studiepunten van de 60 in het laatste jaar. Gezien het belang voor de vorming van de student lijkt dit relatief weinig. De studenten delen deze mening.
2.11.8
internationale dimensie
Naast de departementale gedelegeerde is er op managementvlak een institutionele coördinator internationale projecten, samen met de cel internationalisatie, die instaat voor de administratieve en financiële opvolging binnen de hele hogeschool. Op een nog hoger niveau is het de adjunct algemeen directeur die de beleidsbeslissingen neemt met betrekking tot internationalisering. Centraal kreeg internationalisering een gestabiliseerde structuur, waarbij het internationaal bureau zowel horizontaal als verticaal werd uitgebouwd. De respectievelijke opdrachten werden departementaal opgenomen binnen de taakbelasting, evenredig met de aangegane of geprogrammeerde engagementen. De toegenomen centrale organisatievorm binnen PHL deed persoonlijke buitenlandse contacten verwateren. Men focust zich enkel nog op lectoren- en studentenmobiliteit met een aantal bilaterale collega-instellingen die in het zogenaamde institutionele contract werden opgenomen in het kader van de Socratesovereenkomsten. De gewijzigde invulling van de taakbelasting en berekening ten overstaande van internationale
werkzaamheden bracht met zich mede dat lectoren zich niet meer geroepen voelden om inspanningen te leveren teneinde in buitenlandse instellingen in een vreemde taal lessen te geven. Nieuwe contacten met buitenlandse, vooral Amerikaanse, universiteiten hebben ertoe geleid dat momenteel enkel nog de studentenmobiliteit met deze nieuwe partners overeind blijft. Afsluiten van akkoorden geven niet automatisch aanleiding tot internationale activiteiten. Zij moeten immers gedragen worden door individuele lectoren en bij dezen primeren de persoonlijke contacten. Is er samenwerking tussen lectoren van verschillende instellingen dan kan men deze institutionaliseren. Hier is echter de omgekeerde weg gevolgd met als gevolg weinig belangstelling voor TI en reductie tot quasi nihil van contacten met terugkoppeling naar het onderwijs. Nieuwe impulsen kunnen enkel gegeven worden vanuit een persoonlijke dynamiek van lectoren uit de opleiding zelf, die hiertoe de nodige financiële middelen ter beschikking zouden moeten krijgen om de persoonlijke contacten, al dan niet via organisaties en forums opnieuw tot stand te brengen of te verwerven. De opleiding ook lid van Businet, een Netwerk van Europese scholen. In de werkgroep HEDIS ( Higher Diploma Information Systems) wordt gewerkt aan internationale modules, curricula. Internationalisering binnen de opleiding concentreert zich de laatste jaren dus rond studenten- en lectorenmobiliteit: Europese programma’s Socrates/Erasmus en Leonardo. Voor de omvang van de opleiding blijft de deelname beperkt. Jaarlijks studeren wel enkele studenten een derde jaar te Nantes en Straatsburg, ze halen op deze wijze een dubbel diploma. Dit jaar is er een student die zijn derde jaar in Darmstadt gaat doen, ook met het oog op een dubbel diploma. Lectorenmobiliteit is er voornamelijk tussen IUTs’ in Straatsburg en Nantes. Uiteraard zorgt dit voor een toegevoegde waarde. Uitgaande lectoren kunnen door hun buitenlandse ervaringen een extra dimensie toevoegen aan het bestaande curriculum. Sporadisch studeren ook studenten van deze IUT’s aan de PHL. De mobiliteit blijft laag in verhouding met de mogelijkheden. Alhoewel er veel formele samenwerkingsakkoorden zijn geven deze weinig aanleiding tot echte samenwerking.
2.11.9
leersituatie
2.11.9.1 onderwijsvormen Onder impuls van gewijzigde evaluatiemogelijkheden en het gebruik van PGO kwam men in verscheidene curriculumonderdelen tot het geven van opdrachten die tijdens de normale lestijden deels werden uitgewerkt in kleine werkgroepen (twee tot vier studenten) die als basis dienen voor een mondeling examen. Waar dit oorspronkelijk enkel in de programmeeromgevingen in het eindjaar voortkwam, is dit nu gemeengoed geworden in alle jaren voor de vakken die zich daartoe lenen. Het omvangrijke integrerend project in het derde jaar is een goede oefenomgeving voor het oplossen van problemen in een industriële omgeving. Dat elke student over een laptop zal beschikken, samen met het draadloos netwerk zal meebrengen dat in elk onderdeel een ICT leeromgeving gecreëerd wordt.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
251
De pedagogische en didactische vernieuwing zal nog gestalte dienen te krijgen. Een begeleiding van zowel lectoren als studenten is nodig. Er zijn in Vlaanderen geen voorbeelden. Om deze vernieuwingsoperatie kans op slagen te bieden zullen onder impuls van het overal beschikbaar zijn van de informaticamiddelen, mediumprojectwerking, zelfstudie en werkcolleges nieuwere vormen aannemen. E-learning en distance learning behoren in elk geval tot de materieel geboden mogelijkheden. Hopelijk zullen de nieuw geïntroduceerde leerplatformen zoals BridgEd en Blackboard perspectieven openen om in vele vakken bijkomend didactisch materiaal en werkvormen aan te brengen. Discussieforums, course documents en dergelijke zijn voorbeelden hiervan. Zowel de hoorcolleges, werkcolleges, labo’s als oefensessies en dergelijke onderwijsvormen worden momenteel nog gecatalogeerd als contacturen. Er bestonden geen onbegeleide practica. Onder impuls van het laptopdossier is in het eerste jaar een eerste vorm van zelfstudie gestart gebruik makend van enkele aangekochte zelfstudiecursussen bij middel van softwarepakketten. Het betreft momenteel een 60-tal curriculumuren op jaarbasis. Een uitbreiding van het aantal uren zelfstudie en zelfwerkzaamheid kan in het kader van de ICT- omgeving overwogen worden zodat op termijn een verschuiving kan plaatsvinden van zuivere contacturen naar ICT-labo-uren die een vermenging van de onderwijsvormen zal meebrengen. Er is nooit een meting uitgevoerd over het aantal uren zelfwerkzaamheid dat een contactuur van de student vergt. Het veralgemenen van ICT wekt enerzijds enthousiasme bij de studenten op, anderzijds ongerustheid over de impact. De informaticastudenten zijn eerder conservatief. De lectoren zien het als een enorme uitdaging. Men merkt het ontstaan van een generatiekloof.
2.11.9.2 leermiddelen Naast het ICT gebeuren worden overwegend handboeken, syllabi en oefeningenbundels met enkel de opgaven als voornaamste hulpmiddel aangewend. Eigen geschreven cursussen worden steeds minder gebruikt in het vakgebied van informatica omdat op dit terrein de evolutie van de kennis te snel is en omdat er op de diverse deelgebieden voldoende degelijke handboeken voorradig zijn. Als didactisch hulpmiddel zijn uiteraard in de opleiding degelijke hardware- en softwarevoorzieningen van levensbelang. Het voortdurend beschikbaar zijn van deze hulpmiddelen met diverse toegangsrechten, het onderhoud, updaten, centraal installeren en beheren kan in overleg met de lectorengroep nog verbeterd worden. De vaste installatie van beamers in alle praktijklokalen moet overwogen worden. De mix van beschikbare leermiddelen is in principe voldoende om hoogstaand onderwijs te verzorgen. Een laptop voor iedere student is een experiment waarvan men de gevolgen moeilijk kan overzien. Samen met Blackboard en BudgEd creëert het de meest ICT intensieve leeromgeving. Het is niet uitgesloten dat andere hogescholen het experiment zullen volgen. Het lijkt de commissie aangewezen dat het experiment met aandacht door de VLHORA zou moeten gevolgd worden opdat bij veralgemening het later in de beste voorwaarden zou kunnen gebeuren
2.11.10 toetsing en evaluatie 2.11.10.1 de verschillende evaluatievormen (concept, in relatie tot de doelstellingen van de opleidingsonderdelen en de opleiding als geheel, gerichtheid van de evaluatie op het toetsen van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, moeilijkheidsgraad) Na elke trimester heeft men voor de theorievakken en voor de begeleide zelfstudie klassieke schriftelijke examens Deze toetsen meestal parate kennis en minder inzicht. Practica worden doorgaans permanent geëvalueerd. Voor het projectonderwijs, waar studenten in groepen van twee tot vier werken is er telkens een mondelinge ondervraging zodat individuele beoordeling mogelijk blijft. Elk trimester wordt gevolgd door een klassieke deliberatie. Men probeert in de mate van het mogelijke het aantal klassieke examens te reduceren. Bovendien wint permanente evaluatie aan belang in de totale beoordeling. Permanente evaluatie toetst evenzeer inzicht als parate kennis. Nieuwe werkvormen, zoals projectwerking en groepswerken bieden mogelijkheden om attitudes en vaardigheden te toetsen. Het verdelen van het jaar in drie periodes heeft voor gevolg dat de examentijd gereduceerd wordt tot driemaal een achttal dagen met bij voorkeur één examen per dag.
2.11.10.2
criteria en wijze van beoordeling door de evaluatoren
De puntenverdeling is vermeld bij de diverse examenonderdelen op het ogenblik van het schriftelijk examen. Bij de mondelinge examens zijn de criteria eveneens duidelijk omschreven naargelang het curriculumonderdeel. Het clusteren van opleidingsonderdelen tot een eindcijfer gebeurt gedeeltelijk bij de stageonderdelen maar ontbreekt voor het overige in alle studiejaren. De punten voor het labo van een vak worden niet gecombineerd met de punten voor theorie. Lectoren die een zelfde vak doceren maken vooraf duidelijke afspraken omtrent de vraagstelling, puntenverdeling en de moeilijkheidsgraad van het examen. Er bestaat een geautomatiseerd systeem waarin alle resultaten verwerkt worden.
2.11.10.3
criteria en wijze van beoordeling van de examencommissie
Er is een normale deliberatie. Studenten met op elk vak de helft zijn automatisch geslaagd. Graden worden toegekend bij 70, 80 en 90 %. De ombudsvrouw kan over elk te delibereren geval de stemming eisen.
2.11.10.4
organisatie van toetsen en examens
Men heeft een merkwaardig systeem om de schriftelijke examens te organiseren. De organiserende dienst kleeft de namen van de studenten op de zitplaatsen. Het laat effectieve controle toe aan de hand van de foto op de studentenkaart. Voor mondelinge examens volgt men een alfabetische volgorde. Per periode wordt door het lot de beginletter bepaald.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
253
Men tracht door spreiding de studietijd, in samenspraak met de studenten, te optimaliseren. Door gebrek aan lokalen stuit men vandaag op organisatorische moeilijkheden. Er waren evenwel geen klachten vanwege de studenten. De examens na elke periode zijn volwaardige eerste zittijd examens.
2.11.10.5
transparantie van de evaluatie
Aangezien lectoren over de evaluatievorm overleg plegen (puntenindeling en gestelde eisen) en de studenten zowel via de studiegids als de examenbundel inzage hebben in het evaluatieproces, kan men stellen dat het examensysteem vrij transparant is. Er volgt altijd een nabespreking in groepsverband. Elke student heeft uiteraard het recht de kopie van zijn schriftelijke examen in te kijken na de proclamatie. Uit een enquête uitgevoerd door dhr D. Berings zou blijken dat in de hogere jaren men tevreden is over de regelingen. In het eerste jaar spreekt slechts 50 % zijn tevredenheid uit. De punten voor de stage, rapport en presentatie worden geclusterd tot 1 cijfer. Dit kan evenwel van jaar tot jaar veranderen.
2.11.11 studie- en studentenbegeleiding 2.11.11.1 studenteninstroom Het aantal studenten in de voorbije jaren is gestaagd gegroeid. Dit academiejaar was er een niet onbelangrijke terugval. De verhouding tussen het aantal ASO en TSO studenten verandert nagenoeg niet. Het aantal TSO studenten ligt rond 50 % terwijl het aantal ASO studenten rond 40 % schommelt. De verhouding tussen het aantal mannelijke (84 %) en vrouwelijke (16 %) studenten blijft eveneens ongewijzigd. Het aantal generatiestudenten vertoont neiging tot dalen. Studenten worden vooral gerekruteerd uit de Limburgse lokale regio (Hasselt, Genk). Slechts 4 tot 5 % is afkomstig van buiten de provincie. Er is een minderheid aan kotstudenten. Er is geen verklaring waarom het aantal meisjes zo laag is. Bij de inschrijving, die persoonlijk moet gebeuren, is telkens een lector aanwezig die de student informeert over de inhoud van de opleiding. Er bestaat geen differentiatie naargelang de afkomst der studenten. Tijdens de open deurdagen wordt door het opleidingshoofd en de lectoren een presentatie betreffende de opleiding gegeven. Handboeken, syllabi en studiemateriaal kunnen ingekeken worden. Oud-studenten en huidige studenten van de diverse studiejaren kunnen bevraagd worden en de computerlokalen kunnen bezocht en gebruikt worden. Alles is eerder klassiek voor de open deur dagen. Op de website van de hogeschool heeft men volledige informatie over de opleiding. Er bestaat eveneens een volledige documentatie die men gelijk wanneer kan krijgen maar alleszins overhandigd wordt bij de inschrijving, samen met de studiegids en het lesrooster. Het academiejaar wordt voorafgegaan door introductiecursussen, boekhouden en basiskennis informatica. Deze grijpen plaats op de campus en maken de studenten vertrouwd met het leven en de organisatie op de campus.
2.11.11.2
studiebegeleiding en studentenbegeleiding
Wegens de beperkte belangstelling heeft men het klassieke monitoraat in het eerste jaar tot een minimum gereduceerd. Wel is er na de lessen een tijdsinterval ingeroosterd waar de lector uitleg geeft betreffende de inhoud en de vorm der examens. Naar de toekomst wordt gedacht aan het organiseren van een bijkomende vorm namelijk het elektronische monitoraat of de gehele ondersteuning van de student langs het geïntroduceerde elektronische leerplatform. Studenten dienen er op attent gemaakt te worden dat het mailing systeem extra begeleidingsmogelijkheden kan beiden. Specifiek voor PHL is het zogenaamde groene netwerk. De opdracht van het groene netwerk luidt officieel als volgt: ‘Het groene netwerk is een zorgverbredend initiatief. De student kan er met elke vorm van probleem terecht. De aanleiding tot contact met iemand van het groene netwerk, hoeft niet noodzakelijk een probleemkarakter te hebben. Ook het meedelen van een succeservaring of een vreugdevolle gebeurtenis kan voor de student van belang zijn.’ Het groene netwerk is een deelgroep van het personeel die zich vanaf het begin van het academiejaar bekend maken als personen tot wie de student zich in vertrouwen kan wenden. De bekendmaking gebeurt tijdens de introductiedagen en ad valvas. De student ontmoet de groene netwerkers ook in andere situaties (bv. als lesgever of op het secretariaat), zodat hij zich een idee kan vormen over de mogelijkheid om tot een meer persoonlijk of diepgaand gesprek te komen. De leden van het groene netwerk hebben geen vast contactmoment; zij zijn permanent aanspreekbaar. Voor een contact kan de student al dan niet een afspraak maken. De mensen van het groene netwerk kunnen de student, indien hij dat zelf wenst, doorverwijzen naar andere diensten bijv. de sociaal assistent. Doorverwijzing betekent evenwel niet dat het contact met de groene netwerker verbroken wordt. De doorverwijzing wordt begeleid en opgevolgd zolang de student dit wenst. Het groene netwerk wordt gevormd door vrijwilligers-lectoren. TI heeft vijf lectoren die deel uitmaken van het netwerk. Er bestaat centraal een coördinator van het groene netwerk. Hij maakt deel uit van de centrale kwaliteitscel waar hij rapporteert over het psychosociaal welbevinden der studenten. Relatief weinig studenten doen direct beroep op het netwerk. Zij raadplegen eerst de ombudsman. Het bestaan ervan wordt wel door alle studenten geapprecieerd. Tijdens het tweede en derde jaar van de opleiding worden geen expliciete monitoraten meer opgericht. De individualisering van de begeleiding vindt plaats tijdens de practica, labo’s of werksessies. Voor het overige worden individuele afspraken gemaakt tussen de vaklector en de student om bijkomende werkzaamheden in verband met het curriculum te organiseren. Dit geldt zeker ten aanzien van de opdrachten die al dan niet in groepsverband dienen uitgewerkt te worden en waarbij een gedeelte van de puntenverwerving gebaseerd is op de permanente evaluatiemethode. Menig student maakt momenteel al gebruik van de e-mail berichtenstroom opgezet tussen lector en de studenten via internet. Door de studenten werd bevestigd dat zij bij elke vraag via internet op zeer korte tijd een antwoord krijgen. De studiegids vermeldt doelstelling, inhoud, didactische aanpak, examenregelingen, nodig en nuttig leermateriaal. Bovendien begint elke lector zijn colleges met een algemene inleiding waarin deze punten
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
255
hernomen worden. Men heeft immers gemerkt dat de gemiddelde student de studiegids niet leest. Men moet zich afvragen of de studiegids niet teveel informatie bevat die de student van een welbepaalde opleiding niet interesseert. Naast het groene netwerk bestaat er een psychosociale dienst bij de studentenvereniging VZW Socius. Het bestaan van het groene netwerk hebben bij vele studenten de drempel tot vraag voor hulpverlening verlaagd. De voordien centrale ombudsvrouw is nu vervangen door een wisselend aantal ombudsvrouwen per departement. Zij krijgen hiervoor een aantal uren taakbelasting. Zij spreken onderling af om in het bureau van de ombudsvrouw een permanentie te organiseren. Er bestaat een programma in Access dat het mogelijk maakt ieder ombudsdossier via de computer in te geven. Aan het einde van het academiejaar wordt in het kader van de deliberaties een uitprint van de ombudsdossiers gerealiseerd. Op deze manier heeft de aanwezige ombudsvrouw onmiddellijk zicht op mogelijke problemen die bij de bespreking relevant kunnen zijn. De studenten zijn vertegenwoordigerd in: Raad van Bestuur De studentenraad Departementale raad Academische raad Alle vertegenwoordigers worden volgens een democratisch proces verkozen. De PHL is een sterk gecentraliseerde instelling met veel top down communicatie maar minder uitgesproken bottom up communicatie.
2.11.12 studeerbaarheid en studierendement Zoals in alle opleidingen TI is de instroom zeer heterogeen, wat het moeilijk maakt het passende onderwijspatroon te vinden. Wegens de onbeschikbaarheid van lokalen is het quasi onmogelijk gesloten roosters te realiseren, er zijn niet altijd vrije ruimtes beschikbaar waar de student ongestoord kan werken. Overdreven concentratie van vakken in een periode kan nefast zijn voor de studeerbaarheid. Normaal wordt het vastgesteld op de deliberatie en wordt het geremedieerd in het volgend academiejaar. Studiebevorderend zijn alle elementen die de betrokkenheid van de studenten met de opleiding vergroten. Opgesomd kunnen worden: de monitoraten, de eigen laptops, de werkvormen (labo en groepswerking), het trimestersysteem, campusvorming, de algemene infrastructuur. Er is nooit een echte studietijdmeting ingevoerd. De punten gegeven aan een opleidingsdeel worden geacht de noodzakelijke studietijd te weerspiegelen. Zelfs zonder reële meting wordt er naar gestreefd de studiebelasting over het jaar homogeen te verdelen.
2.11.13 afgestudeerden Voor de laatstejaarsstudenten wordt al enkele jaren op initiatief van de opleiding binnen het departement een jobbeurs georganiseerd. Hierbij komen bedrijven informatie geven over de vacatures in hun bedrijf en over de manier waarop studenten zich voor deze vacatures kandidaat kunnen stellen. Een andere wijze is het organiseren van rekruteringsactiviteiten als afsluiting van een seminarie.
De jaarlijks georganiseerde bedrijvencontactdag op het niveau van de hogeschool is een ogenblik waarop lectoren informeel bemiddelen in het werkaanbod bij vele informaticabedrijven. Indien de vraag vanuit de bedrijfswereld naar de informatica-afgestudeerden terugloopt dient reëel gedacht te worden aan het oprichten van een plaatsingsdienst. Er is geen georganiseerde vorm van alumniwerking in de opleiding aanwezig. Contacten die blijven bestaan tussen afgestudeerden en de hogeschool berusten op individuele basis. Men tracht de e-mail adressen van de afgestudeerden bij te houden om op deze wijze de mogelijkheid van contact open te houden. Het werkdveld werd de laatste vijf jaar niet bevraagd over de tevredenheid van de afgestudeerden. Gezien alle afgestudeerden tot nu toe een job vonden mag men aannemen dat het werkveld niet ontevreden is. De meting van de tevredenheid van afgestudeerden over het behaalde kennisniveau bij het afstuderen is niet systematisch gebeurd. Verscheidene lectoren baseerden hun uitspraken op enquêtes via e-maillijsten van recentelijk afgestudeerden. Deze indrukken over het kennisniveau van de betrokken afgestudeerde werden in de mate van het mogelijke mede verwerkt in de wijzigingen van curriculumonderdelen en inhouden. Zo leidde dit onder meer tot het reduceren van het aantal uren COBOL, het invoeren van een practicum netwerken of besturingssystemen Windows, het schrappen van het vak operationeel onderzoek, het meer aandacht besteden aan de integratie tussen programmalogica en de taal. Een aantal andere aspecten zijn allicht mede ten gevolge van deze contacten tot stand gekomen.
2.11.14 maatschappelijke dienstverlening Behalve internetcursussen voor KBC en een omscholingscursus naar SAP medewerker voor Cevora, werd er geen dienstbetoon gepresteerd. Er bestaat trouwens minimale belangstelling voor dienstbetoon in de opleiding. Sinds de aanstelling van een verantwoordelijke dienst in het centrale bestuur met betrekking tot maatschappelijke dienstverlening is deze materie naar een hoger echelon verhuisd. Er zijn geen expliciete middelen ter beschikking gesteld aan de opleiding of het departement om deze dienstverlening te omkaderen of te organiseren
2.11.15 onderzoek Op een mislukte poging bij het HOBU fonds na, is er van een inspanning op onderzoek geen sprake. Algemeen wordt aangenomen dat door de toegenomen taakdruk in de opleiding en de centralisatie van budgetten en inspanningen op hogeschoolniveau er nog weinig ruimte blijft voor het lokale initiatief.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
257
bijlagen bijlage 1
curriculum vitae van de visitatieleden
Jean Ceuppens (1946) studeerde wiskunde aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij heeft 30 jaar onderwijservaring, waarvan 23 jaar in het hoger onderwijs. Gedurende 18 jaar was hij lector wiskunde en statistiek in de Hogeschool Limburg. Die lesopdracht combineerde hij met ondersteuning aan de computerafdeling van de hogeschool. Sinds 2002 is hij op TBS.
Jan Devos (1960) is ingenieur elektrotechniek en burgerlijk ingenieur computerwetenschappen. Hij heeft eveneens de postuniversitaire managementopleiding van Vlerick gevolgd. Hij heeft een tiental jaar gewerkt in een softwarehuis, aanvankelijk als programmeur, later als technisch directeur. In die laatste functie was hij ook verantwoordelijk voor de interne processen, zoals de aanwerving van personeel. Sinds 6 jaar heeft hij een consultancy bureau. Hij geeft advies aan en begeleidt organisaties die geconfronteerd worden met veranderingsprocessen en informaticaproblemen. Sinds kort spitst hij zich toe op audits en het vertalen van ISO-systemen naar een informatica-omgeving. De helft van de opdrachten komt van de Vlaamse overheid.
Theo D Hondt (1949) studeerde wiskunde en behaalde een doctoraat in de Wetenschappen. Hij is hoogleraar computerwetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel en is al meer dan 30 jaar in één of andere hoedanigheid betrokken bij het onderwijs in de informatica. Zijn onderzoeksgebied omvat software engineering, alles wat te maken heeft met objectgerichte en recent ook aspectgerichte software ontwikkeling.
Valere Melotte ((1956) werkt als professional services manager bij Progress NV. In die functie geeft hij leiding aan een professional services afdeling van consultants en project managers en is hij ondermeer verantwoordelijk voor het op peil houden van de technologische kennis van de eindprogrammeurs. Hij is vertrouwd met het onderwijs, via de begeleiding van stagiaires maar ook via het Progress University Programma dat scholen de gelegenheid geeft om o.m. kosteloos trainingen te volgen en dat studenten stageplaatsen aanbiedt. Hij heeft een grote interesse voor de kwaliteit van de informatica opleidingen.
Jos Mertens (1944) studeerde wiskunde en heeft heel zijn carrière in het informatica departement van een bank gewerkt, aanvankelijk deGenerale Bank, daarna in de Bank van de Post, momenteel werkt hij bij Fortis aan het fusieproject van Generale bank en Fortis voor de provincie Limburg. Hij is vertrouwd met het EFQM model
Tony Nelissen (1947) is licentiaat wiskunde en startte zijn loopbaan in het secundair onderwijs. Hij heeft 20 jaar bij IBM gewerkt, aanvankelijk als instructeur klantenopleiding. Naderhand heeft hij diverse managementfuncties uitgeoefend, zowel op Belgisch als op internationaal vlak.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
bijlagen
Oscar Steenhaut (1933) is professor emeritus doctor ingenieur en ere-rector van de Vrije Universiteit Brussel. Hij is ingenieur van vorming en heeft steeds gewerkt rond ICR en telecommunicatie. Hij is momenteel voorzitter van het Interuniversitair Instituut voor Vorming en Ontwikkeling. Hij heeft deelgenomen aan talrijke visitaties, zowel in Vlaanderen als Nederland.
Pierre Thienpont (1967) studeerde informatica van de Vrije Universiteit Brussel. Hij heeft een eigen firma, gespecialiseerd in informatica voor human resources en loonverwerking. Hij heeft diverse contacten met hogescholen, onder meer via de stageplaatsen die hij aanbiedt.
Geert Vanhaverbeke (1959) is administratief verantwoordelijke van het Universitair Centrum Sint-Ignatius Antwerpen. Tot 2003 werkte hij bij Agoria, het vroegere Fabrimetal, als adviseur economische aangelegenheden en industrieel beleid. Zijn takenpakket sloot er nauw aan bij de bevoegdheden van het Vlaamse gewest. Samen met zijn medewerkers volgde hij diverse dossiers op, waaronder de problematiek onderwijs en opleiding, sensibilisering voor technisch geschoolden, innovatie en expansiebeleid. Voordien heeft hij 10 jaar gewerkt als adjunct-kabinetchef van minister-president Van Den Brande en 8 jaar op de studiedienst van het ACV. Hij volgt de onderwijsproblematiek beleidsmatig op en heeft een grote interesse in visitaties om een beter beeld te krijgen hoe de ondersteuning aan de werkgevers vanuit de federaties verder kan uitgebouwd worden.
Marie-Paule Van Oudenhove (1946) is licentiaat handels- en financiële wetenschappen. Zij heeft een ruime ervaring als lector achter de rug, aanvankelijk in het buitenland (o.m. in Thailand, Indonesië en Congo), daarna in de Katholieke Hogeschool Mechelen. Ze is momenteel op TBS en geeft advies op het vlak van MS office pakketten.
Michel Verschueren (1954) studeerde toegepaste economische wetenschappen richting kwantitatieve bedrijfseconomie en informatica aan de K.U.Leuven. Hij heeft veel ervaring opgebouwd in diverse bedrijven in de informaticasector zoals IBM, Philips, Digital en Arco Information. Hij is vertrouwd met een aantal hogescholen via de begeleiding van stagiaires.
bijlage 2 thema’s van het zelfevaluatierapport
0
beschrijving van beleid en kwaliteitszorg van de opleiding •
voorstelling van de opleiding;
•
beschrijving
van
het
beleid,
algemene
strategie
en/of
doelstellingen
inzake
onderwijs,
internationalisering, maatschappelijke dienstverlening, onderzoek, … •
1
beschrijving van het kwaliteitsbeleid en van het systeem van interne kwaliteitszorg.
thema concretisering kwaliteitszorg in de opleiding •
concrete uitwerking kwaliteitszorg in de opleiding (enquêtes, consensusvergaderingen, evaluatie, relaties met werkveld, …);
•
meetresultaten van de opleiding vanuit het interne kwaliteitsinstrument;
•
verbeterdoelen en acties vanuit de kwaliteitszorg in de opleiding;
•
opvolging van de verbeterdoelen en acties vanuit de kwaliteitszorg in de opleiding;
•
kwaliteitscoördinator in de opleiding (verantwoordelijkheid, draagvlak, functioneren); thema kwaliteitszorg in het opleidingsteam.
bijlage: overzicht scores, formulieren, (opvolgings)verslagen vanuit de kwaliteitszorg in de opleiding
2
thema personeel •
human Resources Management (o.a. aanstelling en/of aanwerving, allocatie, bevordering, functionering en evaluatie);
•
betrokkenheid van personeel (commitment en empowerment);
•
werking van het opleidingsteam (coördinatie, teamverantwoordelijkheid, draagkracht, ….);
•
professionalisering van het personeel buiten de technische deskundigheid (ook o.a. navorming);
•
technische deskundigheid van het onderwijzend personeel (vakinhoudelijk, onderwijskundig en didactisch) (ook hoe gaan wij daarmee om?, navorming, …);
•
onderzoeksdeskundigheid en/of deskundigheid in de beoefening en de ontwikkeling van de kunsten (indien van toepassing);
•
technische, administratieve en organisatorische deskundigheid (ATP, ondersteunende diensten) (ook o.a. navorming).
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
bijlagen
bijlage: omvang, cijfermateriaal, samenstelling personeel (diploma, categorie, functieomschrijvingen, opdrachten), overzicht navorming personeel
3
thema materiële en financiële randvoorwaarden •
onderwijsruimten (incl. laboratoria, practica- en werkgroepruimten, ateliers, ….);
•
mediatheek;
•
computerfaciliteiten;
•
beschikbare werkingsmiddelen;
•
studenten- en docentenfaciliteiten.
bijlage: cijfermateriaal
4
thema onderwijsdoelstellingen •
onderwijsvisie van de opleiding;
•
afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het hoger onderwijs;
•
afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het werkveld.
bijlage: beroeps- en/of opleidingsprofiel, onderwijsvisie en/of onderwijsdoelstellingen
5
thema opleidingsprogramma: opbouw en inhoud •
concretisering van de onderwijsdoelstellingen in het opleidingsprogramma;
•
de aandacht in het opleidingsprogramma voor de vaardigheden die het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren ondersteunen;
•
actualiteitsgehalte van het opleidingsprogramma;
•
sequentiële opbouw en coherentie van het opleidingsprogramma;
•
aandacht voor de karakteristieken van de studenteninstroom;
•
aanbod en structuur van flexibele leerwegen in het opleidingsprogramma;
•
het niveau en de inhoud van de opleidingsonderdelen.
bijlage: opleidingsprogramma en studiegids van de opleiding
6
thema afstudeerwerk en/of werkveldervaring •
opvatting(concept), inhoud en niveau;
•
begeleiding (o.a. duidelijkheid regelingen en voorzieningen);
•
beoordeling (gehanteerde criteria en wijze van beoordeling);
•
relatief gewicht in de opleiding.
bijlage: stagecontract, stagebeoordelingfiche, lijst van stageplaatsen, gebruikte handleiding en/of afspraken bij begeleiding en beoordeling van afstudeerwerken
7
thema internationale dimensie •
integratie van de doelstellingen van het internationaliseringbeleid in de opleiding;
•
de internationale dimensie in de opleiding;
•
participatiegraad van de studenten aan internationale programma's;
•
internationale contacten van het personeel met terugkoppeling naar het onderwijs;
•
samenwerking met buitenlandse instellingen.
bijlage: cijfergegevens internationalisering (studenten, personeel, take-up rate, begroting, uitgaven, ….) internationalisering
8
thema leersituatie
8.1
onderwijsvormen •
de verschillende onderwijsvormen (hoorcollege, werkgroepen, projectwerk, practica, zelfstudie, ….) (concept, geschiktheid in relatie tot doelstellingen, didactisch niveau);
•
innovatieve onderwijsvormen;
•
proportie contacturen-zelfstudie-andere onderwijsactiviteiten.
8.2
leermiddelen •
de verschillende onderwijsmiddelen (syllabi, handleidingen, cursussen, didactische hulpmiddelen, …) (in relatie tot doelstellingen en kwaliteit);
•
inschakeling van innovatieve leermiddelen in de opleiding (o.a. ICT).
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
bijlagen
bijlage: proportie contacturen-zelfstudie-andere onderwijsactiviteiten, onderwijsreglement en/of -regeling en/of -procedure wijziging onderwijsvormen en leermiddelen
9
thema toetsing en evaluatie •
de verschillende evaluatievormen (concept, in relatie tot de doelstellingen van de opleidingsonderdelen en de opleiding als geheel, gerichtheid van de evaluatie op het toetsen van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, moeilijkheidsgraad);
•
criteria en wijze van beoordeling door de evaluatoren;
•
criteria en wijze van beoordeling van de examencommissie;
•
organisatie van toetsen en examens;
•
transparantie van de evaluatie.
bijlage: examenreglement en/of regeling
10
thema studie- en studentenbegeleiding
10.1
studenteninstroom •
instroomprofiel (ook zijdelings);
•
instroombegeleiding;
•
voorlichting aan abituriënten/aspirant-studenten;
•
activiteiten ten aanzien van de aansluiting secundair - hoger onderwijs.
10.2
studiebegeleiding en studentenbegeleiding •
studiebegeleiding tijdens het eerste jaar;
•
studiebegeleiding/advies tijdens het vervolg van de opleiding;
•
communicatie van de onderwijsdoelstellingen, onderwijs- en examenreglement/ regeling;
•
psychosociale begeleiding;
•
studentenparticipatie;
•
ombudsfunctie.
bijlage: cijfergegevens instroomprofiel en instroombegeleiding, folders en cijfergegevens studie- en studentenbegeleiding, decretaal rapport studiebegeleiding eerstejaars
11
thema studeerbaarheid en studierendement •
studierendement en studiebelemmerende of studiebevorderende factoren en maatregelen (per studiejaar/startmodules en voor de hele opleiding);
•
studietijd (verdeling over en binnen de opleiding, wijze en opvolging studietijdmeting, overeenstemming begrote en reële studietijd).
bijlage: slaagcijfers alle studiejaren/modules en gemiddelde studieduur, cijfergegevens begrote en reële studietijd
12
thema afgestudeerden •
voorbereiding van de afgestudeerde op de instap in het werkveld (uitstroombegeleiding inbegrepen);
•
contacten tussen de opleiding en de afgestudeerden (o.a. alumniwerking);
•
waardering voor de afgestudeerden door het werkveld;
•
tevredenheid van de afgestudeerden over de opleiding.
bijlage: materiaal uitstroombegeleiding en alumniwerking, rapport tevredenheidmeting bij afgestudeerden
13
thema maatschappelijke dienstverlening •
maatschappelijke dienstverlening verweven met de opleiding (concept, beleidsdoelstellingen, bijdrage tot beleidsdoelstellingen, verwevenheid met onderwijs, kwaliteitszorg maatschappelijke dienstverlening);
•
organisatie, middelen en ondersteuning van de opleidingsgebonden maatschappelijke dienstverlening.
bijlage: visie en/of beleidsdoelstellingen maatschappelijke dienstverlening, overzicht maatschappelijke dienstverlening, begroting projecten maatschappelijke dienstverlening, resultaten uit kwaliteitszorg
14
thema onderzoek •
onderzoek verweven met de opleiding (concept, beleidsdoelstellingen, bijdrage tot beleidsdoelstellingen, verwevenheid met onderwijs o.a. via actieve deelname studenten, kwaliteitszorg onderzoeksprojecten);
•
organisatie, middelen en ondersteuning opleidingsgebonden onderzoek.
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
bijlagen
bijlage: overzicht onderzoeksprojecten, begroting onderzoek (personeel/taakbelasting, uitrusting, werking), tussentijdse en/of eindverslagen, gebruikerscommissies, resultaten uit kwaliteitszorg)
15
thema beoefening en ontwikkeling van de kunsten (indien van toepassing) •
de beoefening en ontwikkeling van de kunsten in de opleiding (beleidsdoelstellingen, bijdrage tot de realisatie van de doelstellingen, verwevenheid met onderwijs, kwaliteitszorg beoefening en ontwikkeling kunsten);
•
organisatie, middelen en ondersteuning van de beoefening en ontwikkeling van de kunsten.
bijlage: overzicht beoefening en ontwikkeling kunsten in de opleiding, resultaten uit kwaliteitszorg
bijlage 3 bezoekschema
dag 1 09.00 - 09.30 09.30 - 10.00 10.00 - 11.00 11.00 - 11.15 11.15 - 12.15 12.15 - 13.30 13.30 - 14.30 14.30 - 16.00 16.00 - 17.00 17.00 - 18.00 18.00 - 19.00
intern overleg algemeen directeur,departementshoofd, kz centraal opleidingscoördinator en kz coördinator van de opleiding intern overleg vakverantwoordelijken theorielessen lunch met mensen uit de opleiding vakverantwoordelijken praktijklessen rondgang (in werking) en inzage documenten (cursussen, afstudeerwerken, stageverslagen + kwoteringen laatste drie jaar) toegankelijkheid, sociale voorzieningen intern overleg en inzage documenten vertegenwoordiging van het werkveld in de adviesraad (indien beschikbaar) drie tot vijf afgestudeerden, minimum twee jaar afgestudeerd
dag 2 09.00 - 10.00 10.00 - 11.00 11.00 - 12.00 12.00 - 13.30 13.30 - 14.00 14.00 - 16.00 16.00 - 16.30
vijf tot tien studenten eerste jaar en tweede jaar, inclusief studentenvertegenwoordiging, M/V vijf tot tien studenten derde jaar, inclusief studentenvertegenwoordiging, M/V vijf vertegenwoordiging van lectoren, verschillende anciënniteit, M/V lunch vrij spreekuur intern overleg mondelinge rapportering
bezoekdata Erasmushogeschool Brussel Hogeschool Antwerpen Hogeschool Gent Hogeschool Limburg Hogeschool voor Wetenschap & Kunst Hogeschool West-Vlaanderen Karel de Grote-Hogeschool Katholieke Hogeschool Kempen Katholieke Hogeschool Leuven Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen Provinciale Hogeschool Limburg
3 en 4 februari 2003 24 en 25 februari 2003 18 en 19 november 2002 13 en 14 maart 2003 10 en 11 oktober 2002 5 en 6 december 2002 17 en 18 oktober 2002 17 en 18 februari 2003 24 en 25 maart 2003 27 en 28 januari 2003 21 en 22 november 2002
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
bijlagen
bijlage 4
lijst van de gebruikte afkortingen
AC
Afdelingscoördinator
ASO
Algemeen secundair onderwijs
BSO
Beroepssecundair onderwijs
CA
Centrale Administratie
ECTS
European Credit Transfer System
EFQM
European Foundation for Quality Management
DOC
Departementaal onderhandelingscomité
HOBU
Hoger Onderwijs Buiten de Universiteit
HOC
Hogeschooloverlegcomité
HOLT
Hoger onderwijs van het lange type
IAJ
Individueel Aangepast Jaarprogramma
ICT
Informatie en Communicatie Technologie
ICTO
Informatie en Communicatie Technologie in Onderwijs
IP
Intensive Programma
IWT
Instituut voor de Aanmoediging van innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen
KSO
Kunst secundair onderwijs
NKO
Neus-Keel-Oor (dienst van een ziekenhuis)
OBE
OnderwijsBelastingsEenheid
OO
Object Oriented
PDCA
Plan-Do-Check-Act (verbetercyclus van het EFQM)
PGO
Probleemgestuurd onderwijs
PMS
Psycho Medisch Sociaal Centrum (huidige Centra voor Leerlingenbegeleiding)
PWO
Projectmatig Wetenschappelijk Onderzoek
SID-in
Studie-InformatieDagen
TI
Toegepaste Informatica
TSO
technisch secundair onderwijs
ZER
Zelfevaluatierapport
de onderwijsvisitatie van de opleiding toegepaste informatica
bijlagen