Titel 21 SEPTEMBER 1970. - Koninklijk besluit betreffende de keuring van en de handel in vlees van gevogelte. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-07-1986 et tekstbijwerking tot 09-12-2000). Publicatie : 30-10-1970 Inwerkingtreding : 01-11-1972 *** 30-10-1970 (ART. 65) *** 15-02-1979 (ART. 31,§3) Dossiernummer : 1970-09-21/30
Inhoudstafel
Tekst
Begin
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen. Art. 1-5 HOOFDSTUK II. - De erkenning der slachthuizen. Art. 6-12 HOOFDSTUK III. - Hygiëne van het personeel, de ruimten en het gereedschap in de slachthuizen. Art. 13-19, 19bis HOOFDSTUK IV. - Gezondheidsonderzoek vóór het slachten. Art. 20-23 HOOFDSTUK V. - Hygiëne bij het slachten en het conditioneren van het geslachte gevogelte met het oog op de keuring. Art. 24-27, 27bis, 28-31 HOOFDSTUK VI. - Keuring na het slachten. Art. 32-33 HOOFDSTUK VII. - Beslissing van de keurder volgend op de keuring na het slachten. Art. 34-36 HOOFDSTUK VIII. - Het conditioneren voor het vervoer en vervoer. Art. 37-41 HOOFDSTUK IX. - Uitvoer. Art. 42-45, 45bis HOOFDSTUK X. - Invoer. Art. 46-64, 64bis HOOFDSTUK XI. - Overgangsbepalingen. Art. 65 HOOFDSTUK XII. - Slot- en strafbepalingen. Art. 65bis, 66-71, N, 1N, 2N
Tekst
Inhoudstafel
Begin
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen. Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° vlees en gevogelte : alle delen van het gevogelte, bepaald in artikel 1, § 2, 2°, van de wet van 15 april 1965 en die geschikt zijn voor menselijke consumptie;
2° vers vlees van gevogelte : alle vlees van gevogelte dat geen behandeling heeft ondergaan ter bevordering van houdbaarheid. Voor de toepassing van dit besluit wordt echter ook als vers vlees beschouwd, vlees van gevogelte dat een behandeling door de koude heeft ondergaan; 3° geslachte dieren : het gehele lichaam van een tot het gevogelte behorende geslacht dier na uitbloeden, plukken, verwijderen van de slokdarm, (krop, luchtpijp en longen) en na leeghalen van de lichaamsholte, al dan niet ontdaan van (nieren), van de kop, van de poten ter hoogte van het tarsaalgewricht; 4° eetbare slachtafval : de lever, ontdaan van de galblaas, het hart, ontdaan van het hartzakje, de spiermaag waaruit inhoud en binnenwand zijn verwijderd, in zoverre al die organen behoorlijk gereinigd en gewassen zijn; 5° niet eetbare slachtafval : al wat niet behoort tot het geslachte dier, de delen van een geslacht dier of de eetbare slachtafval; (6° gedroogd, gezouten en gerookt vlees van gevogelte : alle vlees van gevogelte dat een behandeling heeft ondergaan ter bevordering van de houdbaarheid door middel van drogen, zouten of roken, waarbij hetzij de waarde aw minder dan 0,97 bedraagt, hetzij bij hartdoorsnijding kan worden vastgesteld dat de kenmerken van vers vlees zijn verdwenen.) Art. 2. (lid opgeheven) (In afwijking van het bepaalde in voorgaand lid mogen dieren die gebruikt worden voor de produktie van " foie gras " op het mestbedrijf worden verdoofd, uitgebloed en geplukt mits dit geschiedt in een afzonderlijk lokaal dat voldoet aan de voorwaarden bepaald door artikel 6 c) en moeten de geslachte dieren die niet van hun ingewanden zijn ontdaan onmiddellijk vervoerd worden naar een erkende uitsnijderij die voorzien is van een speciaal lokaal waarin de geslachte dieren binnen de 24 uur van hun ingewanden worden ontdaan.) Art. 3. Het is verboden vers vlees van gevogelte in te voeren, uit te voeren, te verwerken, te vervoeren, tot handelsdoeleinden voorhanden te hebben, te bewaren, te koop te stellen of aan te bieden, onder al dan niet bezwarende titel af te staan dat : a) (opgeheven) b) (opgeheven) c) in elk geval : 1° (opgeheven) 2° werd behandeld met zuurstofwater of andere ontsmettingsmiddelen, met natuurlijke of kunstmatige kleurstof met natuurlijke of kunstmatige aromatische stoffen, met antibiotica, met conserveermiddelen of vermalsers en, in het algemeen, met enig toevoegsel, waarvoor door de Minister van Volksgezondheid geen toelating is verleend, op grond van artikel 3 van de wet van 20 juni 1964; 3° afkomstig is van dieren waaraan werden toegediend hormonen of gelijkaardige stoffen, arsenicum of antimonium houdende stoffen of die werden behandeld door middel van oestrogene, thyreostatische, arsenicum of antimonium houdende stoffen; (4° meer dan 6 pct. niet-lichaamswater bevat. Dit percentage wordt bepaald
door een methode aangenomen door de Minister die de Volksgezondheid in zijn bevoegdheid heeft.) Art. 4. De bepalingen van dit besluit zijn niet toepasselijk op gevogelte dat is geslacht door een particulier voor eigen verbruik of door een toevallig producent die het rechtstreeks levert aan een consument voor eigen verbruik. Art. 5. De technische helpers bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet van 15 april 1965, staan de keurders alleen bij voor de volgende taken : 1° waken voor de toepassing van de hygiënische eisen bepaald in de Hoofdstukken III en V; 2° bij het gezondheidsonderzoek vóór het slachten, waken voor de afzondering van de dieren, die een in artikel 22 vermeld verschijnsel vertonen, in de in artikel 6, b) bepaalde ruimte, waar zij ter beschikking van de keurder blijven; 3° bij de keuring na het slachten, wanneer een afwijking een der redenen tot inbeslagneming aan het licht brengt of laat vermoeden opgenoemd in artikel 34, waken voor de identificatie van de geslachte dieren en de slachtafval en voor hun overbrenging naar de in artikel 6, i), bepaalde ruimte. HOOFDSTUK II. - De erkenning der slachthuizen. Art. 6. (opgeheven "met uitzondering van de tweede lid van artikel 6, n)") (De exploitant mag, in geen enkel geval, de keurder beletten zijn taak naar behoren te vervullen maar hij moet hem alle hulp verstrekken die daartoe nodig is;) Art. 7. (opgeheven) Art. 8. (opgeheven) Art. 9. (opgeheven) Art. 10. (opgeheven) Art. 11. (opgeheven) Art. 12. (opgeheven) HOOFDSTUK III. - Hygiëne van het personeel, de ruimten en het gereedschap in de slachthuizen. Art. 13. (opgeheven) Art. 14. (opgeheven) Art. 15. (opgeheven) Art. 16. (opgeheven) Art. 17. (opgeheven) Art. 18. (opgeheven) Art. 19. (opgeheven)
1996> Art. 19bis. (opgeheven) HOOFDSTUK IV. - Gezondheidsonderzoek vóór het slachten. Art. 20. De dieren moeten in het slachthuis aan het gezondheidsonderzoek worden onderworpen, binnen een termijn van 24 uur vóór het slachten. (Bij voor de produktie van " foie gras " gehouden ganzen en eenden, die op het mestbedrijf worden verdoofd, uitgebloed en geplukt, mag de keuring vóór het slachten plaatsvinden in de laatste week van de mestperiode. De keurder levert gelijktijdig een gezondheidscertificaat af, waarvan het model door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort wordt vastgesteld, en dat dient als gezondheidsattest en als vervoerbewijs naar een uitsnijderij, die moet voorzien zijn van een speciale ruimte of lokaal.) Art. 21. Het gezondheidsonderzoek vóór het slachten dient te worden verricht op al de loten of op een gedeelte der loten van dezelfde herkomst. Art. 22. § 1. Uit het gezondheidsonderzoek vóór het slachten moet kunnen worden uitgemaakt : a) of de dieren lijden aan een ziekte die besmettelijk is voor mens of dier, dan wel of zij verschijnselen vertonen of in een algemene gezondheidstoestand verkeren die het uitbreken van een dergelijke ziekte doen vrezen; b) of zij verschijnselen van een ziekte of een storing van de algemene gezondheidstoestand vertonen, die het vlees ongeschikt kunnen maken voor menselijke consumptie; c) of de dieren niet uitgevast, vermoeid of opgewonden zijn. In dat geval schrijft de keurder een rusttijd voor. § 2. De keurder moet inzonderheid onderzoek doen naar het voorkomen van : - een storing van de algemene gezondheidstoestand; - groeistoornissen (rachitis, enz.); - cachexie; - oedeem van de kop; - een abnormale kleur of bleekheid van kam en lellen (anemie, geelzucht, storingen van de bloedsomloop); - ademhalingsstoringen (geeuwen, niezen, dyspnoe, enz.); - verteringsstoringen (diarrhee en verkleuring van de uitwerpselen), prolaps of ontsteking van de cloaca; - zenuwstoringen (depressie, excitatie, bevingen, torticollis, verlamming, motorische incoördinatie, mank gaan, enz.); - gezwellen; - ascites; - ernstige huidletsels; - een ontsteking van de huid, de slijmvliezen of de gewrichten (uitslag, onderhuidsoedeem, synovitis). Art. 23. Gevogelte waarvan de gezondheidstoestand geen voldoening geeft moet afzonderlijk en het laatst worden geslacht, meer bepaald : a) dieren die een of meer van de in artikel 22, § 1, genoemde verschijnselen vertonen; b) dieren waarvan is vastgesteld, door aanwezigheid van zieke dieren in het slachthuis of door sanitaire gegevens betreffende hun herkomst, dat zij in aanraking zijn gekomen met dieren die lijden aan gewone vogelpest, ziekte van
New Castle, hondsdolheid, salmonellose, cholera, ornithose of tuberculose, op zodanige wijze dat de ziekte kon worden overgedragen; c) vermoeide of opgewonden dieren, die niet de door de keurder nodig geachte rust hebben genoten; d) dieren die een of meer in artikel 22, § 2, genoemde verschijnselen vertonen. HOOFDSTUK V. - Hygiëne bij het slachten en het conditioneren van het geslachte gevogelte met het oog op de keuring. Art. 24. (opgeheven) Art. 25. (opgeheven) Art. 26. (opgeheven) Art. 27. (opgeheven) Art. 27bis. (opgeheven) Art. 28. (opgeheven) Art. 29. (opgeheven) Art. 30. (opgeheven) Art. 31. (opgeheven) HOOFDSTUK VI. - Keuring na het slachten. Art. 32. Alle delen van het dier moeten na het slachten worden gekeurd. Art. 33. De keuring na het slachten moet geschieden met alle middelen die de keurder nuttig acht en meer bepaald, buiten de bezichtiging op het oog, door het betasten van het geslachte dier, de hals, de vleugels, de dijen, de lever, het onderzoek van de voorste holte, indien nodig door transilluminatie en in 't algemeen, door alle procédés die het mogelijk maken de afwijkingen van consistentie, kleur, reuk of smaak op te sporen. Indien de keurder het nodig acht, neemt hij zijn toevlucht tot het insnijden van de organen en tot laboratoriumonderzoekingen. HOOFDSTUK VII. - Beslissing van de keurder volgend op de keuring na het slachten. Art. 34. Voor de menselijke consumptie worden ongeschikt verklaard en in beslag genomen : 1° In hun geheel, de dieren voor wie uit de keuring na het slachten blijkt dat zij een of meer van de volgende verschijnselen vertonen : - dood door een andere oorzaak dan het slachten; - algemene verontreiniging; - tuberculose in al haar vormen; - verbreide traumatische letsels; - abnormale reuk, kleur of smaak; - verrotting; - afwijkingen in de consistentie; - cachexie, dit wil zeggen vermagering, gepaard gaande met een vermindering van het volume van de coronaire vetlaag;
- hydrohemie; - ascites; - geelzucht; - besmettelijke toestand; - verbreide aspergillose; - toxoplasmose; - uitgebreid onderhuids of musculair parasitisme; - kwaadaardige of veelvuldige gezwellen; - leucosis; - vergiftiging; - aanwezigheid in de longen van broeiwater; - letsels aan de ademhalingsorganen en aan de luchtzakken; - belangrijke letsels aan andere organen; - uitgebreide infectiehaarden. 2° De delen van het geslachte dier of de organen die gelokaliseerde letsels vertonen die de gezondheid van de rest van het vlees niet aantasten. Art. 35. Indien de eigenaar van het dier zich met de beslissing van de keurder niet kan verenigen, beschikt hij over een termijn van 24 uur om hiertegen verzet te doen. In dit geval doet hij, op eigen kosten een tegenonderzoek verrichten door een dierenarts, door hem gekozen onder door de regering aangenomen dierenartsen. Indien de bevindingen van de keurder en van de tegenkeurder niet dezelfde zijn, geeft deze laatste schriftelijk zijn advies en vraagt tevens dat de inspecteur van het ambtsgebied of zijn afgevaardigde dringend tussenbeide komt. Diens beslissing is niet voor beroep vatbaar. Art. 36. Tot besluit van de keuring wordt op elk geslacht dier een merkteken aangebracht. Het merken van vers vlees van gevogelte geschiedt onder de verantwoordelijkheid van de keurder. De Minister van Volksgezondheid stelt het model van de verschillende merktekens vast en bepaalt de wijze van merken van de gekeurde dieren. HOOFDSTUK VIII. - Het conditioneren voor het vervoer en vervoer. Art. 37. (opgeheven) Art. 38. (opgeheven) Art. 39. (opgeheven) Art. 40. (opgeheven) Art. 41. (opgeheven) HOOFDSTUK IX. - Uitvoer. Art. 42. De uitvoer van vlees van gevogelte mag alleen geschieden vanuit slachthuizen die speciaal voor de uitvoer zijn erkend door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, en vanuit andere erkende inrichtingen, en dat, in een of ander geval, onder dekking van genummerde gezondheidscertificaten waarvan het model door hem is vastgesteld en die werden verstrekt door de keurder of de verantwoordelijke
dierenarts nadat hij de lading heeft gekontroleerd en verzegeld. Iedere maand zendt de uitbater van de inrichting, die uitgevoerd heeft, aan de Inspecteur van de Vleeshandel van de omschrijving van een volledig ingevuld en genummerde kopij van elk gezondheidscertificaat dat hij heeft ontvangen. Hij moet tevens een register bijhouden waarin hij alle gegevens en het volgnummer van ieder ontvangen gezondheidscertificaat inschrijft. De keurder of de verantwoordelijke dierenarts is verplicht deze inschrijvingen te controleren en te paraferen telkens hij een gezondheidscertificaat aflevert. Art. 43. (opgeheven) Art. 44. De Minister van Volksgezondheid bepaalt het keurmerk dat moet worden aangebracht op het gevogelte dat voor de uitvoer in aanmerking komt. Art. 45. (opgeheven) Art. 45bis. § 1. De uitvoer van vlees van gevogelte naar een Lidstaat van de Europese Gemeenschap is verboden indien het verkregen is van gevogelte dat : a) niet sedert de uitkomst op het grondgebied van de Gemeenschap heeft verbleven, tenzij het is ingevoerd uit derde landen overeenkomstig de vereisten van hoofdstuk III van het ministerieel besluit van 21 december 1992 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren; b) afkomstig is van een bedrijf - ten aanzien waarvan maatregelen van dierengezondheidspolitie zijn getroffen met betrekking tot een besmettelijke pluimveeziekte, of, - dat is gelegen in een gebied waarvoor in verband met het optreden van een besmettingshaard van een ziekte waarvoor het gevogelte vatbaar is, om redenen van dierengezondheidspolitie overeenkomstig de europeescommunautaire wetgeving beperkende maatregelen gelden waarbij controles van vlees van gevogelte noodzakelijk zijn; c) tijdens het vervoer naar het slachthuis in contact is gekomen met gevogelte dat met aviaire influenza of met de ziekte van Newcastle is besmet; vervoer door een zone die besmet is verklaard met aviaire influenza of met de ziekte van Newcastle wordt niet geacht dergelijk contact in te houden indien het alleen via de hoofdwegen of per spoor gebeurt en voor het overige in deze zone verboden is; d) dat geslacht is in slachthuizen waar op het ogenblik van slachten een geval van aviaire influenza of van de ziekte van Newcastle is vastgesteld. § 2. De uitvoer van vlees van gevogelte naar een Lidstaat van de Europese Gemeenschap is verboden indien het ervan wordt verdacht in het slachthuis, de uitsnijderij, de opslagplaats of tijdens het vervoer te zijn besmet met de virussen die bij gevogelte aviaire influenza of de ziekte van Newcastle veroorzaken. § 3. In afwijking van § 1, mag het vlees verkregen van het daarin in b, c en d bedoelde gevogelte dat is geslacht in een erkend slachthuis dat voldoet aan de bepalingen van artikel 4 van het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende de erkenning en de inrichtingsvoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen in aanmerking worden genomen voor de uitvoer naar een Lidstaat van de Europese Gemeenschap mits aan onderstaande voorwaarden
is voldaan : - het vlees mag niet als vers vlees in het intracommunautaire handelsverkeer worden gebracht; - het vlees moet op een andere plaats of op andere tijdstippen worden verkregen, uitgesneden, vervoerd en opgeslagen dan vlees van gevogelte dat wel in aanmerking komt om als vers vlees in het intracommunautaire handelsverkeer te worden gebracht; - het vlees moet worden gemerkt met een bijzonder daartoe bestemd merkteken; - het vlees moet op zodanige wijze worden gebruikt dat het niet terecht komt in vleesproducten die in aanmerking komen om in het intracommunautaire handelsverkeer te worden gebracht, tenzij deze een warmtebehandeling hebben ondergaan in een hermetisch gesloten recipiënt met een Fc-waarde 3,00 of meer of een warmtebehandeling waarbij de kerntemperatuur ten minste op 70 °C is gebracht. § 4. In geval van een epizoötie van de ziekte van Newcastle mag het vers vlees verkregen van gevogelte - dat is gehouden in een gebied waarin om redenen van dierengezondheidspolitie overeenkomstig de europees-communautaire wetgeving beperkende maatregelen gelden, en - dat is geslacht in een erkend slachthuis dat voldoet aan de bepalingen van artikel 4 van het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende de erkenning en de inrichtingsvoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen, in afwijking van de §§ 1 en 3, in aanmerking worden genomen voor de uitvoer naar een Lidstaat van de Europese Gemeenschap mits aan onderstaande voorwaarden is voldaan : - het gevogelte komt van een bedrijf dat is gelegen in het toezichtsgebied, met uitzondering van het beschermingsgebied en waarvoor na epidemiologisch onderzoek is vastgesteld dat er geen contacten zijn geweest met een besmet bedrijf; - het gevogelte komt van een koppel waar in de vijf dagen voorafgaande aan het vertrek, op een representatief monster, genomen door een officieel aangewezen dierenarts, een virologisch onderzoek met negatief resultaat is verricht; - het gevogelte komt van een bedrijf waar in de 24 uur voorafgaande aan het vertrek, door een officieel aangewezen dierenarts bij een klinisch onderzoek geen aanwijzingen en geen symptomen zijn aangetroffen die op de aanwezigheid van de ziekte van Newcastle wijzen; - onverminderd § 1, c, dient het gevogelte rechtstreeks van het bedrijf van oorsprong naar het slachthuis vervoerd in vervoermiddelen die door de officieel aangewezen dierenarts worden verzegeld en die voor en na elk gebruik worden gereinigd en ontsmet; - het gevogelte dient bij het gezondheidsonderzoek vóór en bij de keuring na het slachten onderzocht op de symptomen van de ziekte van Newcastle. HOOFDSTUK X. - Invoer. Art. 46. De invoer van vers vlees van gevogelte hierinbegrepen de slachtafval alsmede de invoer van gedroogd, gezouten of gerookt vlees van gevogelte, geschiedt tegen overlegging van een gezondheidsattest waarvan het model wordt vastgesteld door de Minister van Volksgezondheid.
Het gezondheidsattest is alleen geldig indien het is afgeleverd, wanneer het om vers vlees van gevogelte gaat, door een in het land waar de dieren werden geslacht officieel erkend of aangenomen dierenarts, en wanneer het om gedroogd, gezouten of gerookt vlees van gevogelte gaat, door een in het land waar het vlees van gevogelte werd behandeld, officieel erkend of aangenomen dierenarts. (De artikelen 47 tot 53 en 56 tot 58 van dit besluit zijn niet van toepassing op vers, gedroogd, gezouten of gerookt vlees van gevogelte dat zich op het ogenblik van de invoer in het vrije verkeer bevindt in de Europeese Economische Gemeenschap. In dit geval, doch behoudens voor vlees van gevogelte dat zich in Nederland of in Luxemburg in het vrije verkeer bevindt, wordt (uiterlijk tot 31 december 1992) de controle op de aanwezigheid van het voorgeschreven gezondheidsattest uitgevoerd door de ambtenaren van het douanekantoor ofhulpkantoor, desgevallend bijgestaan door een ambtenaar of door een gemandateerde dierenarts van het Instituut voor veterinaire keuring. Indien ernstige vermoedens bestaan dat er onregelmatigheden zijn begaan, wordt een sanitair toezicht uitgevoerd door een inspecteur-keurder of gemandateerde dierenarts van het voornoemde Instituut overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.) Art. 47. Ten minste vierentwintig uren vóór de invoer, moet de invoerder de dienst voor inspectie van de vleeshandel van het gebied schriftelijk inlichten over dag en uur van de invoer, over de aard en de hoeveelheid van de in te voeren waren, over het land van herkomst en, in voorkomend geval, mede over het land waar de dieren werden geslacht of behandeld, alsook over het douanekantoor of hulpkantoor waar de waren voor de invoer zullen worden aangeboden. Art. 48. De Minister van Volksgezondheid en de Minister van Financiën wijzen gezamenlijk de douanekantoren en -hulpkantoren aan waarover de invoer van vers, gedroogd, gezouten of gerookt vlees van gevogelte toegelaten is. Zij duiden de dierenartsen aan belast met het sanitair toezicht bij de invoer. Zij stellen ook de dagen en uren vast waarop de invoer mag plaatshebben. Art. 49. Wanneer de in te voeren hoeveelheid 250 kg niet overtreft, heeft het sanitair toezicht plaats in de daartoe met toepassing van artikel 48 aangewezen douanekantoren of -hulpkantoren aan de grens. Evenwel, op een door de invoerder aan de bevoegde douanedienst gericht verzoek, mag dat toezicht worden verricht in de douanekantoren of -hulpkantoren genoemd in artikel 50. Art. 50. Wanneer de in te voeren hoeveelheid meer dan 250 kg bedraagt, wordt het sanitair toezicht in het binnenland gedaan, in de daartoe met toepassing van artikel 48 aangewezen douanekantoren of -hulpkantoren of, in voorkomend geval, in de douanekantoren van de havens van Antwerpen, Gent, Oostende of Zeebrugge. Art. 51. Wanneer het Bestuur van de Douane toelating verleent om de douaneformaliteiten op andere plaatsen te vervullen dan die waar de inklaring gewoonlijk wordt verricht en die in artikel 48 zijn aangewezen, kan de Minister van Volksgezondheid toelaten dat het sanitair toezicht wordt gedaan op de door het Bestuur van de Douane aanvaarde plaats. In dat geval wordt het toezicht verricht door de aan de bevoegde
douanedienst verbonden dierenarts. Art. 52. Vers, gedroogd, gezouten of gerookt vlees van gevogelte, dat tot de invoer wordt aangeboden, mag niet van enige douaneverplichting worden vrijgemaakt vooraleer het sanitair toezicht is beëindigd. Art. 53. Het sanitair toezicht slaat op de wijze waarop het vlees van gevogelte is vervoerd en bij de invoer wordt aangeboden, op de staat van bewaring ervan alsook op de conformiteit ervan met de eisen van de Belgische verordeningen betreffende de keuring van vlees van gevogelte. Om de controleverrichtingen op het bevroren en diepbevroren vlees van gevogelte mogelijk te maken kan de dierenarts doen overgaan tot het ontdooien van één of meer colli, volgens de omvang van de partij. Art. 54. Vers vlees van gevogelte moet, in het land waar het dier werd geslacht, van goed leesbare merktekens voorzien zijn. Art. 55. Elke verpakkingseenheid, bevattende vlees van gevogelte moet voorzien zijn van een goed leesbare label, waarop onuitwisbaar de aard van het vlees, het slachthuis en het land van herkomst vermeld staan. Een dubbel van die label, met dezelfde vermeldingen, alsook het model van het gebruikte merkteken, moet in elke verpakkingseenheid worden geplaatst. Art. 56. Wanneer de volksgezondheid het vereist mag de met het sanitair toezicht belaste dierenarts ook buiten de gevallen bedoeld in artikel 8, § 7, eerste en tweede lid, van de wet van 15 april 1965, de voor invoer aangeboden waar doen uitwijzen, met de instemming van de inspecteur van de vleeshandel van het gebied waar hij zijn opdracht vervult. Art. 57. De met het sanitair toezicht belaste dierenarts deelt zijn verzet tegen de invoer schriftelijk mede aan het Bestuur van de Douane en aan de invoerder. De invoerder beschikt over een termijn van vierentwintig uren om beroep in te stellen bij de inspecteur van de vleeshandel van het ambtsgebied. Die termijn begint te lopen vanaf het ogenblik waarop hem het verzet van de met het sanitair toezicht belaste dierenarts wordt betekend. Voor de waar die over het douanekantoor te Antwerpen wordt ingevoerd, alsook in de gevallen waarvan sprake in artikel 56, wordt het beroep ingesteld bij de hoofdinspecteur van de vleeshandel. Over de door de invoerders ingestelde beroepen wordt dringend uitspraak gedaan. De bevoegde inspecteur of, in voorkomend geval, de hoofdinspecteur van de vleeshandel kan de monsters nemen die nodig zijn voor zijn onderzoek; inzonderheid kan hij doen overgaan tot het ontdooien van het aantal verpakkingseenheden, dat hij nodig oordeelt om zijn beslissing te kunnen nemen. Art. 58. Na het onderzoek brengt de met het sanitair toezicht belaste dierenarts op de waar een merkteken aan waardoor wordt aangeduid dat ze ofwel mag worden ingevoerd, ofwel moet worden teruggewezen. Indien de waar ingevoerd is in overtreding met de bepalingen van dit hoofdstuk of indien zij, volgens het sanitair toezicht, ongeschikt is voor menselijke consumptie zijn de bepalingen van artikel 8, § 7, van de wet van 15 april 1965 van toepassing. De Minister van Volksgezondheid bepaalt welke kenmerken die merktekens moeten vertonen en op welke plaatsen zij moeten aangebracht worden. Art. 59. (lid opgeheven)
1986; bevestigd door KB 1989-01-25/33, art. 14, 5°, 003; Inwerkingtreding : 1989-04-01en bevestig door W 1994-07-14/56, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 01-04-1989, Opheffing : 31-12-1995> (Er wordt geen keurrecht geïnd bij wederinvoer van door een vreemd land teruggewezen Belgische goederen of bij de invoer van goederen die herkomstig zijn uit een Lid-Staat van de Europese Economische Gemeenschap en die er zich in het vrije verkeer bevinden.) Art. 60. (opgeheven) Art. 61. (opgeheven) Art. 62. Vers, gedroogd, gezouten of gerookt vlees van gevogelte, dat bij toepassing van de regelen betreffende de vrijstellingen inzake inkomrechten, van invoerrechten is vrijgesteld, is aan de voorschriften van dit besluit onderworpen. Art. 63. De gezondheidsformaliteiten door dit besluit voorgeschreven, dienen eveneens te worden vervuld in geval van terugwijzing door een vreemd land van vers, gedroogd, gezouten of gerookt vlees van gevogelte, dat uit België was uitgevoerd. Art. 64. Met de instemming van de Minister van Financiën kan de Minister van Volksgezondheid in transito verzonden vers, gedroogd, gezouten of gerookt vlees van gevogelte vrijstellen van de voor de invoer voorgeschreven gezondheidsformaliteiten. Art. 64bis. In de inrichtingen waar bij invoer vlees van gevogelte wordt opgeslagen, worden een register bijgehouden waarin de zendingen op de dag van de aankomst worden ingeschreven. Uit dit register moet de aard, de hoeveelheid en het land van herkomst van het ingevoerde vlees van gevogelte, alsmede de identiteit van de invoerder blijken. Het register wordt ter beschikking gehouden van de keurder. De invoerders zijn ertoe gehouden maandelijks aan het Instituut voor veterinaire keuring een overzicht te sturen van de ingevoerde hoeveelheden aan de hand van een maandstaat, waarvan het model is vastgesteld door de Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort. HOOFDSTUK XI. - Overgangsbepalingen. Art. 65. (opgeheven) HOOFDSTUK XII. - Slot- en strafbepalingen. Art. 65bis. Vlees van gevogelte dat niet conform is aan de bepalingen van dit besluit wordt schadelijk verklaard. Dit vlees wordt in beslag genomen, gedenatureerd en verzonden naar het destructiebedrijf dat door de Minister van Landbouw is erkend. Art. 66. Op de handel in vlees van gevogelte zijn de bepalingen toepasselijk van het koninklijk besluit van 10 december 1890, houdende reglement betreffende de gereedschappen, vazen, enz., voor de nijverheid en de handel in eetwaren gebruikt.
Art. 67. Het nemen van monsters is geregeld door de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 februari 1891, betreffende het toezicht over de handel in eetwaren en de wijze van het nemen van stalen. De inrichting en de werking van de laboratoria voor onderzoek zijn geregeld door de bepalingen van het koninklijk besluit van 23 oktober 1965, houdende reglement betreffende de inrichting en de werking der laboratoria voor de ontleding der eetwaren. Art. 68. De overtredingen van de bepalingen der artikelen 3, c, 2°, en 67, eerste lid, van dit besluit, worden gestraft overeenkomstig de bepalingen der wet van 20 juni 1964, betreffende het toezicht op voedingswaren of -stoffen en andere produkten. De overtredingen van de andere bepalingen van dit besluit worden gestraft overeenkomstig de bepalingen van artikelen 9 tot 14 van de wet van 15 april 1965. Art. 69. Opgeheven worden : het koninklijk besluit van 19 maart 1963, betreffende de inrichting en de werking van de slachthuizen voor pluimvee aangevuld door het koninklijk besluit van 18 november 1963 en opnieuw in werking gesteld bij het koninklijk besluit van 26 april 1965; het koninklijk besluit van 20 december 1966 tot erkenning voor de uitvoer van de slachthuizen voor pluimvee. Art. 70. De bepalingen van dit besluit treden in werking de eerste dag (van de vijfentwintigste maand), die volgt op zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, behalve artikel 65 dat in werking treedt op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, en behalve artikel 31, alinéa 3, dat slechts in werking zal treden (op 15 februari 1979). Art. 71. Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. Art. N. Bijlage. (opgeheven) Art. 1N. (opgeheven) Art. 2N. (opgeheven)
Aanhef
Tekst
Inhoudstafel
Begin
Gelet op de wet van 15 april 1965, betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, en tot wijziging van de wet van 5 september 1952, betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel; Gelet op de wet van 20 juni 1964, betreffende het toezicht op voedingswaren of -stoffen en andere produkten; Gelet op het advies van de Raad van State; Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, .....
Wijziging(en)
Tekst
Inhoudstafel
Begin
---------------------------------------------------GEWIJZIGD DOOR-------------------------------------------------BEELD : • KONINKLIJK BESLUIT VAN 23-10-2000 GEPUBL. OP 09-12-2000 (GEWIJZIGD ART. : 45BIS) • KONINKLIJK BESLUIT VAN 04-07-1996 GEPUBL. OP 03-09-1996 (GEWIJZIGDE ART. : 2;3;10;13-19BIS;24-31;37;45) (GEWIJZIGDE ART. : 65;N) • WET VAN 14-07-1994 GEPUBL. OP 08-10-1994 (GEWIJZIGDE ART. : 59;60;61) • KONINKLIJK BESLUIT VAN 25-02-1994 GEPUBL. OP 24-03-1994 (GEWIJZIGDE ART. : 6-9;11-12;43) • KONINKLIJK BESLUIT VAN 30-12-1992 GEPUBL. OP 31-12-1992 (GEWIJZIGDE ART. : 38;39;40;41) • KONINKLIJK BESLUIT VAN 30-12-1992 GEPUBL. OP 31-12-1992 (GEWIJZIGDE ART. : 45BIS;46;64BIS) • KONINKLIJK BESLUIT VAN 25-09-1992 GEPUBL. OP 24-10-1992 (GEWIJZIGD ART. : 19BIS) • KONINKLIJK BESLUIT VAN 25-01-1989 GEPUBL. OP 10-03-1989 (GEWIJZIGDE ART. : 59;60;61) • KONINKLIJK BESLUIT VAN 09-12-1987 GEPUBL. OP 30-12-1987 (GEWIJZIGD ART. : 46) • KONINKLIJK BESLUIT VAN 04-07-1986 GEPUBL. OP 08-07-1986 • KONINKLIJK BESLUIT VAN 04-04-1986 GEPUBL. OP 12-04-1986 • KONINKLIJK BESLUIT VAN 01-03-1985 GEPUBL. OP 23-03-1985