Titel 21 FEBRUARI 2003. - Wet tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-03-2003 en tekstbijwerking tot 3005-2014) Bron : FINANCIEN Publicatie : 28-03-2003 nummer : 2003003146 bladzijde : 15784 BEELD Dossiernummer : 2003-02-21/44 Inwerkingtreding : 01-06-2004
Inhoudstafel
Tekst
Begin
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling. Art. 1 HOOFDSTUK II. - Definities. Art. 2 HOOFDSTUK III. - De tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen. Art. 3-11 HOOFDSTUK IV. - De inning en invordering van de alimentatievordering. Afdeling I. - Inning en invordering ten laste van de onderhoudsplichtige. Art. 12-16 Afdeling II. - Terugvordering ten laste van de onderhoudsgerechtigde. Art. 17-21 Afdeling III. - Inlichtingen die moeten worden verstrekt door de openbare diensten, door instellingen en organisaties en door bepaalde openbare ambtenaren en privépersonen. Art. 22 HOOFDSTUK V. - Ontvangsten en uitgaven met betrekking tot onderhoudsgelden. Afdeling I. - Toerekening van de ontvangsten. Art. 23 Afdeling II. - Financiële verrichtingen. Art. 24-27 HOOFDSTUK VI. - Fiscale bepalingen. Art. 28 HOOFDSTUK VII. - Oprichting van een evaluatiecommissie. Art. 29 HOOFDSTUK VIIbis. - Overgangsbepalingen.
Art. 29bis HOOFDSTUK VIII. - Opheffingsbepaling en inwerkingtreding. Art. 30-31
Tekst HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Inhoudstafel
Begin
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Definities. Art. 2. Voor de toepassing van deze wet, wordt verstaan onder : 1° onderhoudsgeld : a) het onderhoudsgeld dat verschuldigd is aan de kinderen en dat werd vastgesteld hetzij door een uitvoerbare gerechtelijke beslissing, hetzij in een overeenkomst als bedoeld in artikel 1288, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek, hetzij bij een uitvoerbare schikking bedoeld in de artikelen 731 tot 734 van het Gerechtelijk Wetboek; b) het onderhoudsgeld dat verschuldigd is tussen echtgenoten of tussen samenwonenden en dat werd vastgesteld hetzij door een uitvoerbare gerechtelijke beslissing, hetzij in een overeenkomst als bedoeld in artikel 1288, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek; 2° de Dienst voor alimentatievorderingen : de dienst bij de FOD Financiën die bevoegd is voor de niet-fiscale invorderingen. HOOFDSTUK III. - De tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen. Art. 3. § 1. <W 2003-12-22/42, art. 3, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. De Dienst voor alimentatievorderingen is belast met de inning of invordering van het onderhoudsgeld ten laste van de onderhoudsplichtige. § 2. De Dienst betaalt voorschotten op één of verscheidene en welbepaalde termijnen van de onderhoudsgelden bedoeld in artikel 2, 1°, a). De betaling van de voorschotten op onderhoudsgeld door de Dienst voor alimentatievorderingen doet geen afbreuk aan de toepassing van de strafbepalingen voorgeschreven in geval van niet-betaling van die vorderingen door de onderhoudsplichtige en, met name, van de artikelen 391bis en 391ter van het Strafwetboek. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de toekenning van voorschotten uitbreiden tot de onderhoudsgelden bedoeld in artikel 2, 1°, b). Art. 4.<W 2003-12-22/42, art. 329, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. Het recht op voorschotten op het onderhoudsgeld bedoeld in artikel 2, 1°, a), wordt toegekend wanneer de maandelijkse bestaansmiddelen, hetzij van de niet-onderhoudsplichtige vader of moeder of van de persoon aan wie bij rechterlijke beslissing de bewaring van het kind werd toegekend, hetzij van het kind indien het meerderjarig is en niet met bovenvermelde persoon leeft, [1 niet hoger zijn dan 1 800 euro (basisbedrag)]1, in voorkomend geval verhoogd met het bedrag vastgesteld in artikel 1409, § 1, vierde lid, en geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek. [1 Het bedrag van de verhoging wordt verdubbeld voor elk gehandicapt kind met een recht op verhoogde kinderbijslag of voor elk kind dat een uitkering voor gehandicapte kinderen ontvangt.]1 Enkel de persoonlijke bestaansmiddelen van de personen bedoeld in het eerste lid, met uitsluiting van de bestaansmiddelen van zijn of haar echtgenoot of partner, worden in aanmerking genomen. Het bedrag van de bestaansmiddelen van de personen bedoeld in het eerste lid, wordt berekend overeenkomstig artikel 1411 van het Gerechtelijk Wetboek. § 2. Het bedrag van elk van de voorschotten is gelijk aan het onderhoudsgeld, in
voorkomend geval geïndexeerd, met een maximum van 175 euro per maand en per onderhoudsgerechtigde. In geval van gedeeltelijke betaling van een termijn van het onderhoudsgeld door de onderhoudsplichtige ten belope van een bedrag dat lager is dan het bedrag vastgesteld in het eerste lid, wordt het voorschot beperkt tot het verschil tussen het bedrag vastgesteld in eerste lid en het werkelijk ontvangen bedrag. § 3. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het maximumbedrag en de toekenningsmodaliteiten van het voorschot wijzigen. ---------(1)<W 2014-05-12/07, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-08-2014> Art. 5.<W 2003-12-22/42, art. 330, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> De tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen geeft aanleiding tot de betaling van een bijdrage in de werkingskosten van deze dienst. Het bedrag van die bijdrage wordt bepaald als volgt : 1) ten laste van de onderhoudsplichtige : 10 % van het bedrag van de te innen of in te vorderen hoofdsommen; 2) ten laste van de onderhoudsgerechtigde : 5 % van het bedrag de geïnde of ingevorderde sommen. Indien de Dienst voor alimentatievorderingen aan de onderhoudsgerechtigde voorschotten heeft toegekend, dan wordt de bijdrage in de werkingskosten enkel berekend op het bedrag van het saldo van de ingevorderde onderhoudsuitkering en op het bedrag van de ingevorderde achterstallen. Voor de toepassing van artikel 1992 van het Burgerlijk Wetboek wordt de bijdrage in de werkingskosten van de Dienst niet beschouwd als loon. TOEKOMSTIG RECHT Art. 5. <W 2003-12-22/42, art. 330, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> De tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen geeft aanleiding tot de betaling van een bijdrage in de werkingskosten van deze dienst. [1 Het bedrag van die bijdrage wordt bepaald als volgt : ten laste van de onderhoudsplichtige : 13 % van het bedrag van de te innen of in te vorderen hoofsommen.]1 Voor de toepassing van artikel 1992 van het Burgerlijk Wetboek wordt de bijdrage in de werkingskosten van de Dienst niet beschouwd als loon. ---------(1)<W 2014-05-12/07, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015> Art. 6. <W 2003-12-22/42, art. 331, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> De onderhoudsgerechtigde kan de tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen aanvragen indien de onderhoudsplichtige zich gedurende twee, al dan niet opeenvolgende termijnen in de loop van de twaalf maanden die aan de aanvraag voorafgaan, geheel of ten dele onttrokken heeft aan de verplichting tot betaling van het onderhoudsgeld. De Dienst voor alimentatievorderingen verleent haar tegemoetkoming indien de onderhoudsgerechtigde zijn woonplaats in België heeft (...). <W 2005-07-11/30, art. 46, 004; Inwerkingtreding : 22-07-2005> Art. 7.<W 2003-12-22/42, art. 332, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. De aanvraag wordt in twee exemplaren ingediend bij de Dienst voor
alimentatievorderingen. De aanvraag is ondertekend door de onderhoudsgerechtigde, zijn wettelijke vertegenwoordiger of zijn advocaat en bevat : 1° de naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en de woonplaats van de onderhoudsgerechtigde; 2° de naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en de laatst gekende woonplaats van de onderhoudsplichtige; 3° het bedrag van de onderhoudsuitkering en de opgave van de datum en het bedrag van de termijnen waaraan de onderhoudsplichtige zich geheel of ten dele heeft onttrokken gedurende ten minste vijf jaren die de aanvraag voorafgaan; 4° de opdracht aan de Dienst voor alimentatievorderingen om de integrale termijnen van de onderhoudsuitkering en om de achterstallen te innen of in te vorderen; 5° in voorkomend geval, de stukken met betrekking tot een ingebrekestelling of andere uitvoeringsmaatregelen die de onderhoudsgerechtigde heeft ondernomen om de verschuldigde bedragen in te vorderen. Bij de aanvraag wordt gevoegd de uitgifte of de minuut, voorzien van het formulier van tenuitvoerlegging, van de gerechtelijke beslissing of van de akte bedoeld in artikel 1288, 3° of 4°, van het Gerechtelijk Wetboek, van de uitvoerbare rechtelijke beslissing of van de uitvoerbare schikking, waarin de onderhoudsuitkering wordt vastgesteld of gewijzigd, de stukken van betekening van de gerechtelijke beslissing, evenals de stukken van tenuitvoerlegging. § 2. Indien de onderhoudsgerechtigde om de toekenning van voorschotten verzoekt, dan vermeldt hij bij de aanvraag het bedrag van zijn maandelijkse bestaansmiddelen en voegt er het meest recente aanslagbiljet van de inkomstenbelastingen of, indien hij daarover niet beschikt, andere materiële bewijsstukken bij. Hij geeft aan de Dienst de uitdrukkelijke toestemming om alle nuttige inlichtingen betreffende zijn bestaansmiddelen op te vragen bij openbare besturen of instellingen belast met een taak van openbaar nut. TOEKOMSTIG RECHT Art. 7. <W 2003-12-22/42, art. 332, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. De aanvraag wordt in twee exemplaren ingediend bij de Dienst voor alimentatievorderingen. De aanvraag is ondertekend door de onderhoudsgerechtigde, zijn wettelijke vertegenwoordiger of zijn advocaat en bevat : 1° de naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en de woonplaats van de onderhoudsgerechtigde; 2° de naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en de laatst gekende woonplaats van de onderhoudsplichtige; 3° het bedrag van de onderhoudsuitkering en de opgave van de datum en het bedrag van de termijnen waaraan de onderhoudsplichtige zich geheel of ten dele heeft onttrokken gedurende ten minste vijf jaren die de aanvraag voorafgaan; 4° de opdracht aan de Dienst voor alimentatievorderingen om de integrale termijnen van de onderhoudsuitkering en om de achterstallen te innen of in te vorderen; 5° in voorkomend geval, de stukken met betrekking tot een ingebrekestelling of andere uitvoeringsmaatregelen die de onderhoudsgerechtigde heeft ondernomen om de verschuldigde bedragen in te vorderen. Bij de aanvraag wordt gevoegd de uitgifte of de minuut, voorzien van het formulier van tenuitvoerlegging, van de gerechtelijke beslissing of van de akte bedoeld in artikel 1288, 3° of 4°, van het Gerechtelijk Wetboek, van de uitvoerbare rechtelijke beslissing of van de
uitvoerbare schikking, waarin de onderhoudsuitkering wordt vastgesteld of gewijzigd, de stukken van betekening van de gerechtelijke beslissing, evenals de stukken van tenuitvoerlegging. § 2. [1 Indien de onderhoudsgerechtigde om de toekenning van voorschotten verzoekt, dan : 1° vermeldt hij bij zijn aanvraag het bedrag van zijn maandelijkse bestaansmiddelen en voegt er de materiële bewijsstukken bij van de laatste drie maanden voorafgaand aan de aanvraag; 2° voegt hij, in voorkomend geval, bij zijn aanvraag de materiële bewijsstukken die aantonen dat hij een kind heeft dat het recht op verhoogde kinderbijslag opent of een uitkering voor gehandicapte kinderen geniet; 3° voegt hij bij zijn aanvraag, voor elk meerderjarig kind, een schoolattest of elk materieel bewijsstuk dat het kind zich bevindt in de beroepsinschakelingstijd.]1 Hij geeft aan de Dienst de uitdrukkelijke toestemming om alle nuttige inlichtingen betreffende zijn bestaansmiddelen op te vragen bij openbare besturen of instellingen belast met een taak van openbaar nut. ---------(1)<W 2014-05-12/07, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015> Art. 8. Onmiddellijk na ontvangst van de aanvraag, geeft de Dienst voor alimentatievorderingen de onderhoudsplichtige, bij een ter post aangetekende brief, kennis van de aanvraag tot tegemoetkoming. Deze kennisgeving vermeldt uitdrukkelijk dat, indien de tegemoetkoming wordt toegestaan, de Dienst voor alimentatievorderingen in de plaats van de onderhoudsgerechtigde zal overgaan tot inning en invordering van de alimentatievorderingen. De onderhoudsplichtige beschikt over een termijn van vijftien dagen, te rekenen vanaf de datum van het aangetekend versturen van de kennisgeving bedoeld in het eerste lid, om aan te tonen dat hij de gerechtelijke beslissing of de overeenkomst als bedoeld in artikel 1288, 3° of 4°, van het Gerechtelijk Wetboek regelmatig heeft uitgevoerd of dat de door de onderhoudsgerechtigde ingeroepen titel van de alimentatievordering niet meer actueel is. Art. 9. § 1. Zodra de aanvraag volledig is, beschikt de Dienst voor alimentatievorderingen over een termijn van dertig dagen om te beslissen of de onderhoudsgerechtigde al dan niet recht heeft op de tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen. § 2. De Dienst voor alimentatievorderingen geeft (bij een ter post aangetekende brief) kennis van zijn beslissing aan de onderhoudsgerechtigde. <W 2003-12-22/42, art. 333, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 3. (De onderhoudsgerechtigde kan beroep aantekenen bij de beslagrechter door middel van een verzoekschrift dat, op straffe van verval, moet zijn ingediend binnen een termijn van één maand, te rekenen vanaf de datum van het aangetekend verzenden van de kennisgeving bedoeld in § 2, wanneer de beslissing niet gunstig beschikt op zijn aanvraag of wanneer geen beslissing is genomen binnen de bij § 1 bedoelde termijn.) <W 2003-12-22/42, art. 333, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> Art. 10.§ 1. Indien de tegemoetkoming wordt toegestaan, geeft de Dienst voor alimentatievorderingen de onderhoudsplichtige bij een ter post aangetekende brief, ervan kennis dat hij in de plaats van de onderhoudsgerechtigde overgaat tot inning en invordering van de alimentatievordering en van de achterstallen.
Deze kennisgeving bevat de identiteit van de onderhoudsgerechtigde, de titel van de alimentatievordering, een overzicht van de te betalen sommen en van de data waarop het onderhoudsgeld moet worden betaald alsook het nummer van de rekening van de Dienst voor alimentatievorderingen waarop de bedragen moeten worden betaald. [1 Heeft de onderhoudsplichtige noch in België noch in het buitenland een gekende woonplaats, dan wordt de kennisgeving gedaan aan de procureur des Konings te Brussel.]1 § 2. [1 In voorkomend geval geldt deze kennisgeving als ingebrekestelling voor de sommen die ze aanduidt en doet zij de nalatigheidsintresten lopen. De nalatigheidsinteresten zijn verschuldigd vanaf de dag volgend op de dag van de afgifte ter post van de kennisgeving. Voor het berekenen van de nalatigheidsinteresten wordt de wettelijke interestvoet in burgerlijke zaken in aanmerking genomen. Onverminderd de stuiting van de verjaring op de wijze en onder de voorwaarden bepaald bij de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, wordt de verjaring gestuit door deze kennisgeving. De verjaring wordt gestuit op het ogenblik van de afgifte ter post van de kennisgeving. Latere verjaringen worden gestuit bij kennisgeving aan de onderhoudsplichtige bij een aangetekende brief. Deze brief bevat de gegevens vermeld in § 1, tweede lid.]1 § 3. (Vanaf de datum van de kennisgeving en onverminderd de toepassing van artikel 11, § 3, zijn enkel de betalingen aan de Dienst voor alimentatievorderingen bevrijdend.) <W 2003-12-22/42, art. 334, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 4. Ieder nieuw gegeven dat van invloed kan zijn op het bedrag van de voorschotten, van het onderhoudsgeld of op de inning en de invordering van deze sommen, moet door de meest gerede partij of door een derde worden gemeld aan de Dienst voor alimentatievorderingen. ---------(1)<W 2014-05-12/07, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-08-2014> Art. 11. <W 2003-12-22/42, art. 335, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. De onderhoudsgerechtigde kan op elk ogenblik afzien van de tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen. § 2. Wanneer de onderhoudsplichtige alle vervallen termijnen van het onderhoudsgeld gedurende ten minste zes opeenvolgende maanden, verhoogd met zijn bijdrage in de werkingskosten bedoeld in artikel 5, en, in voorkomend geval, vermeerderd met de door de Dienst voor alimentatievorderingen betaalde invorderingskosten, heeft betaald, beëindigt de Dienst voor alimentatievorderingen de betaling van voorschotten op het onderhoudsgeld en de inning of de invordering van de termijnen van het onderhoudsgeld die na de datum van beëindiging van deze vorm van tegemoetkoming vervallen. De Dienst voor alimentatievorderingen vordert echter de op die datum bestaande achterstallen en de tussen de datum van de aanvraag en de datum van de beëindiging van de vorm van tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, niet betaalde vervallen termijnen verder in, tenzij de onderhoudsgerechtigde van deze vorm van tegemoetkoming afziet of indien hij de uitvoerbare gerechtelijke beslissing of akte, bedoeld in artikel 7, § 1, terug vraagt. § 3. De Dienst voor alimentatievorderingen geeft van de beëindiging van haar tegemoetkoming bij gewone brief kennis aan de onderhoudsgerechtigde en bij een ter post aangetekende brief aan de onderhoudsplichtige en, in voorkomend geval, aan de derden-schuldenaars. De kennisgeving aan de onderhoudsplichtige vermeldt bovendien vanaf welke datum welke bedragen enkel aan de Dienst voor alimentatievorderingen of
aan de onderhoudsgerechtigde, bevrijdend kunnen worden betaald. § 4. Indien de onderhoudsgerechtigde nadien een volgende aanvraag indient, verleent de Dienst voor alimentatievorderingen geen tegemoetkoming meer voor de inning of invordering van de op datum van de vorige aanvraag bestaande achterstallen en de tussen de datum van die aanvraag en de datum van de beëindiging van de tegemoetkoming, niet betaalde vervallen termijnen, indien de onderhoudsgerechtigde zelf de tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen heeft beëindigd bij toepassing van § 1 of van § 2, tweede lid. HOOFDSTUK IV. - De inning en invordering van de alimentatievordering. Afdeling I. - Inning en invordering ten laste van de onderhoudsplichtige. Art. 12. <W 2003-12-22/42, art. 336, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. Voor de inning en de invordering van de alimentatievordering treedt de Dienst voor alimentatievorderingen op voor rekening en in naam van de onderhoudsgerechtigde. § 2. Indien de Dienst voor alimentatievorderingen voorschotten op onderhoudsgeld heeft toegekend aan de onderhoudsgerechtigde, treedt de Dienst, ten belope van de toegekende voorschotten, van rechtswege in de plaats van de onderhoudsgerechtigde, met name in de burgerlijke rechten en vorderingen en in de waarborgen waarover die met het oog op de inning en de invordering van zijn alimentatievordering beschikt. Art. 13.Ten vroegste één maand na de kennisgeving bedoeld in artikel 10, gaat de Dienst voor alimentatievorderingen over tot de invordering van de verschuldigde bedragen door middel van een dwangbevel, overeenkomstig de bepalingen van [1 artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949]1. ---------(1)<W 2014-05-12/07, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-08-2014> Art. 14. § 1. Na de betekening van het in artikel 13 bedoelde dwangbevel kan de Dienst voor alimentatievorderingen, bij een ter post aangetekende brief, uitvoerend beslag onder derden leggen op de bedragen en zaken die de bewaarnemer of de schuldenaar van de onderhoudsplichtige verschuldigd is of moet teruggeven. Het beslag wordt eveneens bij een ter post aangetekende brief ter kennis van de onderhoudsplichtige gebracht. § 2. Voor het overige zijn de bepalingen bedoeld in artikel 85 bis, § 1, tweede en derde lid, § 2 en § 3, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, van toepassing. Art. 15. Indien de onderhoudsgerechtigde zich door de rechter heeft doen machtigen om, met uitsluiting van de onderhoudsplichtige, onder de voorwaarden en binnen de grenzen door het vonnis gesteld, de inkomsten van deze laatste of iedere andere hem door een derde verschuldigde geldsom te ontvangen, kan de Dienst voor alimentatievorderingen, onverminderd de gebruikelijke uitvoeringsmaatregelen en na kennisgeving bij een ter post aangetekende brief van de beslissing tot tegemoetkoming, de gerechtelijke beslissingen of de in artikel 1288, 3° (of 4°), van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde overeenkomst tegen alle tegenwoordige en toekomstige derdenschuldenaars inroepen. <W 2005-07-11/30, art. 47, 004; Inwerkingtreding : 22-07-2005> De derde-schuldenaar kan na de kennisgeving slechts bevrijdend betalen aan de Dienst voor alimentatievorderingen.
Art. 16.§ 1. De in de artikelen 1409, 1409bis en 1410, § 1, § 2, 1° tot 6°, § 3 en § 4, van het Gerechtelijk Wetboek vastgelegde beperkingen en uitsluitingen inzake de overdracht en het beslag zijn niet van toepassing. § 2. [1 De Dienst voor alimentatievorderingen beschikt met het oog op de inning en invordering van onderhoudsgelden over dezelfde rechten, vorderingen en waarborgen als de onderhoudsgerechtigde.]1 § 3. Indien de onderhoudsplichtige overeenkomstig artikel 1675/2 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek een collectieve schuldenregeling heeft verkregen, wordt de Dienst voor alimentatievorderingen, (...) voor de toepassing van de artikelen 1675/7 en 1675/13 van het Gerechtelijk Wetboek, geacht een schuldeiser van onderhoudsgelden te zijn. <W 2003-12-22/42, art. 337, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> ---------(1)<W 2014-05-12/07, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-08-2014> Afdeling II. - Terugvordering ten laste van de onderhoudsgerechtigde. Art. 17. De Dienst voor alimentatievorderingen kan de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van de betaalde sommen vorderen wanneer de onderhoudsgerechtigde de Dienst niet in kennis heeft gesteld van ieder nieuw gegeven dat van invloed kan zijn op het bedrag van de voorschotten of van de alimentatievordering en waarvan hij kennis had, wanneer hij wetens en willens een onjuiste of onvolledige verklaring heeft afgelegd of wanneer komt vast te staan dat het onderhoudsgeld op basis van bedrieglijke handelingen of verklaringen werd bepaald. Het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen, is van toepassing. Art. 18.De ten onrechte uitbetaalde sommen worden door de Dienst voor alimentatievorderingen teruggevorderd door middel van een dwangbevel, overeenkomstig de bepalingen van [1 artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949]1. [1 Bovendien kan de Dienst voor alimentatievorderingen de aan de onderhoudsgerechtigde ten onrechte uitgekeerde sommen ambtshalve terugvorderen : - ten belope van 10 % van iedere latere betaling die aan de onderhoudsgerechtigde wordt uitbetaald; - ten belope van 100 % van iedere latere betaling die aan de onderhoudsgerechtigde wordt uitbetaald indien de ten onrechte uitgekeerde sommen werden verkregen ingevolge een bedrieglijke handeling of verklaring van de onderhoudsgerechtigde.]1 ---------(1)<W 2014-05-12/07, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-08-2014> Art. 19. De onderhoudsgerechtigde kan, op straffe van verval, binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de betekening van het dwangbevel, de tenuitvoerlegging slechts stuiten door een vordering in rechte in te stellen bij de beslagrechter. Art. 20. De Dienst voor alimentatievorderingen kan voor de terugvordering ten laste van de onderhoudsgerechtigde gebruik maken van het uitvoerend beslag onder derden bedoeld in artikel 14. Art. 21. De Dienst voor alimentatievorderingen betaalt aan de onderhoudsplichtige de
sommen terug die hij onverschuldigd heeft betaald evenals de kosten die daarmee gepaard zijn gegaan. Deze terugbetaling geschiedt naargelang de sommen die werkelijk van de onderhoudsgerechtigde worden teruggevorderd. Afdeling III. - Inlichtingen die moeten worden verstrekt door de openbare diensten, door instellingen en organisaties en door bepaalde openbare ambtenaren en privépersonen. Art. 22. Teneinde de invordering te garanderen zijn de openbare diensten of de instellingen die belast zijn met een opdracht van openbaar nut ertoe gehouden op hun kosten alle nuttige inlichtingen te verstrekken met betrekking tot de bestaansmiddelen, de woonplaats of de verblijfplaats (van de onderhoudsgerechtigde en) van de onderhoudsplichtige. De Koning bepaalt de nadere regels inzake de toepassing van deze bepaling. <W 2003-12-22/42, art. 338, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> Zonder afbreuk te doen aan de reglementering met betrekking tot het beroepsgeheim mag de Dienst voor alimentatievorderingen de vrederechter van de woonplaats van de onderhoudsplichtige bij verzoekschrift vragen de privé-personen die hij aanwijst te bevelen alle inlichtingen mee te delen of alle documenten over te zenden in verband met het bedrag van het inkomen of andere goederen van de onderhoudsplichtige. HOOFDSTUK V. - Ontvangsten en uitgaven met betrekking tot onderhoudsgelden. Afdeling I. - Toerekening van de ontvangsten. Art. 23. Een betaling door de onderhoudsplichtige wordt achtereenvolgens in mindering gebracht van : 1° de invorderingskosten die door de Dienst werden voorgeschoten; 2° de werkingskosten bedoeld in artikel 5; 3° de interesten; 4° de toegekende voorschotten; 5° het verschil tussen het bedrag van de alimentatievordering en het bedrag van het toegekende voorschot; 6° het bedrag van de achterstallen die bestonden op datum van de aanvraag tot tegemoetkoming. Afdeling II. - Financiële verrichtingen. Art. 24. § 1. De rekenplichtige belast met de ontvangst van het onderhoudsgeld en de betaling van het saldo en de achterstallen, opent een financiële rekening die hij beheert. Deze financiële rekening wordt enkel gebruikt voor de ontvangsten en uitgaven van het onderhoudsgeld, voor de terugbetalingen van de onverschuldigde betalingen door de onderhoudsplichtige en voor de betaling van de invorderingskosten. De Minister van Financiën stelt de voorwaarden en modaliteiten vast voor de opening, het gebruik en het afsluiten van de financiële rekening. De Minister van Begroting wordt van de opening en het afsluiten van de financiële rekening op de hoogte gebracht. § 2. De beheerskosten van de financiële rekeningen worden ten laste genomen door de dienst waartoe de rekenplichtige behoort.
Art. 25. Alle ontvangsten en uitgaven op de financiële rekening worden geacht te geschieden voor rekening van derden. De ontvangsten die overeenstemmen met het bedrag van de toegekende voorschotten worden in de schatkist gestort, volgens de modaliteiten en voorwaarden vast te stellen door de Minister van Financiën. De ontvangsten die overeenstemmen met het bedrag van het saldo van het onderhoudsgeld en van de achterstallen worden gestort aan de onderhoudsgerechtigde, volgens de modaliteiten en voorwaarden vast te stellen door de Minister van Financiën. De ontvangsten die overeenstemmen met het bedrag van onverschuldigde betalingen worden gestort aan de onderhoudsplichtige, volgens de modaliteiten en voorwaarden vast te stellen door de Minister van Financiën. Ter betaling van de invorderingskosten worden aan de rekenplichtige geldvoorschotten toegestaan, volgens de modaliteiten en voorwaarden vast te stellen door de Minister van Financiën. Art. 26. § 1. Indien de rekenplichtige vaststelt dat de invordering van de toegekende voorschotten onmogelijk is, verzoekt hij de Minister van Financiën of zijn gemachtigde om de invorderingsopdracht op te schorten. Het bedrag waarvan de invordering werd opgeschort wordt geboekt als "voor onbepaalde tijd uitgesteld". De rekenplichtige gaat opnieuw tot invordering over indien de invordering opnieuw mogelijk is. § 2. Indien de rekenplichtige van oordeel is dat toegekende voorschotten definitief oninvorderbaar zijn, kan hij de Minister van Financiën of zijn gemachtigde vragen van de invordering ervan af te zien en ze te annuleren. De rekenplichtige wordt op de hoogte gebracht van de beslissing dat de schuldvordering is geannuleerd. Art. 27. § 1. Indien de rekenplichtige vaststelt dat de invordering van het saldo van het onderhoudsgeld of van de achterstallen of de interesten onmogelijk is, geeft hij daarvan bij een ter post aangetekende brief kennis aan de onderhoudsgerechtigde. Het bedrag waarvan de invordering werd opgeschort wordt geboekt als "voor onbepaalde tijd uitgesteld". Wanneer de onderhoudsgerechtigde nieuwe elementen met betrekking tot het inkomen of het vermogen van de onderhoudsplichtige kan mededelen, kan hij de rekenplichtige verzoeken om opnieuw tot invordering over te gaan. § 2. Indien de rekenplichtige van oordeel is dat het saldo van het onderhoudsgeld, de achterstallen of de interesten definitief oninvorderbaar zijn, kan hij de Minister van Financiën of zijn gemachtigde vragen van de invordering ervan af te zien en de schuldvordering te annuleren. De rekenplichtige wordt op de hoogte gebracht van de beslissing dat de schuldvordering is geannuleerd. De rekenplichtige geeft bij een ter post aangetekende brief kennis van de beslissing van de Minister van Financiën aan de onderhoudsgerechtigde. HOOFDSTUK VI. - Fiscale bepalingen. Art. 28. § 1. Artikel 162 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten wordt aangevuld als volgt : "47° de akten, vonnissen en arresten betreffende de tegemoetkomingen bedoeld in de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën;".
§ 2. Artikel 59-1 van het Wetboek der zegelrechten wordt aangevuld als volgt : (63°) de akten, vonnissen en arresten betreffende de tegemoetkomingen bedoeld in de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën;". <Erratum, zie B.St. 17.04.2003, p. 19475> HOOFDSTUK VII. - Oprichting van een evaluatiecommissie. Art. 29. Bij de FOD Financiën wordt een commissie tot evaluatie van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën, opgericht. De commissie bestaat uit een gelijk aantal leden van elk geslacht. Zij is belast met het jaarlijks opmaken van een evaluatieverslag voor de Minister bevoegd voor de Financiën en voor de Minister bevoegd voor de Begroting, en met het voorleggen van adviezen. De Minister van Financiën legt het verslag voor aan de federale Wetgevende Kamers, aangevuld met de bemerkingen van de ministers vermeld in het eerste lid. De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van de Commissie. HOOFDSTUK VIIbis. - Overgangsbepalingen. Art. 29bis. § 1. Vanaf 1 juni 2004 zijn de openbare centra voor maatschappelijk welzijn ontlast van de invorderingsopdracht met betrekking tot de integrale termijnen van het onderhoudsgeld waarvoor zij voorschotten hebben toegekend krachtens de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. De invordering van die integrale termijnen wordt geregeld als volgt : a) invordering van het gedeelte dat overeenstemt met de door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekende voorschotten : deze sommen worden door de Dienst voor alimentatievorderingen rechtstreeks ingevorderd bij de onderhoudsplichtige onder de voorwaarden van deze wet en alsof de Dienst voor alimentatievorderingen zelf de voorschotten heeft toegekend. In dit geval is geen enkele bijdrage bedoeld in artikel 5 ten laste van de onderhoudsgerechtigde, verschuldigd. De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regels met betrekking tot de overdracht van deze dossiers; b) invordering van het saldo van het onderhoudsgeld : de openbare centra voor maatschappelijk welzijn stellen de onderhoudsgerechtigde in kennis van de stopzetting van de invordering door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en van de mogelijkheid om voor de invordering van deze achterstallen een beroep te doen op de tegemoetkoming van de Dienst voor alimentatievorderingen. De invordering van deze bedragen geschiedt onder de voorwaarden bedoeld in deze wet. § 2. Het gedeelte dat overeenstemt met de door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekende voorschotten wordt in hoofde van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn beschouwd als niet-terugvorderbare voorschotten zoals bedoeld in artikel 68quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. De ingevorderde bedragen inzake de dossiers bedoeld in § 1, a), worden aan de Schatkist gestort. § 3. Indien er bij een onderhoudsplichtige tegelijkertijd sommen worden ingevorderd op grond van de dossiers inzake de door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekende voorschotten, bedoeld in § 1, a), en op grond van artikel 12, dan
gelden de volgende regels : a) de invordering van de door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekende voorschotten bedoeld in § 1, a), zowel wat betreft de hoofdsom als de kosten en interesten, heeft voorrang. Indien toepassing wordt gemaakt van artikel 23 worden deze bedragen vóór het 1° van artikel 23 in mindering gebracht van de betalingen door de onderhoudsplichtige; b) de toepassing van de regels bedoeld onder a) heeft, in voorkomend geval, geen invloed op hetgeen in artikel 11, § 2, wordt bepaald. HOOFDSTUK VIII. - Opheffingsbepaling en inwerkingtreding. Art. 30. De volgende artikelen van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn worden opgeheven : 1° artikel 68bis, ingevoegd bij de wet van 8 mei 1989 en gewijzigd bij de wet van 29 december 1990, het koninklijk besluit van 11 december 2001 en de wet van 26 mei 2002; 2° artikel 68ter, ingevoegd bij de wet van 8 mei 1989 en gewijzigd bij de wet van 29 december 1990; 3° artikel 68quater, ingevoegd bij de wet van 8 mei 1989 en gewijzigd bij de wet van 29 december 1990. Art. 31. <W 2003-12-22/42, art. 340, 003 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> Deze wet treedt in werking op 1 juni 2004, met uitzondering van de artikelen 3, § 2, 4, 7, § 2, en 30, die in werking treden op een door de Koning te bepalen datum, bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. (NOTA : Inwerkingtreding van artikel 7, § 2, vastgesteld op 01-06-2005 door KB 200106-20 (NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 3, § 2, 4, 30 vastgesteld op 01-06-2005 door KB 2005-08-10/50, art. 1)/33, art. 1)
Handtekening
Tekst Inhoudstafel Begin
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Gegeven te Brussel, 21 februari 2003. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN.
Aanhef
Tekst
Inhoudstafel
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Begin