30/11/2006
14:28
Pagina 219
Titel III. De prestaties van de moederschapsverzekering I. Het werknemersstelsel
Titel III - DE PRESTATIES VAN DE MOEDERSCHAPSVERZEKERING
BEKNOPT-24.qxd
De periodes van moederschapsbescherming mogen niet worden beschouwd als periodes van arbeidsongeschiktheid. Ze hebben tot doel de zwangere vrouw te laten rusten en haar gedurende die periode een vervangingsinkomen ter beschikking te stellen. De discussies over de moederschapsverzekering, die op 1 januari 1991 in werking is getreden, berusten op drie basisprincipes: - solidariseren van de lasten, waarbij de moederschapsverzekering vanaf de eerste rustdag tussenkomt ter vervanging van de betaling van een minimumsalaris, zoals voor 1991 gebeurde, door de werkgever; Door het solidariseren ervan kunnen de hinderpalen voor de indienstneming van jonge werkneemsters worden weggenomen. - gelijke behandeling van de werkneemsters die behoren tot de groep van de actieve vrouwen; De uitkering voor de eerste dertig dagen is op hetzelfde niveau vastgesteld voor arbeidsters en bedienden. - invoering van een specifieke prestatie, rekening houdend met de gedekte eventualiteit, waarbij de moederschapsverzekering evenwel in de bestaande institutionele structuren wordt geïntegreerd.
Afdeling 1. Administratieve organisatie en financiering (1) De moederschapsverzekering valt onder de functionele bevoegdheid van de administratieve structuur die belast is met de arbeidsongeschiktheid. De diverse administratieve organen die de uitkeringsverzekering onder hun bevoegdheid hebben, zijn dus ook bevoegd voor de moederschapsverzekering. ________ (1) [Art. 111, W. van 14.07.1994].
219
Hoofdstuk I - HET WERKNEMERSSTELSEL
BEKNOPT-24.qxd
30/11/2006
14:28
Pagina 220
(Zie titel II, hoofdstuk I, Afdeling 1)
Afdeling 2. Rechthebbenden (1) (Zie titel II, hoofdstuk I, Afdeling 2, 1)
Afdeling 3. Prestaties A. Principe (2) Voor elke werkdag in de tijdvakken van moederschapsbescherming ontvangt de rechthebbende een moederschapsuitkering.
B. De tijdvakken van moederschapsbescherming (3) De tijdvakken van moederschapsbescherming bestaan uit: - de prenatale rusperiode; - de postnatale rustperiode; - het tijdvak tijdens hetwelk de zwangere of bevallen werkneemster of de werkneemster die borstvoeding geeft, van een maatregel geniet als bedoeld in de artikelen 42, §1, 43 of 43bis, van de arbeidswet van 16 maart 1971. De tijdvakken van de prenatale rustperiode en de postnatale rustperiode kunnen enkel als dusdanig in aanmerking genomen worden op voorwaarde dat de gerechtigde alle werkzaamheid of de gecontroleerde werkloosheid heeft onderbroken.
1. De prenatale rustperiode (4) 1.1. Duur De prenatale rustperiode begint op verzoek van de rechthebbende, ten vroegste zes (6) weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum of de achtste week wanneer de geboorte van een meerling voorzien wordt. Indien de bevalling na de door de geneesheer vooropgestelde datum plaatsheeft, wordt de prenatale rustperiode verlengd tot de werkelijke datum van de bevalling. De prenatale rustperiode bestaat dus uit een facultatieve periode van vijf of zeven weken (meerling), d.w.z. van de zesde of de achtste (meerling) tot en met de tweede week voorafgaand aan de bevalling en een verplichte periode die de zeven dagen voorafgaand aan de bevalling bestrijkt. ________ (1) [Art. 112, W. van 14.07.1994]. (2) [Art. 113, W. van 14.07.1994]. (3) [Art. 114 tot en met 115, W. van 14.07.1994]. (4) [Art. 114, L. 14.07.94].
220
30/11/2006
14:28
Pagina 221
1.2. Administratieve procedure Om haar prenatale rust te kunnen nemen, moet de rechthebbende haar verzekeringsinstelling een geneeskundig certificaat bezorgen waarop de vermoedelijke bevallingsdatum wordt vermeld.
2. De postnatale rustperiode 2.1. Duur De postnatale rustperiode bestrijkt een periode van negen weken, die begint te lopen op de dag van de bevalling. Deze periode kan verlengd worden met de periode tijdens welke de gerechtigde is blijven doorwerken of zich verder in gecontroleerde werkloosheid heeft bevonden vanaf de zesde tot en met de tweede week vóór de bevalling (vanaf de achtste tot en met de tweede week ingeval van geboorte van een meerling). De werkneemster kan maximum 5 weken overdragen (7 weken bij een meervoudige geboorte), aangezien de verplichte week vóór de bevalling niet kan worden overgedragen. In geval van een meerlingengeboorte kan op verzoek van de gerechtigde de postnatale rustperiode van 9 weken verlengd worden met 2 weken. Bepaalde periodes worden evenwel beschouwd als gelijkgesteld met periodes van beroepsactiviteit of werkloosheid en worden dus in aanmerking genomen voor de verlenging van de nabevallingsrust. Deze periodes zijn (1):
Titel III - DE PRESTATIES VAN DE MOEDERSCHAPSVERZEKERING
BEKNOPT-24.qxd
- de wettelijke vakantieperiodes, inclusief de periode gedekt door de uitgestelde bezoldiging verleend aan de tijdelijke of interim-leerkrachten na het einde van de arbeidsovereenkomst of van de tijdelijke aanwijziging, de krachtens algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst en de perioden bijkomende vakantie; - de periode tijdens dewelke de functie van rechter in sociale zaken wordt uitgeoefend; - de dagen van kort verzuim; - de dagen wegens dwingende redenen, met of zonder behoud van loon; - de dagen van afwezigheid met gewaarborgd dagloon; - de periodes van technische stoornis, tijdelijke werkloosheid ingevolge een technische stoornis, tijdelijke werkloosheid ingevolge slecht weer of gebrek aan werk voortvloeiend uit economische oorzaken; - de periode van sluiting van de onderneming ter bescherming van het leefmilieu; - de feestdagen, de vervangingsdagen voor feestdagen in de loop van de arbeidsovereenkomst, alsook de feest- of vervangingsdagen in de loop van een periode van tijdelijke werkloosheid; - voor de gerechtigde die afwisselend volgens de vijfdagen- en de zesdagenwerkregeling werkt, de dag in de week van de vijfdaagse arbeidsregeling waarop er normaal zou zijn gearbeid indien het een zesdaagse arbeidsregeling betrof; - de dagen inhaalrust; - de vakantiedagen en wettelijke feestdagen van de onthaalouders zonder opvang van kinderen (KB van 25 april 2004). Er dient opgemerkt te worden dat wanneer het pasgeboren kind na de eerste zeven dagen te rekenen vanaf de geboorte in de verplegingsinrichting moet opgenomen blijven, de nabevallingsrust op verzoek van de gerechtigde verlengd kan worden met een duur gelijk aan de periode van hospitalisatie van het kind, die deze eerste zeven dagen overschrijdt. De duur van deze verlenging mag vierentwintig weken niet overschrijden. De gerechtigde geeft daartoe aan haar verzekeringsinstelling een getuigschrift van de verplegingsinrichting die de duur van de hospitalisatie van het kind vaststelt. ________ (1) [Art. 220, KB van 03.07.1996].
221
Hoofdstuk I - HET WERKNEMERSSTELSEL
BEKNOPT-24.qxd
30/11/2006
14:28
Pagina 222
2.2. Administratieve procedure (Zie Punt 1. De prenatale rustperiode) Aangezien een periode van arbeidsongeschiktheid geen arbeidsperiode, noch een werkloosheidsperiode, noch een gelijkgestelde periode in de zin van het bovenbenoemde is, kan deze de postnatale rustperiode niet geldig verlengen. De verlenging van de postnatale rustperiode neemt een aanvang bij het verstrijken van de acht weken volgend op de bevalling of op het ogenblik dat het pasgeboren kind naar huis gaat of overlijdt.
3. Het tijdvak tijdens hetwelk de zwangere of bevallen werkneemster of de werkneemster die borstvoeding geeft, een maatregel geniet als bedoeld in de artikelen 42, §1, 43 of 43bis, van de arbeidswet van 16 maart 1971 (1) Het tijdvak tijdens hetwelk de zwangere of bevallen werkneemster of de werkneemster die borstvoeding geeft, een maatregel geniet als bedoeld in de artikelen 42, §1, 43 of 43bis, van de wet van 16 maart 1971, wordt eveneens als een tijdvak van moederschapsbescherming beschouwd. Deze maatregelen zijn de volgende: - voorlopige aanpassing van de arbeidsomstandigheden of de risicogebonden werktijden van de betrokken werkneemster; - wanneer een dergelijke wijziging onmogelijk blijkt, overplaatsing van de werkneemster naar een andere werkpost, verzoenbaar met de gezondheidstoestand van de werkneemster; - wanneer een verandering van werkpost onmogelijk blijkt, dan wordt de uitvoering van de arbeidsovereenkomst geschorst. In dat geval ontvangt de zwangere werkneemster een uitkering in het kader van de moederschapsbescherming.
C. De vergoeding van de tijdvakken van moederschapsbescherming 1. De prenatale en de postnatale rustperiode (2) Het bedrag van de moederschapsuitkering is vastgesteld op een percentage van het gederfde geplafonneerde salaris (107,4134 EUR op 1 januari 2006) met uitzondering van de uitkering voor de eerste dertig dagen van de periode van moederschapsrust van de actieve werkneemster, die berekend wordt op een niet-geplafonneerd salaris:
________ (1) [Art. 114bis, W. van 14.07.94] [Art. 219 bis en 219ter, KB van 03.07.96]. (2) [Art. 216 en 217, KB van 03.07.1996].
222
30/11/2006
14:28
Pagina 223
Eerste dertig dagen van de tijdvakken van de moederschapsbescherming
Vanaf de 31e dag van de periode van moederschapsbescherming of in geval van verlenging van de periode van moederschapsbescherming na 15 weken (meervoudige geboorte 17 weken)
Actieve werkneemsters
82% van het niet-geplafonneerde 75% van het geplafonneerde salaris op 107,4134 EUR salaris - Max. 80,56 EUR
Werklozen (eerste 6 maanden van arbeidsongeschiktheid (1)
Basisuitkering (*) + 19,5% van het geplafonneerde salaris op 107,4134 EUR
Basisuitkering (*) + 15% van het geplafonneerde salaris op 107,4134 EUR
Invaliden (**) en anderen
79,5% van het geplafonneerde salaris - Max. 85,39 EUR
75% van het geplafonneerde salaris - Max. 80,56 EUR
(*) De basisuitkering bedraagt 60% van het gederfde loon. Het bedrag van deze basisuitkering wordt toch gelijk aan de werkloosheidsuitkering waarop de rechthebbende recht heeft als ze zich niet in moederschapsrust bevindt. Deze maatregel tot alignering houdt op van toepassing te zijn zodra een periode van zes maanden verstreken is, waarbij rekening gehouden wordt met de duur van de periode van moederschapsbescherming en de periode van arbeidsongeschiktheid onmiddellijk voordien. (**) Het bedrag kan niet lager zijn dan de uitkering waarop de rechthebbende recht heeft als ze zich niet in moederschapsrust bevindt.
Titel III - DE PRESTATIES VAN DE MOEDERSCHAPSVERZEKERING
BEKNOPT-24.qxd
2. Het tijdvak tijdens hetwelk de zwangere of bevallen werkneemster of de werkneemster die borstvoeding geeft, een maatregel geniet als bedoeld in de artikelen 42, §1, 43 of 43bis, van de arbeidswet van 16 maart 1971 (1) De werkneemster voor wie de uitvoering van de arbeidsovereenkomst is geschorst en die van arbeid is vrijgesteld, heeft recht op een moederschapsuitkering van 60% van het gederfde loon, begrensd tot het maximumbedrag van het loon dat voor de berekening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering in aanmerking wordt genomen. De werkneemster die borstvoeding geeft, geniet van die uitkering gedurende een periode van ten hoogste vijf maanden vanaf de dag van de bevalling. Indien de zwangere werkneemster een tijdelijke aanpassing van de arbeidsomstandigheden of de werktijden geniet of vervangingswerk krijgt, dan heeft ze recht op het loon dat overeenstemt met haar nieuwe functie. Wanneer dit loon lager blijkt te zijn dan haar normale loon, heeft ze recht op een moederschapsuitkering. Die uitkering wordt vastgesteld op 60% van het geplafonneerde brutoloon en wordt beperkt tot een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen 75% van het vroegere loon en het nieuwe loon tijdens de periode van moederschapsbescherming. Wanneer haar arbeidsovereenkomst wordt geschorst, bevindt de werkneemster zich in een periode van tijdelijke verwijdering en heeft ze recht op een moederschapsuitkering, waarvan het bedrag gelijk is aan 60% van het brutoloon, geplafonneerd op 107,4134 EUR per dag.
________ (1) [Art. 219 bis, lid 1 en 2, KB van 03.07.1996].
223
Hoofdstuk I - HET WERKNEMERSSTELSEL
BEKNOPT-24.qxd
30/11/2006
14:28
Pagina 224
D. Omzetting van de moederschapsrust (1) In geval van hospitalisatie of ziekenhuisopname van de moeder, kan een gedeelte van het tijdvak van nabevallingsrust, worden omgezet in vaderschapsverlof voor de vader van het kind die aan sommige voorwaarden voldoet. In geval van overlijden van de moeder: Kan de vader van het kind aanspraak maken op vaderschapsverlof. De duur hiervan mag het deel van de nabevallingsrust die nog niet opgenomen door de moeder bij haar overlijden, niet overschrijden. Hiertoe moet hij een aanvraag indienen bij zijn ziekenfonds, samen met: - een uittreksel uit de overlijdensakte; - een verklaring van de verplegingsinstelling, die vermeldt dat de pasgeborene het ziekenhuis heeft verlaten. De vader heeft aanspraak op een uitkering over elke werkdag van het tijdvak van vaderschapsverlof en over elke gelijkgestelde dag die met een werkdag wordt gelijkgesteld. Het bedrag van deze uitkering wordt bepaald op basis van het loon van de vader van het kind, aan hetzelfde percentage van de moederschapsuitkering, rekening houdend met de reeds verstreken duur van de moederschapsrust. In geval van opname van de moeder in een ziekenhuis kan de vader aanspraak maken op vaderschapsverlof dat ten vroegste een aanvang neemt vanaf de achtste dag te rekenen vanaf de geboorte van het kind, op voorwaarde dat: - de opname van de moeder in het ziekenhuis meer dan zeven dagen bedraagt; - en dat de pasgeborene het ziekenhuis verlaten heeft. De vader die aanspraak wenst te maken op het vaderschapsverlof, moet hiertoe een aanvraag (met daarbij een verklaring van de verplegingsinrichting gevoegd) indienen bij zijn ziekenfonds. De vader heeft over elke werkdag van het tijdvak van vaderschapsverlof en over elke gelijkgestelde dag die met een werkdag wordt gelijkgesteld, aanspraak op een uitkering die wordt vastgesteld op 60% van het gederfde geplafonneerde loon. Het loon dat in aanmerking wordt genomen, is het loon dat de vader zou verliezen bij arbeidsongeschiktheid na de periode van het gewaarborgde loon. De moeder behoudt gedurende het vaderschapsverlof haar recht op moederschapsuitkering.
E. Vaderschapsverlof (2) De werknemer (met uitzondering van de werknemer die een uitkering geniet wegens verbreking van de arbeidsovereenkomst), heeft het recht om ter gelegenheid van de geboorte van zijn kind afwezig te zijn van het werk gedurende tien dagen, door de betrokkene te kiezen binnen de dertig dagen vanaf de dag van de bevalling (dag die deel uitmaakt van de periode van dertig dagen). Deze tien dagen kunnen in één keer worden genomen, ofwel gespreid. Voor de eerste drie dagen van afwezigheid ontvangt de werknemer het normale loon. Voor de volgende zeven dagen heeft de betrokkene recht op een uitkering voor vaderschapsverlof. ________ (1) [Art. 114, lid 4, W. van 14.07.1994; Art. 221, KB van 03.07.1996]. (2) [Art. 223bis, KB van 03.07.1996, Art. 30, W. van 03.07.1978].
224
30/11/2006
14:28
Pagina 225
De uitkering wordt toegekend voor de dagen van vaderschapsverlof die samenvallen met de dagen tijdens dewelke de werknemer normaal gezien had gewerkt volgens de desbetreffende arbeidsregeling. Het bedrag van de uitkering is vastgesteld op 82% van het begrensde gederfde loon. (het maximum bedraagt 88,08 EUR). Deze uitkering wordt toegekend onder dezelfde voorwaarden als de voorwaarden die zijn vastgesteld voor de toekenning van de moederschapsuitkering. Om aanspraak te kunnen maken op deze uitkering, moet de werknemer een aanvraag indienen bij de verzekeringsinstelling, vergezeld van een uittreksel uit de geboorteakte van het kind. De verzekeringsinstelling overhandigt hem een inlichtingenblad, dat ingevuld en ondertekend moet worden teruggestuurd zo snel mogelijk.
F. Adoptieverlof (1) Sinds 25 juli 2004 kan de duur van het adoptieverlof in de meeste gevallen worden verlengd. De maximum toegelaten duur van dit nieuwe adoptieverlof hangt af van de leeftijd van het kind bij de aanvang van het verlof en de eventuele handicap van het kind (zie onderstaande tabel). De uitoefening van het recht op adoptieverlof neemt een einde op het moment waarop het kind de leeftijd van acht jaar bereikt tijdens de opname van het verlof.
Titel III - DE PRESTATIES VAN DE MOEDERSCHAPSVERZEKERING
BEKNOPT-24.qxd
Om aanspraak te kunnen maken op dit adoptieverlof, moet het kind na 24 juli 2004 ingeschreven zijn in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister van de gemeente waar de titularis woont. Concreet hangt de maximum toegelaten duur van het adoptieverlof dus af van: 1. de leeftijd van het kind bij de aanvang van het verlof: Leeftijd van het kind
Maximum toegelaten duur van het adoptieverlof
Tot 3 jaar
6 weken
Tussen 3 en 8 jaar
4 weken
Vanaf 8 jaar
0
2. de eventuele handicap van het kind: De maximumduur van het adoptieverlof wordt verdubbeld wanneer het kind getroffen is door: – een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66%; – of een aandoening die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag. ________ (1) [Art. 223ter, KB van 03.07.1996, Art. 30ter, W. van 03.07.1978, zoals gewijzigd bij de PW van 09.07.04, artikel 293].
225
Hoofdstuk I - HET WERKNEMERSSTELSEL
BEKNOPT-24.qxd
30/11/2006
14:28
Pagina 226
Er dient te worden opgemerkt dat het adoptieverlof in één keer moet worden opgenomen en niet kan worden opgedeeld, en dat het moet aanvangen binnen de twee maanden volgend op de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister. Het adoptieverlof neemt een einde: – wanneer de vader en/of de moeder dit wenst, hij/zij kan zijn/haar verlof beëindigen voor het einde van de maximum toegelaten periode, op voorwaarde dat hij/zij minstens een verlofperiode van een week of het veelvoud van een week heeft opgenomen; – anders duurt het verlof tot het einde van de maximum toegelaten periode. Bovendien, wanneer het kind acht jaar wordt gedurende het verlof, neemt het verlof een einde op de vooravond van deze datum. De werknemer die gebruik wenst te maken van het recht op adoptieverlof, dient zijn werkgever ten minste één maand vóór de opname van het verlof hiervan schriftelijk op de hoogte te brengen door middel van een aangetekend schrijven of door overhandiging van een geschrift, waarvan het duplicaat voor ontvangst wordt ondertekend door de werkgever. De kennisgeving dient de begin- en einddatum van het adoptieverlof te vermelden. De werknemer dient uiterlijk op het ogenblik waarop het adoptieverlof ingaat, aan de werkgever de documenten te verstrekken die de adoptie van het kind bewijzen. De werknemer die de vergoeding voor het adoptieverlof wenst te ontvangen, moet bij zijn ziekenfonds een aanvraag indienen. Bij deze aanvraag moet een document worden gevoegd dat bewijst dat het kind is ingeschreven in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister van de gemeente waar de werknemer woont. In geval het kind een handicap heeft, moet er eveneens een attest worden bijgevoegd. Wat de vergoedingen betreft, vallen er drie dagen ten laste van de werkgever. De andere dagen worden vergoed aan 82% van het begrensde loon (het maximum bedraagt 88,08 EUR, op basis van 6 dagen per week).
G. Borstvoedingspauzes (1) De werkneemster kan, behalve indien zij een uitkering ontvangt wegens verbreking van de arbeidsovereenkomst, aanspraak maken op uitkeringen voor de uren of halve uren voor borstvoedingspauzes die haar worden toegekend overeenkomstig de bepalingen van de arbeidsreglementering die van toepassing is op de betrokken werkneemsters, tot zeven maanden na de geboorte van het kind. In uitzonderlijke omstandigheden verbonden aan de gezondheidstoestand van het kind (bijvoorbeeld in geval van vroeggeboorte), kan de betrokkene pauzes nemen gedurende negen maanden na de geboorte. De uitkering is gelijk aan 82% van het brutobedrag van het gederfde, niet-begrensde loon dat verschuldigd zou zijn geweest voor de uren of halve uren van borstvoedingspauze. ________ (1) [Art. 223quater, KB van 03.07.1996, C.A.O. 27.11.2001].
226
30/11/2006
14:28
Pagina 227
De werkgever levert aan de betrokkene, ten laatste op de datum waarop het loon wordt betaald, een attest af met vermelding van het aantal uren of halve uren van borstvoedingspauzes die zij in de loop van de maand heeft genomen. De betrokkene vult het attest aan, en overhandigt dit aan het ziekenfonds, dat haar binnen de dertig dagen de verschuldigde uitkeringen uitbetaalt.
Afdeling 4. Toekenningsvoorwaarden (Zie titel II, hoofdstuk I, Afdeling 4)
Titel III - DE PRESTATIES VAN DE MOEDERSCHAPSVERZEKERING
BEKNOPT-24.qxd
227
Hoofdstuk II - DE REGELING VOOR ZELFSTANDIGEN
BEKNOPT-25.qxd
30/11/2006
14:28
Pagina 228
II. De regeling voor zelfstandigen Er werd ten gunste van de zelfstandigen en de meewerkende echtgenoten een moederschapsverzekering in het leven geroepen, die losstaat van de arbeidsongeschiktheidsuitkering [KB 20.07.1971, gewijzigd bij het KB van 13 januari 2003]. Vroeger dekte de moederschapsrust van de zelfstandigen en de meewerkende echtgenoten een periode van drie weken, die inging daags na de dag van de bevalling. Gedurende deze periode werd de gerechtigde geacht niet te kunnen werken, en ontvangt zij een forfaitaire uitkering van 962,03 EUR (bedrag van toepassing vanaf 1 februari 2002). De meewerkende echtgenoten kunnen evenwel slechts, behoudens vrijwillige inschrijving op 1 januari 2003 in het kader van de bepalingen die destijds van toepassing waren, baat hebben bij de nieuwe bepalingen en slechts uitkeringen ontvangen vanaf 1 juli 2003. De nieuwe bepalingen inzake de moederschapsrust zijn slechts van toepassing voor de bevallingen vanaf 1 januari 2003.
Afdeling 1. Administratieve organisatie en financiering (Zie titel I, hoofdstuk II, afdeling 1)
Afdeling 2. Rechthebbenden (Zie titel II, hoofdstuk I, Afdeling 2, 1)
Afdeling 3. Prestaties A. De moederschapsuitkering 1. Principe De periode van moederschapsrust dekt een periode van zes weken: een prenatale rustperiode van drie weken en een postnatale rustperiode van drie weken. De gerechtigde kan kiezen voor een prenatale rustperiode van één week en een postnatale rustperiode van vijf weken. Er wordt een supplementaire week toegekend bij de geboorte van een meerling. De dag van de bevalling wordt beschouwd als de eerste dag van de postnatale rustperiode, zoals in het kader van de regeling voor werknemers. Tijdens deze periode mag de rechthebbende geen andere beroepsactiviteit uitoefenen, in welke hoedanigheid ook. 228
30/11/2006
14:28
Pagina 229
2. Administratieve procedure Om de moederschapsuitkering te genieten, moet de gerechtigde een aanvraag sturen naar haar ziekenfonds, met vermelding van de datum vanaf dewelke zij de moederschapsrust wil zien aanvangen. Deze datum wordt bepaald op basis van de vermoedelijke bevallingsdatum. Deze moet ten vroegste vanaf de derde week en uiterlijk een week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum worden gesitueerd. De aanvraag dient vergezeld te zijn van een medisch attest waarop de vermoedelijke bevallingsdatum vermeld staat. Het medische attest en de aanvraag, met opgave van, respectievelijk, de vermoedelijke bevallingsdatum en de aanvangsdatum van de moederschapsrust, moeten aan het begin van de moederschapsrust worden verzonden, om aldus de verplichte prenatale rust van ten minste één week voor de vermoedelijke bevallingsdatum te garanderen. Vervolgens moet de gerechtigde een uittreksel uit de geboorteakte voorleggen, of een medisch getuigschrift waarop de bevalling wordt bevestigd (1). Eveneens moet men de hervatting van de beroepsactiviteit binnen de twee dagen aan de verzekeringsinstelling meedelen.
Titel III - HET STELSEL VAN DE ZELFSTANDIGEN
BEKNOPT-25.qxd
3. Bedrag van de moederschapsuitkeringen Tijdens de periode van moederschapsrust heeft de werkneemster recht op een forfaitaire uitkering van 2.041,91 EUR (340,318 x 6). Doch, behalve in het geval van de geboorte van een meerling, kan geen enkele bijkomende uitkering worden toegekend, zelfs niet bij verlenging van de prenatale rustperiode wegens laattijdige bevalling. De verzekeringsinstelling moet de moederschapsuitkering ten laatste uitbetalen binnen de maand volgend op het einde van de periode van moederschapsrust.
B. Moederschapshulp Deze nieuwe uitkering voor moederschapshulp (die in feite niet behoren tot en duidelijk dient te worden onderscheiden van de moederschapsverzekering) werden ingevoerd bij KB van 17 januari 2006, in werking vanaf 1 januari 2006 (2). Het ging om de invoering van een tegenhanger, ten voordele van de vrouwelijke zelfstandigen, van de maatregelen betreffende het moederschaps- en vaderschapsverlof, genomen aan werknemerskant vanaf 1 juli 2004. De verlenging van de moederschapsrust werd hier niet weerhouden. Deze voorziening rust op het reeds bestaande systeem van de dienstencheques, uitgewerkt door de federale overheden in 2001.
1. Principe De moederschapshulp bestaat erin een uitkering in de vorm van 70 dienstencheques toe te kennen aa, de vrouwelijke zelfstandigen, helpsters en meewerkenden echtgenotes die bevallen zijn van een kind en die, na een minimale moederschapsrust, hun beroepsactiviteiten hernemen.
________ (1) KB van 20 juli 1971, o.c., art.95. (2) KB van 17 januari 2006 tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp ten gunste van vrouwelijke zelfstandigen en tot wijziging van het KB van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques (B.S. 23.01.2006).
229
Hoofdstuk II - DE REGELING VOOR ZELFSTANDIGEN
BEKNOPT-25.qxd
230
30/11/2006
14:28
Pagina 230
2. Administratieve procedure De aanvraag dient te worden gedaan door de vrouwelijke zelfstandige bij haar sociaal verzekeringsfonds binnen zeer strikte termijnen te weten ten vroegste vanaf de 6e maand van de zwangerschap en ten laatste op het einde van de 6e week volgend op de bevalling.
Afdeling 4. Toekenningsvoorwaarden In het verleden bedroeg de wachttijd voor de toekenning van de moederschapsuitkering ten gunste van de meewerkende echtgenoten twaalf maanden, en deze laatste moesten vrijwillig aangesloten zijn gedurende ten minste vierentwintig maanden. De duur van de wachttijd werd teruggebracht tot zes maanden (zoals bij de zelfstandigen) en de voorwaarde van aansluiting gedurende een minimumperiode werd opgeheven.
30/11/2006
14:36
Pagina 231
III. Het ambtenarenstelsel Er wordt een bezoldigde rustperiode van 15 weken toegekend (of zeventien in geval van meervoudige geboorte). Ze vangt aan ten vroegste vanaf de zesde (achtste in geval van meervoudige geboorte) week voor de zevende dag die voorafgaat aan de vermoedelijke bevallingsdatum. De rustperiode kan verlengd worden indien de bevalling pas na de vooropgestelde datum heeft plaatsgevonden. De bezoldiging kan echter niet meer dan vijftien (zeventien) weken bestrijken. In het geval dat de bevalling echter plaats heeft na de vooropgestelde datum en dat de betrokkene reeds het maximum van de prenatale verlofperiode waarin de reglementering voorziet (zes of acht weken naargelang van het geval) heeft opgebruikt, wordt het prenatale verlof verlengd tot de werkelijke datum van de bevalling. Gedurende het gehele moederschapsverlof ontvangt de ambtenares 100% van haar normale wedde. De periodes van afwezigheid wegens zwangerschap die vallen tijdens de zes weken (acht in geval van meervoudige geboorte) voor de zevende dag die voorafgaat aan de werkelijke bevallingsdatum, worden in moederschapsverlof omgezet voor het bepalen van de administratieve stand van de vrouwelijke ambtenaar.
Titel III - DE PRESTATIES VAN DE MOEDERSCHAPSVERZEKERING
BEKNOPT-26.qxd
Bepaalde afwezigheden die vallen tijdens de zes weken (acht in geval van meervoudige geboorte) voor de zevende dag die voorafgaat aan de werkelijke bevallingsdatum, worden gelijkgesteld met werkdagen die kunnen verplaatst worden tot na het postnataal verlof; het betreft: - jaarlijks vakantieverlof; - wettelijke en reglementaire feestdagen (2/11, 15/11 en 26/12); - omstandigheidsverlof (afwezigheid met behoud van wedde naar aanleiding van familiale gebeurtenissen, voor het vervullen van burgerlijke verplichtingen of opdrachten of in geval van door een rechtsmacht bevolen verschijning of oproeping als getuige); - uitzonderlijk verlof voor gevallen van overmacht (ziekte of ongeval van een persoon die onder hetzelfde dak woont – echtgenoot, bloed- of aanverwanten); - verlof om dwingende redenen van familiale aard; - andere afwezigheden wegens ziekte dan die welke aan de zwangerschap te wijten zijn. De vrouwelijke ambtenaar verkrijgt op haar verzoek het nodige verlof om zich te kunnen begeven naar de prenatale medische onderzoeken die niet buiten de diensturen kunnen plaatshebben en om die onderzoeken te ondergaan. Ze geniet verder haar wedde tijdens de duur van deze afwezigheid. In geval van overlijden of opname in het ziekenhuis van de moeder verkrijgt de vader van het kind op zijn verzoek een vaderschapsverlof om te kunnen instaan voor de opvang van het kind. Als het om een overlijden gaat, zal de duur gelijk zijn aan de duur van het moederschapsverlof dat de moeder nog niet opgebruikt heeft; in geval van opname in het ziekenhuis van de moeder is het voordeel van het verlof beperkt: de pasgeborene moet het ziekenhuis verlaten hebben en de opname in het ziekenhuis van de moeder moet langer dan zeven dagen duren. Voor de kinderen die na 1 juli 2004 geboren zijn, worden de volgende innovaties aangebracht: - de prenatale rust telt zes weken (of acht weken bij meerlingen), waarvan de laatste zeven dagen die de juiste bevallingsdatum voorafgaan, verplicht zijn; 231
Hoofdstuk III - HET AMBTENARENSTELSEL
BEKNOPT-26.qxd
30/11/2006
14:36
Pagina 232
- de verplichte postnatale rust wordt van acht naar negen weken gebracht; - bij meerlingen, kan de ambtenaar een bijkomende postnatale rust van ten hoogste twee weken aanvragen; - bij een verlengde hospitalisatie van het kind, kan de ambtenaar de verlenging van de postnatale rust aanvragen ten belope van een duur die gelijk is aan de periode waarin, na de zeven eerste dagen te rekenen vanaf de geboorte, het kind gehospitaliseerd is moeten blijven. De duur van deze verlenging mag vierentwintig weken niet overschrijden. Als de vrouwelijke ambtenaar, met toepassing van de artikelen 42 en 43 van de wet van 16 maart 1971 en artikel 18 van de wet van 14 december 2000, vrijgesteld van werk is, wordt zij ambtshalve in verlof gesteld voor de nodige duur. Tijdens deze periode geniet de betrokkene het voordeel van de bepalingen die in geval van totale tijdelijke onbekwaamheid voorgeschreven zijn door de wetgeving betreffende de schadevergoeding voor beroepsziekten (100% van haar normale wedde). De bepalingen inzake de borstvoedingspauzes en het vaderschapsverlof die gelden voor de werknemers, zijn sedert 1 juli 2002 eveneens van toepassing bij het federaal openbaar ambt. Voor statutaire ambtenaren en stagiairs komt het vaderschapsverlof overeen met een uitbreiding van het omstandigheidsverlof. Dit wordt ook volledig vergoed en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Voor de contractuele personeelsleden zijn drie dagen ten laste van de Overheid en de zeven andere worden uitgekeerd in het kader van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. Wat de borstvoedingspauzes betreft, kunnen zowel de statutaire als de contractuele personeelsleden dienstvrijstelling bekomen om borstvoeding te geven of melk af te kolven, dit tot zeven maanden na de geboorte. Zij moeten hiertoe twee maanden op voorhand de instantie waarvan zij afhangen, verwittigen en het bewijs van borstvoeding leveren door middel van een attest van een centrum voor raadpleging door zuigelingen (O.N.E., Kind en Gezin of Dienst für Kind und Familie), of een medisch getuigschrift. Dit bewijs moet iedere maand worden geleverd.
Nuttig adres Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie Directie-generaal Organisatie Dienst Arbeidsvoorwaarden en Beloningsmanagement Wetstraat, 51 (Bus 4) 1040 Brussel tel.: (02) 790 53 13 en (02) 790 53 05 fax: (02) 790 53 99
Federale reglementering De officieuze gecoördineerde reglementering kan geraadpleegd worden op de site: http://www.belgium.be/eportal onder de rubriek ‘ambtenaren’.
232