KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
RT05-014.457
Tienjaarlijkse veiligheidsevaluatie Kernenergiecentrale Borssele 2003 Eindrapport beoordeling door KFD
April 2005
Ir. J.J. Broeze, Projectleider / Opsteller Ir. K. Lievense, Medeopsteller Ir. R. Jansen, Afdelingshoofd
1
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
Samenvatting De N.V. Elektriciteits-Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ), vergunninghouder van de Kernenergiecentrale Borssele (KCB) heeft in mei 2004 haar tweede tienjaarlijkse veiligheidsevaluatie van deze centrale afgesloten. Het verloop en de resultaten van deze evaluatie zijn door EPZ vastgelegd in het "Rapport 10jaarlijkse veiligheidsevaluatie KCB 2003". Het doel van de tienjaarlijkse veiligheidsevaluatie van een nucleaire centrale is tweeledig. De centrale dient te worden getoetst aan de huidige inzichten op het gebied van de nucleaire veiligheid en stralingsbescherming, zowel in technisch opzicht als op het gebied van organisatie, personeel en administratie. Op basis van de resultaten van deze toetsing dienen maatregelen te worden genomen om de centrale te laten voldoen aan de internationale stand der techniek, voorzover deze maatregelen redelijkerwijs verlangd kunnen worden. De verplichting voor EPZ, om elke tien jaar een veiligheidsevaluatie uit te voeren, is vastgelegd in haar Kernenergiewet-vergunning. Het proces is uitgevoerd volgens de internationale IAEA-regels en het door de Nederlandse overheid opgestelde document "Nota Backfittingbeleid". In dit proces zijn vier fasen gedefinieerd met een eigen afronding. In de eerste fase van het proces, de initiatie- en afbakeningsfase, zijn het plan van aanpak en het toetsingskader vastgesteld. Het door EPZ geformuleerde toetsingskader is tot stand gekomen in overleg met en op aanwijzing van de Kernfysische Dienst (KFD) van het Ministerie van VROM. Het toetsingskader is een nadere uitwerking van de te beschouwen regelgeving en de te beschouwen onderwerpen. Daarbij gaat het meer in het bijzonder om: -
-
Regels en richtlijnen voor ontwerp, bedrijfsvoering en kwaliteitszorg, waarbij is aangegeven, welke revisies van nationale en internationale regels en richtlijnen toepasselijk zijn, voor zover beschikbaar per 31 december 2001 met status "approved". Onderwerpen gericht op de ontwikkelingen in de stand der techniek. Specifieke aandachtspunten, zoals het onderwerp veroudering.
Tijdens de tweede fase van het proces, de evaluatiefase, heeft EPZ de centrale getoetst op de in de initiatie- en afbakeningsfase vastgestelde onderwerpen en daaraan gelieerde documenten. In deze fase is op verzoek van de KFD door de IAEA bij de KCB een assessment uitgevoerd op het gebied van veroudering. Deze zogeheten AMAT-missie vond plaats in het begin van 2003. Uit de toetsing op de bovengenoemde onderwerpen, gebundeld in de zogeheten basisrapporten, zijn evaluatiepunten bepaald. Samenhangende evaluatiepunten zijn vervolgens op onderwerp geclusterd tot verbeterpunten. Deze verbeterpunten werden ingeschat op hun veiligheidsbelang voor de centrale. Dit gebeurde op basis van zowel deterministische als probabilistische beschouwingen, en tevens op basis van het effect op de stralingsbescherming van het personeel en de omgeving.
2
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
Per afzonderlijk verbeterpunt zijn toepasselijk geachte oplossingsmogelijkheden voorgesteld. Het betrof in eerste aanleg 171 verbeterpunten. Het geheel van de basisrapporten, de methodiek voor het inschatten van het veiligheidsbelang van de verbeterpunten, de verbeterpunten en de oplossingsmogelijkheden is beoordeeld door de KFD. Volgend op deze beoordeling heeft EPZ de basisrapporten aangevuld in een rapport met amendementen. Het aantal verbeterpunten werd met zes punten uitgebreid tot 177. Vervolgens heeft de KFD ingestemd met het resultaat van de evaluatiefase. In de derde fase, de conceptuele fase, zijn de benoemde verbeterpunten en de daarbij behorende oplossingsrichtingen met elkaar in verband gebracht. EPZ heeft op basis van een gedocumenteerd en door de KFD goedgekeurd selectieproces, waarin de veiligheidsimpact tegen de benodigde kosten is afgewogen, uit de verbeterpunten een verbeteringsplan opgesteld, dat zowel deterministisch als probabilistisch is onderbouwd. Dit verbeteringsplan met 111 specifieke maatregelen, onderscheiden in een 25-tal T (technische)- en een 86-tal OPA (organisatorische, personele en administratieve)maatregelen, is ter beoordeling aan de KFD voorgelegd. Op verzoek van de KFD zijn door EPZ de nodige aanvulling en toelichting danwel precisering op het verbeteringsplan geleverd. De KFD heeft zich akkoord verklaard met het voorgestelde verbeteringsplan, onder de voorwaarde, dat EPZ aanvullingen uitvoert betreffende de onderwerpen: Analyse van de corrosiesnelheid van de splijtstofomhulling bij SB-LOCA. Zinkdosering in de primaire kringloop. Differentiatie van de brontermen. Safety management system. Brandrisico HKM-pompen. Daarnaast zijn er enkele onderwerpen, die niet hebben geleid tot een maatregel in het verbeteringsplan, waarover de KFD echter een nadere toelichting verlangt. Dit betreft de onderwerpen: Additieven in het sproeisysteem. Injectie van deminwater tijdens inbrengen van de regelstaven. Driedimensionaal on-line kernsimulatieprogramma. Man-machine interface splijtstofwisselmachine (realisatie vindt reeds plaats buiten de scope van de tienjaarlijkse evaluatie). Installatie van een criticaliteitsmonitor. In de vierde en laatste fase worden de voorgestelde maatregelen door EPZ ten uitvoer gebracht. Deze implementatiefase is reeds gestart en zal ultimo 2007 zijn afgerond. Naar het oordeel van de KFD heeft EPZ de tienjaarlijkse evaluatie uitgevoerd conform het gestelde in het plan van aanpak en het toetsingskader en daarmee voldaan aan haar KEWvergunning. Het verbeteringsplan is goed onderbouwd, zowel in probabilistische als deterministische zin. De maatregelen zijn evenwichtig verdeeld over de nucleaire veiligheidsketen.
3
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
Door uitvoering van het verbeteringsplan, met inachtname van de aanvullende eisen, zal de nucleaire veiligheid, uitgedrukt in het omgevingsrisico, verder verbeteren. Na de implementatie van het verbeteringsplan voldoet de centrale zoveel als redelijkerwijs mogelijk aan stand der techniek en regelgeving in het ijkjaar 2002. Uit de informatie, die EPZ heeft verstrekt, kan worden geconcludeerd, dat de installatie in een goede staat verkeert en dat de belangrijkste componenten t/m 2013 ruimschoots zullen voldoen aan de veiligheidscriteria. Het systeem van verouderingsbeheersing voldoet om tijdig degradatie van veiligheidsrelevante componenten vast te stellen. Dit is bevestigd door de AMAT-missie. Voor een goed begrip wordt er op gewezen, dat de centrale ook nu reeds voldoet aan alle voorschriften die zijn verbonden aan de vergunning op basis van de Kernenergiewet.
4
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
Inhoudsopgave Samenvatting..................................................................................................................2 Inhoudsopgave ...............................................................................................................5 Lijst van afkortingen ......................................................................................................7 1 Inleiding .................................................................................................................8 2 Initiatie- en afbakeningsfase ................................................................................10 2.1 Inleiding .......................................................................................................10 2.2 Plan van Aanpak ..........................................................................................10 2.3 Toetsingskader .............................................................................................11 3 Evaluatiefase ........................................................................................................13 3.1 Inleiding .......................................................................................................13 3.2 Basisrapporten..............................................................................................13 3.3 Evaluatiepunten............................................................................................14 3.3.1 Algemeen .............................................................................................14 3.3.2 Generatorschakelaar.............................................................................14 3.3.3 Sump strainer clogging ........................................................................14 3.3.4 Veroudering .........................................................................................15 3.4 Verbeterpunten.............................................................................................16 3.5 Rapportage ...................................................................................................17 4 Conceptuele fase ..................................................................................................18 4.1 Inleiding .......................................................................................................18 4.2 Conceptvormingsproces...............................................................................18 4.2.1 Selectie.................................................................................................18 4.2.2 Conceptvorming...................................................................................18 4.2.3 Conceptbevestiging..............................................................................18 4.3 Verbeteringsplan ..........................................................................................19 4.4 Onderwerpen, waarvoor een aanvulling op de maatregelen verlangd is .....20 4.4.1 Analyse van corrosiesnelheid splijtstofomhulling bij SB-LOCA (OPA maatregel 17) .......................................................................................................20 4.4.2 Zinkdosering (OPA maatregel 30).......................................................21 4.4.3 Differentiatie van de brontermen (OPA Maatregel 36) .......................21 4.4.4 Safety management system..................................................................21 4.4.5 Brandrisico HKM-pompen (verbeterpunt 171) ...................................21 4.5 Onderwerpen, waarvoor aanvullende informatie verlangd is ......................22 4.5.1 Additieven sproei (verbeterpunt 8) ......................................................22 4.5.2 Injectie van deminwater tijdens inbrengen van regelstaven (verbeterpunt 20)..................................................................................................22 4.5.3 3-D on-line kernsimulatorprogramma (verbeterpunt 90). ...................22 4.5.4 Man-machine interface m.b.t de bediening van de splijtstofwisselmachine (verbeterpunt 36). ..........................................................23 4.5.5 Installatie van een criticaliteitsmonitor (verbeterpunt 135) .................23 5 Integrale veiligheidsbeschouwing........................................................................24 6 Implementatie ......................................................................................................28 7 Conclusies ............................................................................................................29 Referenties ...................................................................................................................30 Bijlage 2.1 NVR's die deel uitmaken van het toetsingskader ......................................32
5
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
Bijlage 3. Rapport van de AMAT-missie, Executive summary. .................................33 Figuur 5-1, Verdeling van de kernbeschadigingsfrequentie over de groepen begingebeurtenissen voor en na implementatie van het verbeteringsplan...........26 Figuur 5-2, Individueel risico voor en na implementatie van het verbeteringsplan. ..26 Figuur 5-3, Groepsrisico voor en na implementatie van het verbeteringsplan. ..........27
6
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
Lijst van afkortingen AM AMAT AVN CDF EPZ GRS HKMINSAG IAEA ISI KCB KEW KFD LOCA NPP NVR’s OSART PCT PSA RSK SAMG SSC’s VGB WANO 10EVA
Accident Management Ageing Management Assessment Team AIB Vinçotte Nucléaire Core Damage Frequency N.V. Elektriciteits-Produktiemaatschappij Zuid-Nederland Gesellschaft für Reaktor- und Anlagen-Sicherheit Hoofd-koelmiddelInternational Nuclear Safety Advisory Group (IAEA) International Atomic Energy Agency In-Service Inspection Kernenergiecentrale Borssele Kernenergiewet Kernfysische Dienst Loss Of Coolant Accident Nuclear Power Plant Nucleaire Veiligheidsregels Operational Safety Review Team Peak Cladding Temperature Probabilistic Safety Assessment Reaktorsicherheitskommission Severe Accident Management Guide Structuren, Systemen, Componenten Verband der Grosskessel-Besitzer World Association of Nuclear Operators Tienjaarlijkse veiligheidsevaluatie KCB 2003
7
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
1 Inleiding Een tienjaarlijkse veiligheidsevaluatie van de Kernenergiecentrale Borssele (KCB) is een actie die voortkomt uit de Nota Backfittingbeleid [1.1], die in 1991 werd uitgebracht door de toenmalige Commissie Reactorveiligheid. De Nota Backfittingbeleid houdt onder meer in, dat nucleaire centrales dienen te worden onderworpen aan periodieke evaluaties van de nucleaire veiligheid en de stralingsbescherming. Dit is voor wat betreft de KCB uitgewerkt in een systeem van periodieke veiligheidsevaluaties in de vorm van tweejaarlijkse en tienjaarlijkse evaluaties. De invulling ervan is nader bepaald in de voorschriften B 11, B 12 en B 13 van de op grond van de Kernenergiewet (KEW) verleende vergunning. Bij de tweejaarlijkse evaluaties wordt een toetsing uitgevoerd aan de voorschriften van deze vergunning. Bij de tienjaarlijkse evaluaties vindt een toetsing plaats aan de "stand der techniek" en de meest recente regelgeving op het gebied van de nucleaire veiligheid en de stralingsbescherming. Een tienjaarlijkse evaluatie kan tot maatregelen (de feitelijke backfitting) leiden die het veiligheidsniveau verhogen en dit niveau zoveel als redelijkerwijs mogelijk laten overeenstemmen met de ontwikkelingen in de regelgeving en de stand der techniek. In de meeste landen met een nucleair programma worden op een analoge wijze periodieke veiligheidsevaluaties uitgevoerd. In het verleden is voor het eerst een "backfitting"-programma doorlopen in de periode 19831985. Deze hield onder meer in, dat de veiligheid van de centrale door middel van gebunkerde noodkoelsystemen werd vergroot. De eerste tienjaarlijkse veiligheidsevaluatie werd afgerond in 1992. Dit heeft geleid tot het backfittingproject MOD97 (1992-1997), waarmee de centrale op het in 1992 geldende veiligheidsniveau werd gebracht. Dit werd onder meer bereikt door de ruimtelijke scheiding van veiligheidssystemen verder door te voeren. Tevens werd een reserve-regelzaal geïnstalleerd. Hiermee werd een modern veiligheidsconcept gerealiseerd. De tweede tienjaarlijkse veiligheidsevaluatie (hierna ook aangeduid met 10EVA), waar dit rapport betrekking op heeft, richt zich op ontwikkelingen in de regelgeving en de stand der techniek vanaf 1993 tot 2002. Uitgangspunt is het veiligheidsconcept dat bij de vorige tienjaarlijkse veiligheidsevaluatie werd ingevoerd. De maatregelen vormen een optimalisatie en aanvulling hierop. Geïntegreerd in deze evaluatie is de tweejaarlijkse veiligheidsevaluatie over de periode 20012002 uitgevoerd. Daarbij zijn ook de voorgaande tweejaarlijkse veiligheidsevaluaties over de afgelopen tien jaar in beschouwing genomen om relevante ontwikkelingen op het gebied van techniek, organisatie, personeel en administratieve voorzieningen te kunnen adresseren.
8
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
De evaluaties zijn uitgevoerd door EPZ, de vergunninghouder van de KCB, en zijn gerapporteerd aan en beoordeeld door de Kernfysische Dienst (KFD) op juistheid en volledigheid. De KFD geeft in dit rapport haar oordeel over de uitkomsten van het door EPZ uitgevoerde evaluatietraject en de door EPZ voorgestelde maatregelen, met als referentiekader de van toepassing zijnde regels en richtlijnen en de stand der techniek. De KFD is in haar beoordeling, op onderdelen, geadviseerd door het Belgische AVN (AIB Vinçotte Nucléaire) en het Duitse GRS (Gesellschaft für Reaktor- und Anlagen-Sicherheit). De KFD en EPZ zijn overeengekomen de veiligheidsevaluatie gefaseerd uit te voeren. In het evaluatietraject zijn een initiatie- of afbakeningsfase, een evaluatiefase, een conceptuele fase en een implementatiefase gedefinieerd. Deze indeling is ook aangehouden voor de rapportage over de resultaten door EPZ en de beoordeling ervan door de KFD. In de afbakeningsfase (zie hoofdstuk 2) werden, in afstemming tussen EPZ en KFD, de kaders en processen voor het evaluatietraject bepaald. De daarop gebaseerde toetsing en de rapportage daarover door EPZ en de beoordeling daarvan door de KFD vonden plaats in de evaluatiefase (zie hoofdstuk 3). In de conceptuele fase (zie hoofdstuk 4) is een verbeteringsplan opgesteld, waarin door EPZ op basis van bepaalde criteria afgewogen maatregelen werden voorgesteld om geconstateerde verbeterpunten te realiseren .Hoofdstuk 4 vervolgt met de behandeling van deze maatregelen, het oordeel daarover van de KFD en de impact die de maatregelen zullen hebben op het veiligheidsniveau van de Kernenergiecentrale Borssele. In hoofdstuk 5 wordt een nadere veiligheidsbeschouwing gepresenteerd, die de door EPZ voorgenomen maatregelen in een ruimer veiligheidsperspectief plaatst. In hoofdstuk 6 wordt de implementatie van de voorgenomen maatregelen kort behandeld. Deze kent een separate rapportage- en beoordelingsaanpak. Hoofdstuk 7 bevat de conclusies. Voor een goed begrip wordt er op gewezen, dat de centrale ook nu reeds voldoet aan alle voorschriften die worden gesteld in de vergunning die op basis van de Kernenergiewet is verleend. De noodzaak van het programma van voorgestelde maatregelen vloeit voort uit de eis, de centrale in overeenstemming te laten blijven met de stand der techniek.
9
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
2 Initiatie- en afbakeningsfase 2.1
Inleiding
Vanuit de doelstelling van de tienjaarlijkse veiligheidsevaluatie om de kernenergiecentrale Borssele te toetsen aan de huidige inzichten op het gebied van de nucleaire veiligheid en stralingsbescherming en op basis van de resultaten van deze toetsing maatregelen te treffen, om de centrale te laten voldoen aan de internationale stand der techniek, is bij het opzetten van het project in 2001 in overleg tussen KFD en EPZ bepaald: -
-
in welke fases het evaluatietraject wordt opgedeeld voor rapportage en beoordeling (zie hoofdstuk 1). hoe de evaluatie procesmatig uitgevoerd gaat worden, het Plan van Aanpak (zie par. 2.2) en wat het toetsingskader van de evaluatie zal zijn (zie par. 2.3)
2.2
Plan van Aanpak
-
Voor het proces van de tienjaarlijkse veiligheidsevaluatie wordt uitgegaan van de onderstaande documenten: -
IAEA 50-SG-O12, Periodic safety review of operational nuclear power plants. IAEA INSAG series no. 8, A common base for judging the safety of nuclear power plants built to earlier standards. IAEA Safety Report series no. 12, Evaluation of the safety of operating nuclear power plants built to earlier standards. Nota Backfittingbeleid.
Deze documenten beschrijven op welke wijze het evaluatieproces zal worden gevoerd. Daarbij is het met name van belang dat de ontwerpbasis voor deze evaluatie de situatie na het project MOD97 is, het resultaat van de vorige tienjaarlijkse veiligheidsevaluatie. Aangezien de evaluatie zich richt op de nucleaire veiligheid en de stralingsbescherming, maken de volgende aspecten er geen deel van uit: -
Conventionele milieuaspecten. Conventionele arbeidsveiligheid. Security.
Het onderwerp security doorloopt een apart beoordelingstraject, waarover in andere documenten, voorzover openbaar, informatie wordt verstrekt. Ook het onderwerp In-Service Inspectie (ISI) maakt geen deel uit van deze tienjaarlijkse evaluatie. Voor dit onderwerp is een eigen evaluatietraject van toepassing. De laatste ISIevaluatie werd in 1999 afgerond. Op basis hiervan is het inservice inspectieprogramma voor de periode 2000 - 2009 vastgesteld.
10
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
Voor een goede begripsbepaling is de "stand der techniek", zoals in de inleiding is aangegeven, zo gedefinieerd, dat in principe alleen reeds bewezen en (in meerdere centrales) toegepaste gevalideerde technieken of methoden worden toegepast. Voor zover nodig wordt er in dat kader daarom geen fundamenteel, maar alleen toegepast onderzoek gedaan. Dat betekent dat indien voor het verhogen van de veiligheid van de KCB op een onderkend en van belang zijnd risicogebied bepaald onderzoek noodzakelijk dan wel gewenst is, dit in principe wordt uitgevoerd. Daarbij kan de stand der techniek ook betrekking hebben op zaken, die in niet-nucleaire installaties zijn gerealiseerd, mits die overdraagbaar zijn naar de KCB. De bovengenoemde aspecten zijn uitgewerkt in een Plan van Aanpak dat in zijn definitieve vorm door EPZ is vastgesteld in juni 2001 [2.1], in overleg met en op aanwijzingen van de KFD.In het plan zijn ook opgenomen projectmatige afspraken , zoals de planning, indeling van het project in deelprojecten, opzet van de rapportage, rol van de ontwerper, structuur en frequentie van de projectbesprekingen.
2.3
Toetsingskader
In aansluiting op het Plan van Aanpak is het Toetsingskader gedefinieerd. Ook dit is door EPZ, in overleg met en op aanwijzingen van de KFD, tot stand gekomen [2.2]. Het toetsingskader geeft een nadere uitwerking van de in aanmerking te nemen regelgeving en de te beschouwen onderwerpen. Daarbij gaat het meer in het bijzonder om een drietal aandachtsvelden, hieronder genoemd: Regels en richtlijnen voor ontwerp, bedrijfsvoering en kwaliteitszorg, waarbij is aangegeven, welke revisies van nationale en internationale regels/richtlijnen van toepassing zijn. De basis wordt gevormd door de Nederlandse Nucleaire Veiligheids Regels (NVR's). De van toepassing zijnde NVR's zijn opgesomd in Bijlage 2.1 Bij alle regels en richtlijnen werd een vaste werkwijze gevolgd voor de vaststelling van de evaluatie-uitgangspunten. Deze werkwijze is als volgt: 1. De bij de vorige tienjaarlijkse evaluatie gebruikte regelgevingsreferenties. Dit betreft in principe de toenmalige versie van de NVR's. 2. Het toenmalige toetsingskader, zoals dat in de vergunning is opgenomen. Hiertoe werden in enkele gevallen ook EPZ-rapporten gerekend, zoals de EPZ strategie-rapporten. 3. Verwachte ontwikkelingen met betrekking tot de regelgeving. Het betreft hier documenten, die gedurende de evaluatieperiode beschikbaar zijn gekomen, of nieuwe revisies, die naar verwachting per 31 december 2001 een definitieve status zouden hebben gekregen. 4. Uit de conclusies op basis van 1 t/m 3 werd het toetsingskader voor dit onderwerp afgeleid. In het geval van NVR 1.3 werden tevens de bij deze Hoofdregel behorende Richtlijnen in aanmerking genomen.
11
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
Daarnaast zijn ook de onderwerpen Accident management (AM) en Severe accidents, alsmede Probabilistic safety assessment (PSA) opgenomen, voor welke eveneens het toetsingskader werd vastgesteld. Onderwerpen gericht op de ontwikkelingen in de stand der techniek. In dit verband zijn de volgende onderwerpen te vermelden: -
Internationale ontwikkelingen en inzichten zoals backfitting-programma's en moderne reactorontwerpen. Veroudering, inclusief de selectie van veiligheidsrelevante constructies, systemen en componenten en hun status, alsmede verouderingsbeheersing. PSA-beschouwingen voor: a. verbeteringspotentieel, b.zelfanalyse c. evaluatie van de stand der techniek. Evaluatie interne en externe storingen. Evaluatie Good Practices (door internationale organisaties als het IAEA en de WANO vastgestelde en gepubliceerde goede werkwijzen). Analyse m.b.t ontwikkelingen van de omgeving.
Specifieke aandachtspunten. -
Accident Management en Severe Accidents. Classificatie van systemen. Maintenance Rule. Decontaminatie. Fire Protection Rule (USA). Beratungsschwerpunkte der RSK. Performance indicators. Door KFD/AVN ingebrachte aandachtspunten.
12
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
3 Evaluatiefase 3.1
Inleiding
EPZ heeft op basis van het toetsingskader de toetsing onderwerpsgewijs uitgevoerd. De resultaten ervan zijn vastgelegd in zo genoemde basisrapporten. Uit deze basisrapporten zijn vervolgens evaluatiepunten afgeleid. Samenhangende evaluatiepunten zijn aansluitend op onderwerp geclusterd tot verbeterpunten Hierop wordt in de volgende paragrafen nader ingegaan. 3.2
Basisrapporten
Als eerste resultaat van de evaluatiefase, die in 2001 van start is gegaan, heeft EPZ de concepten van de basisrapporten ter becommentariëring aan de KFD gezonden. In totaal zijn 26 basisrapporten opgesteld, verdeeld over de onderwerpen: -
Toetsing regelgeving (2). Omgevingsontwikkelingen. Internationale ontwikkelingen en ervaringen. Tweejaarlijkse evaluatie 2001-2002 incl. uitbreiding naar tienjaarlijkse evaluatie. Veroudering (16). PSA (3). Enquête KCB. Specifieke aandachtspunten van KFD/AVN.
De basisrapporten bevatten de inventarisatie van veiligheidsrelevante evaluatiepunten, getoetst tegen de regelgeving en de internationale ontwikkelingen over de periode 19932002. Een uitzondering hierop vormen de verouderingsrapporten, die de status van de veroudering van de belangrijkste onderdelen van de centrale behandelen over de gehele bedrijfsperiode (1973-2002). De basisrapporten zijn in eerste instantie in conceptvorm aan de KFD aangeboden. Op deze concept-rapporten zijn door de KFD voorlopig commentaren geleverd die vooral betrekking hadden op de volledigheid van de rapporten. In een aantal gevallen heeft dit ertoe geleid dat EPZ de rapporten heeft aangevuld. Het resultaat van de evaluatiefase is door EPZ, gebundeld in een documentatiepakket, in juli 2003 aan de KFD gezonden, [3.1]. Dit documentatiepakket bevat de definitieve basisrapporten, een overzicht van de geadresseerde evaluatiepunten en de daaruit afgeleide verbeterpunten. Er zijn 541 evaluatiepunten beschreven, die hebben geleid tot 171 verbeterpunten. Op basis van deze informatie heeft de KFD de resultaten van de evaluatiefase op volledigheid en juistheid beoordeeld. In december 2003 heeft de KFD per brief, [3.2]. aan EPZ medegedeeld dat EPZ met het indienen van het documentatiepakket heeft voldaan aan voorschrift B 12 van de vergunning.
13
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
Met deze brief is EPZ tevens geïnformeerd over het resultaat van de beoordeling van de basisrapporten en de daaruit afgeleide evaluatiepunten. EPZ is in een later schrijven geïnformeerd over het resultaat van de beoordeling van de verbeterpunten [3.15]. EPZ heeft op beide bovengenoemde brieven gereageerd per brief van 21 april 2004 [3.3], met een zeer gedetailleerde beantwoording. Voor wat betreft de basisrapporten heeft dit geresulteerd in een door EPZ opgesteld rapport, dienend als amendement op de basisrapporten, dat per brief van 26 oktober 2004 aan de KFD is aangeboden [3.5]. In par. 3.3 wordt nader ingegaan op de beoordeling van de evaluatiepunten en in par. 3.4 op de beoordeling van de verbeterpunten. 3.3
Evaluatiepunten
3.3.1 Algemeen Op grond van de in de basisrapporten beschreven analyses zijn door EPZ de veiligheidsrelevante evaluatiepunten benoemd. Dit zijn alle onderwerpen waaraan in het kader van de evaluatie aandacht moet worden besteed [3.6]. Ieder evaluatiepunt is beschreven in een afzonderlijk gegevensblad, waarop onder meer ook is aangegeven, op welk gedeelte van een bepaald basisrapport dit evaluatiepunt is gebaseerd. Bij de onder par. 3.2 genoemde beoordeling van de evaluatiepunten is op een aantal punten aan EPZ verzocht, haar analyses aan te vullen [3.2]. Meer in het bijzonder zijn betreffende de inbreng van de KFD in dit stadium van de beoordeling te vermelden de onderwerpen: Generatorschakelaar, "Sump strainer clogging" en Veroudering. 3.3.2 Generatorschakelaar De KFD heeft EPZ medegedeeld, dat het niet aanwezig zijn van een generatorschakelaar als een evaluatiepunt moet worden aangemerkt en dat zij op dat punt haar evaluatie dient aan te vullen. De generatorschakelaar is een voorziening die bij uitval van de turbogenerator ervoor zorgt dat de interne voorzieningen van de centrale door het externe net kunnen worden gevoed. Bij KCB is hierin voorzien door een zo genoemd snelomschakelapparaat. Over dit onderwerp is daarop een heroverwegingstraject ingezet, waarbij de KFD zich heeft laten adviseren door GRS. De correspondentie die hierover is gevoerd is vastgelegd in [3.7], [3.8], [3.9], [3.10] en [3.11]. Het uiteindelijke resultaat is geweest dat de KFD heeft vastgesteld dat het niet aanwezig zijn van een generatorschakelaar door EPZ terecht niet is gekenmerkt als evaluatiepunt. Deze vaststelling is gedaan op grond van de geringe veiligheidsimpact van een generatorschakelaar als aanvullende voorziening op het reeds bestaande voorzieningenniveau. 3.3.3 Sump strainer clogging In de evaluatie is de zogeheten sump strainer clogging problematiek aan de orde gesteld. Bij ongevallen met verlies van reactorkoelwater wordt dit lekwater opgevangen in een voorziening onderin het reactorgebouw (sump = reactorput). Vanuit de reactorput wordt dit 14
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
water middels pompen weer teruggevoerd naar de reactor. De pompen zuigen het water aan via een filtersysteem. Dit filtersysteem is ervoor bedoeld te voorkomen dat schadelijke onderdelen of deeltjes de pompen en/of de splijtstofelementen beschadigen. In dat geval kan de koeling van de kern niet meer gegarandeerd worden. Op grond van de huidige inzichten en de reeks van maatregelen die in de afgelopen jaren werden getroffen werd door EPZ geen evaluatiepunt nodig geacht. Hierbij kan worden opgemerkt dat EPZ de ontwikkelingen op dit gebied steeds heeft opgevolgd en diverse adequate maatregelen heeft ingevoerd. Echter wordt er momenteel internationaal nog belangrijk en meer gedetailleerd onderzoek uitgevoerd om zo nodig tot aanvullende maatregelen te komen om een mogelijke verstopping van de filters in de reactorput na een primaire leidingbreuk verder uit te sluiten. Tevens is de regelgeving op dit onderwerp op dit moment in ontwikkeling en, gezien het belang van deze problematiek, is toetsing aan de regelgeving met status 'approved' per 31 december 2001 naar de mening van de KFD onvoldoende. Daarom is de KFD met EPZ overeengekomen dat voor dit onderwerp een eigen traject, buiten de tienjaarlijkse evaluatie, zal worden gevolgd dat parallel zal lopen aan de implementatie van het verbeteringsplan. 3.3.4 Veroudering In de evaluatie is ruim aandacht geschonken aan veroudering. Dat is zowel gebeurd op het gebied van het systeem van verouderingsbeheersing als op het gebied van de verouderingsstatus van de installatie In totaal hebben 16 basisrapporten betrekking op dit onderwerp. In deze fase van de tienjaarlijkse veiligheidsevaluatie is in opdracht van de KFD en in afstemming met EPZ door de IAEA een review uitgevoerd op het gebied van veroudering. Deze zogenoemde AMAT (Ageing Management Assessment Team) missie heeft plaats gevonden in februari 2003 en richtte zich ook op beide aspecten van de verouderingsproblematiek: het verouderingsbeheerssysteem en de verouderingsstatus van de installatie (mechanische SSC's, elektrische SSC's en civiele structuren). Het AMAT review team heeft in haar beoordeling van de verouderingssituatie de basisrapporten van EPZ, op dat moment nog in conceptvorm, betrokken. De bevindingen van deze missie zijn door de IAEA medio april 2003 aan de KFD en EPZ gerapporteerd [3.12]. Zie ook Bijlage 3. Rapport van de AMAT-missie, Executive summary. Deze bevindingen zijn op verzoek van de KFD door EPZ, samen met haar eigen evaluatiepunten op het gebied van veroudering, meegenomen bij de vorming van de verbeterpunten (par. 3.4). Een aantal van de bevindingen krijgen echter op grond van termijnoverwegingen buiten de tienjaarlijkse evaluatie invulling in een separaat AMAT follow-up plan. De AMAT bevindingen zijn in [4.3], bijlage 6, punt 46 ondergebracht. Daar maken ze onderdeel uit van een overkoepelende maatregel. De genoemde bevindingen hebben vooral betrekking op het verouderingsbeheerssysteem en de inbedding daarvan in de organisatie. Zowel op grond van de basisrapporten als op grond van de bevindingen van de AMATmissie kan worden gesteld dat de installatie met betrekking tot de veroudering en verouderingsbeheersing in een goede staat verkeert en op grond van de te verwachten belastingen ten minste tot de volgende tienjaarlijkse evaluatie veilig bedrijf kan voeren [3.19]. Verder worden ten aanzien van de verouderingsbeheersing enkele maatregelen getroffen.
15
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
3.4
Verbeterpunten
De evaluatiepunten, die uit de diverse basisrapporten zijn afgeleid, vertonen een zekere mate van overlap. Daarom zijn ze door EPZ door middel van een proces van clustering samengevat tot 171 afzonderlijke onderwerpen, aangeduid als verbeterpunten. Deze verbeterpunten zijn onderscheiden in verbeteringen met een Technisch (T) en verbeteringen met een Organisatorisch, Personeel of Administratief (OPA) karakter. Voor de verbeterpunten zijn vervolgens mogelijke oplossingsrichtingen bepaald. Ieder (T en OPA) verbeterpunt is onderwerp van een uit drie bladen bestaande door EPZ opgestelde uitvoerige beschrijving [3.13], die deel uitmaakt van het onder par. 3.2 genoemde documentatiepakket. Een belangrijk onderdeel van deze beschrijving is het veiligheidsbelang. Het veiligheidsbelang van de verbeterpunten wordt ingeschat op basis van een methodiek [3.14], gebaseerd op onderstaande beschouwingen: -
Deterministisch belang vanuit de regelgeving m.b.t. nucleaire veiligheid. Probabilistisch belang met het oog op de vermindering van de kans op kernbeschadiging (alleen voor de T-verbeterpunten). Probabilistisch belang met het oog op de vermindering van het individueel risico (alleen voor de T-verbeterpunten). Stralingsbescherming personeel. Stralingsbescherming omgeving. Expert judgment m.b.t. organisatorische processen (alleen voor de OPAverbeterpunten).
Voor ieder verbeterpunt werd in [3.13], voor ieder van de bovengenoemde criteria, voor zover van toepassing, het veiligheidsbelang gecategoriseerd als hoog, midden, of laag. Bovendien werd vastgesteld op welke "line of defence" van de risicoketen (zoals beschreven in INSAG-10, par. 2.4 (voor T-maatregelen) resp. WANO Performance Objectives (voor OPA-maatregelen) het verbeterpunt betrekking heeft, teneinde een globaal overzicht te krijgen van de verdeling over de risicoketen. De KFD heeft deze methodiek voor het inschatten van het veiligheidsbelang gezamenlijk met AVN beoordeeld. Dit heeft er toe geleid, dat KFD en AVN gezamenlijk een steekproefsgewijze toetsing op de PSA (Probabilistic Safety Assessment)-berekeningen bij EPZ hebben uitgevoerd om de waarde van de methodiek te kunnen vaststellen. Mede op basis van het resultaat van deze toetsing heeft de KFD ingestemd met de toepassing van de desbetreffende methodiek. Over de beoordeling van de verbeterpunten door KFD is EPZ zoals reeds genoemd in par. 3.2 in een afzonderlijke brief [3.15] geïnformeerd en is daarbij verzocht de verbeterpunten aan te vullen of gevraagd om een nadere toelichting. EPZ heeft deze toelichting en waar nodig aanvulling op de verbeterpunten geleverd.
16
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
Deze zijn vastgelegd in [3.3] en [3.16], met als bijkomend resultaat, dat het aantal verbeterpunten vervolgens is toegenomen van 171 tot 177. Het betreft de volgende onderwerpen: -
Bescherming regelzaal tegen binnendringen van gevaarlijke stoffen. Waterstofbegassing primaire kring. Bestrijding grootschalige kerosinebrand. Gaswolkexplosie Westerschelde. Vervolgstudie naar stralingsgeïnduceerde veroudering van het binnenwerk van het reactorvat. Invoeren van SAMG's voor niet-vermogenstoestanden.
De reeds bestaande verbeterpunten bleven ongewijzigd, ook wat betreft de inschatting van het veiligheidsbelang Daaropvolgend heeft tussen KFD en EPZ nadere afstemming plaatsgevonden van enkele nog openstaande punten [3.4]. Dit heeft niet geleid tot nieuwe verbeterpunten [3.17]. Wel is vastgesteld dat EPZ op een aantal bestaande verbeterpunten verdere actie dient te nemen [4.9]. Het gaat daarbij om een hernieuwd afwegingsproces van enkele verbeterpunten dat in tegenstelling tot de eerder daarover genomen beslissing toch tot een aanvullende maatregel zou kunnen leiden. Deze onderwerpen zijn verder toegelicht in 4.5. Bij deze toelichting is ook de stellingname van EPZ betrokken [4.13]. 3.5
Rapportage
EPZ heeft een samenvattend verslag van haar werkzaamheden in de evaluatiefase en van de achterliggende filosofie gegeven [3.18].
17
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
4 Conceptuele fase 4.1
Inleiding
De conceptuele fase wordt gekenmerkt door een aanpak waarbij de nucleaire veiligheid en de stralingsbescherming worden bekeken over de diverse schakels in de bedrijfstechnische en in de organisatorische risicoketen. Uitgangspunt hierbij zijn de verbeterpunten (zie par. 3.4). Het doel is, te komen tot een integraal verbeteringsplan. 4.2
Conceptvormingsproces
Dit proces vindt plaats in drie fasen, selectie, conceptvorming en conceptbevestiging. De daarbij toegepaste methodiek is beschreven in [4.1]. De KFD heeft per brief ingestemd met de conceptvormingsmethodiek [4.2]. 4.2.1 Selectie De selectie, welke verbeterpunten voor de fase der conceptvorming in aanmerking komen, gebeurt op basis van de zwaarte van de bij de verbeterpunten behorende kenmerken uit het oogpunt van veiligheidsbelang. In geval het desbetreffende verbeterpunt niet direct wordt geselecteerd en de problematiek niet op een andere manier wordt afgedekt, bepaalt een aanvullend expert judgement, of het verbeterpunt toch in de verdere conceptvorming wordt meegenomen. 4.2.2 Conceptvorming Dit is de fase van de eigenlijke conceptvorming, waarin op basis van de bovengenoemde selectie van verbeterpunten het pakket maatregelen tot stand komt. Daarbij worden de kenmerken bepaald, die voor de afweging van belang zijn, zoals een bevestiging van het veiligheidsbelang en een kostenschatting. Tenslotte is een afweging gemaakt van het belang voor de nucleaire veiligheid en de stralingsbescherming versus de kosten. De verbeteringsmaatregelen zijn verenigd in clusters overeenkomstig INSAG-10, par. 2.4 voor de T-maatregelen en overeenkomstig de WANO Performance Objectives voor de OPAmaatregelen. 4.2.3 Conceptbevestiging In deze fase wordt zekergesteld, dat een integraal, compleet verbeteringsplan is verkregen. De belangrijkste activiteiten daartoe zijn: -
Overkoepelende beschouwingen inzake veiligheidsfilosofie. Aansluiting met de internationale ontwikkelingen bij soortgelijke veiligheidsevaluaties en met de voorgaande veiligheidsevaluatie van KCB. Onderzoek of een gebalanceerde toepassing van de conceptprincipes een aanpassing of uitbreiding van de maatregelen vereist.
18
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
-
-
Mede terwille van de volledigheid, een herbeschouwing van de nietgeselecteerde verbeterpunten, om na te gaan of zij tot een versterking van het gedefinieerde verbeteringsplan leiden. Integrale probabilistische beschouwing van de Techniek-maatregelen om de resulterende veiligheidswinst te bepalen en eventuele contraproductieve effecten te ondervangen.
Indien nodig vindt daarbij een terugkoppeling plaats naar de conceptvorming. Een van de aspecten van de conceptbevestiging betrof het door EPZ gekozen concept voor het beheersen van een stoomgeneratorpijpbreuk. Op verzoek van de KFD werd een gesprek met EPZ gehouden, waarin aan de orde werd gesteld of dit concept niet diende te worden vervangen door een alternatief concept. De conclusie was, dat de voordelen daarvan niet zouden opwegen tegen de nadelen [4.11]. 4.3
Verbeteringsplan
Het verbeteringsplan is door EPZ vastgelegd in [4.3]. Dit rapport bevat onder meer: -
De verbeterpunten met de gegevens over hun veiligheidsbelang. Een volledige toelichting op en verantwoording van het verbeteringsplan en de achtergronden en implicaties daarvan. Het feitelijke verbeteringsplan.
In het verbeteringsplan is iedere verbeteringsmaatregel beschreven in een afzonderlijk blad met o.m. de probleemstelling, de omschrijving van de maatregel en de veiligheidsoverweging. Er zijn 25 maatregelen geclassificeerd als Techniek-maatregelen en 86 als OPA-maatregelen. Het rapport is door EPZ aan de KFD aangeboden met EPZ-brief [4.4]. Het is door de KFD beoordeeld op juistheid en volledigheid. Een eerste KFD-commentaar is vastgelegd in [4.5] en aan EPZ toegezonden. Het betrof ca. 75 opmerkingen van uiteenlopende aard. Daarop zijn twee besprekingen gevolgd met EPZ, waarin op basis van door EPZ gegeven toelichtingen een groot deel van het commentaar als afgedaan kon worden verklaard. Verslagen van deze besprekingen zijn gegeven in de KFD-rapporten [4.6], resp. [4.7]. Op basis van voorlopige versies van een door EPZ opgestelde notitie (zie hierna) en van het definitieve commentaar van de KFD op het rapport [4.8] zijn vervolgens in een afrondende bespreking met EPZ [4.9] de nog openstaande punten besproken. Met de definitieve versie van bovengenoemde EPZ-notitie [4.10] is vervolgens het commentaar beantwoord. Dit resulteerde erin, dat slechts een beperkt aantal onderwerpen nog niet was afgesloten. Dit betreft enerzijds een verzoek om een aanvullende toelichting op een door EPZ voorgestelde maatregel, par. 4.4, anderzijds een verzoek om een toelichting of aanvullende gegevens op een verbeterpunt, waarop EPZ in [4.3] heeft voorgesteld geen maatregel te treffen, par. 4.5. De akkoordverklaring door de KFD van het verbeteringsplan geschiedt daarom met het voorbehoud, dat EPZ voor deze kwesties de verlangde aanvullingen levert.
19
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
In par. 4.4 en 4.5 wordt nader gespecificeerd, welke onderwerpen het betreft. Bij deze specificatie is tevens de al door EPZ verstrekte aanvullende informatie betrokken [4.13].
4.4
Onderwerpen, waarvoor een aanvullende toelichting op een door EPZ voorgestelde maatregel verlangd is.
4.4.1 Analyse van corrosiesnelheid splijtstofomhulling bij SB-LOCA (OPA maatregel 17) Tijdens de vorige tienjaarlijkse evaluatie (1993) is door EPZ een mogelijke verbetering van de kernkoeling in geval van Small-Break-LOCA door verplaatsing van het intakkingspunt van de TJ-suppletieleiding van het "koude been" naar het "hete been" voorgesteld en hiervoor vergunning aangevraagd. Er zijn toen twee verschillende veiligheids beschouwingen uitgevoerd: Siemens, RELAP, voor de situatie dat het intakkingspunt van de TJ-suppletieleiding verplaatst is. KEMA, TRAC, voor de situatie met het huidige intakkingspunt. Op basis van deze twee veiligheidsbeschouwingen , waaruit bleek dat er voldoende veiligheidsmarge aanwezig was en het feit, dat de in geval van verplaatsing op te lopen stralingsbelasting voor de medewerkers vrij hoog zou zijn, is destijds besloten om het intakpunt niet te verleggen. Bij de vergunningverlening is dit onderdeel derhalve niet toegestaan. Door andere maatregelen, zoals de TJ-redundantiescheiding, is de bijdrage in het totale risico als gevolg van koelmiddelverlies bij ongevallen bij die gelegenheid sterk verbeterd. Het is van belang voor het onderwerp SB-LOCA in het koude been, om onderscheid te maken tussen een buiten-ontwerpongeval en een ontwerpongeval. In het kader van de huidige tienjaarlijkse evaluatie is uit diverse EPZ-analyses gebleken dat het van belang is om voor buiten-ontwerpongevallen de mogelijk optredende schade vast te stellen en hierop zonodig de alarmplanprocedures aan te passen. De OPA-maatregel 17 is hiervoor bedoeld.De berekening van de corrosiesnelheid zal worden uitgevoerd op basis van de voorliggende thermohydraulische analyses. Aanvullend dient EPZ aan te tonen dat het risico voor de omgeving gering is. Bij deze analyse is het uitgangspunt dat het TW-systeem niet beschikbaar is. De KFD wenst vooraf de uitgangspunten van de corrosieberekeningen en de acceptatiecriteria voor de resultaten ter goedkeuring voorgelegd te krijgen. Aanvullend dient EPZ op basis van bestaande en zonodig aanvullende ontwerpanalyses een nadere onderbouwing te geven, dat door het meebeschouwen van het TW systeem in de ontwerpbasis, een SB-LOCA in het koude been wordt beheerst. De betreffende ontwerpanalyses dienen in het TIP te worden opgenomen en de Technische Specificaties dienen zonodig te worden aangepast (o.a. voor TW). De KFD wenst de uitgangspunten van de ontwerpanalyses, waaronder de toegepaste rekencodes, en de acceptatiecriteria voor de resultaten ter goedkeuring voorgelegd te krijgen.
20
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
4.4.2 Zinkdosering (OPA maatregel 30) Zinkdosering, de toevoeging van verarmd zink aan het primair koelsysteem, is een methode om de afzetting van radioactief kobalt te verminderen. Dit heeft een positieve invloed op de stralingsbelasting voor het personeel. In meerdere, ook met KCB vergelijkbare, centrales wordt deze metode toegepast en kan als stand der techniek worden beschouwd. In het kader van 10EVA is door EPZ een studie uitgevoerd naar de technische en economische haalbaarheid van zinkdosering. De technische haalbaarheid concentreert zich voornamelijk op de effecten op de materialen in de reactorkoelkringloop en de splijtstofelementen. Bij de economische haalbaarheid wordt de in de toekomst te besparen dosis vergeleken met de hiervoor te maken kosten. Afgesproken is, dat EPZ op korte termijn haar besluit, om al of niet zinkdosering te gaan toepassen, met argumenten onderbouwd aan de KFD zal toesturen. Het standpunt van EPZ, zoals verwoord in [4.13], om geen zinkdosering toe te passen, is nog niet onderbouwd. 4.4.3 Differentiatie van de brontermen (OPA Maatregel 36) In het verbeteringsplan is door EPZ voorgesteld een verdere differentiatie van de brontermen in het alarmplan uit te voeren, uitgaande van een bestaand voorbeeld in België waar met een uitgebreide set van zogenaamde fiches wordt gewerkt. Op verzoek van KFD wordt echter gekozen voor deelname aan het EU-project SPRINT, een software-programma ter bepaling van mogelijke brontermen. 4.4.4 Safety management system Uit diverse OPA- en "overige OPA"-maatregelen in het verbeteringsplan blijkt, dat EPZ zich heeft voorgenomen een groot aantal verbeteringen door te voeren in haar procedures en werkwijzen, die in het kwaliteitssysteem zijn vastgelegd. Niettemin is KFD van mening dat EPZ nog niet voldoet aan het hebben van een systematisch veiligheidsmanagement, zoals vereist door IAEA-NS-G-2.4 en INSAG-13. KFD verzoekt EPZ hierin een verbeterslag aan te brengen. De KFD wijst EPZ daarbij ook op de recente ontwikkelingen in Duitsland, met name in de deelstaat Baden-Württemberg, en de recente ontwikkelingen bij IAEA in het kader van de update van de regel voor Kwaliteitszorg (50-C/SG-Q uit 1996). De titel van de nieuwe richtlijn is "Management Systems for the safety of nuclear facilities......" en heeft een werktitel DS338. Deze zal eind 2005, begin 2006 gepubliceerd worden. Een toelichting op het standpunt van KFD is opgenomen in [4.12]. De verbetering dient te zijn ingevoerd vóór eind 2007. In [4.13] geeft EPZ aan dat de toetsing aan IAEA-NS-G-2.4 en INSAG-13 zal worden gerealiseerd als onderdeel van de bestaande OPA-maatregel 54, "Verbeteren programma organisatorische self-assessments". 4.4.5 Brandrisico HKM-pompen (verbeterpunt 171) EPZ dient het huidige opvangsysteem voor eventuele lekkage van olie van de hoofdkoelmiddelpompen uit te breiden met een adequate afvoer om zo het brandgevaar verder te beperken.
21
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
In [4.13] geeft EPZ aan, een en ander te zullen realiseren als onderdeel van de bestaande OPA-maatregel 37, "Actualiseren van de brandveiligheidsanalyse". 4.5
Onderwerpen, waarvoor een toelichting of aanvullende gegevens op een verbeterpunt verlangd zijn.
4.5.1 Additieven sproei (verbeterpunt 8) EPZ dient procedureel vast te leggen, hoe het sproeisysteem als een AM-maatregel in een latere fase na een ongeval in gebruik kan worden genomen om eventuele aerosolen uit de atmosfeer in het reactorgebouw te wassen. In het bijzonder moet ook de toevoeging van additieven indien mogelijk in de procedure worden betrokken. EPZ geeft in [4.1] aan, dit te zullen realiseren als onderdeel van de OPA-maatregel 9: "Invoeren van SAMG’s voor nietvermogenstoestanden". 4.5.2 Injectie van deminwater tijdens inbrengen van regelstaven (verbeterpunt 20) Dit betreft de kwestie van het - onder bepaalde omstandigheden - inbrengen van de regelstaven gelijktijdig met de injectie van deminwater. In bepaalde omstandigheden kan het wenselijk zijn, actief het suppleren van deminwater te blokkeren. In [4.13] heeft EPZ beargumenteerd waarom een maatregel op dit punt niet zinvol is. Een beoordeling door KFD moet nog plaatsvinden. 4.5.3 3-D on-line kernsimulatorprogramma (verbeterpunt 90). On-line kernsimulatie programma’s zijn stand der techniek. Dit was nog niet het geval voor het Siemens/KWU ontwerp, zoals KCB. In Duitsland wordt een pilot uitgevoerd bij de centrale Philipsburg onder auspiciën van de VGB. Een aantal Duitse centrales is inmiddels tot aanschaf overgegaan. Ook het Franse bedrijf EdF heeft interesse. Het pilot programma (POWERTRAX/S) is gebaseerd op de rekenprogramma's die worden gebruikt bij de jaarlijkse kernontwerp berekeningen. Hierdoor is het mogelijk on-line de driedimensionale vermogensverdeling in de kern te bepalen. Aldus wordt ten opzichte van de bestaande situatie een verbeterde nauwkeurigheid bij de berekening van de kernparameters verkregen. Met name bij vermogenswisselingen en afwijkende bedrijfstoestanden kan door het verbeterde inzicht de veiligheid verhoogd worden. Daar staat tegenover een mogelijk economisch voordeel door een toename van de bedrijfsflexibiliteit. Ook is een uitgebreidere presentatie van de kerngegevens in de regelzaal (bij KCB in vergelijking met modernere centrales beperkt ) mogelijk. Dit is een aspect dat de KFD belangrijk vindt. Een recente OSART-missie bij Philipsburg heeft de toepassing als "good practice" beoordeeld, onder meer omdat meerdere groepen in de organisatie profiteren: bedrijfsvoering/regelzaal (de online voorziening), fysica en reactor engineering (als offline voorziening). Dit tool is ook geschikt voor opleidingsdoeleinden. Van EPZ wordt verlangd dat met de resultaten van de pilot een herevaluatie wordt gemaakt m.b.t. de toepassing van POWERTRAX/S of een vergelijkbare voorziening bij de KCB. De status van de pilot dient in 2006 aan de KFD gerapporteerd te worden. De herevaluatie dient voor eind 2007 aan de KFD te worden voorgelegd. EPZ geeft in [4.13] aan, een en ander te zullen realiseren als onderdeel van de bestaande OPA-maatregel 79, "Vergroten kennisniveau van kernbeheer in de ontwerpgroep".
22
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
4.5.4 Man-machine interface m.b.t de bediening van de splijtstofwisselmachine (verbeterpunt 36). In het verleden hebben zich incidenten voorgedaan tijdens het werken met de splijtstofwisselmachine die hun oorzaak vonden in het menselijk handelen. Ook bij de onderzoekingen n.a.v. de splijtstofschade tijdens de splijtstofwisselstop 2004 zijn een aantal onvolkomenheden naar voren gekomen bij het werken met de wisselmachine. EPZ heeft in de periode 2001/2002 een haalbaarheidsonderzoek naar de investering voor een modernisering met automatisering van de splijtstofwisselmachine uitgevoerd. Op basis van de hoge kosten en het niet eenduidig veiligheidsgericht zijn van de maatregel is hier toen vanaf gezien. EPZ heeft echter de andere verbeteroptie: verbeteringen met een "m-m-i" karakter hier niet in betrokken. In [4.12] is door EPZ een aantal van dit soort maatregelen opgesomd, die vanuit de activiteiten van de storingswerkgroep (SWG) zijn voortgekomen en dus buiten de tienjaarlijkse evaluatie om: • Aanvullende opleiding bedieningspersoneel • Verbeteren van de spraakverbinding tussen de wisselmachine en de regelzaal • Doorschakelen van videobeelden van de positionering van de machine naar de regelzaal Een beoordeling van deze aanvullingen door de KFD moet nog plaatsvinden. 4.5.5 Installatie van een criticaliteitsmonitor (verbeterpunt 135) EPZ heeft bij haar besluitvorming in het rapport [4.3] aangegeven dat deze apparatuur weliswaar stand der techniek is, maar acht de kosten niet op te wegen tegen de veiligheidswinst. Ook realisatie via het bestaande proces presentatie systeem wordt economisch niet gerechtvaardigd geacht [4.13]. In 4.5.3 is reeds aangegeven dat de KFD hecht aan een verbetering van de presentatie van kerngegevens in de regelzaal. Met de realisatie van de online monitor POWERTRAX zou dit naar het oordeel van de KFD gerealiseerd zijn. De KFD verzoekt daarom dit onderwerp t.z.t. in samenhang met 4.5.3 te behandelen, o.m. door invoering te heroverwegen.
23
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
5 Integrale veiligheidsbeschouwing In het "Rapport 10-jaarlijkse veiligheidsevaluatie KCB 2003" [4.3] is een integrale veiligheidsbeschouwing opgenomen. Dit hoofdstuk is voor een groot deel gebaseerd op de hoofdpunten van die beschouwing. De integrale veiligheidsbeschouwing richt zich enerzijds op het integrale karakter van het verbeteringsplan en anderzijds op het bereikte veiligheidsniveau. Het integrale karakter van het verbeteringsplan wordt behandeld door overkoepelende beschouwingen inzake veiligheidsfilosofie t.a.v. de "defence-in-depth" risicoketen, de WANO Performance Objectives en de veiligheidsrelevante hoofdprocessen, de aansluiting bij belangrijke internationale ontwikkelingen en de aansluiting bij voorgaande veiligheidsverhogende projecten bij de KCB. Het bereikte veiligheidsniveau wordt onderbouwd door een deterministische en probabilistische beschouwing. De volgende punten worden aangesproken. Het verbeteringsplan omvat de gehele "defence-in-depth" risicoketen. Specifiek aan de onderhavige veiligheidsevaluatie is echter, dat in het bijzonder het begin van de risicoketen, namelijk het voorkomen en beheersen van storingen, versterkt wordt. -
Het verbeteringsplan omvat de WANO Performance Objectives en veiligheidsrelevante KCB-hoofdprocessen. Bij de OPA-maatregelen kregen twee aspecten bijzondere aandacht: de veroudering van het personeel en de veroudering van de installatie. Het verbeteringsplan sluit aan bij belangrijke internationale ontwikkelingen. Twee voorbeelden van recente belangrijke ontwikkelingen, die ook in het verbeteringsplan terugkomen, zijn: verhoogde aandacht voor externe invloeden, zoals de evolutie van de omgeving (bij industrialisatie en transport op de Westerschelde) en extreme weersomstandigheden, alsmede het streven naar grotere beschikbaarheid door het optimaliseren van de stilstandtijd. Dit laatste brengt met zich mee, dat bijzondere aandacht aan de veiligheid tijdens reactorstilstand wordt besteed. Het verbeteringsplan bouwt voort op het RSS-project en het project MOD97. Deze projecten hebben gebunkerde primaire en secundaire reserve-suppletie, reservenakoeling en een reserve-regelzaal toegevoegd, alsmede een vergaande ruimtelijke scheiding van redundanties voor bestaande systemen. Op al deze aspecten worden door het verbeteringsplan aanvullingen verwezenlijkt. Het verbeteringsplan is deterministisch onderbouwd. Van toepassing zijn de NVR's (regels en richtlijnen). Deze zijn bedoeld voor nieuw te bouwen centrales. De KCB dient er aan te voldoen voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is. In het bijzonder doet dit zich voor m.b.t. de basisprincipes ruimtelijke scheiding en bestendigheid tegen externe invloeden. Bij de KCB is er in het verleden voor gekozen, om niet de bestaande systemen aan te passen, maar om aparte systemen bij te bouwen. Zo wordt 24
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
voldaan aan de regelgeving, waarbij het beoogde veiligheidsniveau wordt gehaald op een andere wijze. Desondanks zijn er verbeteringen mogelijk, welke zijn uitgewerkt in het verbeteringsplan. Het verbeteringsplan is probabilistisch onderbouwd. Voor de technische verbeteringsmaatregelen is het mogelijk, de verbetering van de nucleaire veiligheid met een probabilistische beschouwing in kwantitatieve termen uit te drukken, door het bepalen van de uitwerking van deze verbetering op de kernbeschadigingsfrequentie (CDF) en het individueel risico. Uit de analyse bleek dat er van de technische verbeteringsmaatregelen vier een vermindering van de kernbeschadigingsfrequentie met ieder tien tot twintig procent zullen opleveren, terwijl er één een vermindering van het individueel risico met meer dan vijftig procent zal opleveren. Terwijl de KCB nu al ruimschoots voldoet aan de geldende normen inzake individueel risico en groepsrisico, zal dit na implementatie van de verbeteringsmaatregelen in versterkte mate gelden. Als toelichting diene, dat uit de evaluatie van de PSA-procedures, die in de evaluatiefase was uitgevoerd, het volgende bleek. Bij een aantal van de in aanmerking genomen storingsgevallen zou een verlenging van de tijd, gedurende welke het verloop van de gebeurtenissen in de analyse zouden worden meegenomen, de "missietijd", tot een nauwkeuriger bepaling van de CDF leiden. Bij deze storingsgevallen werd daarom met een missietijd van 72 uur i.p.v. 24 uur gerekend. Het aldus verkregen verbeterde inzicht maakte het mogelijk, op een gerichte wijze modificaties in het verbeteringsplan op te nemen, die tot een vermindering van de CDF hebben geleid. Technische maatregelen in dit verband zijn bijv. een vergrote voorraad dieselolie in de gebunkerde zone en de installatie van een tweede reserve-nakoelpomp. Ook wordt verwezen naar de invoering van een richtlijn voor optimale bedrijfsvoeringsreactie bij laag-vermogen en nulvermogenbedrijf na een afschakeling. Figuur 5-1, Figuur 5-2 en Figuur 5-3, overgenomen uit [4.3], illustreren het gunstige effect van het verbeteringsplan op resp. de kernbeschadigingsfrequentie, het individueel risico en het groepsrisico.
25
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
3E-06 Kernbeschadigingsfrequentie (/jr)
Na implementatie Voor implementatie 2E-06
1E-06
0E+00 Ext. invloeden
LOCAs
Brand/Overstr. Hulpsystemen Transienten
Figuur 5-1, Verdeling van de kernbeschadigingsfrequentie over de groepen begingebeurtenissen voor en na implementatie van het verbeteringsplan.
Individueel risico [/jaar]
1E-05
Criterium
1E-06
1E-07
1E-08
1E-09
Voor Na
1E-10
1E-11 0
5
10
15
20
Afstand
25
30
35
[km]
Figuur 5-2, Individueel risico voor en na implementatie van het verbeteringsplan.
26
40
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
1E-5 1E-6
Criterium
Risico [/jaar]
1E-7 1E-8 1E-9 1E-10
Voor 1E-11
Na
1E-12 1E-13 10
100
Aantal vroege slachtoffers
Figuur 5-3, Groepsrisico voor en na implementatie van het verbeteringsplan.
27
1000
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
6 Implementatie De implementatie van het verbeteringsplan zal plaatsvinden in de komende drie jaar. Dit zal nauwgezet door de KFD worden gevolgd. De T-maatregelen zullen ter beoordeling aan de KFD worden aangeboden volgens de wijzigingsplanprocedure. De implementatie van de OPA-maatregelen geschiedt op een analoge wijze. Dat betekent, dat EPZ deze maatregelen vooraf bij de KFD zal indienen in de vorm van een plan tot implementatie. Voor OPA-maatregel 17 zal EPZ tussentijds inzicht geven in de aanpak om hierover met KFD tot overeenstemming te komen. De implementatie van de maatregelen zal op en projectmatige wijze worden uitgevoerd.
28
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
7 Conclusies Naar het oordeel van de KFD heeft EPZ de tienjaarlijkse evaluatie uitgevoerd conform het gestelde in het plan van aanpak en het toetsingskader en daarmee voldaan aan de voorschriften, verbonden aan haar KEW-vergunning. De wijze waarop EPZ gedurende het evaluatieproces tot de voorgestelde maatregelen is gekomen is gedetailleerd en terugvindbaar gedocumenteerd. Dit heeft tevens bijgedragen tot een goede beoordeelbaarheid. Het verbeteringsplan is goed onderbouwd, zowel in probabilistische als deterministische zin. De maatregelen zijn evenwichtig verdeeld over de risicoketens. Door uitvoering van het verbeteringsplan, met inachtname van de aanvullende eisen, zal de nucleaire veiligheid, uitgedrukt in het omgevingsrisico, verder verbeteren. Na de implementatie van het verbeteringsplan voldoet de centrale zoveel als redelijkerwijs mogelijk aan stand der techniek en regelgeving in het ijkjaar 2002. Uit de uitgebreide informatie die EPZ heeft verstrekt op het gebied van veroudering kan worden geconcludeerd dat de installatie in een goede staat verkeert en dat de belangrijkste componenten rekening houdend met de te verwachten belastingen t/m 2013 ruimschoots zullen voldoen aan de veiligheidscriteria. Het systeem van verouderingsbeheersing, hoewel hier nog wel verdere verbeteringen moeten worden doorgevoerd, voldoet om tijdig degradatie van veiligheidsrelevante componenten vast te stellen. Dit is bevestigd door de AMAT-missie.
29
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
Referenties [1.1] "Nota Backfittingbeleid", KFD RT91-119, juni 1991. [2.1] "Plan van aanpak 10-jaarlijkse evaluatie", EPZ KT/MvB/RJs/R002301, rev.2, 1 juni 2001. [2.2] "Toetsingskader KCB", NRG 20532/00.52439/C, 10 okt. 2001. [3.1] KT/MvB/B03004494, 18 juli 2003, met bijlagen "10-jaarlijkse evaluatiefase KCB, Evaluatiefase". [3.2] VI/KFD/03/030817.00.457, 19 dec. 2003, met bijlage "Voor EPZ bestemd commentaar", RT04-075.457, rev.2, 22 dec.2003. [3.3] EPZ KT/MvB/JTG/B04004109, 21 april 2004, met bijlage "Overzicht beantwoording KFD-commentaar op resultaten evaluatie", KT/R046100. [3.4] VI/KFD/04/040790.457, 21 sept. 2004, met bijlage "Gespecificeerde reactie van KFD op de bijlage van EPZ-brief KT/MvB/JTG/B04004109", RT04-266.457, 17 sept. 2004. [3.5] KT/MvB/JTG/B04004546, 26 okt. 2004, met bijlage EPZ KT/R046529, "Amendementen van de Basisrapporten van de 10-jaarlijkse veiligheidsevaluatie KCB 2003". [3.6] "Rapport Potentiële verbeteringsmaatregelen", EPZ KT/R026634, rev.1, 14 juli 2003, Bijlage 3, "Evaluatiepunten". [3.7] EPZ KT/MvB/JTG/B04004331, 27 mei 2004, met bijlage "Aanvulling op de evaluatie m.b.t de generatorschakelaar". [3.8] "Aanvullende evaluatie op het ontbreken van een turbinegeneratorschakelaar", Beoordelingsrapport RT04-237.457, 29 juni 2004. [3.9] "Besprekingsverslag 10EVA generatorschakelaar-thematiek", EPZ KT/MvB/Rnh/V046495, 3 sept. 2004. [3.10] "Aanvullende evaluatie op het ontbreken van een turbinegeneratorschakelaar", Beoordelingsrapport RT04-237.457, rev.1, 7 okt. 2004. [3.11] “10EVA generatorschakelaar”, VI/KFD/04/040104.05.457, 29 okt. 2004. [3.12] Report of the AMAT mission to the Borssele Nuclear Power Plant (KCB), IAEANSNI/AMAT-03/01, feb. 2003. [3.13] "Rapport Potentiële verbeteringsmaatregelen", EPZ KT/R026634, rev.1, 14 juli 2003, Bijlage 2, "Issues". [3.14] "Methodiek voor inschatten veiligheidsbelang van issues", EPZ KT/R026671, rev.2, 10 juli 2003. [3.15] VI/KFD/04/030817.02.457, 18 feb. 2004, met bijlage RT04-071.457, rev.3, "Voor EPZ bestemde commentaren op issue list". [3.16] “10-jaarlijkse evaluatie, nagekomen reactie op commentaarpunt 135”, EPZ KT/MvB/WM/B04004383, 22 juni 2004. [3.17] EPZ KT/MvB/JTG/B04004546, 26 okt. 2004, met bijlage "Overzicht beantwoording KFD-commentaar op resultaten evaluatie", KT/R046100, rev.1. [3.18] "Resultaten 10-jaarlijkse evaluatie Kernenergiecentrale Borssele", EPZ KT/R026624 rev.1, 16 juli 2003. [3.19] "Levensduur van KCB", RT05-060.049, maart 2005. [4.1]
“Conceptvormingsmethodiek”, EPZ KT/R035139, rev.0, 20 november 2003
30
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
[4.2]
“10EVA Conceptvormingsmethodiek”, KFD, VI/KFD/04/031178.01.457, 5 februari 2004 [4.3] "Rapport 10-jaarlijkse veiligheidsevaluatie KCB 2003", EPZ KT/R026658, 6 mei 2004. [4.4] “Toezending ‘Rapport 10-jaarlijkse veiligheidsevaluatie KCB 2003’”, EPZ KT/Bon/MvB/B04004286, 9 juni 2004. [4.5] "Gespecificeerde reactie van KFD op EPZ-rapport KT/R026658 "Rapport 10-jaarlijkse veiligheidsevaluatie KCB 2003"", RT04-270.457 (voorlopige versie), 31 aug. 2004. [4.6] "Opmerkingen, gemaakt in de bespreking op 2 september 2004 tussen EPZ en KFD over EPZ-rapport KT/R026658", RT04-288.457, 30 sept. 2004. [4.7] "Verslag van de 10-EVA bespreking d.d. 15 september 2004 te Borssele tussen EPZ en KFD", RT04-289.457, 4 okt. 2004. [4.8] " Gespecificeerde reactie van KFD op EPZ-rapport KT/R026658 "Rapport 10-jaarlijkse veiligheidsevaluatie KCB 2003"", RT04-270.457 (definitieve versie), 4 okt. 2004. [4.9] Besprekingsverslag "10-jaarlijkse evaluatie, afronden beoordeling "voorgestelde maatregelen"", EPZ KT/MvB/JTG/V046534, 5 okt. 2004. [4.10] "Aanvullende informatie met betrekking tot de gespecificeerde reactie van KFD op het EPZ-rapport "Rapport 10-jaarlijkse veiligheidsevaluatie KCB 2003 (KT/R026658)"", EPZ KT/N046499, 26 okt. 2004. [4.11] EPZ KTO/Bec/V046530, 14 okt. 2004, "Gesprek met KFD, concepten voor beheersing van SGTR". [4.12] "Safety Management System", RT05-050.457, [4.13] EPZ KT/JvC/JTG/B05004208, 23 maart 2005, "10-jaarlijkse evaluatie, vastlegging stand van afhandeling van bepaalde onderwerpen".
31
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
Bijlage 2.1 NVR's die deel uitmaken van het toetsingskader NVR 1.1 NVR 2.1.1 NVR 2.1.2 NVR 2.1.3 NVR 2.1.4 NVR 2.1.5 NVR 2.1.6 NVR 2.1.7 NVR 2.1.8 NVR 2.1.9 NVR 2.1.10 NVR 2.1.11 NVR 2.1.12 NVR 2.1.13 NVR 2.1.14 NVR 2.1.15 NVR 1.2 NVR 2.2.1 NVR 2.2.2 NVR 2.2.3 NVR 2.2.4 NVR 2.2.5 NVR 2.2.6 NVR 2.2.7 NVR 2.2.8 NVR 2.2.9 NVR 2.2.10 NVR 2.2.11 NVR 2.2.12 NVR 1.3
Safety Code for nuclear power plant design. Safety functions and components classification for BWR, PWR and PTR. Fire protection in nuclear power plants. Protection system and related features in nuclear power plants. Protection against internally generated missiles and their secondary effects in nuclear power plants. External man-induced events in relation to nuclear power plant design. Ultimate heat sink and directly associated heat transport systems for nuclear power plants. Emergency power systems at nuclear power plants. Safety-related instrumentation and control systems for nuclear power plants. Design aspects of radiation protection for nuclear power plants. Fuel handling and storage systems in nuclear power plants. General design safety principles for nuclear power plants. Design of the reactor containment systems in nuclear power plants. Reactor coolant and associated systems in nuclear power plants. Design for reactor core safety in nuclear power plants. Seismic design and qualification for nuclear power plants. Safety Code for nuclear power plant operation. Staffing of nuclear power plants and the recruitment, training and authorisation of operating personnel. In-service inspection for nuclear power plants. Operational limits and conditions for nuclear power plants. Commissioning procedures for nuclear power plants. Radiation protection during operation of nuclear power plants. Preparedness of the organisation (licensee) for emergencies at nuclear power plants. Maintenance of nuclear power plants. Surveillance of items important to safety in nuclear power plants. Management of nuclear power plantsfor safe operation. Core management and fuel handling for nuclear power plants. Operational management for radioactive effluent and wastes arising in nuclear power plants. Periodic safety review of operational nuclear power plants. Hoofdregel kwaliteitsborging voor de veiligheid van kerncentrales.
32
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
Bijlage 3. Rapport van de AMAT-missie, Executive summary. Based on the request of the Government of the Netherlands, an IAEA Ageing Management Assessment Team (AMAT) visited the Borssele Nuclear Power Plant (KCB) to review the situation in the management of material/physical ageing; and to provide advice on systematic ageing management programme (AMP) to support the objective of operating the plant safely for the next ten years. The team arrived at the following overall conclusions and recommendations: •
The safety related systems, structures and components (SSCs) of the current KCB are in good condition.
•
KCB has established an ageing management (AM) system in order to comply with regulatory requirements on the management of ageing. The existing plant AM programmes and arrangements can provide for timely detection and mitigation of ageing to ensure required integrity and functional capability of SSCs over the next ten years.
•
A number of opportunities have been identified for enhancing the effectiveness of the existing AM programmes and arrangements. The examples are as follows: - KCB management should issue a strategy document on ageing management, including the goal and scope of the programme, and organizational arrangements for implementing the programme. - AMP programme document should be prepared to elaborate the recommended KCB strategy document on AM, including information on AM structure, NPP programmes / departments contributing to the AMP, their functions and interactions. - Equipment qualification (EQ) of class 1E electrical equipment was established at KCB. However, there is an insufficient traceability of records of qualification measures providing evidence that EQ has been preserved. KCB should therefore review and improve the EQ programme to ensure the preservation of the qualification status during equipment’s installed life. - It would be valuable for both KCB and KFD to present in the SCC reports, a summary of SSC condition assessment results and conclusions using appropriate tables and figures. For example, to show the integrity of reactor pressure vessel (RPV), it is suggested that the relevant curves of RTNDT for the current and the planned lifetime fluence levels be included in the RPV evaluation report. - To ensure electrical functionality of cables throughout plant service life, it is recommended to implement a systematic AMP using the guidance of IAEATECDOC-1188. In this connection, qualified life of in-containment cables should be clarified. - There is a number of AM activities for KCB civil structures. However, there is a need to formalize and document these activities in KCB procedures.
•
Several good AM practices of KCB could help other NPPs to enhance the effectiveness of their AM programmes:
33
KERNFYSISCHE DIENST TIENJAARLIJKSE VEILIGHEIDSEVALUATIE KERNCENTRALE BORSSELE 2003 EINDRAPPORT BEOORDELING DOOR DE KFD
- A powerful ageing management database is maintained by the AMP. The database provides traceability of an issue from its input to work order, and facilitates active involvement of plant operational departments in the issue evaluation and identification/development of appropriate AM actions. - KCB has a system to modify operating procedures to take into account internal and/or external operating experience. To avoid or mitigate ageing degradations, operating procedures for such components as CRDMs and Feedwater Tank were modified as soon as the relevant information was received and reviewed. - The working documentation of the mechanical department is considered an outstanding example in KCB. It is systematically structured and very well kept and available for the staff.
34