Vakgroep Orthopedagogiek Voorzitter: Prof. Dr. E. Broekaert
Tiener en Moeder: Een bewuste keuze? Een belevingsonderzoek bij jonge meisjes in Vlaanderen naar de beweegredenen om moeder te worden.
door Karolien Andries
Promotor: Dr. Veerle Soyez Begeleiding: Katrien Vermeire
Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van licentiaat in de pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting orthopedagogiek
Academiejaar 2007-2008
Ondergetekende, Karolien Andries, geeft toelating/geen toelating tot het raadplegen van de scriptie door derden.
VOORWOORD Als sluitstuk van vijf jaar pedagogische wetenschappen, optie orthopedagogiek, dienen we een scriptie in te leveren.
Om een geschikt thema te vinden voor deze scriptie, bracht ik een bezoek aan de thesisbeurs, georganiseerd door de wetenschapswinkel. Daar stellen verschillende non-profitorganisaties mogelijke onderwerpen voor om een eindverhandeling rond te schrijven. Zo kwam ik in contact met Sensoa die een onderzoek voorstelden naar de achtergronden en beweegredenen van tienermoeders in Vlaanderen. Het aantal tienerzwangerschappen stagneert de laatste jaren. Recente cijfers wijzen er op dat het aantal geboortes per 1000 meisjes tussen 15 en 19 jaar zich ongeveer situeren rond de grens die als limiet gehanteerd wordt door Unicef (2001) om te kunnen spreken van een al dan niet hoog aantal tienerzwangerschappen (De Wilde, 2008). In de media en de maatschappij is er een beeld dat we tienerzwangerschappen moeten voorkomen, maar er zijn jonge meisjes die zelf kiezen om tienermoeder te zijn. Dit onderzoek gaat over het proces dat jonge zwangere meisjes doormaken om te komen tot de beslissing om hun kindje te houden.
Alle mensen die mij op eender welke wijze geholpen hebben bij het maken van dit eindwerk ben ik veel dank verschuldigd. In eerste plaats wil ik mijn promotor, Veerle Soyez, bedanken voor het bieden van deze kans tot onderzoek en voor haar feedback op deze verhandeling. Daarnaast wil ik Katrien Vermeire, medewerkster van Sensoa, bedanken voor haar inhoudelijke raadgevingen en toevoegingen aan deze scriptie. Verder bedank ik ook heel hartelijk de zestien respondenten die zo vriendelijk waren mij in te leiden in hun leefwereld en hun verhaal met mij deelden, mijn ouders voor de mogelijkheid dit eindwerk tot stand te brengen en de bijhorende steun, Elger en Liesbet voor de leuke samenwerking, Svenja en Griet voor het nalezen op fouten, Steven voor de steun.
Karolien Andries, 19 mei 2008
INHOUDSOPGAVE INLEIDING .............................................................................................................................. 1 1
LITERATUURSTUDIE ................................................................................................... 2 1.1
1.1.1
Tienermoederschap .............................................................................................. 2
1.1.2
Tienerzwangerschap ............................................................................................. 3
1.2
Juridisch kader ............................................................................................................. 4
1.3
De cijfers...................................................................................................................... 6
1.3.1
Internationale cijfers ............................................................................................. 6
1.3.2
Belgische cijfers ................................................................................................... 7
1.4
2
3
Conceptuele definitie ................................................................................................... 2
Mogelijke achtergronden van tienerzwangerschappen ................................................ 9
1.4.1
De ‘Theory of Planned Behavior’ ........................................................................ 9
1.4.2
Ongewenste zwangerschap................................................................................. 18
METHODOLOGIE ........................................................................................................ 20 2.1
Probleemstelling ........................................................................................................ 20
2.2
Onderzoeksvragen ..................................................................................................... 20
2.3
Onderzoeksstrategie en verantwoording ................................................................... 20
2.4
Kwaliteitscriteria ....................................................................................................... 21
2.4.1
Betrouwbaarheid ................................................................................................ 21
2.4.2
Interne Validiteit ................................................................................................ 21
2.4.3
Generaliseerbaarheid (Externe Validiteit) .......................................................... 22
2.5
De onderzoeksgroep .................................................................................................. 22
2.6
Gegevensverzameling ................................................................................................ 25
2.6.1
Voorbereiding..................................................................................................... 25
2.6.2
Omstandigheden ................................................................................................. 25
2.6.3
Analyse ............................................................................................................... 26
RESULTATEN ............................................................................................................... 27 3.1
Ongewenste en ongeplande zwangerschap ................................................................ 27
3.1.1
Achtergronden .................................................................................................... 27
3.1.2
Beweegredenen .................................................................................................. 29
3.2
Gewenste maar ongeplande zwangerschap ............................................................... 32
3.2.1
Achtergronden .................................................................................................... 32
3.2.2
Beweegredenen .................................................................................................. 34
3.3
3.3.1
Achtergronden .................................................................................................... 38
3.3.2
Beweegredenen .................................................................................................. 40
3.4
4
Gewenste en geplande zwangerschap ........................................................................ 38
Vergelijking tussen de drie groepen .......................................................................... 42
3.4.1
Achtergronden .................................................................................................... 42
3.4.2
Beweegredenen .................................................................................................. 43
DISCUSSIE ..................................................................................................................... 46 4.1
Analyse van de resultaten .......................................................................................... 46
4.1.1
Gebroken gezinssituaties en parentificatie ......................................................... 47
4.1.2
Tweede zwangerschap ........................................................................................ 51
4.1.3
Allochtone tienermoeders .................................................................................. 53
4.1.4
Tienermoeder als rolmodel................................................................................. 54
4.1.5
Aanbevelingen voor de praktijk ......................................................................... 55
4.2
Tekortkomingen, kwaliteiten en voorstellen voor verder onderzoek ........................ 56
BRONNEN .............................................................................................................................. 58 BIJLAGEN ............................................................................................................................. 65 Bijlage 1: Brief .................................................................................................................. 66 Bijlage 2: Topiclijst........................................................................................................... 67
Inleiding
1
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
INLEIDING Dit werkstuk bestaat uit vier grote delen: de literatuurstudie, de beschrijving van de methodologie, een overzicht van de resultaten en een discussie. Binnen de literatuurstudie wordt een conceptuele definitie van tienermoederschap gegeven en worden verschillende gehanteerde begrippen verklaard. Nadien wordt er kort een overzicht gegeven van het Belgisch juridisch kader over thema’s rond tienerzwangerschap. Vervolgens komt de prevalentie van tienerzwangerschappen, -bevallingen en –abortussen aan bod zowel internationaal als in België. Ten slotte wordt er stil gestaan bij de mogelijke achtergronden van tienerzwangerschappen aan de hand van de Theory of Planned Behavior (Ajzen, 1991). De mogelijke factoren die een rol kunnen spelen in het (on)bewust plannen van een tienerzwangerschap worden via dit model besproken. De methodologie wordt aangevat met een beschrijving van de probleemstelling en de onderzoeksvragen. Van hieruit wordt een gepaste onderzoeksstrategie gekozen met aandacht voor de kwaliteitscriteria betrouwbaarheid, interne validiteit en generaliseerbaarheid. Vervolgens wordt de onderzoeksgroep afgebakend en wordt aangegeven hoe de gegevens verzameld werden. Om de resultaten te bespreken worden de participanten verdeeld in drie groepen namelijk (1) meisjes die ongepland en ongewenst zwanger werden, (2) meisjes met een gewenste maar ongeplande zwangerschap en (3) meisjes met een geplande zwangerschap. Vervolgens worden de resultaten tussen deze drie groepen vergeleken. In de discussie worden de resultaten vergeleken met de internationale literatuur en aangevuld met kritische reflecties. De thema’s parentificatie, tweede tienerzwangerschap, jonge allochtone moeders en tienermoeders als rolmodel worden besproken. Op basis hiervan worden aanbevelingen ten aanzien van de praktijk geformuleerd. Om af te sluiten worden nog tekortkomingen en kwaliteiten van het onderzoek aangehaald met voorstellen voor toekomstig onderzoek. Ter afsluiting van deze inleiding moet nog vermeld worden dat in deze scriptie gebruik wordt gemaakt
van
de
regels
literatuurverwijzingen.
van
de
American
Psychological
Association
voor
de
1 Literatuurstudie
2
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
1 LITERATUURSTUDIE 1.1 Conceptuele definitie In het Zweeds onderzoek van Hertfelt Wahn, von Post en Nissen (2005) worden zwangere tienermeisjes en tienermeisjes die reeds moeder geworden zijn op een leeftijd tussen vijftien en negentien jaar, tienermoeders genoemd. Jacquemyn, Temmerman, Martens en Dom (2001) noemen een tienerzwangerschap een zwangerschap bij vrouwen jonger dan twintig jaar. In dit onderzoek wordt deze laatste definitie gehanteerd omdat de Belgische cijfers (Zie 1.3.2) een leeftijdsgrens tussen tien en twintig jaar afbakenen. 1.1.1 Tienermoederschap Tienermoeders zijn meisjes die voor hun twintigste het leven hebben geschonken aan (minstens) één kind (Zie 1.1 Conceptuele definitie). Tienermoederschap wordt in de literatuur vaak als problematisch gezien. Er wordt beweerd dat tienermoeders moeilijkheden ondervinden om kinderen op te voeden aangezien ze nog niet volledig volwassen zouden zijn. Breheny en Stephens (2006) deden een onderzoek bij hulpverleners in Nieuw-Zeeland naar hun visie op tienermoederschap. In hun verhalen kan men twee belangrijke discours onderscheiden namelijk het Ontwikkelingsdiscours (‘Developmentale discourse) en het Moederschapdiscours
(‘Motherhood’
discourse).
Het
Ontwikkelingsdiscours
omvat
karakteristieken van het ontwikkelingsniveau van adolescenten, die hun capaciteiten tot moederschap zouden verminderen. In het Moederschapdiscours zit het gedrag beschreven zoals het door moeders zou gesteld moet worden. Liefde en affectie komen naar voor als belangrijkste aspecten van het moederschap. De hulpverleners geven aan dat tienermoeders deze
capaciteiten
wel
bezitten,
maar
dat
er
toch
een
groot
tekort
is
aan
ouderschapsvaardigheden. Uit deze studie blijkt dat tienermoeders door hulpverleners vooral gepercipieerd worden als adolescenten, waardoor ze alleen al op basis van hun leeftijd als ‘slechte’ moeders beschouwd worden. Hertfelt Wahn et al. (2005) deden een gelijkaardig onderzoek in Zweden. Hierbij kwam naar voor dat de hulpverleners het belangrijk vonden om tienermoeders te ondersteunen en hen serieus te nemen. Ze zijn van mening dat de tienermoeders moeten gezien worden als experts van hun eigen situatie en moeten geaccepteerd worden als de persoon die ze zijn. Hierbij staat hun jonge leeftijd niet centraal, maar wel hun eigen persoonlijkheid. Hierbij moet wel vermeld worden dat in deze studie
1 Literatuurstudie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
3
enkel vroedvrouwen werden bevraagd die in nauw contact staan met tienermoeders, terwijl de doelgroep bij Breheny en Stephens (2006) ook dokters en verpleegkundigen bevatte. Er dient dus benadrukt te worden dat vroeg moederschap niet altijd negatief is. Seamark en Lings (2004) lieten zelf tienermoeders aan het woord en deze bleken enorm positief over hun ervaringen als moeder. Een kind opvoeden heeft hen toegelaten om te veranderen en op te groeien. 1.1.2 Tienerzwangerschap Jacquemyn et al. (2001) definiëren tienerzwangerschap als een zwangerschap bij een vrouw jonger dan 20 jaar. Er zijn verschillende begrippen betreffende tienerzwangerschappen die verduidelijkt moeten worden. Aan de hand van een Brits onderzoek van Barrett en Wellings (2002) wordt een mooi overzicht verkregen over hoe deze begrippen omschreven worden door zwangere vrouwen of moeders zelf. Het is belangrijk om rekening te houden met de kijk van moeders op deze begrippen zodat de interviews juist geïnterpreteerd kunnen worden. Geplande en ongeplande zwangerschap Een geplande zwangerschap blijkt voor de meeste vrouwen een zwangerschap die de vrouw samen met haar partner bediscussieerd heeft en waarover een akkoord is tussen beide partijen. Vaak is er ook sprake over een lange termijn denken hoe de baby zou passen in het leven van de vrouw of het koppel (Barrett & Wellings, 2002). Bij het begrip ongeplande zwangerschap komt er geen eenduidige definitie naar voor in de studie. Het wordt meestal in verband gebracht met de negatieve acties van de vrouw zoals een ‘fout’ of een ‘ongelukje’. Toch zijn er ook enkele vrouwen die aangeven dat ‘ongepland’ niet betekent dat er geen verlangen was om zwanger te worden. Volgens sommige vrouwen is er geen sprake van een ongeplande zwangerschap wanneer men voorbehoedsmiddelen ‘vergeet’ te gebruiken. Het is duidelijk dat we hier niet in zwart-wit termen kunnen redeneren. De invulling van deze begrippen verschilt van vrouw tot vrouw (Barrett & Wellings, 2002). Misschien kan dat denken in zwart-wit termen aangevuld worden met het begrip ambivalentie. Hierbij is er geen sprake van een geplande zwangerschap, maar men doet ook geen moeite om dit te vermijden. Zabin, Astone en Emerson (1993) omschrijven dit als een gevoel tussen een vaste overtuiging om zwanger te worden maar ook om dit te voorkomen. Het is een belangrijk begrip omdat meisjes met een ambivalente houding ten aanzien van het hebben van kinderen beduidend meer seks zonder voorbehoedsmiddelen hadden, dan meisjes
1 Literatuurstudie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
4
die ofwel een positieve ofwel een negatieve houding hadden tegenover een zwangerschap (Brückner, Martin & Bearman, 2004; Breheny & Stephens, 2004). Bewuste en onbewuste zwangerschap Veel vrouwen geven aan dat ze de term bewust gelijk stellen met de term gepland. De vrouwen die hiertussen een onderscheid maken geven aan dat ‘gepland’ meer actiegeoriënteerd is en dat men een precieze timing voorop stelt. Een bewuste zwangerschap is niet altijd gepland, maar een geplande zwangerschap gebeurt wel steeds bewust. Volgens Brown en Eisenberg (1995) worden zwangerschappen als bewust omschreven wanneer ze gebeuren ‘op het juiste moment’ of later dan men verlangt (door problemen met vruchtbaarheid). Tussen de begrippen ongepland en onbewust wordt eveneens door vele vrouwen een verband gezien. Onbewust wordt door enkele vrouwen omschreven als ‘geen baby willen’. Onbewuste zwangerschappen worden door Brown en Eisenberg (1995) omschreven als ongewenst. Ze komen voor wanneer men geen kinderen (meer) wenst of op het verkeerde tijdstip (vroeger dan dat men wou). Het wil dus niet zeggen dat onbewust hetzelfde is als ongewenst. Gewenste en ongewenste zwangerschap Een gewenste zwangerschap wordt in het onderzoek van Barrett en Wellings (2002) door velen omschreven als wanneer je de baby echt wil. Er is een algemene overtuiging dat een zwangerschap gewenst kan zijn, ondanks ze ongepland of onbewust zou zijn. Enkele vrouwen geven aan dat er zowel sprake kan zijn van een gewenst en een ongewenst gevoel bij eenzelfde zwangerschap. Enerzijds wil iemand bijvoorbeeld wel een kindje maar niet met de huidige partner. Het begrip ‘ongewenste zwangerschap’ is het meest emotioneel geladen. Deze term kan enkel gebruikt worden als er van een zwangerschap sprake is, en deze kan geassocieerd worden met ongelukkig zijn over de zwangerschap of het niet willen van de baby.
1.2 Juridisch kader Om deze scriptie in de juiste context te kunnen lezen, is het van belang om even kort het wettelijk kader in België rond tienerzwangerschappen te schetsen. Dit wordt gedaan op basis van het dossier “Wet en seksualiteit” (2008) op de website van Jeugd en Seksualiteit vzw.
Aangezien tienermoeders voor hun twintigste moeder zijn geworden, is het belangrijk om te kijken wat de Belgische wetgeving zegt rond seksualiteit bij jongeren. In de wet wordt
1 Literatuurstudie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
5
bepaald dat seks met jongeren onder de zestien jaar een misdrijf is. Bij eender welke seksuele handeling is er sprake van aanranding van de eerbaarheid. Wanneer er seks is met penetratie met iemand jonger dan veertien jaar, dan wordt er zelfs gesproken over verkrachting.
Wanneer meisjes zwanger worden, kunnen ze in België sinds 1990 op een legale wijze abortus plegen. Dit kan binnen een termijn van twaalf weken effectieve zwangerschap of veertien weken na de laatste menstruatie onder een aantal bij wet vastgelegde voorwaarden. Deze termijn is in Nederland en Engeland langer dan in België. Een zwanger meisje kan autonoom beslissen of ze een abortus wil laten doorgaan of niet. Ze heeft geen toestemming nodig van de ouders, maar kan wettelijk ook niet tot een abortus gedwongen worden. Toch kan er in de praktijk een grote druk zijn uit de omgeving om een abortus te laten uitvoeren.
Wanneer er beslist wordt om de zwangerschap uit te dragen zijn er een aantal belangrijke zaken die een rol spelen. Deze meisjes hebben net zoals hun leeftijdsgenoten leerplicht tot achttien jaar. Vanaf hun zestiende kunnen ze wel een deeltijds leercontract aangaan waarbij werken gecombineerd wordt met enkele dagen naar school gaan. Enkel wanneer het niet mogelijk is omwille van gezondheidsredenen, kunnen (zwangere) meisjes van school blijven. Verder zal een dokter de ziekteregeling treffen voor de bevalling en de zwangerschapsrust. De vaders hebben zolang ze niet werken geen recht op vaderschapsverlof. Juridisch gezien zijn de ouders die personen die door de wet als ouders worden beschouwd. Dat zijn dus niet noodzakelijk de biologische ouders. De biologische moeder wordt altijd als de (juridische) moeder aanzien. De vader wordt daarentegen niet automatisch aangeduid. Wanneer het kind niet binnen een huwelijk geboren wordt, moet het vaderschap vastgesteld worden. Tienermoeders zitten vaak in de situatie dat ze nog niet getrouwd zijn bij de geboorte van hun kind. Het vaderschap kan via erkenning of via onderzoek worden beslist. De erkenning van een kind gebeurt gewoonlijk bij de aangifte. De vader kan bij de burgerlijke stand van de gemeente waar het kind geboren is, het kind erkennen. De ouders die erkend zijn hebben het ouderlijk gezag over het kind. Het ouderlijke gezag is het geheel van bevoegdheden die de ouders kunnen laten gelden ten aanzien van hun (minderjarige) kinderen. Beide ouders zijn verantwoordelijk voor huisvesting, levensonderhoud, toezicht, opvoeding en een opleiding. De rechten die het ouderlijk gezag inhouden zijn het recht op coouderschap en contact met het kind.
1 Literatuurstudie
6
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
1.3 De cijfers Om een goed zicht te krijgen over de Belgische en Vlaamse situatie, is het nodig om eerst een aantal internationale cijfergegevens te bekijken. 1.3.1 Internationale cijfers Het Nationaal Kompas van Volksgezondheid in Nederland bespreekt op zijn website internationale verschillen rond geboorten bij jonge moeders op basis van cijfers verkregen via Eurostat (2006). Oost-Europese landen blijken een hogere vruchtbaarheid te hebben onder tieners dan de West-Europese landen. Vier van de vijf landen binnen de EU-25 met het grootste aantal geboorten per 1.000 meisjes van 15 tot en met 19 jaar komen uit Oost-Europa. Maar het land met de meeste tienergeboorten is het Verenigd Koninkrijk. In dit land worden 27 van de 1.000 vrouwen van 15 tot 19 jaar moeder. Dit is 2,5 maal meer dan in België. Het land in Europa met het minste aantal tienermoeders is Slovenië met 5 geboorten per 1.000 meisjes. Het aantal tienerzwangerschappen is hoger dan het aantal tienergeboorten. Dit komt doordat een deel van de tienerzwangerschappen via abortus wordt afgebroken. In Zweden bijvoorbeeld eindigt meer dan vier vijfden van de tienerzwangerschappen in een abortus. In Nederland is dat ruim de helft.
S love nië De ne ma rke n Zwe de n Ne de rla nd Ita lië B elg ië S low a kije Hong a rije E stla nd L etla nd Ve re nig d K oning krijk 0 a
5
10
15
20
25
30
Cijfers voor het Verenigd Koninkrijk, Estland en Italië uit 2003. Cijfer voor België uit 2005.
Figuur 1: Landen met het hoogste en laagste aantal geboorten per 1.000 meisjes van 15 tot en met 19 jaar in EU-25, 2004 a (Bron: Nationaal Kompas van Volksgezondheid in Nederland.)
1 Literatuurstudie
7
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
1.3.2 Belgische cijfers De Belgische cijfers en besprekingen die aan bod komen, worden gerapporteerd in een onderzoeksnota van De Wilde (2008). De gehanteerde cijfers zijn gebaseerd op de rapporten van het Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie (SPE), het Office de la Naissance et de l'Enfance (ONE), het Observatorium voor Welzijn en Gezondheid, het Nationaal Instituut voor Statistiek (NIS) en de Nationale Commissie voor de evaluatie van de wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking. Bijna 4% van alle vrouwen die zwanger worden zijn tiener. 2,5% van alle bevallingen zijn bevallingen bij tieners en 14% van alle vrouwen die voor abortus kiezen zijn jonger dan twintig. Zwangerschap (Zie Tabel 1) Tussen 1997 en 2001 was er jaarlijks een lichte stijging van het aantal meisjes tussen tien en negentien jaar dat zwanger werd in België. In 2002 was er een sterke daling. Ten opzichte van 2002 is er in 2004 en 2005 een daling, ondanks de lichte stijging in 2005 tegenover 2004. Het is niet duidelijk of het aantal opnieuw zal stijgen of zal stationeren. De meerderheid van de tieners die zwanger worden is achttien of ouder. In 2005 was slechts 32% geen achttien.
Uit de onderzoeksnota van De Wilde (2008) blijkt dat van een lineaire stijging inzake tienerzwangerschappen in België geen sprake (meer) is. Toch wordt er ook geen daling vastgesteld. Er kan besloten worden dat er op tien jaar tijd ongeveer een status quo is in de evolutie van het zwangerschapscijfer per 1000 meisjes (gemiddeld: + 0,72%).
Tabel 1: Evolutie van de zwangerschappen bij meisjes tussen 10 en 19 jaar in België. (Bron: De Wilde, 2008) Jaartal
1996 1997
Aantal Zwangerschappen 4871 4817 Zwangerschapscijfer
8,17
8,09
per 100 meisjes a
Cijfers van 2003 niet beschikbaar bij ONE.
1998 1999 2000 2001 2002 2003a 2004 2005 4858 5135 5440 5608 5228
5066 5198
8,16
8,30
8,61
9,11
9,35
8,66
8,52
1 Literatuurstudie
8
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
Bevalling (Zie Tabel 2) In België waren er in 2005 ongeveer 9,4 moeders per 1000 meisjes tussen vijftien en negentien jaar. Hiermee flirt België met de grens van 10 moeders per 1000 meisjes die gehanteerd wordt als limiet door Unicef (2001) om te kunnen spreken van een al dan niet hoog aantal tienerzwangerschappen (De Wilde, 2008). Het bevallingscijfer ligt momenteel lager dan in het grootste deel van de voorbije tien jaren. Er is wel een lichte stijging ten opzichte van 2004. Het valt af te wachten of deze stijging zich de komende jaren doorzet of dat er eerder sprake zal zijn van een status quo.
Iets meer dan de helft van de tienermeisjes kiezen voor het uitdragen van de zwangerschap. Wanneer meisjes jonger zijn dan zestien, opteert de meerderheid voor abortus. Tot in 2002 koos een meerderheid van de meisjes van zeventien jaar voor behoud van de zwangerschap maar vanaf 2003 kiezen de meeste 17-jarigen ook voor abortus. De meerderheid van de 18- en 19-jarigen beslist om de zwangerschap uit te dragen.. In de Vlaamse gemeenschap werd in 2005 ongeveer 12% van de tienermoeders voor een tweede of derde keer moeder. Dit percentage bleef vrij constant de voorbije tien jaar maar in 2006 is er toch een daling genoteerd naar 10,8% tieners.
Tabel 2: Evolutie van de bevallingen bij meisjes tussen 10 en 19 jaar in België. (Bron: De Wilde, 2008) Jaartal
1996 1997
1998 1999 2000 2001 2002 2003a 2004 2005
Aantal Verlossingen
3044 3027
3019 3113 3358 3400 3106
2790 2813
5,11
5,07
4,57
Bevallingscijfer
5,08
5,22
5,62
5,67
5,14
4,61
per 1000 meisjes a
Cijfers van 2003 niet beschikbaar bij ONE.
Abortus (Zie Tabel 3) Het abortuscijfer bij tieners stijgt jaarlijks in lichte mate. Het is moeilijk te voorspellen of deze trend zich zal blijven doorzetten. Iets minder dan de helft van de zwangere meisjes kiest voor abortus. Bij de groep meisjes onder de vijftien kiest de meerderheid voor abortus. De verhoudingen zijn echter veranderlijk van jaar tot jaar. Van de meisjes die ouder zijn dan vijftien jaar beslisten in 2005 45% om een abortus uit te voeren (De Wilde, 2008).
1 Literatuurstudie
9
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
Tabel 3: Evolutie van de abortussen bij meisjes tussen 10 en 19 jaar in België. (Bron: De Wilde, 2008) Jaartal
1996 1997
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005
Aantal Abortussen
1827 1790
1839 2022 2082 2208 2122 2162 2276 2385
3,07 3,01
3,09 3,39 3,48 3,68 3,51 3,56 3,73 3,91
Abortuscijfer per 1000 meisjes
1.4 Mogelijke achtergronden van tienerzwangerschappen Zoals in de conceptuele definitie (Zie 1.1) werd aangehaald, zijn er verschillende houdingen tegenover een zwangerschap. In dit onderdeel worden zwangerschappen verdeeld in twee grote groepen. Een eerste groep (Zie 1.4.1) is die waarbij meisjes ambivalent of positief staan ten aanzien van een zwangerschap. We proberen mogelijke factoren die bij deze groep een rol spelen te plaatsen in het model van de ‘Theory of Planned Behavior’ (TPB; Ajzen, 1990). Een tweede groep (Zie 1.4.2) omvat de meisjes die negatief staan tegenover een zwangerschap. Bij hen is de zwangerschap ongepland, onbewust en ongewenst. 1.4.1 De ‘Theory of Planned Behavior’ De
‘Theory
of
Planned
Behavior’
van
Icek
Ajzen
(1991)
is
een
algemeen
sociaalpsychologisch model. Deze theorie is een uitbreiding op de ‘Theory of Reasoned Action’ van Ajzen en Fishbein (1975). Beide theorieën proberen de ontstaansgeschiedenis van een intentie te verklaren. Men gaat er hierbij vanuit dat er planning vooraf gaat aan het stellen van een bepaald gedrag. Dit plannen gebeurt niet altijd rationeel, maar omvat ook onbewuste verlangens of neigingen. De ‘Theory of Planned Behavior’ gaat verder dan de ‘Theory of Reasoned Action’ omdat gedrag niet volledig vrijwillig en onder controle blijkt te zijn. Dit resulteert in de toevoeging van ‘percieved behavioral control’ of de gedragscontrole. De intentie met betrekking tot een bepaald gedrag wordt volgens Ajzen (1991) bepaald door factoren die ingedeeld kunnen worden in volgende gebieden: de attitude, de subjectieve norm en de gedragscontrole. Deze drie gebieden kunnen in het afwegingsproces van de voor- en nadelen van een bepaald gedrag in meer of mindere mate een rol spelen.
1 Literatuurstudie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
10
Attitude: Hoe wenselijk ziet het gedrag er voor mij uit? Mensen hebben hierbij een overtuiging over wat de gevolgen zijn bij het stellen van het gedrag. Een attitude heeft twee componenten: een eerste component is de waarschijnlijkheid dat de gevolgen zich voordoen bij het stellen van het gedrag, een tweede component is een positieve of negatieve evaluatie van de mogelijke gevolgen. Subjectieve norm: Hoe denken anderen erover wat ik zou moeten doen? Subjectieve normen worden bepaald door de sociale situatie waarin mensen zich bevinden, met name de woonsituatie, de vriendengroep, de partnerrelatie,… Een subjectieve norm heeft twee componenten. Een eerste component is de referentienorm namelijk willen de personen waar ik belang aan hecht dat ik een bepaald gedrag stel. Een tweede component is de motivatie om het gedrag te stellen wat die referentie wil. Gedragscontrole: Dit wordt beïnvloed door biologische en psychologische variabelen in een persoon. Deze factor kan een directe maar ook een indirecte oorzaak zijn van het stellen van gedrag.
Onlangs onderzocht Ajzen (2002) ‘resterende gevolgen van vroeger op recenter gedrag’. Hij kwam tot de conclusie dat deze factor bestaat en deze zal dus worden toegevoegd bij de factoren.
In een onderzoek van Beadnell et al. (2007) ging men na in hoeverre men interpersoonlijke en intrapersoonlijke variabelen om seks te hebben, kan beschrijven door het model van de TPB (Ajzen, 1991) te hanteren. De voornaamste conclusie uit dit onderzoek is dat de intrapersoonlijke variabelen allemaal pasten in het model, terwijl interpersoonlijke variabelen niet allemaal beschreven konden worden. Dit bewijst dat de TPB eerder een model is om individueel gedrag te omschrijven en dat er te weinig rekening wordt gehouden met het feit dat mensen in interactie en coöperatie met elkaar zijn. Er wordt dus een vijfde factor toegevoegd die invloed heeft op het gedrag van mensen namelijk de ‘interpersoonlijke factoren’. Deze factor heeft een indirect effect op gedrag. Dit geïntegreerd model (Zie Figuur 2) kan toegepast worden op de intentie ‘plannen van tienerzwangerschappen’. Hierbij wordt toegespitst op meisjes die ambivalent of positief staan ten opzichte van een zwangerschap. Uit een Australische studie van Condon, Donovan en Corkindale (2000) blijkt immers dat een significant deel van de tienerzwangerschappen verklaard kan worden door andere zaken dan een ongelukje of onefficiënt gebruik van
1 Literatuurstudie
11
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
anticonceptiemiddelen. Deze mogelijke verklaringen kunnen via de TPB verduidelijkt worden. In het model kan een overzicht gegeven worden over de veelheid aan informatie die te vinden is in de wetenschappelijke literatuur.
Attitude Subjectieve norm Gedragscontrole Intentie
Gedrag
Resterende gevolgen van vroeger op recenter gedrag Interpersoonlijke factoren Figuur 2: Geïntegreerd model van de ‘Theory of Planned Behavior’
Attitude Een eerste factor in het model van TPB om de intentie ‘(on)bewust plannen van een zwangerschap’ te verklaren, is de attitude die meisjes hebben ten aanzien van de gevolgen van dit gedrag. De ingesteldheid van de meisjes omvat twee componenten namelijk (1) de waarschijnlijkheid en (2) de evaluatie van de mogelijke gevolgen van het gedrag. De waarschijnlijkheid van de mogelijke gevolgen Er zijn meisjes die er niet bij nadenken dat ze zwanger kunnen worden, ondanks het feit dat ze geen anticonceptiemiddelen gebruiken (Steven-Simons, Kelly, Singer & Cox, 1996; Breheny & Stephens, 2004). Adolescenten denken vaak dat hun gevoelens en ideeën uniek zijn, en dat niemand is zoals zij. Elkind (Van Wit, Slot & Van Aken, 2006) spreekt in dit verband van de ‘persoonlijke fabel’. Deze overschatting van hun eigen uniek-zijn kan leiden tot de overtuiging dat bepaalde dingen hen nooit zullen overkomen. Zo denken tienermeisjes vaak dat andere meisjes meer kans hebben op een zwangerschap, ook al verkeren ze in een identieke situatie (Gerrard & Luus, 1995). Zo geven meisjes aan in het onderzoek van
1 Literatuurstudie
12
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
Breheny en Stephens (2004) dat ze nooit gedacht hadden zo gemakkelijk zwanger te kunnen worden. Deze denkstijl is eerder een persoonlijk gevoel dan een gevolg van gebrek aan kennis. De evaluatie van de mogelijke gevolgen In het Nederlands onderzoek van Wijsen en van Lee (2006) ging men bij jonge meisjes na welk beeld ze van moederschap hadden voor hun zwangerschap. Ongeveer de helft van de meisjes had een negatief beeld, bij de andere helft was het beeld positief en rooskleurig. Enkele meisjes geven aan dat ze voor de zwangerschap niet nagedacht hadden over hoe het als moeder zou zijn. Uit literatuur blijkt dat niet enkel de evaluatie van het moederschap een mogelijke oorzaak is van tienerzwangerschappen, maar ook de (beperktere) rol van de negatieve evaluatie van voorbehoedsmiddelen mag niet uit het oog verloren worden (van Berlo, Wijsen & Vanwesenbeeck, 2005). Negatieve evaluatie van moederschap
Een grote groep meisjes (Wijsen & van Lee, 2006) beschouwen de gevolgen van een zwangerschap eerder negatief. Ze geven aan dat ze verwacht hadden dat het zwaar zou zijn om op jonge leeftijd een kind te krijgen. Deze meisjes werden vaak gewaarschuwd door de omgeving of zagen in hun buurt dat het leven van een jonge moeder niet over rozen gaat. Meisjes met een (hogere) opleiding hebben vaak een duidelijker toekomstbeeld waarbij het krijgen van kinderen op korte termijn niet opportuun is. Ze hechten veel waarde aan het voorkomen
van
een
zwangerschap
en
zijn
daardoor
meer
gemotiveerd
om
voorbehoedsmiddelen te gebruiken (Hooghiemstra & Niphuis-Nell, 1995, in van Berlo et al., 2005; Hughes et al., 1999, in van Berlo et al., 2005). Positieve evaluatie van moederschap
Een positieve kijk op de gevolgen van een zwangerschap werd in verschillende studies onderzocht. Het blijkt dat een aantal zwangerschappen veroorzaakt worden door een positieve geïdealiseerde houding ten aanzien van het moederschap (Condon et al., 2000). Het kiezen voor het moederschap kan gezien worden door de meisjes als een “volwaardige beroepskeuze”, als een vorm van succes (Merrick, 1995; Hughes, Cragg & Taylor., 1999). Rubin en East (1999) geven aan dat meisjes die bewust voor een kindje kiezen dit vaak belangrijker achten dan hun schoolloopbaan. Als je moeder wordt, krijg je de status van een vrouw waardoor je meer wordt gerespecteerd (Hudson & Ineichen, 1991). Die geïdealiseerde
1 Literatuurstudie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
13
houding ontstaat door twee denkstijlen. De eerste is de onderschatting van de negatieve aspecten van het moederschap, het tweede is de overschatting van de positieve aspecten ervan (Condon et al., 2000). Die positieve aspecten worden hier verder behandeld.
Meisjes die bewust voor een zwangerschap gekozen hebben, halen daar verschillende redenen voor aan (Wijsen & van Lee, 2006). Een aantal meisjes was er naar eigen zeggen aan toe. Zij vonden dat ze de geschikte leeftijd bereikt hadden, ook al waren ze jong, en dat ze het kind konden bieden wat het nodig had. Andere meisjes voelden zich eenzaam en zochten gezelschap in de vorm van een kind. In onderzoek van Stevens-Simon et al. (1996) en Hanna (2001) kwamen bovendien nog volgende redenen naar voor: “Ik wilde een baby om van te houden”, “Ik dacht dat een zwangerschap de dingen zou verbeteren”, “Met een baby zou mijn vriend van me houden”, “Met een baby zou ik het huis kunnen verlaten”. Afable-Munsuz, Speizer, Magnus en Kendall (2006) bevestigen dat jonge meisjes een zwangerschap soms zien als een kans om graag gezien te worden en om dichter bij hun familie en partner te komen. Deze beweegredenen kunnen gedeeltelijk worden verklaard door Frost en Oslak (1999), Lee, Clements, Ingham en Stone (2005) en Cater en Coleman (2006). Jongeren die uit buurten en families komen waar er veel werkloosheid is, creëren een lage verwachting over hun eigen toekomst. Er blijft hoop bestaan op een ander leven. Een kind krijgen kan dan beschouwd worden als een mogelijke uitweg of vluchtroute van het leefpatroon van hun ouders, dat ze niet wensen over te nemen. Verder blijkt dat meisjes uit gebroken gezinnen en uit gezinnen waar de relaties verstoord waren, een groter risico lopen om vroeg zwanger te worden (Moore & Chase-Lansdale, 2001). Voor sommige meisjes kan de toekomst er zo slecht uitzien, dat alleen maar het heden telt (Rubin & East, 1999). Zo blijkt uit het onderzoek van van Berlo et al. (2005) dat voor tweederde van de meisjes kan geconcludeerd worden dat hun kinderjaren in meer of mindere mate problematisch zijn verlopen. Bonell et al. (2003) concluderen uit een onderzoek in het Verenigd Koninkrijk dat het niet de sociaal economische status is die een grote rol speelt in de keuze om jonge moeder te zijn, maar wel de schoolmoeheid. Jongeren die socio-economisch benadeeld worden blijken minder kennis te bezitten over seks en anticonceptiemiddelen maar ze verwachten niet dat ze seks zullen hebben voor hun zestiende. De jongeren die niet graag naar school gaan, verwachten wel dat ze voor hun zestiende seks zullen hebben, ondanks hun goede kennis rond seks en anticonceptiegebruik. Ze verwachten zelfs om voor hun twintigste een ouder te zijn.
1 Literatuurstudie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
14
Negatieve evaluatie van voorbehoedsmiddelen
Uit een Nederlands onderzoek (van Berlo et al., 2005) blijkt dat de afwezigheid van een negatieve houding ten opzichte van het hebben van een baby een grotere drijfveer is om geen voorbehoedsmiddelen te gebruiken, dan een negatieve houding ten aanzien van de voorbehoedsmiddelen zelf. In het onderzoek van Stevens-Simon et al. (1996) wordt eveneens maar door 5,5% van de meisjes aangegeven dat ze geen voorbehoedsmiddelen gebruikten wegens angst voor de bijwerkingen en het minder aangename gevoel bij het vrijen. Toch bestaan er nog steeds enkele vooroordelen tegenover bepaalde methoden: je verdikt ervan, je hebt meer kans op kanker en/of je kan er onvruchtbaar van worden (van Berlo et al., 2005). Subjectieve norm Een tweede factor in het model van de TPB is de subjectieve norm. Meisjes hebben een beeld over hoe mensen erover zouden denken dat zij moeder zouden worden. Hieronder worden de betrokkenen behandeld die het meeste in de literatuur aan bod komen. Rol van de partner Het verlangen van de partner naar een kind, speelt een grote rol in de houding van meisjes tegenover zwangerschap. De beste voorspeller van de attitude ten aanzien van een zwangerschap is de perceptie die een meisje heeft van de houding van de partner ten opzichte van een kind (Cowley & Farley, 2001). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat meisjes veel waarde hechten aan hun relatie (Wijsen & van Lee, 2006). Uit het onderzoek van Stevens-Simon et al. (1996) blijkt dat 5% van de onderzochte meisjes geen anticonceptiemiddelen namen, omdat het vriendje wilde dat ze zwanger werden. De meeste meisjes die het niet erg vonden om zwanger te worden, zeiden dit op het moment dat ze al minstens zes maanden samen waren met hun partner. Door hun familiale voorgeschiedenis beschouwen ze dergelijke relatie als stabiel en als een goede basis voor ouderschap (Montgomery, 2002). In het Nederlands onderzoek van van Berlo et al. (2005) bleek eveneens dat de helft van de partners ook een kind wilde. De meisjes hebben hier samen met hun partner voor een kind gekozen. Rol van het gezin van herkomst Volgens Dittus en Jaccard (2000) is er een mogelijke impact van de kwaliteit van de moederkind relatie op seksueel risicogedrag. Wanneer er een lage tevredenheid is over de relatie met de moeder, zal er vaker seksueel risicogedrag optreden. Een andere factor die een invloed
1 Literatuurstudie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
15
uitoefent is de perceptie van de adolescent over de manier waarop de moeder tegenover seks staat. Wanneer de moeder afkeurt dat de jongere seks heeft, zal er meer risicogedrag optreden.
Het voorkomen van tienerzwangerschappen kan in verband gebracht worden met de opvoedingsstijl van de ouders. Opvoeding wordt opgevat als ouderlijk gezag in de dagelijkse omgang met het kind. Hierbij zijn er twee centrale dimensies: ondersteuning en controle. Op basis van deze twee dimensies kan men vier opvoedingsstijlen onderscheiden: (1) autoritaire ouders, (2) permissieve ouders, (3) ouders met een onverschillige opvoedingsstijl en (4) autoritatieve ouders (Van Wit et al., 2006). De eerste opvoedingsstijl omvat veel gezag van de ouders zonder veel ondersteuning voor de kinderen. Permissieve ouders hebben geen gezag maar ondersteunen hun kinderen wel. Ouders met een onverschillige opvoedingsstijl bieden noch controle, noch ondersteuning. Autoritatieve ouders proberen hun kinderen te sturen op een rationele en democratische manier. Het blijkt dat deze opvoedingsstijl meer aandacht heeft voor de ongeplande voorlichting van de kinderen. Dit gebeurt vaker naar aanleiding van een toevallige gebeurtenis. Wanneer ouders deze opvoedingsstijl hanteren is er bijgevolg minder kans op tienerzwangerschappen. (Van Wit et al., 2006). In het boek van Hudson en Ineichen (1991) stelt men dat het voorbeeld van de moeder cruciaal is. Er worden twee soorten moeders belicht, namelijk degene die zeer close is met haar kinderen met een vertrouwelijke band is en degene die zeer afstandelijk is (cfr. Ouders met een onverschillige opvoedingsstijl volgens Van Wit et al., 2006). De meeste tienerzwangerschappen komen voor bij degene die een afstandelijke moeder hebben omdat ze slecht communiceren in het algemeen, en specifiek over seksuele aspecten. Wanneer moeders veel met hun dochters praten over de negatieve gevolgen van een tienerzwangerschap en wanneer de meisjes verwachten dat hun moeder een zwangerschap zal afkeuren, dan is de kans groter dat de meisjes negatief staan ten opzichte van een tienerzwangerschap (Jaccard, Dodge & Dittus, 2003). Er is ook een verband met het hebben van een jonge moeder of een zus die tienermoeder is (Pogarsky, Thornberry & Lizotte, 2006; East & Jacobson, 2001; Frost & Oslak, 1999). Dit aspect wordt behandeld bij de factor ‘interpersoonlijke factoren’. Rol van peergroep Het hebben van veel vrienden leidt bij jonge tieners tot het vertrouwen dat ze vroeg kinderen zullen krijgen (Starrels & Holm, 2000). Uit dit onderzoek blijkt dat familiale invloeden meestal groter zijn dan die van vrienden. Toch kan een grote betrokkenheid van een
1 Literatuurstudie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
16
vriendengroep deze ouderlijke invloed onderdrukken. Uit een Brits onderzoek van Arai (2007) blijkt dat de invloed van de peergroep miniem is op de beslissing van een zwanger meisje om het kindje te houden of niet. Individuele en/of familiale factoren blijken een grotere rol te spelen in dit beslissingsproces. De invloed van vrienden die Tabberer, Hall, Prendergast en Webster (2000) beschrijven om druk te leggen om een zwangerschap uit te dragen of niet, blijkt dus niet overal naar voor te komen. Whitehead (2001) geeft wel aan dat andere meisjes in een vriendengroep, die ooit al zwanger zijn geweest, kunnen fungeren als rolmodel. Gedragscontrole Een derde factor in het geïntegreerd model van TPB is de gedragscontrole. Zabin et al. (1993) geven aan dat meisjes bepaalde vaardigheden nodig hebben om voorbehoedsmiddelen goed in te nemen zoals een engagement, planning, interactie met gezondheidsinstanties en eventueel overleg met partners. Er zijn meisjes die deze vaardigheden niet bezitten, waardoor ze op een onveilige manier vrijen. Toch zijn er bij veel meisjes ook andere redenen waarom ze geen anticonceptiemiddelen gebruiken (Zie ‘Negatieve evaluatie van voorbehoedsmiddelen’).
Er zijn sterke aanwijzingen dat de emotionele en psychoseksuele ontwikkeling tijdens de adolescentie van invloed zijn op de ontwikkeling van seksuele interactiecompetentie en daaraan gekoppeld risicogedrag (Vanwesenbeeck, Van Zessen, Ingham, Jaramazovic & Stevens, 1999; Van Zessen, 1995). Volgens Liao (2003) zouden tieners die zwanger worden, vaker depressiever zijn dan andere tieners. Ze blijken het ook emotioneel moeilijker te hebben en ze zouden minder sociaal zijn naar leeftijdsgenoten toe. Cater en Coleman (2006) verklaren de lage zelfwaarde door negatieve schoolervaringen en door pesterijen. Sommige meisjes willen snel kinderen omdat er een angst bestaat dat ze onvruchtbaar zijn. Het is niet duidelijk waar deze angst vandaan komt (De Wilde, 2007).
Volgens van Berlo et al. (2005) hebben de meeste meisjes op school seksuele voorlichting gehad. Het grootste probleem hierbij was dat de meeste meisjes de informatie die ze op dat moment ontvingen, niet konden toepassen op hun eigen leven omdat ze nog niet seksueel actief waren. Er ligt ook vaak de nadruk op het voorkomen van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) en niet zozeer op het voorkomen van een zwangerschap.
1 Literatuurstudie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
17
Invloed van eerder gesteld gedrag Een vierde factor die het moederschap kan verklaren is de invloed van eerder gesteld gedrag. In het onderzoek van Wijsen en van Lee (2006) kwam naar voor dat sommige meisjes eerdere ervaringen wilden compenseren. Voorbeelden hiervan is spijt na het uitvoeren van een abortus of na de geboorte van een kind met een beperking. De Wilde (2007) geeft eveneens aan dat meisjes die ooit een miskraam hadden of een (gedwongen) abortus meemaakten, vaak ambivalent staan tegenover een eventuele zwangerschap. Het verlangen kan gewekt worden door deze ervaring en ze kiezen voor een geplande zwangerschap. Een onvoltooid verwerkingsproces kan ook resulteren in een troostzwangerschap.
Meisjes kunnen ook door eerdere ervaringen vertrouwen hebben gekregen dat ze een goede moeder zullen zijn. Zo zijn er meisjes die reeds andere kindjes in hun familie verzorgd en opgevoed hebben, omdat ze door omstandigheden die verantwoordelijkheid kregen. Oorzaken hiervoor konden alcoholmisbruik of avond- en nachtarbeid van de ouders zijn. De tieners voelen zich op hun gemak in deze verzorgingsrol en achten zich dus klaar om ouder te worden (De Wilde, 2007). Anticonceptiegebruik bij tienermoeders verloopt anders dan bij andere adolescenten die nog nooit een zwangerschap hebben meegemaakt (Paukku, Quan, Darney & Raine, 2003). Een deel van deze moeders zal andere anticonceptiemiddelen toepassen zoals langdurige hormonale behandelingen (spiraaltje, implantaat), een andere groep zal echter eerder opteren om te vrijen met een condoom. Opvallend hierbij is dat bij de laatste groep het condoomgebruik niet consistent is en dat men sneller een condoom zal ‘vergeten’. Interpersoonlijke factoren Een vijfde en laatste aspect dat belangrijk is bij het verklaren van (on)bewust kiezen voor het moederschap omvat de interpersoonlijke factoren. Andere jonge moeders in de omgeving Meisjes hebben meer kans om tienermoeder te worden wanneer hun moeder of zus dit ook was (Pogarsky et al., 2006; East & Jacobson, 2001; Frost & Oslak, 1999). Kinderen van tienermoeders zouden een groter risico op tienerzwangerschap hebben door een verminderde gezinsstabiliteit, mindere opvoedingsmogelijkheden en door de armere socio-economische omgeving waarin de kinderen worden opgevoed (Barber, 2001).
1 Literatuurstudie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
18
In de studie van Wijsen en van Lee (2006) kozen enkele meisjes er bewust voor om zwanger te worden omdat ze beïnvloed werden door het feit dat enkele van hun vriendinnen reeds een kind hadden. Ze vonden dit beeld zeer aantrekkelijk (Wijsen & van Lee, 2006). Wanneer meisjes in een zwangerschapscultuur leven zoals een school waar veel tienermoeders zijn, wordt de drempel naar een zwangerschap verlaagd (De Wilde, 2007). Sociale of culturele normen Een vroege zwangerschap is afhankelijk van de sociale groepen waar meisjes mee omgaan (De Wilde, 2007). De stap om een eerste seksuele relatie aan te gaan is vaak afhankelijk van de normen die leven in de peergroep (Kinsman, Romer, Furstenberg & Schwartz, 1998). Sociale druk heeft een grote invloed op het seksueel gedrag van tieners. De jongerencultuur lijkt de boodschap te geven ‘dat iedereen het doet’ en ‘als je het niet doet, dan hoor je er niet bij’ (Hudson & Ineichen, 1991).
Verder blijkt uit een Nederlands onderzoek van Van Enk, Gorissen en Van Enk (2000) dat tienerzwangerschappen vaker voorkomen bij allochtone meisjes en dat culturele invloeden van belang zijn bij onder andere het gebruik van anticonceptie en de keuze voor een kind. Deze allochtone meisjes zijn vooral moslims en zwarte meisjes. Meisjes van Marokkaanse of Turkse afkomst blijken meestal al getrouwd wanneer ze kinderen krijgen. Deze meisjes kiezen minder vaak voor abortus dan meisjes van een andere afkomst. Het is bij hen vaak een bewuste keuze en ze zijn aan gezinsvorming begonnen (Garssen, 2005). Wijsen en van Lee (2006) geven in hun onderzoek aan dat normen en waarden een belangrijk aspect zijn van sociale invloed die tieners ervaren bij hun seksuele en relationele vorming. Vaak ervaren allochtone jongeren een dubbele culturele invloed namelijk die uit hun land van herkomst en die van België. 1.4.2 Ongewenste zwangerschap Wastijn (2002) geeft aan dat een oorzaak van een ongewenste zwangerschap het verkeerd gebruik van voorbehoedsmiddelen of onbetrouwbare technieken kan zijn. Daarnaast is er ook bij velen drempelvrees aanwezig om middelen aan te schaffen. Voor het innemen van de pil moeten meisjes een voorschrift hebben van de dokter. Daarnaast is er vaak een financiële drempel voor de pil of het condoom, ondanks dat enkele vormen van de pil terugbetaald worden onder de 21 jaar. Deze vaststellingen zijn volgens haar te wijten aan een gebrek van kennis over de verschillende voorbehoedsmiddelen, de manier om ermee om te gaan en waar
1 Literatuurstudie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
19
ze te verkrijgen zijn. Van Berlo et al. (2005) bevestigen dat een gebrek aan kennis over anticonceptiemiddelen kan leiden tot een zwangerschap. Zo blijkt dat er meisjes zijn die niet weten dat de pil niet werkt wanneer je hebt moeten braken of wanneer je er eentje vergeten innemen hebt. Stevens-Simon et al. (1996) zoeken naar een andere verklaring. Uit hun Amerikaans onderzoek blijkt namelijk dat maar een minderheid van de onderzochte meisjes die zwanger waren (geweest) een gebrek aan kennis hadden over anticonceptiemiddelen. Ook uit ander onderzoek (Templeman, Cook, Goldsmith, Powell & Hertweck, 2000) blijkt dat gebrek aan kennis zelden de reden is voor minder gebruik van voorbehoedsmiddelen evenals een slechte toegang tot de middelen. Deze mogelijke verklaringen zijn reeds gegeven in de factor ‘Attitude’ van het TPB model (1.3.2). De persoonlijke fabel (Van Wit et al., 2006) is nog een mogelijke verklaring voor een ongewenste zwangerschap. Meisjes denken er dan niet bij na dat ze zwanger kunnen worden, ondanks het feit dat ze geen anticonceptiemiddelen gebruiken (Steven-Simons et al., 1996; Breheny & Stephens, 2004).
2 Methodologie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
20
2 METHODOLOGIE 2.1 Probleemstelling Uit voorgaand hoofdstuk blijkt dat er heel wat internationale wetenschappelijke literatuur is over achtergronden en motieven van jonge meisjes om moeder te worden. Er blijkt een diversiteit aan beweegredenen bij tienermoeders. De realiteit van tienermoederschap is complex. Vlaams onderzoek hieromtrent ontbreekt nog, hoewel dit belangrijk zou kunnen zijn naar preventie en hulpverlening toe. Met dit onderzoek wordt nagegaan of er veel verschillen en gelijkenissen bestaan in Vlaanderen ten opzichte van het internationaal onderzoek. Het belangrijkste hierbij is dat we inzicht willen krijgen in de verschillende achtergronden en beweegredenen van tienermoederschap.
2.2 Onderzoeksvragen Uit de cijfers blijkt dat iets meer dan de helft van zwangere tienermoeders in België ervoor kiest om de zwangerschap uit te dragen. Een deel van deze zwangerschappen is ongepland, maar uit de literatuur blijkt dat er ook aandacht besteed moet worden aan het bestaan van (ambivalent) geplande zwangerschappen onder adolescenten. Aan de hand van de verschillende determinanten die in de literatuurstudie aan bod zijn gekomen, wordt in dit onderzoek nagegaan hoe jonge meisjes in Vlaanderen ertoe komen om hun zwangerschap uit te dragen.
Onderzoeksvragen voor deze scriptie: • Wat zijn de achtergronden van meisjes die ervoor kiezen om een jonge moeder te zijn? • Wat zijn de beweegredenen van meisjes die ervoor kiezen om een jonge moeder te zijn? Bij deze vragen kan een onderscheid gemaakt worden tussen meisjes die (1) ongewenst en ongepland, (2) gewenst maar ongepland en (3) gewenst en gepland zwanger werden. Deze indeling kan gemaakt worden volgens Barrett & Wellings (2002).
2.3 Onderzoeksstrategie en verantwoording Om de onderzoeksvragen te beantwoorden lijkt een interpretatief belevingsonderzoek het beste aangewezen. De resultaten van het onderzoek zijn namelijk gebaseerd op de
2 Methodologie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
21
betekenisverlening en de perspectieven van de onderzochten (Swanborn, 1987, in Schuyten, 2004). Er is gekozen om op een inductieve manier informatie te verzamelen. Alle informatie volgt vanuit de gegevensverzameling, in plaats van het testen van een reeds bestaande hypothese. Dit onderzoek zal retrospectief zijn aangezien de meisjes vooral zullen bevraagd worden over de periode waarin ze beslisten om hun kindje te houden.
2.4 Kwaliteitscriteria Betrouwbaarheid, validiteit en generaliseerbaarheid zijn begrippen die ontwikkeld zijn in de kwantitatieve onderzoekscontext. Deze begrippen vertalen naar de kwalitatieve context brengt interpretatiemoeilijkheden met zich mee (Urlings, Claessens, Bernard & Vos, 1993). Hieronder wordt aangegeven hoe in dit onderzoek werd gepoogd om de betrouwbaarheid en validiteit te vergroten. 2.4.1 Betrouwbaarheid Betrouwbaarheid is de afwezigheid van toevallige of onsystematische vertekeningen van datgene dat onderzocht wordt. De resultaten moeten onafhankelijk zijn van de technische uitvoering. De onderzochte situatie is meestal niet stabiel in kwalitatief onderzoek, waardoor herhaalbaarheid niet altijd mogelijk is (Maso & Smaling, 1998, in Schuyten, 2002). In elk interview werd eenzelfde openingsvraag gesteld met de bedoeling om niet sturend op te treden: “Stel je anders even voor en vertel eens waar je zoal met bezig bent”. Bij elk interview had de onderzoeker een topiclijst die telkens overlopen werd, zodat alle thema’s bij elk interview aan bod kwamen (Zie Bijlage 2). Het was zeker niet de bedoeling om bij elke participant exact dezelfde vragen te stellen. Alle interviews werden uitgetypt en geanalyseerd door dezelfde persoon om de betrouwbaarheid te verhogen. Tijdens het analyseren werd geprobeerd om zonder vooringenomenheid alle interviews te lezen en deze te plaatsen onder de vooropgestelde thema’s. 2.4.2 Interne Validiteit Validiteit is de mate waarin de gegevens en de resultaten van een onderzoek de bestudeerde werkelijkheid weergeven (Janssens, 1985). Interne validiteit verwijst naar de kwaliteit van de verzamelde gegevens, de redenering bij het onderzoeksopzet en de analyse die tot de conclusies hebben geleid (Maso & Smaling,1998, in Schuyten, 2002). Door technieken te gebruiken gedurende de interviews zoals parafraseren, doorvragen en samenvatten, is er
2 Methodologie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
22
geprobeerd om de interpretaties zo goed mogelijk te laten aansluitingen bij de bedoelingen van de participant. 2.4.3 Generaliseerbaarheid (Externe Validiteit) Kwalitatief onderzoek streeft in strikte zin geen generaliseerbare kennis na (Boyce & Neal, 2006; Bleeker & Mulderij, 1983, in Schuyten, 2004). Men streeft eerder naar een herkenbare beschrijving van de werkelijkheid. Zo probeert men de omstandigheden waaronder fenomenen voorkomen en de consequenties hiervan te beschrijven. Toch is deze beschrijving niet volledig conform de werkelijkheid. De gegevens worden geïnterpreteerd door de onderzoeker. Bij een belevingsonderzoek is het dus niet de bedoeling om de conclusies te veralgemenen naar de hele populatie. Dit vooral omwille van het beperkt aantal respondenten. Toch bleek na enkele interviews vaak dezelfde informatie terug te komen en trad er een vorm van saturatie op.
2.5
De onderzoeksgroep
De onderzoeksgroep bestaat uit meisjes die op jonge leeftijd moeder zijn geworden. De criteria waaraan voldaan dienden te worden hielden in dat de moeders bevallen waren voor ze de leeftijd van twintig jaar hadden bereikt en dat hun kind op het moment van de afname van het interview maximum drie jaar oud was. De afbakening van de leeftijd van de moeders is gebaseerd op het de registratie van de cijfers in België volgens het ‘Studiecentrum voor perinatale epidemiologie’. Hierbij worden twee categorieën gehanteerd die interessant zijn voor dit onderzoek namelijk zwangere meisjes jonger dan vijftien jaar en zwangere meisjes tussen vijftien en twintig jaar. Vanuit vergelijkbaar Nederlands onderzoek van van Berlo et al. (2005) werd ervoor geopteerd om meisjes te zoeken waarvan hun kind maximum drie jaar oud was. Deze leeftijdsgrens wordt gehanteerd om te vermijden dat meisjes te ver moeten terugdenken over het beslissingsproces rond het al dan niet houden van hun kindje. Op deze manier wordt geprobeerd om te vermijden dat de vroegere gebeurtenissen teveel gekleurd zouden worden door nieuwe ervaringen. Toch is het belangrijk om mee te nemen dat beleving zich vervormt met de tijd en met de ervaringen. Tevens is het zo dat meisjes die ambivalente gevoelens hadden over een zwangerschap hun antwoord wellicht aanpassen aan de context waarin ze zich bevinden. Een meisje zal deze zaken anders inkleuren wanneer ze in gesprek is met een vriendin, dan met een wildvreemde. Om deze redenen is het belangrijk mee te geven dat de meisjes steeds verteld is dat het onderzoek anoniem is en dat er zeker geen juiste of foute
2 Methodologie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
23
antwoorden zijn. Er werd benadrukt om steeds zo eerlijk mogelijk hun verhaal en beleving te vertellen.
Het was niet eenvoudig om meisjes te vinden. Via een brief met de informatie over het onderzoek, werden meisjes gezocht (Zie Bijlage 1). Hierin werd duidelijk het doel en de methode van het onderzoek voorgesteld. Bovendien werd daarin vermeld dat meisjes die deelnamen aan het onderzoek een bioscoopticket ontvingen, gefinancierd door Sensoa. Deze informatie werd verspreid via mail naar een persoonlijk netwerk met de vraag om het bericht verder rond te sturen. Meisjes die geïnteresseerd waren om deel te nemen aan het onderzoek konden dan via mail of telefonisch contact opnemen. Verder werd de informatie uit deze brief samengevat geplaatst op de website van Sensoa vzw en op verschillende fora rond tienermoeders. Daarnaast werd contact opgenomen met verschillende Centra voor Integrale Gezinszorg (CIG). Eén meisje werd bereikt via een ander meisje via snowballsampling. De contactopname met mogelijke participanten verliep grotendeels indirect, waardoor het niet altijd eenvoudig was om meisjes te bereiken. Een hoge drempel bleek het feit dat een afspraak moest gemaakt worden, ondanks het gegeven dat de meisjes zelf de plaats en het tijdstip mochten kiezen. Twee redenen waarom enkele meisjes afhaakten was (1) wegens tijdsgebrek of (2) omdat afspreken te persoonlijk was. Hierbij moet er nog duidelijk gemaakt worden dat hier geen sprake is van een representatieve doelgroep, maar dat dit ook niet de bedoeling was van dit huidig kwalitatief onderzoek.
De zestien meisjes die uiteindelijk bevraagd werden gaven hun mondelinge toestemming voor deelname en verklaarden zich akkoord met de informatie uit de brief. Twee meisjes waren net twintig toen ze bevielen, dus ze voldoen net niet tot de vooropgestelde doelgroep. Twee meisjes waren zwanger op het moment van het interview, één meisje hiervan had wel reeds een kindje. Een ander meisje had al twee kindjes op het moment van het interview. Alle kindjes in het onderzoek waren jonger dan drie jaar. In Tabel 4 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste gegevens van de participanten.
2 Methodologie
24
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
Tabel 4: Gegevens van de participanten
Participant
Huidige Leeftijd
Leeftijd bij bevalling (in jaar) 17
Leeftijd kind (in maanden)
Beroep
Sociale Omstandigheden
Woonomstandigheden
30
Student Biologie
Alleenstaand
Studentenhome met kind
1
19
2
18
18
4
Student Sociaal Werk
Samen met vader kind
Woont samen
3
18
16
20
Student Psychologie
Samen met vader kind en zwanger
Woont samen bij (pleegen) schoonouders
4
14
14
4
Scholier
Alleenstaand
Woont thuis
5
20
19
18
Student Economie
Samen met vader kind
Woont thuis
6
17
17
6
Werkloos
Alleenstaand
Woont thuis
7
21
20
14
Werkloos
Samen met vader kind
Woont samen
8
21
18
36 en 24
Administratief bediende
Samen met vader kinderen
Woont samen
9
17
17
0
Scholier
Samen met vader kind en zwanger
Woont samen bij schoonouders
10
16
16
3
Scholier
Samen met vader kind
CIG
11
19
18
13
Parttime werk
Alleenstaand
CIG
12
17
15
24
Scholier
Alleenstaand
CIG
13
21
20
12
Student
Alleenstaand
Woont alleen
Leefgroepenwerking 14
19
19
4
Werk
Samen met vader kind
Woont samen
15
17
17
3
Deeltijds onderwijs
Samen met vader kind
Woont samen bij schoonouders
16
19
19
3
Scholier
Samen met vader kind
Woont samen
2 Methodologie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
25
2.6 Gegevensverzameling 2.6.1 Voorbereiding Gezien de onderzoeksvragen en het type onderzoek zijn diepte-interviews de aangewezen methode om gegevens te verzamelen. Diepte-interviews zijn een onderdeel van kwalitatief onderzoek en omvatten het afnemen van individuele intensieve interviews over een bepaald onderwerp. Diepte-interviews bieden, afhankelijk van de onderzoeksvraag, grofweg de volgende voordelen (Boyce & Neal, 2006): • Het is mogelijk om met een individu diep in te gaan op het onderwerp, dieper dan in groepsdiscussies. Het is een individueel gesprek waardoor open praten over allerlei onderwerpen makkelijker wordt. • De respondent kan zich meer op zijn/haar gemak voelen, aangezien een diepteinterview in de thuissituatie kan worden afgenomen. • Vooral geschikt als informatie nodig over motieven, achtergronden en het uitdiepen van gedachten en ideeën in de eigen leefwereld van de respondenten (Schuyten, 2004) In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een interviewhandleiding waarin gesprekstopics staan aangegeven. De topiclijst werd samengesteld in overleg met de begeleider van Sensoa vzw en op basis van de voorafgaande literatuurstudie. Hierbij werd veel nadruk gelegd op het vergelijkbaar Nederlands onderzoek van van Berlo et al. (2005). De topiclijst is vooral bedoeld als geheugensteun, als hulpmiddel om niets te vergeten. Het verhaal van de participant stond zoveel mogelijk centraal en bepaalde grotendeels te richting van het interview. 2.6.2 Omstandigheden De interviews werden meestal afgenomen op rustige plaatsen. Ofwel bij de onderzoeker thuis ofwel bij de meisjes zelf. In twee gevallen werd er afgesproken in een taverne. Soms waren de kinderen er bij, in enkele gevallen ook de partner. Deze interviews werden opgenomen en daarna letterlijk uitgetypt. De interviews duurden gemiddeld ongeveer een uur. In totaal zijn er 16 interviews afgenomen.
2 Methodologie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
26
2.6.3 Analyse De interviews werden manueel geanalyseerd. De gegevens werden, zoals verder ook zal blijken, geclusterd onder de verschillende thema’s die in de topiclijst aan bod kwamen. Deze verschillende determinanten werden vervolgens bij de onderzoeksvragen geplaatst. Tijdens de analyse is het de bedoeling om op zoek te gaan naar gelijkenissen en verschillen tussen de verhalen van de verschillende meisjes. Voor de analyse van de resultaten werden enkele stappen gevolgd (Wester, 1987, in Schuyten, 2005). Op die manier kan op gestructureerde wijze conclusies getrokken worden. • Exploratiefase: onderscheiden van begrippen, kenmerken of onderwerpen. Zoals eerder vermeld zijn komen er in de topics enkele thema’s aan bod. Deze thema’s werden op basis van de literatuurstudie afgebakend. • Specificatiefase: uitwerking van begrippen en kenmerken. In de interviews werd gezocht naar welke gegevens bij een bepaald thema hoorden. • Reductiefase: herkennen van patronen in functie van de onderzoeksvraag. Per thema werd een samenvatting gemaakt en werd geprobeerd om informatie te abstraheren. • Integratiefase: resultaten koppelen aan literatuur. In de discussie wordt samen met de literatuurstudie en de interviews gezocht naar een antwoord op de onderzoeksvragen.
3 Resultaten
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
27
3 RESULTATEN In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste bevindingen zoals die tijdens de interviews door de meisjes zelf naar voor zijn gebracht. De meisjes worden zoals reeds vermeld ingedeeld in drie groepen. Hierbinnen worden verschillende thema’s verdeeld volgens de twee onderzoeksvragen namelijk de achtergronden van de tienermeisjes en de beweegredenen om het kindje te houden.
3.1 Ongewenste en ongeplande zwangerschap Deze groep omvat drie meisjes die duidelijk aangeven dat hun zwangerschap ongewenst was. Zij waren tussen de veertien en zestien jaar oud bij de bevalling. Al deze meisjes waren minstens zes maanden zwanger toen ze dit ontdekt hebben. Op het moment van het interview zijn er twee meisjes die in een Centrum voor Integrale Gezinszorg (CIG) verblijven. 3.1.1 Achtergronden Gezinsklimaat De meisjes komen allemaal uit gebroken gezinnen. Vaak zijn de gezinssituaties zeer complex. Een meisje geeft aan dat ze nog steeds een hele goede band heeft met haar beide ouders. De voornaamste reden hiervoor is dat haar ouders nooit veel ruzie gemaakt hebben. Zij komen nog steeds zeer goed overeen. Daarbij wonen ze beiden nog steeds in dezelfde gemeente. De andere meisjes geven aan dat ze geen goede band hadden met hun ouders. Beiden geven eveneens aan dat ze een slechte jeugd hebben gekend. De redenen hiervan zijn volgens hen te vinden in het feit dat ze minstens één van hun biologische ouders niet kennen of er amper contact met hebben. De band met hun andere ouder is eveneens niet goed. De voornaamste redenen die naar voor komen zijn een te strenge ouder op het gebied van religie, fysieke mishandeling en veel ruzies tussen ouder en dochter voornamelijk door het feit dat het meisje door de grootouders verplicht werd te liegen over verschillende zaken. “Hij (de vader) wou ons ook altijd een man geven. Wij hadden wel met hem afgesproken dat we zelf kiezen wie we willen. Hij zei ook dat we mochten kiezen met wie we willen trouwen, als we deden wat hij vroeg. Maar het is niet meer zoals vroeger hé, wij proberen meer uit, nemen meer risico…” (17 jaar, zoontje 2 jaar)
3 Resultaten
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
28
Deze meisjes geven wel beiden aan dat ze een heel goede band ervaren met een van hun stiefouders. Ondanks deze band is één meisje op haar veertiende van thuis weggelopen, is ze naar een open instelling gegaan en werd ze vervolgens geplaatst in een pleeggezin. Relationele en seksuele carrière De eerste seksuele contacten hadden de meisjes toen ze respectievelijk elf, dertien en vijftien jaar oud waren. Bij twee meisjes zijn die jongens ook de vader van hun kind en is het rond die periode dat ze zwanger zijn geworden. Een meisje werd zwanger op het einde van haar relatie die anderhalf jaar geduurd heeft, ze had maar enkele keren gevreeën met die jongen. Hierbij had ze steeds een condoom gebruikt, geen pil. Een ander meisje had geen relatie maar had gewoon af en toe seks met een hele goede vriend van haar. Zij had hierbij niet altijd voorbehoedsmiddelen gebruikt. Het meisje dat elf was toen ze de eerste keer seks had, had toen een vriend van zestien jaar oud. Ze had toen zonder voorbehoedsmiddelen gevreeën. Nadien is ze pas gestart met het innemen van de pil. Na deze jongen heeft ze nog wel enkele vriendjes gehad, maar de tweede jongen waarmee ze seks had is nu de papa van haar kindje. Anticonceptiegebruik Eén meisje heeft steeds een condoom gebruikt, geen pil. De andere twee hadden soms seks zonder voorbehoedsmiddelen. De volgende redenen voor geen anticonceptiegebruik werden door de meisjes naar voor gebracht: • Niet over nagedacht. • De partner wilde geen condoom gebruiken. • Voor één keer zou het geen kwaad kunnen. • Mocht volgens geloof geen seks hebben voor het huwelijk en durfde thuis de pil niet vragen. • Kreeg de pil niet voor haar veertiende van haar moeder. “Ik gebruikte de pil nog niet maar ik gebruikte wel steeds een condoom. Ik denk dat hij gescheurd was. Ik was hem zeker niet vergeten. Ik had nog niet vaak seks gehad want mijn ma was er tegen. Ze wilde niet dat ik seks had voor mijn veertiende. Ik had haar beloofd om mijn best hiervoor te doen maar uiteindelijk hadden we het maar één keer gedaan. Vanaf dat ik seks gehad had, ben ik naar mijn ma gegaan om de pil te vragen. Mijn pa vond dit geen probleem maar mijn ma wilde dit niet voor mijn veertiende. Ze vond me nog veel te jong.”(14 jaar, zoontje 4 maanden)
3 Resultaten
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
29
Partner Eén meisje heeft nog steeds een relatie met de vader van hun kindje. Ze ziet hem als ‘de ware’. Ze zijn anderhalf jaar samen. Dit meisje woont momenteel in een CIG, haar partner thuis. Hij werkt reeds. Zij zorgt voor de opvoeding van hun kind en de partner speelt daar enkel een rol in als hij in het land is. De andere meisjes zijn niet meer samen met de vader. Beide meisjes hadden tijdens hun zwangerschap en kort na de bevalling een slecht contact met deze jongens. Ze waren niet (meer) samen op het moment dat ze ontdekten dat ze zwanger was. De ene vader ontkende dat hij papa was en de andere vader had al een nieuwe vriendin. De ouders van de meisjes wilden dan niet meer dat ze nog contact hadden met die jongens, omdat ze beiden niet de verantwoordelijkheid wilden opnemen voor hun kind. Momenteel is de relatie met een jongen al beter en is er telefonisch contact tussen het kind en de vader. De andere vader hoort of ziet zijn kind nooit. 3.1.2 Beweegredenen Besluitvorming De meisjes waren al minstens zes maanden zwanger toen ze het ontdekten. Ze hadden dus geen mogelijkheden meer om een abortus uit te voeren. Moesten de meisjes het vroeger geweten hadden dan zouden twee meisjes het laten wegnemen, één meisje zou het kindje gehouden hebben. De redenen die de meisjes aanhalen om abortus te plegen was dat ze zichzelf te jong voelden om kinderen op te voeden, dat de vader van het kind niet meer de partner was of dat de vader weinig thuis is wegens zijn werk. Deze twee meisjes geven aan dat ze zeker nog niet klaar zijn voor een tweede kindje. Wanneer ze terug zwanger zouden zijn, zouden ze zeker abortus overwegen. “Mijn eerste reactie was ‘dat moet weg!’. Toen zette hij (de gynaecoloog) dat hartje op en dat was echt hard, maar ik bleef de eerste twee uur alleen maar denken ‘dit moet weg!’. De gynaecoloog zei dat dit niet meer kon. Toen we naar huis reden op een drukke baan zei ik tegen mijn ma ‘ik spring hier sebiet uit de auto!’. Ik had het gevoel dat mijn leven voorbij was.”(14 jaar, zoontje 4 maanden) Deze meisjes hebben nog even gedacht over adoptie maar dit zagen ze niet zitten. Beiden gaven aan dat het enorm moeilijk moet zijn om een kind af te staan dat je zoveel maanden gedragen hebt. Wanneer je het kindje dan uiteindelijk ziet, moet het enorm moeilijk zijn om het nog te laten adopteren. De partner zou op deze beslissing geen invloed gehad hebben.
3 Resultaten
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
30
De voornaamste oorzaak van het feit dat het ander meisje nooit voor abortus zou gekozen hebben, is haar religieuze overtuiging. In haar geloof staat abortus namelijk gelijk met moord. Haar familie zou schande over haar spreken moest ze ooit zo een beslissing genomen hebben en zou haar in het ergste geval verbannen. Abortus was dus nog erger dan het feit dat ze seks had gehad voor het huwelijk. “Mijn papa heeft mij uitgescholden. Eerst en vooral omdat mijn vriend geen Islamiet was. Ik was niet getrouwd. Ik ben zijn jongste dochter en zijn lievelingsdochter. Het was heel erg shockerend voor hem. Hij dacht dat ze mij drugs hadden gegeven zodat ik niet wist wat ik deed. Hij had het echt niet verwacht van mij[…] Ik wou dat kind niet wegdoen. Ik zou het ook niet gedaan hebben. Gelukkig wou mijn mama dat ook niet. Dat was wel goed, dat mijn mama mij steunde. Mijn papa was wel boos, ik denk dat hij mij toen zelfs haatte. Ik vond dat niet erg. Die was er toch nooit voor mij.” (17 jaar, zoontje 2 jaar) Attitude ten aanzien van zwangerschap Het jongste meisje zegt vooraf nooit nagedacht te hebben over kinderen. Haar ouders dachten zelfs dat ze nooit kinderen zou hebben. Ze wilde nog verder studeren, had veel hobby’s en dromen. Als er al plaats was voor kinderen, dan zou dit pas zijn wanneer ze eind de twintig was. Ze zag haar partner als iemand waar ze heel haar leven bij wilde blijven. Deze relatie was wel gedaan voordat het meisje ontdekte dat ze zwanger was.
De andere meisjes geven aan dat ze wel al eens over kinderen hadden nagedacht. Toch was hun droom om eerst te studeren, te werken en te trouwen. Er werd vooral gefantaseerd over hoe het leven zou zijn met kinderen. Er wordt aangegeven dat het leven veel aangenamer geworden is door haar kindje. Ze is naar een CIG gegaan en is door de lange afstand van thuis moeten veranderen van school. Ze is in een veel betere omgeving gekomen en voelt zich veel meer volwassen en verstandiger. Door deze veranderingen heeft ze meer kansen om haar droom, modeontwerpster worden, waar te maken. Ze wil een betere toekomst voor haar zoon dan het leven dat zij heeft meegemaakt. (Eerdere) ervaringen met jonge kinderen Voor hun zwangerschap hadden de meisjes geen echte ervaring met jonge kinderen. Eén meisje geeft wel aan dat ze altijd al kinderverzorging wilde studeren omdat ze heel graag kindjes zag.
3 Resultaten
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
31
Nadat ze hun zwangerschap bekend hebben gemaakt, bleken er na een tijdje in hun omgeving ook meisjes zwanger. Bij twee meisjes waren het klasgenoten die zwanger waren, bij een ander meisje haar jongere zus. Dit meisje was ook niet getrouwd waar dit door de religieuze overtuiging vereist werd. De vader kon er toch beter mee omgaan omdat ze een vaste relatie had met haar partner en omdat hij dezelfde geloofsovertuiging had. De meisjes denken dat hun leeftijdsgenoten een kind wilden omdat ze jaloers waren op de aandacht, zich klaar voelden om een kind op te voeden en een goede relatie met hun partner hadden. “Doordat ik zwanger was kreeg ik op school heel veel aandacht. Een ander meisje van mijn klas wou zelf altijd in de aandacht staan en was er wel wat jaloers op. Ik had het enorm moeilijk om te moeten zeggen voor de hele klas dat ik zwanger was. Ik stond er met mijn ma en met de leerlingenbegeleider. Dat andere meisje kwam dus met een big smile zeggen dat ze zwanger is. Ik was er toen niet maar moest ik dat gezien hebben zou ik echt kwaad geweest zijn. Zij stond daar wat met de stoefen. Ze geeft niet toe dat ze het bewust gedaan heeft. Ze was nog geen drie maanden maar ze wilde niet luisteren naar mij toen ik haar zei om abortus te plegen. ‘nee, ik wil het houden en mijn lief wil dat ook’. Ik wist hoe zwaar het was en ik zou dat in haar plaats nooit gedaan hebben.” (14 jaar, zoontje 4 maanden) Steun Twee meisjes geven aan dat ze een vrij druk leven hadden met veel hobby’s. Hierdoor kennen ze veel leeftijdsgenoten en hadden ze veel vrienden. Voor één meisje waren deze vrienden enorm belangrijk tijdens de laatste maanden van haar zwangerschap en tijdens haar moederschap. Ze komen vaak op bezoek en helpen af en toe waar nodig. De meisjes die niet veel belang hechtten aan hun vrienden verbleven in het CIG. Ze hebben minder contact met hun vrienden. Ze zouden het zonder de steun van vrienden naar eigen zeggen ook gered hebben. Eén meisje kon duidelijk rekenen op steun van haar ouders. Ze steunden haar onmiddellijk in de beslissing om het kind te houden en niet af te staan voor adoptie. Ze hebben ook veel inspanningen geleverd om de opvang van het kindje mee te organiseren. De andere twee meisjes konden thuis niet terecht. Het ene meisje woonde voor haar zwangerschap al niet meer thuis, het andere meisje koos zelf om naar de CIG te gaan. De redenen hiervoor waren
3 Resultaten
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
32
dat haar ouders het hoofdstuk met kleine kinderen hadden afgesloten en dat er teveel conflicten zouden ontstaan over de opvoeding van het kindje.
3.2 Gewenste maar ongeplande zwangerschap Tien meisjes bleken ongepland zwanger maar vertelden wel dat hun kindje gewenst was. 3.2.1 Achtergronden Gezinsklimaat Er zijn enkele meisjes (n = 3) die spreken over een goede band met hun beide ouders. Hun thuissituatie is volgens hen zeer goed en de relatie met de ouders is positief. Bij het meisje waarvan de ouders gescheiden zijn, wonen ze toch kort bij elkaar zodat het meisje hen ook vaak kan zien. De andere meisjes geven aan dat de band met minstens één van hun ouders echt niet goed is. Zes meisjes zijn hierbij opgegroeid in een gebroken gezin. Door de scheiding zijn er enkele meisjes die één van de ouders niet meer zien. In het vormen van een nieuw gezin bleek dat het niet altijd even vlot ging wat zorgde voor conflicten met eigen ouders en stiefouders. Andere zaken die de meisjes hun ouders verweten bleken overbezorgdheid, onbegrip, ruzies, een vader die eigenlijk nooit kinderen wilde en het niet aanvaarden van de partner. Relationele en seksuele carrière De leeftijd waarop de meisjes de eerste maal seks hadden verschilt enorm. De jongste was elf jaar oud, een meisje was dertien, een aantal meisjes was vijftien of zestien en één meisje was zeventien jaar oud. Twee meisjes hadden toen seks met de vader van hun kindje. Alle meisjes hadden al andere vriendjes gehad, de meesten hadden daar ook mee gevreeën. Enkele meisjes (n = 4) zeggen ook dat ze seks hadden met jongens waar ze geen relatie met hadden. Ze schamen zich nu een beetje omdat ze zoveel bedpartners hebben gehad. Zes meisjes geven aan dat ze voor hun huidige partner reeds een relatie achter de rug hebben die vrij lang geduurd heeft (minimum zes maanden). Anticonceptiegebruik De helft van de meisjes geven aan dat ze altijd voorbehoedsmiddelen gebruikt hebben. Hierbij gaat het ofwel enkel een condoom, ofwel enkel om de pil. De meisjes die enkel met condoom gevreeën hebben weten niet wanneer ze juist zwanger zijn geworden. Ze denken dat het condoom misschien een keer gescheurd was, zonder dat ze dit gemerkt hebben. Het rare is
3 Resultaten
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
33
wel dat één van deze meisjes drie maanden na haar eerste bevalling terug zwanger was van een tweede kindje. Verkeerd condoomgebruik zou hier een oorzaak kunnen zijn. De meisjes die altijd de pil namen, geven aan dat ze die nooit vergeten zijn. Ze zijn hier allemaal bijna honderd percent zeker van zijn omdat ze echt wel beschermd wilden zijn. Deze meisjes gebruikten geen condoom omdat ze zeker waren dat ze niet konden besmet worden door een soa. Ofwel hadden ze zich beiden laten testen, ofwel wisten ze van elkaar dat ze de eerste bedpartner (zonder condoom) waren. De redenen dat de pil niet beschermd had tegen een zwangerschap bleek het gebruik van antibiotica en een periode van veel braken door ziekte. Eén meisje gaf aan dat de dokter aangaf dat haar pil te licht was: “Ik neem sinds mijn vijftiende de pil. Maar dat helpt niet bij mij, ik ben veel te vruchtbaar. Het was een lichte pil, een pil die vooral dient om de pijn weg te nemen. Geen pil die 100 procent veilig was. Ik heb nu een spiraaltje laten steken maar bij mij is dat maar 75 procent beschermd. Ik weet niet goed hoe dat komt. Mijn mama is ook heel vruchtbaar. Ze mogen doen wat ze willen, ik heb de pil gepakt en ik heb ook een kindje nu. Toen wist ik dat niet. Ik weet dat pas nu sinds de bevalling. We zijn wel wat voorzichtiger want een tweede kindje binnen twee maanden, dat zou niet gaan.”(19 jaar, zoontje 3 maanden) Eén meisje geeft aan dat ze haar pil op eigen initiatief aan het afbouwen was omdat ze problemen ondervond. Ze had dit al eerder moeten doen onder begeleiding van een dokter, om daarna een nieuwe soort pil in te nemen. Ze nam al enkele dagen geen pil meer en ze zag de ochtend na het vrijen dat het condoom gescheurd was. Ze dacht dat dit geen probleem vormde aangezien ze nog beschermd zou zijn door de pil.
Verder zijn er een aantal meisjes die niet steeds voorbehoedsmiddelen gebruikten. Redenen die naar voor kwamen om niet steeds beschermd te vrijen waren de volgende: • Pil vergeten en denken dat dit voor één keer geen kwaad kan. • Vriendinnen vergeten ook geregeld hun pil en zij waren ook niet zwanger geworden. •
Pil niet krijgen van moeder omdat ze daar negatieve gevolgen van ondervonden had.
• Condoom enkel gebruiken de tweede week na de maandstonden omdat ze op de andere momenten niet zwanger zouden kunnen worden. • De pil zorgt voor minder libido. • Een condoom is minder romantisch. • Na al die keren onveilig vrijen het gevoel hebben dat ze onvruchtbaar zijn.
3 Resultaten
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
34
Eén meisje geeft hierbij aan dat ze ook af en toe onveilig seks heeft gehad ten aanzien van het opdoen van soa. Nu laat ze zich geregeld testen maar ze heeft vroeger vaak gevreeën zonder dat een van beiden zich had laten testen. Partner Zes meisjes zijn op het moment van het interview nog samen met de papa van hun kindje. Enkele meisjes hiervan wonen zelfstandig samen met hun partner op een appartementje. De zwangerschap was voor hen het moment om te beslissen om samen te gaan wonen. De partner heeft op dat moment al werkervaringen. De andere meisjes wonen bij de ouders. Bij het ene meisje is de vriend altijd welkom, het andere meisje woont bij haar schoonmoeder in samen met haar vriend. De meisjes die niet meer samen zijn met hun partner, willen wel dat hun kindje later weet wie hun vader is. Twee meisjes hebben dan ook nog zeer veel contact met de vader. De kindjes gaan in het weekend naar hem en beide meisjes hebben een groot vertrouwen in de vader. De breuk van de relaties werd veroorzaakt door een partner met autismespectrum stoornissen (ASS) en een gevoel dat het minder klikte dan dat het meisje op voorhand gehoopt had. Twee andere meisjes hebben bijna geen contact meer met de vader van het kind. Ze zijn beiden uit elkaar gegaan tijdens de zwangerschap. Oorzaken hiervan zijn een psychiatrische problematiek bij de partner en het gevoel dat het niet meer klikte. Beide meisjes vinden wel dat hun kind later recht heeft op informatie over hun vader. Wanneer ze hem willen kennen, zullen ze er alles aan doen om het kind daarin te helpen. Het ene meisje geeft aan dat ze het zelf enorm jammer vindt dat ze haar eigen vader nooit echt gekend heeft. 3.2.2 Beweegredenen Besluitvorming Er is in deze groep maar een meisje dat het op zes à zeven maanden zwangerschap ontdekt had, maar zij werd enorm goed gesteund door haar partner en ouders. Zij is drie dagen nadien bevallen. De andere meisjes hebben allemaal nog een keuze gehad om het kindje te laten aborteren. De helft van de meisjes hebben de beslissing om het kindje te houden, samen met hun partner genomen. Vier meisjes hiervan zijn nog steeds samen met die jongen. Het meisje dat uit elkaar is gegaan, hechtte toch heel veel belang aan zijn mening: “Ik vond het wel belangrijk dat mijn vriend en ik er volledig zouden achterstaan om het kindje te houden. Als hij het niet zag zitten dan moest ik het ook niet hebben. Het
3 Resultaten
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
35
was niet de kinderwens die overheerste, maar vooral het gezinsideaal.”(19 jaar, zoontje 2,5 jaar) Enkele meisjes stelden duidelijk dat abortus nooit een optie was. Ze hadden met hun partner ook al over kinderen gepraat en het was duidelijk dat ze beiden het kindje wilden houden, ondanks het feit dat het er vrij vroeg kwam. Eén meisje heeft samen met haar partner getwijfeld of ze het kindje zouden houden of niet. De twijfel werd vooral veroorzaakt door hun financiële beperkingen.
De andere vijf meisjes vertelden dat ze hun keuze onafhankelijk van hun partner hebben gemaakt. Sommigen stonden wel open voor zijn mening, maar de uiteindelijke beslissing lag in hun eigen handen. Drie meisjes geven ongeveer eenzelfde reden: “Als mama weet je dat je kindje je hele leven bij jou blijft. Als papa kan je weglopen of ontkennen dat het jouw kind is. Als mama heb je verantwoordelijkheid om je hele leven voor dat kind te zorgen. Dus als ik beslis om het te houden, ook al wil mijn vriend dat niet, toch zou ik het doen. Ook omgekeerd. De verantwoordelijkheid zou steeds bij mij liggen.”(20 jaar, zoontje 1,5 jaar) Twee andere meisjes waren principieel tegen abortus. Als hun vriend had gezegd dat hij het niet wilde houden, dan zouden ze beslist hebben om een einde te maken aan hun relatie. Een reden waarom een meisje tegen abortus was de volgende: “Ik was bijna twintig. Het was een paar jaar vroeger dan ik voorzien had en er is altijd een minimale kans dat ik onvruchtbaar zou kunnen worden na een abortus. Dat zou dan ook nog toeval kunnen zijn, aangezien ik maar een minimale kans had om zwanger te worden. Ik had niet alleen mijn ongewenst kind weg gedaan, maar ook mijn gewenste kinderen.”(21 jaar, zoontje 1 jaar) Het andere meisje vertelde dat je het kindje niet zomaar kan wegdoen, omdat het je toevallig niet zo heel goed uitkomt. Het is ook maar een mens. Ondanks het feit dat haar ouders haar ‘tegen abortus’ hebben opgevoed, waren zij de eersten die vroegen of ze toch geen abortus zou overwegen.
De ouders speelden bij alle meisjes geen rol in het beslissingsproces. Ze mochten vaak hun mening geven, maar de uiteindelijke beslissing werd door de meisjes gemaakt. Vier ouders hebben hun dochters abortus aangeraden. De voornaamste reden die ze hiervoor aangaven was dat ze nog enorm jong waren. De andere ouders hebben hun dochter de eigen keuze gelaten en gezegd dat ze die zouden respecteren. Bij één meisje hebben de schoonouders heel
3 Resultaten
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
36
kwaad gereageerd. Zij was nog maar negentien dagen samen met haar partner toen ze zwanger werd, en zijn ouders geloofden niet dat hij de vader was. Zij dreigden met een DNAtest. Attitude ten aanzien van zwangerschap Drie meisjes geven aan dat er vroeger reeds een duidelijke kinderwens aanwezig was. Op het moment dat ze over kinderen nadachten, zouden ze het niet erg gevonden hebben om op dat moment zwanger te worden. Op haar dertiende dacht een meisje het volgende: “Het was mijn droom toen om mama te worden…: Langs een kant wou ik gewoon een leven op bouwen, carrière maken en aan kindjes beginnen op mijn 27, perfect gezinnetje, huisje, tuintje, lieve man. Maar langs de andere kant had ik ook het idee om zwanger te worden en dan naar Holland gaan, weglopen…en dan trekken we ons plan, ik met mijn kindje…” (19 jaar, zoontje 2,5 jaar) De meisjes geven aan dat er verschillende redenen waren waarom ze aan kinderen dachten: Een oudere partner die ze voor haar wilde houden, het zien van andere zwangere vrouwen in de omgeving; zelf een jonge moeder hebben en praten met oudere vriendinnen over kinderen. Ze droomden om een jonge moeder te worden.
Van de meisjes die nooit echt een kinderwens hadden, was er één meisje dat dacht dat ze nooit kinderen zou hebben. Ze volgde universitaire studies en wilde een carrièrevrouw worden. Als er al kinderen in haar toekomstbeeld zouden gepast hebben, dan wilde ze eerst al een serieuze periode gewerkt hebben. Een ander meisje had nog nooit over kinderen nagedacht. De andere meisjes wisten dat ze ooit wel kinderen wilden, alleen voelden ze zich nog veel te jong op het moment van de zwangerschap. Eén meisje geeft wel aan dat ze na een negatieve zwangerschap test toch een dubbel gevoel had: “Ergens was ik niet echt teleurgesteld omdat ik wist dat het nog heel vroeg was. Maar toch denk je dan dat het wel mag. Het was enkel nog vroeg omdat ik nog aan het studeren was. Voor de rest was er niets dat mij tegenhield.”(17 jaar, dochter 3 maanden) De andere meisjes gaven aan dat ze eerst werk wilden hebben, wilden samenwonen, eventueel wilden trouwen, reizen,… voordat ze aan kinderen wilden beginnen.
3 Resultaten
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
37
(Eerdere) ervaringen met jonge kinderen Enkele meisjes praten over jonge kinderen of zwangere vrouwen in hun omgeving voor hun zwangerschap. Zoals reeds vermeld was er één meisje dat rond de leeftijd van zestien veel zwangere vrouwen om zich heen had. Toen ontstond haar kinderwens. Drie andere meisjes vermelden andere tienermoeders op hun school. Eén meisje had wel een beeld van hen alsof ze ‘marginaal’ waren. De andere meisjes hadden een goede relatie met deze zwangere klasgenoten. Twee meisjes zeggen dat ze zelf een jonge moeder hadden. Het ene meisje vond het een leuke relatie met haar moeder en wilde dit ook met haar eigen kinderen. Het andere meisje vond dat wanneer haar mama op een jonge leeftijd kinderen kon opvoeden, zij dit ook moest kunnen. Kort na de eerste zwangerschap bleek er één meisje terug zwanger. Dit was weer een ongeplande zwangerschap. Steun Alle meisjes geven aan dat ze wel van ergens steun ontvangen om hun kindje op te voeden. In één situatie is dit vanuit de hulpverlening. Zij verblijft namelijk in een CIG. Ze zegt zelf dat ze bij haar familie niet terecht kon en geeft aan dat ze ook niet zeer veel vrienden heeft. Eén meisje krijgt enkel steun wanneer ze er om vraagt. Ze geeft aan dat ze dat eigenlijk niet nodig heeft en op eigen benen wil staan. Ze combineert de opvoeding van haar zoon met een studie leefgroepenwerking. De andere meisjes ontvangen vooral steun van hun eigen ouders, één meisje van haar schoonouders. Eén meisje geeft aan dat ze het zonder de steun van de ouders ook wel zou redden. De anderen hechten er meestal wel belang aan: “Het feit dat ik nu zo gelukkig ben, is echt wel dankzij de financiële steun van mijn ouders. Ik krijg nog altijd alimentatiegeld van mijn pa, woon nog officieel thuis. We hebben samen uitgezocht wat de beste financiële oplossingen zijn. Ik heb echt veel geluk dat mijn ouders mij in die zoektocht veel gesteund hebben. Het is dankzij hen en de goede relatie met mijn ex-vriend dat ik zo gelukkig kan zijn.”(17 jaar, zoontje 2,5 jaar) Vier meisjes geven ook uitdrukkelijk aan dat er ook vriendinnen zijn die hen steunen wanneer nodig. Zij komen af en toe eens langs en wanneer nodig springen ze graag in om te babysitten.
3 Resultaten
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
38
3.3 Gewenste en geplande zwangerschap Er zijn drie meisjes die een kindje wilden en dit ook gepland hadden. Ze gebruikten bewust geen voorbehoedsmiddelen met als doel zwanger te kunnen worden. 3.3.1 Achtergronden Gezinsklimaat Deze meisjes hebben ouders die gescheiden zijn. Ze rapporteren allemaal dat ze geen gelukkige jeugd gehad hebben. Ze vertellen eveneens dat ze geen goede band hebben met hun moeder. Oorzaken die ze hiervoor zelf aangeven zijn: • Emotionele en lichamelijke mishandeling. • Door vroeger naar een onthaalmoeder te gaan was er geen tijd om een band op te bouwen. • Alcoholmisbruik van de moeder. • Ruzies. • Een gedwongen abortus op de leeftijd van vijftien jaar. • Het niet aanvaarden van de partner. De relatie met de vaders verschilt enorm. Iemand spreekt van een goede band, iemand heeft vaak ruzie en het andere meisje heeft geen contact meer met hem. Relationele en seksuele carrière Twee meisjes waren vijftien toen ze de eerste maal seks hadden, één meisje zeventien. Twee meisjes hadden de eerste maal seks met de papa van hun kindje. Het andere meisje had voordien al seks gehad met twee andere jongens. Zij is met haar huidige partner een relatie begonnen op het moment dat het slecht ging met haar toenmalige vriend. Eén meisje werd zwanger van een jongen, op het moment dat ze nog een relatie had met een andere jongen. De papa wist (nog) niet dat ze zwanger was, op het moment dat ze gedwongen werd door haar ouders om een abortus te plegen. Ze zegt dat ze dit zelf niet wilde. “Ik moest onder dwang van mijn ouders een abortus laten doen en daar heb ik dan een jaar vanaf gezien. Ik wilde dat dan aan mijn vriend vertellen maar daar dachten mijn ouders anders over. Ze hebben me verschillende pillen gegeven zodat ik niet meer wist van welk land ik was, bij wijze van spreken. Ze hebben me onder dwang abortus laten plegen. Het doet wel raar wanneer ze uw kind gewoon uit uw buik zuigen, niet aan te raden. Ik had hier dan ook onmiddellijk spijt van. Je weet dan achteraf dat je twee
3 Resultaten
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
39
maanden een kindje in je buik had en dat ben je dan kwijt.” (17 jaar, 5 maanden zwanger) Anticonceptiegebruik Eén meisje, dat voordien al andere partners had gehad, had steeds veilig gevreeën. Ze gebruikte altijd de pil en meestal een condoom. “Het gebeurde zelden dat we die condoom achterwege hielden. Ik was er allemaal wel zeer goed over ingelicht omdat ze op school wel vaak lezingen kwamen geven. Ik ging ook geregeld bij de dokter langs voor controles. Ik was wel altijd beschermd tegen zwangerschap.”(21 jaar, dochter 14 maanden) Ze was dan gestopt met de pil om bewust zwanger te worden en vijf maanden later is het hen gelukt. De andere meisjes hebben nooit echt voorbehoedsmiddelen gebruikt. Ofwel was het maar heel even dat ze een condoom gebruikten, ofwel was er een spiraaltje dat de ouders na de abortus lieten plaatsen. Dit meisje heeft dit kort nadien laten wegnemen. “Het was dezelfde gynaecoloog die er bij was toen ik zag dat ik zwanger was. Hij wist dat ik toen abortus had moeten plegen. Hij zei dat hij het verwacht had dat ik het zou laten wegnemen. Hij had wel door dat ik niet iemand was die met mijn voeten liet spelen. Hij stelde me wel de vraag of ik de pil wilde nemen.. Hij heeft me toen voorschriften gegeven maar ik heb die nooit gebruikt. Die liggen allemaal nog in mijn kast.”(17 jaar, zwanger) Dit meisje had bij de eerste zwangerschap er nooit bij nagedacht dat ze zo snel zwanger had kunnen worden. De tweede zwangerschap wilde ze heel graag omdat ze na de abortus heel veel spijt had. Bij één meisje was er risico op soa maar ze had hier niet over nagedacht. Partner Alle drie de meisjes zijn nog samen met de vader van hun kind. Een meisje woont samen met haar vriend op een appartement. De andere twee meisjes wonen ook samen maar bij hun ouders. Bij het meisje wiens moeder opgenomen was, zijn de ouders van haar vriend aangesteld als haar pleegouders. De partners waren er allemaal van op de hoogte dat hun meisje zwanger probeerde te worden. Ze hadden dit samen besproken. De twee meisjes die nog bij hun ouders wonen hebben een partner die niet werkt. De ene zal tot zijn achttiende naar school gaan, de andere is op zoek naar werk. De derde jongen werkt al een tijdje.
3 Resultaten
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
40
3.3.2 Beweegredenen Besluitvorming Zoals reeds gezegd hebben de meisjes vooraf besproken met hun partner dat ze zich klaar voelden om kinderen te krijgen. Een meisje geeft aan dat ze de natuur heeft laten beslissen door geen voorbehoedsmiddelen te gebruiken. Een ander meisje geeft aan dat ze nooit een abortus zou laten uitvoeren omdat je je verantwoordelijkheid moet dragen bij onveilig vrijen. Een ander meisje wilde zwanger worden om haar verdriet over de abortus te compenseren. Attitude ten aanzien van zwangerschap Hierbij komen een aantal zaken aan bod. Zo vinden de meisjes dat de leeftijd om moeder te worden geen rol speelt. De meisjes geven aan dat hun eigen moeder ook gefaald heeft door bijvoorbeeld geen tijd te hebben voor hun kinderen, door alcoholmisbruik,… Twee meisjes vertellen dat school voor hen geen hinderpaal vormt om kinderen op te voeden aangezien je later ook moet werken. Mensen vinden door dergelijke redeneringen altijd wel zaken waardoor kinderen niet in hun leven passen. Een ander aspect is de band die je met je kindje moet opbouwen. De meisjes hechten hier enorm veel belang aan, vooral omdat ze deze band nooit echt gekend hebben met hun eigen moeder. Het meisje dat zwanger is ziet zichzelf als een schattige mama. Ze wil er nog niet teveel mee bezig zijn, maar ze gelooft haar klasgenoten als die zeggen dat ze een echt mama figuur is. “Ik had altijd al een hele jonge mama willen zijn. Ik wilde graag rond mijn 15, 16, 17 een kindje. Dat was dan wel effectief zo geweest want ik was 15 jaar toen ik de eerste keer zwanger werd. Dat gevoel begon al van op mijn twaalf jaar. Dan ben ik echt over kinderen beginnen nadenken. Ik weet dat het vrij vroeg was, maar het was zo. Ik had dit alleen maar verteld aan mijn dagboek. Mijn mama of mijn papa zouden mij gek verklaard hebben. Ik had het wel aan mijn partner verteld dat ik jong mama wilde worden, en hij had ook direct gezegd dat hij jong papa wilde worden. Dan zei ik dat we de kans moesten grijpen in de toekomst, als we al iets langer samen zouden zijn. Maar het lot had daar blijkbaar anders over beslist.”(17 jaar, 5 maanden zwanger)
De meisjes die ondertussen al moeder zijn vinden het opvoeden van een kindje toch zwaarder dan verwacht. Er kruipt heel veel tijd in maar dit vinden ze niet erg. Ze merken allebei dat hun beeld van moeder zijn veel meer volwassen is dan dat van vroeger. Ze voelen van zichzelf dat
3 Resultaten
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
41
ze veranderd zijn door moeder te worden. Eén meisje geeft aan dat ze momenteel in verwachting is van een tweede kindje. (Eerdere) ervaringen met jonge kinderen Het meisje dat op het moment van het interview zwanger is, heeft een abortuservaring achter de rug. Ze zegt dat dit voor haar een trauma is en dat ze het hier nog steeds heel moeilijk mee heeft. Ze wilde onmiddellijk opnieuw zwanger worden en haar partner volgde haar hierin. Zij heeft ook nog twee kleine broertjes waar ze vaak mee omgaat. Een ander meisje had nog een kleine zus thuis. Ze geeft aan dat ze hier altijd voor gezorgd heeft en dat ze eigenlijk een soort mamafiguur voor haar zusje was. Eén meisje gaf aan dat ze terug zwanger was van een tweede kindje. Ze had hier samen met haar partner voor gekozen. Steun De meisjes ontvangen weinig steun uit hun familie. Twee meisjes hebben het pas verteld aan hun ouders toen ze minstens drie maanden samen waren. Op die manier konden ze duidelijk maken dat ze gekozen hadden om het kindje te houden. Het andere meisje kon niet wachten om het te vertellen. Ze heeft wel steeds heel duidelijk aangegeven dat het hun keuze was om het kindje te houden. Ze heeft nooit gezegd dat hun zwangerschap gepland was. De relatie met de moeder is bij geen enkel meisje goed, waardoor er maar weinig onderling contact is. De weinige contacten verlopen meestal heel oppervlakkig. Van die hoek moeten ze meestal geen steun verwachten. Twee meisjes kunnen wel terecht bij hun vader, de andere meisjes bij hun schoonouders. Over haar eigen vader vertelt ze het volgende: “In die periode was mijn vader er achter gekomen dat ik zwanger was, ook al had ik geen contact meer met hem. Hij heeft mijn vriend vervolgens aangeklaagd wegens seks met minderjarigen. Mijn vriend kreeg uiteindelijk een voorwaardelijke straf maar de ‘misdaad’ is niet op zijn strafblad gekomen. Mijn vader is nadien één keer aan de deur geweest om mijn zoontje te kunnen zien maar ik heb hem gewoon weggestuurd. In de periode dat we naar de instelling moesten zijn we aan mijn vader gaan vragen of we niet bij hem mochten komen wonen. Hij ging dit met zijn advocaat bespreken maar uiteindelijk waren we daar niet welkom.” (18 jaar, dochter 20 maanden, zwanger voor 2de kindje) Dit laatste meisje zegt zelf geen uitgebreide vriendengroep te hebben. Ze is op dat vlak vrij asociaal. Ze wijt dit zelf aan het feit dat ze veel met haar tweelingbroer optrok, waardoor er
3 Resultaten
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
42
weinig tijd was voor andere leeftijdsgenoten. De andere twee meisjes hebben wel een heleboel vrienden. Hun beste vriendinnen waren ook de enigen die wisten dat ze probeerden zwanger te geraken. Zij hebben hen in die keuze ook gesteund en waren enorm blij met het nieuws van de zwangerschap. Deze meisjes komen ook geregeld langs om te horen hoe het gaat.
3.4 Vergelijking tussen de drie groepen In dit deel wordt in een kort overzicht een vergelijking gemaakt tussen de drie groepen meisjes die werden besproken. Hierbij wordt gezocht naar gelijkenissen en verschillen. 3.4.1 Achtergronden Gezinsklimaat Wat opvalt is dat de meeste meisjes uit gebroken gezinnen komen. Enkel in de groep waar de zwangerschap gewenst maar ongepland was, zijn er enkele meisjes waarbij de ouders nog samen zijn. Er zijn in alle groepen meisjes die aangeven dat ze geen goede band hebben met (één van) hun ouders. In de groep meisjes die gepland zwanger werden, blijkt dat er niemand vertelt over een goede band met de moeder. De redenen over een minder goede band zijn divers maar verschillen niet naargelang de groepen. Relationele en seksuele carrière De leeftijd waarop de meisjes een eerste maal seks hebben verschilt tussen de groepen. De meisjes die ongewenst zwanger werden waren allemaal jonger of gelijk aan vijftien jaar, in de tweede groep varieert de leeftijd tussen elf en zeventien jaar en in de groep van geplande zwangerschappen zijn de meisjes minstens vijftien jaar oud. In de eerste en derde groep was deze eerste keer bij twee meisjes op drie met de vader van hun kind. Opvallend is dat in de groep van meisjes die ongepland maar gewenst zwanger werden maar twee meisjes op tien de eerste keer seks hadden met de vader van hun kind. In deze groep blijken de meisjes veel meer bedpartners hebben gehad dan de andere meisjes. Dit kon zijn buiten een relatie (n = 4) of binnen een relatie die langer duurde dan zes maanden (n = 6). In de andere groepen is er maar één meisje dat aangeeft dat ze seks heeft gehad buiten een relatie.
3 Resultaten
43
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
Anticonceptiegebruik In alle drie de groepen zijn er meisjes die onveilig gevreeën hebben. In de groep meisjes die ongewenst zwanger waren, was er maar één meisje dat consequent een condoom gebruikte. Er was geen enkel meisje dat de pil nam. De helft van de tweede groep meisjes hebben altijd voorbehoedsmiddelen gebruikt. Toch is bij hen meestal een duidelijke oorzaak gevonden van de zwangerschap namelijk verkeerd afbouwen van de pil, gebruik van de pil bij ziekte en een te lichte pil. De andere helft gaf toe niet consequent voorbehoedsmiddelen te gebruiken. Ze hebben soms onveilig gevreeën. Van de meisjes die gepland zwanger werden, is er maar één meisje dat ooit voorbehoedsmiddelen gebruikt heeft uit eigen wil. De anderen hebben nooit veilig gevreeën, hoewel er toch bij één meisje een spiraaltje werd geplaatst na een abortus. Ze heeft deze nadien laten wegnemen. De
meisjes
geven
verschillende
redenen
aan
voor
het
niet
gebruiken
van
voorbehoedsmiddelen. Enkel in de groep van de geplande zwangerschap kwam de reden om zwanger te worden naar voor. Toch blijken er in de tweede groep ook enkele meisjes die het niet erg zouden gevonden hebben om zwanger te worden. Binnen alle groepen zijn er meisjes die ooit risicovol seksueel gedrag vertoond hebben ten aanzien van soa. Er zijn ook steeds meisjes die zich voordien laten testen hebben of waar ze wisten dat ze beiden nog nooit seks hadden gehad (zonder condoom). Partner De meisjes die gepland zwanger werden zijn allemaal nog samen met de vader van het kind, dit in tegenstelling tot de meisjes in de andere twee groepen. Bij de meisjes met een ongewenste zwangerschap is er maar één meisje (op drie) nog samen met de partner, in de andere groep zijn er nog zes meisjes (op tien) samen. Van alle meisjes die uit elkaar zijn, hebben er maar twee nog een goed contact met de vader van het kind. Bij hen was de zwangerschap ongepland maar gewenst. 3.4.2 Beweegredenen Besluitvorming Opvallend is dat geen enkel meisje aangeeft dat de ouders invloed hebben gehad op de beslissing om het kindje te houden of niet. Er is wel één meisje dat vroeger gedwongen werd om een abortus uit te voeren. Van de meisjes die gepland zwanger werden zijn er twee meisjes (van de drie) die dit bewust pas vertelden toen ze minstens drie maanden zwanger
3 Resultaten
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
44
waren. Ze deden dit zodat hun ouders hen niet meer konden dwingen om het kindje te laten wegnemen. Zij hebben de beslissing om zwanger te worden wel samen genomen met hun partner. In de groep van meisjes die ongepland maar gewenst zwanger waren, heeft de helft de partner mee laten beslissen over het behouden van het kindje of niet, terwijl de andere helft vond dat ze zelf die keuze moesten maken. De meisjes die ongewenst zwanger waren hadden geen keuze meer gehad, omdat ze allemaal langer dan zes maanden zwanger waren voor ze het ontdekten. Toch zou geen enkele partner inspraak gehad hebben in de besluitvorming. Wat nog opvalt is dat er in elke groep wel enkele meisjes zitten die absoluut tegen abortus zijn. Zij zouden hiervoor nooit kunnen kiezen, onafhankelijk van de omstandigheden waarin ze zwanger geworden zijn. Deze principiële keuze tegen abortus wordt niet enkel genomen op basis van religieuze overtuigingen. Het gevoel dat er een vruchtje in de buik groeit en het idee dat er een kindje vermoord wordt, spelen hierbij eveneens een rol. Attitude ten aanzien van zwangerschap De meisjes die ongewenst zwanger werden, hadden voordien nooit een echte kinderwens gehad. Twee van de drie hadden wel al eens gefantaseerd hoe het later zou zijn met kinderen. In de groep van de ongeplande maar gewenste kindjes waren er zeven meisjes die wel eens fantaseerden over later. Eén meisje wilde absoluut geen kinderen voor haar zwangerschap, maar twee meisjes hadden vroeger ooit al een reële kinderwens. Toen hadden ze het niet erg gevonden om zwanger te worden. Dit idee komt ook naar voor bij alle meisjes die gewenst zwanger werden. Ze hadden voordien al een kinderwens gehad. Enkele meisjes, uit verschillende groepen, geven aan dat het kindje hun leven verbeterd heeft en dat ze gelukkiger geworden zijn. (Eerdere) ervaringen met jonge kinderen De meisjes die ongewenst zwanger werden, hebben voor hun zwangerschap weinig ervaring met jonge kinderen of jonge moeders in hun omgeving. Na hun zwangerschap bleken ze plots allemaal geconfronteerd te worden met andere jonge moeders zoals een klasgenoot of een zus. De andere twee groepen meisjes kenden wel veel meer jonge kinderen of moeders in hun omgeving. Zo hebben ze zwangere klasgenoten, jonge moeders, kleine broers of zussen of een abortuservaring. In beide groepen was er een meisje dat zwanger was of bevallen was van een tweede kindje. In het eerste geval weer bewust, in het tweede geval weer ongepland maar gewenst. De meisjes in deze groepen zagen geen toename van het aantal jonge moeders in hun omgeving.
3 Resultaten
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
45
Steun De meisjes die ongewenst zwanger waren geven aan dat ze wel heel wat vrienden hebben. Toch is er maar één meisje (op drie) dat veel belang heeft gehecht aan de steun die ze van hen ontving bij de zwangerschap en opvoeding. Ditzelfde meisje vond de steun van de ouders ook heel belangrijk. De anderen hadden steun van de begeleiders van een CIG. De meisjes die ongepland maar gewenst zwanger werden vonden de steun van anderen wel belangrijk. Deze steun kwam van een CIG, ouders en vrienden. Maar twee meisjes (op tien) geven aan dat ze het zonder die steun zouden redden. De meisjes die bewust zwanger werden ontvangen weinig steun van hun gezin van herkomst. Twee meisjes geven wel aan dat ze zich enorm gesteund voelen door hun beste vriendinnen, zowel in de keuze om zwanger te worden als bij de opvang van hun kind.
4 Discussie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
46
4 DISCUSSIE In dit onderzoek staan er twee grote thema’s centraal namelijk (1) de achtergronden van tienermoeders en (2) de beweegredenen om jong moeder te worden. In dit hoofdstuk zal in de eerste plaats het Belgisch juridisch kader kort in verband gebracht worden met de resultaten. Verder wordt er nagegaan hoe de onderzoeksresultaten kunnen gerelateerd worden aan de internationale literatuur. Deze bevindingen zullen worden aangevuld met eigen kritische reflecties. Tot slot worden de tekortkomingen en de kwaliteiten van dit onderzoek aangehaald en worden er voorstellen voor vervolgonderzoek geformuleerd.
4.1 Analyse van de resultaten Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat het moeilijk is om de achtergronden van tienermoeders en hun beweegredenen van elkaar te onderscheiden. Het lijkt er sterk op dat er verschillende verbanden tussen deze twee aspecten kunnen gevonden worden. Om deze reden zullen deze twee onderzoeksvragen elkaar overlappen in deze discussie. De thema’s die aan bod komen zijn gebroken gezinssituaties en parentificatie, een tweede tienerzwangerschap, jonge allochtone moeders en tienermoeders als rolmodel. Van hieruit worden vervolgens aanbevelingen voor de praktijk geformuleerd. 4.1.1 Gebroken gezinssituaties en parentificatie De resultaten uit deze scriptie tonen aan dat de meisjes, zoals bleek uit de literatuurstudie, vaak in een moeilijke gezinssituatie verkeren. Het bevestigt de stelling van Moore & ChaseLansdale (2001) dat meisjes uit gebroken gezinnen meer kans lopen om vroeger zwanger te worden dan andere meisjes. Dit geldt eveneens voor meisjes waarbij de relaties binnen het gezin verstoord zijn. Aangezien deze aspecten vrij duidelijk uit de resultaten in dit onderzoek naar voor komen, wordt er gezocht naar mogelijke verklaringen voor een eventueel verband tussen moeilijke gezinssituaties en tienerzwangerschappen. Parentificatie Parentificatie betekent dat de rollen tussen ouders en kinderen worden omgekeerd. Het kind moet meer zorg hebben voor de ouder dan de ouder heeft voor het kind (Michielsen, Steenackers & van Mulligen, 1998, in Michielsen, Van Mulligen & Hermkens, 1998). Uit de literatuur blijkt er een verband te bestaan tussen ouders die scheiden en parentificatie van hun
4 Discussie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
47
kinderen. Jurkovic, Jessee & Goglia (1991) spreken hierbij over instrumentele en expressieve verantwoordelijkheden die door kinderen worden opgenomen. Instrumentele verantwoordelijkheden Instrumentele verantwoordelijkheden verwijzen naar het fysieke welzijn van het gezin zoals helpen in het huishouden, zorgen voor siblings en het gezin voorzien van een (extra) inkomen (Jurkovic et al., 1991). In het huidig onderzoek zijn er verschillende meisjes die aangaven dat ze vaak meer werk hadden in het huishouden dan hun klasgenoten. Een meisje vertelt hierover het volgende: “Als er thuis iets kapot was of zo, dan kreeg ik daar altijd de schuld van. Ik probeerde zo goed mogelijk mijn best te doen, maar ik kreeg alle taken op mij geschoven: afwassen, strijken, kuisen,… terwijl mijn stiefbroers eigenlijk bijna niets moesten doen.” (17 jaar, dochtertje 3 maanden) Dit is een duidelijk voorbeeld van destructieve parentificatie, zoals beschreven door Michielsen et al. (1998). Bij de huishoudelijke taken was er geen sprake van erkenning en steun voor de zaken die het meisje uitvoerde. Wat verder opvalt is dat er meisjes zijn die voor jongere (stief)broertjes of zusjes hebben moeten zorgen. Er zijn zelfs meisjes die zich als een tweede moeder beschouwden voor hun kleinere zus of broer: “Ik heb zelf mijn zus mee opgevoed die tien jaar jonger is dan mij. Mijn mama was gaan werken en ze keek er niet naar om, dus ik ben eigenlijk wat de tweede mama van mijn zus. Ik ben er altijd al gek op geweest. Ook al zijn ze nog zo klein, je krijgt er heel veel van terug.” (21 jaar, dochterje 12 maanden) Expressieve verantwoordelijkheden De expressieve verantwoordelijkheden omvatten het feit dat de kinderen aan de socioemotionele noden van hun ouders moeten voldoen zoals bijvoorbeeld tussenkomen in conflicten tussen ouders en een vertrouwenspersoon zijn van een depressieve ouder. Uit de resultaten van het huidig onderzoek komt naar voor dat enkele meisjes deze verantwoordelijkheid al moesten dragen. Zo hadden enkele meisjes een depressieve moeder, een moeder met alcoholmisbruik of moesten ze liegen tegen hun ouders in opdracht van de grootouders. De scheiding van de ouders zorgt in vele gevallen vaak voor een gestresseerde moeder die druk bezet is in de eerste maanden na de scheiding. Hierbij is ze minder
4 Discussie
48
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
communicatief, ondersteunend en is ze meer straffend ten aanzien van haar kinderen (Hetterington, 1992b, in Cox & Paisley, 1997).
Bij ouders met alcoholmisbruik is parentificatie ook zeer typerend voor de kinderen. Ouders die drinken nemen vaak onvoldoende hun ouderrol op door hun misbruik, maar soms ook door andere factoren zoals mentale ziekte en fysieke beperkingen (Jurkovic, 1997). Wanneer ouders drinken en kinderen voelen zich angstig en hulpeloos, zullen zij vaak gedeeltelijk de ouderrol overnemen om zo een beetje meer controle te verwerven over de gezinssituatie (Burnett, Jones, Bliwise & Ross, 2006). In het huidig onderzoek was er één meisje dat duidelijk aangaf dat haar moeder een alcoholprobleem had. Zij gaf aan dat haar moeder zeer vroeg is beginnen drinken en dat ze weinig voor haar eigen kinderen kon zorgen. Dit meisje heeft samen met haar tweelingbroer vaak voor zichzelf moeten instaan. Parentificatie en tienerzwangerschappen Momenteel is er in de internationale literatuur geen duidelijk verband te vinden tussen parentificatie en tienerzwangerschappen. Hudson en Ineichen (1991) geven aan dat meisjes vaak het gevoel hebben dat wanneer je moeder wordt, je de status van een vrouw krijgt. Door deze status zouden ze zich meer gerespecteerd voelen. Bij destructieve parentificatie is het net dat respect en erkenning dat kinderen missen voor het werk dat ze doen. Zou het kunnen dat meisjes jong moeder willen worden om net die erkenning te krijgen uit hun omgeving? Uit een Amerikaans onderzoek Godsall, Jurkovic, Emshoff, Anderson en Stanwyck (2004) wordt geconcludeerd dat parentificatie een duidelijke invloed uitoefent op een verminderd zelfconcept
bij
kinderen.
Bovendien
blijkt
er
een
verband
te
bestaan
tussen
tienerzwangerschappen en het lager zelfbeeld van deze meisjes (Musick, 1993, in Sims & Luster, 2002). Misschien kan in deze context een link worden gevonden van de invloed van parentificatie op de beslissing tot een tienerzwangerschap (Zie Figuur 3). Slechte ouderkind relatie
Beslissing tot Zelfconcept
Scheiding ouders
zwangerschap
Parentificatie
Figuur 3: Overzicht van mogelijke rol van een scheiding van ouders op de beslissing tot zwangerschap.
4 Discussie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
49
Uit de resultaten van het huidig onderzoek blijken verschillende meisjes in situaties te zitten waarin parentificatie een rol kan gespeeld hebben. Vanuit deze achtergrond kunnen er mogelijks enkele beweegredenen om jong moeder te worden verklaard worden. De vijf meisjes in het huidig onderzoek die ooit een kinderwens hadden op jongere leeftijd, kwamen allemaal uit een gebroken gezin en geven een slechte band aan met minstens één van hun ouders. Als hun verhalen nauwer bekeken worden, geven deze meisjes allemaal wel ergens aan dat ze ooit een ouderrol -instrumenteel of expressief- hebben moeten overnemen. Sommigen van hen gaven ook aan dat ze zich meer volwassen voelden dan leeftijdsgenoten en dat ze vaak rijper waren op verschillende leefgebieden. De redenen die zij aangeven om moeder te worden kunnen in deze context begrepen worden: leeftijd speelt geen rol want de eigen moeder heeft ook om verschillende redenen gefaald, een band (die de meisjes zelf niet hadden met hun eigen moeder) willen opbouwen met een kindje, zich klaar voelen voor een kind en/of een gezin nastreven met de huidige partner. De meisjes willen een eigen leven starten waarbij hun ouderrol erkend wordt. De huidige situatie met het eigen kindje wordt gezien als een beter leven waarbij de meisjes zich veel gelukkiger voelen. Ze willen het voor hun kind beter doen dan hun eigen thuissituatie. Dit gegeven stelt dat Frost en Oslak (1999), Lee et al. (2005) en Cater en Coleman (2006) gelijk hebben wanneer ze beweren dat een kind een mogelijke vluchtroute of uitweg kan zijn van het leefpatroon van hun ouders.
In de beslissing om het kindje te houden of niet, gaf geen enkel meisje aan dat de ouders hierbij een rol speelden. Dit is een duidelijke tegenstelling met dat wat in het Nederlands onderzoek van van Berlo et al. (2005) naar voor komt. Daar blijkt de rol van de partner minder groot te zijn dan die van de ouders. Toch is er sprake van een subtiele invloed wanneer de ouders zeggen dat ze hun dochter zullen blijven steunen, eender welke beslissing ze neemt. Hier moet wel bij vermeld worden dat in het onderzoek van van Berlo et al. (2005) ook meisjes geïnterviewd werden die abortus gepleegd hadden, waarbij hun ouders hen hiervoor steunden. In het huidig onderzoek is er één meisje dat vroeger gedwongen werd door haar ouders om een abortus uit te voeren. De minimale invloed van ouders kan misschien verklaard worden door de minder goede band die de meisjes hebben met hun ouders. Zij voelden zich vaak volwassen genoeg om zelf de beslissing te nemen. Sommige meisjes konden niet anders dan het kindje houden omdat ze al meer dan drie maanden zwanger waren voor ze het ontdekten. Anderen hebben dit bewust verzwegen tot ze zelf de beslissing gemaakt hadden. Nochtans zegt de Belgische wetgeving dat meisjes autonoom kunnen beslissen over een al dan niet uitvoeren van een abortus (Zie 1.2 Juridisch kader). Het meisje
4 Discussie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
50
dat door haar ouders gedwongen werd tot abortus geeft zelf aan dat ze niet helder kon nadenken door medicatie. Bovendien zouden haar ouders gedurende de verplichte wachttijd van zes dagen na het eerste gesprek in de abortuskliniek op haar hebben ingepraat. Het autonoom beslissen rond abortus kan dus wel gestuurd worden door de ouders. Starrels en Holm (2000) gaven aan dat de familiale invloeden groter zijn dan die van de vrienden. Ook deze stelling wordt niet door de meisjes in dit onderzoek bevestigd en klopt enkel wanneer er een goede band is tussen de meisjes en hun ouders. De minimale rol voor sommige ouders kan misschien in verband gebracht worden met de parentificatie, de ouderrol die de meisjes vroeger zelf moesten uitvoeren. Door deze verantwoordelijkheden achten ze zichzelf misschien in staat om deze beslissingen te nemen, vaak zonder na te denken over de (financiële) gevolgen.
Naast de rol van ouders in de beslissing om het kindje al dan niet te houden, kunnen ze eveneens meisjes steunen bij de zwangerschap en de opvoeding van het kindje. De meisjes die een goede band hadden met hun ouders voelden zich tijdens deze periode door hen ondersteund. De meisjes die gewenst maar ongepland zwanger waren, vonden eveneens dat deze hulp van de ouders heel belangrijk was. Sommige meisjes die hun zwangerschap gepland hadden, wisten dat ze geen hulp van hun gezin van herkomst moesten verwachten. Ze voelden wel vaak steun van hun partner en/of van een goede vriendin. De meisjes die aangeven dat ze het zonder hun familie en vrienden wel zouden kunnen redden, hebben misschien vroeger reeds belangrijke verantwoordelijkheden moeten dragen. Parentificatie kan in deze situatie eveneens een rol spelen. Nochtans blijkt uit literatuur dat sociale steun een belangrijke beschermende factor kan zijn voor de zwangere tiener. Er zou volgens verschillende studies een verband zijn tussen sociale steun en een daling van externe en interne gedragsproblemen bij de zwangere meisjes en jonge moeders (Sieger & Rink, 2007; Barnet, Joffe, Duggan, Wilson & Repke,1996). Verder blijkt dat sociale steun een belangrijke factor is bij het volhouden van borstvoeding. Dit omvat volgens de meisjes zelf informatie, hulp, emotionele steun vanuit verschillende informele kanalen zoals bijvoorbeeld partner, ouders, vrienden maar eveneens vanuit formele netwerken zoals artsen en hulpprogramma’s voor tienermoeders (Nelsi & Sethi, 2005). Ten slotte leidt steun van ouders en partner eveneens tot het afwerken van de schoolcarrière en het zoeken naar werk (Furstenberg et al., 1987 in Logsdon & Koniak-Griffing, 2005; Roye & Balk, 1997)
4 Discussie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
51
In de beslissing tot een zwangerschap is parentificatie niet de enige factor die van invloed is op de beslissing om een zwangerschap uit te dragen (Zie Figuur 2). Zo blijkt uit het onderzoek van Jurkovic, Thirkield en Morrell (2001) dat bij 50% van de participanten waarvan de ouders gescheiden waren, er geen duidelijke aanwijzing was om te geloven in een destructieve parentificatie bij de kinderen. Hierbij is het dus belangrijk om mee te nemen dat individuele, familiale en extrafamiliale aspecten beschermende factoren kunnen zijn voor een destructieve vorm van parentificatie bij kinderen van gescheiden ouders. De meisjes in het huidig onderzoek die ongewenst zwanger werden, hebben nooit een duidelijke kinderwens gehad. Toch blijken enkelen van hen ook uit een heel moeilijke gezinssituatie te komen. 4.1.2 Tweede zwangerschap Drie meisjes waren op het moment van het interview voor de tweede keer zwanger of hadden al een tweede kindje. Er zijn drie duidelijke verschillen te merken in hun verhalen. Zij waren respectievelijk 17, 18 en 19 jaar bij hun tweede zwangerschap. De twee jongste meisjes hadden een geplande zwangerschap, het oudste meisje werd een tweede maal ongepland zwanger.
De meeste literatuur focust zich op het risico dat meisjes tienermoeder worden (een eerste zwangerschap), er is minder geschreven over welke meisjes na een eerste zwangerschap meer risico lopen om weer zwanger te worden. Het is opvallend dat de meisjes in het huidig onderzoek nog vrij jong waren bij hun tweede zwangerschap. Dit kan de stelling van Rigsby, Macones en Driscoll (1998) bevestigen dat meisjes die op jongere leeftijd hun eerste zwangerschap hebben, meer kans hebben om snel een tweede keer zwanger te worden. Meisjes die door een eerste zwangerschap minder naar school konden, geven aan dat hun gezin belangrijker werd dan hun schoolcarrière (Stevens-Simon, Dolgan, Kelly & Singer, 1997). In dit onderzoek bleken twee meisjes er bewust voor gekozen te hebben om een tweede keer zwanger te worden. Opvallend hierbij is dat één meisje net gestart was met universitaire studies. Ze gaf wel aan dat voor haar school en werk evenwaardig zijn en mensen altijd wel redenen kunnen verzinnen om niet klaar te zijn om een kindje te krijgen. Het andere meisje volgde nog middelbaar onderwijs en studeerde kinderverzorging. Haar ouders geloofden niet dat ze haar school zou afwerken na de geboorte van haar kindje. Bij dit meisje zou het gezin waarschijnlijk primeren op de school, aangezien haar vriend ook op zijn achttiende verjaardag besliste om te gaan werken. De drijfveer daarvoor was zorgen voor financiële middelen voor de baby en het gezin.
4 Discussie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
52
Net zoals het geval is voor een eerste zwangerschap is er een gebrek aan sociale steun van het gezin van herkomst (Stevens-Simon, Kelly & Singer, 1996). Dit aspect kan bevestigd worden door deze studie aangezien de twee meisjes die bewust gekozen hebben voor een tweede kind, geen goede band hadden met hun eigen ouders. Het meisje dat ongepland zwanger werd, gaf zelf duidelijk aan dat haar ouders haar steeds blijven steunen zijn. Ze kon bij hen altijd terecht wanneer het nodig zou zijn. Een van de meisjes koos opnieuw om zwanger te worden, nadat ze onder dwang van haar ouders een abortus had laten uitvoeren. Een onvoltooid verwerkingsproces van een abortus kan resulteren in een troostzwangerschap, wat bij dit meisje waarschijnlijk ook het geval was (De Wilde, 2007). Ze heeft korte tijd na de abortus haar spiraaltje laten verwijderen, omdat ze snel opnieuw zwanger wilde worden. Haar eerste ongeplande zwangerschap resulteert dus een jaar later in een geplande zwangerschap. Wijsen en van Lee (2006) concluderen uit hun onderzoek dat sommige meisjes eerdere ervaringen willen compenseren. Het meisje in het huidig onderzoek had haar eerste zwangerschap niet als ongewenst beschouwd. De kans op nieuwe zwangerschap is dan zeer groot (Rigsby et al. 1998).
Het meisje dat een tweede maal ongepland zwanger geraakte, gaf aan dat ze steeds een condoom had gebruikt net zoals bij de eerste zwangerschap. Misschien kunnen we hieruit concluderen dat er toch sprake is van verkeerd gebruik en een gebrek aan kennis van voorbehoedsmiddelen, ondanks het feit dat onderzoeken laten blijken dat dit zelden een oorzaak is van een zwangerschap (Stevens-Simon et al., 1996; Templeman et al., 2000). Nochtans zijn er nóg meisjes in het huidig onderzoek die op een onveilige manier seks hadden, terwijl ze het gevoel hadden niet zwanger te kunnen worden. Een verminderde werking van de pil na braken en gebruik van antibiotica, afbouwen van de pil op eigen initiatief, geen voortdurend gebruik omdat de idee leeft dat ze maar gedurende één week van de maand zwanger kunnen worden,… wijst er op dat sommige meisjes toch vrij naïef met anticonceptiemiddelen omspringen. Deze benadering in combinatie met de gedachte dat een ongelukje bij hen niet snel zou gebeuren heeft er toe geleid dat sommige meisjes wel meermaals onveilig hebben gevreeën. De kennis van en het inzicht in anticonceptiegebruik van jonge meisjes mag dus niet overschat worden. Het lijkt of meisjes vaak veel informatie halen bij vriendinnen en uit de media, maar blijkbaar zijn ze niet van alle details op de hoogte.
Enkele meisjes gebruiken niet altijd voorbehoedsmiddelen omdat ze dit niet aangenaam vinden. Een condoom zou onromantisch zijn en storend. Een pil zou het libido verlagen en
4 Discussie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
53
zorgt voor onaangename bijwerkingen. In het onderzoek van Stevens-Simon et al. (1996) blijkt maar 5,5% van de meisjes om die redenen geen voorbehoedsmiddelen te gebruiken, maar in dit onderzoek ligt dit cijfer duidelijk hoger. Dit cijfer moet uiteraard onmiddellijk gerelativeerd worden door het klein aantal participanten. Eén reden van het lage cijfer in het onderzoek van Stevens-Simon et al. (1996) is dat er enkel de meisjes zijn genoemd die geen enkel voorbehoedsmiddel meer gebruikten, terwijl in het huidig onderzoek de meisjes meestal wel de pil gebruikten. Er is maar één meisje (op zestien) dat geen voorbehoedsmiddelen gebruikte voor de negatieve gevolgen ervan. Een andere reden waarom sommige meisjes ongepland zwanger werden is omdat ze niet over gevolgen van onveilig vrijen nadachten. Ze achtten de kans heel klein dat ze zwanger zouden worden. In dit onderzoek worden de conclusies van de studies van Stevens-Simon et al. (1996) en Breheny en Stephens (2004) op dat vlak dus bevestigd. 4.1.3 Allochtone tienermoeders Van Enk et al. (2000) gaven in een Nederlands onderzoek aan dat tienerzwangerschappen vaker voorkomen bij allochtone meisjes en dat culturele en religieuze invloeden een rol spelen bij het gebruik van voorbehoedsmiddelen en in de keuze voor een kind. In het huidig onderzoek was er één allochtoon meisje. Ze was van Afrikaanse afkomst. Haar thuissituatie was bijna niet te vergelijken met die van de andere participanten. Zij bleek na een gewone controle bij de gynaecoloog al zes maanden (ongewenst) zwanger en durfde dit thuis niet te vertellen. Ze had ook nooit achter voorbehoedsmiddelen durven vragen omdat seks voor het huwelijk niet toegelaten is in haar cultuur. In Afrikaanse families is het zeker niet vanzelfsprekend om open over seksualiteit te praten omdat het onrespectvol is ten aanzien van de ouders (Amuyunzu-Myampongo et al., 2005). Het meisje geeft in het interview aan dat ze de pil niet durfde te vragen aan haar moeder. Een andere doorslaggevende factor voor het niet gebruiken van voorbehoedsmiddelen kan het respect voor de positie van de man zijn in haar cultuur, aangezien ze de jongen volgde om geen condoom te gebruiken. Amuyunzu-Myampongo et al. (2005) geeft aan dat ouderschap vaak het hoogste goed is in het leven van veel Afrikaanse families, maar dan wel altijd binnen het huwelijk. Wanneer je getrouwd bent, dien je zo snel mogelijk aan kinderen te beginnen. Tienerzwangerschappen (voor het huwelijk) zijn in de Afrikaanse gemeenschap dus zeer ongewenst. Voor haar familie was een zwangerschap een schande en een maatschappelijk probleem. Op grond van religieuze redenen zijn deze gezinnen eveneens vaak tegen een abortus (Wijsen & Van Lee,
4 Discussie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
54
2006). Abortus werd ook door de omgeving van dit meisje ervaren als moord en zou onaanvaardbaar zijn. De jongere zus van dit meisje werd enkele maanden nadien ook zwanger buiten een huwelijk. Toch werd haar zwangerschap meer aanvaard door de familie omdat de vader dezelfde religieuze overtuiging had en omdat de zwangerschap uit een stabiele relatie voortkwam. Dit koppel woont ondertussen al samen en iedereen merkt wel dat het goed zit. Bij het geïnterviewde meisje bleek de vader een gewone Belgische vriend en was er geen sprake van een echte relatie. Het gezinsideaal komt hier sterk naar voor. Het gezin van herkomst bleek toch iets flexibeler met de traditionele regels om te gaan, wat misschien kan verklaard worden door het jarenlange verblijf in België, een Westerse cultuur. Dit gezin ervoer misschien de dubbele culturele achtergrond die Wijsen en van Lee (2006) aangaven. Naast de Afrikaanse cultuur (vooral Congolezen) zijn er in België uiteraard nog andere bevolkingsgroepen.
Uit
een
studie van
het
Centrum
voor Gelijke Kansen
en
racismebestrijding blijkt dat de voornaamste niet-Europese allochtonen komen uit Marokko, Turkije en de Verenigde Staten. Deze laatste cultuur is te vergelijken met onze Westerse cultuur en daar is uiteraard al wat literatuur over besproken. Zoals reeds aangegeven in de literatuurstudie is het bekend dat in de Turkse en Marokkaanse gemeenschap meisjes op het moment van de zwangerschap meestal al getrouwd zijn. Hun leeftijd ligt ook gemiddeld iets hoger bij een tienerzwangerschap. Ze kiezen minder vaak voor abortus, wat kan betekenen dat ze minder ongewenste zwangerschappen hebben. Zij beginnen op jongere leeftijd aan gezinsvorming (Garssen, 2005). 4.1.4 Tienermoeder als rolmodel De meisjes die ongewenst zwanger waren, kenden niet onmiddellijk zwangere meisjes of kleine kinderen in hun nabije omgeving. Wat opviel was dat wanneer zij zwanger bleken, ze elk een jong meisje kenden dat ‘plots’ ook zwanger was. Bij twee meisjes bleek dit een klasgenoot, bij het andere meisje een jongere zus. Deze meisjes kunnen dus als rolmodel gefungeerd hebben en kunnen andere meisjes in hun omgeving geïnspireerd hebben (Whitehead, 2001). Opmerkelijk hierbij is dat de meisjes die gewenst zwanger waren vaak wel meisjes in hun omgeving hadden die zwanger bleken. Wijsen en van Lee (2006) geven in hun Nederlands onderzoek aan dat meisjes het beeld van een zwangere vriendin zeer aantrekkelijk vonden. De meisjes in het huidig onderzoek geven zelf aan dat ze zich niet hadden laten beïnvloeden door het beeld van andere jonge moeders in hun omgeving. Deze conclusies zijn vergelijkbaar met die uit het Brits onderzoek van Arai (2005). De jonge
4 Discussie
55
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
moeders kenden heel vaak verschillende andere tienermoeders in hun omgeving, maar geven aan dat hun gedrag niet beïnvloed werd door hen. Tienermoeders in de omgeving zouden meisjes wel eens een andere kijk kunnen geven op jong moederschap. De meisjes in het huidig onderzoek verklaarden dat vriendinnen vaak aangeven enkel de positieve aspecten te zien van het jong moeder zijn. Ze gaven zelf meestal toe dat het opvoeden van een kind vaak zwaarder is dan ze zich vooraf hadden voorgesteld. Het is dus niet verwonderlijk dat hun vriendinnen hetzelfde rooskleurig beeld hebben. Jonge moeders krijgen op school en in hun familie vaak heel wat aandacht. Het is een ongewone situatie waardoor veel mensen in de omgeving bezorgd reageren. Andere jonge meisjes kunnen deze aandacht als positief percipiëren waardoor er misschien wel een gevoel van jaloezie ontstaat ten aanzien van de tienermoeders. 4.1.5 Aanbevelingen voor de praktijk Seksuele voorlichting
is
en
blijft
een belangrijk
aspect
in
de preventie van
tienerzwangerschappen. Deze voorlichting gaat meestal door in het lager en het middelbaar onderwijs. Er zijn een aantal aspecten die een belangrijke rol kunnen spelen: • De voorlichting moet georganiseerd worden op maat van de jongere. De informatieoverdracht moet aansluiting vinden bij de leefwereld van de jongeren om effectief toegepast te kunnen worden. • Praten over zwangerschap en kinderen blijkt vaak voor te komen onder meisjes. Binnen de lessen komt dit bijna niet aan bod. Misschien kan het van nut zijn om hierover met de leerkracht een klasgesprek te voeren zodat het rooskleurig beeld af en toe gerelativeerd kan worden. Een gesprek met een andere tienermoeder, zoals wordt voorgesteld door het Centrum voor relatievorming en zwangerschapsproblemen (CRZ), kan een invalshoek zijn om over dit thema te praten. • Bij het bespreken van voorbehoedsmiddelen is het belangrijk dat de nadruk gelegd wordt op ‘wat moet/kan ik doen als er iets verkeerd loopt’. Er zou moeten gewerkt worden aan vaardigheden en kennis over waar jongeren terecht kunnen en wat ze kunnen doen bij vragen of problemen. • Geen enkel meisje spreekt over andere voorbehoedsmiddelen dan de pil of het condoom (op één uitzondering na waarbij ze gedwongen werd door de ouders om een spiraal te laten plaatsen). Toch gebeurt het vaak dat meisjes een pil vergeten of dat deze zijn werking verliest wegens ziekte e.d.. Misschien moeten de andere voorbehoedsmiddelen ter preventie van zwangerschap beter voorgesteld worden. Bij
4 Discussie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
56
een doktersconsultatie is het belangrijk dat de verschillende middelen worden voorgesteld en dat jongeren een keuze kunnen maken. Deze keuze zou goed besproken moeten kunnen worden met de huisarts. • Als laatste is het van belang dat er niet enkel de nadruk wordt gelegd op kennis, maar eveneens op communicatie en weerbaarheid. Meisjes moeten met hun partner durven praten over seks en het gebruik van voorbehoedsmiddelen. Dit bleek bij enkele meisjes niet evident.
4.2 Tekortkomingen, kwaliteiten en voorstellen voor verder onderzoek Zoals bij elk onderzoek, bevat deze scriptie een aantal beperkingen waarmee rekening dient gehouden te worden. Eerst en vooral vormt de veralgemeenbaarheid een aandachtspunt. De resultaten en conclusies zijn niet generaliseerbaar naar de hele populatie aangezien de groep participanten klein en niet representatief is. Zo zijn er bijvoorbeeld maar drie meisjes die aangaven dat ze hun zwangerschap gepland hadden. Toch is deze groep een enorm belangrijke bron van informatie geweest voor de beweegredenen om jong moeder te worden, omdat zij hier voor hun zwangerschap ook al mee bezig waren. Ondanks dit gegeven, konden vele andere meisjes ook interessante zaken aanbrengen aangezien de meesten voor de keuze “abortus of niet” hebben gestaan. Een andere belangrijke kanttekening is dat de het onderzoek retrospectief is en dat de meisjes dus moesten terugdenken aan de periode voor en tijdens hun zwangerschap. Doorheen de tijd kunnen hun ervaringen al gekleurd zijn waardoor hun herinneringen verschillend zijn van de werkelijkheid. Hier werd zoveel mogelijk rekening mee gehouden door enkel moeder te bevragen waarvan het kindje maximaal drie jaar oud was. De meeste meisjes hadden zelfs kinderen die jonger waren.
Een belangrijk aspect van dit onderzoek is dat het gevoerd is in Vlaanderen, wat duidelijk een regio is waar nog niet veel studies gedaan werden rond tienerzwangerschappen en tienermoeders. Dit onderzoek vormt dan ook een interessante aanvulling op de internationale studies. Zoals reeds aangehaald is er gekozen voor kwalitatief onderzoek zodat de beleving van de meisjes centraal staat. Bovendien kunnen ze zelf de klemtonen leggen op wat voor hen al dan niet belangrijk is. Het is de bedoeling om vanuit hun verhalen en visies te vertrekken om een antwoord te bieden op de onderzoeksvragen.
4 Discussie
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
57
Op basis van deze kwaliteiten en tekortkomingen worden er een aantal voorstellen tot vervolgonderzoek gedaan. Een onderzoek dat meer participanten omvat zouden deze resultaten kunnen bevestigen, aanpassen of uitbreiden. • Op basis van Figuur 3 (Zie 4.1.1 Gebroken gezinssituaties en parentificatie) kunnen voorstellen naar vervolgonderzoek gedaan worden. Kunnen de verbanden bevestigd worden tussen parentificatie en tienerzwangerschappen? Blijkt een slechte band met een van de ouders inderdaad van invloed te zijn op dit verband en heeft het eveneens een rechtstreekse invloed op de keuze om zwanger te worden? • Om het perspectief te verruimen op dit thema, kan het interessant zijn om de ouders van het meisje aan het woord te laten. Ervaren zij ook die minder goede band met hun dochter? Welke oorzaken zien zij hiervoor? • Verder mogen de tienervaders niet uit het oog verloren worden. Is het werkelijk zo dat zij meestel geen rol spelen bij ongewenste zwangerschappen, maar wel eerder bij zwangerschappen die gewenst zijn? Welke redenen geven zij aan en hoe kunnen deze verklaard worden? • In dit onderzoek werd er maar één allochtoon meisje geïnterviewd. Het blijkt niet eenvoudig om deze doelgroep te bereiken. Toch zijn hun verhalen ook zeer interessant aangezien ze vaak een totaal andere (culturele) achtergrond hebben waardoor er andere factoren kunnen meespelen in het proces van kiezen voor jong moederschap. • Ten slotte blijkt dat er heel weinig geschreven is rond tienerzwangerschap en meisjes met een verstandelijke beperking. Dit viel vooral op wanneer er werd gezocht naar literatuur rond gedragscontrole. Er zijn weinig gegevens te vinden over het feit of tienerzwangerschappen ook vaak bij deze doelgroep voorkomen.
Bronnen
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
58
BRONNEN Afable-Munsuz, A., Speizer, I., Magnus, J., & Kendall, C. (2006). A positive orientation toward early motherhood is associated wist unintended pregnancy among New Orleans youth. Maternal and Child Health Journal, 10, 265-267. Amuyunzu-Myampongo, M., Biddlecom, A.E., Ouedraogo, C., & Woog, V. (2005). Qualitative evidence on adolescents’ view of sexual and reproductive health in sub-Saharan Africa. Occasional Report No. 16, New York: The Alan Guttmacher Institute. Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational behavior and human decision processes, 50, 179-211. Ajzen, I. (2002). Residual effects of past on later behavior: Habituation and reasoned action perspectives. Personality and social psychology review, 6, 107-122. Ajzen, I., & Fishbein, M., (1975). Bayesian analysis of attribution processes. Psychologican bulletin, 82, 261-277. Arai, L. (2007). Peer and neighbourhood influences on teenage pregnancy and fertility: Qualitative findings from research in English communities, Health & Place, 13, 87-98. Barber, J.S. (2001). The intergenerational transmission of age at first birth among married and unmarried men and women. Social Science Research, 30, 219-247. Barnet, B., Joffe, A., Duggan, A.K., Wilson, M.D., & Repke, J.T. (1996). Depressive symptoms, stress, and social support in pregnant and postpartum adolescents. Archives of Pediatric Adolescent Medicine,150, 64-69. Barrett, G. & Wellings, K. (2002). What is a ‘planned’ pregnancy? Empirical data from a British study. Social Science & Medicine, 55, 545-557. Beadnell, B., Wilsdon, A., Wells, E., Morison, D., Gillmore, M.R., & Hoppe, M. (2007). Intrapersonal and Interpersonal Factors Influencing Adolescents' Decisions About Having Sex: A Test of Sufficiency of the Theory of Planned Behavior. Journal of Applied Social Psychology, 37, 2840–2876.
Bronnen
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
59
Bonell, C.P., Strange, V.J., Stephenson, J.M., Oakley, A.R., Copas, A.J., Forrest, S.P., Johnson, A.M., & Black, S. (2003). Effect of social exclusion on the risk of teenage pregnancy: development of hypotheses using baseline data from a randomised trial of sex education. Community Health, 57, 871-876. Boyce, C., & Neale, P. (2006). Conducting in-depth interviews: A guide for designing and conducting in-depth interviews for evaluation input. Pathfinder International Tool Series. Breheny, M., & Stephens, C. (2004). Barriers to effective contraception and strategies for overcoming them among adolescent mothers. Public health nursing, 21, 220-227. Breheny, M., & Stephens, C. (2006) Irreconcible differences: Health professionals’ constructions of adolescence and motherhood, Social science & Medicine, 64, 112-124. Brown, S., & Eisenberg, L. (1995). The best intentions: Unintended Pregnancy and the wellbeing of children and families. Washinton DC: National Academy Press. Brückner, H., Martin, A., & Bearman, P.S. (2004). Ambivalence and Pregnancy: Adolescents’ Attitudes, Contraceptive Use and Pregnancy. Perspectives on Sexual and Reproductive Health, 36, 248-257. Burnett, G., Jones, R., Bliwise, N., & Ross, L.T. (2006). Family unpredictability, parental alcoholism, and the development of parentification, The American Journal of Familiy Therapy, 34, 181-184. Cater, S., & Coleman, L. (2006). 'Planned' Teenage Pregnancy. Perspectives of Young Parents from Disadvantaged Backgrounds. Bristol: Joseph Rowntree Foundation. Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding: Jaarverslag Migratie (2007). Geraadpleegd op 14 mei 2008 op http://www.diversiteit.be/index.php?action=artikel_detail &artikel=33&select_page=23 Condon, J.T., Donovan, J., & Corkindale, J. (2000). Australian adolescents’ attitudes and beliefs concerning pregnancy, childbirth and parenthood: the development, psychometric testing and results of a new scale. Journal of Adolescence, 24, 729-742. Cowley C., & Farley T. (2001). Adolescent Girls’ Attitudes Toward Pregnancy The Importance of Asking What the Boyfriend Wants. Journal of Family Practice, 50, 603-607.
Bronnen
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
60
Cox, M.J., & Paisley, B. (1997). Families as systems. Annual Review of Psychology, 8, 243267. De Wilde, M. (2007). Zwangerschapswens bij tieners. CRZ-uitgave. De Wilde, M. (2008). Onderzoeksnota: Tienerzwangerschappen in België in cijfers van 1996 tot 2005. Tijdschrift voor sociologie, 1, 89- 103. Dittus, P.J., & Jaccard, J. (2000). Adolescents’s perceptions of maternal disapproval of sex: Relationship tot sexual outcomes. Journal of adolescent health, 26, 268-278. East, P.L., & Jacobson, L.J. (2001). The younger siblings of teenage mothers: a follow-up of their pregnancy risk. Developmental Psychology, 37, 254-264. Frost, J.J., & Oslak, S. (1999). Teenagers’ pregnancy intentions and decisions: a study of young women in California choosing to give birth. Occasional Report No. 2. New York: The Alan Guttmacher Institute. Garssen, J. (2005). Helft tienermoeders autochtoon. DEMOS, 21, 49-53. Gerrard, M., & Luus, C.A.E. (1995). Judgements of vulnerability to pregnancy: The role of risk factors and individual differences. Personality Social Psychology Bulletin, 21, 160-171. Godsall, R.E., Jurkovic, G.J., Emshoff, J., Anderson, L., & Stanwyck, D. (2004) Why some kids do well in bad situations: Relation of parental alcohol misuse and parentification to children's self-concept, Substance use & Misuse, 39, 789-809. Hanna, B. (2001). Negioting motherhood: the struggles of teenage mothers, Journal of Advanced Nursing, 34, 456-464. Hertfelt Wahn, E., von Post, I., & Nissen, E. (2005). A description of Swedish midwives’ reflections on their experience of caring for teenage girls during pregnancy and childbirth. Midwifery, 23, 269-278. Hudson, F., & Ineichen, B. (1991). Taking it, lying down: Sexuality and teenage motherhood, Macmillen, Basingstoke. Hughes, K., Cragg, A., & Taylor, C. (1999). Young people’s experiences of relationships, sex and early parenthood: qualitative research. Community Health, 57, 871-876.
Bronnen
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
61
Jaccard, J., Dodge, T., & Dittus, P. (2003). Maternal discussions about pregnancy and adolescents, attitudes toward pregnancy. Journal of Adolescent Health, 33, 84-87. Jacquemyn, Y., Temmerman, M., Martens, G., & Dom, A. (2001) Tienerzwangerschap in Vlaanderen. Tijdschrift voor Geneeskunde, 57, 1077-1082. Janssens, F. (1985). Betrouwbaarheid en validiteit in interpretatief onderzoek. Pedagogisch Tijdschrift, 10, 149-161. Jeugd en seksualiteit vzw (2008). Het dossier “Wet en seksualiteit”: Geraadpleegd op 14 mei 2008
op
http://www.jeugdenseksualiteit.be/m_begeleiders/dossier_wetenseks.pdfTiener
zwangerschappen Jurkovic, G. J. (1997). Lost Childhoods: The Plight of the Parentified Child. Philadelphia: Taylor & Francis. Jurkovic, G.J., Jessee, E.H., & Goglia, L.R. (1991). Treatment of parental children and their families: Conceptual and technical issues. American Journal of Family Therapy, 19, 302-314. Jurkovic, G.J., Thirkield, A., & Morrell, R. (2001) Parentification of Adult Children of Divorce: A Multidimensional Analysis, Journal of Youth and Adolescence, 30, 245-257. Kinsman, S., Romer, D., Furstenberg, F., & Schwartz, D. (1998). Early sexual initiation: The role of peer norms. Pediatrics, 102, 1185 -1192. Liao, T.F. (2003). Mental Health, Teenage Motherhood, and Age at First Birth among British Women in the 1990s. ISER Working Paper 2003-33. Cochester: University of Essex. Lee,E., Clements, S., Ingham, R., & Stone, N. (2004). A matter of choice? Explaining national variation in teenage abortion and motherhood, Southampton, University of Southampton. Logsdon, M.C., & Koniak-Griffing, D. (2005). Social Support in Postpartum Adolescents: Guidelines for Nursing Assessments and Interventions. Journal of Obstetric, Gynecologic, & Neonatal Nursing, 34, 761-768. Merrick, E.N. (1995). Adolescent childbearing as career “choice”: Perspective from an ecological context. Journal of Counseling and Development, 73, 288-295.
Bronnen
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
62
Michielsen, M., Van Mulligen, W., & Hermkens, L. (1998). Leren over leven in loyaliteit: Over contextuele hulpverlening. Leuven: Acco. Montgomery, K.S. (2002). Planned Adolescent Pregnancy: What They Wanted. Journal of Pediatric Health Care, 16, 282-289. Moore, M.R., & Chase-Lansdale, P.L. (2001). Sexual intercourse and pregnancy among African American girls in high poverty neighbourhoods: the role of family and perceived community environment. Journal of Marriage and the Family, 63, 1146-1157. Nationaal Kompas van Volksgezondheid (2006). Geraadpleegd op 8 mei 2008 op http://www.rivm.nl/vtv/object_document/o2700n21015.html
Nelson, A., & Sethi, S. (2005). The Breastfeeding Experiences of Canadian Teenage Mothers. Journal of Obstetric, Gynecologic, & Neonatal Nursing, 34, 615-624. Paukku, M., Quan, J, Darney, P., & Raine, T. (2003). Adolescent’s contraceptive use and pregnancy history: Is there a pattern? Obstetrics & Gynecology, 101, 534-538. Pogarsky, G., Thornberry, T.P., & Lizotte, A.J. (2006). Developmental outcomes for children of young mothers. Journal of Marriage and Family, 68, 332-344. Rigsby, D.C., Macones, G.A., & Driscoll, D.A. (1998). Risk factors for rapid repeat pregnancy among adolescent mothers: a review of the literature. Journal of Pediatric Adolescent Gynecology, 11, 115-126. Roye, C. F., & Balk, S. J. (1997). Caring for pregnant teens and their mothers, too. The merican Journal of Maternal-Child Nursing, 22, 153-157. Rubin, V., & East, P.L. (1999). Adolescents’ pregnancy intentions. Relations to life situations and caretaking behaviours prenataly and 2 years postpartum. Journal of adolescent health, 24, 313-320. Schuyten, G. (2002). Gemengde onderzoeksmethodologie. Cursus Modellen van Empirisch Onderzoek II, Universiteit Gent. Schuyten, G. (2004). Methodologisch Kader. Cursus Modellen van Empirisch Onderzoek I, Universiteit Gent.
Bronnen
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
63
Schuyten, G. (2005). Kwalitatief onderzoek in de praktijk. Cursus Modellen van Empirisch Onderzoek I, Universiteit Gent. Seamark, C.J., & Lings, P. (2004). Positive experiences of teenage motherhood: a qualitative study. British Journal of General Practice, 54, 813-818. Sieger, K., & Rink, J. (2007). Pregnant and Parenting Adolescents: A Study of Ethnic Identity, Emotional and Behavioral Functioning, Child Characteristics, and Social Support. Journal of Youth and Adolescence, 36, 567-581. Sims, K., & Luster, T. (2002). Factors Related to Early Subsequent Pregnancies and Second Births among Adolescent Mothers in a Family Support Program. Journal of Family Issues, 23, 1006-1031. Starrels, M.E., & Holm, K.E. (2000). Adolescents’ Plans for Family formation: Is parental socialization important? Journal of marriage and the family, 62, 416-429. Stevens-Simon, C., Dolgan, J. I.,Kelly, L., & Singer, D. (1997). The effects of monetary incentives and peer support groups on repeat adolescent pregnancies: A randomized trial of the Dollar-a-Day Program. Journal of the American Medical Association, 277, 977-982. Stevens-Simon, C., Kelly, L., & Singer, D. (1996). Absence of negative attitudes toward childbearing among pregnant teenagers: A risk factor for a rapid repeat pregnancy? Archives of Pediatric Adolescent Medicine, 150, 1037-1043. Stevens-Simon, C., Kelly, L., Singer, D., & Cox, A. (1996). Why pregnant adolescents say they did not use contraceptives prior to conception. Journal of adolescent health. 19, 48-53. Tabberer, S., Hall, C., Prendergast, S., & Webster, A. (2000). Teenage Pregnancy and Choice. Abortion or Motherhood: Influences on the Decision. Joseph Rowntree Foundation, YPS Publishing Services Ltd., York. Templeman, C.L., Cook, V., Goldsmith, L.J., Powell, J., & Hertweck, S.P. (2000). Postpartum contraceptive use among adolescent mothers. Obstet Gynecol, 95, 770-776. Unicef (2001). A league table of teenage births in rich nations. Innocenti report card issue No.3, Unicef, Florence: Innocenti Research Centre.
Bronnen
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
64
Urlings, H.F.J., Claessens, M., Bernard, S., & Vos, A. (1993). De beleving van het ouder worden bij verstandelijk gehandicapten, NTZ, 2, 69-83. van Berlo, W., Wijsen, C., & Vanwesenbeeck, I. (2005). Gebrek aan regie. Een kwalitatief onderzoek naar de achtergronden van tienerzwangerschappen. Rutgers Nisso Groep, Utrecht. Van Enk, W.J.J., Gorissen, W.H.M., & Van Enk, A. (2000). Teenage pregnancy and ethnicity in the Netherlands: Frequency and obstetric outcome. The European Journal of Contraception and Reproductive Health Care, 5, 77-84. Vanwesenbeeck, I., Van Zessen, G., Ingham, R., Jaramazovic, E., & Stevens, D. (1999). Factors and processes in heterosexual competenceand risk: an integrated review of the evidence. Psychology and Health, 14, 25-50. Van Wit, J., Slot, W., & Van Aken, M. (2006). Psychologie van de adolescentie. Basisboek. Baarn: HVuitgevers. Van Zessen, G. (1995). Wisselend contact. Seksuele levensverhalen van mensen met veel partners. Leiden: DSWO-press. Wastijn, K. (2001-2002). Tienerzwangerschap in Engeland. Een verkenning van de problematiek en de rol van preventie binnen een vernieuwde aanpak. Arteveldehogeschool, Gent. Wijsen, C., & van Lee, L. (2006). Kind van twee werelden. Een kwalitatief onderzoek naar de achtergronden van zwangerschappen bij allochtone tieners. Rutgers Nisso Groep, Utrecht. Whitehead, E. (2001). Teenage pregnancy: on the road to social death. International Journal of Nursing Studies, 38, 437-446. Zabin, I.S., Astone, N.M., & Emerson, M.R. (1993). Do adolescents want babies? The relationship between attitudes and behavior. Journal of research on adolescence, 3, 67-87.
Bijlagen
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
65
BIJLAGEN Overzicht bijlagen
1. Brief Brief met informatie over het onderzoek met als doelstelling om participanten te vinden. De inhoud omvat de doelstellingen van het onderzoek en uitleg over de interviews.
2. Topiclijst Leidraad bij het afnemen van de verschillende interviews.
Bijlagen
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
66
Bijlage 1: Brief
Hallo, Ik ben Karolien Andries, student pedagogische wetenschappen (orthopedagogiek) aan de Universiteit Gent. Voor mijn licentiaatsscriptie doe ik een onderzoek rond de beweegredenen van tienermoeders om hun kindje te houden. De bedoeling is om op basis van verschillende verhalen van tienermoeders een beeld te vormen van deze beweegredenen. De promotor van deze scriptie is Dr. Veerle Soyez en het onderzoek gebeurt in samenwerking met Sensoa. Ik ben daarom op zoek naar meisjes die voor hun 20ste jaar een kindje gekregen hebben, dat momenteel jonger dan drie jaar oud is, en die willen meewerken aan een interview. In dit interview (dat maximaal anderhalf uur kan duren), zou ik willen nagaan hoe meisjes hun zwangerschap ervaren hebben. Daarnaast wil ik me ook specifiek richten op de beslissing om het kindje te houden: hoe komen meisjes tot deze beslissing en hoe hebben ze dit proces ervaren? Dit interview kan plaats vinden waar en wanneer de meisjes maar willen! De gegevens verzameld aan de hand van de interviews, worden enkel gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek. Dit betekent dat ze volkomen anoniem en vertrouwelijk verwerkt en gerapporteerd zullen worden; in de scriptie worden nergens namen opgenomen van de geïnterviewde meisjes of hun kindje! Bij deelname aan het onderzoek wordt een cinematicket als klein geschenkje gegeven! Ben je zelf iemand die graag aan dit onderzoek wil deelnemen of ken je meisjes die aan dit profiel voldoen? Dan kan je contact opnemen met: Karolien Andries Moortelstraat 37 9150 Kruibeke
[email protected] 0474/39.82.83
Bijlagen
“Tiener en Moeder: Een bewuste keuze?”
Bijlage 2: Topiclijst
Voor de zwangerschap •
Bezigheden
•
Al dan niet belangrijke zaken in je leven
•
Toekomstplannen (studies, werken, alleen wonen,…)
•
Seksueel en relationeel leven
•
Anticonceptieattitude
•
Contact met ouders
•
Contact met peergroep
•
Attitude ten aanzien van het moederschap
Tijdens de zwangerschap en beslissingsproces •
Beleving
•
Sociale steun
•
Beslissingsproces: gedachten, ervaring, motieven,…
•
Invloeden op beslissing: partner, ouders, vrienden,…
•
Context bij besluitvorming: student, werkende, werkzoekend, thuiswonend,…
•
Ervaringen met hulpverlening
Na de zwangerschap •
Beleving
•
Kloppen verwachtingen rond moederschap?
•
Hulp en steun: familie, vrienden, partner, professionele setting,…
•
Seksueel leven
•
Anticonceptieattitude
67