TIEN WOORDEN
4
over de Shabbat
tbvh ~Ay ta rkz : zêkhor ‘et Jom ha-Shabat Dit vierde GodsWoord is het eerste dat de vorm heeft van een gebod of een opdracht. De vorige drie waren Beloftevolle Richtlijnen: Ik ben de HERE, Uw God, Uw Bevrijder, de tijd komt en is al aangebroken dat U niet meer zult knielen voor andere goden, en niet langer de diepzinnige en krachtdadige Naam van de HERE Uw God zult opheffen tot een nietszeggend Iets. Maar voor de verwerkelijking van deze Beloftevolle Woorden is het noodzakelijk zegt God tegen Zijn volk (met de volkerenwereld in hun spoor) dat U twee uitdrukkelijke geboden in acht neemt: 1. de wekelijkse Rustdag heiligen, apart zetten en van deze vrijgemaakte tijd gebruik maken om de Beloftevolle Woorden (Gods Torah) te horen en meer en meer tot U te laten doordringen, en 2. respect tonen voor Uw vader en Uw moeder, dat wil zeggen: respectvol horen naar wat zij en andere ‘oudsten’/ ‘presbyters’ op basis van Gods Woord en Geest tot U te zeggen hebben. Onder deze ‘andere oudsten/presbyters’ zijn niet alleen begrepen de vele begaafde, met wijsheid begenadigde ‘oudsten’ uit ons kerkelijk verleden, maar ook de oudste der volken: het Joodse volk. Met het oog op hen geldt evenzeer het gebod: kabéd! heb respect voor hen door naar hen te horen, naar hun kennis van de Hebreeuwse taal en van de Hebreeuwse Bijbel.
Nog twee opmerkingen vooraf a. De Shabbat is ingesteld bij de schepping (Genesis 2:2). In Exodus 20:9,10 wordt uitdrukkelijk verwezen naar de schepping! De Shabbat is dus geen typisch Joodse, maar een algemeen menselijke aangelegenheid. Kennelijk is de Shabbat door de volken gaande weg vergeten of verdrongen, of overwoekerd door andere rustdagen, of bewust afgeschaft vanuit afkeer tegen de God van Israël (zie het artikel in TijdStip nr 7 over De wortel van het antisemitisme)! Het is wellicht ook daarom dat de Heilige Geest in Deuteronium 5, bij de herhaling van de Torah Mozes uitdrukkelijk laat zeggen: niet ‘gedenk’ maar bewaar de Shabbat! Israël, pas op! Pas toch op dat jullie deze grote schat van de Shabbat niet kwijtraken, want dan verliezen jullie je identiteit als volk van God. Immers de Shabbat is het die jullie in verband houdt, in relatie houdt, in het verbond houdt met de God van Abraham, Isaak en Jacob. b. In Exodus 20 staat het gedenken voorop. Dat is een voortdurende oproep in de Torah: houdt in herinnering, vergeet niet!! De Shabbat en de andere feestdagen zijn gelegenheden om het geheugen op te frissen. De heidense volken gebruiken hun feesttijden juist om te vergeten: om even via dans, drank en vaak ook via sexuele roes weg te zijn uit de dagelijkse, ondragelijke ellende. Daarom ook krijgt de woordstudie over het Hebreeuwse werkwoord rkz zákhar: gedenken, in deze studiestof sterke nadruk, naast de woorden tbv shábat: stoppen, staken, rusten, vdq qádash: heiligen, apart zetten en $rb bérékh: zegenen Hieronder vindt U de Hebreeuwse tekst
1. De tekst van de vierde Beloftevolle Richtlijn: hít
tyf[w
db[t
~ymy
tvv Avdql
`ashítá ta`abhod jámím g’hebt gedaan/gij zult werken dagen gedenk
hkalm lk hf[t-la
tbvh
~Ay ta rkz
sheset lêqadshó ha-shabat jóm ’et zêkhor zes om die te heiligen de shabbat dag
^hla
yyl
tbv y[ybvh
~Ayw
^tkalm lAk
mêl’ákháh kol ‘al-ta`âseh ‘elohekhá la`Adonaj shábbat ha-shêbhí`i wêjom mêl’akhtekhá kol zwaar werk al gij zult niet werken uw God HERE shabbat de zevende en dag uw werk al
^yr[vb
rva
$rgw
$tmhbW
$tmaw
$db[
$tbw
$nbw hta
bêsha`arekhlá ‘asher wêgérkhá úbhêhemtekhá wê’amitkhá wê`abhdêkhá wêbhatkhá wêbinkhá `atáh
in Uw poortenn die en Uw vreemdeling Uw vee Uw slavin Uw slaaf zoon gij
lk taw ~yh ta kol ‘et kí alles want
Whvdqw
#rah-taw
~ymvh-ta
yy
hf[
~ymy
hajám ‘et
há-árets ‘et’ ha-shamajím ’et Adonaj `’ásáh
de zee
de aarde
tbvx
~Ay ta yy
de hemel
$rb
Uw dochter Uw
tvv yk jámím sheshet
HERE heeft gemaakt dagen
!k-l[ y[ybvh
~Ayb
zes
xWnyw ~b rva-
wajêqadêshéhú ha-shabat jóm‘et Adonaj bérakh `al ken hashebhí`í bêjóm
jánúach bám
‘asher en heiligde hem de shabbat dag HERE h.gezegend daarom de zevende opdag Hij rust daarop wat
tbv shábat: rustdag. Het woord tbv shábat komt van het werkwoord tbv shábat: stoppen, staken, rusten. Het wordt de eerste keer gebruikt in Genesis 2: 3 in verband met Gods scheppend Handelen: na zes dagen van Inspanning gaat God Zich ontspannen, stopt Hij met Zijn Werk en neemt Hij Rust. En daarna nooit meer? Later, in Exodus 16: 23, wordt de Shabbatdag genoemd: hwhyl vdq tbv shábat qádosh la’Adonaj , wat meestal vertaald wordt als: een heilige rustdag vóór de HERE, maar la’Adonaj kan net als lêDavid, dat boven veel Psalmen staat, ook betekenen: ván de HERE. De Shabbat is nog steeds Gods Rustdag! Met andere woorden: de Shabbat is geen Joodse instelling, ook niet alleen een Goddelijke instelling vóór Zijn volk, maar een Goddelijke instelling voor Godzelf, waarmee Zijn volk rekening moet houden, en niet alleen Zijn volk Israël, maar alle volken, want de Shabbat is al ingesteld bij de schepping en niet pas bij de Sinaj. Het is veelzeggend dat in dit Vierde gebod uitdrukkelijk de koppeling gelegd wordt met de schepping: ‘want in zes dagen heeft de HERE de hemel en de aarde gemaakt en Hij rustte op de zevende dag’. Niet alleen komt het werkwoord tbv shábat al voor in het scheppingsverhaal. Het is ook opmerkelijk dat het zelfstandig naamwoord tbv shábat: rustdag, niet pas in Exodus 20 bij de Tien Woorden, maar al in Exodus 16: 23 bij het scheppingswonder van het manna dat dagelijks neerdaalde van de hemel… behalve op de zevende dag, op ‘Gods Rustdag’!
Woordverband met bWv shúbh, bvy jáshab en rbv shábar Er is woordverband tussen tbv shábat en bWv shúbh: omkeren, op deze rustdag wordt de gewone, dagelijkse orde radicaal omgekeerd, voor het hele gezin, voor het hele bedrijfsleven en voor alle personeel: radicaal stoppen met werk! Ook is er samenhang met bvy jáshab: zitten, wonen; de Shabbat is bij uitstek een dag om rustig te zitten aan de huistafel, of in een viering samen met nabije volksgenoten, of: ‘onder eigen wijnstok en vijgenboom’. Typerend is ook het woordverband tussen tbv shábat en rbv shábar: breken. De Shabbat betekent een breuk in de tijd, een breuk die in de Joodse traditie duidelijk gemarkeerd wordt: op Vrijdagnamiddag stopt niet alleen alle bedrijvigheid, maar gaat men zich baden en omkleden, worden er twee kaarsen aangestoken, is de maaltijd bijzonder feestelijk met twee luxe broden en vooraf wordt dankzegging gedaan over een (meestal) zilveren beker boordevol wijn, terwijl aan tafel veel en vrolijk gezongen wordt. Het is een andere tijdsbeleving, een omkeer ván en een breuk mét het dagelijkse gedoe.
rkz zêkhor: gedenk! Voor de verwerkelijking van Gods Beloftevolle Woorden is het noodzakelijk om de Shabbat te gedenken: tbvh ~Ay ta rkz zêkhor: gedenk de rustdag. Wat is gedenken? Het werkwoord rkz zákhar: gedenken, zich herinneren, denken aan , heeft letterverband met het werkwoord $rb bérékh: zegenen, dat weer verband heeft met rbd dábhár: woord, gezegde. Zegenen is een goed woord zeggen of een woord ten goede, een beloftevol woord, een spreuk met bijzondere kracht, een krachtterm met gezag van Hoger Hand. De krachtigste zegen is de directe Zegen door God Zelf: HIJ heeft de Shabbat gezegend, later meer hierover. Het woord rkz zákhar: gedenken komt de eerste keer voor in Genesis 8 vers 1, waar staat dat God aan Noach dacht toen deze nog steeds in de Ark ronddobberde. In Genesis 9:15 belooft God dat Hij bij het zien van de regenboog zal denken aan Zijn belofte om nooit weer de mensheid te straffen met zo’n overweldigende watervloed die de hele mensheid op één gezin na vernietigd heeft. In Genesis 40:4 vraagt Jozef aan een medegevangene die vrij komt om aan hem te denken; maar de man vergeet het (40:21), pas later herinnert hij het zich (49:14). Wij mensen zijn vergeetachtig: daarom moet het ons ingeprent worden: denk er om, vergeet en verwaarloos deze pauzedag toch niet! Als de ouders wat slordig omgaan met deze rustdag, hebben de kinderen en zeker de kleinkinderen geen benul meer van deze Goddelijke tijdsordening: in twee, hoogstens drie generaties is alles vervaagd en vergeten. Op zo’n manier wellicht zijn de heidense volken gaandeweg de Shabbat, die al bij de schepping was ingesteld, kwijtgeraakt. Men raakt dan niet alleen de Shabbat kwijt, maar ook de God van de Shabbat. Want juist deze bijzondere wekelijkse rustdag houdt de relatie, de verbinding met Hem levend, houdt het verbond met Hem in stand, waardoor er ook perspectief op de toekomst blijft, op radicale vernieuwing van ons menszijn en onze menselijke samenleving: vrede, welzijn en welvaart voor alle volken, met Tsion in het centrum (Micha 4:1-4, Jesaja 2:1-4). Zákhár betekent ook: mannelijk Het Bijbels Hebreeuwse woord voor ‘mannelijk’ heeft dezelfde letters als het werkwoord ‘gedenken’: rkz zákhár . Het komt voor in het scheppingsverhaal (Genesis1: 27). Wat betekent dat? Toch niet dat mannen extra hun geheugen zouden moeten trainen omdat zij van nature (vanaf de schepping) vergeetachtiger zijn dan vrouwen? Het is wellicht eerder te zien als een aansporing aan alle vaders om zich zeer verantwoordelijk te voelen voor het levend houden van de
herinnering aan Gods Bevrijdend en Heiligend Handelen. Anders gezegd, dat juist op alle vaders en andere oudsten die voortrekkers zijn in gezinnen en families de hoogste verantwoordelijkheid berust voor de eredienst aan de huistafel en voor de publieke eredienst in de samenleving, en dat met name op de Zevende Dag: gedenk de Shabbat!
Enkele notities over de Bijbelse feesten tegenover de oude en moderne feestcultuur In de Inleiding is gezegd, dat Bijbels gezien de Shabbat en de andere feestdagen gelegenheden zijn om het geheugen op te frissen. Dit in tegenstelling tot de feesttijden bij de heidense volken die hun feesten juist gebruiken om te vergeten: om via dans, drank en vaak ook via de sexuele roes, even wég te zijn uit de dagelijkse, ondragelijke ellende. Vanwaar dat verschil? De heiden, ook de heiden in ons, is van nature meer geneigd om achteruit te kijken dan vooruit. Heidenen, ook de moderne heidenen, hebben geen echt toekomstperspectief. Men kent geen reële vooruitgang, men denkt cyclisch: de geschiedenis loopt in het rond, als een cirkel, het eindpunt raakt het beginpunt. De beroemde Mayakalender van de Azteken loopt tot het jaar 26000 (dat was onlangs op 21 Decemer a.s., 21-12- 2012) en daarna zou de geschiedenis weer van voren af aan beginnen, al is het wel op een hoger plan*. De Bijbelse visie op de geschiedenis is duidelijk anders: niet cyclisch, maar liniair, in een rechte lijn, toekomstgericht. Een gerichtheid die geheel bepaald wordt door het geloof in Israëls God Die niet alleen er was en is, maar er ook in de toekomst zal zijn! Hij komt de aarde richten, de wereld in gerechtigheid (Ps.98:9). De Hebreeuws Bijbelse godsdienst is de enige ter wereld die zowel aards als toekomst gericht is. (Openbaring 21:2). * Die laatste toevoeging - al is het wel op een hoger plan- schuurt enigszins langs de Bijbelse visie heen. Er zit niet alleen steeds een rechte lijn in de geschiedenis, maar er zijn ook wel perioden die duidelijk herinneren aan het verleden, alsof de geschiedenis zich herhaalt. Men spreekt daarom ook wel van een spiraalvormige lijn: door een spiraal van gebeurtenissen loopt een rechte lijn, lineair naar de toekomst toe.
Door het ontbreken van dit lineaire denken en het gemis aan perspectief en hoop op een zinvolle toekomst, ontstaat er haast onwillekeurig en onweerstaanbaar een terugverlangen naar vroeger, een nostalgisch terugdromen naar de kindertijd, naar het Oerbegin, naar de Moederschoot van de geschiedenis. In zijn studie over Julianus, de Romeinse keizer, die weer teruggekeerd is tot het heidendom, terug-bekeerd tot het Griekse 'heidense' denken, zegt Joseph Bidez dat de platonische gedachte van de onveranderlijkheid zo sterk de zienswijze van Julianus beheerste, dat hij zich ‘de toekomst niet anders kon voorstellen dan het verleden’. ‘Deze denkwijze gaat in tegen de vooruitgang die wij aan het Christendom danken en maakt hiernaast een achterlijke indruk' ('Keizer Julianus' p.240). In dit terugblikken op het verleden ligt de bron voor die typisch heidense weemoedigheid. Een soort religieus heimwee dat ook onze moderne cultuur typeert en mede oorzaak is van onze huidige, uitbundige festival-roescultuur: in de roes van muziek, dans, drank of drugs wil men even wegwezen, wég uit onze uitzichtloze en ingewikkelde werkelijkheid, terug naar de onbezorgde tijd van ‘toen alles nog simpel en goed was’, terug naar het Oerbegin. Men wil weg, zo ver mogelijk weg en zo lang mogelijk weg, tot diep in de nacht weg uit de wereld van vandaag. Ook de moderne sex- en blootcultuur is een variant op dit oerverlangen: terug naar de Schoot van Moeder Natuur. De moderne spelcultuur die ons overspoelt (sport, spelletjes, attracties) is eveneens te zien als een terugbeweging: terug naar de speelse kindertijd.
Datzelfde geldt min of meer voor de moderne reis-roes-cultuur: wegwezen, zo vaak en zo ver mogelijk, naar de oernatuur of de oertijd, want toekomst is er niet, er is alleen het verleden. Volgens de Frans Joodse filosoof Finkelkraut is ook de moderne popmuziek een soort symptoom van deze heidense nostalgische weemoed. Stamt deze muziek ook niet uit het primitief-heidens Afrikaanse oerwoud? (zie ‘Lechajim’, Op zoek naar een nieuwe levensstijl, pag.31, noot 14) Ook de oude en moderne mystiek religieuze bewegingen zijn te zien als een gestalte van deze 'weemoed', zoals de grote mysticus Eckhart het verwoordde: élk schepsel streeft naar voortbestaan, plant, dier, mens - én streeft terug* naar wat hen niet meer scheidt, naar God. Tegenover de 'heidense' feestcultuur, die gericht is op vergeten, op het uitdoven van de herinnering (even alle ellende vergeten in een 'lege bierblik'-stemming) is de Bijbelse feestcultuur juist gericht op het levendig houden van de herinnering, op het opfrissen van het geheugen: gedenk! Gedenk hoe HIJ, de Altijd Aanwezige, U heeft bevrijd uit de ellende van Egypte en geleid heeft naar het Land van Belofte, gedenk hoe Hij Uw zonden op Zich genomen en weggedragen heeft: ‘Zie het Lam God dat de zonden der wereld wegdraagt’, waardoor voor alle volken de toekomst geopend is (Leviticus 16: 21, Johannes 1:29). Er is een Joods gezegde: 'we kunnen niet de weg terug, maar we kunnen wel terug naar de Weg'. Niet terug naar het 'verloren paradijs', maar wel terug naar de Weg van Israëls God Die in de gebrokenheid van zonde en schuld perspectief geopend heeft op een vernieuwd mens zijn en op een nieuwe wereldsamenleving. Het is Israëls God Die op de scherven van gisteren een nieuwe morgen schept (Micha 4:1-4, Joël 2: 28-31, Handelingen 2). * De mysticus wil opgaan in de Algemene Godheid, verstillen in Het Onbenoembare, terwijl juist omgekeerd de God van de Bijbel wil ingaan in ons en met Zijn Geest in ons aan het Werk wil: Gods Chesed (Daadwerkelijke Liefde) en Émeth (Betrouwbaarheid) in ons wil weerspiegelen om van binnenuit onze menselijke samenleving radicaal te vernieuwen.
vdq
qádash Twee keer komt het woord heiligen voor in het Vierde Gebod, in het begin: ‘gedenk de Shabbatdag dat gij die heiligt’ en aan het slot: ‘daarom zegende de HERE de Shabbatdag en heiligde die’. Wij vertalen vdq qádash meestal met ‘heiligen’ en we verhelderen dit ouderwetse, voor moderne oren vreemde en vrijwel onbevattelijke woord ‘heiligen’ meestal met de woorden afzonderen of apart zetten. Op zich geen slechte verklaring: in Genesis 1:2 staat dat God de Shabbat heeft geheiligd = afgezonderd van de overige dagen en in Exodus 19:6 noemt Hij zijn volk een goy qádosh: een heilig volk = een apart gezet volk, afgezonderd van de overige volken: ‘Ik zie’, zei de ziener Bileam, ‘een volk dat alleen woont’ (Numeri 23:9). Toch is deze woordverklaring zeer eenzijdig, want ‘heiligen’ in de taal van de Bijbel is meer dan alleen apart zetten: heiligen is verbinden met de Heilige, met de Ene, de Unieke, de Uitzonderlijke, de Aparte en dáárdoor apart wórden, enig, uniek wórden. God heeft de Zevende dag geheiligd = deze dag met Zichzelf verbonden = Zijn bijzondere Aanwezigheid eraan vastgekoppeld en dáárdoor is deze dag apart gewórden. En datzelfde geldt voor het volk Israël: God, de Heilige, de Aparte heeft Zich met Zijn volk verbonden, HIJ is temidden van hen Aanwezig, Hij trekt voor hen uit en dekt hen in de rug, HIJ draagt hen als een adelaar op Zijn vleugels en daardoor is Israël een heilig volk: vdq ~[ ` am qádosh. Intussen moet die heilige status van het volk Israël wel ook aanvaard en verwerkelijkt worden: ‘weest heilig, want Ik ben heilig’. En datzelfde geldt van de Shabbat: ‘gedenk de Shabbatdag dat gij die heiligt!’ Hoe? Er zijn minstens vier heiligingsmiddelen:
a. radicaal stoppen met de dagelijkse werkzaamheden; b. de tijd markeren door enkele bijzondere, symbolische handelingen: zich baden en anders kleden, apart licht ontsteken (bv. shabbatkaarsen), feestelijke gedekte tafel met bijzondere shabbatsgerechten e.d. c. Hoor Israël: heiligen = horen naar wat de Heilige Israëls gedaan heeft in het verleden en opgeslagen en bewaard gebleven is in de boeken van de Bijbel. De Shabbat heiligen is op deze rustdag horen naar de voorlezing van Gods Torah, naar Zijn Beloftevolle Woorden: ‘Hoor Israël’; d. antwoord geven: dankzegging doen, God bedanken voor Zijn bevrijdend en heiligend handelen; Het woord vdq qádash: heiligen is onafscheidelijk verbonden met [vy jásha`: bevrijden. Het zijn net tweelingen die niet zonder elkaar kunnen en die steeds samen opgaan, ze zijn net zo onafscheidelijk als Woord en Geest Die ook niet apart kunnen functioneren maar steeds samen opgaan. Waar heiliging en bevrijding elkaar loslaten, waar de heiliging van ons leven los gemaakt wordt van onze bevrijding, gaat het mis met beide. Ze moeten echter ook niet met elkaar vermengd of verward worden. Waar bevrijding en heiliging vereenzelvigd worden, verliezen beide hun Bijbelse betekenis.
$rb
bérékh: zegenen God heeft de Shabbat gezegend. Wat betekent dat? In het Hebreeuws is er zoals eerde gezegd woordverband tussen $rb bárakh en rbd dábhar (of in de versterkte vorm dibér): spreken, zinvolle woorden zeggen. Ook in onze taal is er een opmerkelijk (toevallig?) letterverband te zien tussen ‘zegenen’ en ‘zeggen’: zegenen is iets gewichtigs zeggen. Een zegenspreuk is een ‘ingedikt gezegde’. Er is ook letterverband tussen $rb bárakh: zegenen en arb bárah: scheppen: zegenen is een vorm van scheppen. Want zegenspreuken zijn niet alleen gewichtig, ze zijn ook krachtdadig. Het zijn krachttermen die een krachtige uitwerking hebben: er gebeurt iets als er gezegend wordt. Wat gebeurt er als God de Shabbat zegent? Wat zou HIJ daarbij gezegd hebben? Zou Hij niet een zelfde geladen kernzin uitgesproken hebben als waarmee Hij later Zijn volk wilde zegenen: ‘Ik doe Mijn Aangezicht over U lichten en Ik geef U Mijn Vrede? Hoe dan ook, door Zijn Zegening heeft Hij Zichzelf ingesproken in de Shabbat, waardoor deze dag een andere dag werd. De Shabbat is geladen met Zijn Speciale Aanwezigheid. HIJ heeft niet alleen een uiterlijke verbinding gelegd met de Zevende dag, maar HIJ is ook ín dit tijdsdeel ingegaan. God heeft niet alleen de Shabbat geheiligd (= met Hem, de Heilige verbonden) maar HIJ heeft ook over deze dag Zijn Handen uitgespreid, Zijn Aangezicht doen lichten, Zijn Vrede er in gelegd. Daardoor is deze dag zo apart, zo heilig, zo vol van Gods Heilige Aanwezigheid. Enkele notities over Shabbat en Zondag In een al 12 jaar oude blauwe Boekette, uitgegeven door Studiehuis Reshiet, wordt gesteld dat Shabbat & Zondag twee aparte grootheden zijn, die net als appels en peren niet met elkaar te
vergelijken zijn. Het verwisselen of gelijkstellen van deze twee bijzondere dagen is even onjuist als het verwisselen en gelijkstellen van ‘appels en peren’. De achtergrond van deze stelling is het principiële verschil tussen volk en gemeente. Een gemeente (of ekklesia) is een geroepen groep die weggeroepen is uit de volksgemeenschap om aan hun volksgenoten het Evangelie van het Koninkrijk Gods (dat gekomen en komende is) te verkondigen én voor te leven. De Zondag is voor de gemeente, de Shabbat voor het volk. De Shabbat is voor de rust: ieder onder eigen wijnstok en vijgenboom, de Zondag is voor de toerusting: zowel voor bemoediging en vermaning om te volharden in het getuigenis, als voor studie of instructie. Israël is behalve een speciaal Godsvolk, Zijn Eersteling, ook een gemeente, een qáhal, een ekklesia, een ‘kerkgenootschap’. Israël is uit de volken weggeroepen om een licht voor de volken te zijn om de nieuwe levensstijl die God Zelf in Zijn Torah onderwezen heeft te verklaren en voor te leven. Vanuit Israël zijn speciale gezanten, ‘apostelen’ uitgezonden om onder de volken gemeenschappen (ekklesiai) te stichten in verbondenheid met het Godsvolk Israël, om net als Israël lichtdragers te zijn en te midden van hun volk het Evangelie van het voltooide Koninkrijk Gods (het in pincipe al in Jeruzalem voltooid/ volbracht Vrederij`, Johannes 19:30, Lukas 2:14, 24:34) niet alleen te verkondigen, maar het in eigen kring, in gezin en samenleving, ook vóór te leven, in het spoor Israël, Gods Eersteling. In Israël kijken Torahgetrouwe Joden vaak met een zekere jaloersheid naar hun volksgenoten die wonen in landen waar de vijfdaagse werkweek is ingevoerd en die op Zondag de vrijheid hebben om o.a. speciale studie- en stimuleringsbijeenkomsten bij te wonen. Immers de Shabbat waarop men een zeer beperkte actieradius heeft, is in de eerste plaats een vierdag voor het gezin en voor de beperkte, plaatselijke samenleving. Het is niet goed om van de Zondag een strenge Shabbatdag te maken, maar het is ook niet goed om van de Shabbat een Zondag te maken, een toerustingsdag voor de gemeente, met alle onrust daarvan: met het gejakker heen en weer naar een kerkdienst op afstand, waarbij de rust in de gezinnen en de vieringen aan de huistafel vaak in het gedrang komen. De Zondag is een Dag apart, het is niet alleen de eerste scheppingsdag waarop God het Licht te voorschijn riep en Zijn aarde bevrijdde uit de machten van het duister en chaos, ook niet alleen de Dag van Zijn Overwinning over de macht van zonde en schuld en van Zijn Opstanding uit onze dood – ‘wat zoekt gij de Levende bij de doden?’; Hij is opgewekt’, Lukas 24: 5,6 – maar Zondag is vooral ook de Dag waarop het Koninkrijk Gods in ongekende Kracht is doorgebroken in het Godsvolk Israël en van daaruit onder alle volken tot een radicale vernieuwing van mens en samenleving. Immers ook de uitstorting van de Heilige Geest gebeurde op Zondag, op de 50e dag na PaasZondag! De Zondag is als aparte dag in de wereldgeschiedenis uitermate geschikt niet alleen voor de kerkgang, om bemoedigd en aangespoord te worden, maar ook voor persoonlijke studie en voor speciale studie- en stimuleringsbijeenkomsten, regionaal of landelijk.
De Zondagnamiddag is geschikt voor een ‘Emmaüs-wandeling ‘met Jeruzalem in de rug’ en luisterend naar de Stem van AdonaJ, naar Zijn Woord en Geest, met daarna aan de huistafel een speciale maaltijd in Zijn Aanwezigheid met brood (matses) en vis (Lukas 24:29-31,4143). Het gelijkstellen van Shabbat en Zondag, of te wel: van de Zondag een strenge Shabbat maken, of van de Shabbat een Zondag, een kerkelijk dag, is te zien als een vorm van Grieks éénlijnig denken, van Griekse gelijkschakeling: ‘alles is hetzelfde’. Hebreeuws denken is meerlijnig denken, is vierkant denken, hoekig denken waarbij de lijnen elkaar in de hoeken raken, maar niet gelijk gericht zijn. Shabbat en Zondag raken elkaar in de hoeken, maar zijn niet éénlijnig, niet hetzelfde, evenmin als ‘appels en peren’ hetzelfde zijn, al zijn beide vruchten. * Nog een notitie over Joodse mystiek. Is niet de specifieke Joodse mystiek, de ‘Kabbalah’ , ook een beweging terug naar het Oerbegin? Moet men daarom ook niet wat argwanend hiertegenover staan? De oorsprong ervan zou vooral zijn: de diepe teleurstelling over het uitblijven van de Messias, en het alsmaar voortduren van die ondragelijke verdrukkingen. In plaats van te blijven hopen op de toekomst, op de Terugkeer van heel het Godsvolk naar het Beloofde Land, heeft men zich naar het verleden gekeerd, zoekt men troost in de weg terug naar de Oorsprong, tracht men 'in te keren' tot de Oerwerkelijkheid, tot de onpersoonlijke 'Oneindige', de 'En Sof'. Omdat het geloof in een persoonlijke Godheid de pijnlijke levensvragen niet zou kunnen beantwoorden, is het enige nog: trachten door te dringen tot de Verborgenheden Gods met behulp van geheime informatie die opgeslagen ligt in de dieper liggende letterkundige lagen van de Hebreeuwse Bijbeltekst… om tenslotte te ‘verstillen’ in God Zelf. Het is alleen deze Terugkeer ín God die alle pijnlijke levensvragen doet doven, omdat ín God alles goed is, ja zelfs goed en kwaad hetzelfde blijken te zijn. Niet alleen deze neiging tot vereenzelviging van goed en kwaad is bedenkelijk – ‘God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis’(1.Johannes 1:5), maar deze ‘Terugkeer in God’ leidt ook tot het doen doven van het Licht dat Israël gegeven is om uit te stralen naar alle volken en leidt dus tot gelijkschakeling van Israël en de volken en dus tot het uitschakelen van de Bijbelse Beloftevolle Woorden voor mens en wereld.