Feiten & Cijfers
Thuis op het internet Jongeren en online media
Mira Media Mei 2010
1
Inleiding Deze Feiten & Cijfers gaat over jongeren en internet, inmiddels onlosmakelijk met elkaar verbonden. In het eerste deel geven we een algemene indruk van het huidige internetgebruik van Nederlandse jongeren, waarbij ook aandacht voor het nieuwsgebruik via internet en het gebruik van sociale media. In het tweede deel gaan we wat dieper in op de rol van internet in het leven van jongeren met een niet-Nederlandse achtergrond. Op welke manier gebruiken deze jongeren het internet om hun stem te laten horen? En hoe geven allochtone jongeren vorm aan hun identiteit op internet? Dit zijn vragen waarop we aan de hand van verschillende visies en onderzoeken een antwoord proberen te geven. Naast Nederlands onderzoek passeren ook enkele resultaten uit buitenlands onderzoek de revue.
1. Internetgebruik van jongeren Het gebruik van internet is bijna compleet ingeburgerd in Nederland, zeker onder jongeren. Binnen Europa is in geen enkel land het aantal internetaansluitingen percentueel zo hoog als in Nederland. Maar liefst 90% van alle huishoudens beschikt over een internetaansluiting (Eurostat, 2009). Het percentage jongeren van 13 en 14 jaar dat thuis toegang heeft tot internet is de afgelopen jaren gestegen tot bijna 100% (van 96,6% in 2006 tot 99,1% in 2008) (Van Rooij et al, 2008). Tabel 1. Internetaansluiting EU huishoudens, 2006-2009
EU 27 België Bulgarije Tsjechië Denemarken Duitsland Estonië Ierland Griekenland Spanje Frankrijk Italië Cyprus Letland Litouwen Luxemburg Hongarije Malta Nederland Oostenrijk Polen Portugal Roemenië Slovenië Slowakije Finland Zweden Groot-Brittannië
2006 49 54 17 29 79 67 46 50 23 39 41 40 37 42 35 70 32 53 80 52 36 35 14 54 27 65 77 63
2007 54 60 19 35 78 71 53 57 25 45 49 43 39 51 44 75 38 54 83 60 41 40 22 58 46 69 79 67
2008 60 64 25 46 82 75 58 63 31 51 62 47 43 53 51 80 48 59 86 69 48 46 30 59 58 72 84 71
2009 65 67 30 54 83 79 63 67 38 54 63 53 53 58 60 87 55 64 90 70 59 48 38 64 62 78 86 77
Bron: Eurostat 2009
In Europa gebruikt driekwart van de 6-18-jarigen internet en in Nederland ligt dat percentage zelfs op 93 (De Haan, 2010). Negentig procent van de Nederlandse jongeren tussen de 16 en 24 gebruikt het internet dagelijks of bijna dagelijks in (Eurostat, 2009). Van de peuters van 2 en 3 jaar oud, zit zelfs 26% al minimaal één keer per week op internet (Sikkema, 2009). De digitale kloof tussen autochtone en allochtone internetgebruikers lijkt ook gedicht te worden: internettoegang thuis onder niet-westerse allochtonen is met bijna 13% gestegen tussen 2006 en 2008: van 84% naar 97%. Ter vergelijking: in 2006 had al 98% van de autochtone jongeren thuis toegang tot internet, in 2008 is dit percentage verder gestegen naar ruim 99% (Van Rooij et al, 2008). Er zijn in Nederland dus nog maar een handjevol jongeren die thuis geen toegang hebben tot internet.
2
Internet vs televisie Onderzoeksbureau Qrius heeft in 2009 een grootschalig onderzoek onder jongeren gepubliceerd: 1 Jongeren 2009 . In dit onderzoek wordt ook aandacht besteed aan mediagebruik. Zo blijkt dat het internetgebruik onder jongeren van 15 tot en met 24 jaar inmiddels hoger is dan het televisiegebruik. De jongere doelgroep tussen 10 en 14 jaar en de ‘oudere’ twintigers (25-29 jaar) maken nog wel meer gebruik van tv dan van internet. Jongeren van 15-19 jaar besteden nog maar 72% van hun kijktijd voor een ‘normale’ televisie, de rest van de tijd kijken ze naar programma’s via de computer. Het kijken naar programma’s op het moment dat deze op televisie worden uitgezonden, raakt uit de tijd. Dit geldt ook voor zappen. Jongeren kijken liever naar losse afleveringen van series via internet, op het moment dat het hén uitkomt. Wel blijken nieuwe internetontwikkelingen als Twitter of widgets (mini-applicaties die geïntegreerd kunnen worden in een website of bureaublad) bij jongeren niet zo aan te slaan.
“Ik kijk graag naar series, maar ik vind het veel prettiger om zelf te bepalen wanneer ik dat doe dan dat ik er elke week op een vast tijdstip voor op de bank moet gaan zitten” – Jacqueline, 15 jaar uit onderzoek Jongeren, nieuwsmedia en betrokkenheid, Drok & Schwarz, 2009
Internetactiviteiten van jongeren De 100 minuten die jongeren dagelijks online zijn, besteden ze vooral 'gewoon' aan e-mailen (94% van de 15-19-jarigen doet dat wel eens), communiceren (91%), informatie zoeken (90%), filmpjes bekijken (89%) en surfen (88%). De penetratie van internet op de mobiele telefoon verloopt betrekkelijk langzaam. Waarschijnlijk is dit in 2010 wel aan het veranderen vanwege de populariteit van de iPhone en andere smartphones. Figuur 1. Online mediagebruik (tenminste een maal per week), in % 96
Internet Videosharing
51
Sociale netwerken
50 43
Muziek download Infosites/Wiki
41
Nieuwssites
32
Blogs/forums
32
Online krant RTV-site
29 14
Bron: Drok & Schwarz, 2009 2
Bovenstaande grafiek is afkomstig uit het onderzoek van Drok & Schwarz (2009) naar het (nieuws)mediagebruik van jongeren van 15 tot 29 jaar. Hieruit blijkt dat sites voor videosharing (zoals YouTube) erg populair zijn onder jongeren, direct gevolgd door sociale netwerksites (zoals Hyves). Ook downloaden jongeren veel muziek via internet en zoeken ze informatie op kennissites als Wikipedia. Onderaan staan sites waarop het nieuws te volgen is, zoals nieuwssites (zoals NU.nl), online kranten en RTV-sites. De jongste groep (15-19 jarigen) maakt overigens wel vaker gebruik van
1
Het gaat om een tweejaarlijkse steekproef onder 4.400 kinderen en jongeren tussen de 0 en 29 jaar en 1.200 ouders van kinderen tussen de 0 en 9 jaar. 2 De data zijn verzameld door middel van een survey onder ruim duizend Nederlandse jongeren van 15 tot 29 jaar oud, aangevuld met een aantal focusgroepgesprekken met jongeren uit dezelfde leeftijdsgroep.
3
videosharing en muziekdownloads dan de oudste groep (25-29 jarigen). Deze oudste groep jongeren maakt weer iets meer gebruik van blogs/forums dan tieners en begin twintigers. Online radio Radio luisteren via internet gebeurt ook steeds vaker, vooral onder jongeren. De computer is onder jongeren het op één na meest gebruikte mediaplatform voor radio, na de stereo-installatie. Hoe hoger de leeftijd, hoe minder vaak naar de radio via internet wordt geluisterd. Jongeren gebruiken ook hun MP3 speler, iPhone of mobiele telefoon om naar de radio te luisteren. Tieners tussen 13 en 19 jaar 3 luisteren regelmatig naar podcasts (RAB, 2010). Online games Jongeren besteden ook veel vrije tijd aan het spelen van games. Dit gebeurt via consoles als de Playstation, Xbox of Nintendo, maar ook via de mobiele telefoon en computer. Van de totale Nederlandse bevolking met toegang tot internet, spelen 9,3 miljoen Nederlanders wel eens games. Dit komt neer op 70% van de Nederlandse online bevolking. Dit blijkt uit het Nationaal Gaming 4 Onderzoek 2009 dat TNS NIPO en Newzoo/Gamesindustry.com in de zomer van 2009 hebben verricht onder Nederlanders van acht jaar en ouder met toegang tot internet. Van de jongeren tussen 13 en 19 jaar speelt 95% van de jongens en 81% van de meisjes wel eens games. Voor de leeftijdsgroep 20-34 jaar liggen deze percentages respectievelijk op 88 en 73%. Jongens tussen de 13 en 19 jaar spelen gemiddeld 9,3 uur per week games, dit is al bijna gelijk aan de tijd die ze besteden aan tv (10,5 uur/week) en internet (12 uur/week) (zie figuur 2). Binnen de groep van 13-19 jaar spelen de jongens het liefs via een console als de Playstation of Xbox. Meisjes spelen het liefst via online games portals. Figuur 2. Mediagebruik van 13-19-jarigen met toegang tot internet
Ook het spelen van games via de pc is populair. Onder alle Nederlandse mannelijke gamers vanaf 8 jaar is dit zelfs de meest geliefde vorm van spelletjes spelen. Dit geldt ook voor meisjes tussen de 8 3
Geluidsbestand dat via internet gedownload kan worden en later beluisterd, bijvoorbeeld via een iPod of mobiele telefoon. Het Nationaal Gaming Onderzoek 2009 is onderdeel van een internationale serie onderzoeken uitgevoerd door TNS NIPO en Newzoo/Gamesindustry.com in Nederland, Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, België en de Verenigde Staten onder de naam Today’s Gamers. Het aantal respondenten bedroeg: 1.963 van 8 jaar en ouder met toegang tot internet. 4
4
en 12 jaar en mannen tussen de 20 en 34 jaar. Van de totale Nederlandse bevolking met toegang tot internet speelt 41% van de vrouwen PC games en 27% van de mannen. In opkomst is het spelen van games via sociale netwerken als Facebook en Hyves. Een online game als Farmville is gekoppeld aan Facebook en erg populair onder de leden van dit sociale netwerk. Van de in totaal ruim 400 miljoen Facebookleden wereldwijd, hebben er 80 miljoen ooit Farmville gespeeld (20%). Hiervan spelen 31 miljoen leden dit spel dagelijks (De Telegraaf, 22 februari 2010). Nederland loopt wat dit betreft wel achter bij de Verenigde Staten en andere grote Europese landen. In Nederland noemt 7% van de spelers op sociale netwerken dit de belangrijkste plek om te spelen terwijl dit in andere Europese landen 10% is en in de VS zelfs 24%. 1.1 Plaatsen van eigen content Het toevoegen van eigen content op internet is de afgelopen twee jaar tamelijk stabiel gebleven onder jongeren. Het gaat meestal om het plaatsen van foto’s op eigen netwerksites. Slechts 9% plaatst eigen filmpjes, 5% heeft een eigen weblog en 9% heeft een eigen site (Sikkema, 2009). Uit de Amsterdamse Burgermonitor 2009 blijkt dat ruim driekwart van de Amsterdammers met toegang tot internet nooit iets schrijft op internet, 22% zegt dit wel te doen. Elf procent maakt gebruik van een blog, 10% schrijft wel eens wat op een forum en slechts 3% maakt gebruik van Twitter. Nu is Twitter in 2009 wel steeds populairder geworden, vooral onder 30-plussers, dus dit percentage is waarschijnlijk inmiddels wat hoger. De jongere generatie in Amsterdam schrijft wel vaker iets op internet dan de oudere: van de 16-24-jarigen schrijft 35% wel eens iets op internet, onder de 25-34-jarigen ligt dit percentage op 27%. Het aandeel neemt af naar leeftijd en toe met opleiding.
“Twitter? Dat is meer iets voor politieke partijen.” – meisje, student HBO/WO uit onderzoek ‘Jongen 2009’, Qrius
1.2 Nieuwsgebruik via internet Nieuwsgebruik door jongeren is de laatste jaren vaak onderwerp van onderzoek. Hieruit komt over het algemeen het volgende naar voren: jongeren vinden nieuws wel belangrijk, maar ook vaak saai als het ‘traditioneel’ gebracht wordt via journaals en betaalde dagbladen (Geursen & Plemp, 2005, Costera Meijer, 2006; Sterk, 2006). Jongeren willen in één oogopslag zien wat er in de wereld gebeurt, en gebruiken hiervoor vaak internet of gratis dagbladen als Sp!ts of Metro. Interesse in nieuws houdt ook verband met leeftijd. Zo hebben twintigers (25-29 jaar) in verhouding veel interesse voor ‘algemeen nieuws’ en tieners (15-19 jaar) voor entertainmentnieuws. Nieuwsinteresse hangt ook positief samen met opleidingsniveau, sociale klasse, frequentie/intensiteit van dagbladgebruik en maatschappelijke betrokkenheid (Drok & Schwarz, 2009). Tabel. 2. Dagbereik nieuwssites onder jongeren
Nu.nl Telegraaf.nl Geenstijl.nl NOS.nl AD.nl Volkskrant.nl Spitsnet.nl Metronieuws.nl
15- 19 jaar 9% 3% 5% 5% 1% 1% 0% 0%
20-24 jaar 24% 7% 7% 6% 2% 1% 1% 0%
25-29 jaar 27% 11% 6% 6% 4% 2% 1% 1%
Bron: Sikkema, 2009
Tabel 2 laat het dagbereik van nieuwssites onder jongeren zien. De nieuwssite Nu.nl is duidelijk het meest populair onder alle leeftijdsgroepen. De oudste groep (25-29 jaar) maakt het meest gebruik van nieuwssites. Opvallend is dat de derde plaats bezet is door de controversiële site Geenstijl.nl, wat toch niet als objectieve nieuwssite bekend staat. De ondertitel van de site (‘Tendentieus, ongefundeerd en nodeloos kwetsend’) geeft expliciet aan waar de site voor staat. Jongeren beschouwen nieuws via internet dan ook als minder betrouwbaar dan nieuws via televisie (zie ook volgende paragraaf). We zien verder dat gratis kranten als Sp!ts en Metro vooral populair zijn vanwege hun papieren uitgave; de internetpagina’s van deze kranten wordt nauwelijks bezocht.
5
Uit onderzoek van TNS NIPO (2009) blijkt dat jongeren over twintig jaar hun nieuws vooral van internet denken te halen. De televisie komt op de tweede plaats. Jongeren blijven nu al even vaak via internet als via televisie op de hoogte van het laatste nieuws. Voor ouderen geldt het omgekeerde, zij halen hun nieuws vooral via televisie en krant, en zij verwachten dit (weliswaar in mindere mate) ook over twintig jaar nog te zullen doen.
“Krant, NOS, Internet, 925.nl – ik gebruik alles om op de hoogte te blijven.” - Florentine, 17 jaar, scholier HAVO uit onderzoek Jongeren, nieuwsmedia en betrokkenheid, Drok & Schwarz, 2009
Overigens blijkt uit onderzoek van Qrius (2009) dat jongeren nog voornamelijk hun nieuws via de televisie binnenhalen. En dit geldt volgens Vlaams onderzoek zeker voor kinderen van 10 en 11 jaar. Kinderen van deze leeftijd tonen vooral belangstelling voor nieuws via de traditionele media (in de eerste plaats televisie, gevolgd door kranten, radio en op de vierde en laatste plaats internet). Televisienieuws is populair vanwege de beelden, maar veel van de 15 onderzochte Vlaamse kinderen vinden het journaal wel te lang duren. De krant is geliefd vanwege de flexibiliteit (je kunt lezen waar en wanneer je maar wilt) en vanwege het zelf bepalen van de volgorde van het lezen van de artikelen. Internet gebruiken de kinderen weinig voor nieuws, maar meer voor ontspanning en sociaal contact (De Cock, 2010). Op dit moment neemt 87% van alle 13 tot 65-jarigen nieuws via de televisie tot zich. Bijna tweederde (65%) gebruikt hiervoor ook internet. Alle generaties zien weinig toekomst weggelegd voor Twitter en SMS als nieuwsmedia. Ruim veertig procent van de tieners zou zelf nooit voor nieuws betalen, dit geldt in veel mindere mate voor twintigers (TNS NIPO, 2009). Als het gaat om het belang van bronnen voor nieuws en informatie onder jongeren, dan scoort televisie het hoogst met een waardering van 7,1 op een schaal van 0 (helemaal niet belangrijk) tot 10 (heel erg belangrijk). Blogs staan met een score van 3,8 onderaan (Drok & Schwarz, 2009). Tabel 3. Belang als bron voor nieuws en informatie
Televisie Radio Gratis krant Nieuwssites Dagblad Blogs
Score 7,1 5,8 5,1 4,8 4,7 3,8
Bron: Drok & Schwarz, 2009
1.2.1 Betrouwbaarheid nieuws per medium Opvallend is dat jongeren niet de dagbladen en internet beschouwen als de meest betrouwbare bron van ‘serieus nieuws’, maar televisie. Van journaals en nieuws- en actualiteitenprogramma’s erkennen jongeren de journalistieke degelijkheid. Voor entertainmentnieuws vinden ze het internet wel het meest betrouwbaar, dit geldt ook voor informatie rond relaties en seksualiteit. Voor nieuws rond mode en cosmetica hebben jongeren het meeste vertrouwen in tijdschriften (Qrius, 2009). In het onderzoek van Drok en Schwarz (2009) naar jongeren en nieuwsmedia is onderzocht in hoeverre jongeren verschillende nieuwsmedia ‘geloofwaardig’ vinden. Ook hier staat de televisie als nieuwsmedium op nummer 1, gevolgd door dagbladen. Gratis kranten staan op de derde plaats en nieuwssites worden door jongeren als het minst geloofwaardig gezien. Als jongeren nieuws tot zich nemen via nieuwssites (zoals NU.nl), RTV sites (zoals nos.nl) of online kranten (zoals volkskrant.nl) dan vinden ze online kranten het meest geloofwaardig en nieuwssites het minst. Toch zijn nieuwssites van de genoemde online nieuwsmedia het meest populair onder jongeren. Dit blijkt ook uit het onderzoek van Qrius. NU.nl wordt beter gebruikt en gewaardeerd dan krantensites. Jongeren blijken de snelheid en actualiteit van het internet dus wel waardevol te vinden, maar hebben wel minder vertrouwen in nieuws op internet dan in nieuws dat via de traditionele media wordt verspreid.
6
1.3 Het gebruik van sociale media Uit het jongerenonderzoek van Qrius (Sikkema, 2009) blijkt dat het internet door jongeren intensiever wordt gebruikt ten opzichte van twee jaar geleden. Dit komt vooral doordat jongeren meer gebruik zijn gaan maken van sociale netwerksites. Vooral Hyves doet het erg goed onder jongeren, dit geldt ook voor YouTube. Qrius ontdekte dat de netwerksite Partypeeps2000 aan populariteit heeft ingeboet. Van deze site maken veel allochtone jongeren gebruik, wat zou kunnen betekenen dat veel allochtone jongeren zijn overgestapt naar Hyves. Het gebruik van Window Live Messenger (MSN) is de laatste twee jaar gehalveerd, ten gunste van Hyves, zo blijkt uit onderzoek van mediabureau Stroom. In 2008 bereikte Messenger nog bijna 40% van de doelgroep 13+, in 2010 is dit nog maar krap 17%. In de doelgroep 13-19 jaar is het bereik afgenomen van 65% naar 31%. Dit geldt trouwens niet voor Windows Live Hotmail, hiervan is het bereik onder 13+ toegenomen van 18% in 2007 tegen 42% in maart 2010. Hyves kent inmiddels al bijna 10 miljoen leden; bijna een verdubbeling van het aantal leden in 2008. Het achterlaten van krabbels (kleine berichtjes) is de populairste bezigheid op Hyves, 92,3% van de Hyvers zegt dit te doen. Verder maakt 40,4% gebruik van de chatfunctie en slechts 22,8% van de blogfunctie. Figuur 3. Gebruik van Hyvesfuncties (13+), in % 92,1
Krabbelen
67
Vrienden toevoegen
61,1
Foto's/video's uploaden
56,5
Reageren op www/foto's/discussies
49,2
Gadgets plaatsen/verwijderen
46,7
Profiel pimpen
45,9
Tikken
44,8
Wie Wat Waar updaten
40,4
Chatten
36,5
BuddyPoke
30,8
Mailen Profielgegevens bijwerken Bloggen
25,7 22,8
Bron: Hyves.nl via Stroom, 2010
Zo’n 35% van de Nederlandse bevolking (6 miljoen) maakt gebruik van Hyves. Hiervan is 66% vrouw en 34% man. De gemiddelde leeftijd van Hyvers is 23 jaar en de meerderheid van de gebruikers is hoogopgeleid. De belangrijkste motivatie om lid te worden van Hyves is (net als bij andere internationale netwerksites als Facebook en MySpace) contacten leggen en onderhouden met bestaande vrienden en meer te weten komen over bekenden uit de offline wereld (Antheunis, Valkenburg & Peter, 2009).
“Iemand uit mijn klas heeft 70 vrienden in Hyves, maar dat zijn allemaal artiesten. Hij heeft dus gewoon geen vrienden.” – Jongen, scholier, onderbouw HAVO/VWO Uit onderzoek „Jongeren 2009‟,Qrius
Uit onderzoek van Antheunis, Valkenburg en Peter (2009) blijkt dat gebruikers van Hyves offline vriendschappen (vriendschappen gelegd in de offline wereld) meer waarderen dan online vriendschappen (vriendschappen die online zijn ontstaan). Maar zogenaamde ‘mixed-mode’ 7
vriendschappen (vriendschappen die online zijn ontstaan, maar daarna zijn voortgezet in de offline wereld in de vorm van face-to-face contact of telefoongesprekken) werden kwalitatief even goed gewaardeerd als van oorsprong offline vriendschappen. Sociale netwerkgebruikers (in dit geval: gebruikers van Hyves) hechten dus nog steeds veel belang aan direct menselijk contact, buiten internet om. In het kader van de Amsterdamse Burgermonitor 2009 is onderzoek gedaan naar het internetgebruik van Amsterdammers, waaronder het gebruik van sociale media. Bijna de helft van de Amsterdammers die toegang heeft tot internet is lid van een online vriendengroep. Dat komt neer op 43% van alle Amsterdammers van 16 jaar en ouder. Hyves is het meest populair; een derde van de Amsterdammers met toegang tot internet heeft een Hyves pagina. Op plaats twee en drie staan Facebook (20%) en Linked-In (16%). Zo’n 80% van alle jongeren in het eerste en tweede jaar van het voortgezet onderwijs maakt gebruik van profielsites (Van Rooij et al, 2009). In Amsterdam is driekwart van alle jongeren tussen de 16 en 34 jaar lid van een online vriendengroep. Verder zijn in verhouding veel westerse allochtonen lid (54% van diegene met internet), evenals Surinaamse Amsterdammers (52%) en autochtone Amsterdammers (50%). Turkse Amsterdammers scoren op dit punt gemiddeld (46%), terwijl in verhouding weinig Marokkaanse Amsterdammers lid zijn van een online vriendengroep (28% van diegenen met internet). Hyves is met name populair onder de internetter van 16-24 jaar (67%) en van 25-34 jaar (54%). De populariteit neemt af met leeftijd. Verder is Hyves populair onder Amsterdammers van Surinaamse afkomst (44% van de internetters). In verhouding veel westerse allochtonen zijn lid van LinkedIn en Facebook (respectievelijk 26% en 27% van diegene met internet). Ook Amsterdammers van Turkse komaf zijn in verhouding vaak lid van Facebook (27% van de internetters) (Chiou, Lindeman, & Bosveld, 2009).
2. Internet als platform voor pluriformiteit In tegenstelling tot audiovisuele en gedrukte media is internet een open medium. Niet de poortwachters in de vorm van omroep- of krantenredacties bepalen welke discussies er worden gevoerd, en dus hoe het publieke domein vorm krijgt, maar de mediaconsumenten zelf. Internet biedt de mogelijkheid bottom-up een eigen mediaruimte te creëren, waar de leden zelf hun agenda kunnen bepalen. Het internet functioneert als belangrijke schakel tussen burgers en het publieke domein; via het internet kunnen minderheidsgroepen zich verenigen en hun boodschap aan een breder publiek kenbaar maken. Een ander belangrijk aspect van het internet is de interactiviteit; mensen kunnen informatie uitwisselen, op elkaar reageren en eigen media-inhoud (tekst, film, muziek) publiceren. Het internet heeft als bijkomend voordeel dat het laagdrempelig is: inmiddels heeft bijna iedereen een computer met internetaansluiting en kennen veel mensen de weg in de digitale wereld. In publieke discussies op de televisie of in debatcentra zijn het vooral mannen die aan de discussie deelnemen en het woord nemen en krijgen. Laag opgeleide jongeren, minderheden en tieners zijn hierbij niet vaak aanwezig. Op internet zijn de rollen omgedraaid. De meerderheid van de deelnemers aan online discussies zijn laagopgeleid, jong en vrouw. Deze verschillen maken online discussies uniek, te meer omdat er veel meer deelnemers zijn dan in het geval van offline discussies (Brouwer, 2006). Volgens McQuail (1992) kunnen media op drie manieren bijdragen aan een pluriforme, democratische maatschappij: “by reflecting differences in society, by giving access to different points of view, and by offering a wide range of choice.” Wel bestaat er een theorie dat internetgebruikers, net als bij de traditionele media, selectief op zoek gaan naar argumenten die hun eigen mening onderbouwen, en tegenargumenten juist vermijden. Dit proces wordt wel ‘cyber-balkanization’ genoemd: internetgebruikers ontmoeten online alleen mensen waarmee ze zich kunnen identificeren, en gaan nooit op zoek naar tegengeluiden of alternatieve meningen (Sunstein, 2001). Dit leidt tot fragmentatie op het internet, in plaats van vereniging van verschillende groepen en individuen. Het internet kan gebruikt worden vanwege persoonlijke, publieke of politieke redenen. Leden van minderheidsgroepen gebruiken het internet vaak om onderling persoonlijke ervaringen uit te wisselen. Parker en Song (2006) gebruiken hiervoor de term ‘reflexive racialization’: het delen van persoonlijke informatie, meningen en ervaringen helpt mensen om met de problemen die ze tegen komen in de multiculturele samenleving om te gaan. Deze online uitwisseling zorgt voor een brug tussen het 8
privédomein en het publieke domein. De twee gescheiden werelden van het persoonlijke en publieke leven komen dus samen op het internet. Kortom, het internet heeft veel extra voordelen ten opzichte van de ‘traditionele’ media, met name voor minderheidsgroepen. Siapera (2010) noemt er drie: ten eerste, het internet fungeert als platform voor een verscheidenheid van meningen binnen het publieke domein; ten tweede, het internet brengt mensen samen en zorgt voor verbindingen over geografische en culturele grenzen heen; ten derde biedt het internet een platform waar etnisch-culturele groepen informatie kunnen uitwisselen over hun ervaringen binnen de multiculturele samenleving. 2.1 De multiculturele samenleving op Hyves De Universiteit Utrecht is in 2006 een onderzoek gestart naar de impact van internet op het leven van jongeren met een migrantenachtergrond, getiteld ‘Wired Up’ (http://www.uu.nl/wiredup/). Eén van de onderzoekers, Koen Leurs, heeft onderzoek gedaan naar het gebruik van Hyves door MarokkaansNederlandse jongeren. Zo stuitte hij op ‘De Grootste Allochtonen Hyve’, die is gestart op 22 november 2008. Inmiddels heeft de site 25.099 leden (op 12 mei 2010). De Hyve is volgens de informatie op de site bedoeld voor ‘alle allochtonen in Nederland en voor alle autochtonen die voor een multiculturele samenleving zijn’. De site vormt een community die zich verbonden voelt door een individuele of collectieve identificatie met het allochtoon-zijn of het respecteren van allochtonen. Er bestaan nog meer Hyves-pagina’s die gericht zijn op allochtone jongeren, zoals ‘Trots op Marokko’. Met deze site willen de oprichters de stereotype manier waarop Marokkaans-Nederlandse jongeren vaak in het nieuws komen, ontkrachten. Ze laten openlijk blijken trots te zijn op Marokko, de Marokkanen en de Marokkaanse cultuur. Ook is er een ‘HijaabStyle’ Hyve voor meiden die een hoofddoek dragen of hier in geïnteresseerd zijn. Deze meiden vinden verbondenheid bij elkaar in het dragen van een hoofddoek. Ze willen laten zien dat een hoofddoek niet gelijk staat aan onderdrukking en gaan de strijd aan tegen deze stereotype beeldvorming door het tegendeel te bewijzen via discussies op de site (Leurs, 2010). Figuur 4. Connecties op Hyves van een Marokkaans-Nederlands meisje
Bron: Leurs, 2010 (slide vertoond op Mix-in conferentie over diversiteit in het hoger onderwijs, op 23 maart 2010)
9
De term ‘Mocro’ is een benaming die Marokkaans-Nederlandse jongeren graag gebruiken om hun Marokkaanse roots duidelijk te maken. Ze gebruiken de term vaak in bij- en groepsnamen op sociale netwerksites en forums. Maar Marokkaans-Nederlandse jongeren zijn zeker niet alleen op hun herkomstland georiënteerd op internet. Zo kwam Leurs op Hyves een Mocro meisje tegen die naast communities als ‘Marokkaanse thee junks’, ‘HijaabStyle’ en ‘Marokkanen met Brainssss’ ook lid was van communities met liefhebbers van McDonalds, H&M, skinny jeans en een Hyve getiteld ‘I ♥ Holland’ (zie figuur 4). Leurs is er van overtuigd dat er nauwelijks verschil bestaat tussen de online wereld en ‘real life’ (zie ook Loader, 2007). Het internet moet worden gezien als een deel van het echte leven; online en offline levens lopen naadloos in elkaar over. Ook Siapera (2006) is van mening dat de online wereld laat zien dat afkomst en gender geen statische begrippen zijn, maar op verschillende manieren binnen de maatschappij zijn verweven. Groepen binnen sociale netwerksites bieden jongeren een platform voor zelfexpressie en interculturele ontmoetingen. Siapera ziet sociale netwerksites dan ook als een voorbeeld van hoe jeugdcultuur een tegenwicht kan bieden tegen nationalisme en racisme in ons huidige grimmige politieke klimaat. 2.2 Online communities voor allochtone jongeren In de online wereld kun je relatief anoniem ‘door het leven’ gaan, want in principe kun je zelf je identiteit vormgeven. Dit kan een voordeel zijn in online discussies, omdat persoonlijke achtergrondkenmerken niet openbaar zijn. Niemand kan immers je naam of afkomst controleren en je hierop beoordelen. Op internet bestaat de mogelijkheid jezelf elke identiteit aan te nemen die je maar wilt. Nakamura (2002) beschrijft dit fenomeen als ‘identity-tourism’: “people pick and choose different ethnic and racial identities as and when they like, taking pleasure in this shifting between identities.” Toch zijn veel ‘nieuwe Nederlanders’ niet bang voor het tonen van hun culturele achtergrond op internet. Zo zoeken veel allochtone jongeren elkaar op via eigen netwerksites. Ze zijn trots op hun afkomst en geven elkaar advies, bespreken zaken waar ze zich mee bezighouden, zoeken steun bij elkaar en ontmoeten nieuwe mensen. Daar waar (vooral islamitische) jongeren zich in het publieke domein (de media, politiek, op straat) vaak buitengesloten voelen, creëren ze op internet hun eigen wereld waar ze zich wél thuis voelen. Een voorbeeld van een digitale gemeenschap voor allochtone jongeren is Marokko.nl. Op 20 april 2010 heeft de site 187.046 leden en is daarmee de grootste online communitysite voor van oorsprong Marokkaanse jongeren. Maroc.nl staat op de tweede plaats met 67.889 leden, gevolgd door Maghreb.nl met 14.737 leden. Deze online communities hebben een aantal vaste onderdelen: nieuws (speciaal geselecteerd voor de doelgroep), forums en blogs. Vooral de forums zijn populair, er worden hier levendige discussies gevoerd over zaken waar jongeren zich mee bezighouden (actualiteiten, religie, seksualiteit en relaties, studie, mode etc.). Ook voor jongeren met een andere achtergrond bestaan er communitysites. Turks-Nederlandse jongeren kunnen bijvoorbeeld terecht op Lokum.nl of Hababam.nl en Hindoestaans-Nederlandse jongeren op Sangam.nl of Hindustani.nl. Online communities zoals Marokko.nl kunnen volgens Martijn de Waal (2003) een dubbele emanciperende werking hebben. Enerzijds vinden er in de verschillende fora normbepalende discussies plaats, waarin bijvoorbeeld meisjes meer rechten voor zichzelf opeisen. Anderzijds bieden de portals krachtige identificatiemogelijkheden voor jonge allochtonen die hun Marokkaanse culturele identiteit en de Nederlandse alledaagse werkelijkheid op elkaar proberen af te stemmen. Zo eisen ze voor zichzelf een plek op in het collectieve publieke domein. Daarnaast nemen ook vaak autochtone Nederlanders deel aan de discussies op deze sites, waardoor er onderling een dialoog en wellicht meer begrip ontstaat (Siapera 2007; Brouwer & Wijma, 2006). Jongeren maken in onze huidige maatschappij gebruik van collectieve identiteiten (Romer, 2002). Een tiener in Rotterdam kan zich tegelijkertijd Turk, Rotterdammer en Nederlander voelen. Zolang de massamedia deze nieuwe collectieve identiteiten niet weten aan te spreken, zullen jonge generaties allochtonen zich buitengesloten blijven voelen. In dat proces kan de eigen publieke sfeer een versterkend effect hebben en kan deze het bewustzijn van de eigen identiteit en het gevoel van uitsluiting juist versterken (de Waal, 2003).
10
2.3 Moslima’s op internet Jonge Nederlandse meiden met een islamitische achtergrond worden in het publieke debat vaak neergezet als onderdrukt en onderdanig. Helemaal als ze een hoofddoek dragen. Deze nadrukkelijke positionering van moslima’s in de slachtofferrol is volgens Coenen (2008) een gevolg van de opkomst van het nieuw realisme, een stroming binnen de politiek (Fortuyn, Verdonk, Wilders) waarin de superioriteit van de westerse of Nederlandse waarden worden afgezet tegen de inferioriteit van de islamitische waarden. Het internet fungeert als een belangrijk middel voor gemarginaliseerde groepen om zichzelf uit te spreken en vooroordelen te ontkrachten (zie bijv. Georgiou, 2002; Siapera, 2010), dit geldt voor vrouwen in het bijzonder. Forums op websites voor Marokkaans-Nederlandse jongeren weerleggen het traditionele, passieve beeld dat er van islamitische vrouwen heerst. Deze sites bieden moslima’s de kans om zichzelf te uiten en een realistisch beeld van zichzelf te geven. Ze geven deze meiden een stem. Hier durven ze bepaalde onderwerpen aan de kaak te stellen die ze in het openbaar nooit zouden durven stellen. De mogelijkheid om zichzelf uit te spreken is voor deze meiden vaak nog belangrijker dan een luisterend oor (Brouwer, 2006). Yasmina.nl is het bekendste forum voor moslima’s in Nederland. Onderwerpen als trouwen, relaties, maagdelijkheid, relaties en mode zijn hier erg populair. Deze forums, maar ook blogs, geven moslima’s de kans om hun individuele keuzes uit te leggen, zonder dat daarbij hun geloof in twijfel wordt getrokken. Het internet biedt hen een eigen ontmoetingsplek, of zoals Karim (2005) het uitdrukt, een ‘derde’ ruimte (third space), waar jonge vrouwen controversiële onderwerpen kunnen aansnijden buiten het controleveld van hun ouders. Ook in het buitenland laten allochtone meiden van zich spreken via internet. Als onderdeel van het Zweedse project Media practices in the new country zijn vijf tienermeisjes met een migrantenachtergrond (Grieks, Syrisch, Somalisch, Hong Kongs) ondervraagd over hun internetgebruik. De meeste wonen al vanaf zeer jonge leeftijd in Zweden, één meisje is er geboren en een ander woont er sinds vijf jaar. Uit het onderzoek blijkt dat het internet in het leven van deze meiden fungeert als een soort ‘tussenruimte’ tussen Zweden en het land van herkomst – een ruimte waar ze hun identiteit kunnen vormgeven. Volgens de onderzoekers fungeert het internet voor deze tienermeisjes zelfs als een soort virtueel thuisland: “The internet has become a virtual substitute for a homeland they cannot return to” (Rydin & Sjoberg, 2010). In deze virtuele wereld praten migrantenkinderen met elkaar in hun moedertaal over alledaagse dingen en vergelijken ze elkaars ervaringen in het land waar ze wonen. Ze praten met elkaar over ‘hier’ en ‘daar’. Deze discussies vinden plaats met landgenoten die ook in Zweden wonen, maar ook met jongeren die in andere delen van de wereld verblijven. Deze gesprekken gaan vaak over religieuze zaken, en over bepaalde online platforms waar ze hun religieuze identiteit kunnen vormgeven en behouden. De ondervraagde tienermeisjes maken ook veel gebruik van MSN en het sociale netwerk Lunarstorm, vergelijkbaar met het Nederlandse Hyves. Door het vinden van gelijkgestemden met gelijksoortige ervaringen, creëren deze jongeren een collectieve identiteit (Rydin & Sjoberg, 2010). 2.4 Invloed uitoefenen via internet Het gebruik van internet door jongeren kan worden gezien als een vorm van cultureel burgerschap. Hier laten ze hun stem horen en delen ze hun mening met anderen. Turner (1994) noemt burgerschap ‘competent handelen als lid van een gemeenschap’, waarbij het gaat over de relaties van individuen met diverse gemeenschappen. Dit kunnen ook online gemeenschappen zijn. Dahlgren (2006) heeft het over ‘doing citizenship’ via de media. Volgens Hermes (2006) gaat burgerschap naast de formele relatie tussen individuen en de overheid ook over gemeenschappelijke verantwoordelijkheden en rechten, over collectieve identiteiten en de normen en waarden die daarbij horen. Deze collectieve identiteiten zetten jongeren vaak in op internet, zoals we ook in het voorbeeld van het MarokkaansNederlandse meisje op Hyves hebben gezien (zie figuur 4). In het buitenland zijn een aantal interessante onderzoeken uitgevoerd naar burgerparticipatie via internet. Uit een Amerikaans onderzoek van Antoinette Pole uit 2005 naar de rol van zwarte bloggers in de ‘blogosphere’ blijkt dat bloggers vooral van het mannelijke geslacht zijn, dertiger en hoogopgeleid. Dit geldt zowel voor witte als zwarte bloggers. Het onderzoek richt zich vooral op zwarte, politieke bloggers. Siapera (2010) verstaat onder politiek gebruik van het internet ‘het reageren op berichtgeving in de mainstream media door het coördineren en formuleren van reacties.’
11
Ook staat het voor activisme in de vorm van lobbyen, protesteren en pleiten voor een betere positie voor culturele minderheden. Voor het onderzoek van Pole (2005) zijn twintig zwarte bloggers ondervraagd aan de hand van telefonische diepte-interviews. Meer dan de helft van de bloggers zegt over algemene onderwerpen te schrijven, en niet specifiek over onderwerpen met betrekking tot minderheden. Wel schrijven ze natuurlijk vanuit een zwart perspectief. Ook zetten veel bloggers hun lezers aan om politiek actief te worden door te gaan stemmen, fouten in de mainstream media te melden en geld te doneren aan liefdadigheid. Eén blogger vindt dat hij door het bloggen toch enige maatschappelijke invloed kan uitoefenen, aangezien het via de mainstream media veel moeilijker is om je stem te laten horen. Een ander noemt bloggen een vorm van burgerparticipatie. De meerderheid van de ondervraagde bloggers zegt zich niet gediscrimineerd of buitengesloten te voelen binnen de blogwereld, een kwart zegt dit wel te ervaren. Zij merken dat ze niet gelinked of opgemerkt worden door andere (zwarte) bloggers vanwege ideologische of religieuze verschillen. Maar de meeste bloggers ervaren de blogwereld als inclusief; de belangrijkste eis is dat je goed kunt schrijven (Pole, 2005). Ook in Groot-Brittannië wordt veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen media en diversiteit. In 2008 is door het Change Institute een grootschalig onderzoek uitgevoerd naar het mediagebruik binnen twaalf moslimgemeenschappen. Deze moslimgemeenschappen waren afkomstig uit Afghanistan, Algerije, Bangladesh, Egypte, India, Iran, Irak, Marokko, Nigeria, Pakistan, Saudi Arabië, Somalië en Turkije. In dit onderzoek is ook aandacht besteed aan het internetgebruik van deze gemeenschappen. Zo blijkt de rol van internet groot als communicatie- en identificatiemiddel onder jongeren. Via YouTube laten jongeren hun eigen, alternatieve kijk op nieuws zien en geven zo een meer realistisch beeld van de eigen groep. Netwerksites als Facebook zijn populair vanwege de contacten en de oproep tot (politieke) acties (Change Institute, 2009). Daarnaast zijn er wereldwijd fanatieke bloggers die via hun weblogs nieuws en meningen verkondigen. Vooral onder Iraniërs zijn weblogs populair, deze blogs hebben vaak een sterke politieke kleur. Deze politieke bloggers moeten wel op hun tellen passen, want er zijn in Iran al verscheidene bloggers en journalisten vanwege hun 5 uitspraken opgepakt . 3. Conclusie Internet kan inmiddels niet meer als ‘nieuwe’ media worden bestempeld, bijna iedereen heeft het opgenomen in het leven van alle dag. Nederland kent het meeste aantal huishoudens met een internetaansluiting in Europa. Veel jongeren zitten tegenwoordig zelfs langer achter internet dan achter de televisie. Ze e-mailen, zoeken informatie, bekijken filmpjes en maken veel gebruik van profielsites als Hyves en Facebook. De eigen bijdragen op internet via blogs en forums blijft nog beperkt, maar wel volgen jongeren het nieuws intensief via internet (NU.nl). Toch beschouwen jongeren nieuws via internet wel als minder betrouwbaar dan via de televisie. Jongeren gebruiken dan ook meerdere bronnen om nieuws binnen te halen (televisie, internet, gratis dagbladen). Sociale netwerksites zijn de laatste jaren erg in populariteit gestegen onder jongeren, vooral Hyves. Nieuwe diensten als Twitter vinden jongeren minder interessant. Wel luisteren jongeren steeds vaker naar de radio via internet. Ook is het spelen van online games onder jongeren populair. Internet fungeert in het leven van allochtone jongeren als een soort ‘tussenruimte’ tussen het land waar deze jongeren wonen en het land van herkomst – een ruimte waar ze hun identiteit kunnen vormgeven. Via internet wisselen ze ervaringen, meningen en kennis uit, bijvoorbeeld via eigen online communities. Ook bieden deze communities jonge moslima’s de kans om zichzelf te uiten en bepaalde (controversiële) onderwerpen aan de kaak te stellen, buiten de invloed van moskee of familie om. Daarnaast speelt het internet een belangrijke rol in het ontkrachten van heersende vooroordelen. Via community sites, discussiefora, blogs, sociale netwerksites etc. kunnen minderheidsgroepen een tegengeluid laten horen. Veel jongeren met een migrantenachtergrond vinden elkaar in de virtuele wereld, daar waar ze zich in de ‘echte’ wereld vaak buitengesloten voelen. Op deze manier gaat er van internet een emanciperende werking uit, waar minderheden een eigen stem kunnen laten horen. Ze eisen online een plek op binnen het publieke debat, aangezien dit via de traditionele media een veel moeizamer proces is.
5
Reporters sans Frontiers (www.rsf.org), 21 juni 2009
12
Bronnen Antheunis, M., Valkenburg, P. & Peter, J. (2009). Social Networksites and Quality of Friendship. The Quality of Offline, Online and Mixed-mode Friendships Among Users of a Social Networksite. Paper gepresenteerd tijdens het ‘Etmaal van de Communicatiewetenschap 2009’ op 12 en 13 februari 2009 op de Radboud Universiteit Nijmegen. Amsterdam: Amsterdam School of Communications Research (ASCoR). Brouwer, L. (2006). Giving voice on Dutch Moroccan girls on the internet, Global Media Journal 5(9), Fall 2006. Brouwer, L. & Wijma, S. (2006). De zin en onzin van forumdiscussies op Marokkaanse websites. In J. de Haan & C. van ’t Hof (red.), Jaarboek ICT en samenleving 2006: De digitale generatie, pp. 109121. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Change Institute (2009). Understanding Muslim Ethnic Communities. London: Department for Communities and Local Government. Chiou, M., Lindeman, E. & Bosveld, W. (2009). De Amsterdamse Burgermonitor 2009. Amsterdam: Dienst Onderzoek en Statistiek, Gemeente Amsterdam. Cock, R. De (2010). Jong maar traditioneel? Exploratief kwalitatief onderzoek naar nieuwsgebruik bij kinderen. Paper gepresenteerd tijdens het ‘Etmaal van de Communicatiewetenschap 2010’ op 4 en 5 februari 2010 op de Universiteit Gent. Gent: Vakgroep Communicatiewetenschappen. Coenen, B. (2008). Moslima‟s in beeld. Een onderzoek naar framing en identiteitsconstructies van moslimvrouwen in de Nederlandse pers. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam. Dahlgren, P. (2006). Doing citizenship: the cultural origins of civic agency in the public sphere, European Journal of Cultural Studies, 9(3): 267-286. De Telegraaf (2010). Farmville heeft meer dan 80 miljoen gebruikers, 22 februari 2010. Drok, N. & Schwarz, F. (2009). Jongeren, nieuwsmedia & betrokkenheid. Zwolle/Amsterdam: Windesheim/Stichting Krant in de Klas. Haan, J. de (2010). NL Kids Online. Nieuwe mogelijkheden en risico‟s van internetgebruik door jongeren. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Karim, J. (2005). Voices of Faith, Faces of Beauty: Connecting American Muslim Women through Azizah. In M. Cooke & B. Lawrence (eds.), Muslim Networks. From Hajj to Hip Hop, pp. 169-191. Cape Hill and London: the University of North Carolina Press. Leurs, K. (2010). Online social networking sites as spaces of conviviality? Dutch-Moroccan youths on Hyves. Paper presented at Mix-in conference on March 23, 2010 in Amsterdam. Utrecht: Utrecht University. Loader, B.D. (2007). Young Citizens in the Digital Age: Political Engagement, Young People and New Media. London: Routledge. Lööf, A. & Seybert, H. (2009). Data in focus, Industry, trade and services, 46/2009. Luxembourg: Eurostat. McQuail, D. (1992). Media Performance: Mass Communication and the Public Interest. London: Sage. Nakamura, L. (2002). Cybertypes: Race, Ethnicity and Identity on the Internet. London and New York: Routledge. Olsson, T. & Dahlgren, P. (2010). Young people, ICT‟s and democracy. Theories, Policies, Identities and Websites. Göteborg: Nordicom.
13
Parker, C. & Song, M. (2006). New Ethnicities Online: Reflexive Racialization and the Internet, Sociological Review, 54(3): 575-94. Pole, A. (2006). Black bloggers and the blogosphere. Paper presented during the Second International Conference on Technology, Knowledge and Society, Hyderabad, India on 12-15 December, 2005. Hermes. J. (2006), Citizenship in the age of the Internet, European Journal of Communication, 21(3): 295-309. RAB (2010). RAB Trendrapport „Radio in beeld‟. Amstelveen: Radio Advies Bureau. Romer, R. (2002). Thuis in Nederland. Praktisch handboek voor diversity marketing. Deventer: Kluwer. Rooij, A.van, Meerkerk, G-J., Schoenmakers, T.M., Eijnden, R. van den & Mheen, D. van de (2008). Ontwikkelingen in het internetgebruik van Nederlandse jongeren. Monitor Internet en Jongeren. Rotterdam: IVO. Rooij, A. van, Schoenmakers, T.M., Meerkerk, G-J. & Mheen, D. van de (2009). Wat doen jongeren op internet en hoe verslavend is dit? Monitor Internet en Jongeren 2006-2009. Rotterdam: IVO. Rydin, I. & Sjoberg, U. (2010). Everyday life and the internet in diaspora families. In T. Olsson & P. Dahlgren (eds.), Young people, ICTs and democracy Theories, Policies, Identities and Websites, pp. 147-169. Göteborg: Nordicom. Siapera, E. (2006). Multiculturalism online. The internet and the dilemmas of multicultural Politics, European Journal of Cultural Studies, 9(1): 5-24. Siapera, E. (2007). Radical Democratic Politics and Online Islam. In L. Dahlberg & E. Siapera (eds.), Radical Democracy and the Internet, pp. 148-67. Basingstoke: Palgrave Macmillan. Siapera, E. (2010). Cultural Diversity and Global Media: The Mediation of Difference. Hoboken NJ: Wiley-Blackwell. Sikkema, P. (2009). Jongeren 2009. Amsterdam: Qrius. Sterk, G. (2006). Nieuws en burgerschap. In J. Hermes, P. Naber & A. Dieleman (red.), Leefwerelden van jongeren. Thuis, school, media en populaire cultuur, pp. 167-182. Bussum: Coutinho. Stroom (2010). Windows Live Messenger gehalveerd in bereik. Persbericht 17 mei 2010. Rotterdam: Stroom. Sunstein, C. (2001). Republic.Com. Princeton, NJ; Princeton University Press. TNS NIPO (2009). Nederlandse jongeren: in 2029 internet nieuwsbron nummer 1. Persbericht 27 november 2009. Amsterdam: TNS NIPO. TNS NIPO & Newzoo (2009). Nationaal Gaming Onderzoek 2009. Amsterdam: TNS NIPO Technology/Newzoo/Gamesindustry.com. Turner, B. (1994). Citizenship and social theory. London: Sage. Waal, M. de (2003). Soms op de kaasmanier, soms op onze manier. In H. Blanken & M. Deuze (eds.), De mediarevolutie. 10 jaar www in Nederland, pp. 146-167. Amsterdam: Boom.
14
Colofon De serie ‘Feiten & Cijfers’ wordt uitgegeven door: Mira Media Postbus 1234 3500 BE Utrecht Tel. 030-230 22 40 Samenstelling: Susan Bink, desk researcher (
[email protected]) Deze uitgave van de Mira Media is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Mira Media kan echter niet volledig instaan voor de wetenschappelijke juistheid van de door derden verstrekte gegevens en neemt derhalve geen verantwoordelijkheid voor mogelijke fouten. Deze uitgave of delen ervan mogen vrijelijk worden verspreid met bronvermelding. Bij verspreiding van de gegevens stellen wij het op prijs hiervan op de hoogte te worden gesteld.
15