J.P.Siebelink
Office 2003
ICT
ICT 01
Gedragsregels op het Internet
Het Internet staat vol met allemaal nuttige dingen en helaas, ook veel dingen die helemaal geen nut hebben of juist niet waar zijn. Deze eerste kaart geeft onze afspraken weer. Deze afspraken hebben we gemaakt om het voor iedereen leuk te houden. Houd je aan deze afspraken!!!
Wat ga je doen? Door deze kaarten allemaal te volgen weet je zeker dat je goed genoeg met de computer kunt werken als je op het voortgezet onderwijs komt en verder… Je gaat zelf één voor één de kaarten doorwerken. Er zitten ook af en toe opdrachtkaarten tussen. Om deze opdrachtkaarten goed te maken moet je de dingen die je tot nu toe hebt geleerd ook gebruiken. Doe je dit goed, dan mag je verder met de volgende kaart. Je mag altijd een kaart terug opzoeken om te kijken hoe iets ook weer zat als je het vergeten bent..
Algemene regels:
- Houd je taalgebruik netjes. - Schrijf kort en krachtig. Lange verhalen worden niet gelezen. - We loggen altijd op onze eigen naam in. - Als we bij de computer zitten, kletsen we niet. - Als we iets niet weten of willen overleggen, dan doen we dat fluisterend. - Als we bij de computer zitten, eten en drinken we niets.
Internetregels
- We bezoeken alleen sites die voor ons bedoeld zijn. Komen we per ongeluk op een site die niet voor ons bedoeld is, dan klikken we die weg of drukken we op ATL+F4 - Foto’s, teksten, enz. die we willen opslaan, slaan we altijd op de plek op die door de leerkracht is aangegeven. - Houd er rekening mee dat je nooit anoniem op het Internet zit. Het is altijd mogelijk om uit te vinden vanaf welke computer iets gedaan is. - Houd hier ook rekening mee als je aan het MSN-en bent!!! Je bent altijd te vinden. - Geef nooit je naam of adresgegevens op. Ook niet van een ander. Vraag eventueel aan de leerkracht welke naam je mag gebruiken.
ICT 02
Als je op Internet wilt, zul je een “browser” moeten gebruiken. De meest gebruikte browser is die van Microsoft: Internet Explorer
Je leert nu wat de verschillende knoppen doen.
ICT 03
Woordenlijst
Het is verstandig als je weet wat de volgende woorden betekenen...
Provider: Browser:
Een bedrijf dat je toegang geeft tot internet. Een programma om internet op te gaan. Bij ons is dat de Internet Explorer van Microsoft. Website: Een plaats op internet waar informatie te vinden is. (site) Webpage: Een pagina op een website. Homepage: De eerste pagina die je ziet als je op een bepaalde site komt. Hyperlink: Een verbinding naar een andere pagina. Surfen: Van de ene naar de andere website gaan. Zoekmachine: Een machine die informatie opzoekt op internet (bijv. Google). Hits: Plaatsen waar die informatie te vinden is.
Vorige: Als je op een pagina zit, dan kun je makkelijk naar een nieuwe pagina klikken. Stel dat je weer terug wilt naar de pagina die je net had, dan druk je op de knop “Vorige”. Volgende: Stel dat je op “Vorige” hebt geklikt, maar toch weer naar de pagina die je net had terug wilt, dan kun je op verder klikken. Dat kan alleen als je al een keer terug bent gegaan. Stop: Soms duurt het erg lang voordat een pagina in beeld komt. Hiermee kun je het laden stoppen, zodat je verder kunt. Ververs: Een pagina waar je geweest bent wordt door jouw eigen computer onthouden. Als er iets aan verandert, dan zie je dat niet omdat hij in het geheugen van jouw computer staat. Klik op “ververs” om de laatste versie te laten zien. Home: Druk op deze knop als je naar jouw startpagina wilt gaan. Zoeken: Type hier je zoekopdracht. Favorieten: Klik hierop als je een favoriete site wilt openen of toevoegen. Afdrukken: Klik hierop om de pagina af te drukken.
E-mail: Attachment: Chatten: Emoticons: Forum:
Een bericht via internet versturen. Iets dat je meestuurt met een e-mail, zoals een foto of een verslag. Kletsen via internet. Afkortingen waar je emoties mee kunt tonen ;-) Een website met veel informatie over een bepaald onderwerp. Je kunt er berichten plaatsen die anderen kunnen lezen. (nieuwsgroep) E-commerce: Iets kopen of verkopen via internet. Downloaden: Iets van het internet afhalen en op je eigen computer zetten. Uploaden: Iets van je eigen computer op het internet zetten. Freeware: Gratis software. Shareware: Software die je gratis mag uitproberen. Webcam: Een videocamera op internet. Filter: Een manier om ongewenste informatie van internet tegen te houden. Portaal: Een scherm met heel veel hyperlinks over een onderwerp. Netiquette: Gedragsregels op internet. Zippen: Door te zippen verklein je een bestand. Google: Een bekende zoekmachine.
ICT 04
De geschiedenis van het internet
ICT 05
Internet is ontstaan rond 1960. In die tijd was er de “Koude oorlog” tussen Amerika en Rusland. Allerlei militaire gegevens werden in Amerika bewaard in computers. Om te voorkomen dat de gegevens verloren zouden gaan bij een bombardement, maakte men verbindingen tussen de computers. Telkens werden de gegevens overgeseind van de ene naar de andere computer. Dat was het begin van internet. Toen heette het nog Arpanet. Pas na 1990 werden er afspraken gemaakt om computers over de hele wereld met elkaar te verbinden. We noemen dat een protocol. Toen ontstond het internet zoals wij dat nu kennen. Inmiddels zijn er vele miljoenen computers met informatie verbonden met internet.
Beantwoord de volgende vragen in Word
1 Noem twee dingen die je nodig hebt om internetpagina’s te kunnen bekijken op jouw computer. 2 Wat is het verschil tussen een website en een homepage? 3 Wat hebben hyperlinks en surfen met elkaar te maken? 4 Waarom zijn zoekmachines op internet heel belangrijk? 5 Wat is het verschil tussen een website en een nieuwsgroep? 6 Wat is het verschil tussen freeware en shareware? 7 Noem een voorbeeld van e-commerce. 8 Geef twee voorbeelden van “Gedragsregels op het Internet”. Sla het bestand op onder de naam: “toets spatie internet spatie 1 spatie jouw naam spatie eerste letter van je achternaam” Heet je bijvoorbeeld Martine G, dan wordt het: ”toets internet 1 martine g”
ICT 06
Als je een pagina hebt gevonden die je erg handig of leuk vindt, dan is het niet handig als je het adres steeds weer helemaal in moet typen: http://www9.tmf.nl/?channel=music&page=reviews&id=248 Je kunt gelukkig de pagina’s die je vaker wilt bezoeken onthouden.
ICT 07
Als je de favorieten opgeslagen hebt en je gaat een paar maanden verder, dan heb je een stuk of 20, 30, 100? pagina’s als favoriet opgeslagen. Om daar duidelijkheid in te krijgen kun je de favorieten indelen in aparte mappen.
Je gaat een site toevoegen aan jouw favorieten. Een favoriet is een site / pagina waar je graag op komt, of die je nog een keer nodig hebt. Open de site die je wilt hebben. Klik dan op de knop Favorieten met een groene plus erbij.
Klik dan op: “Aan favorieten toevoegen”. Kies een passende naam en klik op Toevoegen. Als je nu een favoriet wilt openen, dan klik je weer op de knop favorieten en ga je naar beneden tot je de naam van die pagina vindt. Klik hier dan op en de pagina opent zich.
Open de browser en zorg ervoor dat je minstens 10 pagina’s als favoriet hebt ingesteld. Klik op Favorieten toevoegen. Kies dan voor “Favorieten indelen…” Onderaan heb je 4 knoppen:
Klik op “Nieuwe map” en geef de nieuwe map een herkenbare naam. Hier zijn 2 nieuwe mappen aangemaakt: Leuk en School. Selecteer nu een favoriet die je in de map wilt hebben. Houd de linker muisknop ingedrukt en sleep hem naar de map. Laat los als je op de map staat. Nu is hij verplaatst. De overige knoppen spreken voor zich.
ICT 08
Als je meerdere pagina’s geopend hebt kun je ze tegelijk laten zien…
ICT 09
Plaatjes
Copyright: © of ® Op alle foto’s en plaatjes op het internet zit in principe copyright (copy = kopieer right = recht). We noemen dat het auteursrecht. Auteursrecht: het recht om te beslissen of iets dat je gemaakt hebt, bijv. een boek, muziekstuk, film of foto, openbaar gemaakt mag worden. Soms moet je dus toestemming vragen om iets te mogen gebruiken...
Als je meerdere pagina’s geopend hebt is het moeilijk om overzicht te houden wat je waar gevonden hebt. Je kunt dan snel even de verschillende pagina’s bekijken door ze te verkleinen en naast elkaar te zetten. Dat doet het programma zelf voor je…
Links zie je een knop met 4 vierkantjes erin. Klik hierop en de geopende vensters verschijnen verkleind in beeld. Als je dan de juiste pagina vindt hoef je er maar op te klikken om naar die pagina te gaan.
Als je op internet wat leuke afbeeldingen gevonden hebt, dan kun je die eventueel gebruiken voor een werkstuk of iets anders. In dit voorbeeld maken we een werkstuk over de wasbeer. Je hebt op een site dit plaatje gevonden. Ga met de muis erop staan en klik op de rechter muisknop. Je krijgt nu een nieuw menu. Kies hier “Afbeelding opslaan als…” en kies een geschikte naam voor het plaatje. Controleer nog even de plek waar je het plaatje opslaat. Automatisch ga je naar de map: Mijn afbeeldingen in de map Mijn documenten. Als je het ergens anders wilt opslaan, dan moet je dat nu aangeven.
ICT 10
ICT 11
Als je de internet browser opent, kom je op jouw startpagina terecht. Dit is de pagina waar jij mee wilt beginnen.
(Meestal de pagina die jij het meest bezoekt.)
Beantwoord de volgende vragen in Word Leg uit wat je bij de volgende knoppen kunt doen. 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7. 8. Leg uit wat er met copyright bedoeld wordt. Sla het bestand op onder de naam: “toets spatie internet spatie 2 spatie jouw naam spatie + eerste letter van je achternaam” Heet je bijvoorbeeld Martine G, dan wordt het: ”toets internet 2 martine g”
De makkelijkste manier om jouw favoriete pagina als startpagina in te stellen is door die pagina te openen. Dan klik je op “Extra” en dan “Internetopties” . Klik dan op “Huidige gebruiken” en je hebt een nieuwe startpagina ingesteld. Let op: Het kan zijn dat dit op jouw school niet werkt. Dat heeft te maken met het netwerk.
ICT 12
Geschiedenis En dan niet de slag bij Nieuwpoort, maar jouw eigen geschiedenis op het internet. Waar ben je geweest?
ICT 13
Zoeken Over alles waar je wat over wilt weten kun je wel wat vinden op internet. Er staat echter veel te veel op internet. Je zult echt moeten zoeken. Ook daar hebben ze aan gedacht.
Om de geschiedenis te openen klik je op het driehoekje naast “Volgende” Dan staat onderaan “Geschiedenis” Dan opent zich links een deel waar je de afgelopen dagen in beeld krijgt. Klik op de dag die je hebben moet. Dan krijg je te zien waar je die dag geweest bent. Klik dan op de link en je bent er weer.
Je kunt ook op: CTRL+SHIFT+H klikken.
Rechts bovenin kun je een zoekopdracht opgeven. We gaan op zoek naar informatie over de wasbeer. Type het woord (in dit geval wasbeer) in dit vak. Druk op enter en er komt een nieuwe pagina met allemaal verwijzingen (links) naar pagina’s waarop het woord wasbeer voorkomt. We hebben als zoekmachine Google gekozen. Controleer dit eventueel door op het driehoekje naast het vergrootglas te klikken. Live Search is ook goed, maar de pagina ziet er iets anders uit… Een nieuwe pagina komt dan tevoorschijn met een heleboel links naar pagina’s met het woord wasbeer erin. Sommige zijn bruikbaar, sommige niet... Klik op een link om de pagina die daarachter zit te openen. We hebben hier gekozen voor de link naar Wikipedia.
ICT 14
Zoeken We zagen bij het zoeken naar de wasbeer dat er 81100 pagina’s met het woord wasbeer in het Nederlands alleen al te vinden zijn. Op welke van die 81100 pagina’s staat de informatie die jij nodig hebt???
ICT 15
Er zijn “zoektrucs” om sneller aan de informatie te komen die jij nodig hebt. Als je een werkstuk wilt maken over hoe het menselijk oog gebouwd is en werkt en je zoekt op het woord “oog”, dan krijg je meer dan twee miljoen mogelijke pagina’s. Dat zijn er veel te veel. We gaan dit verfijnen. Dan denk je al snel dat de zoekopdracht: “hoe werkt het menselijk oog” beter is. Maar in deze opdracht staan veel woorden die op elke pagina te vinden zijn. Zoek dus naar trefwoorden en type die in. Bijvoorbeeld: “menselijk oog” (iets meer dan één miljoen pagina’s) Of “werking menselijk oog” (iets meer dan 600.000 pagina’s) Of “bouw werking menselijk oog” (iets minder dan 250.000 pagina’s) Je ziet dat hoe specifieker je jouw zoekopdracht maakt, hoe minder pagina’s je overhoudt en die pagina’s hebben bijna zeker iets te maken met wat jij zoekt.
Beantwoord de volgende vragen in Word 1. Welke toetscombinatie moet je gebruiken om de geschiedenis te bekijken? 2. Zoek op Google naar campings in Groningen. Schrijf drie namen van campings met hun plaatsnaam op. 3. Schrijf stap voor stap op hoe je jouw eigen startpagina instelt. 4. Hoe sla je een afbeelding op die je gevonden hebt op internet? 5. Beschrijf hoe je een pagina als jouw favoriet instelt. 6. Beschrijf hoe je de favorieten indeelt. Sla het bestand op onder de naam: “toets spatie internet spatie 3 spatie jouw naam spatie + eerste letter van je achternaam” Heet je bijvoorbeeld Martine G, dan wordt het: ”toets internet 3 martine g”
ICT 16
Snel Sneller Nog sneller En het... ICT 17
Nu heb je de juiste informatie gevonden
en dan...
Als je een webpagina opent, dan kosten de plaatjes het meeste tijd. Je kunt eventueel de mogelijkheid om plaatjes te laten zien uitschakelen. De pagina wordt dan supersnel geladen en je kunt vaak aan de tekst al zien of het een bruikbare pagina is of niet. Je klikt op “Extra” en dan “Internetopties” . Kies dan het tabblad “Geavanceerd”. Ga dan naar beneden tot je “Afbeeldingen weergeven” ziet. Haal het vinkje hier weg om ze niet weer te geven en zet het vinkje er neer om ze wel te laten zien. Op dezelfde manier kun je geluid en video uitschakelen.
Let op: Het kan zijn dat dit op jouw school niet werkt. Dat heeft te maken met het netwerk.
Als je een goede site hebt gevonden met daarin stukken tekst die jij wilt gebruiken, dan hoef je die niet helemaal over te typen. Dat kan handiger… Selecteer het stuk tekst dat jij wilt hebben. (Ga er met de muis op staan, druk de linker muisknop in en houd die ingedrukt, sleep nu de muis naar het einde van de tekst die je wilt hebben en laat dan de linker muisknop los. De tekst verandert nu van kleur.) Druk dan op
. CTRL ingedrukt houden en dan de C indrukken. De C staat voor copy = kopieer. Open dan Word (of een ander programma waar je de tekst in wilt hebben). Zorg ervoor dat je een document hebt geopend, nieuw of bestaand, en ga op de plek staan waar je de tekst wilt hebben. Druk dan op Dit is de combinatie om de tekst die je net in het geheugen gezet hebt, te plakken. Als het goed is verschijnt de tekst nu in Word. Let wel op: Een veel gebruikte kleur op internet is wit. In Word zie je witte letters niet. De tekst zul je dan nog moeten aanpassen door de kleur van de letters te veranderen.
ICT 18
Inhoudsopgave Kaart 1: Gedragsregels op het Internet Kaart 2: Knoppen van de browser Kaart 3: Woordenlijst Kaart 4: Geschiedenis van het Internet Kaart 5: Toets 1 Kaart 6: Favorieten Kaart 7: Favorieten indelen Kaart 8: Meerdere pagina’s tegelijk laten zien Kaart 9: Plaatjes opslaan Kaart 10: Toets 2 Kaart 11: Startpagina aanpassen Kaart 12: Geschiedenis van jouw surfen bekijken Kaart 13: Zoeken op internet
ICT 19
Voor de leerkracht
Kaart 14: Zoeken, maar dan beter Kaart 15: Toets 3 Kaart 16: Internet sneller maken Kaart 17: Informatie kopiëren naar bijvoorbeeld Word Kaart 18: Inhoudsopgave Kaart 19: Voor de leerkracht Kaart 20: Antwoorden toets 1 Kaart 21: Antwoorden toets 2 Kaart 22: Antwoorden toets 3
J.P.Siebelink Deze kaarten heb ik gemaakt omdat er bij mij in de klas 4 computers staan. Er zitten maximaal 4 kinderen per keer bij de computer, die vaak uitleg nodig hebben. We hadden daar een methode voor, maar daar kwamen we vaak niet door. Ik ben toen op zoek gegaan naar een manier om een naslagwerk te maken, een soort atlas. Er is toen een project gestart met het Dollard College en het SLO. In samenspraak met Wim Willemsen heb ik deze kaarten gemaakt. De kinderen bij mij op school werken zelfstandig met de computer. Als ze een vraag hebben, kijken ze eerst in de kaarten of daar het antwoord staat. Ik als leerkracht krijg nauwelijks nog vragen en de kinderen kunnen zelfstandig doorwerken. Eventuele aanpassingen zijn gratis te downloaden op www.bouwte.nl. Dubbelzijdig afdrukken, lamineren en bijsnijden en je hebt weer een set. Ik heb het gratis gehouden in de hoop dat zoveel mogelijk scholen hier plezier aan kunnen beleven. Voor aanvullingen, vragen en/of opmerkingen: [email protected] Veel plezier met dit materiaal, Jan Paul Siebelink, o.b.s. De Bouwte te Midwolda In 2011 gaat de Bouwte over in de brede school Midwolda/Oostwold. De naam van die school is nog niet bekend
ICT 20
Antwoorden bij toets 1 1 Noem twee dingen die je nodig hebt om internetpagina’s te kunnen bekijken op jouw computer. Een internetverbinding/provider en een browser. 2 Wat is het verschil tussen een website en een homepage? Website: Een plaats op internet waar informatie te vinden is. (site) Homepage: De eerste pagina die je ziet als je op een bepaalde site komt. 3 Wat hebben hyperlinks en surfen met elkaar te maken? Door op een hyperlink te klikken ga je naar een andere pagina of site. Als je steeds verder klikt, dan ben je aan het surfen. 4 Waarom zijn zoekmachines op internet heel belangrijk? Er is zoveel informatie op het internet te vinden dat je dat nooit zelf kunt vinden. Zoekmachines gaan voor jou op zoek en geven je een kort overzicht met hopelijk nuttige sites. 5 Wat is het verschil tussen een website en een nieuwsgroep? Op een website staat informatie van de schrijver van die site. In een nieuwsgroep kan iedereen op alles reageren.
ICT 21
Antwoorden bij toets 2 1: Favorieten: Klik hierop als je een favoriete site wilt openen of toevoegen.
2. Home: Druk op deze knop als je naar jouw startpagina wilt gaan. 3. Afdrukken: Klik hierop om de pagina af te drukken. 4. Vorige: Als je op een pagina zit, dan kun je makkelijk naar een nieuwe pagina klikken. Volgende: Stel dat je op “Vorige” hebt geklikt, maar toch weer naar de pagina die je net had terug wil, dan kun je op verder klikken. 5. Ververs: Een pagina waar je geweest bent wordt door jouw eigen computer onthouden. Als er iets aan verandert, dan zie je dat niet omdat hij in het geheugen van jouw computer staat. Klik op “ververs” om de laatste versie te laten zien. Stop: Soms duurt het erg lang voordat een pagina in beeld komt. Hiermee kun je het laden stoppen, zodat je verder kunt.
6 Wat is het verschil tussen freeware en shareware? Freeware is gratis en shareware mag je gratis een korte periode uitproberen. Bevalt het programma, dan zul je moeten betalen. 7 Noem een voorbeeld van e-commerce. Een DVD kopen bij Bol.com. Er zijn meerdere mogelijkheden. 8 Geef twee voorbeelden van gedragsregels op het internet (hier staan ze allemaal). Algemene regels: - Houd je taalgebruik netjes. - Schrijf kort en krachtig. Lange verhalen worden niet gelezen. - We loggen altijd op onze eigen naam in. - Als we bij de computer zitten, kletsen we niet. - Als we iets niet weten of willen overleggen, dan doen we dat fluisterend. - Als we bij de computer zitten, eten en drinken we niets. Internetregels - We bezoeken alleen sites die voor ons bedoeld zijn. Komen we per ongeluk op een site die niet voor ons bedoeld is, dan klikken we die weg of drukken we op ATL+F4 - Foto’s, teksten, enz. die we willen opslaan, slaan we altijd op de plek op die door de leerkracht is aangegeven. - Houd er rekening mee dat je nooit anoniem op het Internet zit. Het is altijd mogelijk om uit te vinden vanaf welke computer iets gedaan is. - Houd hier ook rekening mee als je aan het MSN-en bent! Je bent altijd te vinden. - Geef nooit je naam of adres gegevens op. Ook niet van een ander. Vraag eventueel aan de leerkracht welke naam je mag gebruiken.
6: Zoeken: Type hier je zoekopdracht. 7. Als je meerdere pagina’s geopend hebt is het moeilijk om overzicht te houden wat je waar gevonden hebt. Je kunt dan snel even de verschillende pagina’s bekijken door ze te verkleinen en naast elkaar te zetten. 8. Leg uit wat er met copyright bedoeld wordt. Copyright = het auteursrecht. Auteursrecht: het recht om te beslissen of iets dat je gemaakt hebt, bijv. een boek, muziekstuk, film of foto, openbaar gemaakt mag worden.
ICT 22
Antwoorden bij toets 3 1. 2. 3.
Welke toetscombinatie moet je gebruiken om de geschiedenis te bekijken? CTRL+SHIFT+H Zoek op Google naar campings in Groningen. Schrijf drie namen van campings met hun plaatsnaam op. Hier zijn teveel mogelijkheden. Ter eigen beoordeling. Schrijf stap voor stap op hoe je jouw eigen startpagina instelt. De makkelijkste manier om jouw favoriete pagina als startpagina in te stellen is door die pagina te openen. Dan klik je op “Extra” en dan “Internetopties”. Klik dan op “Huidige gebruiken” en je hebt een nieuwe startpagina ingesteld.
4.
Hoe sla je een afbeelding op die je gevonden hebt op internet? Je hebt op een site dit plaatje gevonden. Ga met de muis erop staan en klik op de rechter muisknop. Je krijgt nu een nieuw menu. Kies hier “Afbeelding opslaan als…” en kies een geschikte naam voor het plaatje. Controleer nog even de plek waar je het plaatje opslaat. Automatisch ga je naar de map: Mijn afbeeldingen in de map Mijn documenten. Als je het ergens anders wilt opslaan, dan moet je dat nu aangeven.
5.
Beschrijf hoe je een pagina als jouw favoriet instelt. Open de site die je wilt hebben. Klik dan op de knop Favorieten met een groene plus erbij. Klik dan op: “Aan favorieten toevoegen”. Kies een passende naam en klik op Toevoegen.
6.
Beschrijf hoe je de favorieten indeelt. Klik op Favorieten toevoegen. Kies dan voor “Favorieten indelen…” Onderaan heb je 4 knoppen: Klik op “Nieuwe map” en geef de nieuwe map een herkenbare naam. Hier zijn 2 nieuwe mappen aangemaakt: Leuk en School. Selecteer nu een favoriet die je in de map wilt hebben. Houd de linker muisknop ingedrukt en sleep hem naar de map. Laat los als je op de map staat. Nu is hij verplaatst. De overige knoppen spreken voor zich.