Thematische Impuls
Creatieve Industrie
42
Inhoud 04
Michaël van Straalen, voorzitter SIA
‘Wij kunnen een voortrekkersrol spelen als wij ons realiseren hoe open en niet-hiërarchisch wij in Nederland zijn.’
08
38
Syntens versterkt creatief ondernemerschap
40
TNO in de Topsector Creatieve Industrie:
‘Serious gaming wordt nog te vaak beschouwd als een leuk keuzevak.’ Hbo, wetenschappelijk onderwijs en het creatieve mkb rond de tafel over de innovatieve kracht van serious gaming.
‘Wij zullen een deel van onze kennismiddelen direct inzetten voor de creatieve industrie.’
52
Jules van de Vijver
24
Lectoren en ondernemers over de hobbels en uitdagingen binnen media & ICT
Tweegesprek tussen Anne Mieke Eggenkamp &
16
‘Hogescholen moeten zich anders inrichten om het bedrijfsleven beter te bedienen.’
Voorwoord
Creatief naar de top
08
30
16
42
Next Fashion: van stof voor meisjes tot een toppositie in Europa
52
Smart Design: volop potentieel, nu nog de grote slag
60
‘Economie en cultuur staan van oudsher met de rug naar elkaar toe. Apple laat zien wat er uit kan komen als je ze wel naar elkaar toe weet te keren.’
DGA:
Tweegesprek tussen Dany Jacobs & Paul Rutten
de belangenbehartiger voor de Nederlandse gamessector. 26
76
iMMovator en de Topsector Creatieve Industrie:
‘Wij hebben onze blik gericht op Europa en op de wereld!’
28
Naar de meest creatieve economie van Europa Federatie Dutch Creative Industries: 2.500 creatieve bedrijven verenigd
60 33
Facts & Figures Deze Thematische Impuls Creatieve Industrie is een uitgave van de Stichting Innovatie Alliantie. De Thematische Impulsen sluiten aan bij het beleid gericht op de Topsectoren en daarmee samenhangend de zwaartepuntvorming bij hogescholen. Een TI is bedoeld om de besluitvorming binnen het hbo te ondersteunen in het maken van keuzes ten aanzien van een specifiek kennis- en innovatiethema. Door middel van enquêtes is een zo compleet mogelijk beeld verkregen van praktijkgericht onderzoek in het hbo gerelateerd aan de sector creatieve industrie. Daarnaast worden de belangrijkste ontwikkelingen geschetst door gesprekken en interviews met de beroepspraktijk en de kenniswereld. Dit alles resulteert in een ‘landkaart’ die laat zien hoe het hbo zich positioneert op dit thema.
Creatief naar de top
DEEL 1 Creatieve Industrie
VOORWOORD: Michaël van Straalen
Het kabinet heeft negen topsectoren aangewezen. Sectoren waarin Nederland w ereldwijd sterk is. De creatieve industrie is er daar één van. En een heel b ijzondere: het is al jaren een van de snelst groeiende sectoren van de Nederlandse e conomie en kenmerkt zich door een enorme diversiteit aan spelers, met daarin een grote rol voor het mkb.
4
Thematische Impuls Creatieve Industrie
Kenmerkend voor deze sector is de manier waarop bedrijven hun kernactiviteiten vormgeven: ze zijn creatief, maar ook creatief in innovatie door een goede balans tussen competenties én kennis. Daarom kan de creatieve industrie als een mooi voorbeeld dienen voor de andere acht sectoren.
tussen bedrijven, wetenschappers en de overheid vastgelegd. Dat is een waardevol proces geweest, waaraan het mkb en de kennisinstellingen een belangrijke bijdrage hebben geleverd. Zij zullen een cruciale rol vervullen in de realisatie van de gestelde ambities.
Voor iedere topsector is een topteam samengesteld, dat kansen en knelpunten voor de sector in kaart heeft gebracht. In het innovatiecontract, dat in april 2012 is gepresenteerd, zijn de inhoudelijke en financiële afspraken
Ik juich het dan ook van harte toe om eens specifiek naar dat mkb en de betrokken hogescholen te kijken. Immers: zij zijn de belangrijke actoren in praktijkgerichte onderzoeksprogramma’s, die juist gaan over de vertaling van kennis naar succesvolle producten en diensten.
SIA Stichting Innovatie Alliantie
5
Over SIA
De Stichting Innovatie Alliantie (SIA) wil stimuleren dat kennisvragen uit de praktijk beter worden opgepakt en dat nieuwe kennis sneller wordt toegepast. Zij stelt consortia (bestaande uit lectoren, bedrijven en andere partners zoals brancheorganisaties, universiteiten, TNO en Syntens) binnen RAAK-projecten in staat om gezamenlijk onderzoeksprogramma’s te ontwikkelen en uit te voeren. Binnen de creatieve sector zijn al meer dan honderd initiatieven opgezet. Variërend van onderwerpen als augmented reality, serious gaming, next fashion, cross-media en duurzaam design. Ik kijk met plezier en bewondering naar al deze initiatieven, waar bestaande en nieuwe netwerken bedrijven onderling en met kennisinstellingen verbinden. Netwerken met een brede scope, die vaak over de sectoren heen georganiseerd zijn en die diverse maatschappelijke uitdagingen adresseren. Overal zie ik ambities die de cultuur van ondernemerschap en onderzoek met elkaar verbinden. Vanuit ieders belang wordt geïnspireerd gewerkt. Als voorzitter van SIA ben ik trots op wat er tot stand is gebracht. Onze organisatie is bovendien in staat om een scherp beeld te geven van de ambities in de creatieve industrie. In deze publicatie Thematische Impuls Creatieve Industrie krijgt u hiervan een overzicht. Dat is tot stand gekomen door de diverse onderzoeksprogramma’s te vertalen naar de vijf tafels en zeven competences van de creatieve industrie die door het topteam zijn vastgesteld. Daarnaast komen opinieleiders binnen het mkb en de kennisinstellingen aan het woord, zodat u zich een goed beeld kunt vormen van belangrijke ontwikkelingen. Ik wens u veel leesplezier en hoop dat u net zoals ik geïnspireerd wordt door al deze creatieve initiatieven. Laat u vooral niet weerhouden om zélf met nieuwe ideeën te komen. Ideeën die bijdragen aan de realisatie van de ambities van een bijzonder veelzijdige sector.
Michaël van Straalen
Vicevoorzitter MKB-Nederland Voorzitter SIA
6
Thematische Impuls Creatieve Industrie
SIA (Stichting Innovatie Alliantie) is een samenwerkingsverband van MKB-Nederland, VNO-NCW, Syntens, TNO, HBO-raad en Novay. SIA is opgericht om de kenniscirculatie
MASS IT is gespecialiseerd in Apple support en consultancy en ontwikkelt en implementeert maatwerk-Apple-IT-oplossingen. www.mass-it.nl
tussen regionale kennisinstellingen
DEEL 1 Creatieve Industrie
Al een aantal jaren voeren de hogescholen onderzoeksprogramma’s uit, waarin lectoren een belangrijke rol spelen. Zij ‘articuleren’ de vraag van ondernemers, bouwen diverse netwerken en consortia, verbinden deze aan de hogeschool. En beïnvloeden zo het onderwijscurriculum, waardoor state-of-the-art kennis aangeboden kan worden en bedrijven met innovatieambitie op hun specifieke vragen bediend kunnen worden. Op deze wijze worden gedurfd ondernemerschap en ‘innovatiedrive’ gekoppeld aan onderzoekscompetentie en gedrevenheid van lectoren, onderzoekers en niet te vergeten de studenten: de ondernemers van morgen.
We are MASS IT
als hogescholen, het mkb en publieke instellingen te bevorderen. Doel is het innovatief vermogen van mkb-ondernemingen en organisaties in de publieke sector te vergroten. Organisaties en ondernemingen o ndervinden beperkingen bij het verkrijgen van kennis die zij nodig hebben om innovaties te kunnen toepassen. Een verbeterde samenwerking tussen hogescholen, intermediaire organisaties en kennisinstellingen kan die drempels slechten. SIA voert de RAAK-regeling uit. Met deze regelingen worden onderwijs en werkveld met elkaar verbonden. In totaal namen tot en met 2011 aan de projecten 2.433 professionals en 4.115 mkb-ondernemingen deel. Bij ruim 95 procent van de programma’s zijn lectoren betrokken. Het uiteindelijke resultaat is een snelle toepassing van nieuwe kennis door het werkveld. De resultaten van die projecten werken ook door in het onderwijs van de hogeschool. RAAK draagt bij aan een goede kruisbestuiving tussen beroepspraktijk, kennisinstellingen en hogescholen. Bovendien zorgt de wisselwerking tussen deze drie ervoor dat afgestudeerden met vernieuwende kennis en onderzoekend vermogen de arbeidsmarkt op komen. B innen RAAK zijn drie regelingen, één gericht op samenwerking met het mkb, één voor projecten met de publieke sector en RAAK-PRO voor vierjarige onderzoeksprogramma’s.
Creatieve industrie in beeld SIA Stichting Innovatie Alliantie
7
DEEL 1 Creatieve Industrie
In gesprek: Anne Mieke Eggenkamp & Jules van de Vijver
‘Het is van groot belang dat de creatieve industrie een van de topsectoren in Nederland is.’ 8
Thematische Impuls Creatieve Industrie
SIA Stichting Innovatie Alliantie
9
Jules H.J.M. van de Vijver Voorzitter College van Bestuur Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en contactpersoon Human Capital Agenda - Topsector Creatieve Industrie voor het hbo ‘Er bestaat een volstrekt verkeerd beeld van het kunstonderwijs, waardoor het in sommige kringen in het verdomhoekje is terechtgekomen. Vergeten wordt dat het kunstonderwijs al jaren mensen oplevert die op alle mogelijke niveaus als hoogopgeleid professional in de samenleving functioneren. Hun creatieve, innovatieve rol vervullen ze dankzij een mentaliteit die ze vanuit hun studie hebben meegekregen. Ik kan zo tientallen voorbeelden geven van vooraanstaande mensen in allerlei beroepen, met een artistiekcreatieve opleiding als achtergrond. De competenties die je binnen het kunstonderwijs aankweekt zijn heden ten dagen zelfs zeer gewenst. Helaas worden ze niet altijd als zodanig herkend.
Jules H.J.M. van de Vijver
10
Thematische Impuls Creatieve Industrie
Tien jaar geleden zag je al dat de designwereld in Angelsaksische landen veel meer op marketing en commercie gericht was dan bij ons. Rond de opkomst van het begrip Dutch Design was dat besef wel al doorgedrongen. Daar zat een marketingmodel achter met publicaties en tentoonstellingen, waarmee een wereldwijd podium gecreëerd werd voor Nederlandse ontwerpproducten. Voor een deel was dat al een publiek-private samenwerking. Het economisch potentieel van kunst, cultuur, design diende dus serieus genomen te worden. Maar zo’n cultuuromslag bereik je niet zomaar. Nederland is bijvoorbeeld altijd sterk geweest in de esthetische en ook ethische aspecten van het ontwerpproces. Er was beslist sprake van een idealisme dat verder ging dan alleen maar een economische oriëntatie. Dat is enerzijds een kwaliteit, anderzijds gaat het gepaard met terughoudendheid ten opzichte van commercie. Tien jaar geleden was economie vaak nog een ongemakkelijk woord, wat het overigens weer lijkt te worden in de huidige crisis.
Anne Mieke Eggenkamp Voorzitter College van Bestuur Design A cademy Eindhoven en lid Topteam Creatieve Industrie
DEEL 1 Creatieve Industrie
‘De relatie tussen onderwijs en praktijk moet actiever, creatiever en onderzoekender worden, willen we meer ruimte scheppen voor innovatie.’
‘Als er één sector anders georganiseerd en minder als geheel zichtbaar is, dan is het wel de creatieve sector. Voor twee derde bestaat die uit kleine bedrijven en zzp’ers. Een aanzienlijk deel van die bedrijfjes blijft daarin hangen, omdat ze niet de juiste tools vinden om te groeien – zo ze daar al in geïnteresseerd zijn. Ze zijn druk met ontwikkelen en missen vaak de ervaring om hun eigen bedrijf kritisch te bekijken en in te zien dat ze kunnen opschalen. Daar laten we dus met z’n allen kansen liggen. De generatie die de afgelopen vijf jaar bij de academie is afgestudeerd, zoekt totaal andere samenwerkingsverbanden. In Eindhoven heb je van die clusters. Little Mountain is daar een mooi voorbeeld van. Daar zitten zo’n veertig individuen en die blijken zonder problemen gevonden te worden door bedrijven. Dat zijn volstrekt andere mechanismen. Ik vind het fascinerend om te zien hoe al die eenpitters open source omgaan met hun middelen, hun werkplaatsen, hun ideeën en gedachtegoed. Er ontstaan nieuwe domeinen waarin velen nog niet gewend zijn zich te bewegen. Neem het fenomeen Dutch Design, dat in de jaren negentig zo’n hoge vlucht nam. Je werd een sterontwerper als jouw bank in het MoMa tentoongesteld werd. Nu zitten we in een andere tijd. Wat betekent dat voor de opleidingen? Technologie is voor de jonge generatie vanzelfsprekend, maar welke bagage hebben ze nodig om goed voorbereid te zijn op deze tijd? Het vak van ontwerper is zo gigantisch veranderd, dat wij binnen de creatieve sector ook moeten kijken naar economische, maatschappelijke en ecologische aspecten. Vijf jaar geleden stelden we iemand op de academie aan die gespecialiseerd was in dat markt- en ondernemerschapgerichte denken. Dat
SIA Stichting Innovatie Alliantie
11
In de creatieve sector zien we nieuwe organisatievormen. Studenten beginnen al samen bedrijfjes tijdens hun opleiding. Maar die initiatieven sluiten niet altijd aan op hun studie. De vraag is dus hoe samenwerking en cross-overs zo kunnen worden georganiseerd dat ze echt iets opleveren. Op het moment verschijnen er veel boeken over de organisatie die achter het succes van Apple ligt. Dat lezend kom je tot wonderlijke ontdekkingen, die regelrecht ingaan tegen veel gangbare business- en organisatiemodellen. De nieuwe modellen zijn nog lang niet uitgekristalliseerd. De onduidelijkheid die de Topsector Creatieve Industrie soms plaagt, komt voort uit het gegeven dat je hier niet over de bekende kaders en praktijken beschikt die een sector als chemie bijvoorbeeld wel kent. In het hbo wordt innovatie gerealiseerd in nieuwe combinaties van projectonderwijs en praktijkgericht onderzoek, waardoor een cyclus van kennisontwikkeling, leren en de toepassing van nieuwe kennis in gang wordt gezet. Hierin wordt de actieve samenwerking met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties opgezocht. Juist projecten waarin nieuwe kennis creatief wordt toegepast en verder ontwikkeld, hebben een bijzondere waarde voor studenten en opdrachtgevers. Leerervaringen vloeien terug in het onderwijs, en helpen in een volgende situatie de vraagstelling te verrijken. Achter veel projecten die het hoger onderwijs met het mkb deed, lag in het verleden vaak de verwachting: ‘wij vragen, u draait’. En dan het liefst voor een dubbeltje op de eerste rang. Met studenten in een ongeïnspireerde stagiairerol. De relatie tussen onderwijs en praktijk moet actiever, creatiever en onderzoekender worden, willen we meer ruimte scheppen voor innovatie. Het is zaak op een strategische manier partners te kiezen en een netwerk op te bouwen, waarbinnen kansen ontstaan voor creatieve projecten.
12
Thematische Impuls Creatieve Industrie
Anne Mieke Eggenkamp ging gepaard met de nodige discussie binnen de academiegemeenschap. Niet iedereen zag waarom dit nodig was binnen de context van Design Academy Eindhoven. Over het algemeen wordt gedacht dat iedereen binnen de creatieve sector vooruitstrevend en open minded is, maar het blijkt vaak een zeer naar binnen gekeerd domein te zijn. Als onderwijsinstelling ben je nooit op tijd. Je reageert op veranderingen, maar je kunt het onderwijs niet van de ene op de andere dag zomaar omgooien. Voor ons zit de innovatie in de mogelijkheid toptalenten op strategische posities te krijgen. Maar we zijn en blijven een maakschool, dat wil ik benadrukken. Veel opleidingen blijven zich gewoon richten op de beroepspraktijk en de klassieke designdisciplines en -profielen. Bij Design Academy Eindhoven richten we ons op het designgebied in de volle breedte. Een student wordt aangenomen omdat hij kan denken met zijn handen, met zijn hart en met zijn hoofd. We nemen niet iemand aan die alleen maar goed is in het ontwerpen van businessmodellen en goed strategisch en economisch kan denken. Als hij daar uiteindelijk toch in terechtkomt, is dat vanwege een mentaliteit en een persoonlijk leerproces die hij bij ons, via dat maken, heeft kunnen ontwikkelen. Bijna de helft van onze studenten komt uit het buitenland, onder andere vanwege de mentaliteit van Dutch Design, maar ook om het ondernemende denken onder de knie te krijgen. Binnen alle opleidingen in het mbo, hbo en wo zijn er discussies over hoe je veranderingen teweeg moet brengen in het onderwijs en in de relaties met het bedrijfsleven en de beroepspraktijk. Waar leiden ze voor op? Waar komen alumni terecht? Waar liggen kansen? Geld kan een injectie zijn. Maar veel belangrijker is dat je kritisch durft te kijken naar je eigen schoolsystemen en wat de creatieve industrie voor je zou kunnen betekenen. Daar wordt veel te krampachtig over gedaan. Die culturele waarden, daar zijn we het allemaal over eens. Maar we hebben nog een paar grote stappen te maken om de zogenaamde Grand Challenges te onderzoeken en op te lossen. We kennen
Anne Mieke Eggenkamp
Het hbo heeft in verband met het topsectorenbeleid een Platform CI opgezet. Het doel hiervan is allerlei sectoren, ervaringen en informatie op het gebied van de inbreng van creativiteit in innovatieprocessen te delen en een gezamenlijke agenda vorm te geven, waarin vooral ook de vragen van potentiële opdrachtgevers aan bod komen.
ook elkaars lectoraten en elkaars onderzoeksvragen onvoldoende. We moeten voorkomen dat we allemaal hetzelfde doen. Doe waar je sterk in bent. Dat kan op mbo-, hbo- en universitair niveau. Maar juist in de verbinding van deze onderwijsketen ligt een grote kans voor de kenniseconomie van Nederland om in 2020 uitgegroeid te zijn tot de meest creatieve economie van Europa.
Er was een tijd dat Nederlandse staatsbedrijven voorbeeldige opdrachtgevers waren op het gebied van design. Dit opdrachtgeverschap speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van onder andere communicatie en productontwerp in Nederland. Nu achten velen de inbreng van creativiteit essentieel voor succesvolle economische vernieuwing. Daarvoor is het wenselijk dat professionals in allerlei sectoren samen met ontwerpers en technici vraagstellingen kunnen formuleren die leiden tot innovatieve oplossingen en producten. Je hebt het hier dus over attitudes en communicatieve competenties, die zich uitstrekken buiten de creatieve en de culturele sector, waar ze het meest in voorkomen. Er gebeurt al veel op dit gebied in het hbo, zowel in het kunstonderwijs als in andere sectoren. Het topsectorenbeleid kan hier een extra impuls aan geven. Het is echter zaak dat geld en inspanning niet verloren gaan aan het opbouwen van allerlei nieuwe onnodige organisatorische en institutionele structuren, maar dat de focus resultaatgericht blijft. Daarbij lijkt het voor de hand te liggen goed gebruik te maken van kansrijke, bestaande initiatieven, en belemmeringen uit de weg te ruimen.
‘Wij
kunnen
een
voortrekkers-
rol spelen als wij ons realiseren hoe open en niet-hiërarchisch wij in Nederland zijn.’
Als je creativiteit en techniek bij elkaar wilt brengen, dan moet je de juiste partners zoeken. Wij zijn als academie nu een jaar betrokken bij het CRISPsamenwerkingsverband met de drie TU’s in Delft, Eindhoven en Twente. Hoewel ze ons soort denkers daar graag binnen zagen komen, kostte het tijd om de juiste taal te vinden om elkaar te bereiken. Wij waren niet wetenschappelijk bezig, we hadden geen hoogleraren, dus wat zou onze bijdrage kunnen zijn? Het zijn partijen die elkaar niet vanzelfsprekend begrijpen, maar het levert wel iets op als je in elkaars denken wordt meegenomen. Creatieve bedrijven zijn bij uitstek geschikt om de vertaalslag te maken tussen techniek, gedrag en beleving.
DEEL 1 Creatieve Industrie
Jules van de Vijver
Jules van de Vijver
Wat mij zeer geraakt heeft is dat uitgerekend de drie sectoren waar Nederland internationaal beroemd om is – architectuur, mode en design – in de innovatiecontracten aanvankelijk het meest bekritiseerd zijn om hun niet-wetenschappelijke onderzoeksgehalte. Als we vanuit bestaande kaders blijven denken, zal er niets veranderen. We moeten juist met elkaar bepalen wat de waarde van creatie kan zijn op wetenschappelijk, economisch en cultureel vlak. Zonder financiële injecties komen we er nooit. Maar er zit ook een andere kant aan. Onlangs had ik een internationale accreditatiecommissie over de vloer. Zij meenden dat wij een voortrekkersrol konden spelen als wij ons zouden realiseren hoe open en niet-hiërarchisch wij in Nederland zijn. Dat is een groot voordeel dat we moeten benutten. Dat hoort bij deze tijd. Je participeert, bent bereid samen te werken met heldere afspraken over doelen en verwachtingen. Een kritische dialoog vraagt om een andere attitude dan een klassieke top-downorganisatie. De kern van ondernemen is proberen en leren van de fouten die je moet durven maken. De creatieve industrie heeft een eigen manier van innoveren die kan bijdragen aan de slimme oplossingen voor steeds complexere maatschappelijke vraagstukken.
SIA Stichting Innovatie Alliantie
13
‘De relatie tussen onderwijs en praktijk moet actiever, creatiever en onderzoekender worden, willen we meer ruimte scheppen voor
Jules van de Vijver
Anne Mieke Eggenkamp
De behoefte aan versnelde kennisontwikkeling en -circulatie en de daarbij benodigde expertise en energie brengt bijvoorbeeld de problematiek van generatiewisseling in het onderwijs op de voorgrond. Als werkgever in de publieke sector heb je als hogeschool diverse maatschappelijke verantwoordelijkheden. Zo zal iemand van 56 jaar heel wat langer in dienst zijn dan enige jaren geleden, voordat de pensioengerechtigde leeftijd wordt bereikt. Daardoor kan interne vernieuwing niet altijd verlopen zoals dat vanuit een innovatieoptiek het meest wenselijk zou zijn. Als instellingen zijn wij vanuit die invalshoek bezien niet optimaal gefaciliteerd door de bestaande kaders. Zelf zullen wij daarom anders naar onze organisatie moeten kijken om de benodigde energie wel vrij te maken.
Het is van groot belang dat de creatieve industrie een van de topsectoren in Nederland is. Het creatieve bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden zullen de komende jaren miljoenen investeren in kennis en innovatie. De middelen daarvoor komen beschikbaar via CLICK, het landelijke innovatienetwerk van de creatieve industrie. Daarmee wordt een infrastructuur neergezet die excellentie in onderzoek en op de markt versterkt en die bovendien aansluit bij de kleinschalige, gefragmenteerde en genetwerkte structuur van de creatieve industrie.
Ook kan het dominante economische frame van de afgelopen jaren belemmerend zijn voor het ontsluiten van creatief potentieel. Op zich is het legitiem te verwachten dat de culturele sector bijdraagt aan de welvaart en concurrentiekracht van Nederland, maar daarbij is het sterke besef vereist dat kunst en cultuur dragers en humuslagen zijn voor geheel andere menselijke behoeften en maatschappelijke waarden. De nuance is essentieel, vooral op een terrein waar talent meestal intrinsiek gemotiveerd is. Zie Steve Jobs! De kunstinstellingen in het hoger onderwijs zullen daarom te midden van alle verschuivende kaders en ontschotting duidelijk moeten blijven over waar ze vandaan komen en waar ze voor staan, namelijk de kunstbeoefening. Niet de kunstbeoefening als een achterhaald geromantiseerd ideaal, maar als een menselijke bezigheid met uiterst actuele inhoud en mogelijkheden.’
DEEL 1 Creatieve Industrie
innovatie.’
CLICK bestaat uit zeven sectorale netwerken (CLICK//Networks) en een klein verbindend bureau (CLICK//NL). De netwerken vormen het zwaartepunt van CLICK en zijn gebaseerd op meestal al bestaande netwerken. Dáárin vinden samenwerking, onderzoek, validatie en andere activiteiten plaats. Vanuit het topteam raden we daarom het creatieve bedrijfsleven van harte aan om aansluiting te zoeken bij een van de netwerken om gezamenlijk activiteiten op te pakken.’
‘De creatieve industrie heeft een eigen manier van innoveren die kan bijdragen aan slimme oplossingen voor
steeds
complexere
maat-
schappelijke vraagstukken.’ Anne Mieke Eggenkamp
14
Thematische Impuls Creatieve Industrie
SIA Stichting Innovatie Alliantie
15
DEEL 1 Creatieve Industrie
Serious gaming:
kansrijk of een schaap met vijf poten? Serious gaming kent een stormachtige ontwikkeling. De innovatiekracht is groot. Wil Nederland in 2020 wereldwijd tot de top 5 van kenniseconomieën behoren, dan is samenwerking tussen hogescholen, wetenschappelijk onderwijs en het creatieve mkb onontbeerlijk. Een rondetafelgesprek met ervaringsdeskundigen over clustering, zzp’ers en kopiërende Aziaten.
16
Thematische Impuls Creatieve Industrie
SIA Stichting Innovatie Alliantie
17
dat er veel kleine mkb-partijen bij betrokken zijn. Er gebeurt van alles op het gebied van gaming. Dat alles maakt het zeer dynamisch, waardoor het bijna onmogelijk is regie te voeren. Enige convergentie in de innovatiekracht zou goed zijn om te voorkomen dat kennis versnippert. Tegelijkertijd moeten we ervoor waken niet alles te willen reguleren.’ Guido Band (Universiteit Leiden): ‘Ik denk dat je moet clusteren om de overhead te verkleinen. Er moet meer vraaggestuurd gedacht worden. Meer aandacht voor die gebieden waar op de langere termijn behoefte is aan betere producten. Dat moet de leidraad zijn. Daarin moeten mkb en onderwijsinstellingen elkaar vinden. Er zijn veel te veel losse initiatieven met games die didactisch niet goed zijn. Dat is verspilling van geld.’
Serious gaming: kansrijk of een schaap met vijf poten?
Ontspanningsgames zijn er volop. Maar wat zijn de mogelijkheden van serious gaming (SG)? Waar bevinden zich de hobbels, zijn er witte vlekken en waar liggen de kansen voor mkb, hbo en wo?
18
Thematische Impuls Creatieve Industrie
Ben Schouten (TU Eindhoven/Fontys): ‘Serious gaming is een complexe materie, omdat er zoveel verschillende factoren een rol spelen. Dat maakt het lastig en interessant tegelijk. Er zijn niet zoals in de chemiesector grote partijen die het voortouw nemen. En als wo’er of hbo’er ben je op een heel andere manier bezig. Voorheen haalde ik als hoogleraar het bedrijfsleven erbij als ik een bepaald onderzoek wilde opzetten. Nu verloopt dat veel flexibeler en worden de initiatieven ook door anderen genomen. Dat biedt extra kansen, maar er wordt ook te veel geld geïnvesteerd zonder dat we weten wat het oplevert. Er zijn veel zzp’ers in de markt, waardoor businessmodellen veranderen. Hoe reken je af bij gaming, per klik of per download? Ik zie dat iedereen aan het zoeken is, dat er gepolderd wordt en
Hans Korteling (TNO): ‘De bottomline moet zijn dat het onderliggende model realistisch is en dat je er iets van leert wat in de praktijk toepasbaar is. Het gaat dus niet om het beheersen van de game zelf, maar om datgene wat daarbuiten ligt. Dat zie ik te weinig terug. Alle partijen moeten wel het beoogde doel voor ogen blijven houden.’ Martijn van Gogh (Syntens): ‘SG moet iets teweegbrengen bij gebruikers. Ik heb vaak het idee dat ze niet optimaal profiteren van een game. Als je wilt dat een game een volwaardig alternatief wordt, moet je beginnen bij het einddoel en dan terugredeneren.’ Annebeth Loois (Tygron): ‘Ik praat vanuit twee hoeken. Als designer en als docent. Het hbo moet met minder middelen kwalitatief beter onderwijs verzorgen. Afgestudeerden moeten meteen doorvloeien naar een van die topsectoren zoals we die we in Nederland gedefinieerd hebben. Als docenten moeten wij meegaan met de tijd en dus ook iets doen met SG, maar er is geen tijd om te investeren of een wetenschappelijke basis te leggen. Dan worden er een paar amusementgames uitgekozen, want dat wordt gezien als een leuk keuzevak, maar die missen ieder leerdoel. Daar heb ik moeite mee. In het onderwijs ontbreekt de visie om tegen een bedrijf te zeggen dat een game ook een didactische vorm kan hebben.’
Samenwerking Een enquête onder lectoren wees uit dat universiteiten en hogescholen veel-
DEEL 1 Creatieve Industrie
Deelnemers: (van links naar rechts) Karel Koch Projectmanager Inholland Hylke van Dijk Lector Serious Gaming NHL Hogeschool Ben Schouten Hoogleraar Playful Interaction TU Eindhoven / Lector Ambient Intelligence and Design Fontys Hans Korteling TNO, afd. training & performance innovations Joke Witteveen Gespreksleider Martijn van Gogh Innovatieadviseur Syntens Annebeth Loois Tygron Serious Gaming, Projectleider Water en Klimaat René Glas Universitair docent Universiteit Utrecht, fac. Geesteswetenschappen Guido Band Universitair docent Universiteit Leiden, fac. Cognitieve Psychologie
vuldig samenwerken. Onderwijsinstellingen hebben ook samenwerking gezocht met het mkb, maar die animo stijgt niet genoeg om daar in de komende j aren mee verder te gaan. Hoe kan die i nteractie, die onontbeerlijk is voor een kenniseconomie, beter tot stand gebracht worden? René Glas (Universiteit Utrecht): ‘Dat onderwijsinstellingen liever samenwerken met andere onderwijs- en kennisinstellingen dan met het bedrijfsleven hoeft niet nadelig te zijn. Zo’n samenwerking maakt ook deel uit van de kenniseconomie. Onderzoek hoeft niet altijd vraaggestuurd te zijn, maar moet ook fundamenteel zijn. Ik ben geesteswetenschapper. Wij maken niets, wij kijken naar culturele processen. En dus ook naar de betekenis en het gebruik van games en SG.’ Guido Band (Universiteit Leiden): ‘Samenwerking zal tot stand komen op het gebied van global warming, water en andere maatschappelijk relevante
SIA Stichting Innovatie Alliantie
19
Annebeth Loois (Tygron): ‘Die geldstromen zijn inderdaad essentieel. Universiteiten moeten financiering organiseren voor serieus onderzoek. Ook lectoraten moeten geld opleveren. Het mkb wil gewoon omzet maken en heeft dus andere doelstellingen dan het wo. Die kunnen elkaar raken, maar overlappen elkaar niet. Bij Tygron zijn we sinds een paar maanden actief in een groot Europees subsidietraject binnen de topsectoren. Die geldstroom kan benut worden om juist een combinatie tot stand te brengen tussen het creatieve mkb en wetenschappelijk onderzoek. Vier jaar lang is er voor al die partijen geld om onderzoek te doen. Dat is een concreet voorbeeld van samenwerking waar alle partijen profijt van hebben.’
een nieuwe wereld? Welke sectoren bedient het creatieve
GAmes for SafeTy, Health, Education and IndustRy
mkb? Moet samenwerking regionaal of
De kennis- en innovatieagenda
nationaal tot stand komen? En kunnen
CLICK//GATHER is zo opgesteld
we iets leren uit het verleden, van Food
dat de gehele kennisketen b ediend
Valley, Energy Valley of de Automotive
wordt: fundamenteel onderzoek,
Campus Helmond? Of is er sprake van
k ennisoverdracht, productinnovatie,
een volstrekt nieuwe wereld?
evaluatie en valorisatie.
Karel Koch (Inholland): ‘Mijn ervaring vanuit het hbo is juist zeer positief. Het mkb is volop bereid tot innovatie en samenwerking. Daar is echt niet altijd geld voor nodig.’
Ben Schouten (TU Eindhoven/Fontys): ‘Regionaal denken is te geforceerd. In Eindhoven maak ik gebruik van partijen uit de omgeving, maar ik kom net zo vaak in Den Haag of Rotterdam.’
Hylke van Dijk (NHL): ‘Mkb-bedrijven kloppen maar zelden bij een universiteit aan. Vanuit de topsectoren zou een katalyserende rol wenselijk zijn om dergelijke verbindingen te realiseren. Laten we ook het mbo niet vergeten. De SG-markt is een typische mkb-markt en daarin zijn erg veel mbo’ers werkzaam.’
Hylke van Dijk (NHL): ‘In het noorden hebben wij wel specifieke samenwerkingen, onder andere op het gebied van gezondheidszorg. Ook hebben we met provinciaal geld een universitair campusinitiatief opgestart. De vakgroep Industrial Design uit Delft heeft zes promovendi afgevaardigd die bij ons op het hbo actief zijn. Zij houden zich bezig met enkele concrete
Games, en dan vooral serious games, zullen een steeds belangrijkere rol gaan spelen in onderwijs, gezondheidszorg, veiligheid, maar ook in andere maatschappelijke en economische sectoren. De Nederlandse gamesindustrie, met haar vele kleine maar uiterste dynamische en innovatieve bedrijfjes, bezit een sterke uitgangspositie. Daardoor kan ze niet alleen profiteren van de mondiale trend naar online en mobiele gaming, maar er zelf ook een substantiële bijdrage aan leveren. Het GATHER-innovatienetwerk streeft naar een groei van de sector door het verstevigen van de concurrentiekracht en productiviteit, met de
Guido Band (Universiteit Leiden): ‘De vraag is in hoeverre het mkb bereid is mee te betalen aan wetenschappelijk onderzoek naar didactische aspecten. Wetenschappelijk onderzoek mag ook niet te duur worden in verhouding tot de ambities van het mkb.’
20
Lessen uit het verleden of
GATHER
Thematische Impuls Creatieve Industrie
daarbij behorende kwaliteitsverbetering en kostenreductie. De ambitie is dat Nederland in 2020 over het beste Europese ecosysteem voor gaming beschikt. Om dit te verwezenlijken zal de aandacht uit moeten gaan naar transfer van kennis, samenwerking en het ontwikkelen van nieuwe technieken en kennis. Noodzakelijk is het oprichten van multidisciplinaire teams die zich concentreren op hoogstaande innovatieve game- en ontwerptechnologie en evaluatie van effectiviteit, waarbij de focus altijd behoort te liggen op de vraag van gebruikers en samenleving.
DEEL 1 Creatieve Industrie
kwesties, waar SG ook een rol in zal spelen. Daar gaat Europa heel veel geld in pompen. Mkb, universiteiten en hbo zullen daar allemaal van profiteren en daaruit zal dus vanzelf samenwerking ontstaan.’
Essentieel is de opbouw van een gezond ecosysteem, waarin kennis wordt ontwikkeld en uitgewisseld en waarin partners intensief samenwerken. Belangrijk zijn de cross-overs met thema’s uit de andere topsectoren en de Grand Challenges (EU), zoals onderwijs, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. Tot de stakeholders behoren kennisinstituten, grote bedrijven, SME’s, contextpartners, brancheorganisaties, overheidsinstellingen en funding organisaties. Innovaties in al deze contexten moeten gebaseerd zijn op de resultaten van de drie onderzoeksthema’s, zoals geformuleerd in de onderzoeksagenda voor de jaren 2012-2016. (1) Onderzoek naar game worlds: engaging virtual worlds en hybrid environments, waarin de echte en de virtuele wereld nauw met elkaar verweven zijn. (2) Onderzoek naar gebruikers en interactie: natural and playful interaction, die de gebruiker stimuleert het doel van de game te doorgronden. (3) Onderzoek naar de gewenste overdracht van games: game design principles en validatie van de effectiviteit van games. Om het ecosysteem verder te versterken zal een virtueel innovatieplatform gevormd worden dat de onderzoeks- en innovatieagenda m onitort en bijwerkt.
SIA Stichting Innovatie Alliantie
21
We moeten ons ontwikkelen tot een doorgangshuis van kennis
Internationale concurrentie Wat is de positie van Nederland op de wereldmarkt? Worden wij ingehaald in Azië en zijn wij bestand tegen de
maatschappelijke onderwerpen. Het mooie is dat daarmee een verbinding gemaakt wordt tussen hbo, wo en mkb-initiatieven. In zo’n praktijksituatie komen allerlei disciplines bij elkaar. Dat gebeurt niet als je puur wetenschappelijk onderzoek verricht.’ Ben Schouten (TU Eindhoven/Fontys): ‘Een dergelijk project is een uitgelezen kans voor het hbo. Misschien moet je bij samenwerking denken aan een kolom. Hoogwaardige kennis helemaal bovenin en onderin de business. Het hbo zit in het midden. Als iedere partij zich beperkt tot datgene waar hij goed in is en respect heeft voor andermans expertise, dan creëer je verbintenissen en voorkom je dat iedereen voortdurend bezig is met het ontwerpen van een soort schaap met vijf poten.’ Annebeth Loois (Tygron): ‘Wij werken met Tygron in de sectoren water en klimaat en ontwikkelen modellen waarvoor we gebruikmaken van gegevens van TNO en KNMI. Die interactie ontstaat vanzelf, omdat zij ons weten te vinden. Zo’n specialisme kan regionaal zijn, maar ook nationaal of zelfs internationaal. Dus dat hoeft zich niet te centreren in een valley. Wat ik ook merk is dat de SG-markt zo diffuus is, dat er nauwelijks sprake is van onderlinge concurrentie. Voor ieder gespecialiseerd onderwerp kun je voor elke markt een apart gamebureau oprichten. Dan heb je zeker zes jaar lang geen enkele serieuze concurrentie te duchten. En na die tijd halen ze je nooit meer in.’ Hans Korteling (TNO): ‘Waarom is gaming zo’n enorm breed gebied? Omdat in alle sectoren toepassingen te bedenken zijn. Het klopt dat er geen concurrenten zijn, als je je op één toepassing richt. Dan gaat het om domeinspecifieke kennis, maar tegelijkertijd zijn er ook overkoepelende en generieke elementen. De basistechnologie waar iedereen uit put, kennis over psychologische en didactische mechanismen, proceskennis, typen modellen en implementatiemethodes. Ik herken overigens iets uit het verleden. Ik kom uit de defensiewereld, waar multinationals F16-simulatoren ontwikkelden. Dat ging gepaard met veel gekrakeel en begripsverwarring. Het werd vaak getypeerd als een hype, maar het heeft wel zijn doel bereikt. Enerzijds zie ik parallellen met de SG-wereld, anderzijds ook verschillen, zoals de rol van het mkb en de nieuwe netwerkeconomie.’
22
Thematische Impuls Creatieve Industrie
c oncurrentie? Annebeth Loois (Tygron): ‘In Azië lopen programmeurs rond die misschien nog wel beter zijn dan de onze. Maar ze kopiëren alleen maar, omdat ze specifieke kennis missen, zoals op het gebied van gezondheidszorg of klimaatvraagstukken. Die halen ze bij ons vandaan.’ Hylke van Dijk (NHL): ‘Kijk naar de scheepvaart. Die is hier ooit groot geweest. Nu worden standaardschepen in China en Taiwan gemaakt, maar specifieke schepen nog altijd in Nederland. Als je een gevalideerde game kunt aanbieden, dan doe je gewoon mee met kwalitatief hoogstaand maatwerk.’
DEEL 1 Creatieve Industrie
door de razendsnelle ontwikkelingen
René Glas (Universiteit Utrecht): ‘Azië kent een zeer grote gamesindustrie, maar mist een academisch en kritisch cultureel klimaat. Het gaat alleen maar over technische zaken. Maar hoelang duurt dat nog? Wij worden uitgenodigd voor handelsmissies vanwege onze kennis en didactische modellen. Dat alles kun je verkopen als product. Maar dat zijn dus geen eindproducten.’ Ben Schouten (TU Eindhoven/Fontys): ‘In India zie ik een mentaliteitsverandering. Enkele jaren geleden voerden ze alleen nog opdrachten uit. Inmiddels zijn ze zich zeer bewust van de meerwaarde van de toepassingsgebieden en ontwikkelen ze zich in hoog tempo. Dat gaat in China ook gebeuren. Daar moeten we op inspelen. Niet door onze voorsprong te willen behouden, maar door ons bewust te zijn van het proces. Wij moeten ons ontwikkelen tot een doorgangshuis van kennis. Dat past niet in onze huidige modellen, want daarin hebben we het nog over producten. Iedereen doet zo panisch over al die Chinese studenten die we hier opleiden. Ik vind dat juist geweldig. Je blijft de essentiële bouwstenen van de kenniseconomie in handen houden, namelijk het onderzoek en de methodieken. Je blijft investeren in innoverende kracht en vervolgens handel je in kennis. Al met al vind ik dat een hoopvolle conclusie. Het is niet makkelijk, maar het is niet iets waarvoor we bang hoeven te zijn.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
23
Gezonde groei
Uitgesproken sectororganisatie
Het gaat goed met de gamessector in Nederland. Binnen de Topsector Creatieve Industrie is gaming een van de snelst groeiende creatieve deelsectoren. De markt voor games, inclusief consumentenuitgaven, zal in 2013 groeien naar een omvang van € 805 miljoen. De werkgelegenheid groeit sterk: de honderden bedrijven, die actief zijn in de sector, hebben bij elkaar duizenden medewerkers en dat worden er elk jaar meer. De innovatiekracht is enorm. Dat geldt niet alleen voor entertainmentgames, maar ook voor serious of applied game-toepassingen in andere sectoren als zorg, veiligheid, educatie en erfgoed.
De DGA beschouwt zichzelf als een uitgesproken sectororganisatie, omdat in haar visie een samenwerking tussen het creatieve bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheid een voorwaarde is voor het verzilveren van de intrinsieke innovatiekracht. Echter: de bemoeienis van de DGA houdt niet op binnen de eigen sector. Zij verbindt niet alleen de verschillende spelers binnen de gamessector, maar legt ook een link naar andere (creatieve) sectoren zoals architectuur, mode, design, reclame en nieuwe media.
De Dutch Games Association De Dutch Games Association (DGA), opgericht in 2009, heeft als doel een gezond klimaat te scheppen voor de gamessector in Nederland. De DGA krijgt inmiddels veel internationale erkenning voor de onmiskenbare vooruitstrevende bewegingen in de entertainment- en seriousgame-markt, wat een duidelijk potentieel laat zien voor verdere groei. De gamessector wordt een steeds belangrijker onderdeel van Dutch Design als Nederlands exportproduct. De DGA wil door het stimuleren van de juiste samenwerkingsverbanden de sector laten uitgroeien tot een nog grotere internationale speler. Deze ondersteuning is belangrijk, want de industrie is nog jong: meer dan de helft van de Nederlandse gamesbedrijven is pas na 2005 opgericht. Bij samenwerking moet gedacht worden aan samenwerking onderling en samenwerking met kennisinstellingen. Op onderwijs- en onderzoeksgebied liggen er goede fundamenten en er zijn inmiddels vele initiatieven die bijdragen aan de kracht van de Nederlandse gamessector.
24
Thematische Impuls Creatieve Industrie
Doelen De DGA probeert een gezond klimaat voor de sector te realiseren door het bereiken van de volgende doelstellingen: • • • •
Een echte belangenbehartiger te zijn voor de gehele gamessector. Het succesvol stimuleren van ondernemerschap in de sector, nationaal en internationaal. Toegepast en fundamenteel onderzoek en onderwijs verbinden met het bedrijfsleven. Actieve profilering stimuleren bij actuele ontwikkelingen rondom games in de media.
‘wij zijn met nadruk opgericht voor de hele gamessector.’
DEEL 1 Creatieve Industrie
Nederlandse games op de internationale markt De eductatieve ‘schrijfgame’ Juf-in-a-box van Ranj Serious Games, onderscheiden met de Games for Health Europe Award 2011
Verbinden, afstemmen en netwerken bouwen De DGA ondersteunt het initiatief van SIA om in lijn met de kennis- en innovatieagenda GATHER toonaangevende spelers uit het mkb en kennisinstellingen samen te brengen. Dit met het doel om hogescholen te ondersteunen bij het kiezen van zwaartepunten en het vormgeven van zinvolle onderzoeksprogramma’s. De noodzaak hiervan is evident, want hoe succesvol en innovatief de gamessector ook is, er is nog onvoldoende ruimte voor R&D. Binnen GATHER heeft de DGA zich het doel gesteld om in 2020 het best presterende gamingecoysteem van Europa te hebben. Stakeholders in het ecosysteem zijn bedrijven, toegepast en fundamenteel onderzoekers, toepassingsgebieden en subsidieverstrekkers zoals SIA en NWO. Ook is het van belang dat het ecosysteem de volledige waardeketen bevat, van ontwerper tot uitgever. Dan pas kan er een werkbaar ecosysteem gecreëerd worden dat uit verschillende kort- en langlopende onderzoeken bestaat.
‘De samenwerking tussen bedrijfsleven, wo en hbo is essentieel om de innovatieve krachten te versterken.’
den van iedere partij, maar vooral om elkaar op thema’s zoals casual games of games in de zorg te kunnen ontmoeten en nieuwe zinvolle netwerken te vormen. Netwerken waarin onderzoek een gezonde economische en maatschappelijke impuls blijft geven aan de Nederlandse gamessector.
De DGA bevindt zich nu in de fase van het opbouwen van eenzelfde gezonde interactie tussen hbo-onderzoek – waar het mkb mee te maken heeft – en het daaraan gekoppelde, langlopende wetenschappelijk onderzoek. De DGA speelt een belangrijke rol in de afstemming tussen de verschillende stakeholders, waarbij het gaat om het voldoen aan de randvoorwaar-
SIA Stichting Innovatie Alliantie
25
de crossmedia innovatiemotor iMMovator en de Topsector Creatieve Industrie iMMovator is een netwerkorganisatie, gericht op het versterken van de crossmediasector. In 2011 is iMMovator door het Topteam Creatieve Industrie gevraagd voorzitter te zijn van de werktafel Media & ICT, een van de leidende onderdelen van de creatieve industrie. In 2011 is iMMovator een bottom-upproces gestart met bedrijven, universiteiten, hogescholen en partijen als TNO, NWO en de KNAW. Daarnaast trekt iMMovator het innovatienetwerk CLICK//Media & ICT binnen de Topsector Creatieve Industrie. Onder de noemer De Kracht van Verbeelding is de eerste editie van de Innovatieagenda Media & ICT samengesteld.
iMMovator als netwerkorganisatie iMMovator organiseert evenementen, publiceert onderzoek en initieert projecten. Het Cross Media Network telt inmiddels ruim 7.500 professionals en is actief in ca. 2.750 organisaties. Bijzonder succesvol zijn de Cross Media Cafés. Zes keer per jaar organiseert iMMovator onder deze naam bijeenkomsten, waar geïnteresseerden geïnformeerd kunnen worden over de stand van zaken in de crossmedia-industrie. De gratis bijeenkomsten hebben steeds een ander thema en trekken inmiddels zo’n 200 tot 400
bezoekers. Naast de cafés biedt het jaarlijkse Mediapark Jaarcongres een overzicht van de belangrijkste nieuwe mogelijkheden, met presentaties van topsprekers, interessante interviews en videoreportages.
DEEL 1 Creatieve Industrie
iMMovator:
iMMovator als kenniscentrum Als expertisecentrum bundelt iMMovator kennis over de crossmedia- industrie. Onderzoek heeft geleid tot sectorgerichte publicaties als de Cross Media Monitor en het rapport Investeren in verbindingen. Deze documenten bieden een overzicht van kansen binnen de sector. Daarnaast brengt iMMovator op kwartaalbasis een monitor uit over de introductie en toepassing van digitale tv in Nederland. En in het Ketenoverleg Digitale TV wordt met omroepen en distributeurs de nieuwste ontwikkelingen gedeeld, zoals 3DTV, luidheid, metadata en connectedTV/HBBTV. Naast kernactiviteiten als de Cross Media Cafés en de Cross Media Monitor initieert iMMovator projecten. Deze zijn erop gericht innovatie te stimuleren en overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven bij elkaar te brengen. Zo heeft IMMovator onder meer projecten gestart als BreedNet en Dutch Media Hub. Freek van ’t Ooster, programmamanager iMMovator: ‘De innovatie-agenda draait in eerste instantie om de agenda voor vraaggestuurd onderzoek en ondersteuning bij innovatie. Doel is om bedrijven veel meer tot onderlinge samenwerking te brengen rond innovatie. En om bedrijven en kennisinstellingen makkelijker en nauwer samen te laten werken. In 2012 gaan we dat beleid vertalen naar de praktijk. We proberen dan de ondersteunende instrumenten zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij onze sector. Dat doen we overigens niet alleen, maar met andere krachtige partijen en netwerken. Met onze blik gericht op Europa én de rest van de wereld!’
Cross Media Café Nieuwe Uitgeefconcepten, maart 2012 (foto Jöran Maaswinkel)
26
Thematische Impuls Creatieve Industrie
SIA Stichting Innovatie Alliantie
27
Het kabinet vindt een goed georganiseerde creatieve industrie noodzakelijk, om daarmee Nederland te kunnen laten uitgroeien tot de meest creatieve economie van Europa. Dat is een van de conclusies uit ‘Naar de top’, het document over de topsectoren in Nederland. Ook is door
Voorop in Europa door meer onderzoek De Federatie pleit voor samenwerking met de gerenommeerde kennisinstituten, zoals technische universiteiten, hbo-opleidingen en hun programma’s. Ook in Europees verband: de organisatie van de Nederlandse creatieve industrie wordt in Europese landen erkend, gewaardeerd en vaak zelfs als voorbeeld gesteld. De Federatie zal haar contacten met de Europese Commissie intensiveren om de kansen die daar liggen nog beter te kunnen benutten en rekent daarbij, gelet op het bovenstaande, op de steun van het kabinet. Daarbij dringt de Federatie aan op meer ruimte voor nieuwere vormen van innovatie zoals crowdsourcing & -funding en kennisontwikkeling in coöperatief verband (innovatiecoöperatie). Om de concurrentiekracht van de creatieve bedrijven te versterken is meer kennis over de sector zelf nodig. En daarvoor is goed onderzoek noodzakelijk.
het kabinet de wens uitgesproken dat de creatieve industrie een grotere bijdrage gaat leveren aan het innoverend vermogen van de Nederlandse economie.
De combinatie van een hoogwaardige creatieve industrie, goed onderwijs en een open samenleving biedt een goede uitgangspositie voor het verwerven van een duurzame voorsprong in Europa. De Federatie Dutch Creative Industries vormt de verbindende schakel tussen de aangesloten vertegenwoordigers van de creatieve subsectoren, en treedt op als gesprekspartner van overheid, sectororganisaties, onderwijsinstellingen en bedrijfsleven.
Victor van der Chijs, door minister Verhagen aangesteld als ‘trekker’ van de sector creatieve industrie, presenteert het beleidsplan ‘Naar de top’ tijdens het c ongres ‘Creatieve Top’, 27 maart 2011, Museum voor Communicatie Den Haag.
28
Thematische Impuls Creatieve Industrie
Binnen de creatieve industrie leeft terdege het besef dat de voorsprong in Europa (en wereldwijd) alleen kan worden bereikt als men zich organiseert en waar mogelijk het voortouw neemt. De Federatie is dan ook primair gericht op het organiseren en versterken van een competitieve, professionele en ook in internationaal opzicht toonaangevende creatieve industrie. Sinds de oprichting heeft de Federatie zich intensief beziggehouden met het Topgebied Creatieve Industrie en het beleid dat door het Topteam werd ontwikkeld. Inmiddels is financiële overheidssteun ontvangen voor oprichting van een Creative Council. Dit zal als onafhankelijk adviesorgaan worden belast met de coördinatie van de agenda voor de creatieve industrie, en zorg dragen voor een heldere en eenvoudige infrastructuur.
DEEL 1 Creatieve Industrie
Naar de meest creatieve economie van Europa
Federatie Dutch Creative Industries 2.500 creatieve bedrijven verenigd De Federatie Dutch Creative Industries werd opgericht in september 2009 door branche- en beroepsorganisaties BNA, BNO, BNI, DGA en MODINT, met het doel de belangen van het georganiseerde deel van de zakelijke creatieve industrie actief te behartigen. Kort daarop sloten ook de VEA, de FotografenFederatie en PIBN zich aan. De Federatie Dutch Creative Industries vertegenwoordigt anno 2012 acht branche- en beroepsorganisaties met in totaal meer dan 6.000 individuele leden, en daarmee bijna 2.500 creatieve bedrijven, met een gezamenlijke bijdrage aan het bruto nationaal product van ruim € 11 miljard. De Federatie vormt de verbindende schakel tussen de aangesloten vertegenwoordigers van de creatieve subsectoren, en treedt op als gesprekspartner van overheid, sectororganisaties en -initiatieven, uitvoeringsorganisaties, onderwijsinstellingen en bedrijfsleven. Ze doet dat als vertegenwoordiger van de aangesloten brancheorganisaties, daar waar het belang van de sector dat noodzakelijk en wenselijk maakt.
SIA Stichting Innovatie Alliantie
29
30
Thematische Impuls Creatieve Industrie
(van links naar rechts) Martijn van Gogh Innovatieadviseur, Syntens Oscar Wijsman Programmamanager, Almere Datacapital Harald Warmelink Universitair docent, TU Delft Willem Jan Renger Programmaleider Applied Game Design bij de Faculteit Kunst, Media en Technologie, HKU Yolande Kolstee Lector Augmented Reality, KABK Stephan Poelsma Business Developer, Animation House DPI Joke Witteveen Gespreksleider Ben Kröse Lector Digital Life, HvA Marinka Copier Lector Play Design & Development, HKU Martijn Verver Client Services Director, Headline Interactive Harry van Vliet Lector Cross Media, HU Pim Bouman Directeur Gamious (niet op de foto) Hans Bouwknegt Lector Digital Media Concepts, NHTV (niet op de foto)
SIA Stichting Innovatie Alliantie
DEEL 1 Creatieve Industrie
Media & ICT: enorm innovatiepotentieel, maar samenwerking is vereist
Deelnemers:
31
Investeringen in de designsector zullen meer rendement opleveren als vraag en aanbod elkaar beter weten te vinden. Aan de aanbodzijde wordt van alles in gang gezet. De vraagzijde moet verder professionaliseren. Een debat over het begrip d esign, kennisparadoxen, de mogelijkheden van coöperaties en het verrassende programma Designing Dutch Demand.
DEEL 1 Creatieve Industrie
Media & ICT:
enorm innovatiepotentieel, maar samenwerking is vereist
Veel grote bedrijven, maar heel veel kleinere. De media- & ICT-sector bestaat uit volstrekt ongelijkwaardige actoren, aldus Yolande Kolstee, lector aan de KABK. ‘Het is een illusie te denken dat er sprake is van één club.’ De mediasector op zichzelf is al een buitengewoon divers geheel. Omroepen en uitgevers behoren ertoe, maar evenzeer producenten, facilitaire bedrijven, internetbureaus, marketingbureaus, distributiebedrijven of grafimediabedrijven. Aangezien de ICT-component niet meer weg te denken valt bij welk mediaproduct dan ook, is de sector aangewezen als een van de vijf Innovation Networks van de topsector Creatieve Industrie. Het is een moeilijk grijpbare sector, daar is iedereen het over eens. Zoals de creatieve industrie als geheel al niet te vergelijken valt met andere topsectoren. ‘Neem de chemie’, zegt Willem Jan Renger, programmaleider aan de HKU. ‘Daarvoor is zonder al te veel problemen een beleidsinstrumentarium te ontwikkelen. De creatieve industrie is een sector die zich niet als een instituut laat benaderen. Men mist ook vaak de middelen om toegang te vinden tot subsidiekanalen. Tegelijkertijd worden de typische kenmerken van de creatieve industrie niet onderkend. Voortdurend lees ik in de krant dat de sector zo slecht georganiseerd is en dat er niet mee te praten valt. Vergeten wordt het enorme innovatiepotentieel.’
Unieke structuur Niettemin is het voor het tot stand brengen van innovatie en vernieuwing (technologisch of commercieel) noodzakelijk dat de unieke structuur van de media- & ICT-sector optimaal benut en gefaciliteerd wordt. Grote bedrijven ervaren de noodzaak om te innoveren om hun marktpositie te behouden of uit te breiden. Over het algemeen beschikken zij over het benodigde
32
Thematische Impuls Creatieve Industrie
investeringspotentieel in tegenstelling tot de kleinere bedrijven. Maar die zitten op hun beurt weer dicht op technologische vernieuwing. Juist door hun kleinschaligheid kunnen ze snel schakelen tussen vraag naar innovatie en bronnen van innovatie, bijvoorbeeld aan universiteiten en hogescholen. Bovendien kunnen ze snel teams samenstellen van verschillende creatieve en technologische disciplines die nodig zijn voor vernieuwing. Die combinatie van investeringspotentieel en flexibiliteit is een vereiste om snel te kunnen inspelen op veranderende behoeften bij het publiek. Marinka Copier, lector aan de HKU, wijst op het enorme gat tussen de grote actoren met de grote producten enerzijds en de kleine, vernieuwende initiatieven anderzijds waarop juist voortgebouwd kan worden. Tussen die twee uitersten zal een brug geslagen moeten worden. Martijn Verver, werkzaam bij internetbureau Headline Interactive, noemt een Amsterdamse stichting met een muziekstudio waar diverse jonge mensen bezig zijn met onderzoek naar nieuwe technieken. ‘Ze zijn zeer slim, maar niet handig in hun pr en het verkopen van producten. Toch stromen ze door naar goede posities. Dat is dankzij de ontvangen subsidies. En die komen niet uit de markt.’
‘Hogescholen moeten zich anders inrichten om het bedrijfsleven beter te bedienen.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
33
‘Je moet begrijpen waarom je niks verdient als je iets wegzet voor
De Kennis- en innovatieagenda voor media & ICT is onderdeel van de strategische kennis- en innovatieagenda van de Topsector Creatieve Industrie. Het doel van deze agenda is het stellen van een kader voor onderzoek in de komende jaren, zodat de resultaten daarvan meer zullen renderen tot een economische waarde van de bedrijven in ons land. Daarnaast wordt dit kader gebruikt om te komen tot publiekprivate samenwerkingen van bedrijven en kennisinstellingen. De focus van de media & ict innovatieagenda is dienstenontwikkeling, ofwel het toepasbaar maken van technologie om innovatieve diensten te ontwikkelen voor (latente) behoeftes van de gebruiker. Naast innovatieve mediadiensten voor informatie en entertainment gaat het steeds meer om innovatieve contentdiensten voor de Grand Challenges, zoals die door de EU omschreven zijn, en andere topsectoren. Dienstenontwikkeling is in deze kennis- en innovatieagenda verder uitgewerkt in zes inhoudelijke innovatiethema’s, die gedefinieerd zijn voor de Topsector Creatieve Industrie. Voor media & ICT betreft het in volgorde van belangrijkheid de volgende zes innovatiethema’s: smart & social media, design thinking, big data, CI Next: business innovation (sectorspecifiek maar ook voor de gehele creatieve industrie), cultural heritage en virtual interactive worlds.
Hogescholen naar de markt Drie invalshoeken staan centraal in de aanpak van de innovatiethema’s: het internationale perspectief, de cross-overs en het ecosysteem. Dat de ontwikkelingen in deze sector mondiaal zijn, spreekt voor zich. Bedrijven opereren internationaal en veel onderzoek vindt plaats in Europese consortia. De uitdaging moet zijn om het Nederlandse aandeel te vergroten, zodat meer Europese onderzoeksgelden beschikbaar komen voor Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven. ‘Het probleem in Nederland en Europa is dat we van alles een beetje w eten’, meent Oscar Wijsman (Almere Datacapital). ‘Als we de concurrentieslag met de VS en Azië niet willen verliezen, dan zullen de krachten gebundeld moeten worden. Er zal zeer gericht geïnvesteerd moeten worden. Niet in het wilde weg geld rondstrooien, anders krijg je overal eilandjes.’ De media- & ICT-sector bevat dwarsverbanden met andere sectoren binnen de creatieve industrie. Die cross-overs kunnen de innovatie van de creatieve industrie als geheel verstevigen. Hans Bouwknegt (NHTV) geeft daar een voorbeeld van. Hij bespeurt een toenemende interesse bij be-
34
Thematische Impuls Creatieve Industrie
Publiek-privaat Dat het voor het bedrijfsleven echter niet altijd even eenvoudig is zijn weg te vinden in dit complexe universum, heeft ook Stephan Poelsma, business developer bij DPI Animation House, ondervonden. Voor hem is het onderscheid tussen subsidietrajecten van de overheid en opdrachten uit de markt niet altijd duidelijk. Want waar bevindt zich nou precies de markt voor creatieve bedrijven? Ook vraagt hij zich af hoe de zzp-markt zich ontwikkelt. Hij vertelt dat bij DPI gewerkt wordt aan de opbouw van een bedrijf, maar ook aan de carrièreperspectieven van de 55 mensen die momenteel op zijn kantoor werkzaam zijn. ‘Wij bieden medewerkers een inspirerende omgeving en een uitdaging door ze in werktijd vrij te maken om op een zin-
5 cent en dat je wel iets verdient als je het voor niks doet.’
DEEL 1 Creatieve Industrie
Kennis- en innovatieagenda
drijven die voorheen nooit iets met media en ICT te maken hadden. ‘De reisindustrie, waar ik op mijn hogeschool mee te maken heb, is zich kapot geschrokken toen nieuwe partijen als Apple en Google zich plotseling een positie verwierven in de branche. In het maken van die vertaalslag kan de creatieve industrie een belangrijke samenbundelende functie vervullen. Ik zie steeds meer kansen, met name op het vlak van cultural heritage, maar dan zal het hbo kritisch naar zichzelf moeten kijken. We moeten ons anders inrichten om het bedrijfsleven beter te bedienen. Het publiceren van artikelen is niet meer voldoende. We moeten komen met producten en de implementatie daarvan bij het bedrijfsleven. Daar zijn grote stappen te maken. Hogescholen zien nog niet dat ze veel meer naar de markt toe moeten. Kennis toepasbaar maken is zeer complex, maar samen met het bedrijfsleven moet dat tot succes kunnen leiden.’ Het slagen van de innovatieagenda is in hoge mate afhankelijk van publiekprivate initiatieven en samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen. Met andere woorden: het zo belangrijke ecosysteem dat logisch en effectief ingericht moet zijn.
volle manier over een project na te denken, bijvoorbeeld in samenwerking met een hogeschool of universiteit. Dat is totaal anders dan al die zzp’ers en kleine bedrijfjes met hun gelegenheidssamenwerkingen. Zij investeren vooral in zichzelf en opereren louter vanuit hun eigen kennisdomein.’ Maar ook het bedrijfsleven zelf is zeer divers, benadrukt Harry van Vliet, lector aan de HU. Vandaar dat hij geen algemene uitspraken durft te doen over de vraag of het voor onderwijsinstellingen gemakkelijker samenwerken is met bedrijven dan met publiek gefinancierde organisaties. ‘Zoals de dagelijkse druk van een winkelier niet te vergelijken is met een hitechbedrijf, zo is de mkb-detailhandel weer iets heel anders dan een museum of een zorginstelling.’
Heldere vraagarticulatie Uit een onlangs afgenomen enquête leek onder lectoren op het hbo een zekere terughoudendheid te bestaan ten aanzien van verdere samenwerking met het mkb. Om dat te bewerkstelligen werd indertijd de RAAK-regeling in het leven geroepen. Volgens Harry van Vliet (HU) heeft die regeling haar vruchten afgeworpen en is er inmiddels veel bereikt. ‘Maar als we weer een sprong voorwaarts willen maken, dan zal er een doorbraak moeten komen. Ik interpreteer die enquête-uitkomst dus meer als een behoefte aan opschaling.’ Pim Bouman, directeur van gamesuitgeverij Gamious, sluit zich daarbij aan: ‘Het hbo wil die samenwerking wel degelijk, maar dat vraagt om een betere inrichting van het ecosysteem.’ Wat is de praktijk? Worden onderwijsinstellingen benaderd door bedrijven met een onderzoeksvraagstelling? Of bedenken ze die zelf en zoeken ze daar vervolgens een bedrijf bij? Harald Warmelink van de TU Delft heeft de indruk dat bedrijven steeds vaker aankloppen bij zijn universiteit. Niet alles krijgt een vervolg. Dat is afhankelijk van het maatschappelijk belang en of er een onderzoekslijn in aan te brengen is. Ben Kröse, lector aan de HvA, weet uit ervaring dat bij het hbo regelmatig onderzoeksvragen binnenkomen waarbij de vraagstelling niet duidelijk is. Marinka Copier (HKU) beaamt dit. ‘Een heldere vraagarticulatie krijg je pas na lange gesprekken. Dan wordt duidelijk of met zo’n bedrijf een project gestart kan worden.’
Pim Bouman
Direct inzetbare studenten Voor Oscar Wijsman, programmamanager bij Almere Datacapital, is dat niet voldoende. Hij vraagt zich af waar hij als mkb’er naartoe moet als hij iets wil. Tot wie kan hij zich wenden? Er is geen loket. Stephan Poelsma (DPI) valt hem bij. Hij werpt daarnaast de vraag op waar innovatie eigenlijk thuishoort. Bij het hbo of de universiteit? ‘Wij werken bij DPI over het algemeen aan projecten en soms aan producten. Bij het ontwikkelen van een product wenden we ons tot het wetenschappelijk onderwijs. Daar zit de kennis over hoe je technieken ontwikkelt en verbetert. Maar dat vergt tijd. Als wij met projecten bezig zijn, dan willen we zo snel mogelijk omzet maken door mensen en kennis uit te zetten in declareerbare uren. En waar haal je dat vandaan? Bij direct inzetbare studenten. Die leiden we zelf op, want ze moeten wel voldoen aan een bepaald basisniveau. Mijn ervaring is dat studenten die van het hbo of de universiteit af komen niet geschikt zijn om meteen
SIA Stichting Innovatie Alliantie
35
Hans Bouwknegt
len om dat in gang te zetten. Ik realiseer me dat er nog een weg te gaan is naar implementatie, maar laten we geen tijd verliezen aan modellen en kennis die er al zijn.’
in te zetten op specialistische projecten. Daarvoor is hun niveau te laag of te algemeen. Ik vraag me wel eens af of er niet heel veel mensen opgeleid worden voor een markt waar straks geen werk is.’ Ben Kröse (HvA) antwoordt dat fundamenteel onderzoek, waar promovendi vier jaar mee bezig zijn, te vaak op een plank ligt te verstoffen terwijl het beschikbaar moet zijn voor bedrijven. Maar uiteindelijk, zo onderstreept hij, heb je beide nodig, zowel praktijkgericht als fundamenteel onderzoek. Marinka Copier (HKU) trekt een vergelijking met de Amerikaanse situatie. ‘Daar is een werkbaar ecosysteem gecreëerd dat uit verschillende kort- en langlopende onderzoeken bestaat. Wij bevinden ons nu in de fase dat we bezig zijn met het opbouwen van eenzelfde gezonde interactie tussen hboonderzoek – waar het mkb mee te maken heeft – en het daaraan gekoppelde langlopende wetenschappelijk onderzoek.’ Maar die kennis, die nodig is voor een gezond ecosysteem, is er al voor een belangrijk deel. Ze ligt op de plank of wordt al in de praktijk toegepast, verklaart Harry van Vliet (HU). ‘We zijn al aan het nadenken over bijvoorbeeld open innovatie waar allerlei verschillende methodes worden aangereikt. Je kunt genoeg voorbeelden vinden van best practises en theoretische model-
Dan zijn er nog de businessmodellen. Een hbo-instelling, aldus Ben Kröse (HvA), kan nog zoveel best practises en goede voorbeelden presenteren aan haar studenten en geïnteresseerde bedrijven. Een versnelling van innovatieprocessen zal uitblijven, zolang niemand door heeft hoe het Spotifymodel precies werkt en of het ook elders toepasbaar is. Zo spelen er ook tal van juridische zaken, onder meer in de zorg. Kröse geeft het voorbeeld van een fysiotherapeut die een creatief idee heeft om een behandeling op afstand te verrichten. ‘Hij loopt vast op het vergoedingsmodel van de verzekeraars dat daar niet op afgestemd is. Ik zou zeggen, pak het anarchistisch aan om ergens doorheen te breken. Zeg gewoon dat je die patiënten in je eigen praktijk hebt behandeld. Gewoon proberen, anders gebeurt er niks.’ ‘Maar dan moet je wel aanvoelen hoe businessmodellen werken’, zegt Oscar Wijsman (Almere Datacapital). ‘Je moet bijvoorbeeld begrijpen waarom je niks verdient als je iets wegzet voor 5 cent en dat je wel iets verdient als je het voor niks doet.’ Hans Bouwknegt, lector aan de NHTV, voegt daaraan toe dat een briljante ict’er alleen nog geen bedrijf maakt. Daarvoor zijn ook mensen nodig die weten wat de markt vraagt. Hij bepleit dat hboinstellingen in hun onderwijsprogramma veel meer aandacht besteden aan bedrijfskundige aspecten en businessmodellen.
DEEL 1 Creatieve Industrie
Businessmodellen
In Nederland hebben we de neiging om alles uit te sorteren, zegt Willem Jan Renger (HKU). ‘Ieder vakgebied heeft zijn eigen congressen. Dat zie je ook bij de beschikbare middelen, de regelgeving en de voorzieningen. Maar wanneer gebeuren er nou spannende dingen? Als je mensen vanuit verschillende disciplines rond een tafel zet om over een specifiek vraagstuk te praten en een project op te zetten. Een geklutste tafel dus met uiteenlopende perspectieven. Waar we naartoe moeten met dat ecosysteem is mensen mengen. Bedrijven, businesscases, inhoud, vormgeving, ontwerpen, dat alles moet je klutsen. Dan kom je tot iets.’
‘Wanneer gebeuren er spannende dingen? Als je mensen vanuit verschillende disciplines rond een tafel zet om over een specifiek vraagstuk te praten en een p roject op te zetten.’
36
Thematische Impuls Creatieve Industrie
SIA Stichting Innovatie Alliantie
37
Syntens versterkt creatief ondernemerschap
Creatieve industrie in beeld
DEEL 1 Creatieve Industrie
In 2020 kent Nederland een creatieve industrie die meedoet in de wereldtop. En die via sterke cross-overs als katalysator dient voor het innoverend vermogen van Nederland. De mogelijkheden van de vele kleine bedrijven om te groeien en door te groeien tot internationale iconen moeten daarvoor nog veel beter worden benut dan nu.
De creatieve industrie kan ook nu al een strategische rol vervullen bij waardecreatie en innovatie in andere sectoren. Dit vraagt om nieuwe vormen van opdrachtgeverschap en strategische samenwerking. Belangrijk is dat er een intensievere wisselwerking ontstaat tussen wetenschappelijke inzichten en de creatieve industrie en omgekeerd. Een noodzakelijke randvoorwaarde daarbij is de toegang tot kapitaal voor creatieve ondernemingen die willen innoveren en/of groeien. Internationaal gezien wil de creatieve industrie strategisch aansluiten bij Europa en zorg dragen dat Nederland zijn positie als ‘de digital gateway to Europe’ verder versterkt.
Syntens Innovatiecentrum heeft een groot en fijnmazig landelijk
Syntens versterkt ondernemerschap door begeleiding van technostarters en snelle groeiers en door het vormen van samenwerkingsverbanden (bijv. clusters), met bedrijven uit andere (top)sectoren en kennisinstellingen. Door zijn aanwezigheid in alle sectoren van het Nederlandse bedrijfsleven is Syntens bij uitstek in staat om, actief, crosssectorale verbanden te laten ontstaan tussen de creatieve industrie en andere sectoren. Daarnaast zorgt Syntens voor de toeleiding en begeleiding van het innovatieve mkb, starters en groeiers, naar nieuwe vormen van financiering (waaronder kredieten en equity uit innovatiefondsen voor de creatieve industrie). Syntens helpt ondernemers hun internationale ambities te realiseren door nieuwe internationale markten te exploreren, bijvoorbeeld door het organiseren van handelsmissies en tegelijkertijd internationale ondernemersvaardigheden te verbeteren. Syntens zet zijn netwerk ook actief in voor het verbinden van het innovatieve mkb met kennisinstellingen, universiteiten en hogescholen. Met verschillende ‘valorisatieinstrumenten’ willen we zo komen tot verdere bevordering van kennis in de creatieve industrie.
MKB-netwerk in alle sectoren van het bedrijfsleven en verbindt dit netwerk actief met de ambities en doelstellingen van de top sectoren.
38
Thematische Impuls Creatieve Industrie
We are elastik.
Elastik concepts is een multidisciplinair ontwerpbureau uit Den Haag, met een sterke focus op concept & creatie. www.elastik.nl
SIA Stichting Innovatie Alliantie
39
TNO Cofinanciering: een instrument voor vraaggestuurde kennisontwikkeling, waarbij bedrijven als cofinancier optreden. Afhankelijk van het karakter van het onderzoek (van proof of principle tot prototyping) varieert de bijdrage van de cofinanciers van 10 tot 50 procent van de onderzoekskosten, deze bijdrage is deels in natura mogelijk.
CLICK
TNO in de Topsector Creatieve Industrie Het topsectorenbeleid betekent voor TNO dat zij zich explicieter gaat richten op de n egen topsectoren die door het Ministerie van EL&I zijn geselecteerd. Voor de Top sector Creatieve Industrie leidt tot een verdere focus op de kennisontwikkeling en k ennisoverdracht in deze sector.
40
Thematische Impuls Creatieve Industrie
TNO is in deze sector actief met bijzonder hoog leraar ICT en Sociale Verandering Valerie Frissen. Zij gaat de komende jaren een a ctieve bijdrage leveren aan het opstellen van de Innovatiecontracten van de Innovation Networks van de Creatieve Industrie. De focus voor TNO ligt hierbij met name op ‘CLICK-projecten’ (Creativity, Learning, Innovation, Co-creation, Knowledge), het antwoord van de Topsector Creatieve Industrie op de behoefte aan meer en betere samenwerking tussen creatieve industrie en kennisinstellingen. Meedoen aan CLICK betekent meewerken aan een vraaggestuurde ontwikkeling van kennis die marktkansen vergroot en tegelijkertijd contacten en samenwerking tot stand brengt met potentiële partners, opdrachtgevers en opdrachtnemers. Een deel van haar kennismiddelen gaat TNO direct inzetten voor de creatieve industrie. Voor 2012 betekent dit ruim € 1 miljoen. Daarnaast is een aantal instrumenten beschikbaar voor de creatieve industrie, waarvan er veel expliciet gericht zijn op het mkb. Hiernaast een toelichting op deze instrumenten.
TNO MKB BrancheInnovatieContract: een instrument voor kennisoverdracht, waarbij TNO een innovatiecontract sluit met een brancheorganisatie voor kennisoverdracht van TNO naar de aangesloten (mkb-)leden, aansluitend bij de visie en prioriteiten van de branche. De eigen (financiële) bijdrage van de brancheorganisatie is 10 procent. Voorbeeld BrancheInnovatieContract In een branchecontract heeft TNO aan de leden van iMMovator kennis overgedragen over de kansen van kleine ondernemers voor dienstenontwikkeling op ConnectedTV en Fiber-to-the-home.
DEEL 1 Creatieve Industrie
TNO
Instrumenten voor de creatieve industrie
Voorbeeld Cofinanciering &Game (Engagement Game) is een spel voor managers waarmee ze kunnen ervaren hoe ze de bevlogenheid van medewerkers kunnen vergroten en werkdruk en werkstress verminderen. Cofinanciers: 365, ING, Ranj
TNO MKB TechnologieCluster: een instrument voor kennisoverdracht, waaraan vijf tot tien bedrijven deelnemen die eenzelfde kennisvraag hebben. Zij leggen elk € 5.000 in, waarmee een budget ontstaat van € 50.000 voor kennisoverdracht van TNO naar de bedrijven. Voorbeeld TechnologieCluster In het project Visual & social media voor amateurvoetbal geeft TNO aan vijf mkbbedrijven inzicht in de technische mogelijkheden voor de verrijking van de beleving van amateurvoetbal met sociale en visuele media.
TNO SBIR: een instrument waarbij mkb-bedrijven kunnen intekenen op een innovatief productidee van TNO. Hierdoor kunnen bedrijven (in fasen) budget krijgen voor het verder ontwikkelen van dit idee tot een daadwerkelijke marktintroductie. Voorbeeld SBIR Dankzij de SBIR-regeling heeft Eifinger ‘Autitouch’ ontwikkeld, software op een multitouchtafel voor de diagnosestelling en behandeling van autisten.
SIA Stichting Innovatie Alliantie
41
Next Fashion: DEEL 1 Creatieve Industrie
van stof voor meisjes tot een toppositie in Europa
In de modesector dringt het besef door dat het tijd is voor innovatie. De kloof t ussen grote bedrijven en kleine ontwerpers moet worden gedicht. Goede samenwerking t ussen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven is een must. Door de Werktafel, bestaande uit een team van vertegenwoordigers van bedrijven, overheid en onderzoeksinstellingen, is een plan van aanpak opgesteld voor de kennis en innovatiea genda Next Fashion. Ignace Karthaus van SIA in gesprek met representanten uit de modesector.
42
Thematische Impuls Creatieve Industrie
SIA Stichting Innovatie Alliantie
43
Next Fashion:
‘De Werktafel heeft ons heel veel gebracht. Misschien niet direct geld, maar wel een netwerk. En dat is bijzonder in een zo versnipperde discipline als mode’, zegt José Teunissen, lector aan ArtEZ hogeschool voor de kunsten. ‘In die tafelsessies komen expertises bij elkaar die erg interessant zijn, zoals technische en creatieve kennis. De schaal wordt erdoor vergroot. Dat is een belangrijk proces. Zeker nu, omdat de grote actuele vraagstukken, zoals duurzaamheid, technologische innovatie en virtualisering, ook gelden voor de modesector. Het huidige systeem in de mode staat onder druk en zal onherroepelijk veranderen, hoewel velen nog het idee hebben dat het in deze sector niet zo’n vaart zal lopen.’
Die Werktafel heeft bovendien een stuk opgeleverd met een plan van aanpak voor de kennis- en innovatieagenda Next Fashion. Voorlopig zijn jullie dus hoopvol gestemd? José Teunissen (ArtEZ): ‘Ik ben blij dat er samenwerkingsverbanden worden gegenereerd. Er is een grote afstand tussen de grote modebedrijven en de kleine ontwerpers die elkaars taal niet spreken. Er komt nu in elk geval één logisch langetermijnprogramma. Dat op zich is al een meerwaarde. Dat moet natuurlijk nog waargemaakt worden, maar op papier is iedereen het in elk geval met elkaar eens.’
Waarom is die samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven op strategisch niveau zo moeilijk? José Teunissen (ArtEZ): ‘Bedrijven zijn alleen maar bezig met het idee dat er over een halfjaar iets klaar moet zijn. Er is weinig besef dat er ook voor de lange termijn iets ontwikkeld moet worden. Maar nu wordt geprobeerd om via onderwijs en bijvoorbeeld TNO meer vraaggestuurd te werken. Zodat er pas geld vrijkomt als er een consortium is van kennisinstellingen en bedrijven waarin allerlei soorten onderzoek geclusterd worden. Dat er voor valorisatie gezorgd wordt en dat kortlopend en fundamenteel onderzoek aan elkaar gekoppeld worden. Op een manier die bij SIA en RAAK al een paar jaar gebruikelijk was. Mode had tot nog toe een achterstand. Universitair onderzoek op het gebied van mode is er heel weinig. Het is nauwelijks ingebed. Dus je komt bij KNAW en NWO helemaal niet in beeld.
44
Thematische Impuls Creatieve Industrie
DEEL 1 Creatieve Industrie
van stof voor meisjes tot een toppositie in Europa
Er wordt nog altijd minzaam tegenaan gekeken. Mode kan niet serieus zijn. Stof voor meisjes. Alsof er geen sociale en culturele component in zit. Ook universiteiten moeten aanhaken bij de innovatiedoelstellingen.’ Liesbeth in ’t Hout (Premsela): ‘Dat merk ik ook bij mijn onderzoek voor het opzetten van de Fashion Council. Daarmee proberen we de mogelijkheden te versterken voor de modebranche door creativiteit, handel en onderwijs met elkaar te verbinden. Ik kom veel bij bedrijven om hen mee te krijgen. Maar ze gaan liever hun eigen gang en zien niet in dat je in die hele modeketen kwalitatief betere mensen krijgt als je een bijdrage levert aan het onderwijs. Men is niet wezenlijk geïnteresseerd in ontwerpers.’
Dat werkt uiteindelijk toch in het nadeel van die bedrijven, zou je zeggen? Michiel Scheffer (Saxion): ‘Bedrijven investeren heel weinig in het aanbod. Ze willen de overheid het liefst op zo groot mogelijke afstand, maar als
het nodig is willen ze wel dat de investeringen gedaan worden. Het bedrijfsleven heeft geen enkele bijdrage geleverd aan de sterke groei van de modeopleidingen in Amsterdam en bij Saxion. Dat hebben de opleidingen zelf gedaan.’ Bruni Hofman (Syntens): ‘Wij hebben een project gedraaid met een groep jonge mensen die net van de opleiding kwamen. Ik ben geschrokken van het niveau. Ze zijn alleen maar gericht op het creatieve. Van technologische ontwikkelingen hadden ze nog nooit gehoord.’
Deelnemers: (van links naar rechts) Bruni Hofman Clustermanager Syntens José Teunissen Lector Modevormgeving, ArtEZ hogeschool voor de kunsten Michiel Scheffer Lector Fashion Materials Design, Saxion Liesbeth in ’t Hout Premsela.org/Fashion Council Ignace Karthaus Gespreksleider (niet op de foto)
José Teunissen (ArtEZ): ‘Dat is een punt waar we in de Tafel over gesproken hebben en waar het Amsterdam Fashion Institute (AmFI), Saxion en ook ArtEZ zich van bewust zijn. Dat we het bedrijfsleven en innovatie nodig hebben voor onze opleiding. Het onderwijs moet zich achter de oren krabben. Dat realiseert men zich inmiddels wel. Pas geleden hoorde ik van Veerle Windels in Antwerpen dat de jonge ontwerpers helemaal niet meer naar het Flanders Fashion Insitute gaan. Die zoeken het zelf uit. Die hebben een webwinkel, ze focussen zich op een niche. Dat gaat heel anders. Die ver-
SIA Stichting Innovatie Alliantie
45
‘Als je goed inzet op innovatie, dan los je daarmee vraagstukken op en bied je opties waarmee Nederland
nieuwing gaat razendsnel. Maar dat neemt niet weg dat ze wel producenten nodig hebben, net zoals ze moeten weten waar de technologische innovatie te vinden is. Er moet wel een interactie zijn tussen technisch en creatief.’ Liesbeth in ’t Hout (Premsela): ‘In Nederland is de productie geheel verdwenen uit de modeketen. Overgebleven zijn de veelgeroemde eigenschappen als handelsgeest en creativiteit, maar die zou je beter moeten kunnen benutten. Ook het branding-gedeelte kan hier veel beter uit de verf komen. Daar is één opleiding voor bij AmFI, maar daar is veel meer voor nodig. Via de Fashion Council moet die verbinding gelegd worden tussen onderwijs, bedrijfsleven en al die creatieve initiatieven. Breder dus dan alleen het modeontwerp.’
Hoe past die Fashion Council in het sectorplan? José Teunissen (ArtEZ): ‘Het sectorplan was er al toen dat idee voor die council vorm kreeg. We moeten goed nadenken welke plaats die council moet krijgen in een veld dat heel erg aan het bewegen is. Maar die behoefte aan regie blijft aanwezig.’
Welke innovatie is volgens jullie het belangrijkst? Liesbeth in ’t Hout (Premsela): ‘Ik zou creativiteit in de hele keten willen zien. Ook in het management, dan krijg je meer aansluiting tussen alle partijen. Dat ontbreekt nog. Een manager moet weten waar een ontwerper mee bezig is, zodat hij aanvullend kan werken en de productie kan vinden die de ontwerper nodig heeft.’ José Teunissen (ArtEZ): ‘We hebben te maken met een aantal innovatievraagstukken. Duurzaamheid, zoals recycling en het gebruik van biomaterialen. Op dat vlak gebeurt er veel in Nederland en ook in het Duitse achterland. Dus het is logisch dat we ons daarop richten. Voor technologie kun je je richten op virtualisering of webshops en dat soort ontwikkelingen. Gaming zou daar ook nog een rol in kunnen spelen.’
Hoe gaan jullie dat allemaal aanpakken? José Teunissen (ArtEZ): ‘Heel pragmatisch en praktisch. Modint (ondernemersorganisatie voor mode, interieur, tapijt en textiel, red.) heeft een aantal routekaarten opgehaald in het kader van recycling en biobased. Dus er zijn
46
Thematische Impuls Creatieve Industrie
DEEL 1 Creatieve Industrie
een voorbeeldland kan worden.’
gegevens. Het is een open netwerk. In principe kan iedereen een consortium vormen. Maar we proberen zoveel mogelijk initiatieven te clusteren, want we kunnen niet alles tegelijk.’
Dat zijn thema’s, maar op welke sectoren concentreren jullie je? Michiel Scheffer (Saxion): ‘Mode valt eigenlijk in twee topsectoren, niet alleen in de creatieve maar ook in hi-tech systems and materials. Ten Cate is een grote speler in de materialensector, maar ook institutioneel in het hele branchesysteem. En Ten Cate wil meer toe naar constructieve materialen die ook een artistieke kwaliteit hebben. Daar zit een cross-over. Dat vormt een bruggenhoofd. Maar laten we niet vergeten dat Nederland ook groot is met meubelontwerp, stoffering en tapijtproductie.’ José Teunissen (ArtEZ): ‘Via mode zijn er al snel links te leggen met design en interieur.’ Liesbeth in ’t Hout (Premsela): ‘Ook interessant is logistiek. De productie zit tegenwoordig overal, dus ook de logistiek zal verduurzaamd moeten worden. Daarin speelt de digitale techniek weer een belangrijke rol. Er komen voortdurend nieuwe systemen waarmee de communicatie beter kan verlopen. Denk alleen al aan webshops. Dat is een vorm van communicatie waar veel toekomst in zit.’ José Teunissen (ArtEZ): ‘Ik ben het met je eens. Ook over mode zal inderdaad op een andere manier gecommuniceerd moeten worden.’
Maar hoe zit het met de regio’s? In het plan van aanpak is sprake van regiohaarden. José Teunissen (ArtEZ): ‘In het stuk hebben we het over grote en kleine innovatiesystemen. Daarmee doelen we op de verschillen tussen grote spelers en kleine ontwerpers. Bij onderzoek naar businessmodellen moet je daar rekening mee houden. Bij kleine ondernemers moet je anders insteken. Dan hebben we het bijvoorbeeld over Modekwartier Klarendal in Arnhem of de jonge ontwerpers van Red Light Fashion in Amsterdam. Allemaal heel klein, maar niches waarin dingen op een andere manier ontwikkeld worden. Beleidsmakers willen graag dat we ons lokaal positioneren, maar dat kan helemaal niet. Alles is Europees.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
47
Wat zouden jullie nu het liefst anders willen?
Toch worden jullie voor de uitdaging geplaatst ook in regionaal verband te werken. Hoe gaan jullie daarmee om? José Teunissen (ArtEZ): ‘Voor Arnhem was het mooi dat die Tafel daarnaartoe kwam, maar mode is natuurlijk een landelijke en internationale aangelegenheid. De business zelf zit veel meer rond Amsterdam. Toch zijn er verschillende regionale initiatieven, zoals de Mode Biënnale en de oprichting van het Modekwartier en de betrokkenheid daarbij van ArtEZ en Saxion. Want je kunt heel goed binnen de regio werken en het is de moeite waard lokale netwerken op te bouwen. Al was het maar om studenten houvast te geven. Maar we moeten wel de globale scope in het oog blijven houden.’ Liesbeth in ’t Hout (Premsela): ‘Ik vind het eerlijk gezegd nogal absurd om het zo klein te houden met al die verschillende mode- of designsteden. We zijn zo’n klein landje. Je moet veel meer streven naar samenwerking bij alles wat in Nederland gebeurt. Bijvoorbeeld met het opzetten van een investeringsfonds. Dat moet je niet apart doen. Want dan ga je allemaal naar dezelfde bedrijven en dan krijgt niemand het voor elkaar. Nederland is zo klein dat het juist erg gemakkelijk is om met elkaar te communiceren. Iedereen kent elkaar, dus maak daar meer gebruik van.’ Bruni Hofman (Syntens): ‘Zo kun je ook proberen de Amsterdam Fashion Week en de Mode Biënnale samen te laten werken. Dat versterkt de internationale uitstraling.’ José Teunissen (ArtEZ): ‘Amsterdam Fashion Week zit ook aan de Tafel. Zij zijn aangehaakt omdat zij met hun businessprogramma al een hoop doen. Dat past uitstekend in het innovatieprogramma. Daar wordt ook aan valorisatie gedaan. De Mode Biënnale kunnen we nu niet spreken, want die zijn momenteel bezig om opnieuw op te starten. Maar we komen wel bij elkaar en dat is op zich al positief. Overigens denk ik dat het bij meer samenwerking ook belangrijk is dat je elkaar iets gunt.’
48
Thematische Impuls Creatieve Industrie
Er is in de regio’s geen zware concurrentie, begrijp ik. Het vult elkaar redelijk aan. In het stuk hebben jullie het over Field Labs. Dat gaat over commitment van bedrijven. Hoe zien jullie dat?
Michiel Scheffer (Saxion): ‘Ik zou willen dat er meer geheugen wordt opgebouwd. Daar bedoel ik mee dat je een langere onderzoekslijn kunt aanhouden. Dat je je kunt bezighouden met zaken die misschien pas over vier of acht jaar belangrijk zijn. Ook zou ik willen dat je makkelijker een halfuurtje binnen kunt lopen bij een bedrijf zonder dat er rekeningen aan te pas komen. Want zodra het over kennis gaat, wordt iedereen steeds vaker gedwongen overal offertes en facturen voor te schrijven. En tot slot: ik zou graag zien dat er formules ontwikkeld worden waarbij je rond een bepaald thema partijen bij elkaar brengt.’
Bedoel je dat nationaal of ook internationaal? Michiel Scheffer (Saxion): ‘Beide, maar internationaal is makkelijker. We hebben in Nederland dertig jaar lang niets aan kennis en mode gedaan, zoals we ook al dertig jaar geen goede ambachtsschool meer hebben. Dus wie iets wilde ging naar het buitenland. Daar waren kennis en instellingen te vinden. Die verbanden zijn nog altijd heel eenvoudig te leggen. Het internationale netwerk is al met al erg klein, dus iedereen leert elkaar snel kennen. Ik vind dat studenten voor hun ontwikkeling voortdurend stages moeten lopen in het buitenland. Parijs, Milaan, Londen. Wil je goed worden dan moet je ook buiten de landsgrenzen werken.’ Liesbeth in ’t Hout (Premsela): ‘Dat is een absolute voorwaarde. Studenten moeten op de hoogte zijn van wat er in het buitenland gebeurt. Welke bedrijven daar actief zijn en wat ze precies doen. Het mooiste zou zijn als studenten ieder halfjaar een tijdje in het buitenland zitten. Maar in het kunstonderwijs in Nederland worden de kindjes maar moeilijk losgelaten. Je zou daar eigenlijk een organisatie voor moeten opzetten. Een soort stagebank.’
In het plan van aanpak wordt gesproken over tussenruimtes. Wat verstaan jullie daar precies onder? José Teunissen (ArtEZ): ‘Dat gaat over het begrip thirding, dat ontwikkeld is door Amerikaanse sociologen. Dat fenomeen treedt op als zeer uiteenlopende disciplines, mensen of culturen bij elkaar gebracht worden. Als je een publieke ruimte creëert tussen verschillende culturen, dan komt er altijd een proces van begrip en interactie op gang.’
José Teunissen (ArtEZ): ‘Eerst moet je natuurlijk zorgen dat de bestaande netwerken op elkaar aansluiten voordat je een nieuw Lab neerzet. Dat de expertise bij elkaar gebracht wordt. En dat iedereen weet waar hij naartoe moet als hij iets wil. Zo’n Field Lab moet uiteindelijk een virtueel netwerk zijn waar iedereen gebruik van kan maken. De laatste jaren zijn dergelijke samenwerkingen er al. TNO Soesterberg bijvoorbeeld zoekt regelmatig contact met studenten of oud-studenten. Dat kan nog veel professioneler aangepakt worden, zodat het ingebed wordt in een systeem.’ Bruni Hofman (Syntens): ‘Ik bespeur een ander probleem. Al die jonge modeontwerpers, bij wie de vernieuwing toch vandaan moet komen, zitten niet bij Modint. Ze hebben geen brancheorganisatie, omdat de contributie voor hen een forse kostenpost is. Dat betekent dat de organisatie veel alledaagse en ook nieuwe problemen niet naar binnen haalt.’
Is dat een middel om veranderingen aan te jagen?
‘Bedrijven moeten we laten zien dat
‘Als je een publieke ruimte creëert
de hele modeketen kwalitatief ver-
tussen
betert als ze een bijdrage leveren
dan komt er altijd een proces van
aan het onderwijs.’
begrip en interactie op gang.’
DEEL 1 Creatieve Industrie
Michiel Scheffer (Saxion): ‘Het kost de Modint in werkelijkheid veel meer dan zij via de bijdrage van het lidmaatschap ontvangen. De grote partijen zouden dan moeten betalen voor de kleintjes. Solidariteit wordt tegenwoordig steeds lastiger. De overheid legt het niet bij. Maar misschien moet je ook gewoon accepteren dat de overlevingskans voor modeontwerpers erg klein is. Het is als geheel een zeer instabiele sector.’ José Teunissen (ArtEZ): ‘Mode is enorm kapitaalintensief, of je zou terug moeten willen naar een boetiek met kleinschalige producten. Als je volgens het klassieke systeem werkt, moet je elk halfjaar met een volledige nieuwe collectie komen. Die moet je vervolgens voorfinancieren en verkopen. Daarom komen zoveel ontwerpers niet van de grond. Dat kunnen ze helemaal niet waarmaken. En als de winkel het niet verkoopt, krijgen ze niet betaald. Het is zeer risicovol.’
Bruni Hofman (Syntens): ‘Een belangrijke voorwaarde daarbij is dat je allemaal op basis van gelijkwaardigheid instapt. Dat blijkt in dat deel van de modesector waar wij met Syntens in gezeten hebben, lastig. Grote bedrijven zijn weliswaar geïnteresseerd in jonge creatieve ontwerpers, maar de afstand is zo groot dat de ondernemers in feite de verantwoordelijkheid dragen. Dan is er geen sprake meer van gelijkwaardige samenwerking, terwijl die ondernemer wel degelijk wat te halen heeft bij die ontwerper. In zo’n relatie gaat het meer om opvoeden en begeleiden.’ José Teunissen (ArtEZ): ‘Ik heb het over een fase daarvoor. Dat je creativiteit samenbrengt met technische innovatie, dus dat je werkt aan productontwikkeling. Dat is een ander niveau. Daarbij gaat het nog niet om het bij elkaar brengen van groot en klein.’
verschillende
culturen,
SIA Stichting Innovatie Alliantie
49
Creatieve industrie in beeld
‘Nederland is zo klein dat het juist erg gemakkelijk is om met elkaar te communiceren, dus maak daar
Is daar een rol weggelegd voor de Fashion Council? Liesbeth in ’t Hout (Premsela): ‘Dat is een hele kluif. Ik heb gemerkt dat veel mensen uit de mode zelf er helemaal geen zin in hebben. De enigen die daar misschien nog wel wat in zien, zijn de grote Nederlandse retailers. Die hebben zelf behoefte aan vernieuwing. Bedrijven als V&D willen wel wat, net zoals een aantal van die bekende Nederlandse modeketens. Verder moet je kijken naar bedrijven die wel geïnteresseerd zijn in mode, maar die het zelf niet maken. Kortom, zo’n fonds is er niet zo snel. Daar moet je nog niet te veel heil van verwachten.’ José Teunissen (ArtEZ): ‘In België hebben ze een model ontwikkeld dat zijn vruchten afwerpt.’ Liesbeth in ’t Hout (Premsela): ‘Dat is het model waarop ik me ga baseren. Daarin wordt geleend van private partijen. En de overheid doet daar voor een deel als garantstelling aan mee. De ontwerpers lenen tegen een hoge rente, maar wel met goede afbetalingsmogelijkheden. De rente moeten ze altijd betalen, maar de grote bulk, daar vinden ze een oplossing voor. Als ze een goed plan hebben, dan worden ze daarbij geholpen. En hoe beter het gaat, hoe minder rente. Dat is bijzonder interessant. Eens in de vier jaar moeten ze terugbetalen aan de investeerders. Het houdt zichzelf heel goed in leven. Ik denk dat wij dat ook zouden moeten doen. Maar je hebt toch nog een ondersteuning vanuit de overheid nodig, omdat er altijd een risico is dat het misloopt.’
Kan de Nederlandse modewereld zich daarmee onderscheiden? José Teunissen (ArtEZ): ‘Als je goed inzet op innovatie, dan los je daarmee vraagstukken op en bied je opties waarmee Nederland een voorbeeldland kan worden. Als we daar nu op instappen, is die kans er zeker. Maar dan moeten we niet te lang wachten, want anders doen ze het in Taiwan.’ Michiel Scheffer (Saxion): ‘Ik heb de landen eens langsgelopen. Een plaats in de top 5 is volgens mij niet haalbaar. Nummer negen lijkt me de hoogst denkbare positie. Maar wel kunnen we in Nederland toonaangevend zijn in trends. Dat je net wat meer durf toont dan de Duitsers, net wat meer technologie inzet dan de Italianen en net even een andere stijlbenadering hanteert dan de Fransen. Als we ons onderscheiden in kwaliteit, hoeven we helemaal niet de nummer vijf van Europa te zijn. Maar het begrip creativiteit moet wel aan Nederland blijven kleven. En dat is op het moment niet meer vanzelfsprekend. Weet je wat mijn grootste angst is? Dat alles door politiek en regelgeving doodslaat. Er zal altijd experimenteerruimte moeten blijven bestaan. De neiging bestaat dat iedereen veel te veel bezig is met wat volgens de regelgeving wel of niet mogelijk is. Het vervelende van beleid is dat je in een kader wordt geperst, terwijl de dynamiek dat kader ontstijgt.’
DEEL 1 Creatieve Industrie
meer gebruik van.’
Wat zijn belangrijke speerpunten in de onderzoeksprogrammering van Next Fashion? Michiel Scheffer (Saxion): ‘Het belangrijkste is het waardesysteem. We moeten voorkomen dat we elke drie maanden opnieuw het wiel uitvinden. Dat is alleen maar georganiseerde slijtage.’
We are
guy vernes 50
Thematische Impuls Creatieve Industrie
Wat is dat precies, dat waardesysteem?
Bilal al Mashta (achter het stuur) is de oprichter van modemerk Guy Vernes. Het label brengt Indy street fashion uit (o.a. menswear, accessoires, tassen en artprints). www.guyvernes.com
José Teunissen (ArtEZ): ‘Als je het toespitst op mode, betekent het dat je van kleren wilt weten hoe duurzaam ze zijn of wat de herkomst is. Dat geeft een waarde aan een kledingstuk. Andere waarden zijn vakmanschap en kwaliteit. Dat je het bekijkt als een productdesign in plaats van alleen maar als een nieuwe trend. Want trends wisselen elkaar iedere zes weken af.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
51
DEEL 1 Creatieve Industrie
Smart design:
volop potentieel, nu nog de grote slag 52
Thematische Impuls Creatieve Industrie
Deelnemers: Robert Barnhoorn Inge Oskam Gerbrand Bas Daan van Eijk Rolf Bossert
(van links naar rechts) Spark Design Rotterdam Lector Technisch Innoveren & Ondernemen, HvA Designlink/adviseur Federatie Dutch Creative Industries Hoogleraar Applied Ergonomics & Design, TU Delft Projectleider Syntens
SIA Stichting Innovatie Alliantie
53
aanbod elkaar beter weten te vinden. Aan de aanbodzijde wordt van alles in gang gezet. De vraagzijde moet verder professionaliseren. Een debat over het begrip d esign, kennisparadoxen, de mogelijkheden van coöperaties en het verrassende programma Designing Dutch Demand.
Smart design: volop potentieel, nu nog de grote slag
‘Als je de creatieve sector alleen Het grote probleem volgens Robert Barnhoorn, directeur van Spark Design Rotterdam, is dat de klik met het bedrijfsleven te abstract is, omdat de businessmodellen moeilijk te voeden zijn. ‘Wij werken voor veel bedrijven in een nichemarkt. Maar die Nederlandse bedrijven zijn in hun niche wel wereldmarktleider. Wie zegt dat er in Nederland niet zo veel gebeurt, die gaat voorbij aan het feit dat er juist enorm veel potentie aanwezig is. Die bedrijven hebben echt wel behoefte om de kennislijnen uit te bouwen. Er zijn zeker raakvlakken te vinden, want het gaat om zeer professionele bedrijven.’ Inge Oskam (HvA) sluit zich daarbij aan. ‘Vanwege al die specifieke terreinen binnen design zul je het moeten zoeken in clustering. Maar dan ontkom je niet aan het ontwikkelen van verdienmodellen.’
onmiddellijk toe dat de Werktafel Smart Design niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. ‘Ook niet ten aanzien van de funding die zou moeten aansluiten bij de regionale dynamiek en kennisconcentraties. Hoewel het op zich logisch was Eindhoven als designstad te kiezen.’ Ook het feit dat relatief weinig hbo-instellingen betrokken zijn geweest in dit proces, zou een rol gespeeld kunnen hebben, aldus Inge Oskam, lector Technisch Innoveren & Ondernemen aan de Hogeschool van Amsterdam. ‘Zelf heb ik er niet aan deelgenomen, want anders zou ik zeker gewezen hebben op de programma’s waar we in het hbo mee bezig zijn. Die bevinden zich vaak op kruispunten van sectoren. Soms is dat high materials, dan weer de creatieve sector. Om nog maar te zwijgen van dat brede begrip design. Dat maakt die indeling in topsectoren zo lastig.’ Daan van Eijk, hoogleraar Applied Ergonomics & Design, TU Delft, doet daar nog een schepje bovenop: ‘Als je de creatieve sector alleen als een topsector ziet, en niet als een crossing met de andere acht topsectoren, dan mis je kansen om veel meer tot stand te brengen.’
Navelstaarderij Maar hoe breng je het vakgebied design, dan wel smart design, goed op orde, zodat het professioneel onderwezen wordt en toepassing vindt in bedrijven? Gerbrand Bas (Designlink/Federatie) denkt dat het moet komen uit de vraag. ‘Er is nu een conservatieve keuze gemaakt door in te zoomen op bestaande disciplines. In mijn ogen schiet dat niet echt op. Op het moment dat je niets doet aan vraagarticulatie of professionalisering van de vraag of dat je niet crosssectoraal kijkt, dan ben je het paard achter de wagen aan het spannen. Dan krijg je navelstaarderij.’
54
Thematische Impuls Creatieve Industrie
een crossing met de andere acht topsectoren, dan mis je kansen om veel meer tot stand te brengen.’
Daan van Eijk (TU Delft) wijst op de zogeheten proeftuinen, waarin bijvoorbeeld ziekenhuizen en thuiszorg verenigd zijn. ‘Als je dat helder uitzet met geld en uren, dan kan dat zeer aansprekend zijn voor bedrijven. Maar ook voor start-ups en voor bureaus om ideeën uit te werken. Dat kunnen zeer praktische benaderingen zijn binnen een domein. Als middel is het zeker niet verkeerd.’
Sturen van de vraag Het kan aan de definiëring hebben gelegen. Want waar bestaat die subsector smart design nu eigenlijk precies uit? Het woord design alleen al roept vragen op. Het is zo’n veelomvattend begrip dat vaagheid op de loer ligt. Wellicht dat dit een van de verklaringen is waarom het uitwerken van een onderzoeksagenda niet soepel is verlopen. Gerbrand Bas, directeur van Designlink en adviseur van de Federatie Dutch Creative Industries geeft
als een topsector ziet, en niet als
Behalve meer samenwerking benadrukt het Topteam het belang van meer investeren, meer onderzoeksprogramma’s, langetermijndenken als ook kortlopende projecten. Waar zal dit proces toe leiden? Zullen er over pakweg drie jaar topconsortia van kennis en innovatie ontstaan zijn? Volgens Gerbrand Bas (Designlink/Federatie) zullen dan toch eerst een aantal essentiële vragen beantwoord dienen te worden. Over de kleinschaligheid van de sector, de positionering en de wijze waarop innovatie georganiseerd wordt. Hij bespeurt een discrepantie. ‘Er is een enorme maatschappelijke investering gepleegd in de creatieve industrie en daarmee ook in het vak’, verklaart hij. ‘Er is een enorm volume aan hoogwaardige deskundigheid beschikbaar, weliswaar op kleinschalig niveau, maar het kan de vergelijking met het buitenland ruimschoots doorstaan. Helaas wordt er onvoldoende rendement uit die investering gehaald, doordat vraag en aanbod elkaar niet weten te vinden. Dat zul je echt anders moeten organiseren. Nu is er sprake van een kennisparadox. Als je die weet te doorbreken, dan is er een geweldige slag te maken met dat enorme potentieel. Ik geloof alleen niet dat dit soort programma’s het verschil gaan maken.’ Op de vraag hoe dan wel, legt hij uit dat er naar een nieuwe manier van innovatie toegegroeid moet worden, waarin design wel zijn unieke rol kan vervullen. Zelfs nog veel sterker dan architectuur, mode of al die andere sectoren die geadresseerd worden in het topsectorenbeleid. ‘Met een andere manier van innovatie bedoel ik vooral de business cases. Alles wat er op het gebied van ontwerpen aan onderwijs en onderzoek plaatsvindt zal anders georganiseerd moeten worden. Aansluiting moet gevonden worden in het sturen van de vraag naar onderzoek. Dat is totaal anders dan wat er nu gebeurt. Volgens Rolf Bossert, projectleider bij Syntens, vertoont deze zienswijze overeenkomsten met wat door het Platform Bèta Techniek is
gesteld, namelijk dat er behoefte is aan een nieuw type ingenieur. De ingenieur van de toekomst moet niet alleen beschikken over kennis op zijn vakgebied maar ook over competenties in het ondernemersschap. Robert Barnhoorn (Spark) is het daar volmondig mee eens. Ook hij denkt dat het cruciaal is dat binnen de opleidingen meer aandacht besteed wordt aan economische en bedrijfsmatige aspecten.
DEEL 1 Creatieve Industrie
Investeringen in de designsector zullen meer rendement opleveren als vraag en
Federatie Dutch Creative Industries Daan van Eijk (TU Delft) bekruipt soms het idee dat de invulling van de topsectoren misschien wat al te snel tot stand is gekomen. Kennisinstellingen als hogeschool en universiteit zijn moeilijk met elkaar te vergelijken. In feite zijn het gescheiden werelden. ‘Met de drie designfaculteiten van de TU’s hebben we Design United opgericht om uiteindelijk tot een gemeenschappelijke agenda te komen. Want de universiteiten bleken qua projecten met het bedrijfsleven toch een stuk achter te lopen. Maar door met de industrie projecten aan te gaan, leren we elkaar beter kennen. Ook de industrie zat in het verleden niet te wachten op dergelijke samenwerkingsverbanden. Dat heeft in 2009 geleid tot de Federatie Dutch Creative Industries waarin branche- en beroepsorganisaties zich verenigd hebben. Ik verwacht dat er over een paar jaar veel meer inzicht is in wat iedereen precies doet. Aan welke kennis in de sector behoefte is en wat de specifieke vragen zijn. En dus ook wat ermee gedaan kan worden. Iedereen is het erover eens dit alles verder uit te rollen, de vraag is alleen hoe je het uitrolt.’
Wildgroei van opleidingen Dat de juiste route nog niet duidelijk is, heeft ook Inge Oskam (HvA) gemerkt. Het eerste RAAK-project waar zij mee te maken kreeg, wilde maar niet van de grond komen. Tot het opgerichte consortium behoorden ook BNO, de Beroepsvereniging van ontwerpers en ontwerpbureaus in Nederland, en BNA, de beroepsvereniging van architecten. ‘Dat project had met
SIA Stichting Innovatie Alliantie
55
Ze waarschuwt voor een andere tendens. Binnen het hbo ziet ze een wildgroei van ontwerpopleidingen. Enerzijds is dat positief, want het geeft aan dat het vak door steeds meer bedrijven gewaardeerd wordt. Anderzijds is het vak wel heel erg breed geworden en hoewel ze zeker niet alle studies over een kam wil scheren, denkt ze dat ook op dit punt een professionaliseringsslag te maken is. En dat geldt niet alleen voor de opleidingsinstituten, maar evenzeer voor de ontwerpbureaus die het uiteindelijke werk moeten doen. Het benoemen van specifieke thema’s of toepassingsgebieden zou daarop een antwoord kunnen zijn. En in het verlengde daarvan een clusteraanpak van bedrijfsleven, hbo en BNO, die vervolgens in een keten samenwerken.
Verschillende stakeholders Gerbrand Bas (Designlink/Federatie) vertelt hoe vanuit de Federatie het concept kenniscoöperatie is ontstaan, dat zich toespitst op het organiseren van business cases. ‘Neem het coöperatiemodel. Een zeer pragmatische
56
Thematische Impuls Creatieve Industrie
dan steken ze die uren en energie er echt wel in. Dat heeft ook een psychologische component.’
manier om samenwerking te organiseren met verschillende stakeholders. Wij hebben een aantal ontwerpbureaus in coöperatieverband bij elkaar gebracht. Het zijn concurrenten van elkaar, maar toch blijkt het een zeer werkbare vorm te zijn. Als je rond een klein kennisdomein ontwerpers de opdracht geeft een aantal stakeholders bij elkaar te brengen en je ze vervolgens zakelijk via een business case aan elkaar bindt, creëer je de mogelijkheid een product verder te ontwikkelen tot marktintroductie.’ Het klinkt goed, zegt Robert Barnhoorn (Spark), maar daar zijn wel enige voorwaarden aan verbonden. ‘Alle deelnemers moeten bereid zijn hun kennis met elkaar te delen en elkaar ook iets te gunnen. Maar minstens zo belangrijk is dat je er iemand bij hebt die als trekker fungeert. Een echte ondernemer, die weet hoe hij de boel bij elkaar moet houden en hoe hij
moet communiceren. Als je over voldoende financiële middelen beschikt, dan heb je inderdaad de potentie om iets te bereiken. Zo niet, dan is het gedoemd te mislukken.’
zeker open voor de softere overwegingen, zoals een inspirerende omgeving voor mijn mensen. Maar er moet voor mij ook een kans zijn relaties en netwerken te ontwikkelen, die nieuwe mogelijkheden bieden. Er zal dus een zeer goede propositie moeten zijn.’
Tweetrapsraket
Inge Oskam (HvA) heeft sympathie voor het door Gerbrand Bas geschetste coöperatie-idee. Daar is volgens haar wel een tweeledig model voor nodig. Zakelijke afspraken zijn lastig als je elkaar niet kent. Samenwerking ontstaat pas als je aan elkaar gesnuffeld hebt. ‘Mijn idee zou zijn dat je een case pakt aan de hand waarvan je een hoop kennis kunt ontwikkelen, ook al leidt dat misschien niet meteen tot concrete resultaten. Maar waar al die partijen wel hun eigen elementen uit kunnen halen, die ze vervolgens in hun bedrijf of kennisinstelling kunnen toepassen. Dat is trap één. En dat kan dan als startpunt gebruikt worden om zakelijke afspraken te maken en zo’n coöperatieconstructie aan te gaan. Een tweetrapsraket dus.’
Dat marktgerichte denken gaat verder dan de uitgangspunten van de Field Labs, die toch wat vrijblijvender zijn. Weliswaar stoppen sommige bedrijven er geld in en zet TNO onderzoeksprogramma’s op, maar als een product of een idee succesvol is, dan blijft exploitatie achterwege. Hoezeer Daan van Eijk (TU Delft) ook het belang inziet van business cases, hij wil toch een lans breken voor de betekenis van de labs. ‘Ze creëren een context en een structuur voor projecten, waar je makkelijk in kunt stappen en waar ook geëxperimenteerd kan worden. Bij kennisontwikkeling gaat het niet alleen om een business case, maar vooral om hoe je sneller tot innovatie komt en hoe je beter leert samenwerken met al die verschillende stakeholders en disciplines. Maar ik realiseer me dat daar voor de industrieën nog veel belemmerende factoren aan vastzitten.’ Voor het bedrijfsleven zullen commerciële overwegingen altijd de doorslag geven, hoe aantrekkelijk kennisontwikkeling ook kan zijn. Een bedrijf kan niet alles doen en zal keuzes moeten maken, aldus Robert Barnhoorn (Spark). ‘Voor het onderwijs mag dat nooit een doorslaggevende rol spelen, maar dat is wel hoe het bedrijfsleven ernaar kijkt. Ik sta als ondernemer
Financieringsmodel Gerbrand Bas (Designlink/Federatie) vertelt dat uit een quick scan van de Federatie onder haar leden bleek dat een aanzienlijk deel bereid was tot het beschikbaar stellen van een aanzienlijk aantal manuren en een kleine financiële bijdrage. ‘Mijn ervaring’, zegt Daan van Eijk (TU Delft), ‘is dat je kennisinstellingen wel meekrijgt als je een aantal thema’s geclusterd hebt. Maar bij bedrijven wordt het lastig. Dat heeft alles te maken met het finan-
SIA Stichting Innovatie Alliantie
DEEL 1 Creatieve Industrie
‘Als partners zich committeren, duurzame materialen te maken, iets waar ik zelf mee bezig was. Ontwerpers en ingenieursbureaus willen graag kennisvalorisatie en technologieën meenemen in het werkproces. Maar ik merkte dat er bij de docenten weinig kennis aanwezig was, zeker bij de iets oudere generatie. Hoewel ik het niet precies kan aangeven, is dit waarschijnlijk een van de redenen waarom het niet lukte.’
57
cieringsmodel en het aantal uren dat ze er in moeten stoppen. Je moet het dan net zo financieren als met universiteiten en hogescholen. Bedrijven moeten gedeeltelijk betaald worden voor de manuren die ze erin stoppen en de helft van de investering terugkrijgen. Maar dat soort proposities is nog helemaal niet gedaan. Het mooist zou zijn als er kansen zijn een commercieel resultaat te boeken, bijvoorbeeld met IP. Dan is er een extra stimulans, zowel voor universiteiten als bedrijven. Ik denk dat als je projecten op deze manier opzet, je heel veel respons krijgt. Dat zou mijn voorstel zijn. Bovendien zit daar ook een psychologische component in. Als partners zich committeren, dan steken ze die uren en energie er echt wel in.’
Regionale oriëntatie Dan zijn er nog de ambities om samenwerkingsverbanden in de regio tot stand te laten komen. Voor Inge Oskamp (HvA) is dit een logisch en werkbaar uitgangspunt. Hbo-instellingen hebben over het algemeen een sterke regionale oriëntatie. ‘Mijn ervaring is dat onze onderzoekscapaciteit niet zo heel erg groot is. Dat heeft een praktische reden. Hbo-studenten zijn eenvoudigweg niet zo mobiel. Meestal wonen ze nog thuis. Ze komen vaak terecht bij bedrijven in dezelfde stad of regio waar ze hun opleiding hebben gevolgd. Dus het ligt voor de hand om met bedrijven uit de regio samen te werken. Hoewel wij zelf ook wel samenwerking zouden willen met partijen uit de rest van het land, is het om die reden voor ons van belang onderzoeksprogramma’s te kiezen die aansluiten bij de regio.’ Op de vraag van Robert Barnhoorn (Spark) welke ervaring de Hogeschool van Amsterdam heeft met start-ups, legt ze uit dat haar school daar niet echt een beleid op voert. De aandacht is primair gericht op onderwijs. Ze weet dat studenten soms zelf al tijdens hun opleiding bezig zijn met het opzetten van bedrijfjes. ‘Maar ik moet toegeven dat dat buiten mijn gezichtsveld valt en ook buiten het zicht van het onderwijs. Laten we niet vergeten dat kennisontwikkeling en onderzoek bij hogescholen relatief jong zijn. En wat er is, is sterk vraaggestuurd door bedrijven die bij ons aankloppen. Maar daar zal in de toekomst zeker kennis uit voortkomen die zich leent voor start-ups.’
‘Op het moment dat je niets doet aan vraagarticulatie of professionalisering van de vraag of dat je
We are
EGG 58
EGG International ontwikkelt en produceert een universele en innovatieve customizable kinderhelm, geschikt voor op straat, in de sneeuw en in het water. Dutch Design & Made in Holland. www.egghelmets.com
Thematische Impuls Creatieve Industrie
niet crosssectoraal kijkt, dan ben je het paard achter de wagen aan het spannen.’
Rolf Bossert (Syntens) weet dat daar in Utrecht een mooi voorbeeld van bestaat, UtrechtINC, dat de functie van incubator vervult. Dit initiatief is een samenwerkingsverband tussen de lokale universiteit en hogeschool met begeleiding, werkruimtes, technische faciliteiten en aantrekkelijke leningen. Bossert vertelt dat de beoordelingscommissie van UtrechtINC, waar ook Syntens zitting in heeft, in de afgelopen zes jaar zo’n 400 aanvragen heeft ontvangen, vooral op het vlak van ICT en media. Daarvan zijn er 240 in behandeling genomen. Op het moment heeft UtrechtINC 34 incubatorplaatsen. Dat zijn hoopgevende aantallen.
DEEL 1 Creatieve Industrie
Creatieve industrie in beeld
Hoog rendement Hoe positief dergelijke initiatieven ook zijn, Gerbrand Bas (Designlink/ Federatie) wil daar een kanttekening bij plaatsen. Aan de aanbodzijde kan van alles georganiseerd worden, maar ook de vraag zal geprofessionaliseerd moeten worden. Want anders werkt het niet, hoe goed een product ook is. Hij komt met een concreet voorbeeld, het zogeheten Designing Dutch Demand-programma. Met andere woorden: het ontwerpen van de vraag. Hij legt uit dat dit een in Engeland ontwikkeld programma is uit 2008, waarin bedrijven, ofwel onervaren opdrachtgevers, anderhalf jaar lang geassisteerd worden in de eerste contacten met de creatieve industrie. ‘We zijn een pilot gestart in Eindhoven, die ook in Vlaanderen is uitgerold. En met zeer veel succes. In Engeland zijn er al een paar duizend bedrijven mee bediend. In Eindhoven zijn we bezig het aan incubators aan te bieden. De volgende stap is hoe je hiermee de markt op gaat. Dat zijn elementen die in het programma worden aangedragen. Het zou kunnen dat op zeker moment participatie in dit programma als voorwaarde wordt gesteld bij het verkrijgen van ontwikkelingskredieten. Het mes snijdt aan twee kanten. Aan de ene kant breng je de creatieve industrie op een strategisch niveau. Aan de andere kant breng je het bedrijfsleven en de vraagzijde de principes bij van gebruikersgeörienteerde innovatie. Een buitengewoon sympathiek programma. De kosten zijn laag en het rendement is ongelooflijk hoog.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
59
DEEL 1 Creatieve Industrie
‘Als wetenschap niks impliceert voor de praktijk, dan doet dat iets af aan de kwaliteit’
vlnr Dany Jacobs en Paul Rutten
60
Thematische Impuls Creatieve Industrie
SIA Stichting Innovatie Alliantie
61
De economische betekenis van creativiteit wordt systematisch onderschat DEEL 1 Creatieve Industrie
Een tweegesprek met Dany Jacobs en Paul Rutten Onlangs verscheen het rapport ‘Creative Industries NeXt: Creative Business Innovation – Ontwerp voor een kennis- en innovatieagenda in het kader van het innovatiecontract creatieve industrie 2012’. Ignace Karthaus (SIA) in gesprek met Paul Rutten en Dany Jacobs, auteurs van deze sectorbrede onderzoeksagenda. Paul Rutten: ‘Ik denk dat degenen bij EL&I die er volgens jou niets van snappen, het heus wel begrijpen. Ze zijn alleen niet in staat bestaande lobby’s en instituties te doorbreken.’ Paul Rutten is zelfstandig onderzoeker op het gebied van media en cultuur, hoogleraar Creatieve Industrie en Innovatie aan de Universiteit van Antwerpen en voorzitter van CI NeXt-netwerk. Dany Jacobs is lector Kunst, Cultuur en Economie bij Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en ArtEZ hogeschool voor de kunsten en hoogleraar Industriële Ontwikkeling en Innovatiebeleid bij de Universiteit van Amsterdam. Paul Rutten: ‘In het traject dat het Topteam momenteel aflegt is men begonnen met een advies. Eén aspect sprong daar uit, namelijk de aanjaagfunctie van de creatieve industrie voor de rest van de economie. Als iemand iets slims weet te ontwerpen of te bedenken, dan zijn ook anderen in de
‘Economie en cultuur staan van oudsher met de rug naar elkaar toe. Apple laat zien wat er uit kan komen als je ZE wel naar elkaar toe weet te keren.’
62
Thematische Impuls Creatieve Industrie
economie daarbij gebaat. Dat is onmiskenbaar een zeer belangrijk element. Wij zijn nog wat verder gegaan in ons rapport. De Nederlandse creatieve industrie maakt een bovengemiddeld snelle groei door, zowel nationaal als internationaal, en heeft dus de mogelijkheid daarin te excelleren. Dat wordt onderschat. Bovendien moet de sector versterkt worden vanwege de brede relevantie voor de innovatie- en concurrentiekracht van de hele Nederlandse economie.’ Dany Jacobs: ‘Het gaat inderdaad om de interactie met de rest van de economie. Eigenlijk spreek ik liever over creatieve economie dan over creatieve industrie, want het is juist de economie die steeds meer doordrongen is van het belang daarvan. Nu willen we niet de suggesties wekken dat de creatieve sector uit kan groeien tot een massale sector die tien procent van de economie uitmaakt. Dat zal niet gebeuren. Maar we willen creatieven in verbinding brengen met andere sectoren, zodat ze inzien hoe ze het verschil kunnen maken. Zoals Apple dat voor elkaar heeft gekregen. Apple heeft laten zien wat de toegevoegde waarde is van design, van branding en al dat soort zaken. Dat Apple zo populair is, betekent tegelijkertijd dat andere bedrijven al die jaren kansen hebben laten liggen. De ambitie moet dus zijn om nog veel meer te halen uit de interactie van de creatieven met de traditionele industrie en dienstensector dan nu het geval is. Daarom stoort het mij zo dat het Ministerie van EL&I dit nog altijd niet goed begrepen lijkt te hebben, afgaande op hoe weinig ze erin investeren. Alsof ze zelf niet geloven in dat verhaal.’
Dany Jacobs: ‘Economie en cultuur staan van oudsher met de rug naar elkaar toe. Het Apple-voorbeeld laat zien wat er uit kan komen als je ze wel naar elkaar toe weet te keren. Daarin heeft Nederland een ontzettend goede uitgangspositie. We hebben hier een eeuwenoude democratische traditie waarin het normaal is dat iedereen meepraat en een inbreng heeft. Ten opzichte van andere landen heeft Nederland op dat punt een voorsprong die onvoldoende benut wordt.’ Paul Rutten: ‘Het verhaal dat jij vertelt heeft alles te maken met het design, de culturele component, de beleving. Wie iets op de markt wil brengen – in welke sector hij ook zit – moet nadenken over cultuur en beleving. De toegevoegde waarde wordt niet alleen bepaald door hoe goed een product is. Dat is vanzelfsprekend, dat is de basis. Pas daarna begint de concurrentiestrijd. Namelijk of het aansluit bij de identiteit en de beleving van mensen. Bij EL&I is dat besef nog niet goed doorgedrongen. In het uitgavenpatroon zie je dat men investeert in een fundament en dat men te weinig doorheeft waar het feitelijke verschil gemaakt wordt.’
Meten van creativiteit Paul Rutten: ‘Belangrijk om je te realiseren is dat twee derde van de designers niet in bedrijven werkt die tot de creatieve industrie gerekend worden. Dus de rol van design voor de economie wordt onderschat, als je alleen maar
‘Ook maatschappelijke relevantie is een onderdeel van wetenschappelijke kwaliteit.’
kijkt naar het aantal mensen dat bij ontwerpbureaus werkzaam is. Hoewel gezegd wordt dat het de snelst groeiende sector is, wordt voorbijgegaan aan de nog veel grotere effecten van de creatieven op de rest van de economie. Het is natuurlijk heel lastig om die extra waarde van de creatieve industrie te benoemen en te berekenen. Maar er is voldoende circumstantial evidence om aan te nemen dat die heel erg groot is. Neem bijvoorbeeld de onderzoeken die gedaan zijn naar de betekenis van kunst en cultuur in steden. En de aantrekkingskracht die dat heeft op talent of de indirecte effecten daarvan als je het uitdrukt in termen van concurrentievermogen.’ Dany Jacobs: ‘Iets wat kwantitatief heel klein is, kan een zeer grote impact hebben. Denk aan het ontwerp van het Coca-Cola-flesje. Dat was een minieme investering, maar het is ontzettend belangrijk geweest voor het succes. Dat valt onmogelijk te berekenen. Ik heb eens geprobeerd de waarde van kennis in economie te meten met input- en outputtabellen. Daar kwamen we niet uit, omdat de kenniscomponent eenvoudigweg te klein is. Het ontwerp van een gebouw is maar een fractie van al het benodigde staal en baksteen.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
63
‘Iets wat kwantitatief heel klein is, kan een zeer grote impact hebben. Het ontwerp van het Coca-Colaflesje was een minieme investering, maar het is ontzettend belangrijk
Paul Rutten: ‘Er is nog een andere verklaring waarom het ministerie van EL&I zo karig is met de middelen die de creatieve industrie toevallen. Creativiteit wordt ondergewaardeerd als je kijkt naar wat er betaald wordt als het wordt ingehuurd. Er is een systematische onderschatting van de economische betekenis van creativiteit. Dat vertaalt zich in het feit dat creatieven heel hard moeten vechten om überhaupt een compensatie te krijgen die maar in de buurt komt van de toegevoegde waarde die ze eigenlijk leveren. Er wordt alleen maar geredeneerd aan de hand van het aantal uren dat iemand in een ontwerp heeft gestoken.’ Dany Jacobs: ‘Wij hebben geprobeerd branche- en beroepsorganisaties in de creatieve sector inzicht te geven in de bijdrage die zij leveren. Paul heeft er veel energie in gestoken om dat goed in beeld te brengen. Maar die multiplier van design die er altijd in zit, die meet je niet. Ik heb daar nog altijd geen goede berekeningsmethode voor gezien. Maar wat is het verschil tussen Apple en zijn naaste concurrenten? Iedereen weet inmiddels dat design daar een zeer belangrijk onderdeel in is geweest.’ Paul Rutten: ‘Het hangt sterk af van de wijze waarop je meet. Je kunt op verschillende manieren naar creatieve industrieën kijken. Je kunt het aantal bedrijven tellen dat volgens de SBI-classificatie tot de creatieve industrie behoort. Je kijkt hoeveel mensen daar werken en wat de omzet is. Maar het gevaar is dat je dan als uitkomst krijgt dat Kaatsheuvel de meest creatieve gemeente van Nederland is, omdat de Efteling tot de creatieve industrie gerekend wordt. Daar vallen ook ijsjesverkopers, kassamedewerkers en monteurs van de attracties onder. Dat is de zogeheten creative class van Richard Florida. Die is heel breed. Maar wat wij willen weten, is wat precies
64
Thematische Impuls Creatieve Industrie
de beroepen zijn waarvan wij vinden dat die tot de creatieve industrie behoren. Dus de mensen die creatief scheppend het concurrentieverschil maken en hoe die zich door de hele economie heen bewegen.’ Dany Jacobs: ‘Als je dat in kaart hebt gebracht, krijg je ook een beter beeld van wat we in het rapport smart regions hebben genoemd.’ Paul Rutten: ‘Als je onderzoekt hoeveel creatieve mensen in een bepaalde stad of regio actief zijn, dan kan dat een betere verklaring opleveren voor innovatiemogelijkheden dan alleen maar het aantal creatieve bedrijven dat daar gevestigd is. Dan ontdek je hoe talent door de hele economie heen migreert en zie je de bewegingen tussen verschillende sectoren. Je kunt een regio creatief noemen omdat er veel creatieve bedrijven gevestigd zijn. Maar ook omdat die regio creatieve mensen aan zich weet te binden die overal binnen die regio hun weg weten te vinden. Dat is een andere manier van kijken. Ik zeg niet dat je de eerste methode totaal overboord moet gooien. Maar met die tweede aanpak kun je vaststellen wat de potentie is en ook de dynamiek beter leren begrijpen. Dan krijgt het concept creatieve economie ineens een nieuwe betekenis.’ Dany Jacobs: ‘Arnhem en ArtEZ zijn daar een mooi voorbeeld van.’ Paul Rutten: ‘Zeker, net zoals design in Eindhoven en gaming in Utrecht. Samenwerkingen in regio’s kennen een natuurlijk, logisch verloop. Omdat er in Arnhem geen universiteit zit, gaat men als dat nodig is naar Nijmegen. Je krijgt netwerken met regionale zwaartepunten. Nederland is natuurlijk te klein om dat absoluut te zien, maar een bepaalde trend zal er zeker zijn. Het
Topteam stuurt in die richting door die netwerken een plaats te geven in de buurt van waar de kennis zit. Daarbij is vooral gekeken naar de kennis- en onderzoeksactiviteiten en iets minder naar de concentratie van bedrijven. De combinatie Arnhem en mode is niet onlogisch, omdat ArtEZ daar zit. Maar Arnhem is niet de stad waar de meeste mode zit. Dat is Amsterdam. Maar zo’n gerichte investering in de regio kan wel effect hebben en dat krijgt dan een zichzelf versterkend proces in de sector.’
Dilemma voor NWO Dany Jacobs: ‘Positief in deze hele exercitie is dat NWO de richting op lijkt te gaan van toegepast onderzoek. Paul en ik verschillen van andere academici dat wij meer toegepaste onderzoekers zijn, die zowel op universiteit als hbo actief zijn. Op de universiteit ben ik een fremdkörper en op het hbo vinden ze me soms een beetje te moeilijk. Maar ik denk wel dat dit het soort wetenschappelijk onderzoek is dat we nodig hebben.’ Paul Rutten: ‘Expliciet is gezegd dat er cofinanciering moet komen bij academische onderzoeken. Traditioneel is het belangrijkste criterium altijd excellentie. Onderzoek dat de richting op gaat van toepassing wordt vaak als onvoldoende fundamenteel beschouwd en dus niet als excellent genoeg. Nu worden commitment van bedrijven en overheden, cofinanciering en matching als voorwaarden gesteld. Dat kan dus betekenen dat het oordeel over de waarde van een onderzoek minder bepaald wordt door wetenschappelijke excellentiecriteria dan door het draagvlak in de buitenwereld, namelijk financiering. Dat kan NWO voor dilemma’s plaatsen. Wetenschappelijke excellentie volgens de oude criteria zonder cofinanciering versus
een minder excellent voorstel dat veel geld meebrengt. NWO zegt niet dat ze meer de kant op willen van toegepast onderzoek. Ze zeggen dat fundamenteel onderzoek voorop blijft staan, maar wel met meer relevantie voor de buitenwereld. Het ideale beeld is dat er consortia ontstaan. De interacties tussen de deelnemende partijen moeten leiden tot de ontwikkeling van relevante wetenschappelijke kennis, die voor een deel terechtkomt in een toepassing. Hbo-instellingen kunnen zich daar vervolgens aan committeren door de inbreng van een bepaalde hoeveelheid capaciteit of omdat ze een mooi RAAK-project willen aanvragen dat daarbij past. En bedrijven doen iets met valorisatie. Daarmee krijg je consortia die de hele keten afdekken.’
DEEL 1 Creatieve Industrie
geweest voor het succes.’
Rol van hbo Dany Jacobs: ‘Hbo-medewerking kan snel gaan, omdat hogescholen veel flexibeler zijn dan een universiteit. Het hbo met al die verschillende opleidingen kan altijd wel aanhaken bij zo’n consortium door een aanvraag in te dienen. Dat is interessant, zowel voor docenten als studenten. Blijft alleen wel de vraag of het hbo er voldoende tussenkomt.’ Paul Rutten: ‘Ik weet niet welke kans je maakt bij NWO als je als hogeschool geen universitaire partner hebt.’ Dany Jacobs: ‘Zou je niet een honderd procent hbo-consortium kunnen hebben? Dat vind ik wel een belangrijk punt. Als je wilt dat het hbo aansluiting vindt bij goed wetenschappelijk onderzoek, dan moet je ze wel toelaten. Ik begrijp dat universiteiten dat proberen te voorkomen, omdat ze vrezen dat ze dan een deel van hun financiering kwijtraken.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
65
meen
qua
kennisontwikkeling
nauwelijks verknoopt met het regionale of lokale bedrijfsleven.’
Dany Jacobs: ‘Ik realiseer me heel goed dat er nog niet echt een zware onderzoekstraditie bestaat in het hbo. Al met al zijn we pas een jaar of tien bezig met lectoren. Ik moet nog iedere dag het gevecht aan. Maar ik denk wel dat de rol van het hbo groot kan zijn. Als ik op de universiteit toegepast onderzoek wil doen, stuit ik altijd op het probleem dat men zegt dat het wel tot een publicatie moet leiden. Als je op het hbo mensen eenmaal mee krijgt zijn er geen inhibities. Men is veel sterker op toepassing en praktijk gericht. Dus over het hbo ben ik optimistisch. Over een jaar of vijf hebben we dat geconsolideerd.’
We are pole
productions Pole Productions houdt zich bezig met planvorming, ontwerp en realisatie van projectinterieurs, waarbij vanaf de start alle disciplines betrokken zijn.
DEEL 1 Creatieve Industrie
‘Universiteiten zijn over het alge Paul Rutten: ‘Dat is waar, maar als je als hbo-instelling strategisch opereert, kun je in sommige domeinen zeker een rol van betekenis spelen. Op universiteiten heerst vaak dédain ten opzichte van het hbo, maar dat is gebaseerd op achterhaalde ideeën. Het hbo is van ver gekomen. Je mag kwaliteit van onderzoek niet beoordelen op basis van de afzender. Het gaat om de intrinsieke kwaliteit.’
www.pole-productions.nl
Paul Rutten: ‘Mijn ervaring bij Inholland was dat de aanwezige kennisontwikkeling een sterke relatie heeft met de praktijk. Er hoeven geen stappen gezet te worden om een connectie met het bedrijfsleven te leggen, want die is er al vanuit de onderwijssituatie. Maar er ligt een diepe kloof tussen enerzijds hbo en bedrijfsleven en anderzijds de universitaire wereld waar onderzoek naar de creatieve sector dun gezaaid is. Universiteiten zijn over het algemeen qua kennisontwikkeling nauwelijks verknoopt met het regionale of lokale bedrijfsleven. Overigens vind ik wel dat hogescholen zich iets meer moeten toeleggen op theoretische aspecten. Met name in de rapportage van kennis en systematische kennisverwerving. Dat verhoogt de bruikbaarheid en toepassingsmogelijkheden.’ Dany Jacobs: ‘Andersom vind ik dat universiteiten in hun programma’s meer aandacht moeten hebben voor de praktijk. Ik ken verhalen over hoogleraren die geen les kunnen geven op de TSM Bussiness School omdat ze geen verstand hebben van praktijksituaties. Vroeger liep je tijdens een universi-
‘Je kunt een regio creatief noemen omdat er veel creatieve bedrijven gevestigd zijn. Maar ook omdat die regio creatieve mensen aan zich weet te binden. Dat is een andere manier van kijken.’
66
Thematische Impuls Creatieve Industrie
taire studie ook stages. Ik merk altijd dat een leerling na terugkeer van een stage volwassen is geworden. Dan begrijpt hij pas waar hij mee bezig is. Op de universiteit zegt men dat die reflectie wel na de studie komt. Het probleem is dat studenten het dan niet meer doen. Dat is dan weer koren op de molen van critici die vinden dat al die theoretische kennis nergens toe leidt.’ Paul Rutten: ‘Zelf heb ik de gewoonte om mijn studenten die de cursus Innovatiemanagement in de creatieve industrie volgen, al na een paar colleges de opdracht te geven met een creatief bedrijf te gaan praten aan de hand van een vragenlijst. Dat is heel beperkt, maar de stof die ik daarna behandel wordt veel beter begrepen. Om terug te komen op dat op het onderscheid universiteit/hbo en academisch/toegepast. Er schiet me iets te binnen. Ik heb onlangs in een KNAW-commissie gezeten voor kwaliteitsindicatoren in de geesteswetenschappen. In die commissie zitten mensen die onderscheid maken tussen academische kwaliteiten en andere kwaliteiten. Nee, zeg ik dan: ook maatschappelijke relevantie is een onderdeel van wetenschappelijke kwaliteit. Als wetenschap niks impliceert voor de praktijk, dan doet dat iets af aan de kwaliteit. Inmiddels is dat besef wel doorgedrongen, maar de natuurlijke reflex is nog altijd: je hebt de wetenschap en je hebt de samenleving. Maar kwaliteit meten we niet af aan de relatie met de samenleving.’
Creatieve industrie in beeld SIA Stichting Innovatie Alliantie
67
DEEL 1 Creatieve Industrie
Transformaties in de architectuursector Verslag van een studiemiddag 68
Thematische Impuls Creatieve Industrie
SIA Stichting Innovatie Alliantie
69
Door de Rotterdamse Academie van Bouwkunst werd onlangs een studiemiddag g eorganiseerd in het Nederlands Architectuurinstituut. Uitgenodigd waren vier l ectoren van verschillende architectuuropleidingen van hogescholen. Voor een gehoor van collega-
Glaudemans was betrokken bij de samenstelling van een team van experts die elkaar niet kenden. Tien dagen is het team ter plekke actief geweest, waarbij gekozen werd voor Melvin Webbers zogenaamde business of design-model. Begonnen werd met kleine interventies om de ideeënvorming op gang te brengen alvorens grotere stappen te zetten in de uitwerking en concretisering van een plan. Belangrijk in dit proces is de weg ernaartoe waarmee een voortdurend debat wordt opgeroepen. In tegenstelling tot een commercieel bureau, heeft het team van Glaudemans zich aan de hand van een concrete doelstelling kunnen concentreren op training.
Deze werkwijze resulteerde in een voorstel om naar het direct aangrenzende gebied te kijken in plaats van de aandacht louter op het rangeerterrein te richten. Door de stroken eromheen onder handen te nemen zou vanzelf een betere oplossing gevonden kunnen worden. Waarbij een van de mogelijkheden was een aanzienlijk deel van het betreffende gebied te bestemmen voor een bredere uitloop van de rivier. Uit de opgedane ervaringen concludeert Glaudemans dat dit een zeer effectieve methode is om te komen tot toegepaste kennis. Met deze aanpak wordt een directe verbinding gelegd tussen onderwijs en praktijk. Door te werken aan een reëel probleem worden theorie en praktijk overbrugd.
lectoren, academiedirecteuren en andere vertegenwoordigers uit de a rchitectuursector gaven zij elk een presentatie over de inhoud van hun lectoraten en de wijze waarop zij gezocht hebben naar effectieve werkwijzen om tot toegepaste kennis te komen. Tijdens de presentaties en in het afsluitende debat werd niet alleen teruggeblikt op het succes van de uitgevoerde onderzoeken, maar ook vooruitgekeken naar de wijze waarop deze ervaringen verder uitgebouwd kunnen worden. Een impressie.
Marc Glaudemans: Lectoraat Stedelijke Strategieën – Fontys Hogeschool voor de Kunsten/Academie voor Architectuur, Tilburg Het lectoraat Stedelijke Strategieën, waar Marc Glaudemans aan verbonden is, heeft zich de afgelopen vier jaar gericht op de ingrijpende transformaties van steden. Als inleiding van zijn betoog geeft Glaudemans een korte uiteenzetting van het begrip wicked problem, dat in de jaren zeventig geïntroduceerd werd door stedenbouwtheoreticus Melvin Webber. Wicked problems, ofwel duivelse problemen, hebben betrekking op dilemma’s die door hun complexiteit, ambiguïteit en hoge mate van onderlinge afhankelijkheid niet door middel van standaardbenaderingen zijn op te lossen.
70
Thematische Impuls Creatieve Industrie
Stedelijke vraagstukken vallen al snel in deze categorie. Er is nagenoeg altijd sprake van vele actoren met sterk afwijkende belangen, van complexe besluitvormingstrajecten en van moeilijk voorspelbare gevolgen, omdat in een stad alles met alles samenhangt. Glaudemans vertelt dat hij werkzaam is geweest in een groot aantal steden in Oost-Europa, waaronder Odessa, Lublin en Lvìv. Juist in deze steden doen zich uiterst complexe vraagstukken voor die terug te voeren zijn op de transitie van agrarische naar stedelijke en van industriële naar postindustriële samenlevingen. Bijkomend aspecten zijn de bevolkingsgroei en de substantiële maar scheef verdeelde welvaartsstijging.
DEEL 1 Creatieve Industrie
Built Environment: vier lectoren aan het woord
Hij illustreert zijn presentatie met een project in Belgrado. Een tachtig hectare groot rangeerterrein in het centrum van de stad en grenzend aan de rivier, met veel braakliggende grond en losstaande gebouwen zonder een duidelijke functie. Een karakteristiek wicked problem waar de stedelijke dienst van Belgrado al meer dan twintig jaar zijn tanden op stukgebeten had.
Rogier van den Berg: Lectoraat Design in urbanism – Academie van Bouwkunst, Amsterdam Het lectoraat Design in urbanism zal ingezet worden voor het onderzoek naar het ontwerpen aan de stad. Rogier van den Berg legt uit dat in het eerste lectoraat, Streetworks (2009-2011), door stedenbouwkundige en collega-lector Henk Hartzema het begrip straat centraal werd gesteld. De straat als ruimtelijk, cultureel en mentaal fenomeen van de stad. Daarmee kwamen in het lesprogramma van de academie essentiële vragen op de voorgrond te staan, zoals ‘Hoe verbind ik de onderdelen van de stad met elkaar?’ en ‘Welke positie neem ik in als architect als ik een gebouw positioneer en vormgeef aan de straat?’ Voor studenten bleken dit zeer geschikte thema’s te zijn, omdat ze een effectieve bijdrage leveren aan bewustwording.
Van den Berg blikt vervolgens vooruit op het lectoraat Design in urbanism van de nieuwe lector Ton Schaap, die in de loop der jaren veel ervaring opgebouwd heeft op het gebied van stedelijke ruimte. Met zijn studenten zal ook hij verschillende steden bezoeken, zoals Venetië en Sint Petersburg, om dit thema te onderzoeken en te analyseren. Om studenten te betrekken bij kennisontwikkeling en onderzoekscompetenties bij te brengen zullen ze zich moeten documenteren door onder andere archiefonderzoek te verrichten. Tot slot worden ze geacht conclusies te formuleren en rapportages te schrijven. De gegevens zullen gebruikt worden als input voor een door Ton Schaap te schrijven boek.
Als de aandacht zich richt op de ruimte van de stad, komen vanzelf vraagstukken over het ruimtelijk ontwerp aan de orde. Die hebben zowel betrekking op stedenbouwkunde en architectuur als op landschapsarchitectuur. Door middel van onderzoek in Amsterdam, Brussel, Zagreb, Porto, Helsinki, Edinburgh, Venetië, Sint Petersburg, Tokyo en New York heeft het lectoraat een belangrijke basis gelegd voor het ontwerponderwijs van de academie. Daarvoor is in deze steden contact gelegd met stedenbouwkundige diensten en universiteiten.
Een recent voorbeeld van Schaaps activiteiten betreft de nieuwe Amsterdamse wijk Ymere, waar hij met studenten actief is geweest. Dit project was zo geslaagd dat het de belangstelling trok van de wethouders Maarten van Poelgeest (Amsterdam) en Adri Duivestein (Almere), waarmee het ook in een bestuurlijke context terechtkwam.
SIA Stichting Innovatie Alliantie
71
Het lectoraat Theorie in de kunsten van ArtEZ hogeschool voor de kunsten is door de Academie van Bouwkunst in Arnhem ingeschakeld om onderzoek te doen naar ontwerponderwijs en mogelijke verbindingen met actuele theorievorming. ArtEZ-lector Wim Nijenhuis legt uit dat zowel in de beroepspraktijk als in het ontwerponderwijs zich een toenemende belangstelling aftekent voor de zogeheten ‘maakcultuur’ met haar voorliefde voor ambachtelijkheid. In het uitgevoerde onderzoek is deze ontwerpvisie getoetst aan de theorieën van Richard Sennett over de ambachtsman en die van Peter Sloterdijk over de antropotechniek. Daarbij kwam de focus te liggen op de verhouding tussen kwaliteit en ethiek. Sennett beschrijft de ambachtsman als iemand die bevrediging vindt in het zo goed mogelijk uitoefenen van zijn werk. Deze impliciete kwaliteitsnorm vertoont een nauwe verwantschap met de antropotechniek van Sloterdijk, die een pleidooi houdt voor een actieve, stimulerende vorming van de ethische mens door middel van oefenpraktijken die in de ascesetraditie staan van de oude Grieken. De ontwerpmethode van het ‘maken’ en de ambachtelijke verbeeldingsstimulatoren, zoals Sennett die aanreikt in zijn boek, waren in combinatie met de antropotechnische oefenpraktijken van Sloterdijk het uitgangspunt voor het schoolbrede onderzoeks- en onderwijsexperiment. De doelstelling was het testen van de betekenis van deze theorieën voor de beroepsuitoefening van de architect.
Nijenhuis zet uiteen hoe hij zich met zijn studenten vier dagen terugtrok in een klooster waar vier werkplaatsen ingericht waren. Van de afspraak om geen contact met de buitenwereld te onderhouden, dus geen telefoon en internet, bleek een heilzame werking uit te gaan. De retraiteambiance stimuleerde gemeenschapsvorming en de behoefte met elkaar van gedachten te wisselen. Ook hielden de studenten een dagboek bij van hun ervaringen. Na hun aanvankelijke terughoudendheid bleek het experiment vruchten af te werpen. In de onvermijdelijke verschillen van mening die tijdens de gespreksrondes aan het licht kwamen, bleken de studenten nieuwe inzichten verworven te hebben over het onderscheid tussen praktijk en theorie, tussen werkplaats en atelier en tussen ambacht en intellectueel kunstenaarsschap. Ook de verplicht gestelde literatuur bood een beter begrip van waar zij in de praktijk mee bezig waren. Studenten bleken geleerd te hebben wat het betekent informatie te vergaren en hoe ze zichzelf daarmee kunnen trainen. Nijenhuis concludeert dat het experiment aan de verwachtingen heeft voldaan. Het had een toegevoegde waarde en het blijkt een bruikbare methode te zijn om theoretische en ethische kennis over ontwerpen te verbinden met de praktijk. Hij weet niet of een herhaling in exact dezelfde vorm zinvol is. Wel een verdere uitwerking van de gevolgde gedachtegang.
Duurzaamheid is, zeker in Nederland, nog altijd te veel een concept waarvoor wel of niet gekozen kan worden, zo benadrukt Doepel, terwijl het eigenlijk vanzelfsprekend en de norm zou moeten zijn. Dat geldt niet alleen voor de praktijk, maar ook voor de opleidingsprogramma’s, waarbinnen het een vast onderdeel zou moeten zijn. Een ander actueel thema dat Doepel vermeldt, is het ontwikkelen van verdichtingsstrategieën van binnensteden. Daarvoor wordt door de academie nauw samengewerkt met TNO en de stad Rotterdam. Het
Paneldebat In het afsluitende paneldebat onder l eiding van Gert ter Haar passeren tal van onderwerpen de revue, mede door de levendige inbreng vanuit de zaal. Wat mag van een lector worden verwacht? Naar het algemene beeld dienen ze
Duzan Doepel: Lectoraat Sustainable Architecture and Urban Design – Rotterdamse Academie van Bouwkunst De onderzoeksagenda van Duzan Doepel, die in september 2011 aangesteld werd als lector Sustainable Architecture and Urban Design, richt zich op het ontwikkelen van ontwerpstrategieën voor een duurzame gebouwde omgeving. Het doel van het lectoraat, waarin studenten actief zullen zijn in ontwerpateliers, is het verkennen en definiëren van bioklimatologische ontwerpprincipes op een architectonische en stedelijke schaal. De verwachting is dat daarmee strategieën ontwikkeld worden voor het versterken van de veerkracht van bestaande en toekomstige steden.
structuren te ontwikkelen waarop voortOm dat bereiken dienen ‘harde’ duurzaamheidcriteria met betrekking tot materiaalgebruik en energieprestaties in balans te worden gebracht met ‘zachte’ criteria als comfort en gedrag. Doepel noemt factoren als luchttemperatuur, lichtinval, stand van de zon, windrichting en vochtigheid waar veel meer rekening mee gehouden kan worden bij architectonische en stedenbouwkundige ontwerpen. Klimatologische omstandigheden en structurele veranderingen zijn dus in feite ontwerpinstrumenten.
gebouwd kan worden. Ze moeten kennis genereren, zowel theoretisch als praktisch. De lectoraten zijn gestoeld op zeven doelstellingen, die nauwelijks verschillen van de taakstelling van docenten of hoogleraren op universiteiten.
72
Thematische Impuls Creatieve Industrie
streven is om te komen tot slimme oplossingen en een nieuwe Rotterdamse architectuurtaal, zoals Doepel het formuleert. De komende drie jaar zal onder meer gewerkt worden aan een ontwerpproject voor een duurzaam huis. In dit project zullen studenten van de academie samenwerken met adviesbureaus en een op te zetten consortium. In deze situatie wordt dus een ontwerp in de praktijk gecombineerd met onderwijs.
DEEL 1 Creatieve Industrie
Wim Nijenhuis: Lectoraat Theorie in de kunsten – ArtEZ Hogeschool, Arnhem
Een van de toehoorders in de zaal verkondigt dat lectoren niet alleen uit het universitaire milieu, maar veel meer uit de praktijk gehaald moeten worden vanwege hun expertise. Dat is de beschikbare kennis die gemobiliseerd moet worden. Iedereen is veel te veel bezig met het ontwikkelen van structuren. Er moet ruimte gecreëerd worden binnen die systeemdwang. Breng bijvoorbeeld kenniskringen tot stand door ook interessante praktijkmensen voor een paar uur per week aan een academie te binden. Er is een groot verschil tussen de kennis van docenten en de kennis van mensen uit de beroepspraktijk die helemaal geen tijd hebben voor reflectie. Marc Gloudemans benadrukt dat de academies tot taak hebben architecten op te leiden, geen allrounders. Noodzakelijk is dus een beperking in het onderwijsprogramma, temeer daar de opleidingen korter zijn geworden. Het doet hem denken aan een oude discussie die altijd weer de kop opsteekt. Wanneer is iets een ontwerp en wanneer is het een onderzoek? Want met onderzoek, zo is de heersende opvatting, zouden architecten zich niet bezig hoeven te houden. ‘Ik heb soms de indruk dat hogeschool en universiteit met elkaar in een concurrentiestrijd verwikkeld zijn geraakt. Veel belangrijker is de vraag hoe je je als academie onderscheidt van een universiteit. Welke thema’s moet je daarvoor inzetten? Mijn ervaring is dat je als academie een sterke lokale basis hebt van studenten en docenten en dat je iets kunt betekenen voor praktijkvragen die uit de stad, de regio of de provincie komen. Om die reden is het ook van belang dat studenten na hun opleiding op de een of andere manier aan de academie verbonden blijven.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
73
DEEL 1 Creatieve Industrie
Creatieve industrie in beeld
Nai, Rotterdam
Wim Nijenhuis is het met deze pleidooien eens, maar wil daar op grond van zijn opgedane ervaring met het ArtEZ-experiment toch een kanttekening bij plaatsen. ‘Je kunt wel overal studenten voor inschakelen. Maar als je er zelf wat aan wilt hebben en als je studenten echt aan je wilt binden, dan zullen de doelstelling en de methodiek van een onderzoek helder geformuleerd moeten zijn. Pas dan kunnen ze een serieuze afweging maken of ze er langer mee door willen gaan.’ Een van de belangrijkste doelstellingen van de lectoraten is dat ze kennis naar de praktijk moeten brengen. Ondanks de geslaagde exercities met de uitgevoerde projecten schort het daar nog aan. Of liever, het kan altijd beter. Het ideaal is dat er voor onderzoek optimaal gebruikgemaakt wordt van studenten en andersom.
Rogier van den Berg sluit zich bij die laatste opmerking aan. ‘Studenten die geïnteresseerd zijn in een bepaald thema zouden langer moeten kunnen meedraaien binnen een lectoraat. Ik weet dat het lastig is, maar het zou mooi zijn als academies daar een mogelijkheid voor vonden.’ Duzan Doepel verklaart dat hij het altijd zo jammer vindt dat zijn studenten pas aan het eind van een ontwerpatelier lijken te beseffen waar ze mee bezig zijn. ‘Iedere keer gaat dus na afloop een stukje kennis verloren. Dat is zo zonde.’ Doepel heeft bovendien de ervaring dat er in Rotterdam te weinig studenten zijn om gehoor te geven aan al de onderzoeksvragen die op hem afkomen. Hij zou graag zien dat er een landelijke organisatie opgezet werd, wat bovendien het voordeel heeft dat er meer kruisbestuiving plaatsvindt. Gloudemans vertelt dat hij bezig is met het ontwikkelen van een formule voor een denktank voor steden. ‘Ik ben zelf vier jaar aan een project verbonden geweest, waar uiteenlopende aspecten aan vastzaten. Daar zouden veel meer studenten aan hebben kunnen meewerken.’
74
Thematische Impuls Creatieve Industrie
Rogier van den Berg wijst op het belang van publicaties die via de academies tot stand komen. ‘Die zijn niet alleen nuttig voor studenten, maar bereiken wel degelijk de beroepspraktijk. Ze brengen kennis voort die benut kan worden, zoals op het gebied van ruimtelijke vraagstukken. Zelf heb ik publiceren altijd een prettige methode gevonden. Het geeft me vrijheid, maar het is ook zeer geschikt, omdat je er veel informatie in kwijt kunt en bovendien gaat het snel.’ De in het publiek aanwezige Ko Jacobs, directeur van de Academie voor Bouwkunst in Arnhem, is optimistisch gestemd. Gelet op het feit dat de lectoraten nog betrekkelijk nieuw zijn, is er al veel in gang gezet. Overal ziet hij dat gezocht wordt naar het verbeteren van de relaties tussen onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk. ‘Ik vind dat een zeer positieve ontwikkeling. Dat moet dus vooral zo doorgaan. Mooi zou zijn als er een gemeenschappelijk platform opgezet werd om van elkaars ideeën op de hoogte te blijven. Ofwel meer communicatie.’
To be continued, aldus voorzitter Gert ter Haar.
We are Tygron
Tygron Serious Gaming specialiseert zich in het omzetten van hedendaagse complexe managementuitdagingen met meerdere actoren in een ‘multiplayer serious game’ www.tygron.nl
SIA Stichting Innovatie Alliantie
75
Hogescholen & de creatieve industrie De huidige en toekomstige bijdrage van het hbo aan de Topsector Creatieve I ndustrie in kaart gebracht.
Creatieve Industrie Becijferd DEEL 2
Fact & FigureS
Begin 2012 heeft SIA ruim 100 lectoren in Nederland gevraagd naar hun huidige en voorgenomen betrokkenheid bij de creatieve industrie. De uitkomst van de enquête ziet u op de volgende pagina’s. De resultaten geven een beeld van praktijkgericht onderzoek en activiteiten van hogescholen binnen de creatieve industrieën. En bieden meer inzicht in de samenwerking binnen de kennisketens en de beroepspraktijk.
76
Thematische Impuls Creatieve Industrie
SIA Stichting Innovatie Alliantie
77
Matrixtafels (innovation networks) en creatieve competenties In deze matrix komen de deelsectoren en de inhoudelijke thema’s samen.
Toelichting
Deze dienen als basis voor het Innovatiecontract van de Topsector Creatieve Industrie.
Rechts (in de verschillende kleuren) in de figuur staan de ‘Innovation Networks’, de deelsectoren van de creatieve industrie, met ieder hun eigen kennis- en innovatie-agenda. Links (in het lichtblauw) staan de ‘Creative Competences’: de inhoudelijke thema’s die verbindend zijn voor de deelsectoren. De ‘pinnen’ in het midden geven de mogelijke accenten aan in de inhoudelijke thema’s die voor de Innovation Networks van belang zijn.
‘Door op een andere manier naar dezelfde werkelijkheid te kijken, kunnen we creatieve communicatieconcepten beter en effectiever laten werken. Door de creatieve industrie hierbij te betrekken, van hen te leren en hen hopelijk ook iets te leren met onze zienswijze, zullen we elkaar stimuleren om mooiere en effectievere concepten te bedenken.’ Mw. dr. G. (Gerrita) van der Veen/HU
Tightening supplies of energy, water and food
•
Aging societies
•
Public health
•
Pandemies
•
Security EU Grand Challanges
78
Thematische Impuls Creatieve Industrie
Ne tw or ks
D
t&
ar
•
Bi g
Global warming
In no va tio n
te In
e/
al
at iv Sm
C re
Vi rtu
So ci al In Cr no ea va tiv tio e ns Co m pe te nc es
•
g in am )G us ICT io t n & er ig en ia (S es nm ed o tD M vir on ar n hi Sm ilt E as Bu xt F e N
ra ct ive e s da Su So ig W ta n st C /D cia Th orld a i In lM na at in C ex kin s a bl ed ul P e t :B g i r tu a D ra es oce l H usin ss ig n e er in g ita ss In ge no va tio n
De Innovation Networks vormen de basis voor de werktafels voor het Innovatiecontract. In de agenda van de Innovation Networks spelen een of meer van de inhoudelijke thema’s een belangrijke rol. De Innovation Networks hebben in hun agenda een (inter)nationale focus, maar zijn gekoppeld aan een kernregio, waarin ze hun ‘natuurlijke’ thuisbasis vinden. De vijf Innovation Networks en hun kernregio’s zijn: • (Serious) Gaming – Utrecht • Media & ICT – Amsterdam/Hilversum • Smart Design – Eindhoven • Built Environment – Rotterdam/Delft • Next fashion - Arnhem/Nijmegen
Creative Competences De Creative Competences corresponderen voor een groot deel met de onderzoeksthema’s zoals deze bij NWO gehanteerd worden. Ze zijn onderverdeeld naar een drietal hoofdthema’s:
Social Innovation Grote kansen voor de creatieve sector liggen op het terrein van Social Innovation: de cross-overs met andere sectoren en de grote maatschappelijke uitdagingen, zoals die bv. door de EU zijn benoemd, de EU Grand Challenges. De combinatie van kennis over de inhoudelijke thema’s met de kracht van specifieke deelsectoren wordt ingezet voor creatieve oplossingen voor deze uitdagingen.
CI-next: Business Innovation
‘In het AR Lab wordt vanuit een hogeschool voor de kunsten intensief samengewerkt met enkele faculteiten van de technische universiteit Delft en een opleiding van de Universiteit Leiden. Zonder SIA zou deze samenwerking niet zo tot stand hebben kunnen komen. ‘ Mw. drs. Y.G. (Yolande) Kolstee/KABK
Hier gaat het om kennis die van belang is om de professionaliteit en marktpositie van de CI te versterken en naar een hoger plan te brengen. Onderzoek langs deze lijn is relevant voor alle deelsectoren, maar kan ook een sectorspecifieke uitwerking krijgen. Denk aan onderzoek naar de economische waarde van de sector, mogelijkheden voor opschaling en internationalisering, professionalisering, businessmodellen, auteursrechtenissues, et cetera.
Creatieve Industrie Becijferd DEEL 2
Innovation Networks
Cultural Heritage Ook de kennis over cultureel erfgoed is relevant voor alle deelsectoren. De Innovation Networks worden gevraagd om issues en behoeften rond Cultureel Erfgoed mee te nemen in het Innovatiecontract.
SIA Stichting Innovatie Alliantie
79
verhouding huidige en voorgenomen samenwerking tussen hbo en ander (type) onderwijsinstituut
huidige en voorgenomen projecten per tafel
Volle kleuren geven de huidige samenwerking aan, gearceerde kleuren de voorgenomen samenwerking.
De huidige projecten staan in het donkerblauw, voorgenomen projecten in het lichtblauw.
Huidige projecten Voorgenomen projecten
75% Big Data / Data Processing (3/2)
50% 25% 0%
Af en toe
Vaak
bedrijfsleven
publieke instellingen
CI Next: Business Innovation (12/15)
andere hogescholen
Altijd
verhouding van wetenschapsgebieden Wetenschapsgebieden van waaruit de onderzoeksprojecten zijn ingestoken. De binnenste ring geeft de huidige selectie aan. De buitenste ring de voorgenomen selectie.
‘De nieuwe creatieve professionals zullen zich bewust moeten zijn van het feit dat wat zij nu bedenken, de nodige maatschappelijke consequenties zal hebben. En dat kan alleen door studenten op te leiden die een brede visie hebben op technologie en maatschappij.’ Dhr. dr. ir. B.J.A. (Ben) Kröse/HvA
internationale samenwerking
Creative / Design Thinking (28/26)
Cultural Heritage (17/9) Creatieve Industrie Becijferd DEEL 2
Nauwelijks
universiteiten
creative competences
mbo-instellingen
Smart & Social Media (27/18)
De linkerkolommen geven de huidige situatie aan. De rechterkolommen (gearceerd) de voorgenomen situatie. Sustainable Design (6/8) 75% 50% Virtual Interactive Worlds (13/9)
25% Aard- en Levenswetenschap Chemische wetenschap Exacte wetenschap
Geesteswetenschap Maatschappij- en gedragswetenschap Medische wetenschap
0% Alleen nationaal
Alleen internationaal
Beide (Huidig/Voorgenomen)
‘Ik ben een voorstander van uitdagend internationaal onderwijs dat studenten ona�hankelijk en sophisticated maakt in de omgang met lastige praktijksituaties in een internationale context.’ Dhr. dr. V.C.J.M. (Vincent) Platenkamp/NHTV
80
Thematische Impuls Creatieve Industrie
Media & ICT (62/36)
Next Fashion (2/5)
Smart Design (8/15)
(Serious) Gaming (22/19)
Built Environment (11/11)
Alle tafels (1/1)
tafels
SIA Stichting Innovatie Alliantie
81
in welke sector wordt welke tafel (Innovation Network) toegepast? Een totaal van 106 projecten is verdeeld onder tafels en sectoren.
Factsheet Topsector
Educatie (18)
Gezondheid (14)
Industrie (24)
aantal bedrijven
sectoren binnen de creatieve industrie
43.000
kunsten
media en entertainment
creatieve zakelijke dienstverlening
Podiumkunsten Muziek Literatuur Beeldende kunst Musea Erfgoed
Uitgeverij Gaming Film Televisie en radio Mobile Fotografie
Architectuur Reclame en pr Industrieel ontwerp Design Mode Evenementen
5% van alle bedrijven in Nederland Consumentenmarkt (14)
productiviteit
50.000
Kunst en cultuur (20)
€ / fte
Veiligheid (5)
aandeel zzp’ers
(aantal projecten per sector) Media & ICT Next (62) Fashion (2)
Smart Design (8)
(Serious) Built Alle tafels Gaming Environment (1) (22) (11)
€ 96.000.000
uitgave aan research & development
€ 7.100.000.000
jaarlijkse omzet
66%
2% van het bbp
tafels (Zzp’ers in het totale Nederlandse bedrijfsleven: 56%)
‘Op het gebied van materialen en technologieën staan spannende dingen te gebeuren. Materialen veranderen van eigenschappen onder invloed van externe factoren, het onzichtbare (nano) is ineens bereikbaar en nuttig. Een uitdaging voor de CI om toepassingen voor te vinden die aansluiten bij de belevingswereld van de gebruiker. Wij richten ons op toegepast onderzoek op het gebied van vernieuwende materialen en technologieën en met kennis van doelgroepgericht ontwerpen.’
‘Ik zou meer onderzoek willen zien waarbij we een link weten te leggen tussen mogelijkheden van productdesign, social media en serious gaming, in het bevorderen van prosociaal gedrag. Waarbij we de inzichten uit sociale psychologie en communicatiewetenschap vertalen in/combineren met nieuwe technologie.’
Mw. ir. K.M.M. (Karin) van Beurden/Saxion
Dhr. dr. R.J. (Reint Jan) Renes/HU
periode: 2006-2009
groei aantal bedrijven
19%
export creatieve goederen 11,6% groei tussen 2003 en 2008
regionale clustering
16%
creatieve industrie totaal nederlandse bedrijfsleven
Bron: Adviesrapport Creatieve Industrie, 17/6/2011
82
Thematische Impuls Creatieve Industrie
$10.527.000.000
op de wereldranglijst van exporteurs van creatieve goederen
Creatieve Industrie Becijferd DEEL 2
Communicatie (11)
sectoren
Creatieve Industrie:
8e plaats betaald werk voor 2,3% van de werkzame bevolking
172.000 SIA Stichting Innovatie Alliantie
83
hogescholen en aantal projecten Huidige en voorgenomen projecten in de Creatieve Industrie per hogeschool.
15
15
15
10
10
10
5
5
5
0
0
0
Hanze VHL
ArtEZ 2/7
Codarts 1/-
Fontys 6/5
HAN 8/5
Hanze 1/1
15
15
15
10
10
10
5
5
5
HHS 1/5
Inholland
Windesheim
AHK HvA
0
0
HKU 25/14
HRO 3/4
HU 10/6
HvA 11/6
Zuyd 2/1
Saxion
0
Inholland 3/6
KABK 4/3
HKU
HU
HHS KABK
15
15
10
10
5
5
0
0
Creatieve Industrie Becijferd DEEL 2
AHK 1/1
NHL
HAN
Artez
HRO Codarts
NHTV
Avans
Fontys
Design Academy
NHL 8/7
NHTV 2/1
Saxion 9/8
wat is wat? 1
2
Hogeschool 3 -/4
84
VHL 4/4
Windesheim -/1
kleurenlegenda
1. huidige projecten
3. naam hogeschool
Media & ICT
(serious) Gaming
Smart Design
2. voorgenomen projecten
4. aantal huidige & voorgenomen projecten
Next Fashion
Built Environment
Alle tafels
Thematische Impuls Creatieve Industrie
‘Wij streven naar industrialisering van creatieve ideeën in de textielsector. We voegen zakelijke realiteit toe aan de boeiende diversiteit van de creatieve sector, met duurzaamheid als uitgangspunt.’ Dhr. ir. G.J. (Ger) Brinks/Saxion
Zuyd
De huidige projecten staan in het donkerblauw, voorgenomen projecten in het lichtblauw Voorgenomen projecten Avans en DAE onbekend
SIA Stichting Innovatie Alliantie
85
Figuur 2. Samenstelling netwerk – werkveld
adviesbureau branchevereniging branchevereniging internationaal culturele instelling
In de creatieve industrie zijn tot nu toe in totaal 65 RAAK-projecten uitgevoerd.
1
Het netwerk waarmee een hogeschool een RAAK-project uitvoert, wordt opgezet
Selectie creatieve industrie
Aantal
RAAK-projecten Unieke organisaties (incl. hogescholen) Deelnemersrelaties (incl. hogescholen)
65 1070 1333
Uit welke organisaties bestaan deze RAAK-netwerken? Uiteraard zijn dit organisaties uit de Gouden Driehoek: onderzoek, onderwijs en werkveld. Maar er is ook een nadere uitsplitsing te maken welke organisatietypen zijn betrokken. De twee grafieken hiernaast geven weer welke rol een organisatie in een RAAK-project vervult (consortium-, project- of netwerklid). Ook is een uitsplitsing gemaakt naar samenwerking binnen Nederland en internationaal.
86
Thematische Impuls Creatieve Industrie
ArtEZ hogeschool voor de kunsten
www.artez.nl
Avans Hogeschool
www.avans.nl
gemeente/overheid
Fontys www.fontys.nl
intermediairs (KvK, Syntens, MKB-NL)
www.designacademy.nl
Gerrit Rietveld Academie
www.gerritrietveldacademie.nl
Haagse Hogeschool
www.hhs.nl
Hanzehogeschool Groningen
www.hanze.nl
HAS Den Bosch
www.hasdenbosch.nl
Hogeschool der Kunsten Den Haag
www.kabk.nl
samenwerkingsverband internationaal
Hogeschool Inholland
www.inholland.nl
ziekenhuis/zorginstelling
Hogeschool Rotterdam
www.hogeschoolrotterdam.nl
Hogeschool Utrecht
www.hu.nl
Hogeschool van Amsterdam
www.hva.nl
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
www.han.nl
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht
www.hku.nl
Hogeschool Zeeland
www.hz.nl
NHL Hogeschool
www.nhl.nl
NHTV internationaal hoger onderwijs Breda
www.nhtv.nl
Saxion
www.saxion.nl
Stenden Hogeschool
www.stenden.com
Van Hall Larenstein
www.vanhall-larenstein.nl
Windesheim
www.windesheim.nl
Zuyd Hogeschool
www.zuyd.nl
mkb
po, vo en mbo samenwerkingsverband
10
100
500
hogeschool kennisinstelling kennisinstelling internationaal TNO universiteit universiteit internationaal 10
1) Overzicht van projecten in de creatieve industrie (waaronder RAAK) staat op www.innovatie-alliantie.nl
www.ahk.nl
Design Academy Eindhoven
Figuur 3. Samenstelling netwerk – kennisketen
Figuur 1. Samenwerkingsrelaties in netwerken RAAK-projecten in de creatieve industrie
Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
Codarts www.codarts.nl
mkb - internationaal
De 65 projecten vormen hun eigen netwerk, maar opgeteld zijn er in totaal al meer dan duizend unieke organisaties (grotendeels uit Nederland) bij RAAK betrokken, soms in meerdere projecten: optellend tot meer dan 1300 deelnemersrelaties in deze netwerken.
Website
culturele instelling internationaal
v anuit vraagarticulatie van het werkveld. Ieder RAAK-project wordt getrokken door een consortium dat bestaat uit onderzoekers, lectoren, docenten en studenten van de hogeschool en/ of andere kennispartners die samen met ondernemers en professionals werken aan nieuwe, innovatieve projecten.
Hogescholen met opleidingen in de creatieve industrie
Creatieve Industrie Becijferd DEEL 2
RAAK-netwerken in cijfers
Legenda
Consortiumlid
100
Projectlid
500
Netwerklid
SIA Stichting Innovatie Alliantie
87
Colofon Deze Thematische Impuls is een uitgave van de Stichting Innovatie Alliantie.
Coördinatie vanuit Stichting Innovatie Alliantie: Marianne Kroon, Ignace Karthaus
Lijst namen hogescholen (volledige naam + tussen haakjes de afkorting)
Redactie: Marianne Kroon, Ignace Karthaus, Annemiek van der Kolk, Richard Slotman (SIA) Enno van der Eerden, Ru de Groen, Michiel Haans ( Krikke Special Books), Joke Witteveen (xmediaworks) Data-analyse: Annemiek van der Kolk (Novay)
Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK) ArtEZ hogeschool voor de kunsten (ArtEZ) Codarts Fontys Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) Haagse Hogeschool (HHS) Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU) Hogeschool Rotterdam (HRO) Hogeschool Utrecht (HU) Hogeschool van Amsterdam (HvA) Zuyd Hogeschool (Zuyd) Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten (KABK) NHL Hogeschool (NHL) NHTV internationaal hoger onderwijs Breda (NHTV) Saxion Hogeschool Van Hall Larenstein (VHL) Windesheim Hogeschool Inholland (Inholland) Hanzehogeschool Groningen (Hanze)
Realisatie:
Krikke Special Books, Haarlem www.krikkebooks.nl Ontwerp: Bob van der Plas Interviews: Joke Witteveen en Ignace Karthaus Teksten interviews: Enno van der Eerden Correctie: Heidi Aalbrecht Fotografie: Bert Strootman (interviews), Jackelien Beerens (bedrijfsportretten) en Arthur Vahlenkamp (bedrijfsportret EGG)
© Stichting Innovatie Alliantie, mei 2012
De medewerkers aan deze publicatie hebben een zo groot mogelijke zorgvuldigheid betracht bij het formuleren en redigeren van de Thematische Impuls Creatieve Industrie. Toch kan de mogelijkheid niet uitgesloten worden dat in deze publicatie onjuistheden staan. SIA staat open voor kanttekeningen, opmerkingen en aanvullingen en nodigt de lezer daartoe uit.