Thematisch Ambtsbericht Mensenhandel: Roemenië
Directie Personenverkeer Migratie en Vreemdelingenzaken Juni 2006
1
Inleiding
2
2
Juridisch kader
3
3
2.1 Wet ter Bestrijding van Mensenhandel
3
2.2. Wet op getuigenbescherming
4
2.3. Wetboek van strafrecht
5
2.4
Internationale verdragen
6
2.5
Terug en overname
7
Maatschappelijk kader
8
3.1
Sociale en maatschappelijke acceptatie
8
3.2
Opvangmogelijkheden
8
3.3
Risico van represailles
10
Bijlage: Landkaart van Roemenië
11
Literatuurlijst
12
Ambtsbericht mensenhandel Roemenië/ juni 2006
1
Inleiding
In dit thematisch ambtsbericht mensenhandel Roemenië wordt de huidige situatie in Roemenië beschreven voorzover deze van belang is voor de beoordeling van verzoeken voor reguliere verblijfsvergunningen, onder de beperking voortgezet verblijf gerelateerd aan de B9-regeling, van slachtoffers van mensenhandel die afkomstig zijn uit Roemenië. Dit is het eerste thematisch ambtsbericht over mensenhandel in Roemenië. Dit ambtsbericht is gebaseerd op informatie van vertrouwelijke en openbare bronnen. Bij de opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de Verenigde Naties, niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst. In het thematisch ambtsbericht wordt veelvuldig verwezen naar geraadpleegde openbare bronnen. Daar waar dergelijke bronnen zijn vermeld, is de tekst in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen. In hoofdstuk twee wordt nader ingegaan op wetgeving op het gebied van mensenhandel. Deze beschrijving van het juridische kader wordt gevolgd door een kort overzicht van de belangrijkste internationale verdragen waarbij Roemenië partij is. In hoofdstuk drie wordt het maatschappelijk kader geschetst. Na een beschrijving van maatschappelijke appreciatie van het fenomeen prostitutie, komen de verschillende mogelijkheden voor opvang aan de orde. Tot slot wordt de kans op represailles voor teruggekeerde slachtoffers van mensenhandel nader belicht.
2
Ambtsbericht mensenhandel Roemenië/ juni 2006
2
Juridisch kader
2.1 Wet ter Bestrijding van Mensenhandel Roemenië kent sinds 6 februari 2001 een wet die zich richt op de preventie en de bestrijding van mensenhandel.1 Deze wet richt zich ook op de bescherming en begeleiding van slachtoffers van mensenhandel. Teneinde de activiteiten van de Roemeense overheid in de strijd tegen mensenhandel te coördineren is in 2001 een nationale taakgroep ingesteld, de ‘National Task Force on Trafficking’.2 Preventie Artikel 1 stelt dat mensenhandel een mensenrechtenschending is, evenals een schending van de persoonlijke waardigheid en integriteit. Artikelen 3 tot en met 11 geven aan welke activiteiten de overheid, non-gouvernementele organisaties en andere vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld zullen ondernemen in hun strijd tegen de mensenhandel. In dat kader zullen de verschillende betrokken ministeries 3, de Nationale Autoriteit voor de Bescherming van het Kind en Adoptie4 en andere overheidsinstanties die mensenhandel bestrijden, de nodige stappen ondernemen om het Nationale Actieplan ter Bestijding van Mensenhandel verder uit te werken en te implementeren. Het Nationale Actieplan is in 2004 aangenomen en geldt voor de periode 2004-2007. Het plan omvat voorstellen onder meer voor de terugkeer van slachtoffers, hun opvang en begeleiding.5 Daarnaast zal voorlichtingsmateriaal worden ontwikkeld voor die groepen die een risico lopen te worden verhandeld (artt. 7 en 8), zal het ministerie van Binnenlandse Zaken een database ontwikkelen waarin gegevens over slachtoffers en daders zullen worden opgenomen (art. 9). De database is in september 2004 operationeel geworden. Schendingen en strafbare feiten De Wet ter Bestrijding van Mensenhandel gaat in de artikelen 12 tot en met 16 in op de straffen die kunnen worden opgelegd aan personen die zich schuldig maken aan mensenhandel. Artikel 12 stelt dat zij die zich schuldig maken aan mensenhandel, dan wel mensenhandel mogelijk maken, gestraft worden met drie tot twaalf jaar gevangenisstraf (art. 12 lid 1). Wanneer het slachtoffer jonger is dan vijftien jaar, ligt de straf tussen de vijf en vijftien jaar (art. 13 lid 2). Wanneer twee of meer personen tegelijk worden verhandeld, of wanneer de slachtoffers mishandeld worden of gezondheidsproblemen ondervinden als gevolg van de mensenhandel, ligt de straf tussen de vijf en de vijftien jaar (art. 12 lid 2). Indien, als gevolg van de mensenhandel, het slachtoffer komt te overlijden, dan wel zelfmoord pleegt, kan vijftien tot 25 jaar gevangenisstraf worden opgelegd (art. 12 lid 3). Artikel 14 stelt dat wanneer schendingen van artikel 12 en 13 plaatsvinden in het kader van een georganiseerde groep, de straf wordt verhoogd met drie jaar. Overigens geldt dat instemming van het slachtoffer, de dader niet vrijstelt van strafvervolging (art. 16). Bescherming en begeleiding van slachtoffers van mensenhandel 1
Law n°678/2001 on the Prevention and Combat of Trafficking in Human Beings Unicef, UNOCHR,OSCE, ‘Trafficking in Human Beings in South Eastern Europe’, 2003, p. 93. 3 Het gaat hier om de ministeries van Buitenlandse Zaken; Werkgelegenheid en Sociale Solidariteit; Openbare Administratie; Onderwijs en Onderzoek; Gezondheid en Familiezaken; Binnenlandse Zaken; Justitie. 4 ‘The National Authority for Child Protection and Adoption’. 5 ICCO, ‘If our skirt is torn,…’, November 2004, p. 17. 2
3
Ambtsbericht mensenhandel Roemenië/ juni 2006
In artikelen 26 tot en met 44 worden de bepalingen omtrent de bescherming en de begeleiding van slachtoffers van mensenhandel geregeld. Op grond van de wet hebben slachtoffers recht op speciale fysieke, juridische en sociale bescherming en begeleiding (art. 26 lid 1). Ook hebben zij recht op fysiek, psychisch en sociaal herstel (art. 26 lid 3). Daarnaast wordt hun privacy en identiteit beschermd (art. 26 lid 2). Minderjarige en vrouwelijke slachtoffers worden apart genoemd, voor hen geldt dan ook speciale bescherming. Zo geldt bijvoorbeeld voor minderjarige slachtoffers dat de bescherming en begeleiding wordt aangepast aan hun leeftijd (art. 26 lid 4). Voor vrouwen geldt dat zij speciale sociale bescherming en begeleiding zullen genieten (art. 26 lid 5). Op verzoek, en alleen op Roemeens grondgebied, kan het ministerie van Binnenlandse Zaken tijdens de strafzaak fysieke bescherming bieden aan slachtoffers (art. 27). De vertegenwoordigingen van Roemenië in het buitenland zijn in de wet opgedragen bijstand te verlenen aan Roemeense slachtoffers in het buitenland bij de terugkeer naar Roemenië. Daartoe worden zij geacht identificatiepapieren te verstrekken (art. 29). Daarnaast verstrekken de Roemeense vertegenwoordigingen informatie aan mensen die een hoger risico lopen slachtoffer te worden (art. 30 lid 1). Op grond van de Wet ter Bestrijding van Mensenhandel wordt bij alle Roemeense grensovergangen speciaal daartoe getraind personeel ingezet bij de identificatie van slachtoffers, opdat deze naar speciale instellingen kunnen worden doorverwezen (art. 31). Opvang van slachtoffers Slachtoffers van mensenhandel kunnen in speciaal daartoe opgezette opvangcentra6 worden opgevangen, deze vallen onder de bevoegdheid van de lokale overheden in Arad, Botoşani, Galaţi, Giurgiu, Iaşi, Ilfov, Mehedinţi, Satu-Mare en Timiş (art. 32 lid 1). Mensen die hebben aangegeven slachtoffer te zijn van mensenhandel moeten door deze centra worden geaccommodeerd. Zij krijgen een onderkomen aangeboden voor een periode van maximaal tien dagen; de lengte van het verblijf wordt bepaald door de lokale autoriteiten (‘delegatia permanenta judeteana’) (art. 32 lid 2). Het verblijf kan op verzoek van met de wetshandhaving belaste autoriteiten verlengd worden tot een periode van maximaal drie maanden, dan wel voor de duur van de strafzaak (art. 32 lid 3). Artikel 32 bepaalt dat de opvangcentra moeten voorzien in persoonlijke hygiëne, eten, psychologische en medische hulp. Daarnaast zullen slachtoffers door maatschappelijke werkers worden bijgestaan bij het aanvragen van sociale bijstand (art. 33) en zullen korte werkgelegenheidscursussen worden georganiseerd (art. 35 lid 1). Roemeense slachtoffers van mensenhandel hebben bovendien voorrang bij sociale huisvesting (art. 36). Aanvulling op de Wet ter bestrijding van mensenhandel Op 1 januari 2005 is een aanvulling op de wet ter bestrijding van mensenhandel in werking getreden.7 Deze wet identificeert vier terreinen waarin de overheid slachtoffers van mensenhandel dient bij te staan, te weten: informatieverstrekking met betrekking tot hun rechten, psychologische bijstand, kostenloze juridische bijstand en financiële compensatie. 2.2. Wet op getuigenbescherming Roemenië heeft op 19 december 2002 een wet aangenomen die de bescherming van getuigen regelt. De wet bevat bepalingen die personen moeten beschermen wier leven, fysieke integriteit of vrijheden gevaar lopen omdat zij over bepaalde cruciale informatie beschikken, welke zij hebben besloten over te dragen aan rechterlijke instanties (art 1). 6 7
‘Centers for Assistance and Protection of Victims of Trafficking in Human Beings’. Het gaat om de wet nr. 211/2004
4
Ambtsbericht mensenhandel Roemenië/ juni 2006
Artikel 3 voorziet in de instelling van een nationaal kantoor voor getuigenbescherming8, dat ressorteert onder de generale inspectie van de Roemeense politie. Een persoon kan alleen dan onder het getuigenbeschermingsprogramma worden ondergebracht wanneer aan alle onderstaande eisen wordt voldaan: - betrokkene is getuige (dit betekent dat betrokkene over cruciale informatie beschikt);9 - het leven, de fysieke integriteit of de vrijheid van betrokkene lopen gevaar; - de relevante autoriteiten hebben gemotiveerd aangegeven waarom iemand onder het programma zou moeten vallen. De autoriteiten belast met het strafrechtelijk onderzoek kunnen tijdens de strafzaak het openbaar ministerie verzoeken iemand in het programma op te nemen. Het openbaar ministerie kan tijdens de uitspraak de rechter nog verzoeken iemand in het programma op te nemen (art 35). Het besluit iemand al dan niet op te nemen, wordt niet later dan vijf dagen nadat het verzoek is binnengekomen genomen (art. 7). Zeven dagen nadat het besluit is genomen om iemand onder het getuigenbeschermingsprogramma te laten vallen, sluit het nationale kantoor voor getuigenbescherming een schriftelijk protocol met betrokkene. Deze heeft vanaf het moment van ondertekening de status van beschermde getuige. Het protocol beschrijft de plichten van de getuigen, de plichten van het nationale kantoor, de aangewezen contactpersonen en de situaties in welke de bescherming en begeleiding ophouden (artt. 9 en 10). Voorbeelden van beschermingsmaatregelen zijn: bescherming van de getuige, verhuizen, verandering van identiteit en verandering van uiterlijk (art. 12 lid 2). Voorbeelden van begeleiding van de getuigen zijn: reïntegratie in een andere sociale omgeving, omscholing en het verstrekken van een uitkering totdat nieuw werk is gevonden (art. 12 lid 3). Het getuigenbeschermingsprogramma houdt op in één van de volgende situaties: - op verzoek van betrokkene; - indien blijkt dat betrokkene een valse verklaring heeft afgegeven tijdens de rechtzaak; - indien blijkt dat betrokkene bewust een misdrijf pleegt; - indien blijkt dat betrokkene, nadat met het programma is begonnen, lid is geworden van een criminele groep of organisatie; - indien betrokkene zich niet houdt aan de plichten zoals neergelegd in het protocol; - indien het leven, de fysieke integriteit of de vrijheid van betrokkene geen gevaar meer lopen; - indien de getuige is overleden. Beëindiging van het programma wordt door het Openbaar Ministerie of de rechter besloten. 2.3. Strafrecht Wetboek van strafrechtIn 2004 zijn wijzigingen in het wetboek van strafrecht aangenomen, die op 30 juni 2005 in werking zijn getreden. Het wetboek van strafrecht stelt een aantal aan mensenhandel gelieerde activiteiten strafbaar. Hier moet met name worden gedacht aan slavernij en de handel in slaven (art. 202), gedwongen arbeid (art. 203), handel in volwassen (art. 204), handel in kinderen (art. 205), verspreiding van pornografisch materiaal (artt. 236-238). Artikel 234 stelt prostitutie strafbaar. Er geldt een straf variërend van drie maanden tot één jaar, of een geldboete. Ook pooien is strafbaar (art. 235). Vrouwen die in het buitenland in de
8
‘National Office for Witness Protection’, deze is sinds januari 2003 operationeel. Op grond van art. 2 sub a, d en e vallen onder de regeling ook de partner, ouders, kinderen en andere voor wie de getuigen sterke affectieve gevoelend heeft. 9
5
Ambtsbericht mensenhandel Roemenië/ juni 2006
prostitutie hebben gewerkt worden hiervoor niet gestraft. Zij kunnen echter wel worden vervolgd wegens illegale migratie.10 Rechterlijke macht en politie De Roemeense regering heeft in juli 2004 een nationaal netwerk van rechters gespecialiseerd in mensenhandel ingesteld.11 De rechters en openbaar aanklagers ontvangen cursussen over het onderwerp. In 2004 heeft de politie speciale aandacht besteed aan mensenhandel. Zo onderzoeken vijftien agenten op het hoofdkantoor in Boekarest het fenomeen. Regionaal zijn dat er 87, waarvan 42 vrouw zijn.12 In december 2004 is begonnen met het creëren van speciale structuren binnen de grenspolitie. Ter illustratie: tussen 1 januari en 30 juni 2005 zijn in Roemenië 1054 mensenhandelaren geïdentificeerd. Tegen 967 van hen is een aanklacht ingediend, 140 zijn veroordeeld.13 Corruptie binnen de rechterlijke macht en politie wordt overigens beschouwd als een van de grote problemen in de strijd tegen mensenhandel.14 Internationale verdragen Roemenië is partij bij het VN Protocol inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel en kinderhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het VN Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad. Roemenië heeft dit protocol op 13 december 2000 ondertekend en op 5 december 2001 geratificeerd. 15 Daarnaast is Roemenië partij bij een aantal andere aan het misdrijf mensenhandel gelieerde VN overeenkomsten en protocollen, zoals het Slavernij Verdrag en het aanvullende Verdrag inzake de afschaffing van Slavernij, (beide ondertekend op 13 november 1957) en het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (geratificeerd op ). Roemenië heeft de aan mensenhandel gelieerde ILO Conventie voor de afschaffing van gedwongen arbeid (C 105) op 3 augustus 1998 geratificeerd.16 Op het niveau van de Raad van Europa is Roemenië eveneens partij bij het Verdrag inzake de preventie van foltering en onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing.
10
Adpare, country report Romania en Unicef, UNOCHR,OSCE, ‘Trafficking in Human Beings in South Eastern Europe’, 2004, p. 62. 11 In totaal gaat het om 52 rechters, één per rechtbank en hof van beroep. OVSE paper. 12 US Department of State, ‘Country Reports on Human Rights Practices 2004’, 28 februari 2005. 13 SECI, ‘Report on Human Trafficking en Migrant Smuggling’, 1 januari-30 juni 2005. 14 US State Department, TIP, 2004. 15 http://www.unodc.org/unodc/crime_cicp_signatures_trafficking.html 16 http://www.ilo.org/ilolex/english/iloquery.html
6
Ambtsbericht mensenhandel Roemenië/ juni 2006
Op EU niveau is Roemenië onder andere partij bij de Ministeriële Verklaring van Den Haag betreffende Europese Richtlijnen voor Effectieve Maatregelen ter Voorkoming en Bestrijding van de Handel in Vrouwen ten behoeve van Seksuele Uitbuiting (1997). 2.4 Terug en overname Roemenië is een kandidaat-lidstaat van de Europese Unie. Er is derhalve geen EU terug- en overname-overeenkomst gesloten met Roemenië. Ook bilateraal heeft Nederland geen terug- en overname-overeenkomst met Roemenië. Sinds april 2001 is de visumplicht voor Roemenië die naar de EU willen reizen afgeschaft.
7
Ambtsbericht mensenhandel Roemenië/ juni 2006
3 Maatschappelijk kader 3.1 Sociale en maatschappelijke acceptatie17 De Roemeense overheid is zich bewust van het probleem van mensenhandel, getuige de recente wetgeving ter bestrijding van mensenhandel. Slachtoffers van mensenhandel en/of prostituees worden in het algemeen niet geaccepteerd en ondervinden dikwijls sociale problemen. In het algemeen heeft de Roemeense maatschappij weinig begrip voor de slachtoffers van mensenhandel. Van hen wordt gezegd dat zij prostituees zijn of dat zij zelf om de mishandelingen en vernederingen hebben gevraagd. De media spelen hierin een belangrijke rol aangezien deze geen duidelijk onderscheid maken tussen prostitutie en seksuele uitbuiting, of tussen illegale migratie en mensenhandel. Er zijn verhalen bekend van scholen en ziekenhuizen die niet wilden meewerken aan reïntegratieprogramma’s van slachtoffers.18 Zo zou een school niet hebben willen samenwerken, omdat het meisje waar het om ging, gezien werd als een slecht voorbeeld voor de rest van de kinderen. Daarnaast is een geval bekend van een slachtoffer dat besmet was geraakt met een seksueel overdraagbare ziekte en geen toegang kreeg tot een bepaald ziekenhuis. Artsen zagen haar ziekte als haar verdiende loon. Stigmatisering en uitsluiting spelen niet alleen een rol op het familieniveau, maar ook in de wijdere gemeenschap.19 Er zijn verhalen bekend van vrouwen die hun familie hebben verteld wat hen is overkomen en dat zij terug willen keren naar Roemenië. Hierop hebben de families aangegeven dat de dochters niet meer welkom zijn.20 Dit fenomeen maakt slachtoffers van mensenhandel kwetsbaar om nogmaals te worden verhandeld: slachtoffers geloven dan vaak dat hun kans van slagen in het leven verkleind wordt wanneer zij in het land van herkomst blijven waar zij worden buitengesloten door de maatschappij. Ook zijn er verhalen bekend van slachtoffers met een dusdanig laag zelfvertrouwen dat zij geloven dat zij voor niets anders geschikt zijn dan voor prostitutie. Ook dit gegeven maakt slachtoffers bijzonder kwetsbaar. De Roemeense overheid erkent dat stigmatisering een probleem is en heeft daarom, in het kader van het Nationale Actieplan, voorstellen ontwikkeld om de families en de directe omgeving van slachtoffers voor te lichten. 21 Onduidelijk is in hoeverre deze voorstellen inmiddels zijn geconcretiseerd. 3.2 Opvangmogelijkheden Tot voor kort werd preventie en hulp aan slachtoffers van mensenhandel in Roemenië gecoördineerd door het ‘National Office for Trafficking Prevention and Victim Monitoring’, als onderdeel van het Ministerie van Administratie en Binnenlandse Zaken. Dit kantoor bestond uit drie recent afgestudeerde academici. Begin januari 2006 is een wet aangenomen op basis waarvan het kantoor de status van agentschap krijgt en wordt uitgebreid naar 50 medewerkers. Ook zullen acht regionale kantoren worden opgezet.
17
Save the Children Romania, ‘Joint East West Research Project on Trafficking in Children for Sexual Purposes in Europe: Romania Report’, oktober 2003. 18 Idem. 19 Adpare, country report Romania. 20 BlinN, ‘Een weg terug?’, juni 2004, p. 15. 21 Idem.
8
Ambtsbericht mensenhandel Roemenië/ juni 2006
Identificatie van slachtoffers In het algemeen worden slachtoffers die terugkeren naar Roemenië bij aankomst op het vliegveld door de politie gehoord en soms naar de afdeling georganiseerde misdaad overgebracht voor verder verhoor. De slachtoffers worden als illegale migranten behandeld, omdat zij in het buitenland zonder geldige papieren zijn opgepakt en derhalve zijn teruggestuurd. Meestal worden de slachtoffers door de autoriteiten niet geïnformeerd over de mogelijkheden van opvang en begeleiding van slachtoffers van mensenhandel. Alleen die personen die in het buitenland als slachtoffer zijn aangemerkt en die om hulp hebben gevraagd, worden na terugkeer als slachtoffer geïdentificeerd en naar het IOM doorverwezen.22 Opvang De IOM speelt in Roemenië een centrale rol in de opvang van slachtoffers van mensenhandel. 23 Bestaande opvangdiensten in Roemenië worden door de IOM en lokale NGO’s gerund. De meeste van deze diensten staan open voor zowel Roemeense als buitenlandse slachtoffers. Het netwerk van opvangcentra in Roemenië, is nog niet volledig operationeel. Begin 2005 waren nog maar twee van de voorgeschreven negen opvangcentra geopend.24 Om deze reden worden slachtoffers van mensenhandel na terugkeer begeleid door het IOM en lokale NGO’s. Wanneer slachtoffers met behulp van het IOM terugkeren, worden zij door vertegenwoordigers van de organisatie op het vliegveld opgewacht. Hierna worden betrokkenen overgebracht naar een ‘safe house’, waar zij in principe zeer korte tijd verblijven. Aangezien vrijwillige terugkeer op legale wijze wordt georganiseerd, is het ministerie van Binnenlandse Zaken van de terugkeer op de hoogte en beschikt het ook over de relevante gegevens.25 Het IOM en het ministerie van Binnenlandse Zaken hebben een ‘Memorandum of Understanding’ (MoU) ondertekend, waardoor de politie altijd betrokken is bij het terugkeerproces van slachtoffers. Dit is voor lokale NGO’s een punt van zorg: er zijn verhalen bekend van slachtoffers die nadat zij de politie hadden geholpen met hun onderzoek, alsnog werden vervolgd op grond van hun verklaringen.26 De rest van de opvangcentra wordt door lokale NGO’s en het IOM gerund en bevindt zich in de hoofdstad Boekarest27 en in de volgende provincies: Timis28, Hunedoara29, Bacau, Arges30. De centra bieden huisvesting, eten, bijstand en beroepstrainingen. In het algemeen is de opvangcapaciteit van de centra te beperkt en zijn de omstandigheden niet optimaal.31 Het centrum in de provincie Arges (stad Pitesti) is het enige opvangcentrum dat lange termijn opvang biedt (tot aan twee jaar). De overige centra bieden korte termijn opvang (variërend van een paar dagen tot twee maanden). Er zijn berichten bekend van slachtoffers die bij terugkeer naar Roemenië geen gebruik hebben gemaakt van de opvangmogelijkheden. Genoemde redenen zijn angst voor stigmatisering,
22
Unicef, UNOCHR,OSCE, ‘Trafficking in Human Beings in South Eastern Europe’, 2003, p. 96. Idem. 24 Unicef, UNOCHR,OSCE, ‘Trafficking in Human Beings in South Eastern Europe’, 2004, p. 273. 25 Idem, p. 96. 26 Unicef, UNOCHR,OSCE, ‘Trafficking in Human Beings in South Eastern Europe’, 2003, p. 39. 27 In Boekarest bevinden zich drie opvangcentra, onder auspiciën van de ngo’s ‘Gavroche’ en ‘ADPARE’ en het IOM. OVSE paper. 28 In Timis bevinden zich drie opvangcentra, onder auspiciën van de ngo’s ‘SCOP’, ‘The Young Generation’, en ‘Mitropolia Banatului’. OVSE paper. 29 In Hunedoar bevindt zich een opvangcentrum onder auspicien van de ngo ‘Conexiuni’. OVSE paper. 30 In Arges bevindt zich een opvangcentrum onder auspiciën van de ngo ‘Reaching Out’. OVSE paper. 31 ICCO, ‘If our skirt is torn,…’, November 2004, p. 31. 23
9
Ambtsbericht mensenhandel Roemenië/ juni 2006
vervolging en represailles van de handelaren. Ook blijkt dat gebrek aan informatie en vertrouwen ook een rol spelen.32 3.3 Risico van represailles Er zijn gevallen bekend van slachtoffers die zijn teruggekeerd naar Roemenië en represailles ondervonden hebben van hun handelaren. Indien de handelaar weet waar het slachtoffer vandaan komt, zal hij het slachtoffer zelfstandig weten te vinden. Dit is een belangrijke reden waarom slachtoffers niet terug willen naar hun geboortestreek of voormalige woonplaats.33 Daarnaast zijn verhalen bekend van lokale politieautoriteiten die, in ruil voor geld, handelaren vertellen waar zij de slachtoffers kunnen vinden. Handelaren hebben verschillende redenen om hun slachtoffer te willen traceren. De eerste is om het slachtoffer te mishandelen. Dit gebeurt dan niet alleen om wraak te nemen op betrokkene, maar werkt ook als signaal naar anderen die spelen met de gedachten te ontsnappen aan de handelaren. In sommige gevallen hebben de mishandelingen geleid tot ernstige verwondingen en zelfs tot de dood.34 Zo is een verhaal bekend van een vrouw die na terugkeer naar haar geboortestad, door een groep mannen mee naar het bos is genomen. Daar werd zij in brand gestoken en achtergelaten. Zij heeft dit ternauwernood overleefd en is voor de rest van haar leven gehandicapt.35 Een tweede reden om het slachtoffer na ontsnapping te willen traceren, is om druk uit te oefenen zodat betrokkene niet met de justitiële autoriteiten gaat samenwerken.36 Volgens één bron is de overheid in veel gevallen in principe niet bereid of bij machte deze slachtoffers bescherming te bieden.37 Tenslotte zijn ook verhalen bekend van slachtoffers die door (hun) handelaren worden opgespoord met als doel hen nogmaals te verhandelen. In Roemenië bestaat geen goed functionerend monitoringsmechanisme, om deze reden zijn er geen betrouwbare statistieken over mensenhandel beschikbaar, en is het moeilijk om in een specifiek geval de kans op herverhandeling in te schatten. Volgens één bron slaagt 16% van de slachtoffers er niet in om te reïntegreren, van hen wordt dan ook vermoed dat zij nogmaals worden verhandeld.38
32
Idem, p. 32. BlinN, ‘Een weg terug?’, juni 2004, p. 69. 34 Idem. 35 BlinN, ‘Een weg terug?’, juni 2004, p. 55. 36 Idem. 37 Adpare, Country Report on Romania. 38 Regional Clearing Point Country Report, Romania, 2002, p. 102. 33
10
Ambtsbericht mensenhandel Roemenië/ juni 2006
Bijlage: Landkaart van Roemenië
11
Ambtsbericht mensenhandel Roemenië/ juni 2006
Literatuurlijst Rapporten BliN, ‘Een weg terug?’, junni 2004. ICCO, ‘If our skort is torn…’, 2004. Regional Clearing Point, ‘Country Report Romania’, Save the Children Romania, ‘Joint East West Research Project on Trafficking in Children for Sexual Purposes in Europe: Romania Report’, 2003. SECI, ‘Report on Human Trafficking en Migrant Smuggling’, 2005. Unicef, UNOCHR, OSCE, ‘Trafficking in Human Beings in South Eastern Europe’, 2003. Unicef, UNOCHR, OSCE, ‘Trafficking in Human Beings in South Eastern Europe’, 2004. US Department of State, ‘Trafficking in Human Beings Report’, 2004. US Department of State, ‘Country Report on Human Rights Practices 2004’, 2005. Websites www.unodc.org/unodc/crime_cicp_ signatures_trafficking.html www.ilo.org/ilolex/english/iloquery.html
12